JSW-artikel_Bouwen aan een positieve groep

Page 4

Debatteren om te leren

Selectief mutisme: wat als een kind niet praat?

Interview

Ronald Heidanus

Werken aan groepsprocessen nr 10 Juni 2020 Special

Bouwen aan een positieve groep

FOTO’S: VINCENT VAN DEN HOOGEN 12
Groepsdynamiek

In een positieve groep zie je gedrag (normen) terug die gemiddeld in de maatschappij positief gevonden worden. Denk hierbij aan normen als samenwerken, respect hebben voor elkaar, het omgaan met verschillen, positieve communicatie en het bieden van veiligheid.

Veel factoren zijn van invloed op de normen die in jouw groep ontstaan. Denk aan de ontwikkelingsfase van het kind, thuisnormen en duidelijk zichtbare normen in de school. Duidelijkheid biedt veiligheid. De leerkracht speelt hierbij een sleutelrol.

WAAROM BOUWEN AAN EEN POSITIEVE GROEP?

Een positieve groep is een voorwaarde om tot leren te komen. In een negatieve groep heerst namelijk angst, bijvoorbeeld voor buitensluiten of geweld. De kinderen komen dan in een soort zelfbeschermingsmodus, waardoor ze minder goed rationeel kunnen denken. Je krijgt reacties als wegrennen, vechten en/of blokkeren. Tot leren kom je dan niet of minder goed.

Een tweede reden om te bouwen aan een positieve groep is, dat sociaal goed functioneren een doel op zich is (Wet Primair Onderwijs, artikel 8 lid 3).

BOUWEN AAN DE BASIS IN GROEP 1 TOT 4

De Amerikaanse psycholoog Kohlberg noemt deze fase ‘pre-conventioneel’ (Duriez, 1998): kinderen richten zich (nog) niet op de conventies (afspraken) van een groep. Ze richten zich op de volwassene.

Je kunt in deze fase directief normen aanleren, de kinderen volgen dan. Wees je bewust van deze invloed. Wees betrouwbaar in wat je doet. Dat is zowel van belang voor het gevoel van veiligheid bij het kind als voor het aanleren van normen (de voorbeeldfunctie). Het aanleren van deze normen gaat via vier fases (zie het kader ‘Het vierfasenmodel’). De laatste fase, het inslijten van de norm, wordt vaak te snel beëindigd. Geef tijd en aandacht aan het inoefenen van positief gedrag.

De normen die je aanleert, kunnen in strijd zijn met de normen van thuis. Neem het schreeuwende kind. Het is wat hij ziet thuis: schreeuwen tegen elkaar is normaal, het is de norm. Als jij dan zegt dat het fout is, zeg je eigenlijk: je moeder doet het fout. Dit geeft een loyaliteitsconflict bij het kind. Dit kun je vermijden door aan te geven: ‘Hier op school doen we het zo.’ Het zit ‘m in het woordje hier. Dat zorgt ervoor dat de schoolnormen bij school horen en de thuisnormen bij thuis horen.

Werken in het onderwijs is vooral het werken met groepen. Maar hoeveel tijd en aandacht geven wij aan het bouwen aan een positieve groep? Waarom is dit belangrijk?
TEKST RENÉ VAN ENGELEN
13 JSW 10 2020
In een negatieve groep heerst angst
SPECIAL GROEPSPROCESSEN

Het vierfasenmodel

Het aanleren van normen bij het jonge kind, gaat via vier fases (Van Engelen, 2011):

• Fase 1: Introductie van de norm. Bijvoorbeeld door middel van een prentenboek, een incident of spel. Je introduceert als leerkracht de norm in een voor de kinderen betekenisvolle context.

• Fase 2: Benoemen van de norm. Als leerkracht benoem je precies (in handelingstermen voor de kinderen) de norm. Bijvoorbeeld hoe je elkaar begroet: aankijken, hand schudden, met twee woorden spreken. Je doet het uiteraard ook voor.

• Fase 3: Eerste inoefening van de norm. Direct na de introductie en het benoemen/voordoen van de norm gaan de kinderen oefenen met de norm. Bijvoorbeeld het begroeten van elkaar. De fases 1, 2 en 3 volgen direct na elkaar.

• Fase 4: Inslijpen van de norm. Gedurende een langere periode (twee tot vier weken) komt de norm dagelijks terug waarbij vooraf aandacht wordt gegeven aan de norm en deze achteraf wordt nabesproken. Laat bij de nabespreking in de hele groep alleen de goede voorbeelden naar voren komen. Kinderen die de norm nog niet goed toepassen, worden gecorrigeerd door andere kinderen en/of door de leerkracht. Doe dit altijd door het exacte handelingsalternatief te bieden (de in te slijten norm).

Een eenmaal gevormde positieve groep kun je onderhouden door bewust groepsvormende activiteiten te organiseren

VERDER BOUWEN IN GROEP 5 TOT 8 Vanaf groep 4 en 5 komen steeds meer kinderen in de conventionele fase. De kinderen conformeren zich aan de afspraken in de groep. Deze normen of afspraken ontstaan in de eerste weken van het nieuwe schooljaar. In die weken kun je hierop vooral invloed uitoefenen door bewust positieve normen in de groep te brengen (Van Engelen, 2014). Deze positieve normen moeten dan gedurende het schooljaar worden onderhouden. Deze aanpak is ook preventief voor het ontstaan van gedragsproblemen. Gedragsdeskundige Van Overveld (2017) schat in dat zo’n preventieve aanpak voor 85 tot 90 procent van de leerlingen voldoende is.

Een setje opgeschreven afspraken is onvoldoende. Normen kun je het beste laten ervaren. Dit kan door de positieve normen, die aansluiten op de normen uit de onderbouw, in jouw groep te implementeren door middel van oefeningen, opdrachten en activiteiten. Het ervaren betekent dat het beter verinnerlijkt wordt. Een voorbeeld van zo’n oefening is het deinen in een kring. Vijf kinderen gaan met hun handen verticaal naar binnen in een kring staan. Een kind staat in het midden met zijn voeten tegen elkaar en handen langs het lichaam. Het kind in het midden laat zich ‘vallen’ tegen de handen en laat zich rondduwen in de kring. Het is een oefening in vertrouwen. Kinderen ervaren het vertrouwen hebben in de ander en het geven van vertrouwen. In de nazit kun je de norm laten benoemen. Meer voorbeeldoefeningen zijn te vinden in Grip op de groep (Van Engelen, 2014) en op de site www.gripopdegroep.nl. Op de site zijn ook speciale groepsvormende activiteiten te vinden voor bewegingsonderwijs.

Een eenmaal gevormde positieve groep kun je onderhouden door bewust groepsvormende activiteiten te organiseren, zoals bijvoorbeeld samenwerking.

Als je gedurende het jaar merkt dat de groep niet goed functioneert, is het belangrijk hier iets mee te doen. Analyseer daarbij samen met een ander (bijvoorbeeld de intern begeleider of een gedragsspecialist) wat er aan de hand is

14

in de groep. Hiervoor kun je tools van de site www.gripopdegroep.nl gebruiken, zoals:

• quickscan positieve/negatieve groep;

• open sociogram;

• checklist rollen.

Bij het samenstellen van een aanpak zijn er zes sporen die je meer of minder mee kunt wegen, afhankelijk van de analyse die je hebt gemaakt (zie figuur 1). In Bouwen aan je groep worden deze uitgewerkt, onder andere met casussen (Van Engelen, 2011).

DE LEERKRACHT HEEFT DE SLEUTEL

Leerkrachten zijn de professionals die het groepsproces kunnen sturen. Als leerkracht maak je geen deel uit van de groep zoals de kinderen deel uitmaken van de groep. Er is een gezagsverhouding die zich kenmerkt door wederzijds respect. Daarmee bied je veiligheid. Leerkrachten die kinderen kleineren, tonen geen respect. Leerkrachten die een chaos laten ontstaan in de klas en niet in staat zijn rust te herstellen in een groep, krijgen geen respect van de kinderen. Dit speelt met name vanaf groep 5.

Als leerkracht op de basisschool heb je een voorbeeldfunctie en geef je kinderen inzicht in ‘de ander’. Vanaf groep 4/5 komt daarbij het inzicht geven in sociale processen en sturing geven aan de ontwikkeling van groepsnormen (Van Engelen, 2011). Dit inzicht geven in de ander en in sociale processen kan door middel van reflectie op gedrag (Fischer, 2016), bijvoorbeeld aan de hand van spiegelverhalen. In Het skateboardsyndicaat, een verhaal voor de bovenbouw van het basisonderwijs, komt zowel een negatieve als een positieve groep voor. Kinderen krijgen bijvoorbeeld inzicht in de rol van de dictator. Het gedrag van deze jongen blijkt een oorzaak te hebben. Kinderen gaan zo begrijpen waar het gedrag vandaan komt. Reflecteren op het verhaal kan na ieder hoofdstuk. De vragen bij ieder hoofdstuk zijn gratis te downloaden op www.gripopdegroep. nl. Er zijn in totaal acht hoofdstukken.

De Nederlandse psychologe Delfos (2012) geeft aan dat jongens gemiddeld minder goed aanvoelen wat er in de ander omgaat. Daar kun je als leerkracht op inspelen.

Spoor 1

Opengooien en bespreekbaar maken

Spoor 4

Spoor 2

Nieuwe waarden en normen

Spoor 3

Internalisering van normen

Geen schuld (’no blame’)

Spoor 5

Individuele aanpak

Spoor 6

Iedereen hoort erbij!

Bijvoorbeeld bij het toebrengen van pijn bij de ander: zet ze tegenover elkaar. Laat zien dat de ander pijn heeft. Benoem het, laat het vertellen. Door middel van reflectie kunnen ze tot meer inzicht komen over zichzelf, de ander en de groep (Van Engelen, 2019).

CORONACRISIS

De lange periode van afstandsonderwijs en de gefaseerde openstelling van de scholen heeft geleid tot een unieke situatie voor de groepen. Het groepsvormende proces start enigszins opnieuw en de sociale cohesie van de groep is losser geworden. De rol van subgroepen is groter geworden, denk bijvoorbeeld aan de halve klassen die een periode naar school zijn gegaan en de informele subgroepen van vrienden die elkaar hebben opgezocht tijdens de lockdown. Kinderen kunnen zich hierdoor veiliger en vertrouwder voelen in de subgroep dan in de hele groep. Het is belangrijk de sociale cohesie van de hele groep extra te versterken. Dit kan onder andere door grote gezamenlijke opdrachten waarbij iedereen meedoet en er geen competitie in zit met een winnaar en verliezer. In twee blogs en een tutorial wordt hier dieper op ingegaan (zie www.renevanengeleneducatie.nl).

Ruim tijd in voor het bouwen aan positieve groepen: een voorwaarde om tot leren te komen, kinderen vormen zich in zo'n groep positief als persoon en komen met plezier naar school!

De literatuurlijst is te vinden op: www.jsw.nl/artikelen

groepsaanpak

RENÉ VAN ENGELEN (www.renevanengelen educatie.nl) is zelfstandig schoolbegeleider, interim-directeur, spreker, coach en auteur

15 JSW 10 2020
Figuur 1 – Zes factoren voor het samenstellen van een

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.