
3 minute read
De cacao-oorlog
from Trend 3 | 2023
Eind jaren tachtig daalde de prijs van de cacao op de wereldmarkt en raakte de grootste producent van kwaliteitsbonen, het Afrikaanse Ivoorkust, in enorme financiële problemen. Om de daling een halt toe te roepen, besloot de president tot een embargo: er zou geen boon nog de haven van Abidjan verlaten, voor de prijsommekeer een feit was. Het draaide echter anders uit.
Cacao is een luxeproduct. In het westen zullen we niet verhongeren zonder chocolade maar we willen het graag drinken en eten en dus zijn we bereid er goed voor te betalen. Dat leek decennialang zo te zijn. Het inkoopbureau van de overheid kon de zelfstandige boeren in Ivoorkust een gegarandeerde prijs geven van acht (Franse) franc per kilo. De wereldmarktprijs lag ruim boven de tien en zo kon zowel de douane als de president zelf nog een stukje afsnoepen. Maar de productie per land steeg en er kwamen ook nieuwe landen bij. Maleisië bracht weliswaar een veel mindere kwaliteit cacao op de markt maar zorgde er wel voor dat het woord ‘overproductie’ boven die markt kwam te hangen.
Advertisement
Prijsgarantie
Felix Houphouët-Boigny regeerde al sinds de onafhankelijkheid over Ivoorkust, vanuit een groot paleis aan een meer, dat aan de overkant uitkeek op het paleis van zijn van hem vervreemde echtgenote Therèse. Abidjan was een hoofdstad vol wolkenkrabbers. Ogenschijnlijk was de vroegere Franse kolonie een voorbeeld van stabiliteit en welvaart, op een continent vol burgeroorlog en armoede, in werkelijkheid zat het tot over zijn oren in de schuld en was het op een gevaarlijke wijze afhankelijk van één product: de cacao. De torenflats waren glazen luchtkastelen, en als de prijs van de cacao niet snel steeg, was het land failliet. Het IMF verlangde van de president dat hij de prijs die de boeren kregen zou verlagen, maar de populariteit van Felix Houphouët-Boigny was gebouwd op zijn prijsgarantie. Als de markt niet wilde luisteren, dan moest ze maar voelen. In 1988 verordonneerde hij dat er niets meer zou worden geëxporteerd, tot er iets veranderde. De silo’s vulden zich, de schepen bleven voor anker. Niets bewoog nog, behalve de wereldmarktprijs: die daalde verder.
Rottende bonen
Paniek ontstond er wel in de Franse hoofdstad. Niemand zat daar te wachten op een failliet land, dat nog wel het hart vormde van Frans-Afrika en de tolunie tussen Parijs en tal van hoofdsteden. Snode plannen ontstonden er eveneens – in de hoofden van enkele wereldwijde cacaohandelaren, met name dat van Derek Chambers van het Amerikaanse Phibro en Serge Varsano, van het Franse Sucden. De laatste reageerde als eerste. Varsano besefte dat de bonen op den duur zouden gaan rotten en dus onverkoopbaar worden en bood aan ze niet alleen te kopen maar ook gekoeld te stockeren in de haven van Amsterdam, desnoods twee jaar lang. De president ging akkoord en Sucden kon aankondigen dat het de deal van de eeuw had gemaakt: 400.000 ton cacao in één keer, tweederde van de hele Ivoriaanse oogst. De deal werd gefinancierd door de Franse staat, die op een slinkse wijze vierhonderd miljoen Frank ervoor vrijmaakte. De tussenpersoon was Jean-Christophe Mitterand, zoon van de gelijknamige Franse president. Zo had iedereen zijn zin: Parijs voorkwam politieke onrust in zijn Afrikaanse achtertuin, Ivoorkust had weer geld en kon de boeren blijven betalen en de lachende derde was de CEO van Sucden. in de steel zat. De prijs kon weer omlaag. Sterker nog: er ontstond een koortsachtige speculatie in termijncontracten waarbij iedereen a la baise ofwel short ging. In 1989 ging het allang niet meer om Ivoorkust zelf, noch om de werkelijke behoeften van de markt maar om de vraag wie als grootste uit deze titanenstrijd zou komen: het Amerikaanse Phibro of het Franse Sucden. Felix Houphouët-Boigny veranderde van hoofdrolspeler in speelbal en de Franse staat moest het afleggen tegen een Amerikaanse multinational. Jean-Christophe Mitterand bleek niet veel meer te zijn dan ‘de zoon van’, een machteloze adviseur die van de Afrikanen al snel de minachtende bijnaam ‘Papa-ma-dit’ kreeg, ofwel ‘Papa-heeft-me-gezegd’. Ivoorkust dacht met een embargo zijn tijgertanden te kunnen laten zien, twee jaar na de aankondiging bleek het land een papieren tijger. Het fiasco luide de nadagen van het bewind van de oude president in. In de jaren negentig verzonk Ivoorkust in chaos en burgeroorlog.

Conclusies
‘Papa-heeft-me-gezegd’
Maar het plan dat in theorie zo onfeilbaar had geleken, bleek niet te werken. Even steeg de prijs, waarop de Ivorianen hebzuchtig werden en – tegen de afspraak in – zelf 60.000 ton verkochten. Daarop was de illusie van een cacaotekort doorprikt. De handelaren wisten nu hoe de vork werkelijk
Drie Franse journalisten vertellen de geschiedenis van de Cacao-oorlog als een spannend en informatief verhaal, maar ze trekken ook conclusies. Wie profiteerde er van die lage en af en toe hoge prijzen? Niet de cacaoboeren, die op zijn best hun gegarandeerde prijs hadden. Niet de consument in de westerse landen, die dezelfde winkelprijs betaalde en bovendien steeds vaker Maleisische cacao van slechtere kwaliteit kreeg voorgeschoteld. Enkel de handelaren en verwerkers en vooral diegenen die wisten te jongleren met termijncontracten. Het is die speculatie die inherent is aan de termijnhandel die de prijsschommelingen en onrust veroorzaakt, schrijven zij, veel meer dan de schommeling in vraag en aanbod, want die wordt grotendeels opgevangen door de voorraden. Met evenveel recht had dit boek daarom De eerste cacaco-oorlog mogen heten, want de kans is groot dat we er tijdens ons leven nog zo een zullen gaan meemaken. En tegelijk is dit verhaal over cacao heel verhelderend over de handel in andere grondstoffen, zoals graan, thee en koffie. Willen we genieten van een faire prijs voor onze thee, koffie en chocolade, dan zullen we onze pijlen ook moeten gaan richten op de macht van de multinaionals en vooral op de windhandel die zij creëren tussen vraag en aanbod.
