Anatomie en fysiologie van de mens

Page 70

Deel 2 Orgaanstelsels

Iemand heeft bloedgroep A als hij het A-antigeen heeft,

Resusnegatieve mensen van wie het bloed niet in contact

bloedgroep B als hij het B-antigeen heeft, bloedgroep AB

is geweest met resuspositief bloed, hebben geen anti-

als hij beide antigenen heeft en bloedgroep O als hij geen

stoffen tegen het resusantigeen. In dit opzicht wijkt het

antigenen heeft.

resussysteem af van het ABO-systeem. Pas wanneer

Het bijzondere van het ABO-bloedgroepsysteem is dat

resusnegatief bloed in contact geweest is met resusposi-

ieder mens, zonder in contact te zijn geweest met een

tieve erytrocyten, worden antistoffen (RhD-antistoffen)

andere bloedgroep, al antistoffen heeft tegen de bloed-

gemaakt. RhD-antistoffen kunnen de placenta passeren.

antigenen die hij zelf niet heeft. De antistoffen bevinden

Wanneer het eerste kind van een resusnegatieve moeder

zich bij de geboorte al in het bloedplasma. Wanneer

resuspositief is, is er een kleine kans dat de moeder tij-

bloedplasma met antistoffen in contact komt met de

dens de zwangerschap RhD-antistoffen gaat vormen. Bij

‘verkeerde’ erytrocyten, treedt agglutinatie (klontering)

de geboorte komt er meestal wat bloed van de baby in

van de erytrocyten op. Dit is de afstoting van het ge-

de moederlijke circulatie terecht. Op dat moment gaat de

transplanteerde weefsel.

moeder zeker antistoffen maken. Dat kan gevaarlijk zijn

De antistoffen van het ABO-bloedgroepsysteem van een

voor een eventueel volgend resuspositief kind. Tegen-

zwangere kunnen de placenta niet passeren en doen het

woordig wordt anti-D-profylaxe toegepast. In de der-

ongeboren kind, dat een andere bloedgroep kan hebben,

tigste zwangerschapsweek worden de bloedgroepen van

dan ook geen kwaad.

moeder en ongeboren kind bepaald. Is de moeder resusnegatief en het kind resuspositief dan krijgt de moeder een injectie met anti-RhD-immunoglobuline,

Resusbloedgroep

kortweg anti-D genoemd. Na de bevalling krijgt ze nog

Er bestaat een tweede type bloedantigeen dat juist bij de

een keer zo’n injectie. Anti-D maakt de eventueel in het

foetale ontwikkeling wel voor problemen kan zorgen.

moederlijk bloed rondcirculerende D-antigeen onscha-

Het is het resusantigeen, ook wel D-antigeen genoemd.

delijk, zodat de moeder er geen antistoffen tegen kan

Iemand met het resusantigeen noem je resuspositief

maken.

(RhD-positief). Iemand die het antigeen niet heeft is

bloedgroep van het donorbloed

bloedgroep van de ontvanger

A

B

0

B

AB

0

WWW bloedafname

geen klontering

146

AB

A

Figuur 6.36

Het ABO-bloedgroepsysteem is gebaseerd op de

bloedantigenen A en B en bestaat uit vier bloed

groepen: A, B, AB en O.

Iemand met bloedgroep O is een universele donor

(geen antigenen); iemand met bloedgroep AB is een

universele acceptor (geen antistoffen).

De resusbloedgroep is gebaseerd op het resusanti-

geen. Iemand kan resuspositief (antigeen aanwezig)

zijn of resusnegatief (geen resusantigeen).

Dus:

resusnegatief (RhD-negatief).

klontering

Bloedtransfusieschema van het ABO-bloedgroepsysteem

!


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Anatomie en fysiologie van de mens by ThiemeMeulenhoff - Issuu