Vivo | De biologie van je leven - 1 vmbo-kgt deel B

Page 1

Beste leerling,

Dit boek gebruik je samen met de digitale leeromgeving. Het is van jou, dus je mag je aantekeningen erin schrijven. Na dit schooljaar mag je het boek houden. Dan kun je er volgend jaar nog iets in opzoeken, bijvoorbeeld bij het leren voor een toets.

Veel succes en plezier met biologie!

Team Vivo

COLOFON

Auteurs

Lisette van Engelen, Barend de Graaf, Marlies van den Hurk-Bakker, Rob Melchers, Jorinde Post, Annemarel Reiber-Elhorst, Anne van Rossum, Rik Smale, Willy Stein, Nora Walsarie Wolff-Cox, Bram Winkelman

Eindredactie

Barbara Capel, Ramon Verwijst

Taalredactie

Marcella Spithoven

Illustraties

Gemma Stekelenburg, Rogier Trompert, Marjolein Luiken

Ontwerp

Omslag: Carlo Polman - OudZuid Ontwerp

Binnenwerk: Tom Lamers - Reclamers

Opmaak

Crius Group, Hulshout

Omslagbeeld

Getty Images / Barcroft Media / Steven J. Kazlowski

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde. We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.

Samen leren vernieuwen.

www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 73087 6

Eerste druk, eerste oplage, 2023 � ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2023

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

2
3
Deel A Hoofdstuk 1 Waarom biologie?
Wat heb je aan biologie?
Levende wezens
Verschillende organismen
Biodiversiteit
Organismen en hun omgeving
Alles hangt samen
Extra: Bijzondere organismen
Hoofdstukafsluiting Hoofdstuk 2 Inzoomen en uitzoomen 2.1 Hoe zitten organismen in elkaar? 2.2 Hoe zit jij in elkaar? 2.3 Hoe kun je dieren ordenen? 2.4 Hoe zitten cellen in elkaar? 2.5 De kleinste organismen 2.6 Groei en ontwikkeling 2.7 Extra: Gewervelden en zoogdieren 2.8 Hoofdstukafsluiting 4 Deel B Hoofdstuk 3 Bewegen 6 3.1 Hoe blijf je fit? 8 3.2 Spieren 15 3.3 Skelet 24 3.4 Kraakbeen en been 35 3.5 Botverbindingen 44 3.6 Blessures 53 3.7 Extra: Skeletten vergelijken 63 3.8 Hoofdstukafsluiting 70 Hoofdstuk 4 Zintuigen en hersenen 72 4.1 Hoe gedraag jij je? 74 4.2 Zintuigen 79 4.3 Zenuwstelsel 88 4.4 Horen 97 4.5 Zien 107 4.6 Gedrag 118 4.7 Extra: Ruiken en proeven 126 4.8 Hoofdstukafsluiting 134 Hoofdstuk 5 Planten 136 5.1 Wat heb je aan planten? 138 5.2 Planten zijn overal 144 5.3 Fotosynthese 156 5.4 Bladeren, stengels en wortels 164 5.5 Stevige stengels 174 5.6 Voortplanting bij planten 183 5.7 Extra: Groeifactoren 193 5.8 Hoofdstukafsluiting 200 Actief leren 202 Register 204 1.8 Hoofdstukafsluiting
INHOUD ZO WERK JE MET VIVO
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.7
1.8

ZO WERK JE MET VIVO – De biologie van je leven

Je gaat aan de slag met Vivo. Bij Vivo ontdek je waarom het vak biologie belangrijk is voor jou, voor onze samenleving en onze planeet. Hieronder zie je alles wat je in Vivo tegenkomt.

STARTEN MET HET HOOFDSTUK

• Het hoofdstuk start met de grote vraag. Deze vraag ga je aan de hand van het hoofdstuk beantwoorden.

• De hoofdstukvraag staat in een overzichtstekening: het grote plaatje Daarin zie je de samenhang met andere hoofdstukken en de belangrijkste zaken van dit hoofdstuk om te onthouden.

• Online vind je de Uitdaging. Dit is een grotere opdracht waarbij je de stof van één of twee paragrafen van het hoofdstuk gebruikt.

• In de eerste paragraaf ontdek je waarom het onderwerp van het hoofdstuk belangrijk is, en welke rol het onderwerp speelt in jouw leven. Ook ontdek je hoe het onderwerp samenhangt met andere onderwerpen in de biologie.

WERKEN MET DE PARAGRAFEN

• Bij de paragraaftitel zie je welke iconen uit het grote plaatje bij deze paragraaf horen.

• In de leerdoelen zie je wat je in deze paragraaf gaat leren.

• Bij de practica ga je zelf iets onderzoeken: je docent bepaalt welke practica je gaat doen. Je vindt deze online.

• De paragraaf begint met een startopdracht. In deze opdracht ga je meteen actief aan de slag met het onderwerp van de paragraaf. Zo ontdek je wat je al weet en begrijp je de stof sneller en beter.

4
3.1 Hoe blijf je fit? Aan het eind van deze paragraaf kun je: • uitleggen hoe je ervoor zorgt dat je fi blijft. • uitleggen dat botten, gewrichten en spieren zorgen voor beweging. Wat leer je in dit hoofdstuk? Welke verbanden zijn er? Botten en spieren zorgen voor beweging Bewegen is gezond voor lichaam en geest H2 Inzoomen en uitzoomen Cellen H9 Ademhalen en verbranden Zuurstof Hoe blijf je fit? H3 Figuur Het grote plaatje Hoofdstuk 3 Bewegen Hoe blijf je fit? 3.1 3.2 Spieren Aan het eind van deze paragraaf kun je: • benoemen welke functies je spieren hebben. • benoemen hoe spieren botten in beweging brengen. • benoemen hoe spieren zijn opgebouwd. Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht: • Spierweefsel Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren. 1 Je spieren spannen Hoe dik zijn jouw spieren? Ben je sterker als je dikke spieren hebt? Dit heb je nodig: • meetlint Dit ga je doen: 1 Werk in tweetallen. 2 Laat je arm ontspannen naast je lichaam hangen. 3 Je klasgenoot doet het meetlint om je bovenarm. 4 Meet de dikte (in millimeter). Noteer dit in de tabel. 5 Buig je arm. Maak een spierbal. Je spieren zijn nu gespannen. 6 Meet de dikte van je bovenarm nog een keer. Noteer dit in de tabel. 7 Draai nu de rollen om. Vul de tabel verder in. 8 Ga armpje drukken met elkaar. Wie wint? Hoofdstuk 3 Bewegen Spieren 3.2
Wat beweegt

WERKEN IN HET BOEK OF ONLINE

Je kunt aan de slag in je leerwerkboek of online. In je boek vind je alles wat je nodig hebt: theorie en opdrachten. Deze staan natuurlijk ook online, plus handige extra’s.

Boek

• Theorie

• Opdrachten

Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3

6 Botgroepen en botten Je kunt de botten van het skelet indelen in verschillende botgroepen. a Welke twee botgroepen hebben geen platte botten? ☐ bekkengordel ☐ borstkas ☐ ledematen ☐ schedel ☐ schoudergordel ☐ wervelkolom b Koppel de botten aan de juiste botgroepen. schedel heupbeenderen, heiligbeen en staartbeen schoudergordel middenhandsbeentjes en dijbeen sleutelbeenderen bekkengordel wervels

Online

• Theorie

• Opdrachten

• De Uitdaging

• Verder oefenen op maat

• Practica

• Proeftoets

b Je ziet hieronder de vier hoofdpunten van dit hoofdstuk.

Wat heb je over elk hoofdpunt geleerd? Noteer je antwoorden in de vakjes.

Kijk terug naar paragraaf 6. Noteer wat je hier nu over weet.

Bewegen is gezond voor lichaam en geest

Botten en spieren zorgen voor beweging

Wat beweegt

Kijk terug naar paragraaf 2, 3 en 5. Noteer wat je hier nu over weet.

Kijk terug naar paragraaf 5 en 6. Noteer wat je hier

schoudergordel borstkas bekkengordel

7 Wervelkolom Bekijk de wervelkolom in figuur 6 en figuur 8. a Wat valt je op aan de grootte van de wervels? b Leg uit waarom dat zo is. c Welke twee onderdelen van de wervelkolom zijn botten die niet op wervels lijken?

d Wat voor advies geef je aan leerlingen die hele dagen in de schoolbanken zitten?

WERKEN MET DE PARAGRAFEN

• In de theorie zie je blauwgedrukte woorden. Dat zijn de belangrijkste begrippen.

• In groene kaders staan weetjes. Je ziet hoe het onderwerp van de paragraaf terugkomt in het dagelijks leven.

• Iedere paragraaf heeft zes basisopdrachten. Daarna is er altijd een herhaalopdracht, een plusopdracht en een samenvattingsopdracht

• Online krijg je na de zes basisopdrachten een advies op maat om verder te oefenen:

Herhaling of Plus

• Bij de opdrachten staat soms een icoon.

EXTRA PARAGRAAF

• Nieuwsgierig? Ga aan de slag met de extra paragraaf. Hierin ga je dieper in op de stof en je legt verbinding met onderwerpen die niet in dit hoofdstuk staan.

HOOFDSTUKAFSLUITING

• Je kijkt terug op het grote plaatje Begrijp je de verbanden en kun je de hoofdstukvraag beantwoorden met wat je hebt geleerd?

• Met de online proeftoets controleer je of je de theorie goed hebt geleerd.

• In Actief leren vind je werkvormen om de theorie te onthouden en begrijpen.

Staat bij opdrachten waar je

Staat bij opdrachten waar je samenwerkt met klasgenoten.

Staat bij opdrachten waar je iets moet doen. Leren door te doen!

Staat bij opdrachten waar je kritisch nadenkt.

• Op het eind van de paragraaf kijk je terug op de leerdoelen. Wat gaat goed en waar moet je nog aan werken?

5
nu over weet. Botten en kraakbeen bevatten cellen Kijk terug naar paragraaf 4. Noteer wat je hier nu over weet. c Je hebt in paragraaf antwoord gegeven op de grote vraag van dit hoofdstuk Hoe blijf je fit? Kijk nog even terug naar wat je toen hebt geantwoord. En kijk ook naar je antwoorden bij opdracht 1a en 1b. Wat is nu je antwoord op de grote vraag 'Hoe blijf je fit?' PROEFTOETS Maak online de proeftoets bij dit hoofdstuk. Hoofdstuk 3 Bewegen Hoofdstukafsluiting 3.8

3 Bewegen

© Getty Images / iStockphoto INHOUD Basis 3.1 Hoe blijf je fit? 8 3.2 Spieren 15 3.3 Skelet 24 3.4 Kraakbeen en been 35 3.5 Botverbindingen 44 3.6 Blessures 53 Extra 3.7 Skeletten vergelijken 63 Afsluiting 3.8 Hoofdstukafsluiting 70

UITDAGING

Bij elk hoofdstuk hoort een Uitdaging. Deze kun je maken als vervanging van één of twee paragrafen. Gebruik de leerstof om het probleem op te lossen!

3.1 Hoe blijf je fit?

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• uitleggen hoe je ervoor zorgt dat je fi t blijft.

• uitleggen dat botten, gewrichten en spieren zorgen voor beweging.

Welke verbanden zijn er?

Wat leer je in dit hoofdstuk?

H2 • Inzoomen en uitzoomen Cellen

Hoe blijf je fit?

Bewegen is gezond voor lichaam en geest

Botten en spieren zorgen voor beweging

H9

• Ademhalen en verbranden Zuurstof

Botten en kraakbeen bevatten cellen

Wat beweegt kan stuk

© Shutterstock / 2xSamara.com
H3
1
8 Hoofdstuk 3 Bewegen Hoe blijf je fit? 3.1
Figuur
Het grote plaatje

Bewegen

Ga jij met de fiets naar school? In je lichaam gebeurt van alles wanneer je beweegt (figuur 2). Botten, spieren en gewrichten werken samen. Tijdens het fietsen adem je sneller, je hart klopt sneller en je lichaam warmt op. Je hersenen krijgen meer zuurstof. Handig als je het eerste uur goed moet opletten! Als je beweegt, maken je hersenen ook geluksstofjes waardoor je lekkerder in je vel zit.

Welke verbanden zijn er?

Bekijk het 'grote plaatje' in figuur 1.

• Dankzij botten, spieren en kraakbeen kun je goed bewegen. Het weefsel in botten, spieren en kraakbeen is opgebouwd uit cellen (hoofdstuk 2). Met een microscoop kun je cellen en weefsels goed bekijken.

• Om je spieren te laten werken heb je onder andere zuurstof nodig. Als je ademhaalt, neem je zuurstof uit de lucht op in je longen (hoofdstuk 9).

Wat leer je in dit hoofdstuk?

Bekijk het 'grote plaatje' in figuur 1.

• Bewegen is gezond voor lichaam en geest. Door te bewegen blijven je spieren soepel en dat is goed voor je lichaam. Ook voel je je goed als je beweegt. Dat komt doordat er stoffen vrijkomen in je lichaam. Die stoffen zorgen voor een goed humeur en minder stress.

• Botten en spieren zorgen voor beweging. Je skelet is een verzameling van harde botten. Als je spieren samentrekken, bewegen je botten. Botten en spieren werken dus samen. Botten hebben gewrichten, waardoor je botten verschillende kanten op kunnen bewegen.

• Wat beweegt kan stuk.

Bewegen lijkt alleen maar goed. Maar dat is niet altijd waar. Je kunt ook te veel bewegen of op een verkeerde manier. Dan krijg je een blessure of worden je spieren overbelast (figuur 3).

• Botten en kraakbeen bevatten cellen.

Het weefsel van bot bestaat uit cellen. Deze cellen liggen niet vast tegen elkaar aan. Tussen de cellen zit tussencelstof. Het weefsel van kraakbeen bevat andere cellen dan bij bot. Ook bij kraakbeen liggen de cellen niet vast tegen elkaar en is er tussencelstof.

© Getty Images
© Shutterstock / lzf
Figuur 2 In je lichaam gebeurt van alles als je naar school fietst.
9 Hoofdstuk 3 Bewegen Hoe blijf je fit? 3.1
Figuur 3 Door een verkeerde beweging of overbelasting krijg je blessures.

OPDRACHTEN

1 Concentratie-oefening

Als je jezelf goed concentreert, kun je dingen sneller en foutloos doen.

Dit heb je nodig:

• stopwatch

Dit ga je doen:

1 Werk in tweetallen. De een doet de proef. De ander neemt de tijd op.

2 Bekijk het schema. Noem per kolom (van boven naar beneden) de echte kleur van de woorden. Probeer dat zo snel mogelijk te doen.

3 Als je een fout maakt, begin je opnieuw met de eerste kolom.

blauw rood blauw groen rood

groen groen rood zwart blauw rood blauw zwart rood groen

Hoe lang doe je erover om alle kolommen foutloos te doen? Noteer de tijd. Draai daarna de rollen om.

Tijd =

2 Warming-up

Je maakt je hoofd leeg en je lichaam los. Als je beweegt, ga je je goed voelen. Dat komt doordat er stoffen vrijkomen in je lichaam die zorgen voor een goed humeur en minder stress.

Dit ga je doen:

1 Schuif je stoel onder je tafel en ga erachter staan.

2 Draai met je linkervoet vijf rondjes naar links en vijf naar rechts.

3 Doe hetzelfde met je rechtervoet.

4 Draai met je linkerbeen vanuit je heup vijf rondjes naar links en vijf naar rechts.

5 Doe hetzelfde met je rechterbeen.

6 Draai met je heupen vijf rondjes naar links en vijf naar rechts.

a Doe opdracht 1 'Concentratie-oefening' nog een keer. Is er een verschil?

◯ nee

◯ Ja, ik ben de tweede keer langzamer.

◯ Ja, ik ben de tweede keer sneller.

b Als je bij opdracht 2a een verschil merkte, hoe kun je dat verschil verklaren?

Doordat je van tevoren bewogen hebt? Of is er ook nog een andere verklaring?

10 Hoofdstuk 3 Bewegen Hoe blijf je fit? 3.1

3 Jouw sport

a Doe je aan sport? Zo ja, welke sport?

b Geef twee redenen waarom je deze sport doet.

c Een uitspraak is: ‘Bewegen is gezond voor lichaam en geest’. Geldt dat ook voor jou als je sport? Leg je antwoord uit.

d Als je niet aan sport doet, wat houdt je tegen om te sporten?

e Is er een (andere) sport die je zou je willen doen?

f Wie of wat zou jou kunnen helpen om deze sport te gaan doen?

© Shutterstock / Savvapanf Photo
11 Hoofdstuk 3 Bewegen Hoe blijf je fit? 3.1
Skatende jongeren

4 Beweging

Op een aantal plaatsen kunnen de botten van ons skelet bewegen. Bijvoorbeeld in je onderkaak. Je doet zo je mond open en dicht. De andere botten in je hoofd zitten aan elkaar vast en kunnen niet bewegen.

Onderzoek op welke plekken je botten kunnen bewegen.

Dit ga je doen:

Bewegen is gezond

1 In de tabel staan onderdelen van je lichaam. Beweeg die onderdelen in je eigen lichaam.

2 Noteer erbij op welke manier(en) de bewegende delen (gewrichten) bewegen.

3 Op hoeveel plaatsen kun je dat onderdeel bewegen? Vul dat in.

Tip: Denk aan buigen, strekken, draaien, enz.

onderdeel welke beweging? aantal plaatsen

hoofd open en dicht 1, je kaak kan op en neer bewegen

hals en nek draaien en buigen

romp (borst en buik)

armen en pols

handen

benen en enkel

voeten

© Shutterstock / Master1305
12 Hoofdstuk 3 Bewegen Hoe blijf je fit? 3.1

5 Botten en kraakbeen

Druk eens met je vinger op de bovenkant van je schedel (een bot). Doe hetzelfde op het puntje van je neus (kraakbeen).

a Welk verschil voel je?

b Wat kun je dus zeggen over de cellen en de tussencelstof van botten en kraakbeen?

c Is er nog een plek aan je lichaam waar je kraakbeen goed kunt voelen?

6 Blessures

Blessures heb je liever niet. En als je ze hebt, wil je er zo snel mogelijk vanaf.

a Wie kan je helpen blessures te voorkomen?

b Welke mensen helpen je als je een blessure hebt? Noem minstens drie beroepen.

Door een verkeerde beweging of overbelasting krijg je blessures.

c Kies één van de beroepen die je genoemd hebt. Zoek informatie over dit beroep. Beantwoord de vragen.

• Wat moet je in dit beroep doen?

• Welke opleiding moet je volgen?

• Hoe lang duurt deze opleiding?

• Lijkt het jou een leuk beroep? Waarom?

© Shutterstock / YURII MASLAK
13 Hoofdstuk 3 Bewegen Hoe blijf je fit? 3.1

7 Samenvatten

a Noteer twee onderdelen van je lichaam die ervoor zorgen dat je kunt bewegen.

b Hoe heet de plek tussen twee botten waardoor die kunnen bewegen?

c Vul de tabel over kraakbeen en botten in. kraakbeen bot Bestaat uit cellen?

Is er ruimte tussen de cellen?

Is het weefsel stevig/buigzaam?

Geef een voorbeeld.

d De grote vraag van dit hoofdstuk is: ‘Hoe blijf je fit?’

Wat is jouw antwoord op deze vraag? Gebruik in je antwoord de informatie van deze paragraaf.

14 Hoofdstuk 3 Bewegen Hoe blijf je fit? 3.1

3.2 Spieren

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• benoemen welke functies je spieren hebben.

• benoemen hoe spieren botten in beweging brengen.

• benoemen hoe spieren zijn opgebouwd.

Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht:

• Spierweefsel

Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.

1 Je spieren spannen

Hoe dik zijn jouw spieren? Ben je sterker als je dikke spieren hebt?

Dit heb je nodig:

• meetlint

Dit ga je doen:

1 Werk in tweetallen.

2 Laat je arm ontspannen naast je lichaam hangen.

3 Je klasgenoot doet het meetlint om je bovenarm.

4 Meet de dikte (in millimeter). Noteer dit in de tabel.

5 Buig je arm. Maak een spierbal. Je spieren zijn nu gespannen.

6 Meet de dikte van je bovenarm nog een keer. Noteer dit in de tabel.

7 Draai nu de rollen om. Vul de tabel verder in.

8 Ga armpje drukken met elkaar. Wie wint?

© Shutterstock / Hassel Stock 15 Hoofdstuk 3 Bewegen Spieren 3.2

dikte bovenarm

naam ontspannen (in mm) gespannen (in mm) verschil (in mm)

a Wie is het sterkst met armpje drukken?

◯ degene met de dikste bovenarm in ontspannen toestand

◯ degene met de dikste bovenarm in gespannen toestand

◯ degene met het grootste verschil tussen ontspannen en gespannen bovenarm

b Vergelijk je antwoorden met de rest van de klas. Geef een verklaring.

Soorten spieren

Je lichaam bestaat voor een deel uit spieren. Veel spieren zitten vlak onder de huid (figuur 1). Je kunt de spieren in je bovenarm gemakkelijk voelen. Ze zitten vast aan de botten in je arm. Als die spieren samentrekken, bewegen enkele botten mee. Deze spieren noem je skeletspieren. Skeletspieren zorgen er ook voor dat je overeind blijft staan.

Je hebt ook spieren die niet aan botten vastzitten. Dat zijn gladde spieren. Een voorbeeld van gladde spieren zijn de spieren in je darmwand. Zij maken knijpbewegingen en duwen zo het voedsel verder.

In tegenstelling tot skeletspieren zijn gladde spieren onvermoeibaar. Je hebt over deze spieren geen controle. Je kunt ze dus niet bewust samentrekken of ontspannen.

1 2
spieren
16 Hoofdstuk 3 Bewegen Spieren 3.2
Figuur 1 Veel spieren liggen vlak onder je huid.

Hoe werken spieren?

Spieren kunnen samentrekken en ontspannen. Als spieren samentrekken, worden ze korter, dikker en steviger. Als spieren ontspannen, worden ze langer, dunner en slapper.

Dit zie je goed als de armbuigspier samentrekt. Die wordt kort, dik en stevig. De armstrekspier is dan ontspannen. Als je de arm weer strekt, wordt de armstrekspier kort, dik en stevig. De armbuigspier is dan ontspannen.

Spieren die zorgen voor een tegenovergestelde beweging noem je antagonisten (figuur 2).

Scan de QR-code en bekijk de animatie van de armbuigspier en de armstrekspier.

Een spier zit met een pees vast aan het bot. Pezen kunnen niet samentrekken. Een bekende pees is de achillespees. Je kuitspier zit daarmee aan het hielbeen vast (figuur 3).

Deze pees trekt met veel kracht aan het bot als je loopt en springt. kuitspier achillespees

armbuigspier armstrekspier armbuigspier armstrekspier
armbuigspier armstrekspier armbuigspier armstrekspier
Figuur 2 De armbuigspier en de armstrekspier zijn antagonisten.
hiel
17 Hoofdstuk 3 Bewegen Spieren 3.2
Figuur 3 Pezen en spieren van je kuit

WIST JE DAT?

We eten spieren

Misschien heb je er nooit over nagedacht, maar als je vlees eet, eet je vooral spieren. Kijk in een supermarkt of bij de slager eens naar speklappen of bacon. Daaraan zie je goed uit welke lagen het lichaam van dieren en mensen is opgebouwd. Het onderste dunne laagje is de huid, daarna komt een witte laag vet. De volgende rode laag is spierweefsel. Bij de meeste soorten vlees zijn de huid en het vet verwijderd. Als je vlees eet, eet je dus spieren.

Bouw van een spier

Een skeletspier is opgebouwd uit lange, dunne spiervezels. Een spiervezel bestaat uit een aantal samengesmolten cellen. Enkele spiervezels bij elkaar vormen een spierbundel (figuur 4). Als je dit spierweefsel onder een microscoop bekijkt, zie je dwarse strepen over de spiervezels.

Gladde spieren hebben hele kleine spiercellen.

celkern spiervezel spierbundel spier pees bot
spieren vet huid © Shutterstock Bacon 18 Hoofdstuk 3 Bewegen Spieren 3.2
Figuur 4 De bouw van een skeletspier

OPDRACHTEN

2 Sterker worden

Scan de QR-code en bekijk het filmpje ‘Sterker worden’.

a Welke spieren traint Ielja?

◯ gladde spieren

◯ skeletspieren

b Je tilt iets zwaars op van de grond. Welke spieren moet je dan vooral gebruiken en waarom?

◯ de spieren in je benen, omdat die het sterkst zijn

◯ de spieren in je rug, omdat die het sterkst zijn

3 Planking

Planking of planken is een fitnessoefening die je gemakkelijk kunt doen. Je traint er veel spieren mee. Je gebruikt je armen om je lichaam gestrekt van de grond te houden.

Planking

Je traint bij planken onder andere de spieren in je rug, in je buik, in je billen en bij je schouders. Deze spieren zorgen ervoor dat je lichaam een goede houding heeft. Je krijgt dan geen last van je rug. Het beste is om drie keer per dag 60 seconden te planken.

a Probeer een plank van minimaal 30 seconden en maximaal 60 seconden te doen. Houd je het vol?

b Welke spieren voel je?

© Shutterstock / CandyRetriever
19 Hoofdstuk 3 Bewegen Spieren 3.2

4 Gladde spieren of skeletspieren?

Hieronder staan zes eigenschappen van spieren. Horen de eigenschappen bij gladde spieren of bij skeletspieren?

gladde spieren skeletspieren

1 kunnen langdurig samentrekken ◯ ◯

2 trekken een haar overeind bij kippenvel ◯ ◯

3 kunnen vermoeid raken

4 gebruik je niet bewust

5 zitten aan je skelet vast

6 zitten in je organen

5 Spieren van je been en voet

Je gebruikt verschillende spieren als je je been en voet beweegt.

a Ga op een stoel zitten met je voeten op de grond. Je benen zijn gebogen. Strek een onderbeen recht voor je uit. Laat je onderbeen daarna zakken, totdat je voet weer op de grond staat. Voel welke spieren aanspannen en ontspannen.

Noem de letter(s) van de spier(en) die je aanspant als je je been naar voren strekt. Leg je antwoord uit.

b Je zit nog steeds op de stoel met je voeten op de grond. Beweeg nu je voet op en neer, terwijl je hak op de grond blijft.

Noem de letter(s) van de spier(en) die je gebruikt als je je tenen van de grond haalt. Leg je antwoord uit.

Spieren in je been en voet

◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
a c b d e f
20 Hoofdstuk 3 Bewegen Spieren 3.2

6 Antagonisten

Vul het juiste antwoord in.

a Spieren in je benen laten je door je knieën zakken. Wat doen de antagonisten?

b In je onderarm zitten spieren die je vingers buigen. Wat doen de antagonisten?

c Je oog bevat spieren die je pupil groter maken. Wat doen de antagonisten?

7 Spierbouw

Bekijk de schematische tekening van een dwarsdoorsnede van een spier.

Hoe heten de onderdelen 1, 2 en 3?

1 2 3
Dwarsdoorsnede van een spier © Shutterstock / logika600
21 Hoofdstuk 3 Bewegen Spieren 3.2
Wat valt je hier op?

H8 Soorten spieren

Vul het juiste woord in.

• De skeletspieren zorgen ervoor dat je blijft staan.

• De skeletspieren zorgen ervoor dat je je kunt

• Spieren die voor een tegenovergestelde beweging zorgen noem je

• spieren zitten niet aan je skelet vast.

P8 Bewegende vingers

Je vingers bewegen door spieren in je onderarm. Die spieren zitten met een pees aan het botje in je vinger vast. Het volgende proefje laat iets verrassends zien.

Dit ga je doen:

1 Plaats je middelvinger op tafel zoals op de afbeelding.

2 Probeer je wijsvinger omhoog te bewegen.

3 Doe hetzelfde met je ringvinger.

4 Hoe zit het met je duim en pink?

a Wat valt je op?

b Hoe verklaar je dit?

HERHALING & PLUS
© Willy Stein
22 Hoofdstuk 3 Bewegen Spieren 3.2
Bewegende vingers

9 Samenvatten

a Welke twee soorten spieren zijn er?

b Welke spieren zitten vast aan je botten?

c Maak de zinnen af.

• Spieren kunnen samentrekken en ontspannen. Als een spier samentrekt, wordt deze

• Als een spier ontspant, wordt deze

d Waaruit bestaan spieren?

Vertel iets over beide soorten spieren.

Tip: Gebruik de begrippen spiervezels, spiercellen en spierbundel.

10 Terugkijken

Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt...

1 benoemen welke functies je spieren hebben.

2 benoemen hoe spieren botten in beweging brengen.

3 benoemen hoe spieren zijn opgebouwd.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Ga online verder met Herhaling of Plus

◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
23 Hoofdstuk 3 Bewegen Spieren 3.2

3.3 Skelet

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• vier functies van het skelet benoemen.

• botten en botgroepen herkennen en benoemen.

• adviezen geven over een goede lichaamshouding.

Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht:

• Botten

Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.

1 Interactieve schoolplaat botten

In je lichaam zitten een heleboel botten. Scan de QR-code en kijk rond op de interactieve schoolplaat. Zoek uit welke filmpjes er te zien zijn. Misschien zie je iets interessants waar je meer over wilt weten.

Tip: Kies voor ‘vrij verkennen’.

Welke filmpjes zijn er te zien? Noteer de ontbrekende titels.

Zet ze op alfabetische volgorde. Je hoeft de filmpjes nog niet te bekijken! 1

7 Kniegewricht

8 Samenstelling van je botten

9

10 Tanden en kiezen

5 Gewrichten

6 Heupgewricht

11

12 Zenuwen

2 3 4
in de
© Getty Images/iStockphoto 24 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3
knel

Functies van het skelet

Je skelet of geraamte heeft de volgende functies.

• Het skelet maakt samen met je spieren beweging mogelijk.

• Het skelet beschermt kwetsbare organen.

• Het skelet geeft stevigheid aan je lichaam.

• Het skelet geeft vorm aan je lichaam.

WIST JE DAT?

Botten maken bloed

Een bot bestaat niet alleen uit botweefsel. De botten zijn aan de binnenkant opgevuld met beenmerg.

In de botten van armen en benen zit geel beenmerg. Dit gele beenmerg bestaat vooral uit vet.

In veel botten, zoals de platte botten van het bekken, de ribben en het borstbeen zit rood beenmerg. Dit rode beenmerg maakt nieuwe bloedcellen. Dat is erg belangrijk, omdat bloedcellen niet zo lang leven. Het is dus goed dat jouw botten nieuw bloed maken.

© Shutterstock / Savvapanf Photo Figuur 1 De botten in de arm van een kind © Shutterstock / sciencepics
25 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3
Rood beenmerg

Onderdelen van het skelet

Het skelet bestaat uit heel veel botten (figuur 2). Botten noem je ook wel beenderen. Er zijn botten met allerlei vormen.

• pijpbeenderen, zoals de botten van je armen en benen

• platte beenderen, zoals je schouderbladen en je ribben

• botten met een andere vorm, zoals je wervels

schedel

onderkaak

sleutelbeen

schouderblad

borstbeen

opperarmbeen

rib

wervels

ellepijp

heiligbeen

spaakbeen heupbeen staartbeen

dijbeen

knieschijf

kuitbeen

scheenbeen

26 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3
Figuur 2 Het menselijk skelet

Het skelet bestaat uit zes botgroepen

1 De schedel beschermt je hersenen. Hij bestaat uit een aantal botten die aan elkaar vastgegroeid zijn.

2 De wervelkolom beschermt je ruggenmerg. Als je loopt of springt, vangt de wervelkolom een deel van de schok op. De wervelkolom bestaat uit wervels, het heiligbeen en het staartbeen.

3 De borstkas (figuur 3) beschermt je hart en je longen. Ook helpt de borstkas je met ademhalen. De borstkas bestaat uit ribben, het borstbeen en een aantal borstwervels.

4 De schoudergordel (figuur 3) bestaat uit twee schouderbladen en twee sleutelbeenderen.

sleutelbeen

schouderblad

borstbeen

ribben

borstwervels

schoudergordel

borstkas

5 Bij de bekkengordel (figuur 4) zitten je benen aan je wervelkolom vast. Hij ondersteunt je lichaam wanneer je zit, staat, loopt en springt. De bekkengordel bestaat uit twee heupbeenderen, het heiligbeen en het staartbeen.

heupbeen

heiligbeen

staartbeen

Figuur 3 De schoudergordel en de borstkas
27 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3
Figuur 4 De bekkengordel

6 Je armen en benen zijn je ledematen. De botten van een arm en een been hebben veel overeenkomsten (figuur 5).

opperarmbeen

dijbeen

knieschijf

ellepijp

spaakbeen

handwortelbeentjes

middenhandsbeentjes

kuitbeen

scheenbeen

voetwortelbeentjes

middenvoetsbeentjes

teenkootjes

Een goede houding

Je wervelkolom heeft vier bochten boven elkaar. Deze dubbele S-vorm maakt de wervelkolom veerkrachtig. Dit werkt als een schokdemper. De wervelkolom bevat drie soorten wervels: halswervels, borstwervels en lendenwervels. Verder bestaat de wervelkolom uit het heiligbeen en het staartbeen (figuur 6).

vingerkootjes

halswervels borstwervels

lendenwervels

heiligbeen

staartbeen

Figuur 5 De botten van de ledematen: been (links) en arm (rechts)
S S
28 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3
Figuur 6 De wervelkolom, gezien vanaf de rugkant (links) en de zijkant (rechts)

Tussen de wervels ligt steeds een tussenwervelschijf (figuur 7). Dit is een veerkrachtige schijf die bestaat uit kraakbeen. Tussenwervelschijven helpen bij het soepel bewegen en bij het opvangen van schokken. Let eens op je houding als je bukt of zit. Als je wervelkolom de dubbele S-vorm heeft, dan is je lichaamshouding goed (figuur 8).

OPDRACHTEN

2 Functies van het skelet

Zet de juiste functie van het skelet achter het voorbeeld.

Kies uit: bescherming | beweging mogelijk maken | stevigheid geven | vorm geven

• Het hart en de longen zitten in de borstkas.

• De spieren zitten met pezen aan de botten vast.

• De schedel van een mens en een paard zijn verschillend.

• Zonder skelet zou je als een pudding in elkaar zakken.

3 Vorm geven

Op sommige plekken van ons lichaam zit er alleen een dun stukje huid over het skelet. Op die plaatsen geeft het skelet vorm aan ons lichaam.

Noem minstens vijf plaatsen waar het skelet vorm geeft aan ons lichaam.

© Shutterstock / Lemberg Vector studio
Figuur 8 Zittende houding met S-vorm
tussenwervelschijf
29 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3
Figuur 7 Tussenwervelschijf

4 Je geraamte

Scan de QR-code en bekijk het filmpje 'Geraamte'.

a Wat wordt er gezegd over de plek van het spaakbeen en de ellepijp?

◯ Het spaakbeen zit aan de kant van de pink.

◯ De ellepijp zit aan de kant van de pink.

b Welk ezelsbruggetje kun je bedenken om dit te onthouden?

5 Het skelet

Hoe heten de verschillende onderdelen van het skelet?

Zet de namen van de botten achter de nummers 1 t/m 17.

1 = 2 = 3 = 4 = 5 = 6 = 7 = 8 = 9 = 10 = 11 = 12 = 13 = 14 = 15 = 16 = 17 = 1 2 5 6 12 14 15 16 17 13 7 8 9 10 11 4 3 30 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3

6 Botgroepen en botten

Je kunt de botten van het skelet indelen in verschillende botgroepen.

a Welke twee botgroepen hebben geen platte botten?

☐ bekkengordel

☐ borstkas

☐ ledematen

☐ schedel

☐ schoudergordel

☐ wervelkolom

b Koppel de botten aan de juiste botgroepen.

schedel • • heupbeenderen, heiligbeen en staartbeen

schoudergordel • • middenhandsbeentjes en dijbeen

wervelkolom • • ribben en borstbeen

borstkas • • schedelbeenderen

ledematen • • schouderbladen en sleutelbeenderen

bekkengordel • • wervels

7 Wervelkolom

Bekijk de wervelkolom in figuur 6 en figuur 8.

a Wat valt je op aan de grootte van de wervels?

b Leg uit waarom dat zo is.

schedel schoudergordel wervelkolom

borstkas ledematen bekkengordel

c Welke twee onderdelen van de wervelkolom zijn botten die niet op wervels lijken?

d Wat voor advies geef je aan leerlingen die hele dagen in de schoolbanken zitten?

31 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3

HERHALING & PLUS

H8 Taken van het skelet

Het skelet heeft een aantal taken.

Vul de juiste woorden in.

• Het skelet zorgt voor , zodat je recht overeind blijft staan.

• Het skelet zorgt voor van kwetsbare organen in je lichaam.

• Het skelet maakt mogelijk.

• Het skelet geeft aan je lichaam.

P8 Wervels

Veel jongeren gaan naar de fysiotherapeut. Ze hebben last van hun nek of bovenrug. Dat komt doordat ze vaak hun telefoon of tablet gebruiken. Hoe verder je je hoofd (lange tijd) vooroverbuigt, hoe meer je je nekwervels belast. Daarom is een goede houding belangrijk. Een fysiotherapeut kan je oefeningen en leefstijladviezen geven wanneer je nek- of rugklachten hebt.

Bedenk minimaal drie leefstijladviezen voor iemand die klachten heeft aan nek of bovenrug door het verkeerd gebruik van telefoon/tablet.

32 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3

9 Samenvatten

Het skelet heeft verschillende functies.

a Noteer vier functies van het skelet.

b Bekijk de figuur. In het skelet zit een aantal botgroepen.

Noteer achter de gekleurde hokjes de juiste botgroepen.

c Vul de tabel in.

1 Noteer bij elke botgroep de namen van de botten die je kent.

2 Noteer ook of het een pijpbeen, een plat been of een ander bot is.

namen van de botten pijpbeen/plat been/ander bot

schedel

schoudergordel

wervelkolom

borstkas

ledematen

bekkengordel

33 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3

d Je vader klaagt over pijn in zijn rug.

Geef hem advies waar hij op moet letten als hij zit of bukt.

10 Terugkijken

Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt...

1 vier functies van het skelet benoemen.

2 botten en botgroepen herkennen en benoemen.

3 adviezen geven over een goede lichaamshouding.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Ga online verder met Herhaling of Plus.

◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
34 Hoofdstuk 3 Bewegen Skelet 3.3

3.4

Kraakbeen en been

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• de eigenschappen van kalkstof en lijmstof benoemen.

• de functies en bouw van kraakbeenweefsel en beenweefsel beschrijven.

• uitleggen wat er verandert aan been- en kraakbeenweefsel vanaf je geboorte.

Bij deze paragraaf horen de volgende practicumopdrachten:

• Stevigheid samenstelling

• Beenweefsel

• Kraakbeenweefsel

Overleg met je docent welke je gaat uitvoeren.

1 Vinger-grondtest

Bij de vinger-grondtest ga je met je vingers zo ver mogelijk naar de grond. Je houdt je knieën gestrekt. Het doel is om de grond te raken. Als dat niet lukt, dan heb je waarschijnlijk verkorte hamstrings of kuitspieren.

Deze test is vanaf 1950 uitgevoerd bij jongeren tussen 14 en 19 jaar. Vroeger kon ongeveer 90% van de jongeren de grond raken.

Tegenwoordig is dat ongeveer 40%. In een klas met 30 leerlingen zijn dat er 12. Voetballende jongens scoren het slechtst, meisjes die turnen scoren het best.

Bron: NTvG onderzoek researchgate.net

Vinger-grondtest

© Shutterstock / Pavle
Bugarski
© Getty Images/Science Photo Library RF 35 Hoofdstuk 3 Bewegen Kraakbeen en been 3.4

Voer zelf de vinger-grondtest uit.

Kun je met je vingers de grond raken?

Bespreek het resultaat in de klas. Hoeveel leerlingen kunnen de grond aanraken?

Stevigheid en buigzaamheid

De botten van je skelet zijn stevig en een klein beetje buigzaam. Ze bestaan uit beenweefsel. Je oren zijn heel soepel. Je kunt ze buigen en daarna krijgen ze hun vorm weer terug. Oren bestaan uit kraakbeenweefsel

Tussen de cellen van beenweefsel en kraakbeenweefsel zit tussencelstof. Tussencelstof bestaat uit kalkstof en lijmstof. Kalkstof zorgt voor stevigheid, lijmstof zorgt voor buigzaamheid.

Als je jong bent, bevatten je botten veel lijmstof (figuur 1). Daardoor zijn je botten heel soepel. Als je ouder wordt, bevatten je botten steeds minder lijmstof en meer kalkstof. Je hebt dan een grotere kans dat je je botten breekt.

Beenweefsel

Botten zorgen voor stevigheid. Vooral de buitenkant is hard en stevig. Veel botten zijn vanbinnen hol en opgevuld met beenmerg. De meeste botten hebben aan de uiteinden sponsachtig beenweefsel (figuur 2). Anders worden de botten veel te zwaar en dat is niet handig als je beweegt.

Onder de microscoop zie je dat beenweefsel bestaat uit cellen met tussencelstof ertussen (figuur 3). De tussencelstof bestaat uit veel kalkstof en weinig lijmstof. Door het beenweefsel lopen bloedvaten die bouwstoffen aanvoeren. Daardoor kan een bot groeien en herstellen als het gebroken is.

stevig beenweefsel

opperarmbeen lengtedoorsnede van het opperarmbeen

©
Shutterstock / wavebreakmedia
Figuur 1 Soepele botten door veel lijmstof sponsachtig beenweefsel bloedvaten
36 Hoofdstuk 3 Bewegen Kraakbeen en been 3.4
Figuur 2 Stevig en sponsachtig beenweefsel

Kraakbeenweefsel

Een functie van kraakbeen is om je botten soepel langs elkaar te laten glijden. Kraakbeen zit op veel plaatsen in je lichaam. Het zit:

• aan de uiteinden van sommige botten;

• tussen je wervels;

• tussen je ribben en je borstbeen;

• in je oorschelp en het puntje van je neus.

Kraakbeenweefsel bestaat uit cellen met tussencelstof ertussen (figuur 4). De tussencelstof bestaat voor het grootste deel uit lijmstof. Kraakbeenweefsel bevat geen bloedvaten. Als kraakbeen beschadigd raakt, kunnen er dus moeilijk stoffen aangevoerd worden. Daardoor herstelt kraakbeen meestal niet goed.

W IST JE DAT?

Wat is een bloemkooloor?

Boksers krijgen harde klappen op hun oren en bij judoka's komen soms de oren klem te zitten. Deze sporters kunnen dan een bloemkooloor krijgen. Hoe ontstaat zo'n bloemkooloor? Het oor bestaat uit kraakbeen waarin geen bloedvaten lopen. Daardoor komen er moeilijk kraakbeencellen bij als het kraakbeen beschadigd raakt. Door het sporten kunnen de oren dus blijvend van vorm veranderen!

beencel uitloper van de beencel tussencelstof Figuur 3 Beenweefsel (microscopische foto)
© Shutterstock / Stefan
Figuur 4 Kraakbeenweefsel
Holm
37 Hoofdstuk 3 Bewegen Kraakbeen en been 3.4
Bloemkooloor

Veranderingen van het skelet

De botten van een ongeboren baby bestaan eerst uit kraakbeen. Al voor de geboorte begint het proces waarbij kraakbeenweefsel wordt omgezet in beenweefsel (figuur 5).

Als de baby wordt geboren, bestaat een groot deel van het skelet al uit beenweefsel. De uiteinden van de lange pijpbeenderen zijn nog van kraakbeen. Het kraakbeen verandert langzaam in been. Als dit proces voltooid is, ben je uitgegroeid. Jongens zijn uitgegroeid als ze ongeveer 21 jaar zijn, meisjes een paar jaar eerder.

kraakbeenweefsel beenweefsel

voor de geboorte na de geboorte

begin zwangerschap

einde zwangerschap 1 jaar 4 jaar 15 jaar +/-18 jaar

toename verbening van skelet

OPDRACHTEN

2 Proef met kippenbotje

Je docent heeft van tevoren het practicum ‘Stevigheid samenstelling’ uitgevoerd. Je gaat nu naar het resultaat kijken.

Figuur 5 De vorming en groei van het pijpbeen
38 Hoofdstuk 3 Bewegen Kraakbeen en been 3.4
Proef met kippenbotje

Je kunt een zelfde soort proef ook bekijken in een filmpje. Scan de QR-code en bekijk het filmpje 'Samenstelling bot'.

Bij de demonstratieproef heeft een kippenbotje in zoutzuur gelegen. Een ander kippenbotje is in een vlam verbrand.

a Wat neem je waar bij het kippenbotje dat in zoutzuur heeft gelegen?

b Wat neem je waar bij het kippenbotje dat in de vlam is gehouden?

c Verklaar wat er bij de beide botjes is gebeurd.

3 Kalkstof

Meer dan de helft van de vrouwen die in verwachting zijn krijgt te weinig kalk binnen.

Wat kan er gebeuren als een zwangere vrouw te weinig kalk binnenkrijgt?

Er zijn twee antwoorden juist.

☐ De botten van de vrouw worden minder stevig.

☐ De botten van het ongeboren kind worden niet stevig genoeg.

☐ De stevigheid van de botten blijft hetzelfde.

4 Kalkstof en lijmstof

Vul in de tabel de woorden ‘veel’ en ‘weinig’ in.

kalkstof lijmstof

kraakbeenweefsel

beenweefsel

39 Hoofdstuk 3 Bewegen Kraakbeen en been 3.4

5 Beenweefsel of kraakbeenweefsel

Bekijk de twee afbeeldingen van microscopische preparaten.

6 Groeiende oren

Hoe ouder je wordt, hoe groter je oren worden. Hoe kan dat? Uit onderzoek blijkt dat oren vooral langer worden. Het kraakbeen in je oren groeit niet, maar rekt uit. De oren van mannen ‘groeien’ in 40 jaar gemiddeld met ongeveer 9 mm in de lengte en 3 mm in de breedte. Bij vrouwen is dat 8 mm in de lengte en 2 mm in de breedte.

Dit heb je nodig: • geodriehoek

Dit ga je doen:

1 Werk in tweetallen.

2 Meet van elkaar de lengte van de oorschelp, van de bovenkant tot het onderste deel van je oorlelletje.

3 Meet ook het breedste deel van je oorschelp.

4 Zet de gegevens in de tabel.

5 Bereken hoe breed en lang je oren over 40 jaar waarschijnlijk zijn.

naam oorlengte nu oorlengte over 40 jaar oorbreedte nu oorbreedte over 40 jaar

1 2
© Barend de Graaf a Beschrijf hoe het weefsel bij afbeelding 1 eruitziet en noteer de naam erbij. b Beschrijf hoe het weefsel bij afbeelding 2 eruitziet en noteer de naam erbij.
©
Shutterstock / ozrimoz
40 Hoofdstuk 3 Bewegen Kraakbeen en been 3.4
Groeiende oren

Welke bewering over de oorschelpen is waar?

◯ De oorschelpen zijn bij iedereen even groot.

◯ De tussencelstof in kraakbeen bestaat vooral uit lijmstof.

◯ Het kraakbeen in je oren groeit altijd door.

7 Van jong naar oud

Bekijk figuur 5. Botten veranderen als je ouder wordt.

Welke beweringen zijn waar?

Er zijn drie antwoorden juist.

☐ Botten bevatten steeds meer beenweefsel.

☐ Botten bevatten steeds meer kraakbeenweefsel.

☐ Botten bevatten steeds meer kalkstof.

☐ Botten bevatten steeds meer lijmstof.

☐ Botten zijn steeds breekbaarder.

☐ Botten zijn steeds buigzamer.

HERHALING & PLUS

H8 Oude en jonge botten

Een kind en een oude vrouw struikelen allebei. Een van de twee heeft een arm gebroken.

Bij wie is de kans daarop het grootst? Leg ook uit waarom.

41 Hoofdstuk 3 Bewegen Kraakbeen en been 3.4

P8 Osteoporose

Bij het ouder worden verliezen de botten beenweefsel. Daardoor worden de botten brozer. Dit heet osteoporose of botontkalking.

Osteoporose. Het linker bot is een normaal bot. Hoe verder naar rechts, hoe ernstiger het bot is aangetast door osteoporose en hoe meer het zijn stevigheid verliest.

Leg uit waarom mensen met osteoporose snel iets breken, en ook vaak kleiner worden.

9 Samenvatten

a Vul de tabel over beenweefsel en kraakbeenweefsel in.

beenweefsel kraakbeenweefsel

Bevat veel

Deze stof is

Bevat weinig

Functies

b Leg uit waarom een ouder persoon eerder iets zal breken dan een kind.

© Shutterstock / Crevis
42 Hoofdstuk 3 Bewegen Kraakbeen en been 3.4

c Maak een tekening van beenweefsel en kraakbeenweefsel en zet de naam erbij.

10 Terugkijken

Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt...

1 de eigenschappen van kalkstof en lijmstof benoemen.

2 de functies en bouw van kraakbeenweefsel en beenweefsel beschrijven.

3 uitleggen wat er verandert aan been- en kraakbeenweefsel vanaf je geboorte.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Ga online verder met Herhaling of Plus

◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
43 Hoofdstuk 3 Bewegen Kraakbeen en been 3.4

3.5 Botverbindingen

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• benoemen welke vier soorten botverbindingen er zijn.

• benoemen hoe botten ten opzichte van elkaar kunnen bewegen.

• benoemen uit welke onderdelen een gewricht bestaat.

Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht:

• Een arm bouwen

Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.

1 Handig zo'n duim!

Je hand heeft vijf vingers. Eén daarvan is je duim. Zonder duim zou je leven er heel anders uitzien. Hoe zit dat?

a Raak met de punt van je duim de punten van je andere vingers van dezelfde hand aan. Probeer daarna hetzelfde met je wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.

Wat is het verschil?

b Probeer zonder je duim te gebruiken met twee andere vingers een bladzijde in je boek om te slaan, je veters te strikken of je naam te schrijven.

Wat merk je? Geef een verklaring.

© Shutterstock /
44 Hoofdstuk 3 Bewegen Botverbindingen 3.5
Olena Yakobchuk

c Handen en voeten lijken op elkaar. Ze zijn ongeveer op dezelfde manier gebouwd.

Kun je met je grote teen hetzelfde als met je duim? Leg je antwoord uit.

d Niet alleen mensen, maar ook sommige dieren hebben handen en voeten. Welke diersoort heeft een ‘duim’ aan de voet en waarom is dat handig?

Verbindingen tussen botten

Het skelet van een mens is een verzameling van botten. Sommige botten kunnen goed ten opzichte van elkaar bewegen, sommige een klein beetje en sommige helemaal niet (tabel 1 en figuur 1).

botverbinding kenmerk beweging mogelijk? voorbeelden

gewricht met elkaar verbonden beweegbare botten ja, goed handen, knieën, enkels

kraakbeenverbinding botten verbonden door kraakbeen ja, een beetje de verbinding tussen ribben en borstbeen, de schijf tussen je wervels vergroeide botten botten vormen samen één geheel nee heiligbeen, staartbeen

naadverbinding botten door naden met elkaar verbonden nee

gewrichten

schedelbeenderen

gewrichten (hand)

borstbeen kraakbeen

rib

kraakbeenverbindingen (ribben en borstbeen)

vergroeiing (heiligbeen)

naadverbinding

Tabel 1 Kenmerken van botverbindingen
45 Hoofdstuk 3 Bewegen Botverbindingen 3.5
Figuur 1 Soorten botverbindingen

Onbeweeglijke verbindingen

De wervels van het heiligbeen zijn met elkaar vergroeid. Ze kunnen niet meer bewegen. De botten van je schedel zitten bij je geboorte nog niet aan elkaar vast. Daardoor kan je schedel nog een beetje worden samengedrukt. Dat maakt de geboorte eenvoudiger. Doordat de schedelbeenderen loszitten, hebben je hersenen na de geboorte ruimte om te groeien. Na ongeveer vier jaar zitten de schedelbotten aan elkaar vast. Er is dan een naadverbinding die extra stevig is dankzij gekartelde randen (figuur 2). Je hersenen worden zo goed beschermd.

Beweeglijke verbindingen

Kraakbeenverbindingen zijn een beetje beweeglijk. Tussen de wervels van je wervelkolom zitten tussenwervelschijven (figuur 3). Een tussenwervelschijf is een voorbeeld van een kraakbeenverbinding. gewricht

© Shutterstock / SS1001
Figuur 2 Naadverbinding wervel tussenwervelschijf
46 Hoofdstuk 3 Bewegen Botverbindingen 3.5
Figuur 3 Tussenwervelschijven maken je wervelkolom een beetje buigzaam.

De meeste ribben zitten met een kraakbeenverbinding vast aan het borstbeen (figuur 4). Hierdoor kan de borstkas als geheel bewegen. Als je ademt, bewegen je ribben op en neer.

borstbeen

rib

kogelgewricht (alle richtingen)

kraakbeen

Gewrichten maken verschillende bewegingen mogelijk. Beweeg maar eens met je schouder en met je elleboog. Merk je het verschil? Daar zijn drie soorten gewrichten aan het werk (figuur 5).

kogelgewricht (alle richtingen)

• Het kogelgewricht kan in alle richtingen bewegen. Voorbeelden van een kogelgewricht zijn het schoudergewricht en het heupgewricht.

scharniergewricht (twee richtingen)

• Met het scharniergewricht kun je in twee richtingen bewegen: strekken en buigen. De knie en de elleboog zijn scharniergewrichten.

• In een rolgewricht rollen twee botten over elkaar heen. Vlak bij je elleboog zit zo’n rolgewricht. Het spaakbeen rolt daar over je ellepijp als je je hand omdraait.

kogelgewricht (alle richtingen)

sleutelbeen schouderblad opperarmbeen

scharniergewricht (twee richtingen)

opperarmbeen

sleutelbeen schouderblad opperarmbeen

scharniergewricht (twee richtingen)

Scan

opperarmbeen

spaakbeen

rolgewricht (twee richtingen)

ellepijp

opperarmbeen

ellepijp

rolgewricht

spaakbeen

spaakbeen opperarmbeen

rolgewricht (twee richtingen)

sleutelbeen schouderblad opperarmbeen spaakbeen

ellepijp

ellepijp

Figuur 4 Kraakbeenverbindingen
ellepijp
spaakbeen opperarmbeen
Figuur 5 Soorten gewrichten. De pijlen geven aan hoe de gewrichten bewegen.
47 Hoofdstuk 3 Bewegen Botverbindingen 3.5
de QR-code en bekijk in het filmpje 'Gewrichten' hoe botten aan elkaar vastzitten.

De onderdelen van een gewricht

Gewrichten hebben meestal twee botstukken die in elkaar passen (figuur 6). De gewrichtskom heeft een holte en de gewrichtskop een ronding.

Op de gewrichtskom en op de gewrichtskop zit een laagje kraakbeen. Tussen deze laagjes kraakbeen zit gewrichtssmeer. Dit zorgt ervoor dat het gewricht soepel werkt en dat het niet slijt.

Het gewrichtskapsel houdt de twee botstukken bij elkaar. Vaak is een gewricht extra verstevigd met gewrichtsbanden, zoals bij het heupgewricht en het kniegewricht.

WIST JE DAT?

Lopende robots

Een robot op wielen laten rijden is voor een programmeur niet zo moeilijk. Maar een robot laten lópen is een flinke uitdaging. Om op een natuurlijke manier te lopen heb je gewrichten nodig. Probeer maar eens te lopen met stijve benen! Je voet moet naar voren, je knie moet buigen en je moet de stand van je enkelgewricht op tijd aanpassen. Kortom, een loopbeweging is ingewikkeld.

Door de stand van bovenbeen, onderbeen en voet nauwkeurig te programmeren kan een programmeur de loopbewegingen redelijk nabootsen. Maar het ziet er niet natuurlijk uit.

gewrichtskapsel

gewrichtskom

gewrichtssmeer kraakbeen

gewrichtskop gewrichtsband

Figuur 6 Onderdelen van een gewricht © Getty Images / VCG
48 Hoofdstuk 3 Bewegen Botverbindingen 3.5
Kun je deze robot op een natuurlijke manier laten lopen?

OPDRACHTEN

2 Beweeglijkheid

Zet de botverbindingen in volgorde van onbeweeglijk naar goed beweeglijk.

Noteer de cijfers 1 t/m 4 in de vakjes.

kraakbeenverbinding

naadverbinding

gewricht bij de schouder

gewricht bij de knie

3 Knie van een paard

Bekijk de figuur van het skelet van een paard.

Waar vind je het kniegewricht?

◯ bij A

◯ bij B

◯ bij C

◯ bij D

4 Vogelskelet

Skelet van een paard

Je ziet het skelet van een vogel. Ook in dit skelet vind je verschillende soorten botverbindingen.

Kleur in de tekening:

• twee gewrichten groen;

• één plek in het skelet waar kraakbeen voorkomt rood;

• één plek in het skelet waar een vergroeiing voorkomt blauw.

Skelet van een vogel

© Shutterstock / Fenrir_ka
C D A B
49 Hoofdstuk 3 Bewegen Botverbindingen 3.5

5 De arm

Je arm heeft een aantal gewrichten. Bekijk en beschrijf welke bewegingen de gewrichten in je arm kunnen maken. Werk samen met een klasgenoot. Noteer het antwoord overzichtelijk in de tabel.

plek beweeglijkheid soort gewricht (indien bekend) schouder elleboog pols vingers duim

6 Kraakbeen

Bekijk de figuur hiernaast. Je ziet een dwarsdoorsnede van de borstkas, met aan de bovenzijde de wervelkolom en aan de onderzijde het borstbeen.

Op welke twee plaatsen zit kraakbeen?

☐ plaats 1

☐ plaats 2

☐ plaats 3

☐ plaats 4

4

1 2 3

50 Hoofdstuk 3 Bewegen Botverbindingen 3.5
Dwarsdoorsnede van de borstkas

7 Heupgewricht

Je ziet hiernaast een tekening van het heupgewricht van de mens.

Welk begrip hoort bij welk nummer? Maak de juiste combinaties.

1 • • dijbeen

2 • • gewrichtskapsel

3 • • gewrichtskom

4 • • gewrichtskop

5 • • gewrichtssmeer

6 • • heupbeen

7 • • laagje kraakbeen

HERHALING & PLUS

H8 Botverbindingen

Noem de vier soorten botverbindingen in volgorde van onbeweeglijk tot zeer beweeglijk.

P8 De schedel

De botten van je schedel zijn pas na je geboorte aan elkaar vastgegroeid. Werk in tweetallen.

a Hoe heten de botverbindingen bij de schedel?

b Waarom is het handig dat de botten van de schedel pas na de geboorte aan elkaar vastgroeien? Bedenk twee redenen.

c Zoek op hoe lang het duurt voordat de botten stevig aan elkaar vastzitten.

1 2 3 4
1 2 3 4 5 7 6 51 Hoofdstuk 3 Bewegen Botverbindingen 3.5

9 Samenvatten

a Noem de botverbindingen die je kent en vertel hoe beweegbaar ze zijn.

b Beweeg je arm bij je schouder en bij je elleboog.

Noteer welke soorten gewrichten je daar hebt en hoe ze kunnen bewegen.

c Teken een eenvoudig gewricht en geef daarin zes onderdelen aan.

10 Terugkijken

Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt...

1 benoemen welke vier soorten botverbindingen er zijn.

2 benoemen hoe botten ten opzichte van elkaar kunnen bewegen.

3 benoemen uit welke onderdelen een gewricht bestaat.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Ga online verder met Herhaling of Plus

◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
52 Hoofdstuk 3 Bewegen Botverbindingen 3.5

3.6 Blessures

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• voorbeelden van blessures noemen en uitleggen hoe je ze behandelt.

• uitleggen wat je kunt doen om de kans op blessures te verkleinen.

• onderzoeksmethoden van spieren, botten en gewrichten benoemen.

Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht:

• Zithouding

Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.

1 Stappenteller

Kinderen bewegen veel minder dan vroeger. Dat is niet gezond. Een stappenteller kan jou helpen om meer te bewegen. Er zijn veel stappentellers die je op je telefoon kunt installeren.

Dit heb je nodig:

• telefoon

• meetlint

Dit ga je doen:

1 Werk in tweetallen.

2 Installeer allebei dezelfde stappenteller op je telefoon.

3 Stel je persoonlijke gegevens in, zoals lengte, gewicht en leeftijd.

4 Stel je paslengte in. Hoe bepaal je je paslengte? Zet tien stappen en meet hoever je bent gekomen in centimeters. Deel die afstand door 10.

© Shutterstock / Prostock-studio
© Getty Images / iStockphoto 53 Hoofdstuk 3 Bewegen Blessures 3.6
Stappenteller op de telefoon

Gebruik de stappenteller minimaal één week. In opdracht 6 van deze paragraaf bespreek je je ervaringen.

Hoe heet de stappenteller die jij en je klasgenoot hebben geïnstalleerd?

Blessures aan spieren, skelet en gewrichten

Scan de QR-code en bekijk het filmpje ‘Blessures’

Bewegen en sporten is gezond. Maar soms gaat het mis. Als er dan iets stuk gaat in je lichaam, noem je dat een blessure (tabel 1).

Wat is er gebeurd? Wat is er aan de hand? Hoe heet het? Wat moet je doen? Arts inschakelen? plotselinge spierpijn een plotseling samentrekkende spier

een botsing, een klap een blauwe plek, beschadiging van de huid

door je enkel/knie gegaan beschadigde gewrichten, spieren/ gewrichtsbanden zijn opgerekt

kramp de spier oprekken nee

kneuzing koelen met water, ijs, coldpack nee

verstuiking koelen met water, ijs, coldpack ja (als je na een uur niet op je voet kunt staan)

arm uit de kom botten in een gewricht niet meer op hun plaats ontwrichting koelen, zelf arm ondersteunen ja

spieren of gewrichten te zwaar belast

een gescheurde spier, pees of gewrichtsband scheuring koelen ja

een botsing, botten te zwaar belast een gebroken bot botbreuk zelf het gewonde lichaamsdeel vasthouden

Tabel 1 Veelvoorkomende blessures

Het is goed om de plek van de blessure te koelen met water of met een coldpack (figuur 1). Sommige coldpacks zijn bevroren. Gebruik een bevroren coldpack nooit rechtstreeks op de huid. Wikkel het in een doek. Dan bevriest de huid niet.

Gebruik het coldpack ook niet bij een open wond of breuk.

ja

© Shutterstock / Andrey_Popov
54 Hoofdstuk 3 Bewegen Blessures 3.6
Figuur 1 Koelen met een coldpack

Een gebroken arm of been moet meestal in het gips. Soms is een breuk zo ernstig dat je geopereerd moet worden. Een arts zet dan de gebroken botten vast met roestvrijstalen schroeven en pennen (figuur 2a en 2b).

Voorkomen van blessures

Het voorkomen van blessures is beter dan het behandelen ervan (figuur 3). Veel lichamelijke problemen komen door te weinig beweging en een verkeerde lichaamshouding.

© Shutterstock
Figuur 2a Gebroken kuitbeen bij de enkel voor de operatie Figuur 2b Gebroken kuitbeen bij de enkel na de operatie, met pennen door het kuitbeen © Getty Images / Bongarts
55 Hoofdstuk 3 Bewegen Blessures 3.6
Figuur 3 Je spieren rustig opwarmen voorkomt blessures.

Tips om blessures te voorkomen:

• Eet gezond en slaap genoeg.

• Voor een goede lichaamshouding houd je je rug recht.

• Blijf niet te lang in dezelfde houding staan of zitten.

• Beweeg/sport regelmatig.

• Gebruik geschikte sportschoenen en kleding voor jouw sport (figuur 4).

• Bouw je training goed op, begin rustig.

• Doe oefeningen om je spieren warm te maken (warming-up).

• Geef je spieren tijd om te herstellen na een inspanning (coolingdown). Hierdoor krijg je minder snel spierpijn.

Onderzoeksmethoden

Als een arts denkt dat je een botbreuk hebt, wordt er een röntgenfoto gemaakt. Botten en kraakbeen houden de röntgenstraling tegen. Ze zijn daardoor goed te zien. Spierweefsel en andere zachte weefsels houden de röntgenstraling nauwelijks tegen. Ze zijn niet te zien.

Zachte weefsels zijn wél zichtbaar op een MRI-scan (figuur 5). MRI werkt met magnetische straling en radiogolven. Het MRI-apparaat heeft een soort tunnel waarin je heel stil moet liggen. De beelden worden dan heel duidelijk.

Zachte weefsels zijn ook te zien op een echo (figuur 6). Een echo wordt gemaakt met geluid dat een mens niet kan horen. Bij een echografie hoef je niet zo stil te liggen als bij een MRI-scan. De beelden zijn wel minder scherp.

© Getty Images © Shutterstock / Okrasiuk Figuur 5 Een MRI-scan Figuur 6 Een echo maken © Shutterstock / Iurii Osadchi
56 Hoofdstuk 3 Bewegen Blessures 3.6
Figuur 4 Goede beschermende kleding is belangrijk.

WIST JE DAT?

Gipsverband

Bij een gebroken been kreeg je vroeger houten planken met verband eromheen. Zo bleven de botten bij elkaar en konden ze weer aan elkaar vastgroeien. In 1851 werd het gipsverband uitgevonden. Dat werkte veel beter. Tegenwoordig is er ook kunststof gips. Dat is veel lichter en wordt sneller hard. Gewoon gips doet daar 48 uur over. Tot die tijd moet je heel voorzichtig zijn. Met kunststof gips mag je na een half uur al lopen. Gips wordt verwijderd met een gipszaag. Deze zaag draait niet, maar trilt. De huid trilt mee als hij geraakt wordt. Er wordt dus niet in gezaagd!

OPDRACHTEN

2 Blessures

Maak de juiste combinaties.

Een spier trekt plotseling pijnlijk samen.

Tijdelijk uitrekken van spieren en gewrichtsbanden van een gewricht.

De botten in een gewricht zitten niet meer op hun plaats.

Beschadiging van de huid en het weefsel onder de huid.

• • kneuzing

• • kramp

• • ontwrichting

• • verstuiking

© Shutterstock / porjai kittawornr Het gips gaat eraf met een gipszaag.
57 Hoofdstuk 3 Bewegen Blessures 3.6

3 Au! Geblesseerd!

Bijna iedereen heeft wel eens een blessure gehad. Dat kan tijdens het sporten gebeuren, maar het kan ook een andere oorzaak hebben. Een blessure is vervelend. Je kunt een tijdje niet meer alles doen wat je wilt.

Dit ga je doen:

1 Vul voor jezelf de tabel in.

2 Verzamel samen met je klasgenoten en docent de resultaten.

soort blessure oorzaak nog last ja/nee herstelduur behandeling

Beantwoord de volgende vragen in de klas.

• Hoe vaak komt elke blessure voor? Welke blessure komt het meest voor?

• Welke oorzaken zijn er? Welke oorzaak komt het meest voor?

• Wat was de gemiddelde herstelduur?

• Hoe zijn de blessures behandeld?

4 Opbouw training

Zet de onderdelen van de training in de juiste volgorde. Noteer de cijfers 1 t/m 5 in de vakjes.

Doe de juiste kleding en schoenen aan.

Coolingdown

De training

Ga uitgerust naar de training.

Warming-up

Warming-up

© Shutterstock
58 Hoofdstuk 3 Bewegen Blessures 3.6

5 Sportschoen

a Zoek op internet een foto van de zool van een sportschoen. Maak een tekening van de schoenzool en zet erbij voor welke sport deze schoen geschikt is.

b Leg uit waarom deze schoenzool zo geschikt is om de sport te beoefenen.

6 Stappenteller

Je hebt minstens een week een stappenteller gebruikt. Bekijk de resultaten en geef antwoord op de vragen.

a Vergelijk de dagen van de week met elkaar.

Op welke dag van de week zet je de meeste stappen? Hoe komt dat, denk je?

b Vergelijk je resultaten met die van je klasgenoot.

Welke verschillen zijn er? Hoe komt dat?

c Is jouw aantal stappen tijdens je meetperiode gemiddeld afgenomen, gelijk gebleven of toegenomen?

d Werkt een stappenteller om jou meer te laten bewegen? Leg je antwoord uit.

59 Hoofdstuk 3 Bewegen Blessures 3.6

7 Röntgenfoto

Bekijk de afbeelding. Deze röntgenfoto is gemaakt nadat twee sporters hard tegen elkaar zijn gebotst. Bij een van de twee doet de schouder erg veel pijn.

Röntgenfoto

Maak de zinnen af met de juiste begrippen.

• Dit is een voorbeeld van een botbreuk | kneuzing | schouder uit de kom

• Met deze blessure moet de sporter aan de kant gaan zitten om te rusten | een coldpack gebruiken tot de pijn weg is | naar een huisarts of ziekenhuis.

HERHALING & PLUS

H8 Soorten blessures

Maak de juiste combinaties. je enkel verzwikt

uit de kom •

kneuzing

kramp

ontwrichting

© Shutterstock / Xray Computer
arm
blauwe
plotselinge
• •
60 Hoofdstuk 3 Bewegen Blessures 3.6
plek •
spierpijn
verstuiking

P8 Onderzoek knie

Je ziet een röntgenfoto en een MRI-scan van een knie.

a Vul in.

De röntgenfoto is foto  . De MRI-scan is foto

b Als een sporter knieletsel oploopt, laten artsen meestal eerst een röntgenfoto maken en daarna een MRI-scan.

Waarom wil een arts ook vaak een MRI-scan laten maken bij een blessure aan een gewricht?

9 Samenvatten

a Maak de zinnen af.

• Ik ken zes blessures:  .

• Bij een blessure moet je meestal koelen, behalve bij  .

• Met deze blessures moet je naar een arts:  .

b Sanne gaat voor het eerst sporten. Welke vijf adviezen kun jij haar geven om goed en verantwoord te sporten?

A B
© Shutterstock
61 Hoofdstuk 3 Bewegen Blessures 3.6

c Aron voelt zich niet lekker. Hij heeft de laatste tijd veel zitten gamen tot middernacht. Hij drinkt dan energydrink om wakker te blijven. Ook heeft hij last van zijn rug na het gamen.

Geef Aron drie adviezen om zich beter te voelen. Zeg iets over hoe hij moet eten, slapen en zitten.

d Je kunt blessures op verschillende manieren onderzoeken.

Noteer op welke drie manieren je een blessure kunt onderzoeken.

e Geef aan waarom een arts kiest voor een bepaalde manier.

10 Terugkijken

Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst.

Je kunt...

1 voorbeelden van blessures noemen en uitleggen hoe je ze behandelt.

2 uitleggen wat je kunt doen om de kans op blessures te verkleinen.

3 onderzoeksmethoden van spieren, botten en gewrichten benoemen.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Ga online verder met Herhaling of Plus

◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
62 Hoofdstuk 3 Bewegen Blessures 3.6

3.7 Extra: Skeletten vergelijken

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• de verschillen en overeenkomsten benoemen tussen de skeletten van gewervelde dieren en het menselijk skelet.

• het verschil uitleggen tussen hoefgangers, teengangers en zoolgangers.

Andere skeletten

De mens hoort bij de gewervelde dieren. Gewervelde dieren hebben een skelet met een wervelkolom. Als je naar het skelet kijkt, zie je meer overeenkomsten.

In de figuur zie je het skelet van een mens met daarnaast een schematische tekening van de basisonderdelen.

schoudergordel

bekkengordel

wervelkolom schedel

borstkas

voorste ledematen

achterste ledematen

Skelet van de mens (links) met basisonderdelen (rechts)

wervelkolom

1
© Shutterstock / Ralf Juergen Kraft
schedel bekkengordel schoudergordel
© Shutterstock / Independent birds 63 Hoofdstuk 3 Bewegen Extra: Skeletten vergelijken 3.7

a Maak bij de hond een schematische tekening aan de hand van het skelet. Gebruik dezelfde kleuren als bij de mens (of andere kleuren en een legenda).

Skelet hond

b Vergelijk de schematische tekeningen van de mens en de hond.

Hebben mensen en honden dezelfde basisonderdelen? Zo ja, welke basisonderdelen zijn dit?

c Welke verschillen zie je? Noem minimaal twee verschillen.

Gewervelde dieren

Vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren horen bij de gewervelde dieren (figuur 1a t/m 1f). Gewervelde dieren hebben een inwendig skelet dat is opgebouwd uit botten. Zij hebben een wervelkolom. Gewervelde dieren hebben ook een schedel en ribben. De meeste gewervelde dieren hebben ledematen, zoals poten, vinnen of vleugels. Slangen hebben geen ledematen (figuur 1d).

© Shutterstock / Motionblur Studios
a b c d e f
64 Hoofdstuk 3 Bewegen Extra: Skeletten vergelijken 3.7
Figuur 1 Skeletten van gewervelde dieren

Vleugels, vinnen, armen en voorpoten

De vleugels van een vleermuis, de voorvinnen van een walvis en de armen van een mens noem je de voorste ledematen. De voorste ledematen van de mens, de kat, de walvis en de vleermuis lijken op elkaar (figuur 2). Je ziet bijvoorbeeld dat alle onderarmen uit een spaakbeen en een ellepijp bestaan. Er zitten bijna altijd vijf vingers aan een hand of een voorpoot. Ook de kleine botstukken komen sterk overeen.

mens kat walvis vleermuis

opperarmbeen

ellepijp spaakbeen

handwortelbeentjes middenhandsbeentjes

vingerkootjes

65 Hoofdstuk 3 Bewegen Extra: Skeletten vergelijken 3.7
Figuur 2 Voorste ledematen bij mens, kat, walvis en vleermuis

Hoefgangers, teengangers en zoolgangers

Zoogdieren zetten allemaal hun poten op de grond als ze lopen. Aan de botten in hun poten zie je dat ze dat op verschillende manieren doen. De lopende zoogdieren zijn onderverdeeld in hoefgangers, teengangers en zoolgangers.

• Hoefgangers, zoals paarden, koeien en gazelles, raken alleen met de toppen van hun tenen de grond (figuur 3a). De kootjes eindigen in een hoef. Ze hebben lange poten. Daarmee kunnen ze grote stappen nemen en zich snel voortbewegen.

• Teengangers, zoals katten, raken de grond met hun kootjes (figuur 3b). Daardoor zijn hun poten in verhouding lang, waardoor teengangers hard kunnen rennen.

• Zoolgangers, zoals mensen, beren en ratten, raken met de hele voetzool van hun poten of voeten de grond (figuur 3c). Zoolgangers zijn meestal geen snelle dieren, maar ze kunnen zich wel goed afzetten en iets vastgrijpen.

W IST JE DAT?

Kon Tyrannosaurus rex echt zo hard rennen?

In de film Jurassic Park houdt T. rex een jeep bij en haalt die zelfs in. Maar was hij echt zo snel? Naturalis in Leiden deed met een computersimulatie onderzoek naar de voortbeweging van T. rex. De conclusie was dat zijn normale wandelsnelheid ongeveer vijf kilometer per uur was, net als bij een mens. Zijn geschatte maximumsnelheid was twintig kilometer per uur. Sneller lukte niet, door zijn grote gewicht (ongeveer 5000 kg). T. rex liep als een kip of een struisvogel op twee enorme achterpoten. Waar hij zijn kleine gespierde voorpoten voor gebruikte, is nog steeds onduidelijk.

Figuur 3a Het paard is een hoefganger. Figuur 3b De kat is een teenganger. Figuur 3c De beer is een zoolganger.
© Shutterstock / Nick
Fox
66 Hoofdstuk 3 Bewegen Extra: Skeletten vergelijken 3.7
Hoe snel was de Tyrannosaurus rex?

OPDRACHTEN

2 Ledematen van dieren

Vergelijk de onderdelen van dieren met de onderdelen van de mens.

Maak de juiste combinaties.

komt bij mensen overeen met:

vleugels van een vogel botten van de arm | botten van het been | wervels

staart van een walvis botten van de arm | botten van het been | wervels

voorvinnen van een walvis botten van de arm | botten van het been | wervels

achtervinnen van een zeehond botten van de arm | botten van het been | wervels

vleugels van een vleermuis botten van de arm | botten van het been | wervels

3 Kip

Vogels zijn gewervelde dieren. Ze hebben dus een skelet waarvan bijna alle onderdelen vergelijkbaar zijn met het skelet van de mens.

Bekijk de figuur.

Hoe zou je de skeletdelen P, R, S en T bij de mens noemen? P = R =

Skelet van een kip

P R S T
S = T =
67 Hoofdstuk 3 Bewegen Extra: Skeletten vergelijken 3.7

4 Haaien en dolfijnen

De staart van een dolfijn zit anders op het lichaam dan de staart van een haai. Dit heeft gevolgen voor de wervelkolom.

a Welke twee beweringen over de dolfijn zijn waar?

☐ De staart van de dolfijn is verticaal geplaatst.

☐ De staart van de dolfijn is horizontaal geplaatst.

☐ Bij het zwemmen beweegt de wervelkolom van de dolfijn heen en weer.

☐ Bij het zwemmen beweegt de wervelkolom van de dolfijn op en neer.

b Welke twee beweringen over de haai zijn waar?

☐ De staart van de haai is verticaal geplaatst.

☐ De staart van de haai is horizontaal geplaatst.

☐ Bij het zwemmen beweegt de wervelkolom van de haai heen en weer.

☐ Bij het zwemmen beweegt de wervelkolom van de haai op en neer.

5 Een fossiel als bouwpakket

Een onderzoeker heeft een aantal fossiele botten van een dinosaurus gevonden. Voorzichtig haalt hij de botten uit het gesteente en stuurt ze naar een museum. Daar proberen wetenschappers het skelet in elkaar te zetten.

Dit heb je nodig:

• twee knipbladen met dinobotten (achter in je boek)

• schaar

• tekenpapier A3

• plakstift

• tekenmateriaal

Dit ga je doen:

1 Werk in tweetallen.

2 Knip de botten uit.

3 Zet het skelet in elkaar.

4 Plak de onderdelen op het tekenvel.

5 Teken de omtrek van de dino. Gebruik één kleur.

6 Hang het tekenvel op in het lokaal.

7 Bekijk het resultaat van de andere tweetallen.

© Shutterstock / Gonzalo Jara © Shutterstock / SiiKA Photo
68 Hoofdstuk 3 Bewegen Extra:
3.7
Skeletten vergelijken

Zijn alle resultaten hetzelfde? Wat leer je hieruit?

6 T. rex

Bekijk het skelet van de T. rex

Was de T. rex een hoefganger, teenganger of zoolganger?

Leg uit hoe je dat kunt zien.

7 Diersporen

Bekijk de figuur van de diersporen. A B C

Diersporen

Welk dierspoor hoort bij een teenganger?

© Shutterstock / icedmocha
◯ A ◯ B ◯ C
69 Hoofdstuk 3 Bewegen Extra: Skeletten vergelijken 3.7
Skelet van T. rex.

3.8 Hoofdstukafsluiting

ACTIEF LEREN

Hoe leer je de theorie en begrippen uit het hoofdstuk? En hoe leg je de juiste verbanden? Kies een opdracht uit Actief leren achter in je boek als hulp bij het leren.

TERUG NAAR HET GROTE PLAATJE

1 Bewegen

a Je ziet hieronder de verbanden tussen dit hoofdstuk en andere hoofstukken.

Wat heb je geleerd over de samenhang tussen 'Bewegen' en andere hoofdstukken? Noteer je antwoorden in de vakjes.

Je skelet geeft stevigheid en vorm. In je skelet zitten cellen. Welke cellen?

H2 • Inzoomen en uitzoomen Cellen

Waarvoor heb je bij bewegen zuurstof nodig?

H9 • Ademhalen en verbranden Zuurstof

70 Hoofdstuk 3 Bewegen Hoofdstukafsluiting 3.8

b Je ziet hieronder de vier hoofdpunten van dit hoofdstuk.

Wat heb je over elk hoofdpunt geleerd? Noteer je antwoorden in de vakjes.

Kijk terug naar paragraaf 6. Noteer wat je hier nu over weet.

Bewegen is gezond voor lichaam en geest

Kijk terug naar paragraaf 2, 3 en 5. Noteer wat je hier nu over weet.

Botten en spieren zorgen voor beweging

Kijk terug naar paragraaf 5 en 6. Noteer wat je hier nu over weet.

Wat beweegt kan stuk

Kijk terug naar paragraaf 4. Noteer wat je hier nu over weet.

Botten en kraakbeen bevatten cellen

c Je hebt in paragraaf 1 antwoord gegeven op de grote vraag van dit hoofdstuk 'Hoe blijf je fit?'. Kijk nog even terug naar wat je toen hebt geantwoord. En kijk ook naar je antwoorden bij opdracht 1a en 1b.

Wat is nu je antwoord op de grote vraag 'Hoe blijf je fit?'

PROEFTOETS

Maak online de proeftoets bij dit hoofdstuk.

71 Hoofdstuk 3 Bewegen Hoofdstukafsluiting 3.8
9 789006 730876
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.