Inkijkexemplaar Traject MZ Ondersteunen bij wonen en huishouden

Page 1

Ondersteunen bij wonen en huishouden

Auteurs

D.J.B. van den Boogaard

T. Zwiers-Veldhuis

Eindredactie

E.J. van der Hart

A&F MODULE 1
OWH

Colofon Auteurs

D.J.B. van den Boogaard

T. Zwiers-Veldhuis

Eindredactie

E.J. van der Hart

Met medewerking van

D.J.E.M. Leenhouwers

N. van Os

Omslagontwerp

Studio Fraaj, Rotterdam

Vormgeving binnenwerk

Studio Michelangela

Opmaak binnenwerk

Crius Group, Hulshout

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.

We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs. Samen leren vernieuwen.

www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 66361 7

Eerste druk, eerste oplage, 2023

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2023

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

Voorwoord

Deze uitgave is onderdeel van Traject, dé methode voor de welzijnsopleidingen Maatschappelijke zorg en Pedagogisch werk. Deze uitgave bevat een licentie voor de online leeromgeving.

Traject MZ is gebaseerd op het kwalificatiedossier 2022 voor de opleiding Maatschappelijke zorg. In dit kwalificatiedossier hebben de eigen regie en de zelfredzaamheid van cliënten een belangrijke plek gekregen. Ook is er meer aandacht voor de eigen professionele ontwikkeling en voor technologie in de zorg. Traject sluit aan op dit kwalificatiedossier met actueel en vernieuwend materiaal dat is ontwikkeld in samenwerking met docenten en experts uit het werkveld.

Traject bestaat uit:

• theorieboeken;

• een online leeromgeving met verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, beroepsvaardigheden, zelftoetsen, evaluatie- en reflectieopdrachten.

Traject is modulair opgebouwd. Deze uitgave bestaat uit meerdere modules. Elke module heeft een vaste opbouw. In deze uitgave zijn de volgende onderdelen terug te vinden:

• een korte praktijksituatie met oriëntatieopdrachten om voorkennis te activeren;

• actuele theorie die alle benodigde basiskennis en achtergrondinformatie bevat bij de betreffende werkprocessen. De theorie bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk;

• begrijp je de theorie; stellingen waarmee de student controleert of hij de theorie voldoende beheerst;

• een begrippenlijst.

Bovenstaande onderdelen zijn ook opgenomen in de online leeromgeving. Daarnaast bevat de online leeromgeving bij iedere module de volgende onderdelen:

• een grote variëteit aan verwerkingsopdrachten met directe feedback;

• praktijksituatie(s). Dit zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk inclusief opdrachten, houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen;

• vaardigheden met opdrachten en BPV-opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van communicatieve, instrumenteel-technische en sociaal-agogische vaardigheden;

• door de module heen zijn allerlei evaluatie- en reflectieopdrachten opgenomen;

• een zelftoets waarmee de student zelfstandig kan beoordelen of hij de stof beheerst;

• een moduletoets die de docent kan inzetten om te beoordelen of de studenten de stof voldoende beheersen.

We wensen alle studenten en docenten veel plezier en succes met het werken met Traject.

Amersfoort 2023, Auteurs, redactie en uitgever

3

I nhoudsopgave

Module 1 Gezonde, veilige en duurzame leefomgeving 7 Je ontvangt Fadime op de groep 8

1 Leefomgeving 11

1.1 Leefomgeving 11

1.2 De leefomgeving inrichten 15

Begrijp je de theorie? 24

2 Hygiënische en gezonde leefomgeving 25

2.1 Gezond leefklimaat 25

2.2 Gezond eten 30

2.3 Gezond bewegen 35

2.4 Sociaal netwerk 37

Begrijp je de theorie? 42

3 Veilige en duurzame leefomgeving 43

3.1 Veiligheid 43

3.2 Duurzaamheid 51

Begrijp je de theorie? 55

Begrippen 56

Module 2 Ondersteunen van de cliënt bij wonen en huishouden 59 Je ondersteunt bij de voorjaarsschoonmaak op locatie Beekdal 60

1 Schoonmaken 63

1.1 Belang van schoonmaken en onderhouden 63

1.2 Schoonmaakmethoden 65

1.3 Plannen van de schoonmaak 67

Begrijp je de theorie? 78

2 Kleren wassen en strijken 79

2.1 Functies van kleding 79

2.2 De acht stappen van het wasproces 80

2.3 Schoeisel 88

Begrijp je de theorie? 91

3 Slaapkamer 92

3.1 De slaapkamer 92

3.2 Opmaken van het bed 96

3.3 Zorghulpmiddelen in en om het bed 99

3.4 Ziekenkamer 100

Begrijp je de theorie? 106

4 Maaltijden 107

4.1 Voeding 107

4.2 Maaltijdverzorging 109

4.3 Boodschappen 111

4.4 Koken 115

4.5 Aan tafel 116

Begrijp je de theorie? 121

Begrippen 122

5

Module 3 Ondersteunen van de cliënt bij administratie 125

Je helpt Lydia om overzicht te krijgen in haar financiën 126

1 Omgaan met geld 129

1.1 Kosten levensonderhoud 129

1.2 Wat komt er binnen? 134

1.3 Wat gaat er uit? 138

1.4 Begroting 140

Begrijp je de theorie? 143

2 Ondersteunen bij geldzaken en administratie 144

2.1 De financiële balans 144

2.2 Administratie bijhouden 149

2.3 Bijzondere vormen van ondersteuning 154

Begrijp je de theorie? 157

3 Schulden voorkomen 158

3.1 Hoe mensen in de schulden komen 158

3.2 Schulden aflossen 159

3.3 Zwaar in de schulden – en dan? 160

3.4 Zuinig leven 165

Begrijp je de theorie? 169

Begrippen 170

Module 4 Ondersteunen van een gemeenschappelijk huishouden 173

Je bereidt je voor op een nieuwe bewoner 174

1 Gemeenschappelijk wonen 177

1.1 Wat is gemeenschappelijk wonen? 177

1.2 Voorwaarden om samen te leven binnen een groep 179

1.3 Doelgroepen met een gemeenschappelijk huishouden 180

Begrijp je de theorie? 186

2 Begeleiden van een gemeenschappelijk huishouden 187

2.1 Groepsdynamica in gemeenschappelijk wonen 187

2.2 Gemeenschappelijk huishouden begeleiden 194

Begrijp je de theorie? 199

Begrippen 200

Register 201

OWH 6

Gezonde, veilige en duurzame leefomgeving

In deze module staat de leefomgeving van de cliënt centraal. Je leert wat de voorwaarden zijn voor een prettige en gezonde leefomgeving. Je ontdekt dat het belangrijk is om uit te gaan van de wensen van de cliënt en rekening te houden met eventuele beperkingen. Een gezond leven bestaat niet alleen uit een gezonde leefstijl, gezonde voeding en voldoende beweging. Hoe zelfredzaam de cliënt is en of hij een sociaal netwerk heeft, is minstens zo belangrijk. Veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor een gezonde leefomgeving. Daarbij moet je denken aan fysieke veiligheid, maar ook aan sociale veiligheid. Ten slotte leer je in deze module dat een duurzame leefstijl bijdraagt aan een gezond leven.

Auteur

T. Zwiers-Veldhuis

Eindredactie

E.J. van der Hart

OWH MODULE 1

Je ontvangt Fadime op de groep

Je bent (persoonlijk) begeleider in een woongroep voor jongeren met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Volgende week komt Fadime op de groep wonen, een meisje van 15 jaar met een ernstige meervoudige beperking (EMB). Vanwege spasmes kan ze niet lopen en zit ze in een rolstoel. Vandaag komen Fadime en haar moeder alvast kennismaken op de groep.

Jij staat op de groep terwijl je collega Fadime en haar moeder ontvangt op kantoor Daar kunnen ze rustig kennismaken. Daarna gaan ze naar de woongroep om de andere jongeren te ontmoeten. Op de groep wordt Fadime enthousiast onthaald door Merel, een meisje van haar leeftijd. Ze heet haar enthousiast welkom op de groep. Ze blijken een gezamenlijke passie te hebben voor paarden. De kamer van Fadime is naast die van Merel, dat is gezellig. Maar je collega vertelt later dat Fadime wat teleurgesteld reageerde toen ze haar kamer zag. Ze vond de kamer wit, kaal en saai. Daarom wil je collega een paardenposter ophangen voordat ze hier volgende week komt wonen. Jij vindt dat een goed idee. Je collega vraagt of je nog andere ideeën hebt om de kamer wat op te fleuren.

© Getty Images / Martinbowra
OWH MODULE 1 G EZONDE , VEILIGE EN D uu RZAME LEEFOMGEVING 8

1 WOORDWEB

Bij het lezen van de praktijksituatie kom je vast een aantal onbekende(re) begrippen tegen.

Maak een woordweb waarin je alle begrippen noteert die je niet of nog niet helemaal kunt uitleggen aan iemand anders. Ga met behulp van je (digitale) boeken en/of betrouwbare bronnen op het internet op zoek naar de betekenis van de begrippen en plaats deze in je woordweb. Ga daarna in gesprek met een medestudent en stel elkaar kritische vragen over de begrippen.

Tip: Zoek eens naar handige websites om een woordweb te maken. Bijvoorbeeld: mindmeister.com of canva.nl.

2 SPASTICITEIT

Fadime kan vanwege spasmes niet lopen en zit in een rolstoel.

Vorm drietallen en zorg voor een leeg vel papier. Noteer in het midden het woord 'spasticiteit'.

Noteer individueel kenmerken van spasticiteit die in je opkomen. Bespreek deze kenmerken met elkaar en zoek eventueel aanvullende informatie op over spasticiteit.

3 EEN NIEUWE LEEFOMGEVING

Fadime komt binnenkort op de woongroep wonen. Dat zal wennen zijn voor haar. Bij het zien van haar nieuwe kamer reageerde ze wat teleurgesteld. Ze vond de kamer wit, kaal en saai. Daar moet wat aan gedaan worden, want een prettige leefomgeving heeft een positief effect op het welzijn.

Beantwoord de vragen over jouw leefomgeving.

Bespreek je antwoorden na met een medestudent.

1. In welke omgeving of ruimte heb jij je ooit niet of minder prettig gevoeld?

2. Noteer de kenmerken die deze omgeving of ruimte voor jou onaangenaam maakten.

ORIËNTATIE
9

3. Wat gebeurt er met jou in een omgeving of ruimte die je niet prettig vindt?

4. Welke kenmerken zorgen ervoor dat jij je juist wél prettig voelt in een omgeving of ruimte?

4 MOEILIJKE WOORDEN IN DEZE MODULE

In deze module kunnen woorden voorkomen waarvan je de betekenis nog niet kent. Dit kunnen beroepswoorden of vaktaalwoorden zijn, die je nog nooit eerder hebt gelezen. Zorg ervoor dat je ze begrijpt en kunt gebruiken in de module. Als je de woorden begrijpt, is het gemakkelijker om opdrachten in deze module te maken.

Noteer tijdens het lezen van de theorie de woorden die je niet begrijpt. Geef van elk woord de betekenis en een voorbeeldzin.

Woord Betekenis Voorbeeldzin

Tip: In de begrippenlijst van deze module vind je alvast een selectie van vaktaalwoorden die met deze module te maken hebben.

OWH MODULE 1 G EZONDE , VEILIGE EN D uu RZAME LEEFOMGEVING 10

Leefomgeving

LEERDOELEN

• Je kunt het begrip leefomgeving beschrijven.

• Je kunt uitleggen wat de invloed is van een prettige leefomgeving.

• Je kunt omschrijven wat de belangrijkste kenmerken zijn van een prettige leefomgeving.

• Je kunt benoemen wat belangrijke aandachtspunten zijn bij het functioneel en praktisch inrichten van een leefomgeving.

• Je kunt beschrijven hoe stimulerende materialen bijdragen aan spelen, ontwikkelen, leren, ontspannen en ontmoeten.

• Je kunt beschrijven welke soorten materiaal je kunt inzetten voor verschillende doeleinden.

Leven speelt zich altijd af in een omgeving: de leefomgeving. Hoe die leefomgeving eruitziet, heeft invloed op het welzijn van de gebruikers. In een met zorg ingerichte ruimte woon en werk je met meer plezier en kost het je minder energie. De gebruikers van de ruimte zijn vrolijker, actiever en meer ontspannen. Zorg voor de leefomgeving is dus om meerdere redenen belangrijk. Dit hoofdstuk gaat over de leefomgeving waarin je als (persoonlijk) begeleider werkt. Dat kan bijvoorbeeld een dagopvang voor ouderen zijn, een zorgcentrum, een huis voor begeleid wonen, een justitiële inrichting of een asielzoekerscentrum.

De leefomgeving moet veilig zijn voor de bewoners of cliënten, maar ook voor jou als (persoonlijk) begeleider maatschappelijke zorg. Iedereen moet zich er prettig kunnen voelen. Ook is het belangrijk dat de gebruikers hun activiteiten goed kunnen uitvoeren. Zorg voor de leefomgeving is een belangrijke taak van jou als (persoonlijk) begeleider. Jij zorgt dat de ruimte functioneel wordt ingericht en sfeervol, veilig, ordelijk en schoon is.

1.1 Leefomgeving

Bij de zorg voor de leefomgeving kun je denken aan de ruimte, de inrichting en de manier waarop die worden gebruikt. De leefomgeving bestaat uit de materiële omgeving en de sociale omgeving. De materiële omgeving is de ruimte binnen en buiten, de inrichting of de sfeer. Kleuren en materialen bepalen voor een belang -

rijk deel of iemand zich ergens prettig voelt of niet. De mensen in de omgeving en de manier waarop zij met elkaar en hun omgeving omgaan, hebben ook invloed op die beleving. Dat is de sociale leefomgeving. Het is belangrijk dat de gebruikers van een ruimte op een prettige manier omgaan met elkaar en met hun omgeving. Omdat je meestal met groepen werkt, spreek je hiervoor duidelijke regels af.

1 L EEFOMGEVING 1 11

Maatschappelijke zorg geef je meestal binnenshuis, in een speciaal voor dat doel ingerichte ruimte. Die ruimte bepaalt grotendeels de gebruiksmogelijkheden. Zo heeft het gebouw een bepaalde bestemming: het is bijvoorbeeld een zorgcentrum of een begeleide woonvorm. Dat bepaalt al voor een groot deel hoe de ruimtes eruitzien. De indeling ligt meestal vast, net als de grootte en de vorm van de ruimtes. Ook de inrichting ligt meestal al vast. Denk bij vaste inrichting bijvoorbeeld aan:

• de gekozen verlichting;

• het soort vloerbedekking;

• de kleur van kozijnen en muren;

• het soort meubels, zoals kasten, tafels en stoelen;

• het soort raambedekking, zoals gordijnen, rolgordijnen of lamellen.

Zulke vaste onderdelen bepalen voor een belangrijk deel de sfeer en de gebruiksmogelijkheden.

1.1.1 Het belang van een prettige leefomgeving

Zorg voor de leefomgeving is belangrijk. De leefomgeving heeft invloed op de gezondheid, de ontwikkelingsmogelijkheden, het functioneren en het welbevinden van de mensen die er wonen en werken.

Gezondheid

De omgeving beïnvloedt de gezondheid. De omgeving binnen in een gebouw kan ongezond zijn, zoals een kamer waar veel gerookt wordt. Als een ruimte niet goed gestofzuigd is, krijgen mensen met longklachten daar last van. Maar ook buiten een gebouw kan de lucht ongezond zijn. Zo kan een drukke verkeersweg zorgen voor veel fijnstof.

Het omgekeerde is ook het geval. Frisse lucht activeert. Mensen met gezondheidsklachten gingen vroeger naar zee, de bossen of de bergen, waar de lucht gezond is. Binnenshuis kun je de lucht verbeteren door de ruimte waar mensen verblijven voldoende te ventileren.

Een ongezond kamertje

Hans woont in een klein kamertje. Het is er stoffig en altijd warm. Verder komen er haast geen zonlicht en frisse lucht binnen. Het leefklimaat is hier erg ongezond. De kans is groot dat Hans gezondheidsklachten krijgt.

Ontwikkelingsmogelijkheden

Figuur 1.1 De verlichting, de meubels en de vloerbedekking bepalen voor een belangrijk deel de sfeer en de gebruiksmogelijkheden van de

Niet alles ligt vast. Je hebt zelf ook invloed op de materiële leefomgeving. Denk maar aan:

• of je rommel opruimt of niet;

• of je posters of foto's aan de muur hangt;

• of je gordijnen helemaal of half opendoet;

• of je zorgt voor een bos bloemen;

• of je de tv aanzet, en zo ja, op welke zender;

• hoe je de stoelen en tafels neerzet;

• of je de lampen aandoet en welke lampen;

• of je het raam of de deur openzet om frisse lucht binnen te laten.

De leefomgeving heeft ook invloed op de mogelijkheden van mensen om zich te ontwikkelen. Zeker bij jonge kinderen is dat heel duidelijk. Zij hebben ruimte nodig om zich vrij te bewegen. Ook hebben ze materialen nodig om dingen te ontdekken. En ze hebben andere kinderen nodig om mee te spelen. Kinderen die in hun eerste levensjaren deze dingen moeten missen, lopen een ontwikkelingsachterstand op. Op iedere leeftijd ontwikkelen mensen zich. Ze leren hun hele leven nieuwe dingen als de leefomgeving dat mogelijk maakt. En wat ze hebben geleerd, moeten ze bijhouden. Bij een ziekenhuisopname zie je hoe snel mensen achteruitgaan als ze alleen maar in bed mogen liggen. Vooral ouderen takelen

ruimte © ANPfoto / Jaco Klamer
OWH MODULE 1 G EZONDE , VEILIGE EN D uu RZAME LEEFOMGEVING 1 12

dan zowel fysiek als mentaal in hoog tempo af. Ze worden verward, afhankelijk en onzeker. Ook voor senioren is het daarom belangrijk dat de omgeving stimulerend is.

In een saaie ruimte zonder materialen die hen aanspreken, zullen cliënten zich passief opstellen. Als (persoonlijk) begeleider moet je je dan erg inspannen om de cliënten te activeren. Zorg dus voor een stimulerende omgeving die bij de doelgroep past.

Functioneren en welbevinden

De leefomgeving heeft ook invloed op het functioneren en het welbevinden. In een praktische en met zorg ingerichte omgeving functioneren mensen meestal goed en voelen ze zich prettig. De omgeving heeft invloed op hoe actief ze zijn.

Zon geeft energie!

Het is zaterdagochtend. Petra doet de gordijnen van de woonkamer open, waardoor de zon naar binnen schijnt. Ze zet een gezellig muziekje op zet de koffie op tafel. Dan begint ze aan de afwas van gisteravond. Linda komt de woonkamer binnen en begint Petra spontaan te helpen met afdrogen. Het is zondagochtend. Jasper heeft dienst en doet de gordijnen van de woonkamer open. Buiten regent het, binnen is het donker. Hij doet de lampen aan en zet de koffie klaar. Met tegenzin ruimt hij de spullen op tafel op. Linde komt de woonkamer binnen en ploft neer op de bank. Ze heeft geen zin om Jasper te helpen met opruimen.

1.1.2 Kenmerken van een prettige leefomgeving

Wat een goede leefomgeving is, hangt af van het doel en de doelgroep. Een keuken moet vooral functioneel en veilig zijn. Alles wat nodig is om een maaltijd klaar te maken, is aanwezig en op een handige plek opgeborgen. In een functionele en veilige keuken is voldoende werkruimte, die ook nog eens handig schoon te maken is. Maar de ruimte moet ook uitnodigen om met plezier aan het werk te gaan. Als het aanrecht vol koffieprut ligt, dan denk je misschien: laat maar, ik heb geen zin in opruimen. Dat is anders als de gootsteen je tegemoet blinkt. Dan zet je zelf ook je vieze kopje

meteen in de vaatwasser. Niet alleen mensen, maar ook ruimtes hebben verzorging nodig. Rommel zorgt voor onrust, orde geeft rust en activeert. Een sfeervol ingerichte woonkamer zorgt dat mensen zich er thuis voelen.

Functioneel

Een goede leefomgeving is functioneel ingericht. Dit betekent dat de inrichting past bij de functie en het doel van de ruimte en bij de doelgroep. Zo zitten er in een toiletruimte tegels op de muur. Die zijn goed schoon te maken en dus hygiënisch. In een woonruimte wil je gezellige dingen aan de muur kunnen hangen. Dan is een schilderijrail heel functioneel. Als je een ruimte binnenkomt, kun je meestal wel zien waarvoor die is bedoeld. Het maakt verschil of een ruimte wordt gebruikt als kantoor, cursusruimte, verblijfsruimte voor bewoners, keuken of persoonlijke verzorging. Het is ook belangrijk voor wie de ruimte is bedoeld. De woonkamer van een kleinschalige woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking ziet er anders uit dan de woonkamer in een daklozenopvang of een verpleeghuis. Een gemeenschappelijke huiskamer voor mensen met een beperking lijkt op een gewone huiskamer. In de kamer staan een zithoek, een eethoek en een kast met boeken, tijdschriften en spelletjes. Maar als je goed kijkt, valt op dat de vloerbedekking glad is en van duurzaam materiaal. Er zijn geen drempels en er is ruimte om met een rolstoel heen en weer te rijden.

Sfeervol en verzorgd

Een goede leefomgeving is sfeervol. De sfeer heeft veel invloed op of je je er thuis voelt of niet. In een kale, donkere ruimte wil je waarschijnlijk niet lang blijven. De lichtinval, de verlichting, het kleurgebruik, de keuze van materiaal en de stoffering bepalen samen de sfeer. Met accessoires zoals planten, schilderijen of ingelijste foto's kun je de sfeer ook beïnvloeden. Wat de juiste sfeer is, hangt af van het doel en de doelgroep. En natuurlijk van wat iemand zelf als prettig ervaart. Een ruimte kan een gezellige en warme sfeer uitstralen, maar ook rust of juist een sfeer die uitlokt tot activiteit.

L EEFOMGEVING 1 13

Voor een verzorgde leefomgeving is het belangrijk om regelmatig op te ruimen en schoon te maken. Je zet het materiaal elke dag op een aantrekkelijke manier neer, geeft de planten water, voert de vissen en zorgt dat kapotte materialen worden gerepareerd of vervangen. Met een boeket bloemen uit de tuin of een mandje met seizoensproducten kun je de seizoenen laten terugkomen in de sfeer. Als je een ruimte langer gebruikt, valt je vaak niet meer op hoe die eruitziet. Kijk daarom regelmatig door de ogen van een buitenstaander. Dan zie je dat het schilderijtje scheef hangt, het mededelingenbord een rommeltje is, de vloer kaal wordt, de planten er treurig bijstaan of een paar leuke kussens de zithoek zouden opfleuren.

Veilig

Een goede leefomgeving is veilig in twee opzichten: sociaal en fysiek. Sociale veiligheid heeft te maken met mensen, fysieke veiligheid met spullen. In een sociaal veilige omgeving voelen cliënten zich op hun gemak en kunnen ze zichzelf zijn. Ze hoeven niet bang te zijn dat anderen hen kwetsen. En ze kunnen erop rekenen dat ze hulp of bescherming krijgen als ze in de problemen komen. In een fysiek veilige omgeving kunnen kasten niet omvallen, is het meubilair stevig en splintert het niet. Elektrische apparaten zijn veilig. Er liggen geen kleedjes of snoeren waarover cliënten kunnen struikelen en er is geen brandgevaar.

LOTTE BIEDT VEILIGHEID AAN

KAYA

Lotte is begeleider op een kleine woongroep voor mensen met een verstandelijke beperking die een-op-eenbegeleiding nodig hebben. De woonkamer is minimaal ingericht met een leren bank, een salontafel en een grote kast. Kaya, die op de woongroep woont, vertoont veel agressief gedrag en heeft in het verleden wel eens een kast omgegooid. Voor haar eigen veiligheid en de veiligheid van de medewerkers is de kast daarom aan de muur vastgemaakt en staan er geen losse spullen in de woonkamer. Lotte doet haar best om Kaya sociale veiligheid te bieden. Ze focust niet op het probleemgedrag van Kaya, maar kijkt vooral wat zij nodig heeft.

Waarop je precies let bij veiligheid hangt van de cliënten. Als mensen met een visuele beperking de ruimte gebruiken, let je extra op dat er niets in de weg staat. Ouderen die een rollator gebruiken, kunnen flink struikelen over losliggende vloerkleedjes. Die haal je dus weg. Bij kinderen zorg je dat stopcontacten en deuren zijn beveiligd. En je let extra op scherpe hoeken of kasten die kunnen omvallen als een kind erin probeert te klimmen. Je kunt een ruimte ook veilig maken door afspraken te maken, zoals:

• Rennen doen we alleen buiten.

• Gebruikte spullen worden opgeruimd.

• Schoonmaakmiddelen zetten we buiten bereik van kinderen.

Je moet dan natuurlijk wel zorgen dat iedereen zich aan die afspraken houdt.

Ordelijk, opgeruimd en schoon

Orde en structuur vormen een belangrijk aandachtspunt bij de inrichting van een leefruimte. In een ordelijke ruimte heeft alles een vaste plek in handige opbergmeubels. Een indeling in hoeken met elk een eigen functie geeft houvast bij het gebruik van de ruimte. Ook met kleur en stijl kun je een ruimte structuur geven.

Figuur 1.2 Herfstsfeer in woonkamer © Getty Images / Evrymmnt
OWH MODULE 1 G EZONDE , VEILIGE EN D uu RZAME LEEFOMGEVING 1 14

Een goede leefomgeving is ordelijk. Van rommel om zich heen worden mensen onrustig. Ze raken geïrriteerd als ze dingen niet kunnen vinden die niet op hun plaats zijn teruggelegd. Zo'n omgeving stimuleert ook niet om er zorgvuldig mee om te gaan. Als iemand mandarijnenschillen op tafel laat liggen, ruimt een ander zijn kruimels ook niet op. Een ordelijke en schone leefomgeving is beter voor het mentale welzijn. Dat geldt ook voor het lichamelijk welzijn. Als het een rommel is, gebeuren er eerder ongelukjes. Een cliënt kan bijvoorbeeld uitglijden over gemorste vloeistof die niet meteen is opgeruimd.

de spullen mee naar haar appartement.

Wanneer Daisy een kwartier later komt kijken hoe het gaat, zit Gaby verdrietig op de grond. De vaasjes liggen naast haar, één vaasje is stuk. Nadat Daisy een poosje naast

Gaby op de grond heeft gezeten, komt het hoge woord eruit: het appartement is zo rommelig dat Gaby niks kon vinden en helemaal overprikkeld raakte. uit onmacht heeft Gaby alles op de grond gegooid en nu is het mooiste vaasje stuk. Daisy helpt Gaby opruimen, zodat ze straks alsnog de andere vaasjes kan gaan pimpen.

Een schone ruimte is niet alleen prettiger om in te verblijven, maar is ook gezonder. Een omgeving die niet schoon wordt gehouden, kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Stof en bacteriën kunnen ziek maken. Als veel mensen een ruimte gebruiken, kunnen ziektes gemakkelijk worden overgebracht, bijvoorbeeld via deurklinken en materialen. Vooral als er een besmettelijke ziekte heerst zoals griep of corona moet je extra alert zijn.

Als je een ruimte met meerdere mensen gebruikt, is het nog belangrijker dat iedereen alles na gebruik meteen opruimt. Je eigen spulletjes vind je leuk, maar de spullen van een ander zie je al gauw als troep die in de weg ligt.

GABY BREEKT HAAR VAASJE

Gaby woont in een appartemententrainingscentrum, waar ze leert op zichzelf te wonen. Gaby is erg creatief en houdt van gezelligheid. Ze loopt graag markten en kringloopwinkels af voor leuke spulletjes, die ze vervolgens 'pimpt'. Ze is er erg goed in en vindt het leuk om te doen. Vandaag laat ze enthousiast de oude vaasjes zien die ze op de markt heeft gevonden. Ze heeft al precies bedacht hoe ze de vaasjes wil versieren en vertelt dat enthousiast aan haar begeleidster Daisy. Gaby neemt

Voor cliënten die allergisch zijn, is het erg belangrijk dat er zo min mogelijk stof ligt en dat de leefruimte op de juiste manier wordt schoongemaakt. Schone en frisse lucht is ook belangrijk. Vooral als meerdere mensen een ruimte gebruiken, is het noodzakelijk dat er constant wordt geventileerd. Meestal kun je dat doen door de ventilatieroosters open te zetten. De ramen ’s morgens een halfuurtje openzetten is niet genoeg.

1.2 De leefomgeving inrichten

De inrichting van een leefruimte is erg bepalend voor de sfeer. Met de juiste keuzes kun je van elke ruimte een fijne plek maken om te leven en te werken. Maar je hebt wel te maken met praktische beperkingen. Je kunt de opzet van het gebouw niet veranderen en er is meestal maar een beperkt budget. Het inrichten van de leefomgeving hoort niet tot je dagelijks werk als

Figuur 1.3 Een prettige leefomgeving is opgeruimd en overzichtelijk © Getty Images / Maskot
L EEFOMGEVING 1 15

(persoonlijk) begeleider. Soms heb je het geluk dat je mag meedenken over een compleet nieuwe inrichting, een nieuw gebouw of een renovatie. Maar meestal is je invloed beperkt tot de decoratie aan de muur of de bloemen op tafel.

1.2.1 Functionele inrichting

Als je een ruimte wilt inrichten of veranderen, begin je met het stellen van vragen. Voor wie is de ruimte bedoeld en waarvoor wordt de ruimte gebruikt? Waarom wil je het anders en wat wil je anders? Je houdt rekening met de smaak en voorkeur van iedereen die de ruimte gebruikt. Je houdt ook rekening met de leeftijd en de achtergrond van de gebruikers. Zowel bij het scheppen van de juiste sfeer als bij het zorgen voor veiligheid speelt dat een rol. Verder is het aantal mensen dat de ruimte tegelijkertijd moet kunnen gebruiken een aandachtspunt. Een ruimte kan ook meerdere functies hebben of bestemd zijn voor meerdere doelgroepen.

Passend bij de doelgroep

Bij de inrichting van een ruimte kijk je eerst naar het doel waarvoor de ruimte is bestemd. Welke bezigheden vinden er plaats, hoeveel ruimte en welke middelen heb je hiervoor nodig?

In een ruimte vinden vaak tegelijkertijd verschillende activiteiten plaats. Je let er bij de inrichting op dat mensen elkaar dan zo min mogelijk storen. Dat kun je bijvoorbeeld doen door in hoeken te denken. Elke hoek krijgt een eigen functie en een eigen sfeer. Het woord hoek hoef je niet letterlijk te nemen. In een grote ruimte kun je met een laag muurtje ook halverwege een hoek creëren. Om te voorkomen dat de ruimte donker, hokkerig en rommelig wordt, werk je met natuurlijke en lage afscheidingen. Je kunt bijvoorbeeld een bank, een lage open kast of een lage tafel dwars tegen de muur zetten. Achter een bank kun je een lage kast of een lage tafel zetten. Een afscheiding is niet altijd nodig. Je kunt ook een hoek suggereren met een vloerkleed of een afwijkende kleur van de vloer. Dat laatste kan heel goed als de vloer van linoleum is.

Rekening houden met de doelgroep

Bij de inrichting van bijvoorbeeld een wooneenheid psychogeriatrie in een verpleeghuis is herkenning erg belangrijk, omdat psychogeriatrische cliënten zich moeilijk kunnen oriënteren. Vooral in de wat grotere huizen lijken alle gangen vaak op elkaar. Door elke gang een eigen thema te geven met een daarbij passend kleurgebruik en bijpassende schilderijen, maak je de gangen herkenbaar. Thema's zijn bijvoorbeeld het strand, een weidelandschap of de tuin.

De gebruikers van de ruimte kunnen verschillen in culturele achtergrond. Bij de inrichting houd je daar rekening mee. Iedereen moet zich thuis kunnen voelen. Dat zit hem vaak in kleine dingen, zoals accessoires. Zonder dat het een onrustig allegaartje wordt, kun je met foto's, kunst en gebruiksvoorwerpen verschillende culturen laten samenkomen.

Hoewel jij vanuit je professionaliteit goed kunt beoordelen hoe je een ruimte passend bij de doelgroep kunt inrichten, laat je de cliënten of hun vertegenwoordigers ook zelf meedenken. Zij gaan de ruimte tenslotte het meest gebruiken. Gebruikers die hebben meegedacht over de inrichting van een ruimte zullen er ook voorzichtiger mee omgaan.

Woonkamer opfrissen

In het trainingscentrum voor jongeren liggen de jongeren vaak met hun schoenen op de bank. De bank is erg versleten en aan vervanging toe. De begeleiders hebben budget gekregen om een nieuwe bank aan te schaffen. Om te voorkomen dat iedereen ook hier weer met zijn schoenen op gaat liggen, hebben ze de jongeren gevraagd om zelf een mooie bank uit te zoeken. Door de muren meteen op te frissen met een nieuwe kleur hebben de jongeren meer het gevoel dat het hún woonkamer is en gaan ze voorzichtiger om met de bank en andere spullen.

Je kunt op verschillende manieren de wensen van de doelgroep inventariseren. In de dagelijkse omgang met je cliënten houd je je ogen en oren open. Dan weet je wat er leeft, waaraan mensen zich ergeren en wat ze missen. Je kunt er ook naar

OWH MODULE 1 G EZONDE , VEILIGE EN D uu RZAME LEEFOMGEVING 1 16

vragen. Je voert dan bijvoorbeeld gesprekken met de hele groep of in kleine groepjes. Ook kun je samen een moodboard maken door plaatjes uit woonbladen te knippen en verf- en behangstaaltjes uit te kiezen. Maak wel duidelijk hoe je de wensen en ideeën gaat gebruiken. Dat voorkomt teleurstelling achteraf. Niet iedere wens kan in vervulling gaan.

In je werk heb je te maken met veel verschillende mensen. Zo kan de ene cliënt het koud hebben in de woonkamer, terwijl de temperatuur voor een medebewoner precies goed is en voor weer een ander juist te hoog. De één voelt zich het meest op zijn gemak in een moderne, strak ingerichte ruimte, de ander in een knusse ruimte met veel spulletjes. Wat een prettige leefomgeving is voor de één, hoeft dat voor een ander niet te zijn. Je houdt natuurlijk ook rekening met de mensen die in de ruimte werken.

Rekening houden met astma en allergieën Nogal wat mensen hebben een vorm van astma of zijn allergisch. Zo heeft één op de tien Nederlanders luchtwegklachten. Bij de inrichting zorg je daarom dat de ruimte goed is schoon te houden en dat er geen stapels spullen liggen waar zich stof kan verzamelen. Bij het schoonmaken zorg je dat er zo min mogelijk stof opdwarrelt. Huisdieren vragen extra aandacht bij astma of een allergie. Alleen vissen zullen voor niemand problemen opleveren. Let er bij de keuze van planten op dat ze geen allergische reactie kunnen oproepen.

of krijgen ze allergische prikkels van stof?

Dan kun je het volgende doen:

• Haal tapijt, kleden en losse spulletjes zo veel mogelijk weg. Kies vloerbedekking van bijvoorbeeld linoleum of laminaat in plaats van tapijt.

• Vervang de stoffen bank door een bankstel van leer.

• Kies meubels van glad gelakt hout zonder stoffen bekleding.

• Neem luxaflex of lamellen in plaats van gordijnen.

• Vermijd open kasten, zorg voor deurtjes.

• Koop allergeenwerende hoezen voor op de bedden.

• Zorg voor een goede ventilatie.

Bron: Longfonds.nl

1.2.2 Praktische inrichting

Een leefruimte moet niet alleen sfeervol zijn, maar ook praktisch in het gebruik. Bij de keuze van meubels en materialen let je op de functionaliteit. Zo is ruimte voor een stoel alleen niet voldoende, de cliënt moet ook voldoende beenruimte hebben. Materialen en meubels zet je waar ze het meest worden gebruikt. Je let ook op het onderhoud. Een hoogpolig tapijt geeft sfeer, maar is voor veel doelgroepen niet functioneel. Het spreekt voor zich dat je rekening houdt met de minder mobiele cliënten. De leefruimte moet ook voor hen veilig en praktisch zijn ingericht, zodat zij zich vrij kunnen bewegen.

HUISSTOFMIJT TERUGDRINGEN

Veel mensen met astma zijn allergisch voor huisstofmijt. Ook anderen kunnen daar last van hebben. Deze minuscule beestjes leven van huidschilfers. Daarom zitten ze vooral in beddengoed, tapijt, stoffen meubels en matrassen. Ze komen overal voor waar mensen leven, het maakt niet uit hoe vaak er wordt schoongemaakt. Door de inrichting aan te passen, kunnen de klachten wel verminderen. Hebben enkele cliënten astma

Kasten en opbergruimte

Voor de materialen en gebruiksvoorwerpen kies je handige en functionele opbergmeubels. Bedenk wat jij als (persoonlijk) begeleider en de cliënten in een ruimte gebruiken en op welke plek. Zorg voor voldoende kastruimte op de plek waar je de spullen nodig hebt. Een slimme indeling zorgt dat iedereen alles op een vaste plek kan opbergen. Materialen die je vaak nodig hebt, kunnen beter niet op de onderste of bovenste plank staan. Dan moet je steeds bukken of een krukje

L EEFOMGEVING 1 17

pakken om erbij te kunnen. Oriënteer je goed op de mogelijkheden, bijvoorbeeld kasten met of zonder lades. Voor speelgoed kies je lage, deels open kasten. Lades zijn handig om kleine spulletjes op te bergen. Materialen die bestemd zijn voor jou als (persoonlijk) begeleider berg je op in een gesloten kast. Persoonlijke spulletjes van cliënten kun je opbergen in hun eigen laatje, een doos of een mandje. Als je rekening moet houden met astma of een allergie voor huisstofmijt kun je beter zorgen voor kasten met deuren.

Een kast kun je ook gebruiken als afscheidingswand om hoeken te creëren. Dan moet het wel een stabiele, stevige kast zijn die los in de ruimte kan staan zonder om te vallen. Ook de achterkant van de kast is dan belangrijk. Die moet er niet alleen netjes uitzien. Het is ook handig als je de achterkant kunt gebruiken als prikbord of om spulletjes op te hangen.

1.2.3 Sfeervolle inrichting

Bij de inrichting van een gemeenschappelijke huiskamer ligt de nadruk vooral op het scheppen van een huiselijke sfeer. Daarbij let je ook op het sociale aspect. Eén grote zithoek dwingt cliënten om bij elkaar te gaan zitten. Als er meerdere zitjes zijn, kunnen cliënten zelf kiezen waar en bij wie ze gaan zitten.

Kleuren

Kleuren hebben veel invloed op de sfeer in een ruimte. Kleuren geven een bepaald karakter aan een ruimte. Met kleuren schep je een kille, warme, rustige of actieve sfeer. Bij het kiezen van kleuren houd je rekening met de gewenste uitstraling, de persoonlijke smaak van de doelgroep, de functie van de ruimte, de lichtinval en de al aanwezige kleuren van elementen die behouden blijven. Worden bepaalde onderdelen van de inrichting niet vervangen omdat dat te lastig of te duur is?

Neem dan de kleur van de blijvende onderdelen als uitgangspunt. De rest van de inrichting pas je daarbij aan.

Lavalampen

De begeleiders van een groep cliënten met een ernstige meervoudige beperking hebben eindelijk budget gekregen voor het inrichten van een snoezelkamer. In een snoezelkamer kunnen de cliënten ontprikkelen, ontspannen en tot rust komen. De begeleiders maken een plan waarbij ze rekening houden met de kleuren, maar vooral ook met de verlichting. Ze willen een warme sfeer creëren en kiezen daarom in eerste instantie voor de kleuren rood en oranje. Maar omdat die kleuren juist weer minder kalmerend werken, gaan ze toch voor groen en aardetinten. Ze kiezen lavalampen uit in verschillende kleuren, zodat er voor iedere cliënt een geschikte kleur bij zit. Ook komen er mooie projectielampen. Die lampen zijn niet geschikt voor cliënten die snel overprikkeld raken, maar zijn wel prettig voor cliënten van wie de zintuigen juist gestimuleerd moeten worden. Door lampen te kiezen die ook uit kunnen, lukt het de begeleiders om een mooie en sfeervolle ruimte te maken die ze kunnen aanpassen aan iedere cliënt.

uitbundig kleurgebruik hoort bij actie en beweging. Als je dat effect wilt oproepen, zijn veel felle kleuren een goede keus. Maar als een rustige

Figuur 1.4 Snoezelruimte met lavalampen © Getty Images / Mindaugas Kurmis
OWH MODULE 1 G EZONDE , VEILIGE EN D uu RZAME LEEFOMGEVING 1 18

omgeving beter past bij de functie van de ruimte, kun je beter zachte tinten kiezen binnen dezelfde kleurengroep of kleuren die bij elkaar passen. Ook de lichtinval heeft effect op de sfeer die een kleur oproept. Groen en blauw passen goed in een zonnige, lichte kamer. Bij een kamer op het noorden, waar weinig licht binnenkomt, moet je oppassen dat het niet te somber wordt. Daar kun je beter kiezen voor een warme kleur, zoals zachtgeel.

Vloeren

Welke vloer je kiest, hangt af van de functie en het gebruik van de ruimte. Linoleum en pvc worden vaak toegepast. Linoleum is makkelijk schoon te maken, gaat lang mee, blijft mooi en is bij een goede kwaliteit geluiddempend. Zeker als er in een ruimte veel wordt gelopen, is dat laatste erg belangrijk. Te veel geluid is vermoeiend en verstoort de concentratie. De volgende vragen helpen je bij het kiezen van vloerbedekking:

• Wat gebeurt er in de ruimte? Spelen er kinderen op de grond? Voeren de cliënten er creatieve activiteiten uit? Bereid je er maaltijden? Of wordt er vooral gewoond?

• Is er een open verbinding met buiten? Nemen rolstoelgebruikers makkelijk zand en vuil mee naar binnen?

• Is er vloerverwarming of zijn er verwarmingsroosters?

• Hoe intensief wordt de vloer gebruikt en hoeveel kans is er op knoeien? Welke mensen gebruiken de ruimte en hoeveel?

• Moet de uitstraling van de vloer passen bij het gebouw, bij aangrenzende ruimten of bij de sfeer van de ruimte?

• Kunnen rolstoelgebruikers zich makkelijk op de vloer bewegen, en hoe groot is het risico op uitglijden?

lijk 'overloopt' in de wand kan dit hun oriëntatie belemmeren. Zorg daarom bij ouderen voor een duidelijk kleurverschil tussen wand en vloer. Het kan ook via een afwijkend patroon of een ander duidelijk onderscheid, zoals behang op de wanden, hout op de vloer. Wil je weten wat iemand nog kan zien als hij sterk verminderd zicht heeft? Kijk dan door je oogharen. Dit is vergelijkbaar met het zicht van veel ouderen en helpt je om te zien of het contrast groot genoeg is. Pas op voor een te groot kleurcontrast tussen verschillende vloerdelen. Zo lijkt het leuk om met een blokkend patroon in de linoleumvloer een vloerkleed te suggereren, maar voor sommige bewoners is het een obstakel waar ze niet overheen durven te gaan.

Bron: AKTA & Vilans, Utrecht

Meubels

STRUIKELEN OVER EEN KLEURVERSCHIL

Ouderen zien vaak slecht, zeker bij minder licht. Voor hen moet er voldoende contrast zijn tussen de wand- en de vloerafwerking. Als de vloer ogenschijn-

Meubels zijn heel bepalend voor de inrichting. Ze maken een inrichting bijvoorbeeld klassiek, landelijk, modern, industrieel, sober of 'een rommeltje'. Kies het liefst één stijl. Dat is rustiger. Een enkel afwijkend element kan wel een speciaal effect geven. Bij de keuze voor een kleur let je goed op het effect op de sfeer. Neutrale kleuren, zoals natuurtinten, geven rust en een ruimtelijk effect. Ook het aantal meubels en de plaats waar ze staan, hebben invloed op de sfeer. Een kamer waarin alles dicht op elkaar staat, geeft een benauwd gevoel. Cliënten kunnen zich hier opgesloten voelen en dat kan onrust veroorzaken. Zet de ruimte dus niet te vol. Bedenk bij de keuze van meubels of je ze echt nodig hebt. Hoeveel stoelen gebruik je dagelijks? Als je een keer meer stoelen nodig hebt, kun je klapstoelen gebruiken. Je kunt ook stoelen aanschuiven die normaal op een andere plek staan. Let verder op de grootte van de meubels. In een showroom merk je niet hoeveel ruimte een bank inneemt. Neem daarom de maat op en bekijk in het echt of op een plattegrond of die bank goed in de ruimte past.

L EEFOMGEVING 1 19

Het meubilair in een zorgcentrum wordt intensief gebruikt door veel verschillende mensen. Daarom moeten ze van heel goede kwaliteit zijn. De meubels moeten tegen een stootje kunnen, makkelijk schoon te maken zijn, lang meegaan en veilig zijn. De tafels en stoelen zijn afgestemd op de lengte van de gebruikers. Dat kunnen ouderen of kinderen zijn, maar ook (persoonlijk) begeleiders. Dit betekent dat je bij de inrichting rekening houdt met verschil in hoogte van meubilair. Catalogussen, internet en een bezoek aan een showroom helpen je bij het maken van een goede keuze.

Verlichting

Bij inrichting denk je vaak meteen aan kleuren, verf, behang, vloeren en meubels. Veel mensen staan pas later stil bij de verlichting. Toch is die erg bepalend voor de sfeer in een vertrek, zeker ’s avonds. Daarbij wil je op alle momenten van de dag goed kunnen zien wat je doet. Bij verlichting maak je onderscheid tussen direct en indirect licht. Direct licht schijnt rechtstreeks op een werkblad, de tafel of bijvoorbeeld een kunstvoorwerp aan de muur of in de kast. Indirecte verlichting weerkaatst licht via het plafond of de muur. Zo maakt het de schaduwen van andere lichtbronnen zachter. Bij de indeling van de verlichting kun je ook kijken naar de functie. Basisverlichting, werklicht en sfeerverlichting vullen elkaar aan.

Basisverlichting

De basisverlichting noem je ook wel de algemene verlichting. Hiermee wordt de ruimte zo gelijkmatig mogelijk verlicht, genoeg om te zien waar je loopt. De basisverlichting is niet overduidelijk aanwezig en geeft weinig schaduw. Deze verlichting is daardoor rustig voor de ogen. Basisverlichting lijkt zo veel mogelijk op natuurlijk daglicht. Vroeger was de basisverlichting vaak een hanglamp in het midden van het plafond. Tegenwoordig gebruik je hiervoor vaak meerdere kleine inbouwspots. Een goede basisverlichting combineert direct en indirect licht dat de wanden en het plafond beschijnt.

Werklicht

Werklicht is functionele verlichting. Dat is direct licht boven een werkblad, aanrecht of eettafel of een leeslamp bij een stoel. Dit licht zorgt dat je goed kunt zien wat je doet. Werkverlichting gebruik je op verschillende momenten van de dag. Daarom is het prettig als je dit licht kunt dimmen.

Sfeerverlichting

Sfeerverlichting vult de basisverlichting aan. Het zijn de extra lampen die de juiste sfeer scheppen. Deze lampen kunnen zowel direct als indirect licht geven. Veel sfeerverlichting heeft minder fel licht en valt vooral op door het uiterlijk. Een voorbeeld is een schemerlamp met één grote kap. Decoratieve verlichting kun je ook gebruiken als eyecatcher in het interieur.

Met een juiste verlichting kun je een ruimte levendiger maken en zorgen dat die groter lijkt. Je doet dat door te werken met lichtlagen: licht dat tegen het plafond weerkaatst, een hanglamp of een staande lamp en tafellampjes of een leeslampje. Ook de kleur en de sterkte van het licht spelen een rol. Je kunt lampen kiezen in verschillende tinten. Met een dimmer kun je de hoeveelheid licht afstemmen op de sfeer die je wilt oproepen: sterker licht tijdens het werk en gedimd licht tijdens het ontspannen met elkaar kletsen.

Figuur 1.5 Stoffen banken zijn niet handig voor locaties waar mensen met allergieën wonen © onbekend
OWH MODULE 1 G EZONDE , VEILIGE EN D uu RZAME LEEFOMGEVING 1 20

1.2.4 Stimulerende materialen

Bij het inrichten van een ruimte let je niet alleen op sfeer en de praktische aspecten. Je zorgt er ook voor dat de cliënten actief bezig kunnen zijn. Bij de inrichting van een speelkamer in een vrouwenopvang is dat vanzelfsprekend. Ontwikkelen en leren zijn hier een belangrijk doel en daarvoor hebben kinderen spelmaterialen en leermiddelen nodig. Bij de inrichting van een gemeenschappelijke woonkamer in een verpleeghuis ligt de nadruk meer op het scheppen van een huiselijke sfeer. Maar ook materialen voor ontspanning en actieve bezigheden dragen bij aan het welzijn van de bewoners.

Spelen

In een ruimte voor kinderen ligt de nadruk op spelen. Kinderen en spelen horen bij elkaar. Een kenmerk van spel is dat het niet verplicht is. Kinderen spelen omdat ze er plezier aan beleven. Het gaat om de activiteit op zich en niet om het resultaat. Maar het is wel belangrijk dat ze spelen. Al spelend leren kinderen heel veel. Spel draagt bij aan hun cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Om te spelen hebben kinderen andere kinderen nodig en/of spelmateriaal.

MARLIES ZOEKT GESCHIKTE MATERIALEN

Marlies wilde dat de bewoners van het verpleeghuis actiever zouden worden en besloot daar geschikte materialen voor te zoeken. Ze inventariseerde wat de bewoners vroeger thuis graag deden. In de woonkamer kwam een kast met een mooie collectie boeken, cd's en spelletjes die aansloten bij de belangstelling van de bewoners. Voor een bewoner die vroeger postzegels verzamelde, vond ze een verwaarloosde verzameling en heel veel losse postzegels. Het werkte verrassend goed. De bewoners waren niet langer afhankelijk van het groepsaanbod, maar konden zelf kiezen met wie en wanneer ze iets deden. Daardoor werden ze niet alleen vrolijker en actiever, maar gingen ze ook meer en positiever met elkaar om.

Welke stimulerende materialen in een ruimte thuishoren, hangt af van de bestemming en van de gebruikers. Wie gebruiken de ruimte en waarom? Welke activiteiten vinden er plaats en met welk doel? In één ruimte, zoals het woonverblijf, de speelkamer of de keuken, kunnen meerdere activiteiten gecombineerd worden. Een omgeving stimuleert als er materialen aanwezig zijn die spelen, ontwikkelen, leren, ontspannen en ontmoeten bevorderen.

Ontwikkelen

Ontwikkeling is een geleidelijke verandering die duurzaam is. Dat sprake is van ontwikkeling, merk je als je iemand een tijd niet hebt gezien. Bij jonge kinderen is de verandering het duidelijkst merkbaar. Dat komt doordat zij zich in hoog tempo ontwikkelen op elk gebied: lichamelijk, cognitief en sociaal-emotioneel. Mensen kunnen zich tot op hoge leeftijd blijven ontwikkelen. Het is dan wel belangrijk dat ze voldoende worden uitgedaagd. Als er onvoldoende prikkels zijn, blijft de ontwikkeling stilstaan. Ook door andere oorzaken (bijvoorbeeld een ziekte of beperking) kan de ontwikkeling stil blijven staan. Dan kan een cliënt ook te maken krijgen met afbraak in plaats van groei. Je kunt dit proces vertragen door te zorgen voor voldoende prikkels.

Leren

Leren en ontwikkelen liggen in elkaars verlengde. Mensen ontwikkelen zich door te leren. Bij leren gaat het om het doelbewust verwerven van kennis en vaardigheden. Leren doe je bijvoorbeeld op school en tijdens een workshop. Maar je leert

Figuur 1.6 Spelende kinderen © Getty Images / Weekend Images Inc.
L EEFOMGEVING 1 21

ook met de computer omgaan, je veters strikken en een eitje bakken. Om te leren heb je iemand die jou iets voordoet en/of leermiddelen nodig.

Ontspannen

Om in balans te blijven, heeft een mens ontspanning nodig. Maar de manier waarop mensen zich ontspannen, kan erg verschillen. Voor de een betekent ontspanning een boek lezen, voor anderen sporten, dansen, tuinieren, een gezelschapsspel spelen, nieuwe mensen ontmoeten of even helemaal niks doen. Ontspanning is vooral je losmaken van werk en zorgen. De activiteiten geven je een plezierig gevoel en nieuwe energie.

Ontmoeten

Mensen zijn sociale wezens. Ze hebben andere mensen nodig, de een meer dan de ander. Ontmoeting is een belangrijk doel van maatschappelijke zorg. Je spreekt pas van een echte ontmoeting als mensen daadwerkelijk contact met elkaar hebben. Samen in dezelfde ruimte verblijven is niet hetzelfde als elkaar ontmoeten. Ook in een groep kunnen mensen eenzaam zijn. Ontmoeting kun je stimuleren door activiteiten aan te bieden of een ontmoetingsruimte te creëren. De materialen in zo’n ruimte kunnen cliënten stimuleren om met elkaar in contact komen, zonder dat sprake is van een georganiseerde activiteit. Een tafelvoetbalspel, een poolbiljart of een open kast met spelletjes nodigt uit om samen iets te gaan doen.

biljarten. Dick sluit graag bij hen aan. Soms voelt hij zich niet zo lekker en dan kijkt hij alleen of maakt hij kort een praatje. Maar op goede dagen speelt hij graag een potje mee.

1.2.5 Soorten materialen

Om je doel te bereiken, kun je kiezen uit verschillende soorten materialen. Daarbij kun je onderscheid maken tussen spellen, speelgoed, creatieve materialen, sport- en bewegingsmaterialen, (multi)media en leermiddelen.

Sommige materialen, zoals leermiddelen, dienen een enkel doel, zoals leren. Andere materialen kun je voor diverse doeleinden gebruiken. Een bal kun je gebruiken om te spelen, maar ook voor motorische ontwikkeling, ontspanning en ontmoeting. Welk materiaal je kiest, is afhankelijk van het doel en de doelgroep.

Spellen

Dick speelt graag een potje biljart

Dick woont in een ouderenvoorziening op de eerste verdieping van een groot gebouw. Op de begane grond is de dagbesteding gevestigd. In een van de ruimtes staat een biljarttafel. Een vaste groep mannen uit het dorp komt hier wekelijks

Spellen zijn er in veel soorten en maten en voor alle leeftijden. Spelletjes zijn vaak gericht op competitie. Het spel is afgelopen als een van de spelers heeft gewonnen. Geluk speelt daarbij vaak een grote rol. De dobbelsteen of de kaarten die je toevallig in je handen krijgt, bepalen je winstkansen. Bij sommige spelletjes is het puur geluk als je wint. Maar ook kennis en vaardigheden kunnen een belangrijke rol spelen. Omdat niemand het leuk vindt om altijd te verliezen, zorg je voor een gevarieerde collectie. Bij sommige spelletjes speelt taalvaardigheid een belangrijke rol, bij andere vooral logisch denken, getalvaardigheid, sociale vaardigheid, geheugen of exacte kennis. Er zijn ook spelletjes die je in tweetallen speelt of waarbij je tijdens het spelen dealtjes kunt maken om je winstkansen te vergroten. Spelletjes moeten vooral leuk zijn om te spelen. Ontspanning is immers een belangrijk doel, al kun je spelletjes ook inzetten bij het spelenderwijs trainen van vaardigheden. Spelletjes die niet leuk zijn, blijven in de kast staan. Dat is zonde. Oriënteer je daarom vooraf goed op de vele mogelijkheden. Kijk goed naar wat bij jouw cliënten past. De spelletjes moeten niet te moeilijk en niet te makkelijk zijn. Vaak kunnen de cliënten zelf goed aangeven welke spelletjes ze leuk vinden.

Figuur 1.7 Ontmoeting door biljarten © ANPfoto / Werry Crone
OWH MODULE 1 G EZONDE , VEILIGE EN D uu RZAME LEEFOMGEVING 1 22

Speelgoed

Speelgoed is materiaal om mee te spelen. Het is dan ook vooral bestemd voor kinderen. Naarmate kinderen ouder worden, hebben ze minder belangstelling voor speelgoed. Goed speelgoed nodigt uit tot spelen, alleen of samen met anderen. Afhankelijk van het materiaal kan dat een bewegingsspel, een fantasiespel, een constructiespel of een bordspel.

Het materiaal bepaalt wat kinderen ermee kunnen en voor welke leeftijd het aantrekkelijk is. Jonge kinderen spelen graag met een stapel bekertjes of blokken, later volgen bijvoorbeeld DuPLO, LEGO en technisch LEGO. uiteindelijk maakt het speelgoed plaats voor het werken met echte materialen in een hobby of beroep. Voor sommige doelgroepen, zoals mensen met een verstandelijke beperking, blijft speelgoed belangrijk. Voor anderen kan speelgoed in een latere levensfase opnieuw een functie krijgen. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een ernstige vorm van dementie. Bij het inrichten van de leefomgeving houd je hier rekening mee. Sommige leveranciers leveren speciaal spelmateriaal voor de kinderopvang en scholen. Dat materiaal is niet alleen van goede kwaliteit, maar vaak ook speciaal ontworpen voor ontwikkeling en leren.

Creatieve materialen

Cliënten kunnen op allerlei manieren creatief aan de slag. Ze kunnen bijvoorbeeld een gebruiksvoorwerp maken, een sieraad, een kledingstuk of een schilderij waarin gevoelens en belevingen worden geuit. Afhankelijk van het doel en de

doelgroep kies je teken- en schildermaterialen, materialen voor textiele vormgeving of bijvoorbeeld klei of hout. Met een digitale camera en camera van de mobiele telefoon kunnen cliënten experimenteren met fotografie. Voor weinig geld zijn mooie toestellen te koop. Het resultaat is direct zichtbaar en cliënten kunnen hun foto’s op de computer zonder extra kosten bewerken.

Sport- en bewegingsmaterialen

Voor elke leeftijdsgroep is bewegen belangrijk. Met de juiste sport- en bewegingsmaterialen kun je cliënten stimuleren om meer te bewegen, zonder dat ze daarvoor speciaal naar een fitnessruimte hoeven. Cliënten zullen eerder even een stukje fietsen op de hometrainer als die in of vlakbij de huiskamer staat en als ze tegelijkertijd naar muziek kunnen luisteren of naar een film kunnen kijken.

(Multi)media

In organisaties waar cliënten wonen mag een computer niet ontbreken. Steeds meer ouderen kunnen ermee overweg. Ze hebben ontdekt hoe leuk het is om via de computer met hun kinderen en kleinkinderen te communiceren. En de spelletjes zijn niet alleen leuk om te doen, ze trainen ook het geheugen. Daarnaast blijven de traditionele media een belangrijke rol spelen. Een voorbeeld is een mooie collectie boeken en tijdschriften. Je kunt ook muziek en films aanbieden. Zorg dan wel voor één of liefst meer draadloze koptelefoons, zodat de andere cliënten er geen last van hebben.

Figuur 1.8 Een spelletje met een cliënt © Getty Images / eyecrave productions Figuur 1.9 Samen digitaal foto's bewerken © Getty Images / Morsa Images
L EEFOMGEVING 1 23

BEGRIJP JE DE THEORIE?

Geef bij iedere stelling aan of deze juist of onjuist is.

1 De leefomgeving bestaat alleen uit de materiële omgeving.

2 De inrichting van een ruimte is een voorbeeld van de materiële omgeving.

3 De leefomgeving heeft invloed op het functioneren van mensen.

4 Een stimulerende leefomgeving is alleen belangrijk voor kinderen.

5 Een kenmerk van een prettige leefomgeving is dat deze groot is.

6 Je kunt de sfeer in een ruimte beïnvloeden met foto’s.

7 Bij een functionele inrichting kijk je eerst naar het doel waarvoor de ruimte bestemd is.

8 Linoleum in plaats van hoogpolig tapijt is een voorbeeld van een praktische inrichting.

9 Het afbraakproces bij ouderen kun je vertragen door te zorgen voor voldoende prikkels.

10 Materialen in een ruimte kunnen sociale contacten bevorderen.

12 Een belangrijk doel van spelletjes is ontspanning.

Juist Onjuist
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
11 Stimulerende materialen hebben altijd slechts één doel.
◯ ◯ OWH MODULE 1 G EZONDE , VEILIGE EN D uu RZAME LEEFOMGEVING 1 24

Hygiënische en gezonde leefomgeving

LEERDOELEN

• Je kunt benoemen wat HDL- en ADL-activiteiten zijn.

• Je kunt uitleggen hoe je cliënten bij HDL- en ADL-activiteiten kunt ondersteunen.

• Je kunt uitleggen hoe je de zelfredzaamheid van cliënten stimuleert.

• Je kunt beschrijven wat de Schijf van Vijf inhoudt.

• Je kunt benoemen wat aandachtspunten zijn bij het samenstellen van een gezonde maaltijd.

• Je kunt beschrijven wat aandachtspunten zijn bij hygiëne en voedsel.

• Je kunt benoemen wat het belang is van bewegen en sporten.

• Je kunt beschrijven hoe je een cliënt kunt stimuleren om meer te bewegen.

• Je kunt beschrijven wat een sociaal netwerk is.

• Je kunt uitleggen hoe je het sociaal netwerk van een cliënt in kaart brengt, uitbreidt en verstevigt.

Zorg voor de leefomgeving is belangrijk voor de mensen die er werken en voor de mensen die er verblijven. De leefomgeving heeft invloed op de gezondheid, het ontwikkelvermogen, het functioneren en het welbevinden. Juist bij kwetsbare mensen kan de zorg voor de leefomgeving erbij inschieten. Ze komen er niet aan toe, zien er tegenop of kunnen het niet aan. En als mensen geen grip meer hebben op hun huishouden, verandert hun leven in een chaos. Ze lopen vast in een berg vaat op het aanrecht, smerig beddengoed en een hoop ongewassen kleding op de vloer. Dan is het prettig als iemand helpt om orde op zaken te stellen. In jouw professionele rol als (persoonlijk) begeleider maatschappelijke zorg ondersteun je regelmatig cliënten bij de zorg voor hun leefomgeving.

2.1 Gezond leefklimaat

Jouw beroepspraktijkvorming (BPV) of werk speelt zich af in de leefomgeving van anderen. Voorbeelden zijn een leefgroep, een buurthuis en een gezinsvervangend tehuis. Wat voor jou je werkplek is, is voor cliënten hun leefomgeving. Hoe die leefomgeving er ook uitziet, er is één regel die altijd geldt: om te zorgen dat alles vlot

verloopt, moeten huishoudelijke taken worden uitgevoerd. Denk aan het opruimen en schoonhouden van de ruimte, de zorg voor kleding en textiel en vaak ook de zorg voor voeding. Al dit soort taken samen noem je de huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (HDL).

Wie welke taak uitvoert, hangt af van de afspraken die zijn gemaakt. Het hangt ook af van de mogelijkheden van de gebruikers van de ruimte.

2 HyGI ë NISCHE EN GEZONDE LEEFOMGEVING 2 25

Jij als (persoonlijk) begeleider geeft alleen ondersteuning bij de huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen die de cliënt niet of niet meer zelf kan uitvoeren. Je ondersteunt dus alleen daar waar het echt nodig is. Bij de ene cliënt zul je een taak helemaal of gedeeltelijk overnemen. Bij een andere cliënt is dat niet nodig en geef je alleen coaching en ondersteuning. Het is ook mogelijk dat andere beroepskrachten bepaalde taken uitvoeren, zoals schoonmaken of koken. Welke taken jij ook gaat uitvoeren, het is belangrijk dat jij je vak verstaat, zodat je je rol vanuit uitvoerende of ondersteuner op de juiste manier invult.

voeding. Als de leefomgeving op huishoudelijk vlak niet in orde is, is het voor cliënten moeilijk om zich er thuis te voelen. Van een vieze ruimte vol stof en troep wordt niemand blij. Een ordelijk huishouden geeft rust en schept duidelijkheid. Rust, duidelijkheid en vooral woon- en leefplezier wil iedereen wel. Maar niet alle cliënten zijn in staat de huishoudelijke taken uit te voeren die nodig zijn om dat voor elkaar te krijgen. Er zijn ook cliënten die er gewoon geen zin in hebben. Met welke HDL-activiteiten je als (persoonlijk) begeleider te maken krijgt, is grotendeels afhankelijk van de werkplek waar je terechtkomt. Als woonbegeleider heb je bijvoorbeeld intensief te maken met de leefomgeving (en dus met de HDL-activiteiten). Je bent dan ook betrokken bij het bereiden van maaltijden en het onderhoud van kleding. In de dagopvang voor senioren zul je daarmee weinig te maken krijgen. Al zijn er ook dagopvangcentra waar cliënten samen koken en eten, zeker tussen de middag.

2.1.1 Leefomgeving op orde

Een huis is een veilige basis. Tenminste, dat hoort het te zijn. Een prettig en veilige leefomgeving draagt bij aan de kwaliteit van leven. Als (persoonlijk) begeleider ondersteun je de cliënt bij het op orde houden van zijn leefomgeving. Je kunt onderscheid maken tussen huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (HDL) en algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL).

2.1.2 Huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen

Huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (HDL) zijn de handelingen die noodzakelijk zijn in het huishouden. Denk daarbij aan het opruimen en schoonhouden van de leefruimten, de zorg voor kleding en textiel en vaak ook de zorg voor

Figuur 2.1 De keuken van een cliënt © Getty Images / Roberto David
OWH MODULE 1 G EZONDE , VEILIGE EN D uu RZAME LEEFOMGEVING 2 26
Figuur 2.2 Samen schoonmaken © Getty Images / Maskot

Deze uitgave is onderdeel van Traject, dé methode voor de welzijnsopleidingen Maatschappelijke zorg en Pedagogisch werk. Deze uitgave bevat een licentie voor de online leeromgeving.

Traject MZ is gebaseerd op het kwalificatiedossier 2022 voor de opleiding Maatschappelijke zorg. In dit kwalificatiedossier hebben de eigen regie en de zelfredzaamheid van cliënten een belangrijke plek gekregen. Ook is er meer aandacht voor de eigen professionele ontwikkeling en voor technologie in de zorg. Traject sluit aan op dit kwalificatiedossier met actueel en vernieuwend materiaal dat is ontwikkeld in samenwerking met docenten en experts uit het werkveld.

Traject bestaat uit:

-theorieboeken;

-een online leeromgeving met verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, beroepsvaardigheden, zelftoetsen, evaluatie- en reflectieopdrachten.

-

Traject is modulair opgebouwd. Deze uitgave bestaat uit meerdere modules. Elke module heeft een vaste opbouw. In deze uitgave zijn de volgende onderdelen terug te vinden:

-een korte praktijksituatie met oriëntatieopdrachten om voorkennis te activeren;

-actuele theorie die alle benodigde basiskennis en achtergrondinformatie bevat bij de betreffende werkprocessen. De theorie bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk;

- begrijp je de theorie; stellingen waarmee de student controleert of hij de theorie voldoende beheerst;

-een begrippenlijst.

Bovenstaande onderdelen zijn ook opgenomen in de online leeromgeving. Daarnaast bevat de online leeromgeving bij iedere module de volgende onderdelen:

-een grote variëteit aan verwerkingsopdrachten met directe feedback;

-praktijksituatie(s). Dit zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk inclusief opdrachten, houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen;

-vaardigheden met opdrachten en BPV-opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van communicatieve, instrumenteel-technische en sociaal-agogische vaardigheden;

-door de module heen zijn allerlei evaluatie- en reflectieopdrachten opgenomen;

-een zelftoets waarmee de student zelfstandig kan beoordelen of hij de stof beheerst;

-een moduletoets die de docent kan inzetten om te beoordelen of de studenten de stof voldoende beheersen.

Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject?

Kijk dan op www.thiememeulenhoff.nl/mbo/welzijn/traject-mz

Auteurs:

D.J.B. van den Boogaard

T. Zwiers-Veldhuis

Eindredactie:

E.J. van der Hart

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.