Deel 2 Orgaanstelsels
R
6.2.3
Elektrocardiogram
Het standaard ECG
De impulsen die zich over de hartspier verspreiden, ver-
T P
oorzaken elektrische verschijnselen. Deze zijn aan de buitenkant van het lichaam te meten. De meetmethode
Q
is betrekkelijk eenvoudig: een tiental elektroden (stroomgeleiders) wordt op de huid van de borst, polsen
S De relatie tussen het ECG en de prikkelgeleiding door het
en enkels geplaatst. De elektroden zijn aangesloten op
hart
een versterker met een monitor of een draaiende papierrol met een schrijvertje. Op de monitor of op het papier worden de elektrische verschijnselen in de vorm van een diagram zichtbaar. Dit is het elektrocardiogram (ECG), ook wel hartfilmpje genoemd. De belangrijkste gegevens van een standaard elektrocardiogram zijn: ■
P-top; deze piek is het resultaat van de impulsen van de sinusknoop in het atriummyocard, waardoor de atria gaan samentrekken;
■
PQ-segment; dit weerspiegelt de vertraagde prikkelgeleiding in de atrioventriculaire knoop;
■
Q-dal; dit is de verspreiding van de impulsen over het ventrikelseptum;
■
QRS-complex; deze piek representeert de prikkelinvasie van het ventrikelmyocard. Daarbij worden eerst, via de bundel van His, de bundeltakken bereikt (Q), vervolgens de purkinjevezels (R) en zo omhoog het gehele ventrikelmyocard (S) tot aan de anuli fibrosi. Gedurende het QRS-complex komt het atriummyocard weer in de (elektrische) rusttoestand.
■
ST-segment; dit geeft het wegebben van de prikkeltoestand van het ventrikel weer.
■
T-top; deze hangt samen met het tot (elektrische) rusttoestand komen van het ventrikelmyocard, wat ook gepaard gaat met elektrische verschijnselen.
Het in de afbeelding 6.10 weergegeven ECG heeft dezelfde tijdschaal als de registraties van het drukverloop. Duidelijk is te zien dat de elektrische verschijnselen aan de mechanische verschijnselen voorafgaan.
Figuur 6.11
104
Elektrocardiogram