15 minute read

De leerinhoud

Als er een wiel van het transformatierad is waar het schoolteam veel impact op heeft, dan betreft dat de lesinhouden. Toch bestaan ook hier stevige patronen die innovatie afremmen.

Het veilige leerplan

Leerplannen zijn een concretisering van eindtermen en ontwikkelingsdoelen. In Vlaanderen mag elk schoolbestuur een eigen leerplan volgen op voorwaarde dat het goedgekeurd is door de inspectie. In de praktijk zijn het meestal de onderwijskoepels die leerplannen maken en deze ter goedkeuring bij de inspectie indienen. De scholen werken met de goedgekeurde leerplannen van hun koepel. Tijdens een doorlichting gaat de inspectie na of de school de leerplannen realiseert en haar ontwikkelingsdoelen nastreeft.

Schoolbesturen hebben alle vrijheid bij het ontwerpen van hun pedagogisch project. De manier waarop een school haar leerplannen vertaalt naar lesinhouden is bijgevolg geen thema van de inspectie. De inspectie focust zich op het referentiekader voor onderwijskwaliteit (OK) en gaat daarover in gesprek met de school. Vaak nog verbergen scholen zich achter de leerplannen om noodzakelijke veranderingen niet op te starten.

Is kennisopname nog nodig?

Toen de boekdrukkunst nog niet was uitgevonden, was mondelinge overdracht de voornaamste manier om kennis op te doen. Daardoor bleven veel mensen van kennis verstoken. Via het boek kon deze kennis gemakkelijker verspreid worden. In het onderwijs zorgden leraren en handboeken zo voor veel kennisoverdracht. Door de onderwijsplicht konden veel kinderen van deze kennis genieten. Dit heeft voor heel veel ontwikkeling en welvaart gezorgd. De overdracht van kennis van leraar naar leerling is sindsdien de standaard geworden. Door de opkomst van internet is heel veel kennis voor iedereen beschikbaar. Dat betekent dat er voldoende alternatieve manieren zijn om kennis te verwerven en dat de leraar niet langer het monopolie heeft.

Het risico bestaat dat we naar de andere kant doorslaan en beweren dat kennisopname niet meer belangrijk is. Waarom zou je nog kennis verwerven als je alles in een paar seconden kunt opzoeken? Als we dit extreem doortrekken, doet een leerling helemaal geen kennis meer op, vindt hij alles op zijn smartphone en vergeet het daarna even snel. Stel dat hij op een gegeven ogenblik met een probleem geconfronteerd wordt dat enige creativiteit vergt, dan zal hij het niet kunnen oplossen. Er is immers niets aanwezig in zijn brein dat hem daarbij kan helpen. Zijn tablet zal ook niet in staat zijn om hem van ideeën te voorzien. Nieuwe ideeën ontstaan vaak doordat er in onze hersenen een stukje kennis samensmelt met iets wat we erbuiten waarnemen. Als er in ons brein niets is, wordt er ook geen idee geboren. Door zijn kennis toe te vertrouwen aan zijn telefoon zal de leerling niet alleen zijn creativiteit fnuiken, hij zal ook heel beperkt door het leven gaan. Het is dus belangrijk dat leerlingen over een brede basiskennis beschikken en dat ze vaardig worden om hiermee nieuwe kennis op te bouwen.

Onbalans tussen kennis en vaardigheden

In het verleden hebben scholen voornamelijk ingezet op de overdracht van kennis en te weinig op het verwerven van vaardigheden. Vaardigheden zijn nochtans cruciaal om in leven en werk gelukkig te kunnen zijn. Alle directies en leraren zijn zich daarvan bewust. Het is echter niet eenvoudig om al die vaardigheden nog eens toe te voegen aan een reeds overvol programma. Bovendien groeit de hoeveelheid kennis dagelijks. Zo wordt er in wetenschappen zoals fysica, biologie en chemie elke dag kennis toegevoegd. Ook de technologische revolutie zorgt voor veel nieuwe kennis. In elk vakgebied is er evolutie en zijn er nieuwe ontdekkingen. Als een leraar hierin wil volgen, wordt het pakket leerstof dat hij elk jaar dient te geven steeds groter. En als hij de recente ontwikkelingen in zijn vakgebied

niet doceert, bewijst hij zijn leerlingen een slechte dienst. Het klassieke systeem kan deze extra leerstof niet langer absorberen. Een school zal moeten kijken op welke manier haar leerlingen de leerstof slimmer en efficiënter verwerven.

De provocatiemethode

Soms moet je, om out-of-the-box te denken, durven provoceren. Zo kom je op ideeën die nog geen draagvlak hebben, die technisch nog niet mogelijk zijn of die onhaalbaar zijn. Als je die ideeën echter terugdenkt, dan kun je haalbare alternatieven bedenken. Laat ons dat eens toepassen op de leerinhoud. Stel dat er vanaf volgend schooljaar geen handboeken meer zouden zijn of dat leraren niet meer terug kunnen vallen op een methode? Voor veel leraren is dat een ware nachtmerrie. Welke alternatieven kun je vanuit deze provocatie bedenken?

Handboeken en methode

PROVOCATIE

TERUGDENKEN Handboeken en methode afgeschaft

PATROON

DE RAND VAN DE BOX

Basispakket en keuzepallet

Stel dat een school haar leerplannen eens goed bestudeert en daar de lesinhouden opnieuw van afleidt. Zonder de leerplannen ter discussie te stellen, kan ze kritisch kijken welke kennis ze over wil houden en welke nieuwe kennis er nodig is. Door het steeds maar denken dat het volledige curriculum van de uitgeverij gevolgd moet

worden – omdat de perceptie leeft dat ze daardoor voldoen aan de leerplannen – zitten veel leraren continu in tijdnood. Het lesmateriaal samen met de vakcollega’s eens grondig uitpluizen, kan de gebruikte methode strippen tot de essentie, waardoor tijd vrijkomt voor extra vaardigheidstraining of differentiatie. Het is verstandig om bij dat proces ook leerlingen en oud-leerlingen te betrekken. Hierbij kun je zeker heel wat weerstand verwachten. Veel leraren zijn bang dat de kwaliteit van het onderwijs nu al achteruitgaat, laat staan dat het leervolume ook nog eens wordt gereduceerd. Het is belangrijk dat ze inzien dat er niet wordt afgebouwd, dat het nieuwe lesprogramma ervoor gaat zorgen dat leerlingen juist meer zullen weten. Dat er ruimte gemaakt wordt zodat er voldoende tijd is om kennis echt te verwerven, dat jongeren hierdoor meer inzicht zullen verwerven en de leerstof later ook kunnen toepassen. Het is een valkuil om zodanig veel leerstof mee te geven dat ze oppervlakkig blijft of snel vergeten raakt. Om de brede basiskennis vast te leggen die iedereen nodig heeft, moet een school duidelijke keuzes maken wat ze wil overhouden en wat ze wil toevoegen. Als ze kan aantonen dat deze aanpak bijdraagt tot een betere realisatie van de leerplannen dan zal de onderwijsinspectie dat positief evalueren.

Naast deze algemene kennis zijn er nog specifieke kennisgebieden die verschillen van leerling tot leerling en die afhankelijk zijn van zijn interesses en talenten. Een leerling kan zo zelf een deel van zijn leermenu samenstellen. Op die manier beschikt hij over een basispakket algemene kennis en een keuzepallet.

Niet afstoffen maar ontstoffen

Het gevaar bestaat dat leraren de lesinhouden oppoetsen en dat er in wezen niet veel verandert. Maar wie dit grondig aanpakt, zal wellicht niet meer werken met de standaard lesboeken. In een

school die zich transformeert, worden de leraren weer eigenaar van hun leerinhouden. Aangezien er intussen veel platformen zijn waar lesinhouden worden gedeeld, hoeft een leraar het wiel niet elke keer opnieuw uit te vinden. Ook uitgeverijen kunnen hierbij een belangrijke rol spelen door in de toekomst hun aanbod aanpasbaar te maken, zodat leraren materiaal kunnen toevoegen, weglaten en verschuiven volgens hun eigen behoeften. Op die manier kunnen ze blijven terugvallen op de sterke basis die uitgeverijen bieden.

Uitgeverijen zullen in de toekomst meer en meer modulair gaan werken. Zo is er het capisj-platform. Leraren kiezen zelf de modules die ze willen gebruiken en passen de inhoud aan zodat die voldoet aan de behoeften van hun leerlingen. Omdat ze overbodige hoofdstukken en lessen kunnen weglaten, wordt de prijs per leerling lager. Uitgeverijen bieden niet voor alle vakken en richtingen lesmateriaal aan, zodat leraren toch nog aangewezen zijn op eigen cursusmateriaal. Omdat lesmateriaal delen nog niet in hun genen zit, vinden leraren op verschillende scholen vaak het warm water opnieuw uit. Capisj brengt hier verandering in door het ontwikkelen van digitaal cursusmateriaal sterk te vereenvoudigen en door het mogelijk te maken elkaars lesmateriaal eenvoudig aan te passen aan de eigen behoeften. Omdat aangepaste materialen opnieuw gedeeld worden met de community, ontstaat na een tijd een educatieve wikipedia-omgeving. Een schoolteam dat haar leerplannen tegen het licht houdt en een nieuwe vertaling van de leerplannen maakt, kan zo een beroep doen op een community van lesmateriaalontwikkelaars. Met de gevalideerde bouwsteentjes en haar eigen knowhow kan ze in lijn met de leerplannen haar eigen lesprogramma samenstellen.

Een school moet kiezen welke kennis elke leerling dient te verwerven en welke niet. Bijvoorbeeld door leerstof die leerlingen jaarlijks van buiten leren en waarvan iedereen weet dat ze die later nooit zullen gaan toepassen uit de leerinhouden te halen.

Wie de leerlingen feiten, jaartallen en namen uit het hoofd laat leren, schiet zijn doel voorbij. Zo krijgen ze geen inzicht in de wereld om hen heen. Natuurlijk moeten ze nog altijd gebeurtenissen bestuderen, maar eerder met de bedoeling om te begrijpen wat er is gebeurd en waarom. Als de leraar er ook nog eens mooie verhalen over kan vertellen, is de les interessant en onthouden de leerlingen de gebeurtenissen ook beter. Als hij parallellen kan trekken met wat er momenteel in de wereld gebeurt en welke lessen de maatschappij eruit kan trekken, beseffen leerlingen wat ze met deze kennis kunnen doen.

Vaardigheden als motor

Doordat het lesgeven nog voornamelijk frontaal plaatsvindt, krijgen leerlingen te weinig kansen om hun vaardigheden in te zetten. Ook al zijn er groepstaken, toch wordt de meeste kennis nog steeds van leraar naar leerling overgedragen. De leerling moet deze leerstof op een bepaald moment memoriseren en tijdens een toets of examen reproduceren. Als een groot deel van de uit het hoofd geleerde kennis nadien verloren gaat, blijft er te weinig hangen en hebben de leerlingen ondertussen belangrijke vaardigheden niet verworven. Door vaardigheden te zien als een motor om kennis te verwerven, spring je efficiënter met de leertijd om. Vlaamse scholen moeten rekening houden met de nieuwe eindtermen waarin veel nieuwe vaardigheden staan. Vaak wordt de term ‘eenentwintigste-eeuwse vaardigheden’ gehanteerd. Leerlingen bereiden zich immers voor op jobs die nu nog niet bestaan. Als ze over deze vaardigheden beschikken, kunnen ze op elk moment zelf hun weg zoeken. In Nederland hebben Kennisnet en het Nationaal Expertisecentrum leerplanontwikkeling (SLO) een model ontwikkeld met elf vaardigheden die leerlingen in hun latere leven nodig hebben:

• Informatievaardigheden • Mediawijsheid • Computational thinking • Kritisch denken • Probleem oplossen • ICT-basisvaardigheden • Samenwerken • Sociale en culturele vaardigheden • Communicatie • Zelfregulatie • Creatief denken

Meer uitleg vind je op www.kennisnet.nl/artikel/6648/alles-watu-moet-weten-over-21e-eeuwse-vaardigheden/ met daarbij ook interviews waarin ervaringsdeskundigen uitleggen wat de vaardigheden inhouden en waarom het belangrijk is dat leerlingen ze verwerven.

Eigenlijk is het misdadig als we vandaag de dag onze jongeren deze vaardigheden op school niet meegeven. Ze komen later in een jungle terecht zonder levensbelangrijke gereedschappen.

ESBZ school te Berlijn werkt vanuit globale doelstellingen met de vier pijlers uit Learning: The Treasure Within, het rapport van de internationale commissie voor onderwijs in de eenentwintigste eeuw: • leren om te zijn; • leren om te weten; • leren om te doen; • leren om samen te leven. Alle leerstof wordt aan deze vier pijlers opgehangen. Leren om te zijn krijgen de leerlingen onder andere door ‘tutor talks’ waarbij de leerling

een een-op-eenrelatie heeft met zijn coach en directe feedback krijgt over kennis, vaardigheden en houding. Leren om te weten vindt plaats in ‘learning spaces’ waar leerlingen over wiskunde, Engels, natuur en maatschappij leren. Op bepaalde momenten worden klassen door elkaar gemengd en kiezen leerlingen zelf wat ze doen. Via workshops en ‘challenge based learning’, leren ze samenwerken en projecten realiseren. Elke week houden ze een ‘classcouncil’ en zijn er bijeenkomsten met het hele schoolteam waar leerlingen of leraren elkaar prijzen of een toespraak houden. Leerlingen nemen ook verantwoordelijkheid voor een zelf te kiezen sociaal project. Zo leren ze ook samenleven.

Robotproof onderwijs

Carl Frey en Michael Osborne maakten in The future of employment – how susceptible are jobs to computerization een lijst met bedreigde beroepen. Daarin krijgen jobs die een zeer grote kans hebben om te verdwijnen een 1-score en die met een kleine kans een 0-score. Zo zijn taxichauffeurs (0,89) en accountants (0,93) in groot gevaar, schrijvers (0,03) en chefkoks (0,10) mogen gerust zijn. Een dergelijke evolutie heeft tot gevolg dat veel mensen zich in de toekomst zullen moeten omscholen.

In de publicatie De robot de baas heeft Casper Thomas het over onderwijs in de robotsamenleving. De hypothese is dat arbeid op grote schaal vervangen zal worden door machines, waarbij iedereen zijn job kan verliezen. Dat geldt ook voor hoogopgeleiden, want hun diploma maakt hen niet langer onmisbaar omdat een robot op termijn ook niet-routiniseerbaar werk zal kunnen doen en sterker wordt in het vermogen om te analyseren en te denken. Toch worstelen robots nog met heel wat obstakels zoals werk dat creativiteit vergt, het bedenken van nieuwe ideeën, sociale interactie en empathie. In deze gebieden kan de mens het verschil maken. Stel dat we onderwijs puur als voorbereiding op arbeid zouden beschouwen, dan moe-

ten we jongeren opleiden in vaardigheden die computers nog niet hebben. De man-machine interface wordt krachtiger dan de slimste mens of de meest intelligente robot. Daarbij doet de mens ook taken of neemt hij beslissingen die we om ethische reden niet aan robots willen overlaten.

Het is moeilijk in te schatten welke vaardigheden in de toekomst nodig zijn omdat niet duidelijk is waar de grenzen liggen van robot en mens. De volgende vaardigheden zijn vandaag het best mogelijke antwoord: • design, marketing en onderhandelingsvaardigheden; • creativiteit, menselijke interactie, empathie en sociale vaardigheden; • vaardigheden om in te spelen op verandering; • metavaardigheden (manieren om situaties, vraagstukken en problemen tegemoet te treden); • niet-cognitieve vaardigheden: discipline, veerkracht, doorzettingsvermogen; • vermogen om nieuwe problemen op te kunnen lossen; • informatie naar je toe kunnen trekken en verbanden kunnen leggen; • sociale wetenschappen, geesteswetenschappen en kunsten.

Steam

Als je het bovenstaande leest, zou je kunnen denken: als robots dan toch zo slim worden, moeten we dan nog wel inzetten op vaardigheden als STEM (Science Technology Engineering Mathematics)? Binnenkort print en programmeert de robot zichzelf en hebben we die vaardigheden misschien niet meer nodig? Toch wel. Zeker als we er de A van Art aan toe voegen. STEM biedt heel wat mogelijkheden om het leren boeiend te maken en om juist die vaardigheden te verwerven waar de robot het lastig mee heeft. Kunst kan zorgen voor

heel wat creativiteitsontwikkeling. Doordat leerlingen mooie dingen kunnen creëren en daar ook wiskunde en engineering voor nodig hebben, leggen ze verbanden tussen kunst en wetenschap en dat vergroot de kans dat ze zich er verder in verdiepen.

Het is juist de wisselwerking die belangrijk is: wiskunde en engineering hebben een interne structuur en logica, kunst kan de aantrekkingspool zijn waardoor de benodigde wiskunde niet meer zo abstract is. Doordat leerlingen praktisch bezig zijn, op ontdekkingstocht gaan, een onderzoekende houding aannemen en snel leren van hun fouten, kunnen ze heel gemotiveerd raken en zien ze ook waarvoor die wetenschappelijke achtergrond dient. De leraar kan hierbij natuurlijk niet achterblijven. Hij kan heel veel leren van zijn leerlingen.

Bij CoderDojo leer je alles over programmeren: van websites, games, apps tot robots. Via Arduino, een open source elektronisch platform kunnen leerlingen met eenvoudige hard- en software innovatieve projecten uitvoeren of zelf apparaten bouwen. Met Scratch kunnen leerlingen hun eigen interactieve verhalen, spelletjes en animaties programmeren en hun creaties delen in een online gemeenschap. CoderDojo wordt gratis verzorgd door vrijwilligers en is toegankelijk voor jongeren tussen 7 en 18 jaar. Maar ook leraren krijgen er de kans om in een veilige omgeving te experimenteren met STEAM. Een leraar kan naar een Dojo gaan en er zijn eigen project uitvoeren of samen met leerlingen een oefening maken (meer informatie op coderdojobelgium.be of coderdojo.nl).

Scholen mogen het belang van technische vaardigheden en programmeren dan ook weer niet overschatten. Het gaat minder over de programmeervaardigheden op machineniveau en meer over de vaardigheden op menselijk vlak die kinderen nodig hebben tijdens

het programmeren: een ‘taal’ waarmee leerlingen analytisch, logisch, creatief leren denken en ruimtelijk inzicht verwerven.

Bildung

Het zou helemaal verkeerd zijn als onderwijs alleen maar zou voorbereiden op het bedrijfsleven. Onderwijs is ook vorming en gaat even goed over het leven als over het leren. In het Duits hebben ze daar het woord Bildung voor: het breed vormen van de gehele persoon. Het gaat hierbij over het ontwikkelen van waarden en normen, verantwoordelijkheid en actief burgerschap. Door het verwerven van denkvaardigheden, een levensbeschouwelijke visie en persoonlijkheid kunnen leerlingen later gemakkelijker omgaan met verandering en diversiteit. Daarbij is het belangrijk dat de jongere steeds in relatie staat tot andere mensen. Dat hij zijn levensbeschouwelijke visie laat groeien samen met de visie van anderen. Op die manier vormt het onderwijs complete mensen die continu op zoek zijn naar zelfontplooiing. Dat betekent ook dat de school niet alle ruimte zelf invult en de leerling ook tijd geeft voor nieuwsgierigheid, verwondering, reflectie en filosofie.

Elke school moet voor zichzelf uitmaken welke kennis, vaardigheden en attitudes ze aan haar leerlingen wil meegeven. Het minimum voor Vlaamse scholen is wat in de eindtermen en einddoelen staat; daarnaast kan de school haar eigen accenten leggen. Leraren kunnen dus nadenken over de manier waarop ze het leerplan kwaliteitsvol realiseren. Hoe ze dat doen, laat de overheid over aan de scholen. Leerlingen de nodige kennis, vaardigheden en attitudes laten verwerven, is een bijna onmogelijke opgave in het traditionele systeem. Er zouden steeds meer vakken moeten bij gecreëerd worden. Een changemaker zal daarentegen moeten sleutelen aan meerdere elementen van het transformatierad, te beginnen met de manier waarop

de leerlingen de leerstof verwerven. Voor wie zich daar verder wil in verdiepen: https://www.edunext.be/transformatierad

‘Als je leerlingen met ADHD in je klas hebt, heb je grote kans op veel vrolijkheid, enthousiasme voor alles wat nieuw is, dwaze invallen en gevatte opmerkingen. Als je het gedrag van deze leerling in goede banen kunt leiden door een warme relatie met deze leerlingen aan te gaan en hen te ondersteunen door een gestructureerde context neer te zetten en te zorgen voor een goed geplande dag, kunnen jullie samen een geweldig schooljaar hebben!’

— Anton Horeweg

ADHD in de klas — Praktische gids voor leraren Anton Horeweg

€ 25,99 | paperback | mei 2021 | 200 pp. | isbn 978 94 014 7784 0 Bestellen? Ga naar www.lannoocampus.be

This article is from: