Pit spelling - groep 7 - handleiding - blok 1

Page 1

Spelling

Groep 7

Blok

Groep 7  Blok 1 Handleiding

1

Handleiding 9 789006 414257

Covers Spelling_handleiding_groep 7 blok 1.indd All Pages

19/04/2022 16:11


Spelling

Handleiding • Groep 7 • Blok 1

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 1

19/04/2022 16:07


Pictoʼs Deze opdracht doe je als je tijd hebt. Deze opdracht doe je alleen. Deze opdracht doe je samen. Deze opdracht doe je in een groepje. Deze opdracht doe je met de hele klas. Dit is een bewegingsopdracht. Deze opdracht schrijf je op een blaadje.

Knipstrategie Luisterstrategie Onthoudstrategie Ook-zo-strategie Regelstrategie Werkwoord

2

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 2

19/04/2022 16:07


Blok 1 Differentiatie

Cheeta-opdracht De cheeta-opdracht is een extra opdracht aan het eind van elke les, in te zetten als tempodifferentiatie.

Herhalen en toepassen Leerwerkschrift

Spel 1 De leerlingen oefenen de schrijfwijze door bij een woord langere woorden te bedenken waar dat woord in staat. Hierbij controleren ze elkaars werk. Spel 2 Elke leerling bedenkt met twee woorden een zin. De volgende zin met nieuwe woorden moet steeds aansluiten bij de voorafgaande zin. Zo wordt de betekenis en de schrijfwijze op creatieve wijze geoefend. Spel 3 Bij het bedenken van zes zinnen, waarbij steeds twee of drie woorden met dezelfde letter beginnen, oefenen de leerlingen de betekenis en schrijfwijze. Laat de blaadjes inleveren om na te kijken.

Leerwerkschrift Maat

Spel 1 De leerlingen oefenen met de spellingscategorie door bestaande woorden te maken vanuit losse lettergrepen. Via het spel kijken ze elkaars werk na. Laat daarom een spellingsterke leerling spelleider zijn! Spel 2 De leerlingen oefenen met de betekenis en de schrijfwijze van woorden door het maken van zinnen. Ze controleren elkaars werk, maar kijk dit ook zelf even na. Spel 3 Bij het bedenken van vijf zinnen, waarbij steeds twee woorden met dezelfde letter beginnen, oefenen de leerlingen de betekenis en schrijfwijze. Laat de leerwerkschriften inleveren om na te kijken.

Pluswerk Woordpakket 1

De leerling oefent met de schrijfwijze en de betekenis van werkwoorden en werkwoordvormen via opdrachten die eigen inbreng vragen. Bij opdracht 1 gebeurt dit door steeds met één werkwoordvorm twee verschillende zinnen te bedenken. In opdracht 2 plaatst de leerling gegeven werkwoordvormen in de goede kolom en bedenkt er zelf nog passende woorden bij. In opdracht 3 maakt hij een gedicht, waarbij de werkwoorden tevens de rijmwoorden zijn.

Woordpakket 2

In opdracht 1 zoekt de leerling rijmwoorden bij een woord met au(w) of ou(w) en ontdekt dat hierbij ook woorden met de andere au(w) of ou(w) kunnen. Opdracht 2 vraagt analyse en synthese, waarbij de leerling een woord van boven naar beneden schrijft en bij elke letter een woord met au(w) of ou(w) bedenkt. Bij opdracht 3 maakt hij een stapelgedicht met woorden met au(w) of ou(w), een vorm van creatief schrijven.

Woordpakket 3

In opdracht 1 maakt de leerling via een woordspin samenstellingen met th. Bij opdracht 2 bedenkt hij woorden waar zowel th als t in voorkomen. De betekenis wordt geoefend door het maken van zinnen. En in opdracht 3 bedenkt hij woorden met zowel th als ee, aa of oo. Dit kunnen woordpakketwoorden of nieuwe woorden zijn.

Woordpakket 4

Bij opdracht 1 zoekt de leerling in een puzzel woorden eindigend op de letter b. De letters in de puzzel moeten met elkaar verbonden zijn. In opdracht 2 bedenkt hij bij de letters ab, eb, ib, ob en ub woorden met een of meer lettergrepen. De laatste opdracht betreft het maken van een stapelgedicht met woorden eindigend op een b. Bij deze pittige opdracht is rijmen niet noodzakelijk.

Mijn Pakket Voor elk woordpakket kunnen leerlingen extra oefenen. De leerling oefent op eigen niveau, afhankelijk van de resultaten. Zie de handleiding Leerlingsoftware in de cockpit onder ‘jaaroverzicht’.

3

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 3

19/04/2022 16:07


Wp1

Les 1

Werkwoordspelling

Lesdoel

Lesvoorbereiding

Materiaal

• De leerling herhaalt de persoonsvorm tegenwoordige tijd.

• Bekijk woordpakket 1. • Zet les 1 klaar op het digibord. • Combinatiegroep: print de instaples bij deze les. • Preteaching: zie de aanwijzingen bij Extra instructie.

• • • •

Woordpakket 1

woordenboekvorm

De persoonsvorm tegenwoordige tijd (herhaling)

Werkwoordspelling

Les 1

Een werkwoord (ww) vertelt wat iets of iemand doet. Een werkwoord heeft verschillende vormen: • De woordenboekvorm is het werkwoord zoals het in het woordenboek staat. • De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord in een zin die bij iets of iemand hoort.

• Ik herhaal de persoonsvorm tegenwoordige tijd.

-> pv ->

tt

pv ev

pv mv

• stam -> ik-vorm

• wij-vorm

• jij-vorm

• jullie-vorm

• hij/zij-vorm

• zij-vorm (mv)

De ik/jij/hij/zij-vorm noem je de persoonsvorm enkelvoud (pv ev), omdat het onderwerp dat erbij hoort, één ding of één persoon is. De wij/jullie/zij-vorm noem je de persoonsvorm meervoud (pv mv), omdat het onderwerp dat erbij hoort, meer dan één is (dingen en/of personen). Schrijfaanwijzing persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (pv tt ev) Kijk altijd eerst naar de stam: de woordenboekvorm zoals je hem hoort zonder /un/. Van de stam maak je de ik-vorm volgens de gewone schrijfaanwijzingen. De persoonsvorm jij/hij/zij-vorm tegenwoordige tijd schrijf je als de ik-vorm + t.

Voorbeeld:

Werkwoorden werken ik werk jij werkt hij/zij werkt wij/jullie/zij werken

plakken ik plak jij plakt hij/zij plakt wij/jullie/zij plakken

toveren ik tover jij tovert hij/zij tovert wij/jullie/zij toveren

raden ik raad jij raadt hij/zij raadt wij/jullie/zij raden

snurken ik snurk jij snurkt hij/zij snurkt wij/jullie/zij snurken

knikken ik knik jij knikt hij/zij knikt wij/jullie/zij knikken

stotteren ik stotter jij stottert hij/zij stottert wij/jullie/zij stotteren

schelden ik scheld jij scheldt hij/zij scheldt wij/jullie/zij schelden

roeren ik roer jij roert hij/zij roert wij/jullie/zij roeren

rennen ik ren jij rent hij/zij rent wij/jullie/zij rennen

glijden ik glijd jij glijdt hij/zij glijdt wij/jullie/zij glijden

worden ik word jij wordt hij/zij wordt wij/jullie/zij worden

wonen ik woon jij woont hij/zij woont wij/jullie/zij wonen

staren ik staar jij staart hij/zij staart wij/jullie/zij staren

rijden ik rijd jij rijdt hij/zij rijdt wij/jullie/zij rijden

bidden ik bid jij bidt hij/zij bidt wij/jullie/zij bidden

bakken ik bak jij bakt hij/zij bakt wij/jullie/zij bakken

storen ik stoor jij stoort hij/zij stoort wij/jullie/zij storen

snijden ik snijd jij snijdt hij/zij snijdt wij/jullie/zij snijden

redden ik red jij redt hij/zij redt wij/jullie/zij redden

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 4

Bekijk samen het woordpakket en de schrijfaanwijzing.

2

Wat is de persoonsvorm? 1 Leerling 1: lees zin a voor. Maak er twee losse zinnen van. Schrijf de twee losse zinnen op. Let op: je houdt het voegwoord over. Doe de vraagproef met de eerste losse zin. Zeg wat de persoonsvorm is. 2 Leerling 2: doe de vraagproef met de tweede losse zin. 3 Schrijf allebei de persoonsvormen op van zin a. 4 Ruil om en doe hetzelfde met zin b en c, maar gebruik voor zin b de getalproef en voor zin c de tijdproef.

persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (pv tt ev)

woordenboekvorm

stam

ik-vorm

jij-vorm

hij/zij-vorm

wonen worden

/woonun/ /wordun/

ik woon ik word

jij woont jij wordt

hij/zij woont hij/zij wordt

Als de stam van het werkwoord eindigt op /d/, schrijf je de ik-vorm dus met een d en de jij/hij/zij-vorm dus met dt! Schrijfaanwijzing persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud (pv tt mv) De persoonsvorm wij/jullie/zij-vorm tegenwoordige tijd schrijf je als de woordenboekvorm.

Voorbeeld:

persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud (pv tt mv)

woordenboekvorm

wij-vorm

jullie-vorm

zij-vorm (mv)

wonen worden

wij wonen wij worden

jullie wonen jullie worden

zij wonen zij worden

Tip! Als je een zin schrijft met meer dan één persoonsvorm (een samengestelde zin), dan weet je soms niet wat de persoonsvorm is. Als je dat niet weet, kun je de werkwoordregels niet toepassen. Wat kun je doen? 1 Maak er in je hoofd twee losse zinnen van. In een zin met één persoonsvorm (een enkelvoudige zin) staan onderwerp en persoonsvorm namelijk altijd naast elkaar! 2 Check wat de persoonsvorm is. Dat kan op drie manieren: 1 Maak een vraag. 2 Verander de tijd van de zin. 3 Verander het onderwerp van de zin.

4

1

digibord leerwerkschrift leerwerkschrift Maat combinatiegroep: printblad Instaples

21/03/2022 15:52

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 5

4

21/03/2022 15:52

Maak er een persoonsvorm enkelvoud van. 1 2 3 4 5

Voorbeeld:

5

Leerling 1: zorg dat je het woordpakket niet ziet. Leerling 2: lees een persoonsvorm meervoud uit het woordpakket voor. Leerling 1: maak er een persoonsvorm enkelvoud van en vul die in. Doe dit met nog drie andere werkwoorden. Ruil om en doe hetzelfde met vier andere werkwoorden.

Meerdere antwoorden mogelijk.

Leert mijn moeder mij cake bakken? Persoonsvorm is leert.

Let wel op dat de persoonsvorm in enkelvoud is ingevuld.

a Mijn moeder leert mij cake bakken, terwijl mijn vader een taart bakt. b Als de postzegels geprint worden, plakken we ze op de envelop. c Mijn buren storen ons nooit, maar ze staren wel naar ons.

5

3

Kijk naar de plaatjes. Meerdere antwoorden mogelijk. Maak zinnen met een werkwoord uit het woordpakket in de tegenwoordige tijd. Onderstreep de persoonsvorm.

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud in. 1 2 3 4 5 6

Leerling 1: zorg dat je het woordpakket niet ziet. Leerling 2: lees zin a voor. Leerling 1: noem de persoonsvorm meervoud en vul die in. Doe dit ook met zin b. Ruil om en doe hetzelfde met zin c en d. Kijk samen na en verbeter.

a b c d

We schelden nooit in de klas. Mijn zus en ik worden later allebei verpleegkundige. Bidden jouw opa en oma ook altijd voor het eten? Twee buurjongens redden de dieren.

1

snurken

2

werken

3

rennen

4

roeren / koken

Meerdere antwoorden mogelijk.

6

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 6

7

21/03/2022 15:52

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 7

21/03/2022 15:52

LEERWERKSCHRIFT EN LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 4 – 5 – 6 – 7

4

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 4

19/04/2022 16:07


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Preteaching

• Ga naar het digibord en doe de oefening(en). • Vraag de leerlingen welk woord ze moeilijk vinden. Laat het woord op het bord schrijven. Vraag waar je op moet letten als je dit woord schrijft. Herhaal dit met bijvoorbeeld het langste, kortste en leukste woord. • In groep 6 hebben de leerlingen ook werkwoordspelling geleerd. Laat ze daar iets over vertellen. • Leg uit dat dit de eerste les spelling van groep 7 is. In groep 7 leren de leerlingen nieuwe woorden en er is weer aandacht voor werkwoordspelling. • Bespreek kort het leerdoel met de leerlingen.

Laat de leerlingen het woordpakket doorlezen.

Instructie • Bekijk samen het woordpakket. Besteed vooral aandacht aan de werkwoorden waarbij je /t/ hoort aan het eind van de stam, maar d schrijft. Ook hier komt er bij de jij- en hij/zij-vorm een t achter (die je niet hoort). • Leg uit dat er een geheugensteuntje is om erachter te komen of je d of dt schrijft. Je kunt het werkwoord met een d aan het eind van de stam vervangen door een ander werkwoord waarbij je de t wel goed hoort. Doe de oefening(en). • Bespreek de termen persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud en persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud en de afkortingen die hierbij horen: pv tt ev en pv tt mv. Doe de oefening. • Kijk samen naar de schrijfaanwijzing en laat deze voorlezen. Bespreek de voorbeelden. Wijs ook nog even op de begrippen en afkortingen in de schrijfaanwijzing. • Bekijk samen de opdrachten in de leerwerkschriften. Lees de opdrachten voor en licht ze zo nodig toe. • Wijs op de poster deze spellingcategorie aan.

Verwerking Opdrachten zijn gelijk voor het leerwerkschrift en het leerwerkschrift Maat. Opdracht 2 De leerlingen oefenen het herkennen van persoonsvormen in een samengestelde zin. Opdracht 3 De leerlingen oefenen het herkennen van de persoonsvorm meervoud. Opdracht 4 De leerlingen maken van de persoonsvorm meervoud persoonsvorm enkelvoud. Zo oefenen ze met de vervoeging en met de termen. Opdracht 5 De leerlingen passen hun kennis over werkwoorden toe door een zin te maken bij de afbeelding.

Reflectie

Instructie Leerwerkschrift Maat De leerlingen nemen de voorbeelden van de schrijfaanwijzing over op een kaartje. De t bij de jij-vorm en hij-/zij-vorm geven ze een kleur. Bespreek nogmaals wat ze kunnen doen bij een werkwoord waarvan de stam eindigt op een d. (Ze kunnen het werkwoord vervangen door een ander werkwoord waarbij je wel hoort of je een t moet schrijven.) NT2 Neem de betekenis van de werkwoorden uit het woordpakket door. Licht de betekenis van de woorden staren en stotteren toe. Laat daarna een leerling het werkwoord uitbeelden.

Opdracht 5 Spellingsterk Laat de leerlingen bij elke afbeelding twee zinnen maken: een zin met een persoonsvorm enkelvoud en een zin met een persoonsvorm meervoud.

Compactroute Opdracht 3.

Combinatiegroep Instaples combinatiegroep Heb je een combinatiegroep, geef een van de twee groepen dan het printblad van de instaples.

• Bespreek kort de antwoorden van opdracht 2 en 4 met behulp van het digibord.

5

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 5

19/04/2022 16:07


Wp1

Les 2

Werkwoordspelling

Lesdoel

Lesvoorbereiding

Materiaal

• De leerling oefent de persoonsvorm tegenwoordige tijd.

• Bekijk woordpakket 1. • Zet les 2 klaar op het digibord.

• digibord • leerwerkschrift • leerwerkschrift Maat

Woordpakket 1

Werkwoordspelling

Les 2

2

• Ik oefen de persoonsvorm tegenwoordige tijd.

Schrijfaanwijzing De persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (pv tt ev) hoort bij ik, jij en hij/zij. ik-vorm = de stam geschreven volgens de gewone schrijfaanwijzingen. jij/hij/zij-vorm = ik-vorm + t De persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud (pv tt mv) hoort bij wij, jullie en zij. wij/jullie/zij-vorm = schrijf je als de woordenboekvorm.

1

Is het vetgedrukte woord de persoonsvorm enkelvoud of meervoud? Is de persoonsvorm enkelvoud? Maak er meervoud van en vul het in. Is de persoonsvorm meervoud? Maak er enkelvoud van en vul het in. 1 Later word ik banketbakker.

worden

3

werkt

1 werken

Raoul

2 wonen

Opa en oma

3 rennen

Raoul

na schooltijd bij zijn opa.

wonen

niet ver van school.

rent

zo snel mogelijk naar hun huis.

4 roeren

In de keuken staat oma. Ze

5 stotteren

‘W-waar is opa?’

6 raden

'Je

7 snurken

Raoul loopt de tuin in. Opa

8 storen

‘Ik

roert

stottert

raadt

in een pan met soep. Raoul.

het nooit!,' zegt oma'

stoor

snurkt

in een hangmat.

opa nu maar niet,’ denkt Raoul.

Lees de zinnen en vul de persoonsvorm in. 1 Op mijn kamerdeur hangt een bordje: niet storen.

hangt

2 Ik vind het namelijk leuk om te toveren.

vind

4 Als het niet lukt, scheld ik tegen de snoepjes. Alsof die er wat aan kunnen doen!

3 Dan pak ik een flesje.

pak

schelden

4 Ik doe er wat water in en een paar gekleurde blaadjes.

doe

5 Aan het eind van de dag knikken de andere bakkers tevreden naar mij.

5 Langzaam kleurt het water groen, paars of geel.

kleurt

knik/knikt

6 Soms zijn die blaadjes zo scherp!

zijn

7 Dan snijd ik mij in mijn vingers.

snijd

7 De klanten staren vol bewondering naar het mooie resultaat.

8 Dan bid ik snel.

bid

staar/staart

9 Dat redt me.

redt

10 Vind jij dat raar?

Vind

2 Ik bak de hele dag taarten en koekjes

bakken

Wat is de persoonsvorm tegenwoordige tijd in elke zin? Vul de persoonsvorm in. Gebruik de proeven.

plakken

3 Ik plak snoepjes op het glazuur.

snijd/snijdt

6 We snijden de taarten in punten.

tover/tovert

8 'Jullie toveren!’ zegt een klant.

8

9

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 8

21/03/2022 15:52

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 9

21/03/2022 15:53

LEERWERKSCHRIFT blz. 8 – 9

Woordpakket 1

Werkwoordspelling

Les 2

2

• Ik oefen de persoonsvorm tegenwoordige tijd.

Raoul en Sam werken graag bij opa na schooltijd. Opa woont niet ver van school. Raoul en Sam rennen zo vlug mogelijk naar het huis van opa. Onderweg glijdt een kleuter van de glijbaan. Schrijfaanwijzing De persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (pv tt ev) hoort bij ik, jij en hij/zij. ik-vorm = de stam geschreven volgens de gewone schrijfaanwijzingen. jij/hij/zij-vorm = ik-vorm + t De persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud (pv tt mv) hoort bij wij, jullie en zij. wij/jullie/zij-vorm = schrijf je als de woordenboekvorm.

Sam stottert tegen Raoul: ‘D-dat ging snel.’ Opa roert in een grote pan. ‘Soep?’ raadt Raoul. ‘Sst,’ zegt opa. Oma snurkt in de huiskamer. ‘We storen oma niet hoor, ‘ zegt Raoul.

3

Vind de persoonsvorm met de drie proeven. • De vraagproef: de persoonsvorm komt vooraan. • De tijdproef: de persoonsvorm verandert mee. • De getalproef: de persoonsvorm verandert van tijd.

1

persoonsvorm

worden

2 Ik bak de hele dag taarten en koekjes.

bakken

4 Als het niet lukt, scheld ik tegen de snoepjes.

hij/zij-vorm

stoort

redt rijdt

knik/knikt

snijd/snijdt

7 De klanten staren vol bewondering naar het mooie resultaat. 8 ‘Jullie toveren!’ zegt een klant.

jij-vorm

tover

bid

schelden

5 Aan het eind van de dag knikken de andere bakkers tevreden naar mij. 6 We snijden de taarten in punten.

ik-vorm

snijd

plakken

3 Ik plak snoepjes op het glazuur.

Lees het verhaal. Vul de vetgedrukte werkwoorden in het goede rijtje in. Op mijn kamerdeur hangt een bordje met: Als je me stoort … 3x kloppen!. Ik tover namelijk graag met kleuren. Dan pak ik een flesje. Ik doe er wat water in en een paar gekleurde blaadjes. Langzaam kleurt het water groen, paars of geel. Mijn moeder rijdt vaak naar de stad om nieuwe blaadjes te kopen. Soms zijn die blaadjes zo scherp! Dan snijd ik mij in mijn vingers. Dan bid ik snel. Dat redt me.

Is het vetgedrukte woord de persoonsvorm enkelvoud of meervoud? Is de persoonsvorm enkelvoud? Maak er meervoud van en vul het in. Is de persoonsvorm meervoud? Maak er enkelvoud van en vul het in. 1 Later word ik banketbakker.

Wat is de persoonsvorm tegenwoordige tijd in elke zin? Onderstreep het goede antwoord.

staar/staart

tover/tovert

8

TV_Spel_MAAT_G7_Blok1.indb 8

9

22/03/2022 08:45

TV_Spel_MAAT_G7_Blok1.indb 9

22/03/2022 08:45

LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 8 – 9

6

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 6

19/04/2022 16:07


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Opdracht 2

• Ga naar het digibord en doe de oefening(en). • Vraag of de leerlingen het geheugensteuntje nog weten dat ze kunnen gebruiken bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op d. (Vervangen door een ander werkwoord waarbij je de t wel/niet hoort.) Pas dit samen bij verschillende zinnen toe. • Bespreek kort het leerdoel met de leerlingen.

Dyslexie De leerlingen doen deze opdracht samen met een spellingsterke leerling of met de leerkracht.

Instructie • Behandel de ik-vorm van het werkwoord. Kijk altijd eerst naar de stam: de woordenboekvorm zoals je hem hoort zonder /un/. Van de stam maak je de ikvorm volgens de gewone schrijfaanwijzingen. Geef voorbeelden (/bakun/ → ik bak, /raadun/ → ik raad). • Vraag wat er gebeurt bij het vormen van de jij-vorm en hij/zij-vorm. (Achter de ik-vorm komt een t.) Maak de jij- en hij/zij-vorm van de werkwoorden die net zijn genoemd (jij en hij/zij bakt, raadt). • Doe de oefening(en). • Laat een leerling de korte schrijfaanwijzing in de leerwerkschriften voorlezen. • Bekijk samen de opdrachten in de leerwerkschriften. Lees de opdrachten voor en licht ze zo nodig toe.

Coöperatieve werkvorm Opdracht 1 Rondpraat: Om de beurt geven de leerlingen het antwoord. Alle leerlingen vullen het antwoord in. De leerlingen die in het leerwerkschrift Maat werken, doen deze opdracht samen met een spellingsterke leerling of met de leerkracht.

Compactroute Opdracht 2.

Verwerking Opdracht 1 De leerlingen oefenen het herkennen van de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud en meervoud. Daarnaast maken ze van de persoonsvorm enkelvoud meervoud en andersom. Opdracht 2 De leerlingen maken zelf persoonsvormen tegenwoordige tijd bij werkwoorden uit het woordpakket. Ze oefenen met de vervoegingen van persoonsvorm enkelvoud en meervoud. Maat De leerlingen oefenen het herkennen van de persoonsvorm tegenwoordige tijd van verschillende werkwoorden uit het woordpakket. Opdracht 3 De leerlingen oefenen het herkennen van de persoonsvorm. Maat De leerlingen oefenen het herkennen van de ik-, jij- en hij/zij-vorm.

Reflectie • Bespreek opdracht 1 met behulp van het digibord. Laat een leerling in eigen woorden uitleggen hoe je bepaalt of het enkelvoud of meervoud is. • Kijk voor de antwoorden op het digibord.

7

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 7

19/04/2022 16:07


Wp1

Les 3

Werkwoordspelling

Lesdoel

Lesvoorbereiding

Materiaal

• De leerling oefent de woorden uit les 1 en bedenkt zelf de persoonsvorm tegenwoordige tijd van nieuwe werkwoorden.

• Bekijk woordpakket 1. • Zet les 3 klaar op het digibord.

• digibord • leerwerkschrift • leerwerkschrift Maat

Woordpakket 1

Werkwoordspelling

Les 3

3

• Ik oefen de persoonsvorm tegenwoordige tijd. • Ik bedenk zelf van nieuwe werkwoorden de persoonsvorm tegenwoordige tijd.

Zoek vijf nieuwe werkwoorden in een leesboek. Vul de woordenboekvorm, de tegenwoordige tijd van de ik-vorm, de jij/hij/zij-vorm en de wij/jullie/zij-vorm in.

Meerdere antwoorden mogelijk. Bijvoorbeeld:

1

woordenboekvorm

glijden

rijden

pv ev

ik

glijd

ik

rijd

ik

bid

ik

red

jij

glijdt

jij

rijdt

jij

bidt

jij

redt

hij/zij

pv mv

wij

zij

glijdt

hij/zij

glijden

jullie

glijden

zij

bidden

rijdt

hij/zij

rijden

wij

glijden

jullie

2

blijven, ik blijf, jij/hij/zij blijft, wij/jullie/zij blijven

Vul het schema in. Vul de persoonsvorm enkelvoud en meervoud van de werkwoorden in.

bidden

jullie

rijden

zij

bidt

bidden

wij

rijden

redden

bidden

hij/zij

4

redden

wij jullie zij

redt

Voorbeeld: elfje ik verzin ik plak woorden dan knik ik blij gelukt

redden

redden

Meerdere antwoorden mogelijk.

Vul de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) van het werkwoord in. pv tt ev

1 oefenen

oefent

Je

pv tt mv

2 verzinnen

Jullie

pv tt ev

3 verkleden

Hij

nu nieuwe werkwoorden.

verzinnen

veel nieuwe woorden.

verkleedt

pv tt ev

4 melden

Simone

pv tt ev

5 wedden

Ik

pv tt ev

6 winnen

Dirk

Maak een elfje. Gebruik in elke regel een werkwoord uit het woordpakket of een nieuw werkwoord uit opdracht 2 of 3.

zich voor het toneelstukje.

meldt

zich na de les.

wed

dat je mij niet kunt bijhouden!

wint

de wedstrijd op het nippertje.

10

11

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 10

21/03/2022 15:53

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 11

21/03/2022 15:53

LEERWERKSCHRIFT blz. 10 – 11

Woordpakket 1

Werkwoordspelling

Les 3 1

glijden

rijden

bidden

redden

persoonsvorm enkelvoud

ik

glijd

rijd

bid

red

persoonsvorm enkelvoud

jij

glijdt

rijdt

bidt

redt

persoonsvorm enkelvoud

hij/zij

glijdt

rijdt

bidt

redt

persoonsvorm meervoud

wij/ jullie/ zij

glijden

rijden

bidden

redden

4

oefenen

2 Jullie verzinnen veel nieuwe woorden.

verzinnen

3 Hij verkleedt zich voor het toneelstuk.

verkleden

4 Simone meldt zich na de les.

melden

5 Ik wed dat je mij niet kunt bijhouden!

wedden

woordenboekvorm

ik-vorm

jij/hij/zij-vorm

wij/jullie/zij-vorm

zoeken

ik zoek

jij/hij/zij zoekt

wij/jullie/zij zoeken

Maak een elfje. Gebruik in je elfje ten minste drie werkwoorden uit het woordpakket of nieuwe werkwoorden uit opdracht 2 of 3. Voorbeeld: elfje ik verzin ik plak woorden dan knik ik blij gelukt

Meerdere antwoorden mogelijk.

Vul de nieuwe werkwoorden in. Lees de zinnen en kijk naar de vetgedrukte woorden. Vul de woordenboekvorm in. 1 Je oefent nu nieuwe woorden.

Zoek vijf nieuwe werkwoorden in een leesboek. 1 Vul de woordenboekvorm in. 2 Vul achter de woordenboekvorm de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud in. 3 Vul achter het enkelvoud de persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud in.

Vul het schema verder in. Vul de persoonsvorm enkelvoud van de werkwoorden in. Kijk eerst naar het voorbeeld. woordenboekvorm

2

3

• Ik oefen de persoonsvorm tegenwoordige tijd. • Ik bedenk zelf van nieuwe werkwoorden de persoonsvorm tegenwoordige tijd.

10

TV_Spel_MAAT_G7_Blok1.indb 10

11

22/03/2022 08:45

TV_Spel_MAAT_G7_Blok1.indb 11

22/03/2022 08:45

LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 10 – 11

8

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 8

19/04/2022 16:08


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie

Opdracht 3

• Ga naar het digibord en doe de oefening(en). • Bespreek kort het leerdoel met de leerlingen.

Spellingsterk Laat de leerlingen zinnen maken met de ik-vorm, de jij/hij/zij-vorm en de wij/jullie/ zij-vorm van de nieuwe werkwoorden. NT2 Laat leerlingen de betekenis van werkwoorden die ze nog niet kennen, opzoeken in een (digitaal) woordenboek. Met de nieuwe werkwoorden maken ze een zin.

Instructie • Besteed nog eens aandacht aan de werkwoorden waarvan de stam eindigt op d. Je hoort geen verschil tussen de ik-, jij- en hij/zij-vorm. Hoe weet je of je d of dt schrijft? (Door te kijken bij welke vorm (ik-, jij- of hij/zij-vorm) je het werkwoord schrijft en door het werkwoord te vervangen door een ander werkwoord waarbij je de t wel/niet hoort.) • Doe de oefening(en). • Bekijk samen de opdrachten in de leerwerkschriften. Lees de opdrachten voor en licht ze zo nodig toe.

Verwerking Opdracht 1 De leerlingen oefenen het maken van de persoonsvorm enkelvoud en meervoud. Opdracht 2 De leerlingen passen bewust de regels toe en leren hoe ze de persoonsvorm enkelvoud en meervoud van nieuwe werkwoorden moeten schrijven. Maat De leerlingen oefenen vijf nieuwe werkwoorden door van de persoonsvorm een woordenboekvorm te maken. Opdracht 3 De leerlingen gaan op zoek naar vijf nieuwe werkwoorden in een leesboek en oefenen de ik-vorm, de jij/hij/zij-vorm en de wij/jullie/zij-vorm. Opdracht 4 De leerlingen oefenen de werkwoorden door een elfje te schrijven. Ze gebruiken in elke regel een werkwoord uit het woordpakket of uit opdracht 2 of 3. Maat Vergelijkbaar met Basis, met in het elfje ten minste drie werkwoorden.

Reflectie

Coöperatieve werkvorm Opdracht 3 Tweetal Check: De leerlingen kijken samen op één bladzijde van een leesboek. Ieder schrijft vijf nieuwe werkwoorden op. Leerling 1 noemt een werkwoord. Leerling 2 luistert en controleert of het echt een werkwoord is. Hij zet een krul als hij dat werkwoord ook heeft of schrijft het op zijn lijstje erbij. Dan noemt hij een werkwoord. De leerlingen wisselen zo steeds van rol tot alle werkwoorden vergeleken zijn. Daarna schrijven ze de vervoegingen op en controleren samen na afloop de schrijfwijze.

Compactroute Opdracht 2 en 3.

• Bespreek opdracht 3 met behulp van het digibord. Besteed ook aandacht aan de betekenis van de werkwoorden. • Herhaal nogmaals de korte schrijfaanwijzing van les 2. Laat de leerlingen zeggen wat de ik-vorm is van de nieuwe werkwoorden en bij welke vormen er een t achter komt. • Kijk voor de antwoorden op het digibord.

Transfer Tip! Gebruik de drie proeven. Leg de leerlingen uit hoe ze stapsgewijs kunnen komen tot het correct spellen van een werkwoord in een (lange) samengestelde zin. Benadruk dat het vooral de persoonsvorm is die veel regels heeft. Verwijs naar het werkwoordschema. ‘Stel je maakt een werkstuk over vervoer. En je wilt opschrijven: Dat iedere werknemer met zijn eigen auto naar zijn werk rijdt, is absoluut onnodig.’ Laat de leerlingen er twee losse zinnen van maken: 1 Iedere werknemer rijdt met zijn eigen auto naar zijn werk + 2 Dat is absoluut onnodig. Laat de proeven op de eerste losse zin toepassen: - Rijdt iedere werknemer … - Alle werknemers rijden … - Iedere werknemer reed … Maak duidelijk per proef dat rijdt dus de pv is door de relatie te leggen tussen de zin en de proef. Vraag welke vorm het onderwerp Iedere werknemer is. (de hij-vorm) Hoe schrijf je de persoonsvorm die daarbij hoort? (ik-vorm + t → rijdt) Breng deze werkwijze in herinnering als de leerlingen werken aan een schrijftaak. Zorg dat de leerlingen de woordenboekvorm, maar ook ‘gewone’ woorden kunnen opzoeken in een (digitaal) woordenboek tijdens het schrijven.

9

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 9

19/04/2022 16:08


Wp1

Les 4

Werkwoordspelling

Lesdoelen

Lesvoorbereiding

Materiaal

• De leerling kan de persoonvorm tegenwoordige tijd nu goed schrijven. • De leerling kan de woorden uit blok 5 (groep 6) nog goed schrijven.

• Bekijk woordpakket 17, 18, 19 en 20 van groep 6. • Zet les 4 klaar op het digibord.

• • • •

Woordpakket 1

Les 4

Dit kan ik nog

Dit kan ik nu

• Ik herhaal woorden uit blok 5 (groep 6).

• Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd nu goed schrijven. • Ik kan woorden uit blok 5 (groep 6) nog goed schrijven.

3

1

schudde

Hij

2

3 gniffelen

Waarom

4 kussen

Hij

5 lusten

Ik

6 krabben

De hond

3

l

b

e

r

o

r

t

a

g

2

p

o

s

i

t

i

e

e

d

d

e

4

d

i

n

e

r

e

n

5

b

u

d

g

e

t

o

m

p

e

t

i

o

6

p

c

e

Zo schrijf ik het goed

! ?

i

2

e

3

podium

4 5 6

de bezoeker naar de voordeur.

gniffelden

7

jullie zo?

kuste

8

de bruid.

lustte

9

vroeger geen spruitjes.

krabde



1

t

bedroefd zijn hoofd.

begeleidde

2 begeleiden Ik

1

Welk woord lees je van boven naar beneden in de gekleurde vakjes?

Vul de persoonsvorm verleden tijd in de zin in. Kijk naar de woordenboekvorm. 1 schudden

Dit kan ik nu

Maak de puzzel. 1 een verslag in de krant of op tv 2 plaats waar je bent ten opzichte van iets anders 3 persoonsvorm verleden tijd enkelvoud van bloeden 4 uitgebreid ’s avonds eten 5 bedrag dat je kunt besteden 6 serie wedstrijden voor een kampioenschap

Dit kan ik nog

digibord leerwerkschrift leerwerkschrift Maat groeischrift of scoreblad Spelling

10

zich met zijn achterpoot. Woorden uit blok 5 (groep 6)

! ?

Welk woord past bij het plaatje? Vul het hele woord in.



1

diamant

1

Dit is een ring met een d…t.

2

Wat een heerlijke trak… .

3

Zij stofz… gisteren overal goed.

2 3

traktatie

4 5

4 Een …af heeft een lange nek.

stofzuigde

Goed!

giraf

12

13

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 12

21/03/2022 15:53

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 13

21/03/2022 15:53

14

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 14

21/03/2022 15:53

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 15

22/03/2022 08:46

TV_Spel_MAAT_G7_Blok1.indb 15

LEERWERKSCHRIFT blz. 12 – 13 – 14

Woordpakket 1

Les 4

Dit kan ik nog

Dit kan ik nu

• Ik herhaal woorden uit blok 5 (groep 6).

• Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd nu goed schrijven. • Ik kan woorden uit blok 5 (groep 6) nog goed schrijven.

3

1 een verslag in de krant of op tv 2 plaats waar je bent ten opzichte van iets anders 3 persoonsvorm verleden tijd enkelvoud van bloeden 4 uitgebreid ’s avonds eten 5 bedrag dat je kunt besteden 6 serie wedstrijden voor een kampioenschap

Dit kan ik nog 1

Dit kan ik nu

Maak de puzzel. 1

e

r 2

3

b

l

o

6

c

p

o

t

a

g

t

i

e n

p

o

s

i

e

d

d

e

4

d

i

n

e

r

e

5

b

u

d

g

e

t

o

m

p

e

t

i

Welk woord lees je van boven naar beneden in de gekleurde vakjes?

Lees het verhaal.

r

e

Zo schrijf ik het goed

! ? 1 2

t

i

e

3

podium

4 5

1 Maak de persoonsvorm verleden tijd af. Vul in: te | ten | de | den 2 Vul de persoonsvorm verleden tijd nog eens helemaal in. a Usha en ik wedden b Ik sportte

elke dag, dus ik dacht dat ik wel zou winnen!

sportte

c Ik maakte

mijn spieren los.

maakte

d Ik sprintte

zo hard als ik kon naar het eindpunt.

e De mensen op straat juichten f

Maar ik stootte

g Usha bofte

7 8 9 10

sprintte juichten

.

Woorden uit blok 5 (groep 6)

stootte

mijn voet aan een steen.

, want op die manier kon ze winnen!

h Mijn enige troost was, dat het niet bloedde

2

6

wedden

wie het hardst kon rennen.

! ?

bofte

2 3

Welk woord past bij het plaatje? Vul het hele woord in.

4

1

Dit is een ring met een d.a.ant.

2

Wat een heerlijke trakta… .

diamant

5

traktatie

3 Zij stofzuig.. gisteren overal goed.

12



1

bloedde

.



4 Een .i.af heeft een lange nek.

Goed!

stofzuigde

giraf

TV_Spel_MAAT_G7_Blok1.indb 12

13

22/03/2022 08:45

TV_Spel_MAAT_G7_Blok1.indb 13

22/03/2022 08:45

14

TV_Spel_MAAT_G7_Blok1.indb 14

LEERWERKSCHRIFT MAAT blz. 12 – 13 – 14

10

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 10

19/04/2022 16:08


Lesinhoud

Extra instructie / differentiatie

Introductie Dit kan ik nog

Instructie

• Ga naar het digibord en doe de oefening(en). • Bespreek kort de leerdoelen met de leerlingen.

Leerwerkschrift Maat Laat de woordpakketten nog eens bekijken en de schrijfaanwijzingen doorlezen. Maak een kopie van alle woordpakketten. Laat daarin de woorden met een markeerstift markeren die de leerling nog moeilijk vindt. Eventueel laat je de gemarkeerde woorden overschrijven. NT2 Laat de NT2-leerlingen bepalen welke woorden hij wat betreft betekenis nog lastig vindt. Vorm een koppel met een spellingsterke leerling en laat hem of haar steeds het woord uitleggen en er een voorbeeldzin bij geven.

Instructie Dit kan ik nog • Doe de oefening(en). Geef beurten. Laat uitleggen aan de hand van het pictogram waarom het woord zo geschreven wordt. • Bekijk samen de opdrachten in de leerwerkschriften. Lees de opdrachten voor en licht ze zo nodig toe.

Verwerking Dit kan ik nog Opdracht 1 Deze opdracht is gericht op de herhaling van de verleden tijd. Maat Vergelijkbaar met Basis, maar de leerlingen kiezen hoe ze de persoonsvorm verleden tijd afmaken. Opdracht 2 De leerlingen herhalen de schrijfwijze en betekenis van woorden uit blok 5 (groep 6). De zinnen bij de plaatjes worden afgemaakt met een woord uit één van de woordpakketten. Opdracht 3 De leerlingen herhalen woorden uit blok 5 (groep 6) door de woorden in de puzzel te schrijven.

Dictee • Neem het dictee af. • Aanwijzingen voor afname van het dictee staan in Handleiding Algemeen.

Reflectie

TV_Spel_BASIS_G7_Blok1.indb 15

• De leerlingen vullen in het groeischrift of op het scoreblad Spelling in hoeveel 15 woorden ze goed hadden. Laat leerlingen woorden opschrijven uit het woorddictee waarin ze nog fouten hadden gemaakt. Laat de fout onderstrepen. Herhaal de bijbehorende verkorte schrijfaanwijzing die bij die fout hoort en laat het woord verbeteren. • Kijk voor de antwoorden op het digibord. 21/03/2022 15:53

Opdracht 1 Leerwerkschrift Maat Wijs er nog eens op dat je de verleden tijd van het zwakke werkwoord maakt door: 1 de ik-vorm van het werkwoord op te schrijven; 2 op grond van de laatste klank van de stam te bepalen of er te(n) of de(n) achter komt; en 3 de verledentijdsuitgang erachter te schrijven. Wijs erop dat stap 1 al gedaan is in het verhaal. De ik-vorm staat er al.

Opdracht 2 en 3 Leerwerkschrift Maat Laat de woorden eerst auditief maken voordat de leerling ze invult, eventueel onder begeleiding van een spellingsterke leerling.

Compactroute Alle opdrachten.

Woorddictee

TV_Spel_MAAT_G7_Blok1.indb 15

Dit kan ik nu

Dit kan ik nog

Schrijf de persoonsvorm tegenwoordige tijd van het werkwoord op. 1 werken - Joost en Anja ... (werken) hard op school. 2 plakken - We ... (plakken) een postzegel op een envelop. 3 rennen - Daarna ... (rennen) we naar de brievenbus. 4 stotteren - Joost ... (stottert) als hij Anja ziet. 5 glijden - Anja ... (glijdt) graag op haar sokken door de gymzaal. 15 6 rijden - Joost ... (rijdt) na schooltijd op zijn paard. 7 raden - Anja ... (raadt) hoe zijn paard heet. 8 worden - Ik ... (word) later danseres. 9 snijden - Mama ... (snijdt) de taart in twee stukken. Schrijf de woordenboekvorm op. 10 toveren - Ik wou dat ik kon ... (toveren).

Woorden uit blok 5 (groep 6) Schrijf de persoonsvorm verleden tijd van het werkwoord op. 1 herkennen - Ik ... (herkende) je bijna niet met die pruik op! 2 Tijdens de storm ontstond een lekkage. 3 Die jongen heeft gewonnen en is nu de kampioen! 4 Het orkest moet nog veel oefenen tijdens de repetitie. 5 De winnaar neemt de felicitatie in ontvangst.

22/03/2022 08:46

11

TMH PIT BLOK7.1sp DEF.indd 11

19/04/2022 16:08


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.