Feniks leerjaar 1 havo-vwo werkboek

Page 1

Ontdek het verleden, begrijp het heden.

Auteurs

Ronald den Haan

Raymond de Kreek

Eugenia Smit

Frank Tang

Stef Vink

Eindredactie

Ronald den Haan

Eugenia Smit

Geschiedenis voor de onderbouw Werkboek 1 havo/vwo

COLOFON

Ontwerp omslag

Studio Fraaj, Rotterdam

Opmaak omslag

Studio Vlak

Beeld omslag

© The Trustees of the British Museum

Beeldresearch

ThiemeMeulenhoff

Ontwerp binnenwerk

Tom Lamers, Reclamers, Veghel

Opmaak

Staalboek, Veendam

Tekenwerk en cartografie

EMK, www.emk.nl

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt.

Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 70186 9

Derde herziene editie, eerste druk, 2024 � ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2024

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd.

Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk.

Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

5 Ridders, horigen en monniken 108

Oriëntatie 108

5.1 Het rijk van Karel de Grote 110

5.2 De vroegmiddeleeuwse

landbouwsamenleving 115

5.3 De verspreiding van het christendom 120

5.4 Een nieuw geloof: de islam 125

5.5 Het Rijk van Kiev Wereldgeschiedenis 130

Op onderzoek in de vroege Middeleeuwen

Verdieping 133

Afsluiting 135

TIJD VAN STEDEN EN STATEN

6 Koningen, burgers en kruisvaarders 138

Oriëntatie 138

6.1 De middeleeuwse stad 140

6.2 Het koninkrijk Engeland 145

6.3 Centralisatie in Frankrijk 150

6.4 De kruistochten 155

6.5 Het Mongoolse Rijk Wereldgeschiedenis 160

Op onderzoek in de late Middeleeuwen

Verdieping 163

Afsluiting 165

Illustratieverantwoording 168

Afsluiting 75

4 Het Romeinse Rijk 78

Oriëntatie 78

4.1 Van stadstaat tot wereldrijk 80

4.2 Koningstijd,

onderzoek bij de Romeinen Verdieping 103

Afsluiting 105

1 Op zoek naar het verleden 4 Oriëntatie 4 1.1 Wat is geschiedenis? 6 1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk? 11 Afsluiting 16 TIJD VAN JAGERS EN BOEREN 2 Jagers, boeren en farao’s 18 Oriëntatie 18 2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen 20 2.2 De landbouwrevolutie 25 2.3 Een machtige staat 30 2.4 Leven voor én na de dood 35 2.5 Uruk en Mohenjodaro Wereldgeschiedenis 40 Op onderzoek in het oude Egypte Verdieping 43 Afsluiting 45
VAN GRIEKEN EN ROMEINEN 3 De Grieken 48 Oriëntatie 48 3.1 De wereld van de Grieken 50 3.2 Athene en Sparta 55 3.3 De Griekse cultuur 60 3.4 Grieken in Egypte en Azië 65 3.5 China onder de Eerste Keizer Wereldgeschiedenis 70 Op onderzoek bij de
73
INHOUD
TIJD
Grieken Verdieping
TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN
republiek, keizertijd 85 4.3 Leven in het Romeinse Rijk 90 4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk 95 4.5 De Feniciërs Wereldgeschiedenis 100 Op
TIJD VAN MONNIKEN EN RIDDERS

Op zoek naar het verleden

Oriëntatie

1 Een mysterie in de oude kerk

Lees: Een mysterie in de oude kerk. Bekijk: bron 1.

In de tekst staat dat onderzoekers in de kerk van bron 1 een ‘mysterieuze’ verrassing vonden. Wat was die mysterieuze verrassing? En waarom was het een mysterie?

2 Een schilderij bekijken

Bekijk: bron 1, en opdrachtbron 1.

In je leerboek staan bronnen. In je werkboek staan opdrachtbronnen. Er zijn beeldbronnen (plaatjes) en tekstbronnen. Bronelementen zijn onderdelen daarvan.

Bijvoorbeeld: een zin uit een tekstbron. Of: de man met de hond, linksonder in opdrachtbron 1. Een bronelement uit een beeldbron heet ook een beeldelement.

a Het gebouw in opdrachtbron 1 is een kerk.

Omcirkel in opdrachtbron 1 drie bronelementen waaraan je dat kunt zien.

b Welke bronelementen die je in opdrachtbron 1 hebt omcirkeld, zie je ook in bron 1?

OpDRaCHtbRON 1

In de Sint-Janskerk in Gouda wordt een nieuw graf gegraven. Schilderij van Hendrick van Vliet uit 1662.

1
4 1 Op zoek naar het verleden

Heel veel roken

Bekijk: bron 2 en 3.

a Wat weet je over Jacob, na het bekijken van de foto’s?

☐ Hij leeft niet meer.

☐ Hij had blauwe ogen.

☐ Hij rookte.

b In Jacobs tijd rookten arme mensen veel, want dan voelden ze de honger minder.

Ze gebruikten pijpjes van klei en rookten goedkope tabak. Jacob rookte zóveel, dat onderzoekers dat aan zijn gebit konden zien: de kiezen waartussen hij zijn pijpje klemde, waren afgesleten. Wat weet je nu over Jacob? Hij was waarschijnlijk rijk | arm.

c Wie werden in de kerk begraven? Mensen die rijk | arm waren.

Soms moet je bij een opdracht iets bedenken. Dat betekent dat het antwoord niet heel precies in een tekst staat. Je moet het zelf vinden door goed na te denken: wat is een logisch antwoord op de vraag?

d Vergelijk je antwoorden van b en c. Bedenk een verklaring: waarom is Jacob in de kerk begraven?

e Wat jij bij opdracht d heb gedaan, deden de onderzoekers ook. Ze bedachten verklaringen. Maar of die kloppen…? Niemand weet het. Het is dus een mysterie! Vul je antwoord bij opdracht 1 aan met de verklaring die je bij d hebt bedacht.

4 Meer raadsels

Er was nog iets vreemds. Mensen werden vroeger altijd met hun hoofd naar het westen begraven. Dit werd erg belangrijk gevonden, want het had een godsdienstige reden. De tientallen personen die zijn gevonden tijdens het onderzoek, lagen allemaal met het hoofd naar het westen. Op één na: Jacob lag met zijn hoofd naar het oosten.

a Vul je antwoord bij opdracht 1 aan met deze gegevens. Doe dat in één zin.

b Bedenk een verklaring: waarom is Jacob ‘verkeerd-om’ begraven?

5 Wat ga je leren?

Lees: In dit hoofdstuk.

a In de tekst staat wat je in dit hoofdstuk gaat leren. Wat lijkt je het interessantst? Waarom?

Soms staat in een opdracht dat je iets moet citeren. Dat betekent: letterlijk overschrijven.

b Citeer de zin uit de tekst die past bij jouw antwoord bij opdracht a.

c Citeer de zin uit de tekst waarin staat wat jij het minst interessant vindt.

3
Oriëntatie 5

Wat is geschiedenis?

Wat weet je al?

1 Een vraag om mee te beginnen

De titel van deze paragraaf is een vraag. Praat met een klasgenoot over deze vraag en schrijf het antwoord zo nauwkeurig mogelijk op.

Basisstof

2 Heel voorzichtig graven

Lees: Onderzoekers aan het werk. Bekijk: bron 4.

a Welke conclusies trokken de onderzoekers, nadat ze Jacob hadden onderzocht?

• Jacob was 1,69 meter lang. wel | niet

• Jacob heeft vaak honger geleden. wel | niet

• Jacob was ongeveer 24 jaar toen hij stierf. wel | niet

• Jacob heeft jarenlang gerookt. wel | niet

• Jacob leefde in de achttiende eeuw. wel | niet

• Jacob rookte zoveel, omdat dat zijn hongergevoel onderdrukte. wel | niet

b Wat denk je, konden de onderzoekers toen de drie raadsels van opdracht 1 uit de oriëntatie oplossen? ja | nee

3 Het verleden en de geschiedenis

Lees: Werken met het verleden.

a Hoe verliep jouw eerste les Frans? Schrijf het antwoord op deze vraag op een los blaadje. Zorg dat je antwoord uit 40-60 woorden bestaat. Let op: je antwoord is geheim! Je mag niet met elkaar overleggen en je mag je antwoord aan niemand laten lezen.

b Je hebt nu een geschiedenis geschreven van je eerste les Frans. Jouw klasgenoten hebben dat ook gedaan. De docent zal enkele leerlingen vragen het antwoord voor te lezen of op het bord te schrijven. Wat valt op als je de antwoorden vergelijkt?

Vrijwel elke les werk je met begrippen: woorden die erg belangrijk zijn. In Feniks staan nieuwe begrippen vetgedrukt. In de Afsluiting van het hoofdstuk staan de definities: uitleg van de begrippen. Je moet de definities kennen, maar ook begrijpen. Pas als je begrijpt wat een begrip betekent, kun je ermee werken.

c Ga naar de Afsluiting van dit hoofdstuk, op pagina 17 van het leerboek. Citeer de definities van de begrippen ‘verleden’ en ‘geschiedenis’.

d Wat is het belangrijkste verschil tussen de twee begrippen? Kies het juiste antwoord.

◯ Ze gaan allebei over vroeger.

◯ Het verleden is een verhaal over geschiedenis.

◯ Geschiedenis is een verhaal over het verleden.

1.1
6 1 Op zoek naar het verleden

e Opdracht a en b gingen over jullie eerste les Frans. Leg uit wat deze opdrachten te maken hebben met het verschil tussen de begrippen verleden en geschiedenis.

4 Sporen uit het verleden

Je oefent: Soorten bronnen.

Lees: Soorten bronnen.

Hieronder worden zes bronnen beschreven. Geef bij elke bron aan of het een geschreven of ongeschreven bron is, en of het een primaire of secundaire bron is.

geschreven ongeschreven primair secundair

Sven onderzoekt de Middeleeuwen en vindt het zwaard van een middeleeuwse ridder.

Anwar wil weten hoe de Eerste Wereldoorlog verliep. Hij bekijkt een documentaire op YouTube, die werd gemaakt in 2014. Toen werd er herdacht dat de Eerste Wereldoorlog honderd jaar geleden was begonnen.

Marieke wil weten hoe het leven in Groningen in de zestiende eeuw was. Ze vraagt het haar geschiedenisleraar, die alles weet.

Lotte doet onderzoek naar de Vietnamoorlog, die in de tweede helft van de twintigste eeuw werd uitgevochten. Ze bestudeert dagboeken van soldaten die in die oorlog vochten.

Stef wil weten waarom de zeventiende Eeuw soms de Gouden Eeuw wordt genoemd. Hij leest het boek ‘Bepaald geen zilveren eeuw!’, dat in 1982 werd geschreven door een bekende historicus.

Karima verdiept zich in kunst uit de Gouden Eeuw. Ze gaat naar het Rijksmuseum en bekijkt schilderijen van Rembrandt.

5 Een oude grafsteen

Bekijk: bron 5.

a Kies de juiste woorden. Als je een onderzoek doet naar grafstenen in kerken, is bron 5 een primaire | secundaire en een geschreven | ongeschreven bron.

b Soms moeten historici oude teksten lezen die beschadigd zijn, of waarvan stukjes tekst ontbreken. Dan moeten ze zo goed mogelijk bedenken wat er zou kunnen staan. Ontcijfer samen met een klasgenoot zo goed mogelijk de tekst op de grafsteen in bron 5.

c Tussen ‘Februarius’ en ‘Anno’ staat een letter. Het lijkt een R, maar het kan ook een P of een D zijn. Daaronder staat een M. Bedenk wat die letters kunnen betekenen.

☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
7 1.1 Wat is geschiedenis?

Tijd van…

Tijdvakken en periodes

Lees: De tijd indelen.

a Maak de zinnen af.

• De Tijd van burgers en stoommachines duurt jaar.

• De Tijd van Grieken en Romeinen duurt jaar.

• De Tijd van steden en staten heet ook wel de

• De Vroegmoderne Tijd bestaat uit tijdvakken.

Schrijf de namen en de jaartallen van de tijdvakken in het schema. Schrijf bij elk tijdvak een gebeurtenis die toen plaatsvond. Je mag online informatie zoeken.

Van … tot … Gebeurtenis jagers en boeren

500 - 1000

regenten en vorsten

Jacob uit Gouda wordt begraven.

1950 - heden Het skelet van Jacob uit Gouda wordt gevonden.

b Stel dat we het tiende tijdvak niet tot heden (nu) laten doorlopen, maar tot 2000. Hoe zouden jullie tijdvak 11 noemen, dat van 2000 tot heden loopt?

De Tijd van en

7 Cultureel, sociaal, politiek, economisch

Lees: Eén verleden, vele geschiedenissen.

a Kies steeds welk woord er het best bij past. cultureel, sociaal, politiek, of economisch

• In de tijd van Jacob rookten mensen veel.

• In de kerk lagen vooral mensen begraven die uit families van de stadsbestuurders kwamen.

• Alle mensen die in de kerk begraven zijn, lagen met het hoofd naar het westen begraven. Dat was om godsdienstige redenen. Maar Jacob lag met zijn hoofd naar het oosten!

• Het is niet bekend wat voor werk Jacob deed, toen hij nog leefde.

b Bedenk een voorbeeld uit jouw leven dat bij de volgende woorden past. Als je dit moeilijk vindt, lees dan de definities van de begrippen in de Afsluiting nog een keer.

6
8
zoek naar het verleden
1 Op

• Cultureel:

• Sociaal:

• Politiek:

• Economisch:

8 Tijdrekenen

Lees: De tijd tellen.

a Hierna staan steeds twee jaartallen. Hoeveel jaar zit ertussen?

1672 en 1871. jaar

204 en 2004. jaar

899 en 988. jaar

50 v.Chr. en 50. jaar

616 v.Chr. en 222 v.Chr. jaar

616 v.Chr. en 222. jaar

b Maak op een kladblaadje nog vier tijdrekensommen, zoals bij opdracht a. Je klasgenoot lost ze op.

c Sommige mensen denken dat de zeventiende eeuw van 1700 tot en met 1799 was. Waarom dat niet klopt, begrijp je wanneer je uitgaat van het jaar 1, het begin van onze jaartelling. De eerste honderd jaren daarna zijn de eerste eeuw. Dus het jaar 40 is in de eerste eeuw. Dat betekent dat het jaar 140 in de tweede eeuw is en 240 in de derde eeuw. En… 1740 in de achttiende eeuw. In welke eeuw vallen de volgende jaartallen? Schrijf dat achter de jaartallen.

1633

1837

837

143 v.Chr.

872 v.Chr.

d Nummer de jaartallen van opdracht c in chronologische volgorde. Doe dat door voor de jaartallen de cijfers 1 tot en met 5 te schrijven: 1 bij het jaartal dat het langst geleden is, 5 bij het jaartal dat het kortst geleden is.

9 De tijd tekenen

Lees: Tijdbalken.

a Gebruik onderstaande tijdbalk. Maak een tijdbalk van de vorige maand.

• Schrijf de datum van vandaag helemaal rechts, boven de tijdbalk.

• Schrijf helemaal links de datum van een maand geleden.

• Verdeel de tijdbalk in enkele gelijke stukken. Zet de data erbij.

• Schrijf bij de tijdbalk vier gebeurtenissen die volgens jou het belangrijkst waren. Bijvoorbeeld: je verjaardag, of de laatste dag van de zomervakantie.

1.1 Wat is geschiedenis?

b Bekijk de tijdbalk van een klasgenoot en lees de tijdbalkregels uit de tekst nog eens. Wat heeft je klasgenoot goed gedaan? Wat had beter gekund?

Wat weet je nu?

10 Leren uit een dik boek

Kies de juiste woorden.

De onderzoekers in bron 4 zijn historici | archeologen. Om meer te weten te komen over de stad waarin Jacob leefde, lazen zij het boek ‘Duizend jaar Gouda’, dat is geschreven in 2002. Dit boek is een primaire | secundaire en een geschreven | ongeschreven bron over Jacobs leven.

11 Drie historische personen

Bekijk: opdrachtbron 2.

a In opdrachtbron 2 staan drie personen die in dezelfde tijd leefden als Jacob.

Kies de juiste naam. Als Jacob een van hen ooit zou hebben gezien, dan is dat waarschijnlijk Willem | Catharina | George.

b Kies het juiste woord. De drie personen hebben vooral te maken met culturele | economische | politieke | sociale geschiedenis.

c Kies de juiste naam. Van deze drie personen werd Willem | Catharina | George het oudst.

d Zet de drie personen in chronologische volgorde. Ga uit van hun geboortejaren.

Stadhouder Willem V (17481806), een belangrijke politicus in ons land.

OpDRaCHtbRON 2

LEERDOELEN

George Washington (1732-1799) vocht tegen de Engelsen om zijn land onafhankelijk te maken. Later zou hij de eerste president van de Verenigde Staten worden.

• Je begrijpt wat geschiedenis te maken heeft met het verleden en je weet hoe archeologen en historici zich daarmee bezighouden: 1, 3, 6, 10

• Je kunt verschillende soorten bronnen herkennen: 4, 5, 10

• Je kunt de tijd indelen in tijdvakken en rekenen met eeuwen en jaartallen: 7, 8, 11.

• Je kunt een tijdbalk maken en aflezen: 9

Tsarina (keizerin) Catharina de Grote van Rusland (1729-1796).
10 1 Op zoek naar het verleden

1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk?

Wat weet je al?

1 Wat vinden jullie?

Praat met elkaar over de vraag waarom geschiedenis belangrijk is. Bedenk zoveel mogelijk antwoorden. Misschien zijn jullie het niet overal over eens. Dat mag!

Geschiedenis is belangrijk, want …

Basisstof

2 Zakken vol botten

Lees: Onder de vloer. Bekijk: bron 6.

a Onderzoekers hebben de botten in zakken gedaan. Wat vind jij daarvan?

Ik vind het goed / niet goed, want

Soms moet je ‘een argument geven’. Een argument is een reden waarom je iets vindt. Bij opdracht a staat het argument voor jouw mening achter het woordje ‘want’.

b Bedenk een argument voor de mening die je bij opdracht a niet hebt gekozen.

c Maak de zin af. In 1902 hebben werklieden de botten

d Wat vind jij van wat de werklieden in 1902 deden? Ik vind het goed / niet goed, want

e Bedenk een argument voor de mening die je bij opdracht d niet hebt gekozen.

.
11 1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk?

f In de zeventiende en achttiende eeuw werden sommige mensen in de kerk begraven.

Wat vind jij daarvan? Ik vind het , want

3 Nog meer botten

Bekijk: opdrachtbron 3.

Wat vind je van wat er in opdrachtbron 3 gebeurt? Kies steeds het woord dat bij je mening past en geef steeds een argument voor je keuze.

• Respectvol / Respectloos, want

• Noodzakelijk / Overbodig, want .

OpDRaCHtbRON 3

De onderzoekers groeven in 2014 bijna duizend kubieke meter zand weg uit de kerk. Dat zijn ongeveer vijftig vrachtauto’s vol! In het zand zaten botten en botresten. Al het zand ging eerst door een grote zeef, voordat vrachtauto’s het wegbrachten. De botresten zie je in de rode container, links op de foto.

4 Erfgoed

Lees: Geschiedenis gaat over nu.

a Wat zijn voorbeelden van erfgoed?

☐ De schedel van Jacob (bron 2).

☐ De reconstructie van Jacobs gezicht (bron 3).

☐ De Sint-Janskerk in Gouda.

☐ Het onderzoek in de Sint-Janskerk (bron 6).

b Geef drie voorbeelden van erfgoed in jouw omgeving.

12 1 Op zoek naar het verleden

c Over de vraag hoe je met erfgoed om moet gaan, kun je van mening verschillen. Jacobs schedel wordt tentoongesteld in de kerk. Iedereen kan die schedel zien. Jij ook, in bron 2.

Wat vind je daarvan?

Ik vind het goed / niet goed, want

5 Arm en rijk

Lees: Geschiedenis gaat over jou. Bekijk: bron 7.

a Hoe zie je aan de houding van de mensen in bron 7 wie rijk is en wie arm?

b Kan Jacob een van de bedelende kinderen geweest zijn die je in bron 7 ziet?

Kies het juiste antwoord. Kies je het tweede antwoord, maak dan ook de zin af.

☐ Je kunt het niet zeker weten, maar in principe kan het wel.

☐ Nee, want

c In de tekst staat een aantal manieren waarop je kunt reageren op iemand die bedelt. Welke van die manieren gaat de rijke man in bron 7 kiezen, denk je? Leg uit waarom je dat denkt.

6 Ziekte en kwade hoesten

Lees: bron 8.

Moet je volgens de schrijver van bron 8 arme mensen helpen, of juist niet?

Ja / Nee, want

7 Rasphuis

Bekijk: bron 9.

a Toen de bestuurders van Gouda besloten dat er een rasphuis in de stad moest komen, schreven ze op dat dat was om ‘eenige die nyet deugen willen daer voor een tyt vast te setten’. Wat staat hier in modern Nederlands? Probeer de zin hardop uit te spreken, als het niet lukt.

Het rasphuis was bedoeld om

Bronnen hebben altijd een bijschrift. Dat is de tekst die bij de bron staat – meestal eronder. In het bijschrift staat wie de bron maakte en wanneer, met vaak wat extra informatie erbij. Als je een bron bekijkt, lees dan altijd ook het bijschrift. Anders mis je informatie die je wél nodig hebt.

b Bij welke zin uit het bijschrift van bron 9 past jouw antwoord bij opdracht a het best?

.
13 1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk?

c Bedenk hoe men in die tijd over bedelaars dacht. Leg je antwoord uit.

d ‘Vastzetten’ was niet de enige reden waarom mannen naar een rasphuis moesten. Maak de zinnen af. Als de laatste zin niet lukt, mag je online naar informatie zoeken.

De vrouw rechtsboven in de afbeelding heeft een voor haar ogen, een in de rechterhand en een in de linkerhand. Ze is geen echt mens, ze staat symbool voor .

e De vrouw van opdracht d maakt duidelijk waarom mensen in een rasphuis werden opgesloten. Wat is het idee erachter, denk je?

◯ De vrouw gebruikt haar zwaard om mensen die zich misdragen, een kopje kleiner te maken. Dat is rechtvaardig.

◯ De mensen die zich hebben misdragen, leren dankzij het harde werken in het rasphuis hoe het wél moet. Daar worden zij betere mensen van. Dat is rechtvaardig.

◯ De vrouw is geblinddoekt en daardoor kan ze niet zien hoe de mensen in het rasphuis zich misdragen. Dat is rechtvaardig.

f Middenin de afbeelding ligt een man op een houten bank. Hij ligt op zijn buik. Wat gebeurt er met hem? Hoe past dat bij je antwoord van opdracht e?

g Welke zin vertelt het best hoe je volgens bron 9 met arme mensen om moet gaan?

◯ Je moet hen als slaaf gebruiken, want dan zijn ze ten minste nuttig.

◯ Je moet hen hard laten werken, want daar worden ze betere mensen van.

◯ Je moet hen voor altijd opsluiten.

8 Soep en een mantel

Bekijk: bron 10 en 11.

a Hoe moet je volgens de maker van bron 10 omgaan met arme mensen?

b Hoe moet je volgens de maker van bron 11 omgaan met arme mensen?

c Zijn de zinnen waar of niet waar?

1 De makers van beide bronnen zijn het eigenlijk met elkaar eens: je moet armen helpen. waar | niet waar

2 De maker van bron 10 laat zien dat je veel moeite moet doen om arme mensen te helpen, terwijl de maker van bron 11 dat juist niet zo belangrijk vindt. waar | niet waar

3 De makers van bron 10 en 11 zijn het waarschijnlijk eens met de schrijver van bron 8. waar | niet waar

4 De makers van bron 10 en 11 vinden het rasphuis (bron 9) waarschijnlijk een heel goed idee. waar | niet waar

14 1 Op zoek naar het verleden

Wat vind jij?

Bron 7, 8, 9, 10 en 11 gaan over armoede en wat de samenleving daaraan deed. Welke ideeën en meningen over armoede vind jij daarvan goed? Welke juist niet? Geef een argument voor je standpunt.

Wat weet je nu?

10 Waarom is geschiedenis belangrijk?

a Drie antwoorden op de vraag ‘Waarom is geschiedenis belangrijk? staan hieronder. Maak het tweede en derde antwoord af. Lukt het niet? De zinnen staan cursief (schuin gedrukt) in de tekst.

1 Geschiedenis laat jou de wereld waarin je leeft beter begrijpen.

2 Geschiedenis laat jou nadenken over

3 Geschiedenis laat jou nadenken over

b Neem samen opdracht 2, 3, 4 en 9 nog eens door. De zinnen van opdracht a passen bij deze opdrachten. Welke zin of zinnen passen bij welke opdracht?

Opdracht

Opdracht 4 ☐

Opdracht

11 Extra opdracht

Je hebt in dit hoofdstuk veel gelezen over Jacob. Aan het begin, bij opdracht 1 van de oriëntatie, schreef je op waarom het verhaal van Jacob mysterieus is. Lees dat antwoord nog eens door. Kies een of enkele mysterieuze zaken en probeer die te verklaren. Gebruik je fantasie, maar maak het niet te gek: zorg dat je verklaring echt gebeurd kán zijn.

LEERDOEL

• Je kunt met voorbeelden uitleggen waarom geschiedenis belangrijk is.

9
1 Zin 2 Zin 3
Zin
☐ ☐ ☐
Opdracht 2
☐ ☐
3 ☐
9 ☐ ☐ ☐
1, 2, 3, 4, 9, 10 15 1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk?

1 Geschiedenis en het verleden

a “ Er is één verleden, maar er zijn vele geschiedenissen.”

Leg deze uitspraak uit. Laat in je antwoord zien dat je begrijpt wat de begrippen ‘verleden’ en ‘geschiedenis’ betekenen.

2 Archeologen en historici

Bekijk: bron 12 en 13. Kies de juiste woorden.

In bron 12 onderzoekt een archeoloog | historicus een geschreven | ongeschreven bron. In bron 13 onderzoekt een archeoloog | historicus een geschreven | ongeschreven bron.

3 Boek over Jacob

Bekijk: opdrachtbron 4.

Evert van Ginkel schreef een boek over Jacob, voor jongeren en volwassenen. Hij deed in dat boek hetzelfde als wat jij misschien in opdracht 11 van paragraaf 1.2 hebt gedaan: met historische kennis én met fantasie probeert hij te verklaren hoe Jacob onder de kerk terecht is gekomen. Kies de juiste woorden.

Evert van Ginkel is waarschijnlijk een archeoloog | historicus. Het boek in opdrachtbron 4 is een primaire | secundaire en geschreven | ongeschreven bron over Jacob.

4 Tijdbalk

Bovenaan de volgende pagina staat het begin van een verticale tijdbalk. Maak hem af. Verwerk in de tijdbalk:

• 2014: Jacob wordt gevonden.

• Rond 1770: Jacob wordt begraven.

• Nu: jij leest over Jacob.

• Rond 1753: Jacob wordt geboren.

• 1902: veel graven in de kerk worden leeggemaakt, maar dat van Jacob niet.

Afsluiting
OpDRaCHtbRON 4
16 1 Op zoek naar het verleden

Tijdvakken

a Nummer de tijdvakken in chronologische volgorde.

Tijd van jagers en boeren.

Tijd van ontdekkers en hervormers.

Tijd van monniken en ridders.

Tijd van Grieken en Romeinen.

Tijd van de wereldoorlogen.

Tijd van steden en staten.

Tijd van televisie en computer.

Tijd van pruiken en revoluties.

Tijd van regenten en vorsten.

Tijd van burgers en stoommachines.

b In welk tijdvak leefde Jacob?

c In welke eeuw leefde Jacob?

6 Het belang van geschiedenis

In elke paragraaf van de hoofdstukken hierna staat een opdracht die ‘het belang van geschiedenis’ heet. Zo’n opdracht gaat over de stof waarover je in die paragraaf leest, maar laat ook zien waarom die stof belangrijk is voor jou

a Om welke drie redenen is geschiedenis belangrijk?

b Hierna staan drie vragen. Schrijf achter elke vraag het nummer van de reden van opdracht a die er het beste bij past. Je mag elke vraag maar één keer gebruiken.

• In Nederland wonen veel mensen waarvan de ouders of grootouders uit Suriname komen. In Frankrijk niet. Hoe komt dat? Deze vraag past bij reden

• Vroeger kregen sommige criminelen de doodstraf. Welke argumenten zijn er vóór en tegen de doodstraf en wat vind jij van de doodstraf? Deze vraag past bij reden

• Vroeger moesten alle Nederlandse jongens een tijd in militaire dienst. In sommige landen moesten meisjes dat ook. Door deze dienstplicht kwam iedereen aan de beurt om het land en de samenleving te helpen beschermen. Moet de dienstplicht weer worden ingevoerd, zodat jij ook in dienst gaat? Deze vraag past bij reden

5
1 2 3
1750 1800 1850 1900 1950 2000 17 Afsluiting

Jagers, boeren en farao’s

Oriëntatie

1 De Tijd van jagers en boeren

Bekijk: de tijdbalk.

Dit hoofdstuk gaat over de Tijd van jagers en boeren. Welke gebeurtenissen vonden in dit tijdvak plaats, denk je? Kruis de drie juiste antwoorden aan.

☐ Een groep jager-verzamelaars bouwt een kamp in het zuiden van Limburg.

☐ In Israël vindt een groep jager-verzamelaars de landbouw uit door zaden van wilde granen in de grond te planten.

☐ De Arend, de eerste stoomtrein in Nederland, rijdt over de eerste spoorlijn in Nederland: van Amsterdam naar Haarlem.

☐ De Romeinse generaal Julius Caesar schrijft een boek over zijn veroveringen in Gallië (Frankrijk).

☐ Boeren bouwen enorme stenen grafkamers voor hun doden.

2 Farao Ramses II

Lees: Een machtige farao. Bekijk: bron 1.

a Welke uitspraak over bron 1 is onjuist?

◯ De belangrijkste persoon op de afbeelding is de man rechts. Dat zie je doordat hij het grootst is afgebeeld.

◯ De kleine tekens helemaal rechts zijn hiërogliefen. Dat is het schrift dat de Egyptenaren gebruikten.

◯ Aan hoe de mensen zijn afgebeeld, zie je dat ze in opstand komen tegen de farao.

◯ De koning van Nederland in onze tijd heeft veel minder macht dan een farao in het oude Egypte.

b Maak de tekst kloppend door steeds het juiste woord te kiezen.

Bron 1 is gemaakt voordat | nadat farao Ramses II een oorlog in Nubië had gewonnen. De muurschildering is bedoeld om te laten zien hoe machtig Nubië | farao Ramses II was. De geschenken voor de farao zijn landbouwproducten | industrieproducten Hij gebruikt ze om er zijn soldaten | de inwoners van Nubië mee te belonen

c Bereken hoeveel jaar farao Ramses II over Egypte heeft geregeerd.

3 Prehistorie

Je oefent: Chronologie.

Lees: In dit hoofdstuk. Bekijk: de tijdbalk in de Afsluiting.

a Schrijf de ontbrekende woorden in de tekst. Gebruik gegevens uit de tijdbalk.

De eerste mensen kwamen aan voedsel door en Rond 11.000 v.Chr. werd de ontdekt en gingen mensen als boer leven.

Deze jagers en boeren gebruikten nog geen

. Daarom noemen we deze periode de . ‘Pre’ betekent: . En ‘historie’ is een ander woord voor

b In de tijdbalk in de Afsluiting staat wanneer in Egypte het schrift ontstond. Wanneer was dat?

2
18 2 Jagers, boeren en farao’s

c Tarik zegt: ‘Rond 3100 v.Chr. eindigde de prehistorie’. Leg uit waarom hij ongelijk geeft.

4 Invloed op de natuur

Het belang van geschiedenis: Geschiedenis laat je zien dat de natuur en het klimaat waarin mensen leven, van invloed zijn op hun leefwijze. Je leert ook dat mensen altijd hebben geprobeerd de natuur aan hun wensen aan te passen.

Bekijk: bron 2 en 3.

a Welke zin geeft het beste aan waar bron 2 en 3 over gaan?

◯ De natuur heeft zowel in het oude Egypte als nu grote invloed op hoe mensen leven.

◯ Mensen proberen zowel in de Tijd van jagers en boeren als tegenwoordig de natuur aan te passen aan hun eigen doelen.

b Bedenk drie manieren waarop wij in onze tijd de natuur veranderen.

5 Steden

Bekijk: opdrachtbron 1.

a Welke gebeurtenis in de prehistorie heeft ervoor gezorgd dat de meeste mensen niet meer leven zoals in opdrachtbron 1? , want hierdoor

b Het wonen in steden heeft voordelen en nadelen, vergeleken met hoe het in opdrachtbron 1 is. Bedenk samen wat volgens jullie het grootste voordeel is van het leven in een stad.

c Bedenk samen ook een nadeel van het leven in de stad voor de omgeving waarin de mensen leven. Vul de zin aan. Leven in een stad en de groei van de stad kunnen ten koste gaan van

OpDRaCHtbRON 1

Een kamp van jager-verzamelaars zoals dat er rond 5000 v.Chr. uit moet hebben gezien. Hier woonden waarschijnlijk niet meer dan twintig mensen. Tekening uit onze tijd.

Oriëntatie
19

2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen

Wat weet je al?

1 Jager-verzamelaars

Gebruik: opdrachtbron 2.

a De mensen op de tekening kwamen aan voedsel door te jagen en te verzamelen. Kies twee nummers uit de tekening waaraan je dat kunt zien.

Nummer , want je ziet

Nummer , want je ziet

b Archeologen vinden weinig sporen van mensen die leefden zoals de mensen in opdrachtbron 2. Kies twee nummers uit de tekening en beschrijf welk spoor archeologen hier eeuwen later van terug kunnen vinden.

Basisstof

OpDRaCHtbRON 2

2 Grotschilderingen

Lees: Sporen van de eerste mensen. Bekijk: bron 4.

Welke zin is juist?

1 De grotschildering bewijst dat de makers geloofden in goden. Deze afbeelding is immers gemaakt om de goden te bedanken voor een succesvolle jacht.

2 De grotschildering is een secundaire bron over het leven in de prehistorie.

◯ Uitspraak 1 en 2 zijn allebei juist.

◯ Uitspraak 1 en 2 zijn allebei onjuist.

◯ Uitspraak 1 is juist en uitspraak 2 is onjuist.

◯ Uitspraak 1 is onjuist en uitspraak 2 is juist.

20 2 Jagers, boeren en farao’s

Evolutie

Lees: Evolutie, en IJstijden.

a Zet in het schema van de evolutie de namen van de menssoorten op de juiste plek.

Homo habilis – Homo erectus – neanderthaler – Homo sapiens

3 miljoen jaar geleden

2 miljoen jaar geleden

1 miljoen jaar geleden heden

b Marieke zegt: ‘Als tijdens de evolutie een nieuwe menssoort ontstond, verdween altijd de oude menssoort’. Marieke heeft ongelijk. Leg dat uit met een voorbeeld uit het schema van opdracht a.

4 ‘Deal with it’

Het belang van geschiedenis: Bij geschiedenis leer je dat mensen bepaalde ideeën over het verleden hebben. Als door nieuw onderzoek blijkt dat iets anders is gegaan dan ze altijd hadden gedacht, moeten ze die ideeën aanpassen. Soms is dat lastig.

Lees: opdrachtbron 3.

a In de bron zegt een archeoloog: ‘Deal with it’. Dat kun je vertalen als ‘Accepteer het maar gewoon’. Wat moeten mensen volgens de archeoloog accepteren?

b Moest jij je idee over de eerste mensen bijstellen? Leg je antwoord uit.

Uit een nieuwsbericht over de eerste mensen in Nederland:

“ De oer-Hollander was niet wit en blond, maar zwart. Dat blijkt uit onderzoek van acht stukjes menselijk bot, opgeraapt aan de Nederlandse kust en gevonden in vissersnetten. ‘Onze voorouders werden altijd neergezet als witte mensen. Maar ze zagen er toch wat anders uit’, zegt archeoloog Eveline Altena, die het onderzoek uitvoerde. ‘De oudste moderne inwoners van ons land hadden een donkere huid en blauwe ogen.’ ‘Deal with it’, grapt een andere archeoloog. Onverwacht komt de ontdekking niet. In 2018 had het Londense Natural History Museum een reconstructie gemaakt van een jager die tienduizend jaar geleden leefde. Van die persoon is ook een stuk bot onderzocht. Daaruit bleek dat hij zwart was. Vast een bedenksel, mopperden sommigen toen nog.”

Naar: De Volkskrant (2 maart 2023).

OpDRaCHtbRON 3

3
21 2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen

5 Uiterlijk van de eerste mensen

Lees: opdrachtbron 3. Bekijk: bron 5.

De reconstructie van bron 5 past wel / niet bij opdrachtbron 3.

Uit het onderzoek van bron 3 blijkt dat

Dat kun je zien in bron 5, want

6 De ijstijden

Lees: IJstijden. Bekijk: bron 6.

Wat is geen kenmerk van de laatste ijstijd?

◯ De laatste ijstijd begon rond 115.000 v.Chr.

◯ De Homo sapiens trok van Afrika naar Europa.

◯ Nederland was bedekt met ijs.

◯ Er leefden mammoeten waar nu de Noordzee ligt.

7 Leefwijze van jager-verzamelaars

Lees: Zwervend bestaan, en Werktuigen.

Kies de kenmerken die passen bij de manier van leven van jager-verzamelaars.

☐ Ze leefden als nomaden.

☐ Ze maakten jachtwerktuigen van metaal.

☐ Ze leefden in zeer grote groepen.

☐ Ze bouwden hun kamp op een veilige en beschutte plek.

☐ Ze konden lezen en schrijven.

8 Materialen uit de natuur

Lees: Werktuigen. Bekijk: bron 7.

☐ Ze maakten kunst, zoals grotschilderingen en beeldjes van vrouwen.

☐ Ze hadden een vaste taakverdeling: alleen de mannen gingen op jacht.

☐ Ze hadden veel bezittingen.

☐ Ze hadden contact met andere groepen jager-verzamelaars. Soms ruilden ze spullen.

a Jager-verzamelaars gebruikten materialen uit de natuur voor hun jachtwerktuigen.

Welke drie materialen zijn gebruikt in bron 7?

b Stel, je bent een jager-verzamelaar tijdens de laatste ijstijd. Het is je gelukt om een rendier te doden. Welke delen van het dier gebruik je en waarvoor? Geef drie voorbeelden.

1

2 3

9 Een prehistorische sjamaan?

Bekijk: bron 8, en opdrachtbron 4.

Schrijf een verhaal van ongeveer vijftien zinnen over de sjamaan in de prehistorie. Bedenk en beschrijf welke taken hij of zij had in de groep jager-verzamelaars. Wat moest een sjamaan proberen te veroorzaken of juist voorkomen? Leg ook uit waarom dit belangrijk kon zijn voor de groep. En vertel hoe de sjamaan aan de materialen kwam voor zijn kleding en voor de voorwerpen voor de rituelen. Gebruik een los blaadje.

Lees het verhaal van een klasgenoot en laat diegene jouw verhaal lezen. Geef elkaar feedback: noem twee dingen die je heel goed bedacht, of mooi beschreven vindt.

22 2 Jagers, boeren en farao’s

Oorzaak en gevolg

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: Oorzaak en gevolg.

Hierna staan drie gebeurtenissen. Bedenk samen zoveel mogelijk oorzaken en zoveel mogelijk gevolgen van elke gebeurtenis. Je hoeft ze niet op te schrijven.

1 Het team van Sanne wint de voetbalwedstrijd.

2 Johan mag drie dagen niet gamen van zijn ouders.

3 De geschiedenisleraar schiet tijdens de les in de lach en blijft zeker drie minuten lachen.

11 Na de ijstijd

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: Na de ijstijd.

Het verdwijnen van het ijs had gevolgen voor het leven van de jagerverzamelaars.

Schrijf de nummers van de oorzaken en gevolgen op de juiste plaats in het schema.

1 De ijskappen worden kleiner en de gemiddelde temperatuur stijgt.

2 De jachtwerktuigen die uit die tijd zijn teruggevonden, lijken veel op elkaar.

3 De Noordzee ontstaat.

4 Aan de kust van Nederland ontstaan moerasgebieden.

5 Er is steeds meer voedsel te vinden.

Oorzaak

Ruim 11.000 jaar geleden eindigt de laatste ijstijd.

Gevolg

OpDRaCHtbRON 4

Volgens een archeoloog was het bot van bron 8 een versierde staf waarmee een sjamaan (tovenaar) op een trom sloeg. Hiervan werd in 2021 deze tekening gemaakt voor een tentoonstelling over het leven tijdens de laatste ijstijd.

Door het smelten van de ijskap van de Noordpool, stijgt de zeespiegel. en Jager-verzamelaars hoeven minder vaak hun kamp te verplaatsen.

Groepen jager-verzamelaars hebben onderling contact.

12 Soorten bronnen

Je oefent: Soorten bronnen.

Lees en bekijk: bron 4 tot en met 8, en opdrachtbron 3, 4 en 5 (op de volgende pagina).

Zet in het schema kruisjes op de juiste plaats. Bron

Primaire bron over de prehistorie

Secundaire bron over de prehistorie

Geschreven bron over de prehistorie

Ongeschreven bron over de prehistorie

10
Bron 5 Bron 6 Bron 7 Bron 8 Opdrachtbron 3 Opdrachtbron 4 Opdrachtbron 5
4
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
23 2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen

13

Een tekening van jager-verzamelaars

Bekijk: opdrachtbron 5.

Maak de tekst compleet. Vul in: archeologen | prehistorie | huiden | 13.000 | verzamelen | tekst | ijstijd

De oudste tekening van Nederland staat op een steen waarin iemand jaar geleden lijnen heeft gekrast. Dit is geen , want de tekening op de steen moet geen

letter voorstellen. Het is gemaakt in de . Waarschijnlijk is het een tekening van een tent. hebben de resten gevonden van zo’n tent.

OpDRaCHtbRON 5

Zij denken dat de tent een doorsnede van ongeveer vier meter had. Hij was vermoedelijk gemaakt van palen en en werd vastgezet met stenen. De mensen die de tent maakten, leefden van de jacht op rendieren en van het van voedsel in de natuur. Dit soort vondsten geeft ons een beeld van de rendierjagers die hier vlak na de leefden.

Op deze steen staat de oudste tekening die in Nederland is teruggevonden, gemaakt rond 11.000 v.Chr.

Wat weet je nu?

14 Evolutie

Schrijf de namen van drie menssoorten die vóór de Homo sapiens ontstonden in het schema. Schrijf achter elke naam een kenmerk van deze menssoort.

Naam menssoort Kenmerk

Homo Homo Neanderthaler

15 Het leven van een jager-verzamelaar

Noteer zeven kenmerken van het leven van prehistorische jager-verzamelaars in Europa.

LEERDOELEN

• Je kunt beschrijven hoe de evolutie van de mens verliep: 3, 4, 5, 12, 13

• Je kunt kenmerken van de manier van leven van jager-verzamelaars beschrijven:

1, 2, 6, 7, 8, 9, 11, 14, 15
24 2 Jagers, boeren en farao’s

2.2 De landbouwrevolutie

Wat weet je al?

1 Boer worden?

Jager-verzamelaars vonden de landbouw uit en gingen leven als boer. De manier van leven van de mensen in de prehistorie veranderde daardoor sterk.

Stel, je bent een jager-verzamelaar en je komt in een gebied waar boeren leven.

Word jij ook boer? Of blijf je liever jager-verzamelaar? Geef minstens twee argumenten voor je keuze.

Basisstof

2 Hunebedden

Je oefent: Soorten bronnen.

Lees: Stenen monumenten. Bekijk: bron 9.

a Van de hunebedden zijn alleen de grote stenen over. Maak de tekening verder af.

• Laat zien hoe het hunebed er in de prehistorie uitzag.

• In de tekst lees je over potscherven. Verwerk die informatie in je tekening.

• Teken ook een paar mensen bij het hunebed. Maak duidelijk dat het boeren zijn.

b

“ Je hebt van een primaire bron over de prehistorie nu zelf een secundaire bron gemaakt.”

Is deze uitspraak juist, of onjuist? Leg je antwoord uit.

3 Klimaatverandering

Lees: Akkerbouw en veeteelt. Bekijk bron 10. Waarschijnlijk was een klimaatverandering een oorzaak van het ontstaan van de landbouw. a Beschrijf deze klimaatverandering.

25 2.2 De landbouwrevolutie

b Leg uit waarom dit een oorzaak was van het ontstaan van de landbouw.

c Het gebied waar de landbouw werd ontdekt, heet de Vruchtbare Halve Maan. Verklaar deze naam.

Vruchtbaar, omdat

Halve maan, omdat

4 Grote gevolgen

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: Grote gevolgen.

a Wat is een revolutie?

b Leg uit waarom het ontstaan van de landbouw een revolutie wordt genoemd.

c In de tekst staan vijf gevolgen van de landbouwrevolutie. Vat elk gevolg in één zin samen.

5 De landbouwsamenleving

Bekijk: bron 11.

Beschrijf twee beeldelementen waaraan je kunt zien dat deze bron hoort bij een landbouwsamenleving.

1 , want

2 , want

6 Grootste vergissing!

Het belang van geschiedenis: Gebeurtenissen in het verleden hebben soms gevolgen die tot in onze tijd merkbaar zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de gevolgen van de landbouwrevolutie.

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Een historicus zegt: ‘De landbouw betekende het begin van de ellende voor de mensen’.

1 2 3 4 5
26 2 Jagers, boeren en farao’s

Twee gevolgen die volgens deze historicus zijn veroorzaakt door het ontstaan van de landbouw:

1 Doordat boeren meer bezittingen hadden dan jager-verzamelaars, kwamen er meer ruzies en conflicten tussen mensen.

2 Doordat boeren de natuur gingen beïnvloeden, raakte de natuur onherstelbaar beschadigd en uitgeput.

Van welk gevolg of van welke gevolgen zal een boer in de prehistorie last hebben gehad?

Van welk gevolg of welke gevolgen zal een boer in de prehistorie zelf weinig last hebben gehad?

7 Landbouw in Nederland

Lees: De eerste boeren in Nederland.

a Wanneer kwamen de eerste boeren in Nederland?

b Hoe lang was dit na het begin van de landbouwrevolutie in het Midden-Oosten?

c Hoe leerden jager-verzamelaars in Europa over de landbouw?

d Noem twee prehistorische landbouwculturen in Nederland.

e De eerste boeren zullen zichzelf niet ‘bandkeramiekers’ of ‘trechterbekers’ hebben genoemd. We weten niet hoe ze hun groep zelf noemden, als ze die een naam gaven. Waarom kunnen we dat niet weten?

8 Trechterbeker en bandkeramiek

Lees: De eerste boeren in Nederland. Bekijk: bron 9 en 12, en opdrachtbron 6.

a Leg uit waarom deze boeren bandkeramiekers worden genoemd. Gebruik in je uitleg bron 12 als voorbeeld.

b Welke opdrachtbron past bij bron 9? Kies uit: bron 12, of opdrachtbron 6.

In bron 9 is namelijk een te zien.

De boeren die dat bouwden, hoorden bij de trechterbekercultuur.

In de opdrachtbron is keramiek te zien in de vorm van een

OpDRaCHtbRON 6
27 2.2 De landbouwrevolutie

c Neem de cultuur die niet bij opdracht b past. Bedenk twee sporen die archeologen van deze cultuur hebben teruggevonden.

d In welk deel van Nederland zijn deze sporen gevonden? En waarom juist daar?

e Leg uit waarom keramiek (voorwerpen gemaakt van gebakken klei) en hunebedden alleen door boeren gemaakt werden en niet door jager-verzamelaars.

Keramiek:

Hunebedden:

9 Vorstengraf

Lees: Elite, en opdrachtbron 7. Bekijk: bron 13. Archeologen denken dat er vanaf de bronstijd vaker sprake was van een elite in de landbouwsamenleving.

a Wat betekent elite?

b Leg uit waarom een archeoloog soms aan een graf kan zien dat de persoon die er begraven is, tot de elite behoorde.

c Uit welke periode uit de prehistorie komt de schat van bron 13: de steentijd, de bronstijd of de ijzertijd? Leg je antwoord uit.

Informatie over het Vorstengraf van Oss op een website van een museum:

d Archeologen noemen deze vondst ‘het Vorstengraf van Oss’. Citeer een zin uit de tekst ‘Elite’ die uitlegt waarom ‘Vorstengraf’ een goede naam is voor dit graf.

e Onderstreep in de tekst drie zinnen of zinsdelen waaruit blijkt dat de persoon waarvan de asresten in de urn zijn begraven, bijzonder moet zijn geweest.

“ Een kleine drieduizend jaar geleden werd in een gebied dat nu in NoordBrabant ligt, een man begraven. Hij was dertig tot veertig jaar oud, en moet bij leven een indrukwekkende verschijning zijn geweest. Zoals gebruikelijk in die tijd werd hij gecremeerd. De as werd in een urn begraven. Bijzonder is dat de urn van brons was en dat er prachtige objecten werden meegegeven in het graf: paardentuig, jukversieringen, textiel, slachtgerei, scheermessen, een houten kom en een indrukwekkend lang zwaard met rijke versiering. Deze grafgiften komen uit verschillende delen van Europa. De overledene had dus veel contacten op lange afstand. De crematieresten en de grafgiften werden in de bronzen urn geplaatst. De urn werd begraven in een grafheuvel. Deze heuvel werd overdekt. Zo ontstond een indrukwekkend grafmonument.”

Naar: website van Rijksmuseum van Oudheden (2023).

OpDRaCHtbRON 7

28 2 Jagers, boeren en farao’s

Zonnekalender

Lees: Een heiligdom in Gelderland.

a Welke zin over het heiligdom in Gelderland is onjuist?

◯ Het heiligdom komt uit de prehistorie en de bronstijd.

◯ Uit voorwerpen die in graven bij het heiligdom werden gevonden, blijkt dat er een elite was in de samenleving.

◯ Het heiligdom is gemaakt door boeren uit het Midden-Oosten.

b Bedenk waarom een zonnekalender belangrijk was voor mensen in een prehistorische landbouwsamenleving.

Wat weet je nu?

11 De uitvinding van de landbouw

Je oefent: Chronologie.

Nummer de zinnen in chronologische volgorde.

Na de ontdekking van de akkerbouw maken de eerste boeren wilde dieren tam: veeteelt ontstaat.

Het ontstaan van de landbouw zorgt er uiteindelijk voor dat er dorpen ontstaan met boerderijen, akkers en weiden voor het vee.

Jager-verzamelaars gaan daarom proberen zelf granen te verbouwen.

Maar rond 12.000 v.Chr. wordt het klimaat in het Midden-Oosten droger en warmer.

Daardoor groeien in de natuur minder wilde granen.

Jagers-verzamelaars trekken rond. Ze vinden voldoende voedsel.

12 De landbouwrevolutie

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Bekijk: opdrachtbron 8.

Welke gevolgen van het ontstaan van de landbouw zie je in opdrachtbron 8?

3 LEERDOELEN

OpDRaCHtbRON 8

Mensen proberen het leven van prehistorische boeren na te bootsen. Foto uit 2017.

• Je kunt het ontstaan van de landbouw in het Midden-Oosten en de verspreiding naar Europa beschrijven: 3, 7, 8, 11.

• Je kunt gevolgen van de landbouwrevolutie voor de manier van leven van prehistorische mensen beschrijven: 1, 2, 4, 5, 6, 9, 10, 12

10
1 2
29 2.2 De landbouwrevolutie

2.3 Een machtige staat

Wat weet je al?

1 Farao’s

Bekijk: bron 1, en opdrachtbron 9.

a Farao’s lieten kunstenaars en schrijvers reclame maken voor hun macht en overwinningen. Waarom liet Ramses II de afbeelding van bron 1 juist in een tempel in Nubië plaatsen?

b Ramses II liet bij de plaats Aboe Simbel een rotstempel bouwen. Zoek online informatie over dit bouwwerk. Stel, jij bent de architect die deze tempel moet bouwen. Je stuurt de bouwtekening naar Ramses II, die jouw ontwerp moet goedkeuren. Je doet er een brief bij waarin je uitlegt hoe je op drie manieren met deze tempel de macht van de farao laat zien. Schrijf een brief. Gebruik ongeveer honderd woorden. Gebruik een los blaadje.

c Stel, je bent een dichter in dienst van Ramses II. De farao vraagt jou na de Slag bij Kadesj (opdrachtbron 9) een overwinningsgedicht te schrijven.

Zoek online naar meer informatie over deze veldslag en schrijf een gedicht dat:

• bestaat uit acht regels;

• beschrijft waarom de farao een veldslag voerde bij Kadesj;

• beschrijft hoe de farao de slag won;

• beschrijft wat iedereen nu moet weten over de farao;

• past bij wat je in opdrachtbron 9 ziet.

OpDRaCHtbRON 9

Farao Ramses II valt aan tijdens de Slag bij Kadesj, in 1275 v.Chr.

30 2 Jagers, boeren en farao’s

De Nijl

Lees: Kunstenaar voor de farao. Bekijk: bron 14.

Waarom was de Nijl voor Sennedjem zo belangrijk? Nummer de zinnen in chronlogische volgorde, zodat je een juist antwoord krijgt op deze vraag.

De farao gebruikt deze belasting om zijn soldaten en dienaren te belonen.

Ook Sennedjem is geen boer. Hij is kunstenaar.

Daarom hoeven niet alle Egyptenaren boer te zijn.

Voor dat werk krijgt Sennedjem van de farao graan, als ‘salaris’.

Dankzij de Nijl is er genoeg water voor de landbouw.

De farao krijgt dat graan van de boeren, als belasting.

Hierdoor zijn er grote oogsten.

3 Irrigratielandbouw

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: Landbouw langs de rivier, en Dorpen worden steden.

a Noem drie rivieren in het Midden Oosten die ervoor zorgden dat boeren aan landbouw konden doen.

b Dankzij deze rivieren was irrigatielandbouw mogelijk. De grote oogsten die dit opleverde, hadden gevolgen. Schrijf ze op.

4 Inspecteurs

Lees: Farao, en Hiërogliefen. Bekijk: bron 15.

a Kies drie woorden die passen bij bron 15.

☐ jager-verzamelaars

☐ belasting

☐ nomaden

☐ hiërogliefen

☐ ambtenaren

b Beschrijf wat je in bron 15 ziet. In je beschrijving moet je de woorden gebruiken die je bij opdracht a hebt aangekruist.

Basisstof 2
1 2 3 4
31 2.3 Een machtige staat

5 Taken van de farao

Lees: Farao. Lees en bekijk: bron 1, en opdrachtbron 10 t/m 13.

a Welke drie groepen mensen hielpen de farao bij het besturen van Egypte?

Taak Bron Taak Bron Staatshoofd Priester

b De farao had verschillende taken. Schrijf achter iedere taak een of twee bronnen die daarbij passen.

Generaal Wetgever

“ Zijne Majesteit luisterde naar zijn hart en bedacht regels om het kwaad en de onderdrukking uit het land te doen verdwijnen. Hij wil het welzijn van heel Egypte bevorderen. Daarom riep hij een schrijver bij zich om nieuwe belangrijke wetten te laten vastleggen.”

Naar: Het grote edict van Horemheb (rond 3000 v.Chr.).

OpDRaCHtbRON 10

OpDRaCHtbRON 11

‘Sterke stier, geliefd door de god Ra, die alle vijandelijke landen onder zijn voeten heeft vermorzeld.’

6 Hiërogliefen

OpDRaCHtbRON 12

‘Sterke stier, die de wetten in Egypte bepaalt.’

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: Hiërogliefen.

OpDRaCHtbRON 13

‘Gemaakt door de god Ra, geliefd door de god Amon, heerser over de grote tempels.’

De Egyptenaren geloofden dat een van hun goden het schrift had uitgevonden. In de tekst staat een andere oorzaak van het ontstaan van hiërogliefen. Welke?

7 Schrijven en lezen

Lees: Hiërogliefen. Bekijk: bron 17 en 18.

a Bedenk drie voorbeelden van iets wat voor bestuurders en ambtenaren belangrijk was om op te schrijven.

1

2

3

b Vergelijk het hiërogliefenschrift uit bron 17 met het schrift in bron 18. Welk verschil valt je op?

c Egyptenaren die konden schrijven, gebruikten voor het noteren van dagelijkse zaken (zoals brieven en recepten) meestal geen hiërogliefen. In plaats daarvan gebruikten ze het schrift in bron 18. Leg uit waarom.

32 2 Jagers, boeren en farao’s

d Hoe is ons woord ‘papier’ ontstaan? Gebruik voor je antwoord de tekst ‘Hiëroglyfen’ en bron 18.

8 Koningen

Het belang van geschiedenis: Door bij geschiedenis overeenkomsten en verschillen tussen vorsten te bekijken, leer je nadenken over de monarchie.

Lees: Staat en staatshoofd.

a Noem twee overeenkomsten tussen een Egyptische farao en koning Willem-Alexander.

1 2

b Noem twee verschillen tussen een farao en koning Willem-Alexander. Gebruik de woorden wetten en goden.

1

2

Wat weet je nu?

9 Geschenk uit de Nijl

Leg de uitspraak uit: ‘Egypte is het geschenk van de Nijl’. Maak in je antwoord duidelijk waar de Nijl voor zorgde en waarom dit als een geschenk gezien kan worden.

10 Farao

De belangrijkste taak van de farao was het bewaren van de orde in de samenleving.

Wat hebben deze vijf zinnen te maken met orde houden? Trek lijnen.

De farao had ministers en ambtenaren nodig.

De farao was de leider van het Egyptische leger.

De farao was de belangrijkste rechter.

De farao werd gezien als een god.

Het hiërogliefenschrift wordt gebruikt.

• Hij kon opstanden onderdrukken en buitenlandse legers verslaan.

• Niemand kan in zijn eentje orde houden in een land. Ook de farao had daarbij hulp nodig.

• Hij kon zorgen dat de goden tevreden waren en dus geen rampen veroorzaakten.

• Besluiten en wetten van de farao werden vastgelegd, zodat iedereen erover wist.

• Wie orde houdt, moet mensen aanpakken die die orde verstoren, zoals misdadigers.

33 2.3 Een machtige staat

12 Bronnen van de elite

Bekijk: opdrachtbron 14.

Narmer was geen boer. Waarom zou hij zich tóch als boer hebben laten afbeelden?

OpDRaCHtbRON 14

Farao Narmer met een ploeg.

Lees: bron 16, en opdrachtbron 15.

a We weten veel meer over de elite in het oude Egypte dan over de boeren. Verklaar dat.

b Vergelijk bron 16 met opdrachtbron 15.

Wat valt je op als kijkt naar hoe de boeren worden behandeld?

c Stel, je wilt weten hoe ambtenaren zich gedroegen. Welk verhaal geloof je dan eerder? Het verhaal van bron 16 / opdrachtbron 15, want

Een ambtenaar over boeren in Egypte:

“ Herinner je je niet de toestand van de boeren toen de belastingophalers kwamen? De wormen hadden de helft van zijn graan vernietigd en een nijlpaard had de rest opgevreten. Er waren veel veldmuizen geweest en de sprinkhanen overvielen de akkers. Het vee en de vogels stalen, hoe droevig ook voor de boer. Wat in zijn graanschuur overbleef, kwamen de dieven stelen. Bij het werk op het land stierven de trekdieren. De belastingophaler komt en wil de grootte van de oogst opschrijven, geholpen door hulpjes met stokken. Ze roepen: ‘Geef het graan!’ De boer zegt: ‘Er is geen graan.’ Hij wordt geslagen, vastgebonden en in het water geworpen.”

Naar: Tekst door een hoge ambtenaar uit Thebe (rond 1150 v.Chr.).

OpDRaCHtbRON 15

LEERDOELEN

• Je kunt gevolgen van de irrigatielandbouw voor de Egyptische samenleving noemen: 2, 3, 9, 12

• Je kunt beschrijven welke taken de farao had in de Egyptische staat: 1, 4, 5, 8, 10, 11.

• Je kunt uitleggen waarom in Egypte het schrift ontstond en waar dit voor werd gebruikt: 6, 7

11 De farao als boer
34 2 Jagers, boeren en farao’s

Leven voor én na de dood

Wat weet je al?

1 Groot nieuws!

Lees: ‘Ik zie prachtige voorwerpen.’ Bekijk: bron 19.

Stel, je bent journalist in 1923. De krant waarvoor jij schrijft gaat de foto van bron 19 plaatsen. Schrijf er een artikel bij, van ongeveer honderd woorden. Doe dat op een los blaadje, of in een Wordbestand. Bedenk ook een pakkende titel (kop) bij het artikel. Uit je artikel en de krantenkop moet blijken waarom dit groot nieuws is. Ook laat je in je tekst zien wat je al weet over Toetanchamon en Egyptische mummies. Werk in een drietal, zodat je elkaars kennis kunt aanvullen.

Basisstof

2 Een gelaagde samenleving

Lees: Het dagelijks leven.

In een zogeheten bevolkingspiramide – een schema in de vorm van een driehoek – zie je hoe de bevolking is opgebouwd. Onderaan is de piramide het breedst: dat zijn de meeste mensen. Hoe hoger je komt, hoe minder mensen het zijn.

Laat in deze bevolkingspiramide de hiërarchie in de Egyptische samenleving zien. Zet de woorden op de juiste plaats in de afbeelding. boeren, ambachtslieden, familie van de farao, slaven, soldaten, priesters, schrijvers, farao, vizier, ambtenaren.

3 Vrouwen en kinderen

Lees: Het dagelijks leven. Bekijk: bron 20.

a Wat zou jij liever zijn: een Egyptische man, of een Egyptische vrouw? Of maakt het je niet uit? Leg je keuze uit.

b Noem twee verschillen tussen het leven van kinderen in het oude Egypte en het leven van Nederlandse kinderen nu.

2.4
1 2 35 2.4 Leven voor én na de dood

c Welke vraag kun je beantwoorden met bron 20? Kies het juiste antwoord.

◯ Hoe was een Egyptisch boerengezin samengesteld?

◯ Konden mensen met een lichamelijke beperking in Egypte een belangrijke baan krijgen?

◯ Werden mannen en vrouwen in een Egyptisch gezin gelijk behandeld?

d Beantwoord de vraag die je bij opdracht c hebt aangekruist.

4 Veel goden

Lees: Goden.

a Twee uitspraken over de godsdienst van de Egyptenaren:

1 Egyptenaren geloofden dat goden verantwoordelijk waren voor natuurverschijnselen.

2 Net als christenen en moslims hadden de Egyptenaren een polytheïstisch geloof.

Kies de juiste zin.

◯ Uitspraak 1 en uitspraak 2 zijn allebei juist.

◯ Uitspraak 1 en uitspraak 2 zijn allebei onjuist.

◯ Uitspraak 1 is juist. Uitspraak 2 is onjuist.

◯ Uitspraak 1 is onjuist. Uitspraak 2 is juist.

b Hapy en Osiris waren belangrijke goden voor de Egyptenaren. Schrijf op waar ze voor zorgden en leg uit waarom dit belangrijk was.

Hapy:

Osiris:

c Leg uit waarom de zonnegod de allerbelangrijkste god was.

d 1 Kies samen een van de goden: Toth, Amon, Sobek, Anoebis, Ptah, Bes of Hathor.

2 Zoek online informatie over deze god en vul het schema in.

Naam van de god:

Naam in hiërogliefen:

Hoe zag hij eruit?

Voor welk verschijnsel, gebeurtenis of kenmerk was dit de god/godin?

36 2 Jagers, boeren en farao’s

5 Mummies

Lees: Het dodenrijk.

Leg uit waarom Egyptenaren hun doden mummificeerden.

6 Het Dodenboek

Lees: Het dodenrijk. Bekijk: bron 21.

In de tekst staan cijfers. Schrijf de cijfers in de afbeelding hieronder. De Egyptenaren geloofden in verschillende goden (1). Een aantal van hen was betrokken bij de reis naar het dodenrijk. Daar gingen zielen van overledenen heen, geloofden Egyptenaren. Voordat de ziel naar binnen mocht, kwam die in de ‘Hal van de Twee Waarheden’. De overledene (2) werd hier binnengebracht door Anubis (3). Dit was de god van het mummificeren. Anubis woog het hart (4) van de dode op een weegschaal. Op de weegschaal werd ook een veer gelegd. Deze veer (5) staat symbool voor de waarheid. Wanneer het hart zwaarder woog dan de veer, dan werd het hart verslonden door een monster (6). Toth, de god van het schrift (7), schreef alles op. Wanneer het hart even zwaar was als de veer, mocht de overledene het dodenrijk in. Aan de hand van de god Horus (8) kwam hij langs Osiris, de god van het dodenrijk (9).

7 Piramiden

Bekijk: bron 22. Lees: bron 23.

a Op welke twee manieren laat een piramide de macht van de farao zien?

b Lang dachten archeologen dat piramiden gebouwd werden door slaven.

Blijkt dat ook uit bron 23? Leg je antwoord uit.

1 2
37 2.4 Leven voor én na de dood

Gevoeligheden

Het belang van geschiedenis: In musea over de hele wereld worden voorwerpen uit het oude Egypte tentoongesteld. Geschiedenis helpt je te begrijpen waarom daar soms kritiek op is.

Lees en bekijk: opdrachtbron 16, 17 en 18.

a Welk argument tegen het tentoonstellen van de Steen van Rosetta (opdrachtbron 16) in Londen lees je in opdrachtbron 17?

b Wat vind jij van dit argument? Wel / Niet mee eens, want

c Welk argument tegen het tentoonstellen van het overleden jongetje lees je in bron 18?

d Wat vind jij van dit argument? Wel / Niet mee eens, want

OpDRaCHtbRON 16

Op de Steen van Rosetta staat drie keer dezelfde tekst, in drie verschillende talen.

Een nieuwsartikel over de Steen van Rosetta:

“ De steen werd in 1799 gevonden in Egypte door een officier van het leger van Napoleon. De steen viel in de handen van het Britse leger en werd in 1802 meegenomen naar Londen. Volgens de Egyptische archeoloog Hawass is het hoog tijd dat roofkunst wordt teruggeven aan het land van herkomst. ‘De Steen van Rosetta is het icoon van Egypte. Het British Museum heeft niet het recht om dit voorwerp aan het publiek te tonen,’ zegt hij.”

Naar: Website NOS, 22 augustus 2022.

OpDRaCHtbRON 17

Een nieuwsartikel over het lichaam van een Egyptisch jongetje in de vitrine van een Nederlands museum. Dit jongetje leefde in het Oude Egypte. Na zijn dood werd hij gemummificeerd, maar de windsels zijn in de negentiende eeuw verwijderd:

“ De oude Egyptenaren hadden hun overledenen van hun ingewanden ontdaan, ingezwachteld en in een graf gelegd – niet om hen tentoon te stellen in een museum ver weg. Het museum begon te twijfelen over het tentoonstellen van de kindermummie. ‘Mogen we menselijke resten laten zien? Oordeel zelf,’ vroeg het museum aan de bezoekers. Een derde zei ja, een derde zei nee en een derde had geen mening.”

Naar: NRC (2016).

OpDRaCHtbRON 18

9 Einde van de staat

Lees: De laatse farao.

a Hoeveel jaar werd Egypte door farao’s geregeerd? Hoeveel eeuwen is dat?

8
38 2 Jagers, boeren en farao’s

b Vanaf ongeveer 1000 v.Chr. werd de staat zwakker. Waar blijkt dat uit? Noem twee dingen.

10 Cleopatra

Lees: De laatste farao. Bekijk: bron 1 en 24.

a Vergelijk bron 1 met bron 24. Wat is er veranderd aan het schrift dat in Egypte werd gebruikt?

b Welke politieke verandering in Egypte is daarvan de oorzaak?

c Als je bron 24 met bron 1 vergelijkt, dan zie je dat niet álles is veranderd. Beschrijf wat er hetzelfde is gebleven.

Wat weet je nu?

11 Grote verschillen

a Twee uitspraken:

1 Dat er hiërarchie was in de Egyptische samenleving kun je zien aan de graven van de oude Egyptenaren.

2 Dat het Egyptische geloof een natuurgodsdienst was, kun je zien aan hoe de goden zijn afgebeeld.

Kies de juiste zin.

◯ Uitspraak 1 en 2 zijn juist. ◯ Uitspraak 1 is juist en uitspraak 2 is onjuist.

◯ Uitspraak 1 en 2 zijn onjuist. ◯ Uitspraak 1 is onjuist en uitspraak 2 is juist.

b Kies bij elke uitspraak van opdracht a een bron uit deze paragraaf die erbij past.

Uitspraak 1: Uitspraak 2:

12 Van Ramses tot Cleopatra

Drie farao’s uit dit hoofdstuk zijn Ramses II, Toetanchamon en Cleopatra. De naam Ramses is Egyptisch en betekent ‘gemaakt door de god Ra’. De naam Toetanchamon is Egyptisch voor ‘hij die lijkt op de god Amon’. De naam Cleopatra is Grieks voor ‘geliefd door haar vader’. Haar vader was farao Ptolemaeus. Dat is Grieks voor ‘liefhebber van de oorlog’. Leg uit dat je aan de namen van de farao’s kunt zien dat er in de Egyptische staat een politieke en culturele verandering plaatsvond. Doe dat door de tekst af te maken.

De namen van de farao’s en zijn en verwijzen naar Egyptische . De namen van de farao’s Cleopatra en Ptolemaeus zijn . Egypte is dus onder invloed van komen te staan.

LEERDOELEN

• Je kunt sociale kenmerken van de Egyptische samenleving beschrijven: 2, 3, 7, 8, 11

• Je kunt uitleggen en verklaren hoe Egyptenaren omgingen met de doden: 1, 4, 5, 6.

• Je kunt beschrijven wanneer er een einde kwam aan de staat Egypte die werd geleid door de farao’s: 9, 10, 12

1 2
39 2.4 Leven voor én na de dood

Uruk en Mohenjodaro WERELDGESCHIEDENIS

1 Beschavingen

Lees: Uruk aan de Eufraat.

Vergelijk de ziggurat met een Egyptische piramide. Geef twee overeenkomsten en twee verschillen.

2 Landbouw als basis

Lees: Landbouw als basis.

Zijn de nederzettingen van de bandkeramiekers en de trechterbekercultuur voorbeelden van landbouw-stedelijke samenlevingen? Leg je antwoord uit. Gebruik in je antwoord ten minste drie kenmerken van een landbouw-stedelijke samenleving.

3 Mesopotamië

Lees: Stadstaat Uruk.

Noem een verschil tussen het bestuur van Egypte en het bestuur van Mesopotamië (het gebied waarin Uruk lag).

4 Strakke organisatie

Lees: Mohenjodaro aan de Indus.

a Historici denken dat het leven in de stad Mohenjodaro goed georganiseerd was. Er werden afspraken gemaakt over de opbouw van de stad. Geef drie kenmerken van de stad waaruit dat blijkt.

Kenmerk 1:

Kenmerk 2:

Kenmerk 3:

b Waarom weten we veel minder van het leven in Mohenjodaro dan van het leven in Uruk en in Egypte?

5 Beschavingen vergeleken

Bekijk: bron 25 en 26, en opdrachtbron 19 t/m 22. Vul het schema in.

• Schrijf in kolom 1 de vier kenmerken van een landbouw-stedelijke samenleving. Vat ieder kenmerk samen in ongeveer drie woorden.

• Schrijf in kolom 2 en 3 bij de juiste stad het nummer van de bron die bij het kenmerk in kolom 1 past.

2.5
40 2 Jagers, boeren en farao’s

badhuis opslagloods graan zaal

BENEDEN-STAD BOVEN-STAD BOVEN-STAD tempel

OpDRaCHtbRON 20

Afbeelding op een vaas uit Uruk, ±3200 v.Chr. Boeren brengen landbouwproducten naar een koning, die de producten offert aan de goden.

OpDRaCHtbRON 21

OpDRaCHtbRON 19

Plattegrond van Mohenjodaro. In de hoger gelegen boven-stad stonden de belangrijke gebouwen.

Spijkerschrift uit Uruk (boven) en het harrapaschrift uit Mohanjodaro (onder). school

Gietvorm voor zegels, een soort stempels. De zegel werd in de nog natte klei van een aardewerken kruik gedrukt, zodat er een afdruk achterbleef. Er zijn zulke ‘gestempelde’ kruiken uit Mohenjodaro teruggevonden in Mesopotamië. In de kruiken werden handelsproducten vervoerd, zoals graan en katoen.

OpDRaCHtbRON 22

Kenmerk Bron Uruk Bron Mohenjodaro
41 2.5 Uruk en Mohenjodaro Wereldgeschiedenis
stadsmuur kanaal

Ondergang

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Zoek in tweetallen online naar een oorzaak van de ondergang van Uruk rond 2300 v.Chr. en Mohenjodaro rond 1700 v.Chr. De een zoekt naar Uruk, de ander naar Mohenjodaro.

Zijn er overeenkomsten of zijn er juist verschillen in de oorzaken van de ondergang?

7 Werelderfgoed

Het belang van geschiedenis: Sommige resten uit het verleden zijn zo bijzonder, dat ze ‘werelderfgoed’ zijn: een erfenis uit het verleden. Er zijn afspraken om werelderfgoed te beschermen en te onderhouden. Bij geschiedenis leer je over het belang hiervan.

a Uruk en Mohenjodaro zijn werelderfgoed. Bedenk twee argumenten waarom dit werelderfgoed moet worden beschermd en onderhouden.

b Stelling: ‘Beschermen en onderhouden van werelderfgoed kost miljarden euro’s per jaar en dat geld kan beter worden gebruikt om armoede te bestrijden.’

Ben je het met de stelling eens?

Ja / Nee, want

8 Een dag uit het leven van...

a Stel, je leeft rond 3100 v.Chr. in Uruk of Mohenjodaro. Je ouders zijn boeren en je hebt meegewerkt op het land. Je bent met een zak graan onderweg naar het centrum van de stad. Daar moet je het graan inleveren, als belasting. Beschrijf deze wandeltocht in Word of PowerPoint. Verwerk in je verhaal twee inwoners uit de stad, twee gebouwen en twee kenmerken van een landbouw-stedelijke samenleving die je tijdens je wandeltocht tegenkomt. Maak je verhaal 150-250 woorden lang.

b Lees het verhaal van een klasgenoot en laat diegene jouw verhaal lezen.

Typ of onderstreep in de presentatie of tekst van je klasgenoot de kenmerken van een landbouw-stedelijke beschaving die je in het verhaal herkent.

LEERDOEL

• Je kunt uitleggen welke kenmerken de landbouw-stedelijke samenlevingen Uruk en Mohenjodaro hadden: 3, 4, 5, 8

6
1 2
42 2 Jagers, boeren en farao’s

1 Buitengewoon bijzonder

Lees de stelling. Bedenk drie dingen die een farao gedaan kan hebben, waardoor deze ‘buitengewoon bijzonder’ wordt genoemd.

Lees: Van regentes tot farao. Bekijk: bron 28.

a Hatsjepsoet en Thoetmosis II waren op twee verschillende manieren familie van elkaar. Hoe?

Hatsjepsoet en Thoetmosis II waren elkaars

Hatsjepsoet en Thoetmosis II waren elkaars

b Hatsjepsoet werd regentes. Wat is een regent?

c Bleef Hatsjepsoet de rest van haar leven regentes? Leg je antwoord uit.

3 Prestaties

Lees: bron 31. Bekijk: bron 27, 28 en 29.

a Welke twee positieve kenmerken had het bestuur van Hatsjepsoet volgens de schrijver van bron 31?

b Welke positieve prestaties voor Egypte blijken uit bron 27, 28 en 29?

Bron 27:

Bron 28:

Bron 29:

4 Farao’s vergelijken

Lees: Farao Thoetmosis III.

a Vul het schema op de volgende pagina in.

a Schrijf in de eerste kolom de vijf goede prestaties van Hatsjepsoet voor Egypte uit opdracht 3. Doe dat in steekwoorden.

b Zoek in de tekst ‘Thoetmosis III’ informatie of hij dezelfde prestaties heeft geleverd als zijn stiefmoeder Hatsjepsoet. Schrijf in het schema steeds Ja, Nee of Ik weet het niet.

c Zoek online informatie over twee andere farao’s: Ramses II en Amenhotep III. Onderzoek of deze farao’s dezelfde prestaties hebben geleverd als Hatsjespsoet.

Schrijf in het schema steeds Ja, Nee of Ik weet het niet. Geef bij Ja steeds een toelichting of voorbeeld.

Op
VERDIEPING
onderzoek in het oude Egypte
1 2 3
2 Regentes
43 Op onderzoek in het oude Egypte Verdieping

5 Sporen uitwissen

Lees: Farao Thoetmosis III. Bekijk: bron 32.

Bron 32 past bij een van de maatregelen van farao Thoetmosis III. Vul de zinnen aan.

Een maatregel was:

Bron 32 past daarbij:

Dit deed Thoetmosis III omdat:

6 De beste farao was een vrouw?

Wat vind je, was Hatsjepsoet een buitengewoon bijzondere farao als je haar vergelijkt

met Ramses II, Amenhotep III en Thoetmosis III? Geef twee argumenten voor de stelling.

Prestaties Hatsjepsoet Thoetmosis III 1479-1425 v.Chr. Ramses II 1279-1213 v.Chr. Amenhotep III 1388-1351 v.Chr.
1 2
44 2 Jagers, boeren en farao’s
Geef een agument tegen de stelling.

1 Leerdoelen en de tijdbalk

Bekijk: de tijdbalk.

Hieronder staan vier leerdoelen. Schrijf bij elk leerdoel een gebeurtenis die erbij past. Schrijf ook het jaartal erbij.

1 Je kunt beschrijven welke gevolgen de landbouwrevolutie had voor de leefwijze van prehistorische mensen had.

2 Je kunt beschrijven hoe de evolutie van de mens verliep.

3 Je kunt uitleggen waarom in Egypte het schrift ontstond en waar dit voor werd gebruikt.

4 Je kunt beschrijven wanneer er een einde kwam aan de staat Egypte die werd geleid door de farao’s.

2 Leerdoelen en de kaart

Bekijk: bron 33.

a Welke twee leerdoelen passen het best bij bron 33? 1 2

b Welke twee dingen kun je uit bron 33 leren over de leerdoelen die je bij opdracht a opschreef? Noem in je antwoord ook een jaartal en een plek (gebied, rivier, land) op de kaart. 1 2

3 Leerdoelen en begrippen

Hieronder staan twee leerdoelen met daaronder drie begrippen. Kies steeds het begrip dat niets met het leerdoel te maken heeft en leg je keuze uit.

1 Je kunt kenmerken van de leefwijze van jager-verzamelaars beschrijven. nomaden – irrigatielandbouw – klimaat

2 Je kunt sociale kenmerken van de Egyptische samenleving beschrijven.

hiërarchie – elite – monarchie

Afsluiting
45 Afsluiting

Leerdoelen sterk en zwak uitgewerkt

Hieronder staan twee uitwerkingen van het leerdoel: Je kunt beschrijven hoe in Egypte een staat ontstond en welke taken de farao daarin had.

Uitwerking I

Het staatshoofd van Egypte werd de farao genoemd. Hij bepaalde de wetten en de regels. In de Egyptische staat leefden boeren, ambtenaren, ambachtslieden en priesters. Hoe belangrijk iemand was, kun je zien aan zijn graf. Gewone mensen begroeven het lichaam van een dode in het zand, maar voor de elite werden prachtige graven gemaakt. Voor de Egyptenaren was het geloof erg belangrijk. Met offers en rituelen probeerden zij de goden tevreden te houden.

Uitwerking II

Rond 3000 v.Chr. veroverde de leider van een groep steden in het zuiden van Egypte ook het noordelijke deel van het land. De Egyptenaren noemden hem farao. De farao stond aan het hoofd van de staat. Een staat is een land met duidelijke grenzen en een eigen bestuur. De farao leidde het bestuur. Hij werd geholpen door ambtenaren. Zij haalden belasting op bij de boeren. De farao gebruikte de belastingopbrengsten om de mensen die voor hem werkten, te belonen.

a Welke uitwerking vind je de beste van de twee?

◯ Uitwerking I

◯ Uitwerking II

b Wat vind je goed aan de uitwerking die je bij opdracht a koos?

c Wat vind je minder goed aan de uitwerking die je bij opdracht a niet koos?

5 Leerdoel: Oorzaak en gevolg

Bekijk: bron 5, 11, 17 en 24.

Geef bij elke bron aan waar de bron een oorzaak of gevolg van was. Kies uit:

• landbouwrevolutie;

• Grieken krijgen invloed in Egypte;

• het hiërogliefenschrift wordt uitgevonden;

• de farao laat een tempel bouwen;

• de samenleving wordt ingewikkelder;

• evolutie;

• de laatste ijstijd eindigt.

Let op: je houdt drie keuzemogelijkheden over.

Bron 5 is een oorzaak / gevolg van:

Bron 11 is een oorzaak / gevolg van:

Bron 17 is een oorzaak / gevolg van:

Bron 24 is een oorzaak / gevolg van:

4
46 2 Jagers, boeren en farao’s

Personen en leerdoelen

Bekijk: opdrachtbron 23, 24 en 25.

In iedere opdrachtbron zie je een reconstructie van een persoon uit de Tijd van jagers en boeren.

Drie beschrijvingen over de personen:

1 Een vrouw die ongeveer 2000 jaar geleden in Egypte leefde. Onderzoekers noemen haar

Meritamun. Ze moet tussen de 18 en 25 jaar oud zijn geweest toen ze stierf.

2 Deze vrouw was ongeveer vijftig jaar oud toen ze in Zuid-Holland werd begraven. Ze leefde 7500 jaar geleden. Omdat archeologen haar lichaam vonden op de plek waar treinrails zouden komen, noemden ze haar Trijntje.

3 Deze neanderthaler leefde meer dan 50.000 jaar geleden. In de Noordzee is een stukje van zijn schedel teruggevonden. Daarmee is geprobeerd zijn gezicht te reconstrueren. Archeologen hebben hem de naam Krijn gegeven.

a Lees de beschrijvingen hierboven. Hoe heten de mensen in de drie opdrachtbronnen?

Opdrachtbron 23:

Opdrachtbron 24:

Opdrachtbron 25:

b Van welke twee reconstructies zullen we nooit hun echte naam te weten komen? Leg je antwoord uit.

OpDRaCHtbRON 23

OpDRaCHtbRON 24

OpDRaCHtbRON 25

c Schrijf de naam op die je niet bij b hebt ingevuld. Welk leerdoel past het best bij deze reconstructie?

7 Wereldgeschiedenis

Wat zijn geen kenmerken van landbouw-stedelijke samenlevingen in de Tijd van jagers en boeren?

☐ Het schrift wordt gebruikt.

☐ Er is hiërarchie.

☐ De mensen leven van de jacht.

☐ Deze samenlevingen bestonden alleen in Egypte.

☐ Er worden grote gebouwen gemaakt.

6
47 Afsluiting

Oriëntatie

1 Archinos en Amphiaraos

Lees: Een slangenbeet. Bekijk: bron 1. Zet de letters op de juiste plek in de afbeelding.

a Amphiaraos raakt de schouder van Archinos aan.

b Archinos vraagt om hulp.

c Een slang bijt de slapende Archinos.

d Het paneel op een pilaar geeft aan dat het om een heilige plek gaat.

e Twee ogen beschermen het reliëf tegen het kwaad.

2 Patiënten genezen

Het belang van geschiedenis: Als je ziek bent, ga je naar de dokter. Of toch niet? Kun je niet beter heel veel fruit eten? Of wachten tot je vanzelf beter wordt? Of tot de goden bidden? Bij geschiedenis leer je dat ideeën over ziekte en genezing door de tijd heen kunnen veranderen.

Bekijk: bron 2 en 3, en opdrachtbron 1 en 2.

a Welke overeenkomst zie je tussen de gebouwen in bron 2 en 3?

b Noem ook een verschil tussen de gebouwen.

c Een patiënt die naar Epidauros kwam, moest bidden tot Asklepios en slapen in de huid van een geofferd dier. Dan zou Asklepios in een droom verschijnen, vaak in de vorm van een slang of hond. Soms genas Asklepios de patiënt en soms zei hij alleen iets vaags. Dan moest de patiënt de priester om uitleg vragen. Er zijn veel verschillen tussen dit verhaal en hoe in onze tijd mensen van ziektes genezen. Toch zijn er ook overeenkomsten. Bedenk één overeenkomst.

d Rond tempels voor Asklepios vinden archeologen veel reliëfs en beeldjes, zoals die in opdrachtbron 1 en 2. Maak de zinnen af.

De maker van opdrachtbron 1 had misschien last van , of .

De maker van opdrachtbron 2 had misschien last van , of .

De makers hebben deze reliëfs gemaakt omdat

3
De Grieken
48 3 De Grieken

OpDRaCHtbRON 1

Reliëf, gevonden in Milos, gemaakt in de tweede eeuw v.Chr.

3 Griekse steden

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: In dit hoofdstuk.

OpDRaCHtbRON 2

Reliëf, gevonden in Athene, gemaakt in de vierde eeuw v.Chr.

Vanaf de achtste eeuw v.Chr. waren er veel steden in Griekenland. Welke oorzaken had het ontstaan van steden?

☐ Bevolkingsgroei ☐ Handel

☐ De bouw van tempels ☐ Opkomst van ambachten

☐ Landbouwoverschot

4 Verspreiding van de Griekse cultuur

☐ Schrift

Op welke drie manieren werd de Griekse cultuur in de Oudheid verspreid?

☐ De Grieken handelden door het hele Middellandse Zeegebied.

☐ De Grieken voerden oorlog tegen elkaar.

☐ De Grieken lieten iedereen meepraten over het bestuur.

☐ In het hele Middellandse Zeegebied waren Griekse steden.

☐ Koning Alexander veroverde grote gebieden.

5 De Tijd van de Grieken en Romeinen

Bekijk: de tijdbalk.

a Van wanneer tot wanneer duurt de Tijd van Grieken en Romeinen? Hoe lang is dat?

Van tot . Dat is jaar.

b Historici gebruiken ook een andere naam voor de Tijd van Grieken en Romeinen. Welke naam?

c Welk volk uit hoofdstuk 2 leefde ook in deze periode?

Oriëntatie
49

Dit weet je al

1 Ontstaan van steden

Vul de ontbrekende woorden in. Er blijft één woord over. ambtenaar | monarchie | stad | staat | boer | landbouw

1 Een land met een koning als staatshoofd heet een

2 In prehistorische dorpen waren de meeste mensen

3 Een gebied met duidelijke grenzen en een eigen bestuur heet een

4 Steden kunnen alleen ontstaan als er overschotten zijn in de

5 Ambachtslieden vond je nauwelijks in dorpen, maar wel in de

Basisstof

2 Kyrene

Lees: Handel in Kyrene. Bekijk: bron 4.

a Welke uitspraken over Kyrene zijn waar? Kruis de juiste uitspraken aan.

☐ Kyrene had een koning. ☐ Kyrene lag in Griekenland.

☐ Kyrene handelde in silphium. ☐ Ook in Kyrene woonden katten.

b In bron 4 zit de koning links. Hoe kun je zien dat hij de belangrijkste figuur is? Noem twee redenen.

c De handel in silphium was belangrijk voor Kyrene. Leg uit dat deze afbeelding dat laat zien.

3 Ontstaan van stadstaten

Lees: Van dorp naar stadstaat.

a Waarom hebben mensen in een landbouw-stedelijke samenleving (zoals Egypte) het schrift nodig? Geef twee redenen. Zoek het terug in hoofdstuk 2 als je het niet meer weet.

1

2

b Waarom was een schrift in Griekenland in de tijd vóór de negende eeuw niet nodig?

c Waarom was er vanaf de negende eeuw v.Chr. wél een schrift nodig?

3.1 De wereld van de Grieken
50 3 De Grieken

Bestuursvormen

Lees: Bestuur van de stadstaten.

Kruis de zinnen aan die juist zijn.

☐ De rijke krijgers die de koning adviseerden, waren een bedreiging voor de aristocratie.

☐ Een stadstaat is een land met een gebied, een centraal bestuur en steden.

☐ Het Griekse landschap maakte het moeilijk om grote gebieden te veroveren, waardoor Griekenland niet één staat werd.

☐ Sparta was een monarchie én een aristocratie.

5 Hiërarchie in de stadstaat

Bekijk: opdrachtbron 3.

a Wie in opdrachtbron 3 is een aristoi? Omcirkel of kleur de elementen waardoor je dat weet.

b Zal de andere persoon hoog of laag in de hiërarchie staan? Leg je antwoord uit.

6 De Akropolis

Bekijk: bron 5.

OpDRaCHtbRON 3

Twee bewoners van Griekenland.

a Is de Akropolis hoger of lager dan het gebied eromheen?

b Vanaf de zesde eeuw v.Chr. bouwden de Atheners tempels op de Akropolis. Waar zouden ze deze plek vóór die tijd voor hebben gebruikt? Leg uit waarom je dat denkt.

7 Verandering in het bestuur

Lees: Ongelijkheid en onvrede, en opdrachtbron 4.

a Zet kruisjes in de juiste vakjes.

Monarchie Aristocratie Tirannie

Een bestuur door meerdere mensen. ☐ ☐ ☐

Een bestuur door één persoon. ☐ ☐ ☐

Kreeg steun van het volk door mooie beloftes te doen. ☐ ☐

Verdween in de achtste eeuw v.Chr. uit bijna heel Griekenland. ☐

4
☐ ☐ 51 3.1 De wereld van de Grieken

b Geef aan over welke bestuursvorm de fragmenten van opdrachtbron 4 gaan.

Fragment 1 gaat over ,

Fragment 2 gaat over ,

Fragment 3 gaat over

c Onderstreep in elk fragment één zin waaruit blijkt om welke bestuursvorm het gaat.

Drie fragmenten uit een boek van de Griekse historicus Herodotos:

Fragment 1

“ Op een dag bezocht Kypselos een priesteres die zei dat hij een machtig heerser zou worden. Die uitspraak bracht hem ertoe om de macht in Korinthe over te nemen. Hij verbande een grote groep rijke stadsgenoten, roofde hun bezittingen en vermoordde vele anderen.”

Fragment 2

“ Ik hoorde een gesprek tussen drie Perzen. De ene zei: “Ik ben het ermee eens dat we de alleenheerschappij moeten stoppen. Laat ons een bestuur van de beste mannen uitkiezen en hun de macht geven. Van de beste mannen, komen natuurlijk ook de beste besluiten.””

Fragment 3

“ Volgens mij was de Lydische koning Croesos de eerste niet-Griek die in aanraking kwam met de Grieken. Hij versloeg sommige Grieken, maar sloot ook verbintenissen met andere Grieken. Eerst had een andere familie de macht over Lydië, maar de voorvaderen van Croesos hebben de macht overgenomen.”

Naar: Herodotos, Historiën (vijfde eeuw v.Chr.).

OpDRaCHtbRON 4

8 Nieuwe nederzettingen

Lees: Handel en nederzettingen overzee. Bekijk: bron 6 en 7.

a In welk modern land liggen de tempels van bron 7? In

b Noem een overeenkomst en een verschil tussen de tempels in Athene (zoals die in bron 5) en Poseidonia.

Overeenkomst

Verschil

c Leg uit waarom de Grieken kolonies zoals Poseidonia stichtten.

d Poseidonia had eigen bestuurders. Bedenk waarom veel kolonies niet vanuit Griekenland werd bestuurd.

52 3 De Grieken

9 Grieken en andere volken

Lees: Een Griekse wereld?

a Gebruik bron 6 en geef in de kaart hieronder aan:

1 Het gebied waar Grieken en Lydiërs elkaar tegenkwamen (omcirkel het met rood).

2 Drie gebieden waarin Grieken en Feniciërs elkaar tegenkwamen (omcirkel het met blauw).

3 Nog een gebied waarin Grieken contact hadden met een ander volk (omcirkel het met groen).

b Bij de kolonie Kyrene zie je geen andere volken. Denk jij dat de Griekse kolonisten in Kyrene geen contact hadden met andere mensen, of toch wel? Leg je antwoord uit.

Zwarte Zee

Middellandse Zee

10 Cultuur overnemen

Het belang van geschiedenis: Waar mensen van verschillende culturen samenwonen, nemen ze gebruiken en gewoonten van elkaar over. Bij geschiedenis leer je dat dat niet alleen in onze tijd zo is, maar altijd al zo is geweest.

a Geef een voorbeeld van iets wat de Grieken van een ander volk overnamen. Geef ook een voorbeeld van iets wat een ander volk van de Grieken overnam.

b Ook in onze tijd nemen mensen dingen uit andere culturen over. Bedenk daar samen twee voorbeelden van.

500 km 250 0 53 3.1 De wereld van de Grieken

c Sommige mensen vinden het goed als dingen uit andere culturen worden overgenomen. Anderen juist niet. Wat vinden jullie? Waarom?

11 Grieks-Lydische godin

Bekijk: bron 8

Lydiërs vereerden de godin Anaïtis omdat zij zorgde voor vruchtbaarheid en genezing. Ook de Griekse godin Artemis werd hierom aanbeden. a Vul de ontbrekende woorden in.

Artemis-Anaïtis houdt in bron 8 twee vast. Die gebruikt ze om dieren te doden. Artemis-Anaïtis is dus ook de godin van de

b Welke zinnen over Artemis-Anaïtis zijn juist? Kruis ze aan.

☐ Artemis werd alleen door Grieken vereerd, Anaïtis alleen door Lydiërs.

☐ De godinnen werden samengevoegd omdat ze dezelfde taken hadden.

☐ Dit reliëf laat zien dat Grieken en Lydiërs altijd vreedzaam samenleefden.

☐ Dit reliëf laat zien dat Grieken en Lydiërs elkaars cultuur overnamen.

Wat weet je nu?

12 Veranderingen in Griekenland

Je oefent: Oorzaak en gevolg. Combineer elke oorzaak met het juiste gevolg.

Aristocraten zetten zwakke koningen af, of worden tiran.

Binnen de stad is niet genoeg landbouwgrond om alle inwoners te voeden.

Door de bergen kan een stadstaat zich goed verdedigen tegen vijandelijke stadstaten.

Door de grote ongelijkheid steunen gewone Grieken iemand die hun situatie zal verbeteren.

LEERDOELEN

• • Griekse stadstaten veroveren gebieden om de stad heen en stichten koloniën.

• • Griekenland heeft geen centraal bestuur, maar veel verschillende stadstaten.

• • Een tiran grijpt de macht.

• • Griekse stadstaten hebben verschillende bestuursvormen.

• Je weet hoe in Griekenland stadstaten ontstonden: 3, 4, 6, 12.

• Je kunt de bestuursvormen monarchie, aristocratie en tirannie in bronnen herkennen: 4, 5, 7, 12

• Je kunt verklaren waarom de Grieken contacten hadden met andere volken in het

Middellandse Zeegebied: 2, 8, 9, 10, 11, 12

54 3 De Grieken

Athene en Sparta

Wat weet je al?

1 Bestuur van stadstaten

Vul de woorden in. Je houdt één woord over. koningen | krijgers | armen | slaven | tirannie | aristocratie

Voor het einde van de achtste eeuw v.Chr. werden de Griekse stadstaten bestuurd door

. Zij werden geholpen door een elite van

Als zij de koning afzetten en de macht samen overnamen, heette de bestuursvorm

. Als een van deze bestuurders zelf de macht wilde overnemen, zocht hij

steun bij de . Hij deed mooie beloftes en er kwam een

Basisstof

2 Gevecht met de centaur

Lees: De beschaving overwint. Bekijk: bron 9.

a Kruis de juiste uitspraak over het beeld van bron 9 aan.

◯ In dit reliëf zie je dat de mensen de strijd tegen de centauren uiteindelijk winnen.

◯ De Atheners plaatsten dit beeld op de Akropolis, zodat veel mensen het zouden zien.

◯ Een centaur heeft het onderlijf van een mens en het bovenlijf van een paard.

◯ Omdat centauren onbeschaafd waren, heeft de kunstenaar niet zijn best gedaan op de centaur.

b De Atheners vonden hun manier van leven ‘beschaafd.’ Mensen met dezelfde beschaving, delen dezelfde waarden en normen: de regels over hoe we met elkaar omgaan. Geef drie voorbeelden uit jouw dagelijkse leven van zulke regels.

c Atheners wilden hun manier van leven ook aan anderen opleggen. Vind jij dat beschaafd, of juist niet? Waarom?

3 Het ontstaan van de democratie

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: Tirannie in Athene.

Verbind oorzaken en gevolgen met elkaar.

Aristocraten verloren hun invloed in Athene …

Athene werd een democratie …

De tiran onderdrukte Atheners …

Peisistratos kon de macht grijpen …

Tirannen waren vaak populair …

• omdat hij niet wilde dat gewone Atheners invloed op het bestuur kregen.

• … omdat hij de steun van de armen had.

• … omdat ze voor vrede zorgden en belastingen laag hielden.

• … omdat gewone Atheners invloed op het bestuur wilden.

• … omdat hun land en hun bestuursmacht werden afgenomen.

3.2
1
2 3
55 3.2 Athene en Sparta

De tirannendoders

Bekijk: bron 10.

a De Atheners vonden de tirannendoders échte helden. Hoe zie je dat aan de beelden?

En aan de plek waar de beelden stonden?

Beelden:

Plek:

b Bedenk waarom de Atheners de tirannendoders helden vonden.

5 Meedoen met de democratie

Lees: Heerschappij van het volk. Bekijk: opdrachtbron 5.

a Welke groepen mochten meedoen met de democratie?

b Hoeveel procent van de bevolking mocht meedoen met de democratie? %

c Dagelijks was een groot deel van deze groep bezig met de politiek. Dan konden zij dus niet werken. Verklaar met gegevens uit de opdrachtbron dat er in Athene andere mensen waren die het werk wél konden doen.

d Hoe voorkwamen de Atheners dat alleen de rijken meebeslisten in de volksvergadering?

6 Feit en mening over democratie

Je oefent: Feit en mening.

Lees: Feit en mening, en opdrachtbron 6 en 7.

a Geef in het schema op de volgende bladzijde per uitspraak aan of het een feit of een mening is.

b Maak in opdrachtbron 6 één mening geel en twee feiten groen.

c Maak in opdrachtbron 7 twee meningen geel en twee feiten groen.

4
33.000 33.000 66.000 28.500 115.000
Burgers Minderjarige vrije mannen
Vrije vrouwen Niet-Atheners Slaven
OpDRaCHtbRON 5 De bevolking van Athene in de vijfde eeuw v.Chr.
56 3 De Grieken

Feit Mening

1 Er zijn mensen die vinden dat school vroeg begint. ◯ ◯

2 Gezond eten is goed voor je. ◯ ◯

3 School begint vroeg. ◯ ◯

4 Gezond eten is lekker. ◯ ◯

5 Er zijn mensen die willen dat school later begint. ◯ ◯

d Werk in een tweetal. Ieder bedenkt drie uitspraken en schrijft ze op. Ze mogen over geschiedenis gaan, maar dat hoeft niet. Beoordeel elkaars uitspraken. Bepaal voor elke uitspraak: is het een feit of een mening?

Uit een toespraak van de Atheense bestuurder Perikles:

“ Wij hebben een bestuur dat we niet hebben overgenomen van onze buurvolken. Wij zijn juist een voorbeeld voor hen. Ons bestuur heet de democratie, omdat ze in handen is van velen en niet van enkelen. Niet rijkdom, maar inzet voor de stadstaat bepaalt het aanzien van een burger.”

Naar: Thucydides, De Peloponnesische Oorlog (vijfde eeuw v.Chr.).

OpDRaCHtbRON 6

7 Het ostracisme

Bekijk: opdrachtbron 8

Een schrijver schreef over de Atheense democratie:

“ In Athene hebben ze ervoor gekozen om de nietsnutten veel belangrijker te maken dan de mensen uit de beste families. Ik keur dat af, want het is erg dom! Iedereen mag er deelnemen aan bestuursfuncties. Ook mag iedereen in de volksvergadering meepraten. Een dakloze met burgerrechten die daar zin in heeft, kan nu het woord nemen. Dan verzint hij natuurlijk iets wat goed is voor hemzelf en zijn soortgenoten.”

Naar: De Oude Oligarch, De staatsregeling van de Atheners (vijfde eeuw v.Chr.).

OpDRaCHtbRON 7

De Atheners wilden voorkomen dat er weer een tiran aan de macht kon komen. Als iemand té machtig leek te worden, werd er gestemd. Atheners konden dan stemmen op de persoon die ze tien jaar uit hun stad wilden verbannen. Omdat bij deze stemming de namen op een scherf (Grieks: ostrakon) werden gekerfd, heet dit ostracisme

a Op de scherf van opdrachtbron 8 staan twee namen. Bovenaan staat de voornaam van degene die verbannen moest worden, daaronder de naam van zijn vader. Op wie stemde de maker van deze scherf? Sommige letters ken je al, maar gebruik ook deze Griekse letters:

Χ = CH P = R Y = U Θ = TH Γ = P

OpDRaCHtbRON 8

Scherf van het ostracisme, vijfde eeuw v.Chr.

Naam: , zoon van .

b Blijkbaar vonden sommige burgers dat deze persoon te veel macht kreeg. Bedenk twee voorbeelden van wat hij gedaan kan hebben waardoor sommige burgers hem wilden verbannen.

57 3.2 Athene en Sparta

Het belang van geschiedenis: Geschiedenis laat je beter begrijpen dat mensen verschillend kunnen denken over een onderwerp. Ook over wat een goede democratie is.

Lees: De Nederlandse democratie.

a Wat is het verschil tussen de Atheense democratie en de Nederlandse democratie? Leg het in twee zinnen uit.

b De Atheense democratie was een directe democratie. De Nederlandse democratie is een indirecte democratie. Bedenk waarom Nederland een indirecte democratie is.

c Een Athener zou de Nederlandse democratie geen echte democratie vinden. Bedenk waarom niet.

d Vind jij dat Athene een echte democratie had? Leg je antwoord uit.

9 Opvoeding van Griekse jongens

Lees: Verschillen tussen Athene en Sparta, en opdrachtbron 9. Bekijk: bron 11.

a Welke lessen krijgt de jongen in bron 11?

☐ Dansles.

☐ Lees- en schrijfles.

☐ Les in boogschieten.

☐ Les in vechten.

☐ Muziekles.

☐ Sportles.

b Bron 11 past het best bij de opvoeding in Athene | Sparta

De schrijver Xenophon over de opvoeding van Griekse jongens: “ Op school komen de jongens in een klas. De sterkste jongen wordt de opzichter. Hij is de leider. Hij geeft bevelen en straft de andere jongens als dat nodig is. Hierdoor luistert iedereen goed. De kinderen krijgen geen sandalen. Zo worden hun voeten harder. Ze krijgen te weinig eten en drinken. Hierdoor leren ze omgaan met honger en dorst. Ze mogen wel voedsel stelen. Een dief moet een plan maken om te kunnen stelen. Dat maakt de jongens vindingrijk en dat is goed voor krijgers. Als de dief zich laat pakken, krijgt hij een pijnlijke straf.”

Naar: Tekst van Xenophon (vierde eeuw v.Chr.).

OpDRaCHtbRON 9

c Past opdrachtbron 9 bij de opvoeding van een jongen in Sparta of in Athene? Leg je antwoord uit en gebruik in je uitleg informatie uit de opdrachtbron.

10 Bondgenootschap

Lees: De Perzen vallen aan.

a Waarom werkten alle Grieken aan het begin van de vijfde eeuw v.Chr. samen?

8
in Nederland
Stemmen
58 3 De Grieken

11 Oorlogen

Lees: Oorlog in Griekenland. Bekijk: bron 12. Kies de juiste woorden. In 490 v.Chr. werden de Perzen bij Marathon | Salamis verslagen. En in 480 v.Chr. versloeg de Atheense zeemacht de Perzen bij Salamis | Marathon. Na de Perzische Oorlogen wilde Athene zijn macht op zee | land behouden. Omdat ook andere stadstaten belang hadden bij Athenes bescherming, richtte Athene een bondgenootschap | stadstaat op. De leden van dit bondgenootschap gaven geld | schepen aan Athene en moesten Athene gehoorzamen. Ze mochten het bondgenootschap niet | wel verlaten. Omdat Sparta | Korinthe niet wilde dat Athene de machtigste was in Griekenland, richtte het een eigen bondgenootschap op. Athene had vooral bondgenoten die dicht bij | ver van de zee lagen. De meeste bondgenoten van Sparta lagen niet | wel aan zee.

Wat weet je nu?

12 Chronologie

Je oefent: Chronologie.

Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.

De Perzen worden verslagen. Sparta wint de Peloponnesische Oorlog.

Athene wordt een democratie. Athene richt een bondgenootschap op.

De Perzen vallen Griekenland binnen. Een tiran grijpt de macht in Athene.

13 Woorden invullen

Vul de woorden in. Je houdt één woord over. burger | democratie | Sparta | Perzische Oorlogen | ostracisme | Peloponnesische Oorlog | Athene

1 Sparta won de

2 Met konden de Atheners iemand die té machtig werd verbannen.

3 In Athene was geen aristocratie, maar een

4 Jongens uit werden opgeleid tot soldaat.

5 Tijdens de vochten alle Grieken samen.

6 was vooral sterk op zee.

LEERDOELEN

• Je begrijpt hoe de Atheense democratie ontstond en hoe deze democratie werkte. 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 12, 13

• Je kunt voorbeelden geven van verschillen tussen Sparta en Athene. 9, 13

• Je kunt verklaren waarom de Peloponnesische Oorlog uitbrak en uitleggen wat het gevolg

voor Athene was. 10, 11, 12, 13

b Bedenk een voordeel en een nadeel van een bondgenootschap.
59 3.2 Athene en Sparta

3.3 De Griekse cultuur

Wat weet je al?

1 Athene en Sparta

Wat past alleen bij Athene, wat past alleen bij Sparta en wat past bij allebei? Zet kruisjes in de juiste kolom.

Athene Sparta Allebei

Begon een bondgenootschap. ◯ ◯ ◯

Democratie. ◯ ◯ ◯

Er was slavernij. ◯ ◯ ◯

Het bestuur zorgde voor onderwijs. ◯ ◯ ◯

Het was een stadstaat. ◯ ◯ ◯

Vocht tegen de Perzen. ◯ ◯ ◯

Was sterk op zee. ◯ ◯ ◯

Basisstof

2 Herakles in Eurystheus’ paleis

Lees: De opdrachten van Herakles. Bekijk: bron 13.

a Wat zeggen Herakles en Eurystheus? En wat denken andere personen? Schrijf het in de spreekballonnen.

b Hoe dacht de maker van de afbeelding over koning Eurystheus? Hij vond de koning want

3 Eigenschappen van mythen

Lees: Grieken en hun goden.

a Een mythe heeft drie kenmerken. Vul in. goden en helden | goed en fout | verklaart

1 In een mythe komen voor.

2 Een mythe waarom iets is zoals het is.

3 Een mythe leert je wat is.

60 3 De Grieken

b Voldoet het verhaal van Herakles aan de drie kenmerken? Geef dat voor elk kenmerk aan.

1 Ja | Nee, want

2 Ja | Nee, want

3 Ja | Nee, want

4 Griekse mythen

Zoek online nog een Griekse mythe op. Dat kan een tekst zijn of een filmpje. Vind je het moeilijk om een mythe te vinden? Vraag je docent om hulp. Werk de vragen in steekwoorden uit in een PowerPoint-dia.

a Hoe heet de mythe die je hebt gekozen?

b Wie zijn de hoofdrolspelers?

c Beschrijf de mythe in 30-60 woorden.

d Kijk nog eens naar de drie kenmerken van een mythe (opdracht 3b). Voldoet jouw mythe daaraan? Leg het uit in de PowerPoint.

5 Koning Croesos

Croesos was in de zesde eeuw v.Chr. de koning van Lydië. Hij vroeg een orakel of hij een oorlog tegen het Perzische Rijk moest beginnen. Het orakel zei: ‘Als koning Croesos de grensrivier tussen Lydië en het Perzische Rijk oversteekt, zal hij een groot rijk vernietigen.’ Croesos was blij met het advies en hij verzamelde gauw zijn soldaten, maar de oorlog liep voor hem slecht af. De Perzen veroverden de Lydische hoofdstad Sardes.

a Wat dacht koning Croesos dat het orakel bedoelde? Maar wat kon het ook betekenen?

b Had het orakel gelijk? Ja | Nee, want .

6 Vrouwen in Griekenland

Lees: De rol van vrouwen.

a Welke zinnen over Griekse vrouwen zijn juist? Kruis ze aan.

☐ Alleen voor rijke vrouwen was kinderen krijgen een belangrijke taak.

☐ Griekse vrouwen trouwden meestal met een veel oudere man.

☐ Moeders vertelden hun kinderen veel mythen.

☐ Rijke vrouwen hadden een rol op religieuze festivals.

☐ Verreweg de meeste vrouwen bleven altijd binnen.

b Noem een overeenkomst en een verschil tussen Atheense en Spartaanse vrouwen.

Overeenkomst:

Verschil:

61 3.3 De Griekse cultuur

Spartaanse vrouwen

Je oefent: Feit en mening.

Lees: bron 14.

a Citeer de zinnen die antwoord geven op de volgende vragen.

1 Waarom vonden de Spartaanse meisjes het geen probleem om naakt op straat te lopen?

2 Waarom moesten meisjes veel sporten?

3 Welk verschil tussen Spartanen en andere Grieken lees je?

b Welke uitspraken over de bron zijn feiten? En welke meningen?

Spartanen vonden de opvoeding van meisjes belangrijk.

Spartaanse vrouwen zorgden vaak alleen voor de opvoeding van hun kinderen.

Dat Spartaanse meisjes naakt in optochten meeliepen, was onfatsoenlijk.

Veel Grieken vonden het onfatsoenlijk dat Spartaanse meisjes naakt meeliepen in optochten.

Dat Spartaanse meisjes trots op zichzelf waren, was belangrijk voor de Spartanen.

Spartaanse vrouwen waren de enige vrouwen die echte mannen ter wereld brachten.

8 Tempels bouwen

Lees: Huizen van de goden.

Alle Griekse tempels zagen er ongeveer hetzelfde uit.

Het dak lag op sterke pilaren: de zuilen. Het bovenste gedeelte van een zuil, het kapiteel, was soms versierd.

Aan de voor- en achterkant van het dak van de tempel was een grote driehoek waarin vaak een reliëf was gemaakt. Zo’n driehoek heet het timpaan. Ook waren Griekse tempels symmetrisch: de linkerhelft was –gespiegeld – precies gelijk aan de rechterhelft.

a Kleur de tempel in:

1 Kleur twee zuilen blauw.

2 Kleur twee kapitelen groen.

3 Kleur het timpaan geel.

4 Laat zien dat de tempel symmetrisch is. Doe dat door van boven naar beneden twee lijnen te zetten: een lijn door de voorzijde van de tempel en een lijn door de zijkant.

b In kerken en moskeeën bidden gelovigen samen. Gebeurde dat in een Griekse tempel ook?

Ja | Nee, want .

9 Sporten in Olympia

Bekijk: bron 15.

a In bron 14 zie je drie sporten. Vul de sporten in. speerwerpen | hardlopen | worstelen

De atleet links staat in de starthouding voor de wedstrijd

De atleten in het midden geven elkaar een kopstoot, het begin van

Rechts gaat een atleet

7
Feit Mening
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
62 3 De Grieken

b Dit reliëf is gemaakt voor een atleet. Zal hij vaak gewonnen hebben, of vaak tweede zijn geworden?

10 Ontwikkeling van de beeldhouwkunst

Je oefent: Feit en mening.

Lees: Beelden. Bekijk: bron 16, en opdrachtbron 10.

a Vul de woorden in. imperfecties | emoties | realistischer | beweging | stijf

De figuren op de eerste beelden van Griekse beeldhouwers waren

Maar de beeldhouwers wisten hun beelden steeds te maken. In de beelden kwam meer . Na de vierde eeuw v.Chr. wilden kunstenaars nóg realistischer beelden maken. Daarom beeldden de kunstenaars mensen steeds vaker af met en

b Beschrijf bron 16 en opdrachtbron 10. Doe dat op een los blaadje. Gebruik in totaal dertig tot vijftig woorden.

c Wissel van blaadje met een klasgenoot. Onderstreep alle woorden of zinnen die een mening zijn.

d Welk beeld is ouder: dat in bron 16, of dat in opdrachtbron 10? Waaraan zie je dat?

e Beeldhouwwerken uit de Oudheid zijn meestal grijs of wit. Dat komt doordat de verf in de loop van de eeuwen is verdwenen. Oorspronkelijk waren de beelden vaak felgekleurd. Welke kleuren zal het beeld in opdrachtbron 10 gehad hebben? Laat het zien in de opdrachtbron.

11 Ziektes genezen

Lees: Verklaren met kennis.

a Hoe werden mensen ziek volgens mensen die niet wetenschappelijk dachten?

b Hoe werden mensen ziek volgens Hippocrates?

c Hippocrates dacht dat mensen vier lichaamssappen hadden, maar dat klopt niet. Waarom was hij tóch een wetenschapper?

12 Mythes ontkrachten

a Leg uit wat het verschil is tussen een wetenschapper en een filosoof. OpDRaCHtbRON 10

Lees: bron 17.

63 3.3 De Griekse cultuur

b Is Palaephatus een filosoof, of een wetenschapper? Leg je antwoord uit met behulp van bron 17.

13 Voorbeeld voor het heden?

Het belang van geschiedenis: Wij vinden de Griekse beschaving ‘klassiek’: een voorbeeld voor altijd. Wat de Grieken deden of maakten, zijn soms een voorbeeld voor ons in het heden.

Bekijk: opdrachtbron 11.

a Zoek online op wat de drie logo’s uit onze tijd met de Grieken te maken hebben.

A B C

b Bedenk nog twee dingen die we van de Grieken hebben overgenomen.

c Bedenk iets wat je niet van de Grieken zou willen overnemen.

Wat weet je nu?

14 Griekse cultuur

a Welke zinnen zijn juist?

☐ Atheense vrouwen hadden meer vrijheid dan Spartaanse vrouwen.

☐ Een filosoof verzamelt feiten en trekt dan conclusies.

☐ Grieken kwamen bijeen in tempels om te bidden.

☐ Hippocrates was een Griekse wetenschapper.

A Logo van de voetbalclub Ajax

B Logo van het bedrijf Nike.

C Logo dat op ambulances wordt gebruikt, de Ster des Levens.

OpDRaCHtbRON 11

☐ Mythen waren leuke verhalen, maar ze waren niet belangrijk in het dagelijks leven van Grieken.

☐ Orakels gaven adviezen van de goden en kregen daarom veel bezoek.

☐ Vroege Griekse beeldhouwers wilden geen emoties afbeelden.

b Maak een tweetal. Eén woord past niet in het rijtje. Welk woord? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Leg jouw keuze uit aan je klasgenoot. Wissel af. Je hoeft niets op te schrijven.

1 beelden – goden – realistisch – tempels.

2 filosoof – wetenschapper – kennis – mythen.

3 Atheense vrouwen – festival – soldaat – Spartaanse vrouwen.

4 beeldhouwer – offers – Olympische Spelen – orakel.

LEERDOELEN

• Je kunt de rol van godsdienst in het dagelijks leven van Griekse mannen en vrouwen beschrijven: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 14.

• Je kunt Griekse beeldkunst herkennen en beschrijven: 8, 10, 14

• Je kunt duidelijk maken dat Grieken door filosofie en wetenschap op een andere manier gingen nadenken: 11, 12, 14

64 3 De Grieken

Grieken in Egypte en Azië

Wat weet je al?

1 Oorlogen in de vijfde eeuw v.Chr.

Vul in. Sparta en Athene | Sparta | de Perzen | Peloponnesische Oorlog | het Midden-Oosten

Aan het begin van de vijfde eeuw v.Chr. vochten de Grieken tegen , een volk uit

. De stadstaten werkten in deze oorlog samen. Maar

daarna was er veel spanning tussen . In 431 v.Chr. brak de uit. Die werd gewonnen door .

Basisstof

2 Het Alexandermozaïek

Lees: Alexander en Darius in gevecht.

Bekijk: bron 18.

Hiernaast zie je bron 18 nogmaals, maar nu klein en met lege cirkels. Zet de nummers van de zinnen op de juiste plaats in de afbeelding.

1 Alexander valt aan.

2 Darius geeft bevelen aan zijn mannen.

3 De menner probeert de paarden te laten vluchten.

4 Een paard is gesneuveld.

5 Een man is gesneuveld.

3 Perzisch bestuur

Lees: Het Perzische Rijk. Bekijk: bron 19. a De Perzische koning trouwde met meerdere vrouwen. Bedenk welk probleem dat kon opleveren bij zijn dood.

b De koning loste het probleem van opdracht a op door tijdens zijn leven zelf al een opvolger aan te wijzen. Deze opvolger werd de bestuurder van de provincie Bactrië.

Zodra de koning stierf, moest deze bestuurder naar Persepolis gaan. Dat was vanaf de vijfde eeuw v.Chr. de Perzische hoofdstad. Daar werd de opvolger tot koning gekroond.

Leg uit waarom het handig was dat de aangewezen opvolger al een gebied ging besturen.

c Bedenk waarom het niet handig was dat de opvolger bestuurder van Bactrië werd.

Tip: zoek op de kaart Persepolis en Bactrië op.

3.4
65 3.4 Grieken in Egypte en Azië

Belasting voor de koning

Bekijk: bron 20.

a De Perzische koning had de reliëfs met de belastingbetalers niet zomaar laten maken.

Hij wilde er een boodschap mee geven, zowel aan de overwonnen volken als aan zijn

Perzische onderdanen. Bedenk welke boodschap dat was.

b Er waren ook Grieken die belasting moeten betalen aan de Perzische koning.

Hoe kan dat? Gebruik eventueel bron 6 en 19.

5 Macedonië wordt belangrijk

Je oefent: Chronologie.

Lees: Opkomst van Macedonië.

Nummer de ontwikkelingen in chronologische volgorde.

Philippos krijgt steun van Macedonische aristocraten.

Philippos begint een strijd tegen de Griekse stadstaten.

Voor hij het Perzische Rijk kan aanvallen, sterft Philippos.

Het einde van de Peloponnesische Oorlog.

De Perzen veroveren toegang tot het Zwarte Zeegebied.

Philippos verovert goudmijnen.

6 Philippos en de stadstaten

a Niet alle Griekse stadstaten luisterden vanzelf naar Philippos. Citeer een zin uit de tekst waaruit dat blijkt.

b Philippos zei tegen de Grieken dat hij de Perzen wilde aanvallen om hen te straffen voor de Perzische Oorlog. Wat hoopte hij met deze uitspraak te bereiken?

4
66 3 De Grieken

Alexanders succes

Lees: Alexanders veldtocht, en bron 21.

a Waarom was Alexanders veldtocht succesvol?

1 Alexander was een goede strateeg.

2 De Grieken hadden een groter leger dan de Perzen.

3 De Perzen gebruikten geen paarden en de Grieken wel.

4 In Perzië was net een strijd uitgebroken om de opvolging.

5 Voor zijn vijanden was Alexander hard, wat sommige tegenstanders bang maakte.

b Twee van de antwoorden bij vraag a zie je terug in bron 21. Welke twee? Leg je antwoord telkens uit.

Nummer want . Nummer want

c Volgens Plutarchus steunden de goden Alexander. Door welke zin weet je dat? Citeer die zin.

8 Griekenland na Alexander

Lees: Alexanders rijk na zijn dood.

Kies de juiste woorden.

Na Alexanders dood was er geen | een duidelijke opvolger, want hij had een te jonge zoon | geen zoon. Alexanders generaals gingen daarom met elkaar oorlog voeren | een afspraak maken. Daaruit ontstonden drie | twee rijken. In Griekenland kwam de macht in handen van een koning | een stadstaat. In 146 v.Chr. veroverden de Romeinen | Perzen Griekenland.

9 Het hellenisme

Lees: Verspreiding van de Griekse cultuur.

a Leg uit wat het hellenisme is.

b Hoe kon je merken dat een gebied gehelleniseerd was? Noem twee dingen.

c Het hellenisme was vooral in de steden. Bedenk of een meerderheid of een minderheid van de bevolking met de Griekse cultuur te maken had. Leg je antwoord uit.

d Noem drie landen in onze tijd waarin vroeger hellenistische steden lagen. Gebruik eventueel bron 19.

7
67 3.4 Grieken in Egypte en Azië

10 De god Serapis

Bekijk: bron 22.

a Veel Egyptische goden werden afgebeeld met het hoofd van een dier. Griekse goden niet. Waar lijkt Serapis het meest op: op een Griekse of op een Egyptische god? Leg je antwoord uit.

b In de Griekse stad Messene was een tempel voor Serapis. Leg uit dat dit aantoont dat de Griekse cultuur beïnvloed werd door andere culturen.

c Grieken vonden het geen probleem om goden van andere volken samen te voegen met de eigen goden. Neem het hoofdstuk globaal door: uit welke andere bron blijkt dit ook?

11 Grieks of Macedonisch?

Het belang van geschiedenis: Door geschiedenis begrijp je ruzies tussen landen in je eigen tijd beter. Het gebied dat in de Oudheid Macedonië was, ligt tegenwoordig in twee landen: Griekenland en Noord-Macedonië. Beide landen zeggen dat Alexander de Grote bij hún geschiedenis hoort en maken daar ruzie over.

a Bedenk waarom Grieken en Noord-Macedoniërs graag willen dat Alexander de Grote alleen bij de geschiedenis van hún land hoort.

b Hoe zou jij de ruzie tussen Griekenland en Noord-Macedonië oplossen? Bedenk een realistisch voorstel en leg je antwoord uit.

68 3 De Grieken

12

Bronnen ordenen

Je oefent: Soorten bronnen.

Bepaal per bron van deze paragraaf of het een primaire of secundaire, en een geschreven of ongeschreven bron is over de Oudheid.

Bron 15 Bron 16 Bron 17 Bron 18 Bron 22

1 Primair ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

2 Secundair ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

3 Geschreven ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

4 Ongeschreven ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

Wat weet je nu?

13 Combineren

Maak de juiste combinaties.

Alexander was succesvol omdat …

De Griekse cultuur verspreidde zich in …

Vanaf de vijfde eeuw v.Chr. werden Perzische koningen gekroond…

Het Perzische Rijk was erg groot en daarom …

Na de dood van Alexander …

Philippos werd machtig omdat …

14 Tijdsverloop

Je oefent: Chronologie.

• ... Egypte en grote delen van Azië.

• ... in Persepolis.

• ... deelde de koning het op in provincies.

• ... verdeelden zijn opvolgers het rijk in drieën.

• ... hij rijk werd door zijn goudmijnen, waardoor hij legers kon betalen.

• ... hij een goed strateeg was en erg hard voor zijn tegenstanders.

Nummer de ontwikkelingen in chronologische volgorde.

De Griekse cultuur raakt verspreid in Egypte en Azië.

Cyrus de Grote verovert grote delen van het Midden-Oosten.

Door goudmijnen krijgt Philippos de steun van de Macedonische aristocraten.

Alexander begint aan zijn veldtocht.

Philippos verslaat de Griekse stadstaten.

LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen hoe het Perzische Rijk ontstond en hoe het met de Grieken in conflict kwam. 3, 4, 5, 6, 13, 14.

• Je kunt oorzaken noemen van het succes van de veldtocht van Alexander de Grote. 7, 8, 13, 14

• Je kunt uitleggen wat hellenisme is. 9, 10, 13, 14

69 3.4 Grieken in Egypte en Azië

China onder de Eerste Keizer WERELDGESCHIEDENIS

1 Het leger van de keizer

Lees: Een (stil)staand leger. Bekijk: bron 23.

a Let op de handen van de soldaten. Er ontbreekt iets. Bedenk wat de soldaten in hun handen hadden.

b Bedenk waarom ze dit nu niet meer in hun handen hebben. Wat is ermee gebeurd?

c Er zijn drie van dit soort ondergrondse ruimtes in het mausoleum gevonden. In één ruimte stonden vooral voetsoldaten, in een andere vooral strijdwagens, en in de laatste tempels. Welke ruimte zie je op de foto?

d Sommige arbeiders werden na het werk vermoord. Waarom moest de locatie van het mausoleum geheim blijven?

2 Bestuur van de keizer

Lees: Het Chinese bestuur. Welke zinnen zijn juist?

☐ De keizers van de Zhou-dynastie bestuurden China alleen vanuit de hoofdstad.

☐ Het Hemels Mandaat betekent dat een keizer de baas van de goden is.

☐ In de periode van Strijdende Staten vochten bestuurders uit veel gebieden met elkaar.

☐ Zowel de Zhou- als Qin-keizers geloofden dat de goden hun bestuur steunden.

3 Maatregelen voor heel China

Bekijk: bron 24.

a Bedenk waar het gat in de muntjes van bron 24 voor gediend kan hebben.

b Citeer een zin uit de tekst die past bij bron 24.

c Bedenk waarom de besluiten die je bij opdracht b noemde, het makkelijker maakten om het rijk te besturen.

d Bedenk waarom de besluiten die je bij opdracht b noemde, goed waren voor de handel.

3.5
70 3 De Grieken

China en Griekenland vergelijken

Lees: Leven in het keizerrijk.

a Vergelijk het Chinese keizerrijk met Griekenland in de Oudheid. Zet kruisjes in de juiste kolom.

China Griekenland Beide

Eén persoon is overal de baas. ◯ ◯ ◯

De meeste mensen zijn boer. ◯ ◯ ◯

Er is één munt. ◯ ◯ ◯

Er is één taal en schrift. ◯ ◯ ◯

Mensen moeten werken voor de overheid. ◯ ◯ ◯

Een god kiest de bestuurders. ◯ ◯ ◯

Filosofen zijn belangrijk. ◯ ◯ ◯

Slavernij. ◯ ◯ ◯

Stadstaten. ◯ ◯ ◯

Regelmatig oorlog. ◯ ◯ ◯

b In China moesten veel mensen verplicht werken voor het bestuur. Is dat hetzelfde als slavernij, zoals die ook in Griekenland bestond?

c Vul de namen in. In China waren de ideeën van de filosoof belangrijk. Ook in het oude Griekenland waren filosofen, zoals en

5 Verplicht werk en slavernij

Het belang van geschiedenis: Geschiedenis laat zien dat sommige verschijnselen er altijd zijn. In China moesten mensen verplicht gratis werken voor het bestuur. Anderen moesten goederen afstaan aan de overheid. In Nederland betalen we belasting in geld.

a Waarom is het nodig dat de bewoners van een land belasting betalen?

b Vind je dat de Nederlandse overheid net als in het Chinese keizerrijk mensen moet kunnen dwingen om voor haar te werken? Bespreek het met een klasgenoot.

4
71 3.5 China onder de Eerste Keizer Wereldgeschiedenis

Dagelijks leven in China

Bekijk: bron 25. Kies de juiste woorden. In bron 25 zie je een markt | boerderij. De figuren handelen met elkaar | bewerken het land. Hier kon je rijst en graan kopen, maar ook ambachtsproducten | landbouwproducten, zoals stoffen, aardewerk en spiegels. Deze producten werden gemaakt in werkplaatsen van ambachtslieden en het bestuur | ambachtslieden | het bestuur / het bestuur. Gewone mensen moesten daar verplicht werken. Ze verzetten zich meestal niet. Dat heeft te maken met de ideeën van de filosoof Confucius, die gehoorzaamheid | logisch nadenken erg belangrijk vond.

7 De Chinese Muur

Bekijk: opdrachtbron 12.

a De Chinese keizers, ook vóór en ná de Han-keizers, lieten grote grensmuren bouwen. Zet in opdrachtbron 12 een rode streep onder de muren.

b De muur moest China beschermen tegen invallende volken. Waar woonden die volken? Zet daar een blauwe cirkel.

c De Chinezen verdedigden zich niet alleen, maar vielen vooral aan. Zet groene cirkels om de gebieden die de Han-keizers hebben veroverd.

8 China in de Oudheid

Maak de juiste combinaties.

Chinese keizers zeiden steun te krijgen …

De Han-dynastie …

De Qin-dynastie …

De Zhou-dynastie …

Tijdens de periode van Strijdende Staten was …

Qin-dynastie

Han-dynastie

huidige grens China

Grote Muur

OpDRaCHtbRON 12

• • … volgde de Qin-dynastie op.

• • … er een langdurige strijd.

• • … deelde China op in staten.

• • … van de goden.

• • … voerde overal in China dezelfde regels en maten in.

LEERDOEL

• Je kunt het bestuur en de samenleving van China tijdens de Qin- en Han-dynastie

6
1.000 km 500 0
1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 72 3 De Grieken
beschrijven.

Op onderzoek bij de Grieken

1 De sporten van de Spelen

Lees: Sport in Griekenland. Bekijk: bron 27, en opdrachtbron 13, 14 en 15. In de loop van de tijd werden er tijdens de Spelen in steeds meer sporten wedstrijden gehouden. Combineer de juiste sporten met de bronnen.

Opdrachtbron Bron 27

Hardlopen

Een onbekende schrijver vertelt wat er bij een beeld voor een Olympische winnaar, Laidas, stond geschreven:

“ Of Laidas over het stadion sprong of vloog, Zijn snelheid was een wonder en niet in woorden uit te drukken.”

Naar: Griekse Anthologie XVI (zevende of zesde eeuw v.Chr.).

OpDRaCHtbRON 13

Opdrachtbron

Wagenrennen

Opdrachtbron

De Griek Pausanias schreef een boek over zijn reizen door Griekenland. Hier bespreekt hij een beeld in Olympia:

“ Er is een beeld voor Milon. Hij is al eeuwen dood, maar de inwoners van de stad Olympia vertellen nog over hem! Hij won zes keer bij het worstelen op de Spelen. Milon was vreselijk sterk. Hij heeft zelfs zijn eigen beeld naar Olympia gedragen! En soms stond de worstelaar op een met olie ingesmeerde discus. Veel mannen probeerden hem ervan af te duwen of slaan. Maar niemand kon dat, en Milon maakte hen allemaal belachelijk.”

Naar: Pausanias, Beschrijving van Griekenland (tweede eeuw).

OpDRaCHtbRON 14

OpDRaCHtbRON 15

Een afbeelding op een vaas uit 510 v.Chr.

2 Eer en roem voor atleten

Lees: bron 29, en opdrachtbron 14 en 16 (op de volgende bladzijde).

a Winst op de Olympische Spelen leverde veel roem op. De worstelaar Milon bewijst dat.

Leg dat uit met twee voorbeelden uit opdrachtbron 14.

b Welke andere twee beloningen kreeg je als je won op de Olympische Spelen?

c Xenofanes zegt in opdrachtbron 16 dat er nog meer voordelen zijn voor een winnaar.

Markeer die zinnen.

VERDIEPING
73 Op onderzoek bij de Grieken Verdieping

d Solon noemt in bron 29 nog een reden waarom sport goed is voor de stadstaat.

Welke reden?

3 Miltiades’ overwinning

Bekijk: bron 28.

a Op de helm van Miltiades staat: ‘Miltiades schenkt zijn helm aan Zeus’. Kijk goed op de afbeelding.

Waar staat deze tekst?

De filosoof Xenofanes vond filosofen belangrijker dan atleten:

“ Als een atleet in Olympia de overwinning behaalt bij het rennen, het worstelen of het boksen, dan zal hij door zijn stadsgenoten meer dan ooit geëerd worden. Hij krijgt het recht om vooraan te zitten bij de festivals, de stad betaalt zijn eten en hij krijgt een kostbaar geschenk. Maar ik vind dat de atleet dat minder verdiend dan wij filosofen. Want aan onze wijsheid heb je meer dan aan de kracht van mannen.”

Naar: Xenofanes (zesde eeuw v.Chr.).

OpDRaCHtbRON 16

b Bedenk waarom Miltiades niet in Athene, maar juist in Olympia zijn helm offerde.

c Bedenk waaraan Miltiades andere Grieken met zijn offer wilde herinneren.

d Welke andere bron in deze paragraaf geeft informatie over een bestuurder die zich in Olympia wilden laten zien? Leg ook uit waarom hij dat wilde.

4 De winst van de Spelen

a Waarom waren de Spelen erg belangrijk voor atleten? Vul de woorden in. niets | eeuwige roem | gratis eten | stadstaten | festivals | olijftak | beeld | verhalen

Winnaars kregen een als prijs. Maar ook gaven prijzen aan winnaars. Ze mochten bijvoorbeeld en vooraan zitten bij . Daarbij kregen ze , omdat er soms een van hen gemaakt werd en er over winnaars werden verteld. Verliezers kregen

b Waarom waren de Spelen erg belangrijk voor bestuurders? Vul in. monument | soldaten | aanzien | machtige

Voor bestuurders was winst op de Spelen ook belangrijk. Door sport werden burgers sterkere en dapperdere . Hun stadstaat kreeg er meer door. Ook konden ze in Olympia aan alle Grieken laten zien dat ze bestuurders waren.

Philippos liet er zelfs een bouwen.

74 3 De Grieken

1 Chronologisch verloop

Je oefent: Chronologie.

Bekijk: de tijdbalk.

a Vier leerdoelen over een ontwikkeling in de periode van dit hoofdstuk. Nummer ze in chronologische volgorde.

Je kunt met voorbeelden duidelijk maken wat het hellenisme is.

Je kunt verklaren waarom de Grieken contacten hadden met andere volken in het Middellandse Zeegebied.

Je kunt redenen noemen waarom de veldtocht van Alexander de Grote succesvol was.

Je begrijpt hoe de Atheense democratie ontstond en hoe deze democratie werkte.

b Kies een passende gebeurtenis bij het leerdoel ‘Je kunt uitleggen hoe het Perzische Rijk ontstond en hoe het met de Grieken in conflict kwam’.

2 Waar waren de Grieken?

Bekijk: bron 30.

a Noem twee stadstaten die te maken hebben met het leerdoel ‘Je kunt verklaren waarom de Peloponnesische Oorlog uitbrak en uitleggen wat het gevolg voor Athene was’. Leg ook uit waarom de stadstaten bij dit leerdoel passen.

b Noem twee steden die te maken hebben met het leerdoel ‘Je kunt verklaren waarom de Grieken contacten hadden met andere volken in het Middellandse Zeegebied’.

Leg ook uit waarom de steden bij dit leerdoel passen.

c Noem twee steden die te maken hebben met het leerdoel ‘Je kunt met voorbeelden duidelijk maken wat het hellenisme is’. Leg ook uit waarom de steden bij dit leerdoel passen.

Afsluiting
75 Op onderzoek bij de Grieken Verdieping

3

Bouwen en beeldhouwen

Bekijk: opdrachtbron 17 en 18.

Twee leerdoelen:

1 Je kunt de rol van godsdienst in het dagelijks leven van Griekse mannen en vrouwen beschrijven.

2 Je kunt Griekse bouw- en beeldhouwkunst herkennen en beschrijven.

a Geef van elk leerdoel aan waarom opdrachtbron 17 erbij past.

1 2

b Doe hetzelfde voor opdrachtbron 18.

1 2

OpDRaCHtbRON 17

Tempel voor de god Hephaistos in Athene, gebouwd in de vijfde eeuw v.Chr.

4 Omschrijvingen van leerdoelen

OpDRaCHtbRON 18

Beeld van de zeegod Poseidon uit de tweede eeuw v.Chr.

a Hieronder staat een omschrijving van het leerdoel ‘Je kunt duidelijk maken dat Grieken door filosofie en wetenschap op een andere manier gingen nadenken’. Kies de juiste woorden.

De meeste Grieken geloofden dat de goden bepaalden of iemand ziek werd. Volgens de arts Hippocrates hadden de goden heel veel | niets met ziekte te maken. Hij dacht dat de mens vier lichaamssappen | organen had. Als die uit balans raakten, werd iemand ziek. Hij dacht dat dat kwam door veranderingen in bacteriën | het weer of voeding . Omdat hij onderzoek deed, was Hippocrates een filosoof | wetenschapper Filosofen | Wetenschappers probeerden de mens en de samenleving te begrijpen.

Dat deden ze door hun hun verstand | technologische ontdekkingen te gebruiken.

76 3 De Grieken

b Werk samen. Kies allebei een ander leerdoel. Omschrijf jouw leerdoel net zoals dat bij opdracht a is gedaan. Je klasgenoot kiest de juiste woorden.

5 Welk woord weg?

a Geef individueel (dus ieder voor zich) per leerdoel aan welk woord er het minst goed bij past.

• Je kunt voorbeelden geven van verschillen tussen Sparta en Athene. bondgenootschap | opvoeding | Perzische Oorlogen

• Je weet hoe in Griekenland stadstaten ontstonden bergen | bevolkingsgroei | realistisch

• Je kunt redenen noemen waarom de veldtocht van Alexander de Grote succesvol was. groot leger | olifanten | strategie

• Je begrijpt hoe de Atheense democratie ontstond en hoe deze democratie werkte. burger | monarchie | tirannie

b Bespreek de antwoorden samen. Leg ze aan elkaar uit, ook als jullie allebei hetzelfde antwoord hebben.

6 Wereldgeschiedenis

Vul de woorden in. Je leest dan een beschrijving van het bestuur en de samenleving van China tijdens de Qin- en Han-dynastieën. Han-dynastie | bestuur | Confucius | keizer | Hemels Mandaat | dynastie | gehoorzaam | dezelfde regels | schrift

Een bestuurde China. Hij had een , wat betekent dat de goden hem steunden. De Qin- kwam aan de macht in 221 v.Chr. en de keizer liet voortaan alle Chinezen , maten en munten, en hetzelfde gebruiken. De volgde de Qin-dynastie in 209 v.Chr. op. De meeste Chinezen waren boer. Vaak moesten ze ook voor het werken. Veel Chinezen volgden de leer van de filosoof . Hij zei dat je moest zijn.

77 Afsluiting

Het Romeinse Rijk

Oriëntatie

1 Films en games

Veel speelfilms en games gaan over de Romeinen.

a Welke ken jij?

b Hoe kun je zien dat de film of game over de Romeinen gaat? Geef drie voorbeelden, maar noem niet de titel.

2 Wat zie je?

Lees: Vechten en bouwen. Bekijk: bron 1, en opdrachtbron 1.

a Welke afbeelding in opdrachtbron 1 is een reliëf?

b Wat zie je in bron 1?

☐ De poort in het fort is al af.

☐ De tenten waarin de soldaten slapen, staan klaar.

☐ Een soldaat draagt een mand vol stenen.

☐ Een soldaat hakt een boom om.

☐ Een soldaat tilt een zware steen van de schouders van een andere soldaat.

☐ Soldaten verstevigen de ruimte tussen twee muren.

c Helemaal rechts in bron 1 staat een rijtje schilden. Waarom staan die daar, denk je?

4
a b C OpDRaCHtbRON 1 78 4 Het Romeinse Rijk

Toen en nu

a Noem een overeenkomst en een verschil tussen de gebouwen in bron 2 en 3.

Overeenkomst:

Verschil:

b Noem een overeenkomst en een verschil tussen het doel van de gebouwen in bron 2 en 3.

Overeenkomst:

Verschil:

4 Het Latijn

Het belang van geschiedenis: Overal waar de Romeinen zijn geweest, hebben ze de taal beïnvloed. Italiaans, Spaans en Frans zijn zelfs ontstaan uit het Latijn, de taal van de Romeinen. Ook in onze taal en in het Engels zijn sporen van het Latijn te vinden. Door geschiedenis begrijp je dat talen op elkaar kunnen lijken.

Lees: In dit hoofdstuk.

a Hieronder staan acht Latijnse woorden. Welke Nederlandse woorden herken je erin?

Vertel het elkaar.

aula - agenda - via - ego - aquaductus – schola – bibliotheca - diploma

b In de eerste kolom van het schema staan Latijnse woorden met daarachter hun betekenis. In welke vorm zijn ze in het Engels en Frans terechtgekomen?

Vul het schema in. Gebruik een woordenboek of Google Translate als jullie iets niet weten.

Latijn Engels Frans

pax (vrede)

fructus (vrucht)

legiones (legioen, leger)

populares (het volk, de mensen)

castellum (fort)

hora (uur)

5 Tijdbalk

Bekijk: de tijdbalk.

a Hoeveel jaar duurt de Tijd van Grieken en Romeinen?

b Hoeveel jaar geleden eindigde die Tijd?

c Het Romeinse Rijk was het grootst in 113, onder keizer Trajanus. Kies het juiste antwoord.

Dat was aan het begin | in het midden | aan het eind van het tijdvak.

d Over welke twee andere volken in dit tijdvak heb je al geleerd?

3
Oriëntatie 79

Wat weet je al?

1 Stadstaten en koloniën

a Wat is een stadstaat?

b Waarom hadden de Grieken koloniën?

c Geef twee voorbeelden van Griekse koloniën in de buurt van Rome. Tip: kijk nog eens in bron 6 in paragraaf 3.1.

Basisstof

2 Welkom in Rome!

Lees: Het Forum Romanum. Bekijk: bron 4, en opdrachtbron 2.

a Waarom willen de toeristen deze ruïnes zien? En waarom laten de Italianen deze oude resten staan, midden in hun hoofdstad? Beantwoord deze twee vragen uit de tekst.

Toeristen:

Italianen:

b De gebouwen rond het Forum vormden samen het centrum van de macht in het Romeinse Rijk. Welk gebouw dat in de tekst is genoemd, hoort bij de volgende begrippen?

Economisch: Leger:

Politiek: Rechtspraak:

Handel: Cultureel:

c Opdrachtbron 2 is een computertekening van hoe het Forum Romanum er vroeger uitzag. Rechtsboven zie je een tempel met vijf zuilen. Dit is de tempel van Castor en Pollux, waarvan je in bron 4 rechts drie zuilen ziet. Vergelijk opdrachtbron 2 met bron 4, en zet in opdrachtbron 2 de cijfers bij de juiste gebouwen.

1 De basilica, vóór de tempel van Castor en Pollux.

2 De Senaat, een vierkant gebouw zonder zuilen.

3 De tempel van Saturnus.

d Hoeveel erebogen zie je in opdrachtbron 2?

e Op het grote plein (forum) tussen deze gebouwen was het altijd druk. Bedenk wie er in de gebouwen werkten. Wie zullen er dus zeker op het plein hebben rondgelopen?

4.1
Van stadstaat tot wereldrijk
80 4 Het Romeinse Rijk

3 Imperium

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: Van dorpje naar stadstaat, en Veroveringen. Bekijk: bron 5.

a Volgens historici is Rome in 753 v.Chr. gesticht. Hoeveel jaar is dat geleden?

b In bron 5 zie je mannen zakken naar een klein / groot vrachtschip brengen. Waarschijnlijk is dit wijn / graan dat met zeeschepen naar is gebracht. Het wordt nu via een naar gebracht, als voedsel voor de bewoners.

c Hieronder staan oorzaken en gevolgen. Schrijf de nummers op de juiste plaats in het schema.

1 Boeren gaan met hun gezinnen in Rome wonen.

2 Boeren worden soldaat.

3 De Romeinen verwoesten Carthago en zijn de baas over de handel over de Middellandse Zee.

4 De stad Rome krijgt steeds meer inwoners.

5 Generaals willen nog meer gebied veroveren.

6 In het jaar 117 eindigen de veroveringen.

7 Soldaten blijven steeds langer van huis.

8 Romeinen bouwen een oorlogsvloot en een haven om de concurrent te verslaan.

oorzaken gevolgen

Het leger wordt groter en verovert gebieden in Italië.

Hun boerderijen raken verwaarloosd.

Rijke Romeinen kopen verwaarloosde boerderijen op.

De Romeinen moeten voedsel invoeren.

Rome voeren drie grote oorlogen met Carthago.

Generaals na hem veroveren nog meer gebieden.

Er is niet genoeg voedsel om al deze mensen te voeden.

Julius Caesar verovert Gallië in de eerste eeuw v.Chr.

1 3 2
2
OpDRaCHtbRON
81 4.1 Van stadstaat tot wereldrijk

Mare Nostrum

Bekijk: bron 32 in de Afsluiting.

a Op de kaart zie je de groei van het Romeinse Rijk. In welke werelddelen lag het Rijk in het jaar 117?

b In Noord-Engeland stond een grensmuur, van de oost- naar de westkust. Maar verder had het Romeinse Rijk bijna overal natuurlijke grenzen: een grens die je in de natuur kunt zien Geef twee voorbeelden van een natuurlijke grens in bron 32.

c • Zet in de kaart een stip bij Rome en Carthago, en schrijf de namen van de steden erbij.

• Geef met een lijn ongeveer de buitengrenzen van het Romeinse Rijk in 117 aan.

• Schrijf op de juiste plaatsen: MZ (Middellandse Zee), GA (Gallië), GR (Griekenland) en E (Egypte).

d De Romeinen noemde de Middellandse

Zee Mare Nostrum (‘onze zee’). Was dat terecht, als je in de kaart kijkt?

Ja / Nee, want:

5 Griekenland

Lees: Leren van de Grieken. Bekijk: opdrachtbron 3.

a De Romeinen namen van de Griekse cultuur ook de mythologie over. Maar ze gaven

Latijnse namen aan de goden. Welke? Gebruik de tips en schrijf de Latijnse namen in het schema. Zoek het op als je iets niet weet.

Grieks Latijn Tip

Zeus

Poseidon

Nike

Ares

Hera

Herculos

Apollo

Naar hem is de grootste planeet van ons zonnestelsel genoemd.

De god van de zee. Hij houdt een drietand vast. Naar hem is ook een planeet genoemd.

Haar Latijnse naam lijkt op het Engelse woord voor overwinning.

De god van de oorlog. En een lekkere snack!

Naar deze godin is de zesde maand genoemd.

Een voetbalclub uit het oosten van Nederland is naar hem genoemd.

Deze naam bleef in het Latijn hetzelfde. Deze god had het druk, want hij was de god van een heleboel. Maar vooral was hij de god van alles wat net zo mooi was als hijzelf.

b Opdrachtbron 3 is een voorbeeld van de Klassieke cultuur. Leg dit uit.

4
500 km 500 0 82 4 Het Romeinse Rijk

De god Apollo. De boog die hij vasthield, is verloren gegaan. Dit beeld is gevonden in de buurt van Rome. Het is gemaakt in de tweede eeuw v.Chr. Historici hebben precies zo’n beeld gevonden in Griekenland. Dat komt uit de vierde eeuw v.Chr.

6 Onderworpen door de Romeinen

Romeinse soldaten steken een rivier over. Relëf op de zuil van keizer Trajanus.

Lees: Sterk leger, rechte wegen. Bekijk: bron 6, en opdrachtbron 4.

a De goede wegen hielpen op twee manieren het Romeinse leger. Welke twee?

b Hoe kun je in bron 6 zien dat de Romeinen in vijandelijk gebied zijn?

c Omdat het nodig was voor hun rechte wegen, groeven de soldaten ook tunnels door bergen en bouwden ze bruggen over rivieren. Maar daar was niet altijd tijd voor. Hoe hebben de Romeinen dat in opdrachtbron 4 opgelost? Zet een rondje om de oplossing.

d Leg uit dat deze oplossing om twee redenen handig was.

7 Leven in het Romeinse Rijk

Lees: Pax Romana. Bekijk: bron 7.

a Hoe hielp de tactiek van ‘verdeel en heers’ de Romeinen het meest?

◯ De vijandschap tussen de twee volken bleef bestaan. Daar hadden de Romeinen geen last van.

◯ De vijandschap tussen de twee volken werd groter. Ze zouden dus nooit samen tegen de Romeinen gaan strijden.

◯ Het ene volk werd vrienden met de Romeinen, het andere volk werd verslagen. De Romeinen hadden nu geen vijanden meer.

b Leg uit dat bron 7 bewijst dat het leven in het Romeinse Rijk ook voordelen had.

c Noem ook twee nadelen van de overheersing door de Romeinen.

OpDRaCHtbRON 4
1 2
OpDRaCHtbRON 3 83 4.1 Van stadstaat tot wereldrijk

Het belang van geschiedenis: Slavernij was voor de Romeinen heel gewoon. Ook volken die de Romeinen overwonnen, hadden slaven. Zelfs slaven vonden slavernij normaal. Bij geschiedenis leer je dat wat mensen ‘normaal’ vinden, kan veranderen in de tijd.

Lees: Slaven doen het werk. Bekijk: bron 8.

a Een slaaf die ook jouw dokter of leraar is, vinden wij heel vreemd. Waarom was dit in het Romeinse Rijk wél mogelijk?

b Leg met behulp van bron 8 uit waarom het voor een slaaf heel moeilijk was om te vluchten.

c In onze tijd hebben alle landen met elkaar afgesproken dat slavernij verboden is. Maar wat slavernij precies is, werd daarbij niet gezegd. Volgens veel mensen bestaan er daardoor nog steeds vormen van slavernij. Overleg met elkaar en schrijf een voorbeeld op.

Wat weet je nu?

9 Macht en Klassieke cultuur

a Maak de tekst compleet. Rome begon als een kleine plaats die gunstig lag aan . Daarom maakten de er een stad van. De Romeinen werden welvarend en machtiger dan de Etrusken. Romeinse boeren werden en gingen voor oorlogsbuit gebieden

. Ze namen daar mensen gevangen en verkochten die als . Om de baas te worden over handel over de zee, versloegen de Romeinen in drie oorlogen. Daarna veroverden ze alle gebieden rondom de . Julius Caesar en generaals na hem veroverden Noordwest-

b Hoe ontstond de Klassieke cultuur en wat houdt deze in?

LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen hoe het Romeinse Rijk zo groot kon worden: 3, 4, 6, 7, 8, 9

• Je kunt voorbeelden geven van de invloed van de Griekse cultuur op de Romeinen: 5, 9

8 Slavernij
84 4 Het Romeinse Rijk

Wat weet je al?

1 Monarchie en republiek

a Wat past bij een monarchie, wat bij een republiek en wat bij allebei?

monarchie republiek

1 koninkrijk ☐ ☐

2 president ☐ ☐

3 volksvertegenwoordiging ☐ ☐

4 dynastie ☐ ☐

5 oudste kind volgt op ☐ ☐

6 gekozen staatshoofd ☐ ☐

b In 1815 kreeg Nederland zijn eerste koning. Hoeveel jaar is Nederland een monarchie?

Basisstof

2 De ereboog van Constantijn

Het belang van geschiedenis: Geschiedenis kan mensen leren over de tijd waarin ze leven. Maar geschiedenis kan ook op een verkeerde manier worden gebruikt. Bijvoorbeeld door te zeggen dat een gebied ‘vroeger van ons was’ en dat je dat gebied dus mag veroveren.

Lees: Een keizer en zijn soldaten. Bekijk: bron 9.

a Geef nog een voorbeeld van verkeerd gebruik van de geschiedenis. Vind je dat moeilijk, kijk dan in de onderzoeksparagraaf van hoofdstuk 2.

b Keizer Constantijn plaatste afbeeldingen van vijf keizers vóór hem op zijn ereboog. Waarom juist deze vijf?

c Welke boodschap wilde keizer Constantijn hiermee geven, denk je?

d Lees de twee meningen over het gebruik van de geschiedenis door Constantijn.

1 Samar zegt: ‘De Vijf Goede Keizers waren het misschien helemaal niet eens met Constantijn. Maar omdat ze al dood waren, konden ze er niet tegen protesteren. Ik vind dat Constantijn hier de geschiedenis verkeerd gebruikt.’

2 Joey zegt: ‘Constantijn liet zo zien dat hij de Vijf Goede Keizers waardeerde en net zo’n goede keizer wilde worden. Ik vind dat hij de geschiedenis juist goed gebruikt.’

Praat er samen over. Met welke mening zijn jullie het meest eens?

4.2
Koningstijd, republiek, keizertijd
85 4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd

Senatoren

Lees: Van koningstijd naar republiek, en Plebejers en volkstribunen. Bekijk: bron 10.

a Leg uit dat de Romeinen op twee manieren voorkwamen dat één man alle macht kreeg. 1 2

b De verkiezingen waren in de stad Rome. Een grote groep Romeinse burgers kon daardoor niet stemmen. Welke groep was dat? Leg ook uit waarom zij niet konden stemmen.

c Wat weet je over de mannen in bron 10?

☐ Zij hebben vetorecht.

☐ Zij hadden ervaring in het bestuur voordat zij senator werden.

☐ Het zijn Romeinse burgers.

☐ Het zijn volkstribunen, want die zitten in de Senaat.

4 Opkomen voor het volk

a Veto is Latijn voor ‘ik verbied’. Leg uit wat dit te maken heeft met het vetorecht.

b Een volkstribuun mocht ook iemand verdedigen die de wet had overtreden. Welk beroep is dat in onze tijd?

5 Brood en spelen

Lees: Proletariërs, en opdrachtbron 5. Bekijk: bron 11.

a Bedenk waarom een proletariër alleen tijdelijk werk kon vinden, of zelfs dat niet. In zo’n grote stad als Rome was toch genoeg werk te doen?

b Wat vindt Juvenalis (opdrachtbron 5) verkeerd?

c Leg uit dat wat Juvenalis verkeerd vindt, juist de bedoeling was van de machthebbers.

De Romeinse schrijver Juvenalis klaagt:

“ ‘Vroeger verkochten we onze stem aan niemand. Al een hele tijd heeft het volk de macht afgestaan. Het volk benoemde vroeger militaire bevelhebbers, hoge ambtenaren, soldaten, alles. Nu beperkt het volk zichzelf en hoopt alleen nog op twee dingen: brood en spelen.’”

Naar: Juvenalis, Satire 10 (tussen 98 en 128).

OpdrachtbrOn 5

3
86 4 Het Romeinse Rijk

d Net als bij autoraces in onze tijd, streden bij de Romeinse wagenrennen teams tegen elkaar. Het waren er vier: de Witten, de Roden, de Groenen en de Blauwen. Bij welke team hoort de wagen in bron 11? Tip: Kijk vooral naar de kleur van het tuig van de paarden.

e De wagen die hij rijdt heet een quadriga. Bedenk waarom dit zo heet. Tip: tel in het Frans tot vier.

6 In de arena

Lees: In het amfitheater.

Bekijk: opdrachtbron 6. a Wie waren gladiatoren?

b Het mozaïek in opdrachtbron 6 kun je lezen als een soort stripverhaal over de spelen in het amfitheater.

Wat zie je? Zet de cijfers op de juiste plaats.

1 Een gevecht tussen een beer en een stier. Ze zitten met een ketting aan elkaar vast.

2 Een man is veroordeeld om door wilde dieren te worden gedood.

3 Muzikanten zorgen voor muziek.

4 Een jacht op dieren.

5 Een gladiatorengevecht is afgelopen. De winnaar wil de man doden, maar de scheidsrechter houdt hem tegen.

6 Een gladiator vraagt om genade: hij steekt zijn duim op.

OpdrachtbrOn 6

Vloermozaïek uit het jaar 60, gevonden in Libië.

7 Moord in de Senaat

Lees: Julius Caesar.

a Hoe kwam Caesar aan zijn rijkdom?

b Bedenk waarom de senatoren Caesar niet als koning wilden. Ze hadden hem toch zelf benoemd als consul en dictator?

87 4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd

Augustus

Lees: Caesar Augustus. Bekijk: bron 12.

a In het Latijn spreek je de letter c uit als ‘k’ en de letters ae als ‘aaj’. Spreek de naam Caesar op die manier uit, hardop. Welk Nederlands woord herken je?

b In bron 12 zie je Augustus als legerleider. Wat heeft hij als legerleider bereikt?

c Augustus werd pontifex maximus, de hoogste priester van de Romeinse godsdienst. Wie de pontifex maximus zou vermoorden, beledigde de goden.

Leg uit waarom Augustus graag pontifex maximus was.

Beschrijf ook waarom dit extra verstandig was om wat er met zijn oom was gebeurd.

9 Goede en slechte keizers

Lees: De keizertijd.

a Leg uit dat een keizer veel macht had, maar niet álle macht.

b Marcus Aurelius (bron 9) was een van de Vijf Goede Keizers. Zoek online op wie de andere vier zijn. Schrijf hun vijf namen op en de jaartallen van hun regeerperiode.

c Kijk naar de jaartallen van je antwoord bij opdracht b en kijk in de tijdbalk in de Afsluiting. Wat valt je op?

d Drie superslechte keizers:

1 Caligula, regeerde van 37 tot 41.

2 Nero, regeerde van 54 tot 68.

3 Commodus, regeerde van 180 tot 192. Kies een van de drie slechte keizers. Zoek uit wat voor slechts hij heeft gedaan en hoe hij aan zijn einde kwam, en beschrijf hoe zijn regeerperiode verliep. Doe dat op een los blaadje en gebruik 150 á 200 woorden. Plaats er een afbeelding van de keizer bij. Zoek die online of teken hem zelf.

8
1 2 3 4 5
88 4 Het Romeinse Rijk

10 Bestuur van het Romeinse Rijk

Je oefent: Chronologie.

a Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.

De Senaat geeft Octavianus de titel ‘Augustus’.

Senatoren vermoorden Julius Caesar.

Rome wordt een republiek.

Julius Caesar wordt ‘dictator voor het leven’.

Octavianus wint de burgeroorlog.

Romeinen jagen de laatste koning weg.

Augustus leidt de Senaat en noemt zich ‘Caesar Augustus’.

Julius Caesar wordt consul.

Rome wordt een keizerrijk.

Rome is een koninkrijk.

b Hoe hielden de bestuurders het volk tevreden?

Geef voorbeelden.

Voedsel: Amusement: Rechten:

LEERDOELEN

• Je kunt beschrijven hoe het Romeinse Rijk van een koninkrijk een republiek werd, en van een republiek een keizerrijk: 3, 7, 8, 10

• Je kunt vertellen wie in het Romeinse Rijk de macht hadden: 4, 7, 9.

• Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de Romeinse bestuurders het volk tevreden hielden: 5, 6, 10

Wat weet je nu?
89 4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd

Leven in het Romeinse Rijk

Wat weet je al?

1 Romeinen in Noord-Europa

a In welke eeuw veroverden de Romeinen een deel van ons land?

b Kies het juiste antwoord.

Het Romeinse Rijk had vooral bewaakte | natuurlijke grenzen. In het noorden waren dat castella en wachttorens | rivieren. Maar ook die grenzen werden bewaakt. Daarvoor waren er castella en wachttorens | rivieren.

Basisstof

2 Mozaïek

Lees: Schilderen met steentjes. Bekijk: bron 13.

a Bron 13 is een mozaïek. Blader door het hoofdstuk. In welke bron zie je ook een Romeins mozaïek? In bron

b Lees de betekenis van de namen van de Romeinse maanden. Hoe noemen wij die maand? Schrijf die naam ervoor.

Deze maand is genoemd naar een god met twee gezichten: met het ene kijkt hij naar voren (de toekomst), met het andere naar achteren (het verleden).

De Senaat noemde deze maand naar Octavianus, de geadopteerde zoon van Caesar.

Mars, de god van de oorlog en de vader van Romulus en Remus, kreeg ook een maand.

Deze maand is genoemd naar Juno, de godin van het huwelijk en de geboorte.

Een beroemde generaal en dictator noemde in 44 v.Chr. deze maand naar zichzelf.

Het Latijnse februare betekent ‘de maand van het reinigingsfeest’.

Het Latijnse woord voor acht is octo.

Het Latijnse woord voor negen is novem.

Het Latijnse woord voor tien is decem.

De maand van bron 13.

Historici denken dat deze maand genoemd is naar Aphrodite, de godin van de liefde.

Maia was in de Romeinse mythologie de moeder van de god Mercurius.

c Kijk nog eens goed naar je antwoorden bij de woorden octo, novem, decem. Wat klopt hier niet?

d In welke maand begon dus het Romeinse nieuwjaar?

4.3
90 4 Het Romeinse Rijk

Grenzen

Lees: De limes. Bekijk: bron 14 en 15.

a Leg uit wat het verschil is tussen een open en gesloten grens.

b Is in onze tijd de grens tussen Nederland en buurlanden België en Duitsland open, of gesloten? Leg ook uit waarom dat zo is.

c Wat zal een Romeinse soldaat hebben geseind vanaf zijn wachttoren? Bedenk een bericht dat past bij de taken van een Romeinse wachtpost in die tijd.

d Welke deel van ons land staat zeker op de kaart in bron 14?

☐ het gebied van de provincies Groningen en Friesland

☐ het gebied van de provincies Noord-Brabant en Zuid-Limburg

☐ het gebied van de provincies Noord- en Zuid-Holland

e Stel, je bent een archeoloog. Waar in Nederland kun je het best gaan graven naar sporen van de Romeinse tijd? Leg je antwoord uit. Gebruik bron 15 als voorbeeld.

4 Germanen

Je oefent: Feit en mening.

Lees: Germaanse boeren, en bron 16.

a Er zijn in ons land weinig sporen van de Germanen gevonden uit de periode voor de komst van de Romeinen. Bedenk waarom dat zo is. Geef twee redenen.

b Noem twee feiten uit bron 16. 1 2

c Met welk woord geeft Plinius zijn mening over deze Germanen? Leg ook uit waaróm dat een mening is.

d En wanneer zij door het Romeinse volk zijn overwonnen, noemen zij dat slavernij! Wat kun je uit deze zin opmaken over de mening die de plaatselijke bewoners hadden over de Romeinen?

En wat vindt Plinius van die mening?

e Trek een conclusie: in bron 16 geeft de schrijver vooral feiten | zijn mening

3
1 2
91 4.3 Leven in het Romeinse Rijk

Het schrijfplankje van Tolsum

Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen.

Lees: Bruikbaarheid van bronnen. Bekijk: opdrachtbron 7.

Je kunt het niet goed zien, maar er staat een tekst op het schrijfplankje in opdrachtbron 7: iemand

heeft geld geleend van de slaaf Carus en belooft dat terug te betalen. Enkele Romeinse soldaten en een Bataaf zijn getuigen.

a Voor welke historische vragen is dit schrijfplankje een bruikbare bron? Dus: op welke vragen kun je in deze bron een antwoord vinden?

1 Hebben de Romeinen Friesland veroverd?

Dat kan ik wel / niet aan dit schrijfplankje zien, want

OpDRaCHtbRON 7

Dit schrijfplankje is gevonden bij Tolsum, in Friesland. Het is gemaakt in het jaar 29.

Voor een antwoord op de vraag is dit dus een / geen bruikbare bron.

2 Werkten Romeinen en Bataven weleens samen?

Dat kan ik wel / niet aan dit schrijfplankje zien, want

Voor een antwoord op de vraag is dit dus een / geen bruikbare bron.

b Ruil je boek met een klasgenoot en bedenk zelf nog een vraag die je met opdrachtbron 7 kunt beantwoorden. Schrijf jouw vraag in het boek van je klasgenoot. Ruil de boeken terug.

c Beantwoord elkaars vraag bij opdracht b. Schrijf je antwoord direct onder de vraag en leg je antwoord ook uit.

6 Thuis bij de Romeinen

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: Villa’s en badhuizen, en opdrachtbron 8.

a In opdrachtbron 8 is drie keer hetzelfde woord weggehaald. Welk woord?

b Een Romeins mozaïek, met afbeeldingen uit de Griekse mythologie, gevonden in Engeland… de tekst in opdrachtbron 8 klinkt vreemd. Leg het uit door steeds een oorzaak in te vullen.

1 Oorzaak:

Gevolg: Er is een Romeinse villa rustica in Engeland.

2 Oorzaak:

Gevolg: Er is in Engeland een mozaïekvloer uit de derde of vierde eeuw.

3 Oorzaak:

Gevolg: Op een Romeins mozaïek in Engeland staan scènes uit de Griekse mythologie.

5
92 4 Het Romeinse Rijk

Een nieuwsbericht uit 2021:

“ In november 2021 werd er een uniek Romeins mozaïek gevonden in Engeland, waarop scènes uit de Griekse mythologie staan. Archeologen hebben ontdekt dat de vloer onderdeel was van een gigantische Romeinse […]. Volgens de archeologen is het een van de grootste Romeinse […] ooit gevonden in Groot-Brittannië. Naar schatting stamt de vloer uit de derde of vierde eeuw. Tijdens de opgravingen werden er ook verschillende kamers en bijgebouwen ontdekt, waaronder een mogelijk badhuis en een stal. De […] had in totaal een oppervlakte van vijf hectare, oftewel zo’n viereneenhalf voetbalvelden.”

Naar: BBC.com (2021).

OpDRaCHtbRON 8

7 Nieuwe producten en technieken

Lees: Leren van de Romeinen.

Bedenk wat je gisteren hebt gegeten. Welke producten daarvan zijn hier geïntroduceerd door de Romeinen?

8 Betalen met geld

Het belang van geschiedenis: Bij geschiedenis leer je wat de invloed van geldhandel is op het leven van mensen.

a Bedenk een nadeel van ruilhandel. Geef ook een voorbeeld.

b Geef twee voordelen van geldhandel.

c In onze tijd bestaan er nog steeds vormen van ruilhandel. Geef een voorbeeld.

d Augustinus voerde in het Romeinse Rijk één geldsoort in. Waarmee kun je dat vergelijken?

9 Romeinse munten

Bekijk: opdrachtbron 9.

a Hoe heet de keizer op de munt in opdrachtbron 9? Begin onder, en lees dan met de klok mee.

b Op de achterzijde staat Salus, de godin van de welvaart. Welke boodschap geeft deze keizer met deze afbeelding op zijn munt? Als je niet weet wat welvaart betekent, zoek dat dan eerst op. OpDRaCHtbRON

Gouden Romeinse munt uit 65-66. Je ziet de voor- en achterzijde.

1 2
9
93 4.3 Leven in het Romeinse Rijk

Leren lezen en schrijven

Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen.

Bekijk: bron 17.

a Voor welke vragen is bron 17 een bruikbare bron?

☐ Is deze man een Romeins burger?

☐ Kon deze man lezen en schrijven?

☐ Waren er ook donkere mensen in het Romeinse Rijk?

☐ Was dit een legerleider?

☐ Woonde deze man in een villa rustica?

b Romeinse cijfers gebruiken we nauwelijks meer. Geef twee voorbeelden van het gebruik van Romeinse cijfers in onze tijd.

11 Romanisering

Lees: Romanisering. Bekijk: bron 18.

a In het vorige hoofdstuk heb je geleerd over de verspreiding van de Griekse cultuur en dat deze zich vermengde met andere culturen. Welk begrip past daarbij?

b Bron 18 is een voorbeeld van de invloed van de Germaanse cultuur op de Romeinen – en andersom. Leg dit uit.

12 Bronnen

Je oefent: Soorten bronnen

Lees en bekijk: bron 13, 14, 15, 16, 17 en 18. Stel, je onderzoekt de Romeinen en je gebruikt bron 13 tot en met 18. Kruis aan wat voor soort bron het is. Let op: ook met ‘een beetje’ tekst is het een geschreven bron.

Wat weet je nu?

13 Wat er anders werd

geschreven ongeschreven primair secundair

bron 13 ☐ ☐ ☐ ☐

bron 14 ☐ ☐ ☐ ☐

bron 15 ☐ ☐ ☐ ☐

bron 16 ☐ ☐ ☐ ☐

bron 17 ☐ ☐ ☐ ☐

bron 18 ☐ ☐ ☐ ☐

Geef aan wat er voor de Germanen door de komst van de Romeinen veranderde.

Schrift:

Geld:

Landbouw:

Steden:

LEERDOELEN

• Je kunt beschrijven wat er in onze streken veranderde door de komst van de Romeinen: 2, 4, 5, 6, 7, 8, 13

• Je kunt uitleggen wat romanisering is en waarom dit gebeurde: 11, 13

10
94 4 Het Romeinse Rijk

Het einde van het West-Romeinse Rijk

Wat weet je al?

1 Polytheïsme

a Het Romeinse geloof was polytheïstisch. Leg dit uit.

b Hoe gingen de Romeinen om met het geloof van een overwonnen volk?

Basisstof

2 Jezus Christus

Het belang van geschiedenis: Veel symbolen die je vaak tegenkomt, zijn al heel oud. Bij geschiedenis leer je ze kennen.

Lees: Een nieuw geloof. Bekijk: bron 19.

a In bron 19 staat op de helm een symbool van het christendom: het chi-rho-teken. De Griekse letters chi (χ) en rho (ρ) zijn de eerste twee letters van de naam ‘Christus’.

Wat kun je afleiden uit bron 19?

◯ In de vierde eeuw was Zuid-Limburg christelijk.

◯ In de vierde eeuw waren er christenen in Zuid-Limburg.

◯ Alle Romeinse soldaten in ZuidLimburg waren christelijk.

b Teken het chi-rho-teken in het vak links. Teken in het vak rechts een ander bekend symbool van het christendom dat te maken heeft met de dood van Jezus.

3 Het christendom verspreidt zich

Lees: Het christendom in het Romeinse Rijk.

a Hoe kon het christendom zich zo snel verspreiden in het Romeinse Rijk? Noem een reden die niet in de tekst staat.

b Toen ook rijke mensen christen werden, konden christenen kerken bouwen en armen en zieken helpen met eten en geld.

Leg uit waarom dit nóg een reden is waarom het christendom zich snel verspreidde.

c Christenen konden kerken bouwen. Wat zegt dat over het vervolgen van christenen?

4.4
95 4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk

Crises

Lees: Problemen in de derde eeuw, en opdrachtbron 10. Bekijk: bron 20.

a Welke drie problemen worden in de tekst beschreven? Gebruik trefwoorden.

b Over welke probleem van opdracht a gaat opdrachtbron 10?

c In opdrachtbron 10 staat nóg een oorzaak van het verzwakken van het bestuur in Rome. Schrijf de zin op waarin die oorzaak staat.

d De stadsmuur in bron 20 werd in de derde eeuw gebouwd. Waarom had de stad dat niet eerder gedaan?

e Tegen wie moesten de bewoners van Lugo zich beschermen?

In 193 werd keizer Pertinax na een regeerperiode van slechts een jaar vermoord door zijn soldaten. De Romeinse historicus Herodianus vertelde wat er in de stad gebeurde:

1 “ Toen de moord op de keizer bekend werd bij het volk, was iedereen in de war en erg verdrietig. De mensen liepen hysterisch rond, op zoek naar de moordenaars, die ze niet konden vinden en niet konden straffen. Vooral de leden van de Senaat waren geschokt door de moord en vonden het een ramp voor het volk dat ze zo’n vriendelijke en goede keizer hadden verloren. Ze waren bang dat er nu weer een tiran kwam, want dat was kennelijk wat de soldaten wilden.

OpDRaCHtbRON 10

5 Hervormingen

Lees: Keizer Diocletianus. Bekijk: bron 21.

2 Na een of twee dagen bleven de gewone burgers thuis, ze waren doodsbang. Maar alle bestuurders vluchtten de stad uit, naar hun villa rustica, het liefst zo ver mogelijk van Rome. Zij wilden hun leven niet meer riskeren in een nieuw bestuur.

3 Ondertussen hadden de soldaten gemerkt dat het volk rustig bleef en dat niemand hen durfde te beschuldigen van de moord op de keizer. Ze bleven in de kazerne, maar ze lieten een paar mannen die hard konden schreeuwen op de muur klimmen om de volgende mededeling te doen aan ons: het keizerschap was te koop. De hoogste bieder zouden zij de macht geven, beloofden ze, en zij zouden voor zijn bewaking zorgen.”

Naar: Herodianus, Het Romeinse keizerrijk sinds Marcus Aurelius (180-238).

a Hieronder staan vier grote problemen uit de derde eeuw. Schrijf erachter een maatregel die Dicocletianus hiertegen nam.

Het Rijk had minder belastinginkomsten.

De boerenbedrijven leverden minder op.

De bewaking van de limes was verzwakt.

Er waren te weinig soldaten.

4
1 2 3
96 4 Het Romeinse Rijk

b Over welke maatregel van Diocletianus gaat bron 21?

6 Nova Roma

Lees: Het Oost-Romeinse Rijk. Bekijk: bron 22.

a Een andere naam voor het Oost-Romeinse Rijk is: het Byzantijnse Rijk.

Leg uit waar deze naam vandaan komt.

b Constantijn noemde zijn nieuwe hoofdstad eerst Nova Roma (‘nieuw Rome’).

Leg uit waarom dat een goede naam leek.

c Hoe heet Constantinopel in onze tijd?

d Constantinopel was een Romeinse stad. Noem daarvoor een argument uit bron 22.

7 Constantijn

Lees: Het christendom wordt staatsgodsdienst.

a Wat is godsdienstvrijheid?

b Leg uit of er onder keizer Theodosius godsdienstvrijheid was.

8 Vandalen

Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen.

Lees: Het einde van het West-Romeinse Rijk. Bekijk: bron 23.

a Ook de vele niet-Romeinen in het leger bleken een probleem. Hoe kwam dat? Lees opdracht 5 nog eens, als je er niet uitkomt.

b Voor het antwoord op welke drie vragen is bron 23 een bruikbare bron?

☐ Hoe kwamen Vandalen in Noord-Afrika terecht?

☐ Hoe zagen Vandalen eruit?

☐ Konden Vandalen paardrijden?

☐ Waren er Vandalen in Noord-Afrika?

☐ Wie waren de Vandalen?

☐ Zaten er ook Vandalen in Romeinse legers?

c Bij opdracht b staan twee vragen waarvoor bron 23 niet bruikbaar is. Beantwoord die vragen met je kennis uit deze paragraaf en bron 21. Gebruik in je uitleg het woord volksverhuizingen.

97 4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk

Maastricht

Lees: Een nieuwe samenleving. Bekijk: opdrachtbron 11.

a Kies: paus of bisschop

Hij is de bisschop van Rome. paus | bisschop

Hij is de leider van de katholieke kerk. paus | bisschop

Hij is de leider van de christenen in een stad. paus | bisschop

b De grafsteen in opdrachtbron 11 is gevonden in Maastricht. Hoe kun je zien dat Alueefa een christen was?

c Aluuefa is een Germaanse naam. Leg uit dat deze grafsteen tóch ook te maken heeft met de tijd van de Romeinen.

d De grafsteen is gevonden in Maastricht. Wie bestuurde deze stad in de tijd waarin de grafsteen werd gemaakt? Romeinse keizer – bisschop – paus – Romeinse generaal

OpDRaCHtbRON 11

Grafsteen voor Alueefa, uit de zesde eeuw.

9
98 4 Het Romeinse Rijk

10 Christendom

Nummer de zinnen in chronlogische volgorde.

Vrienden van Jezus reizen door het Romeinse Rijk en bekeren mensen tot het christendom.

Keizer Constantijn zorgt voor godsdienstvrijheid.

De Romeinen bezetten Judea.

Vooral vrouwen en slaven worden christen.

Het christendom wordt de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk.

Jezus sterft aan het kruis.

Ook rijke mensen worden christen. Zij bouwen kerken en organiseren hulp aan armen en zieken.

In Judea ontstaan nieuwe ideeën over de joodse god. Jezus zou daarover hebben verteld.

Christenen worden vervolgd als het slecht gaat met het Romeinse Rijk.

11 Verval

Zet de nummers van de zinnen in een volgorde waardoor je een keten van oorzaken en gevolgen krijgt.

1 De limes wordt niet meer goed bewaakt.

2 Het Rijk heeft niet genoeg geld meer om soldaten te betalen.

3 Het Rijk heeft veel minder belastinginkomsten.

4 Het West-Romeinse Rijk raakt in verval.

5 Een derde deel van de bevolking overlijdt door twee grote epidemieën.

LEERDOELEN

• Je kunt beschrijven hoe het christendom de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk werd: 3, 7, 10

• Je kunt uitleggen waardoor het West-Romeinse Rijk in verval raakte: 4, 11.

• Je kunt beschrijven hoe er een einde kwam aan het West-Romeinse Rijk: 5, 6, 8

Wat weet je nu?
99 4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk

1 Fenicië en Feniciërs

Lees: Zeevaarders en handelaars. Bekijk: bron 24 en 25.

a Leg uit waarom we wél spreken van Feniciërs als volk, maar niet van Fenicië als staat.

b De Feniciërs in bron 24 konden het cederhout goed verkopen aan volken die oorlog voerden of handeldreven. Bedenk waar die volken dit product voor gebruikten.

c Feniciërs beeldden hun goden op de Egyptische manier af. Leg dat uit met een beeldkenmerk van bron 25 en geef een voorbeeld uit Egypte.

2 Volken in Carthago

Lees: Koloniën, en opdrachtbron 12.

a Behalve Feniciërs en Numidiërs woonden er in Carthago Egyptenaren, Iberiërs, Libiërs en Grieken, en al hun culturen beïnvloedden elkaar. Welk woord gebruiken we hiervoor in onze

onze tijd? Vul in: Carthago was een samenleving.

b 1 Schrijf de cijfers uit opdrachtbron 12 op de juiste plek in de kaart.

2 Laat met een lijn in de kaart de hele zeereis van Hanno zien, tot aan zijn thuiskomst. Zoek het op als je iets niet weet, online of in een atlas.

c Tot welke land in onze tijd is Hanno gekomen?

d Wat zal het doel zijn geweest van Hanno’s reis? Haal voor je antwoord argumenten uit de tekst.

Madeira (Portugal)

Canarische Eilanden (Spanje)

Rio de O

Kaap-V

Eilanden (Portugal)

Gambia

Portugees

Guinee

Sierra Leone

Somaliland

Seychellen (Brits)

Afrika

4.5 De Feniciërs WERELDGESCHIEDENIS
Belgisch Congo Duits
100 4 Het Romeinse Rijk

Een Griekse vertaling van het verslag dat Hanno van zijn zeereis maakte:

“ De Carthagers besloten dat Hanno zou uitvaren buiten de Zuilen van Herakles en steden zou stichten met Afrikaanse Feniciërs als bewoners.

We vertrokken met zestig roeiers, een massa mensen, voedsel en overige benodigdheden. Toen we na vertrek uit (1) Carthago de (2) Zuilen van Herakles [= de Straat van Gibraltar] waren gepasseerd en twee dagen daarachter hadden gevaren, hebben we een eerste stad gesticht. We gaven die de naam Wierookaltaar’ [= Mehdya].

Daarna voeren we verder westwaarts. Bij Soloeis [= Kaap Mazagan] richtten we een altaar voor Poseidon op en voeren we een halve dag verder, totdat we niet ver van de zee een meer zagen, vol met hoog riet. Er waren daar enorm veel olifanten en andere beesten. We voeren ongeveer een dag verder. Daarna stichtten we steden aan zee met de namen (3) Gytte [= [El-Jadida] en (4) Arambys [= het eiland Mogador, tegenover Essaouira].

We voeren verder en kwamen bij een (5) grote rivier, de Lixos [= Wadi Draa, een rivier onder Agadir] die vanuit Afrika stroomt. Langs die rivier lieten nomaden, de Lixiten, hun kudden grazen. We werden vrienden en bleven er een tijdje. We kregen tolken van hen mee en voeren richting zuiden, twee dagen. En vandaar dan weer oostwaarts, een dagreis. Daar zagen we een baai en gingen aan land. Op die plek stichtten we (6) Kerne [= Dakhla]. Het ligt op één lijn met Carthago, schatten we. Vanuit Carthago was het namelijk even lang varen tot de Zuilen als vandaar tot Kerne.

Vanaf Kerne voeren we zuidwaarts, twaalf dagen, steeds langs de kust. Die was overal bewoond door Ethiopiërs [= toen de naam voor alle donkere Afrikanen], die voor ons wegvluchtten en onze komst niet afwachtten. Ze spraken een onbegrijpelijke taal, ook voor de Lixiten in ons gezelschap. We voeren verder voorwaarts langs de kust, vijf dagen, totdat we aankwamen bij een grote baai. Volgens onze tolken heette die (7) Hoorn van het Westen [= de delta van de rivier de Niger]. Daar gingen we aan land. Overdag zagen we er alleen maar bos, maar ‘s nachts zagen we er veel vuren branden en hoorden we geluiden van fluiten, klinkende cimbalen, tromgeroffel en oneindig geschreeuw. We werden doodsbang en de zieners zeiden dat we van het eiland weg moesten. Snel voeren we verder, we waren bang. Vier dagen lang zagen we ’s nachts overal op de kust vuren, met in het midden een enorm hoog vuur, groter dan de rest: het raakte de sterren, leek het wel. Overdag bleek dit een reusachtige berg, genaamd (8) Wagen van de Goden [= Mount Cameroon, een vulkaan]. Op de derde dag vandaar, tijdens onze vaart langs de vurige stromen, kwamen we aan in een baai met de naam Hoorn van het Zuiden. In een uithoek daarvan lag een eiland vol wilden. In ruime meerderheid waren dat vrouwen met behaarde lijven. Onze tolken noemden ze “Gorilla’s”. We achtervolgden ze, maar konden geen mannen te pakken krijgen. Ze wisten allemaal te ontkomen, doordat ze goede klimmers waren en zich weerden. Drie vrouwen kregen we te pakken, maar die begonnen te bijten en te krabben en wilden niet meekomen. We hebben ze gedood en gevild en hun huiden meegebracht naar Carthago.

We zijn namelijk niet verder gevaren, want ons eten en drinken raakte op.”

Naar: het verslag van Hanno (vijfde eeuw v.Chr.).

OpDRaCHtbRON 12

101 4.5 De Feniciërs Wereldgeschiedenis

3 Handel overzee

Lees: Kunst en cultuur. Bekijk: bron 26.

a De Feniciërs haalden tin uit Groot-Brittannië en koper uit Spanje. Welk materiaal kun je daarvan maken? En waarvoor werd dat tot aan ongeveer 800 v.Chr. voor gebruikt? Denk aan de namen voor de drie perioden in de prehistorie.

b Geef een voorbeeld van het gebruik van purper in Romeinse kleding.

c Archeologen hebben talloze glaskralen zoals die in bron 26 gevonden. Alle gezichtjes hebben grote ogen en een ringbaard. Archeologen denken dat zo’n hanger de drager geluk moest brengen. Leg uit dat het maken van deze hanger niet eenvoudig was.

4 Het alfabet

a Welk woord gebruiken wij voor de tekens die de Feniciërs gebruikten?

b Het Fenicische schrift noemen we een klankschrift. Je kunt dus zeggen dat de Feniciërs het alfabet hebben uitgevonden. Leg dit uit.

c ‘De Feniciërs vonden de veiling uit.’ Leg dit uit met behulp van een zin uit de tekst.

5 Culturele overname

Noem twee voorbeelden van de Fenicische cultuur die door andere culturen zijn overgenomen.

LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen waardoor de Feniciërs lange tijd de belangrijkste handelaren van de Middellandse Zee waren. 1, 2, 3

• Je kunt voorbeelden geven van wat andere volken van de Fenicïers hebben overgenomen. 3, 4, 5

102 4 Het Romeinse Rijk

1 Toerist in Pompeii

Lees: Pompeii: een Romeinse stad. Bekijk: bron 27 en 28.

Zoek in Google Maps op ‘Pompeii Ruins’. Kies ‘satelliet’. Je hebt nu een overzicht van de stad (de daken zijn verwoest).

a Bezoek verschillende plekken in de stad door het symbooltje aan te klikken. Je ziet dan op een foto hoe het er daar nu uitziet.

Bekijk in ieder geval:

• Foro di Pompeii (het forum, het centrale plein in de stad) met de Tempio di Giove (tempel van Jupiter).

• Therme Stabiane (een van de drie termen in Pompeii; in de nisjes links bewaarden de bezoekers hun kleding).

• Amfitheater.

• Grande theatro (een halfrond theater; hier werden toneelstukken opgevoerd).

b Gebruik Street View om rond te wandelen in Pompeii. Jaarlijks komen hier zo’n 2,5 miljoen toeristen, dus je komt er vast wat tegen.

Kijk ook even in Via Stabiana. De bakkerij van Terentius Neo (bron 28) was op nummer 32.

2 Een villa urbana

Bekijk: bron 29, en opdrachtbron 13.

a Het huis in bron 29 is een villa urbana, een stadsvilla. Dit type huis werd altijd op dezelfde manier gebouwd. In opdrachtbron 13 zie je de plattegrond. Bezoekers kwamen alleen in het gele deel. Welke ruimtes zie je in bron 29? Schrijf de nummers op.

b De huizen van rijke mensen waren versierd met muurschilderingen.

Zoek in YouTube op: Walk around in a 3D splendid house from the ancient Pompeii. Je komt dan bij de video van de Lund University. Bekijk de video en loop rond in een reconstructie van het huis van Caecilius Iucundus, een rijke bankier.

Zet in de plattegrond in opdrachtbron 13 kruisjes in de ruimtes die je in de video hebt gezien.

Op
VERDIEPING
onderzoek bij de Romeinen
OpDRaCHtbRON 13 103 Op onderzoek bij de Romeinen Verdieping

Romeins tafelen

Lees: opdrachtbron 14. Bekijk: bron 30 en 31.

a In bron 30 zie je drie slaven. Wat doen ze?

De slaaf links:

In het midden:

De slaaf rechts:

b Wat bood Plinius (opdrachtbron 14) zijn gasten nog meer, behalve eten?

c Wie zal vaker een kant-en-klare maaltijd hebben gehaald in de snackbar van bron 31?

Plinius de Jongere | Terentius Neo

d Lees de stelling aan het begin van deze paragraaf. Wat vind jij: blijft Pompeii voor jou een ‘dode stad’ of is Pompeii voor jou ook een beetje gaan ‘leven’? Leg je antwoord uit.

Plinius schrijft een boze brief naar een vriend die niet kwam opdagen voor een etentje:

“ Beste Septicius Clarus, Hallo zeg, je zou komen eten en je komt niet! Daar staat straf op: je betaalt mijn onkosten terug tot op de cent. Op het menu stond een krop sla per persoon, een kwartdozijn slakken, twee eieren, havergortbrij met in sneeuw gekoelde honingwijn – de sneeuw betaal je ook maar, want die is op het dienblad gesmolten – olijven, bietjes, pompoenen, uien en duizend andere gerechten, allemaal even verfijnd. Je had naar een komediespeler kunnen luisteren, een voordrachtskunstenaar of een luitspeler, misschien wel alle drie, je weet hoe royaal ik ben. Maar jij wilde liever naar weet-ik-veel-wie voor de oesters, gevulde zeugenbaarmoeders, zee-egels en Spaanse danseresjes. Je zult ervoor boeten, ik zeg niet hoe, maar je hebt in ieder geval een leuke avond gemist. Wat zouden we samen hebben gelachen, over boeken gepraat. Lekker eten kun je bij heel veel mensen, maar nergens vrolijker en gezelliger dan bij mij. Kort en goed: probeer het nog een keer, en als je mij dan weer laat zitten, blijf dan maar weg, voorgoed. Gegroet.”

Naar: Plinius de Jongere, Boek I brief 15 (eind van de eerste eeuw).

OpDRaCHtbRON 14

4 Keuzeopdrachten

Kies opdracht A of B en werk die uit.

A In bron 29 zie je rechts een reconstructietekening. Maak net zo’n tekening van bron 27: de Via Stabiana. Teken eerst met dunne lijnen de belangrijkste elementen in bron 27 na. Verander die in hoe deze plek er in de Romeinse tijd uitzag. Je mag de bronnen uit deze paragraaf gebruiken. Je kunt bijvoorbeeld Terentius Neo tekenen, die oversteekt.

Maak je van een van de winkeltjes de snackbar van bron 31? Of gebruik je liever andere voorbeelden? Zorg dat wat je tekent, past in de tijd.

B Leef je in in Septicius Clarus, die een boze brief van Plinius kreeg (opdrachtbron 14).

Schrijf Plinius een brief terug van 150-200 woorden, waarin je uitlegt waarom je die avond écht niet kon komen. Gebruik je fantasie, maar zorg dat het past in de tijd en bij Pompeii. Gebruik een los blaadje.

3
104 4 Het Romeinse Rijk

Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen.

Bekijk: opdrachtbron 15.

a Voor welke vragen is opdrachtbron 15 bruikbaar?

☐ Was deze keizer christelijk?

☐ Wie gebruikte deze munt?

☐ Wie heeft deze munt gevonden?

☐ Wie was in het jaar 75 keizer van het Romeinse Rijk?

b Bedenk zelf nog een vraag die je met opdrachtbron 15 zou kunnen beantwoorden.

c Opdrachtbron 15 past bij het leerdoel ‘Je kunt beoordelen of en waarvoor een bron bruikbaar is.’ Welk ander leerdoel past ook bij opdrachtbron 15?

2 Leerdoelen en de kaart

Bekijk: bron 32.

OpDRaCHtbRON 15

Gouden Romeinse munt uit 75, gevonden bij Tongeren (België). Je ziet de voor- en achterzijde. De godin Pax (achterzijde) is de godin van de vrede.

a Voor welk leerdoel zou je de kaart in bron 32 het best kunnen gebruiken?

b Welk begrip past het best bij de kaart?

3 Leerdoelen en de tijdbalk

a Kleur in de tijdbalk met verschillende kleuren de periode van: de koningstijd – de republiek – de keizertijd

Zet de jaartallen bij de periodes. Je mag Augustus als de eerste keizer zien.

b In welk jaar eindigde het West-Romeinse Rijk?

Zet op die plek een streep in de tijdbalk en schrijf het jaartal erboven.

c Welk leerdoel past het best bij jouw tijdbalk?

Afsluiting
1 Economie
1000 v.Chr. 500 500 v.Chr. 1
105 Afsluiting

Zes uitspraken

a Wie kan het gezegd hebben? Schrijf de naam onder de uitspraak. proletariër – burger – vrouw – senator – slaaf – volkstribuun

Ik adviseer de consuls en de keizer.

Ik moet drie jaar vechten in de arena, daarna ben ik vrij!

Ik stem morgen op Julius Caesar, zodat hij de nieuwe consul wordt.

Met mijn vetorecht kan ik plebejers beschermen tegen slechte plannen van de Senaat.

Mijn vrouw en ik gaan bijna dood van de honger. Er zit niets anders op dan onze kinderen te verkopen.

Ik ben rijk en heb veel slaven, maar ik mag niet stemmen.

b Welk leerdoel past bij opdracht 4a?

5 Leerdoelen en cultuur

Hieronder staan drie leerdoelen met daaronder steeds vier woorden of namen. Kies het woord dat niets met het leerdoel te maken heeft, en leg je keuze uit.

a Je kunt voorbeelden geven van de invloed van de Griekse cultuur op de Romeinen.

Carthago – goden – tempels – onderwijs

b Je kunt beschrijven hoe het christendom de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk werd. monotheïsme – zorg voor armen en zieken – verdeel-en-heers – Theodosius

c Je kunt uitleggen hoe er een einde kwam aan het West-Romeinse Rijk. het jaar 476 – bisschop – Vandalen – volksverhuizingen

4
106 4 Het Romeinse Rijk

Leerdoel over romanisering

Bekijk: opdrachtbron 16.

Leg uit dat opdrachtbron 16 een voorbeeld is van romanisering.

OpDRaCHtbRON 16

Archeologen vonden in Rijswijk (Zuid-Holland) resten van een Germaanse woning. Deze bleek in de derde eeuw te zijn ‘gemoderniseerd’ met muurschilderingen en vloerverwarming. Linksboven zie je een moderne reconstructie van de villa.

7 Leerdoelen en politiek

Koppel elk leerdoel aan het fragment dat erbij past.

Je kunt vertellen wie in het Romeinse Rijk de macht hadden.

Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe de Romeinse bestuurders het volk tevreden hielden.

Je kunt uitleggen waardoor het Romeinse Rijk in verval raakte.

• • Door de grote financiële problemen was er steeds minder geld voor het leger en namen de plunderingen aan de grens toe.

• • De consuls kwamen uit de families van de elite, maar na het aanstellen van de volkstribunen werd hun macht beperkt.

• • ‘Vijf dagen achtereen werden er gevechten met wilde dieren gehouden en het geheel werd afgesloten met een veldslag tussen twee legers, waarvoor aan weerszijden vijfhonderd voetknechten, twintig olifanten en dertig ruiters waren ingezet.’ (Suetonius, ± 100)

8 Leerdoelen en de Feniciërs

Zes uitspraken over de Feniciërs. Geef van elke uitspraak aan of die waar of niet waar is.

Waar Niet waar

De Feniciërs hebben Carthago verwoest.

De Feniciërs konden op de sterren navigeren en daardoor ook ’s nachts varen.

De Feniciërs voeren tot aan Engeland en langs de kusten van Afrika.

De Feniciërs vonden het beeldschrift uit.

De Feniciërs waren zeehandelaren uit stadstaten in Libanon.

Steden aan de kust van Marokko zijn gesticht door de Feniciërs.

6
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯ 107 Afsluiting

Ridders, horigen en monniken

Oriëntatie

1 De troon van Karel de Grote

Lees: De troon in Aken. Bekijk: bron 1.

a Bedenk waarom de troon op zo’n hoge plek is gezet.

b Karel wilde een paleis in Romeinse stijl. Hij liet het marmer voor de troon en andere bouwmaterialen helemaal uit Italië halen. Bedenk waarom juist uit dát land.

2 Het paleis

Lees: De troon in Aken. Bekijk: opdrachtbron 1.

Zet bij ieder gebouw in de tekening het juiste cijfer.

1 grote koningszaal 2 woningen van de bedienden 3 kamers voor familieleden en gasten

4

OpDRaCHtbRON 1

Een reconstructie van het paleiscomplex in Aken.

3 Het badhuis

In opdrachtbron 1 zie je ook een badhuis. Kruis aan welke zinnen juist zijn.

☐ Alle mensen leerden in die tijd op school zwemmen.

☐ De Franken hadden gewoonten van de Romeinen overgenomen.

☐ Middeleeuwers geloofden dat baden goed was voor de gezondheid.

☐ Middeleeuwers waren niet vies, want alle mensen hadden thuis een bad.

5
108 5 Ridders, horigen en monniken

De heer van Morken

Lees: In dit hoofdstuk. Bekijk: opdrachtbron 2.

Vul in: aanzien | helm | grafgiften | wapens | geweld | heer

Het woord staat in het bijschrift van opdrachtbron 2 tussen aanhalingstekens, omdat

historici niet weten wie de man was en wat hij deed. Omdat hij zulke kostbare meekreeg, moet hij veel hebben gehad.

Waarschijnlijk was het een krijgsman, want hij is samen met zijn begraven. De man is waarschijnlijk door om het leven gekomen, want zijn is beschadigd.

5 De vroege Middeleeuwen

Hoe worden de vroege Middeleeuwen ook wel genoemd?

De tijd van

6 Dure halskettingen

OpDRaCHtbRON 2

Helm uit het graf van de ‘heer’ van Morken, die rond het jaar 600 werd begraven. In het graf lagen ook wapens, kostbare sieraden en dure kleren. De helm is gedeukt.

Het belang van geschiedenis: Mensen hebben in alle tijden van de geschiedenis sieraden gedragen. Dat doen ze om verschillende redenen, maar mensen vragen zich zelden af waar het materiaal van hun sieraden vandaan komt.

Bekijk: bron 2 en 3.

a Zoek in een atlas of op internet op waar het Rijnland, de Oostzee en de Egeïsche Zee liggen. Bewijs met bron 2 dat de handel in de vroege Middeleeuwen niet helemaal was verdwenen.

b Om welke redenen dragen mensen dure sieraden?

☐ Als een soort belegging van hun geld.

☐ Omdat ze het mooi vinden.

☐ Om indruk te maken op anderen.

☐ Voor het gemak.

☐ Zonder enige reden.

c Zoek online in welke landen in onze tijd veel diamanten worden gevonden.

d Diamantwinning is heel schadelijk voor het milieu. Ook vechten gewapende groepen soms om het bezit van diamantmijnen. Zou je desondanks blij zijn als iemand jou een diamant geeft? Bespreek dit met een klasgenoot.

4
Oriëntatie
109

5.1 Het rijk van Karel de Grote

Wat weet je al?

1 Het Romeinse Rijk

a Zet de letters bij de gebeurtenissen op de juiste plaats in de tijdbalk.

A Keizer Diocletianus wil het bestuur van de Romeinse Rijk verbeteren. Hij deelt het Rijk daarom op in twee stukken.

B De laatste West-Romeinse keizer wordt afgezet door een Germaanse generaal.

C Augustus is de machtigste man van het Romeinse Rijk.

b Hield het Romeinse Rijk helemaal op te bestaan nadat de laatste West-Romeinse keizer was afgezet? Leg je antwoord uit.

Basisstof

2 Mottekastelen

Lees: Mottekastelen. Bekijk: bron 4.

a Er zijn heel weinig mottekastelen overgebleven. Leg uit hoe dat komt.

b Een mottekasteel had een militaire en een economische functie. Welke functie hadden de volgende onderdelen? Kruis aan.

Militair Economisch

Militair Economisch

omheining ◯ ◯ gracht ◯ ◯ boomgaard ◯ ◯ voorraadschuren ◯ ◯ vee ◯ ◯ stallen ◯ ◯ toren op heuvel ◯ ◯

3 Nederland na de volksverhuizingen

Lees: Het rijk van de Franken. Bekijk: opdrachtbron 3 op de volgende pagina. Maak het kaartje van opdrachtbron 3 af. Geef eerst in de legenda ieder volk een eigen kleur. Kleur daarna het kaartje in.

4 De veroveringen van Karel de Grote

Lees: Het rijk van de Franken. Bekijk: bron 5.

a In de tekst staan drie redenen waarom Karel de Grote oorlog voerde. Welke?

100 300 500 700 900
1 2 3 110
horigen en monniken
5 Ridders,

b Zet in de tijdbalk van opdracht 1 een D bij het jaar waarin de paus Karel de Grote tot keizer kroonde.

c Bij de kroning kreeg Karel van de paus de titel ‘keizer van de Romeinen’. Dat had verschillende redenen. Welke reden is niet juist?

◯ Het rijk van Karel de Grote bestond gedeeltelijk uit hetzelfde gebied als het vroegere West-Romeinse Rijk.

◯ In het rijk van Karel de Grote leefden veel volken, net als in het Romeinse Rijk.

◯ Karel de Grote had de macht over Rome, de oude hoofdstad van het Romeinse Rijk.

◯ Karel de Grote stamde af van de Romeinse keizer Augustus.

d De Byzantijnen vonden het schandalig dat de paus Karel tot keizer had gekroond. Bedenk waarom ze zo kwaad waren.

5 Betrouwbaarheid van bronnen

Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen

Lees: Betrouwbaarheid van bronnen.

50 km 25 0

Nederland na de volksverhuizingen.

a Een klasgenoot rent op je af en roept dat morgen de eerste drie lesuren uitvallen. Dat heeft iemand uit een andere klas hem verteld! Je opent je schoolmail om te kijken of het klopt. Je leest een mailtje van je mentor. Daarin staat dat morgen alleen het eerste uur uitvalt. Welke bron vind jij betrouwbaarder en waarom?

b Welke van de drie hulpvragen uit de tekst ‘Betrouwbaarheid van bronnen’ past het beste bij jouw antwoord?

6 De kroning van Karel de Grote

Je oefent: Soorten bronnen, en Betrouwbaarheid van bronnen. Lees: Betrouwbaarheid van bronnen, en: bron 6. Wist Karel dat paus Leo hem tot keizer zou kronen, of was het een verrassing? Dat is een moeilijke vraag. Een belangrijke bron is Karels biografie (levensverhaal), geschreven door Einhard. Maar is Einhards verslag van de kroning wel betrouwbaar? Dat ga je in deze opdracht uitzoeken.

a Is de biografie die Einhard schreef een primaire of een secundaire bron? Leg je antwoord uit.

b Wist Karel volgens Einhard dat paus Leo hem zou kronen? Leg je antwoord uit.

Noordzee Almere
Friezen Saksen Franken
111 5.1 Het rijk van Karel de Grote

c Einhard was aan het hof van Karel opgevoed. Later was hij een adviseur van Karel. Hij schreef zijn biografie toen Karels zoon Lodewijk keizer was. Hij was niet zo tevreden met de manier waarop Lodewijk het Frankische Rijk bestuurde. Daarom wilde hij met zijn levensverhaal van Karel laten zien hoe het wél moest. In de Middeleeuwen vonden mensen bescheidenheid een belangrijke eigenschap voor een vorst.

Kies de juiste woorden, zodat er een kloppend verhaal ontstaat: Einhard schreef het verhaal ongeveer 5 | 25 jaar na de kroning op. Hulpvraag 1 gaat over wanneer | hoe een bron is gemaakt. Volgens deze hulpvraag is deze bron dus meer | minder betrouwbaar. Einhards geheugen kan hem immers in de steek hebben gelaten. Van de andere kant herinneren mensen zich zulke belangrijke | onbelangrijke gebeurtenissen meestal wél goed. Einhard kende Karel wel | niet persoonlijk. Hij heeft de informatie daarom waarschijnlijk van andere mensen gehoord | van Karel zelf gekregen. Volgens het antwoord op hulpvraag 2 is de bron daarom meer | minder betrouwbaar. Hulpvraag 3 gaat over de pen | bedoeling waarmee Einhard zijn boek schreef. Die maakt het meer | minder betrouwbaar, want hij wilde vooral goede | slechte dingen over Karel schrijven. Dat Karel eigenlijk geen keizer wilde zijn, maakt hem heel bescheiden | onbescheiden d Geef nu je oordeel. Is Einhards verslag van de kroning wel betrouwbaar? Let daarbij goed op de tekst van opdracht c.

7 Karels prestaties

Lees: Karel als keizer. Hier staan zes kenmerken van Karels keizerschap. Waar hoort het bij?

Karel liet in Aken een kerk bouwen.

Karel liet scholen oprichten.

Karel nodigde geleerden uit aan zijn hof.

Karel liet wetten en regels van overwonnen stammen opschrijven.

Karel liet munten maken.

Karel stuurde zendgraven op pad.

8 Karels zilveren munt

• • architectuur

• • bestuur

• • handel

• onderwijs

• • wetenschap

• • wetgeving

Het belang van geschiedenis: Tegenwoordig betalen mensen meestal digitaal. Ze doen dat met hun telefoon, of maken via een bank geld over. Toch bestaat er nog steeds papiergeld en munten. De waarde van geld wordt nu echter anders bepaald dan in de Middeleeuwen. Bij geschiedenis leer je hoe dit werkt.

Bekijk: bron 7.

a Op de munt staat Karel. Hij draagt een lauwerkrans en een Romeinse toga.

Op wie moet Karel lijken? Lees ook de tekst op de munt.

b Leg uit dat de munt niet alleen is bedoeld om de handel makkelijker te maken, maar ook om

Karel meer aanzien te geven.

112 5 Ridders, horigen en monniken

c In de Middeleeuwen was geld evenveel waard als de hoeveelheid goud of zilver die erin zat.

Is dat nu ook nog zo?

d Tegenwoordig zijn bankbiljetten en munten iets waard omdat mensen vertrouwen hebben in de organisatie die ze uitgeeft. Zoek online op wie de euro uitgeeft.

◯ Belangrijke banken zoals ING, ABN AMRO en de Rabobank.

◯ De Europese Centrale Bank en de nationale banken.

◯ De koningen en presidenten van de landen die lid zijn van de Europese Unie.

◯ De ministers van Financiën van de landen die lid zijn van de Europese Unie.

9 Feodale verhoudingen

Lees: Het bestuur van het rijk. Plaats de woorden op de juiste plek in het schema.

leen – leenheer – hulp in oorlog en bestuur

10 Ruzie tussen een leenheer en zijn leenman

Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.

Lees: bron 8.

a Hugo wil niet langer trouw zijn aan graaf Willem, omdat hij vindt dat Willem zich niet houdt aan zijn plicht als leenheer. Leg dit uit.

b Mag je Hugo zomaar geloven? Onderzoek daarvoor de betrouwbaarheid van de bron en vul het schema in.

Hulpvraag

Antwoord op hulpvraag

Betrouwbaar?

Wanneer is de bron geschreven? ja / nee

De bron is in opdracht van Hugo geschreven. Hij heeft de informatie van Hugo zelf. ja / nee

ja / nee

c Trek je conclusie: is bron 8 betrouwbaar als je wilt weten waarom Hugo zijn trouw opzegde? Leg je antwoord uit.

leenman 113 5.1 Het rijk van Karel de Grote

11 Oorzaken van het verval

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: Het rijk valt uiteen.

Het Frankische Rijk viel in steeds meer stukken uiteen. Welke oorzaken staan er in de tekst?

☐ De burgers in de steden kwamen in opstand.

☐ De Byzantijnse keizer veroverde een groot stuk van het rijk.

☐ Karels kleinzoons verdeelden het rijk onder elkaar.

☐ Kasteelheren deden wat ze wilden, omdat hertogen en graven geen controle over ze hadden.

☐ Nieuwe invallers zorgden voor onveiligheid.

12 Minder macht voor koningen

Bekijk: opdrachtbron 4.

a Uit het West-Frankische en het Oost-Frankische

Rijk zijn later twee nieuwe staten ontstaan.

Welke staten zijn dat? Gebruik zo nodig een atlas.

b Onder welk deelrijk viel het gebied dat nu

Nederland is?

◯ Middenrijk

◯ Oost-Frankische Rijk

◯ West-Frankische Rijk A

Wat weet je nu?

13 Het rijk van de Franken

WEST-FRANKISCHE RIJK

Noordzee

OOST-FRANKISCHE

MIDDENRIJK

Middellandse Zee

OpDRaCHtbRON 4

De deling van het rijk van Karel de Grote in 843.

Kies bij iedere zin het woord dat daarbij past: ontstaan, groei of uiteenvallen van het rijk

van de Franken.

De zonen van Lodewijk de Vrome verdelen het rijk. ontstaan | groei | uiteenvallen

Clovis verenigt alle Frankische stammen onder zijn gezag. ontstaan | groei | uiteenvallen

Graven verliezen de controle over kasteelheren. ontstaan | groei | uiteenvallen

Karel de Grote verslaat verschillende volken. ontstaan | groei | uiteenvallen

Nieuwe invallers zorgen voor onveiligheid. ontstaan | groei | uiteenvallen

14 Raad en daad

In het Nederlands bestaat de uitdrukking ‘iemand met raad en daad bijstaan’.

De uitdrukking komt uit de feodale verhoudingen in de Middeleeuwen.

Wat betekent die uitdrukking? Zoek het op als je het niet weet.

LEERDOELEN

• Je weet hoe het rijk van de Franken ontstond, groeide en uiteenviel: 2, 3, 4, 7, 8, 11, 12, 13

• Je kunt uitleggen wat feodale verhoudingen in het bestuur zijn: 9, 10, 14

t l a n t isc he Oceaan
km 100 0
RIJK
200
114 5 Ridders, horigen en monniken

Wat weet je al?

1 De Romeinse economie

Vul de ontbrekende woorden in.

Als de Romeinen een gebied hadden veroverd, legden ze daar aan. Die waren bedoeld voor het leger en boodschappers, maar ook gebruikten ze.

Er ontstonden , waarin kooplui en ambachtslieden woonden.

Basisstof

2 Werken op het land

Lees: Ploeteren en ploegen. Bekijk: bron 9.

Koppel de taak aan de juiste maand.

april

mei

juni

juli

augustus

september

3 Steden vervallen

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

• akkers ploegen

• fruitbomen snoeien

• graan oogsten

• gras maaien

• onkruid wieden

• wintergraan zaaien

Lees: Verval van handel, nijverheid en steden.

Het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk en de toenemende onveiligheid hadden grote gevolgen. Kies de juiste zinnen.

☐ Handel en nijverheid gingen achteruit.

☐ Landbouw werd het belangrijkste middel van bestaan.

☐ De landbouwproductie daalde.

☐ Er kwamen steden met kooplui, ambachtslieden en ambtenaren.

☐ Het aantal inwoners van de steden daalde.

☐ Mensen gingen de wegen beter onderhouden.

4 Leven op een domein

Lees: Het hofstelsel.

a

Vul de legenda van de plattegrond op de volgende pagina in.

• donkerblauw voor de visvijver en gracht

• lichtblauw voor de rivier

• zwart voor de zandweg

• oranje voor de boomgaard

• rood voor de moestuin

• bruin voor de akkers van de heer

• geel voor de akkers van de horigen

• lichtgroen voor de weidegrond

• donkergroen voor het bos

5.2
De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving
115 5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving

5 Ridders, horigen

Plattegrond van een domein.

visvijver en gracht rivier zandweg boomgaard moestuin akkers van de heer akkers van de horigen weidegrond bos

b Kleur de plattegrond in volgens de legenda.

c Schrijf op de juiste plaats in de legenda: kerkje, watermolen, brug, kasteel van de heer, boerderijen van de horigen.

5 Zelfvoorzienende domeinen

Lees: Het hofstelsel, Horigen, en bron 10.

a Vul in: Het hofstelsel was een systeem waarbij het ene deel van het direct door de werd gebruikt en het andere deel werd gepacht door boeren.

b Leg in je eigen woorden uit wat ‘zelfvoorzienend’ betekent.

c Bron 10 bewijst dat Karel de Grote wil dat zijn domeinen zelfvoorzienend zijn. Leg dit uit.

116
en monniken

6 Horige boeren

Lees: Horigen.

a Zijn de uitspraken juist of onjuist?

• Romeinse slaven en middeleeuwse horigen waren niet vrij, want slaven waren het eigendom van de heer en horigen hoorden bij de grond. juist | onjuist

• Romeinse slaven bewerkten hun eigen akkers, middeleeuwse horigen werkten vooral op de akkers van de heer. juist | onjuist

b Noem twee manieren waarop mensen horigen konden worden.

7 Onderzoek naar horigen

Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen.

Lees: Horigen, en bron 11.

Stel, je moet een werkstuk schrijven over horigen. Leg uit dat bron 11 een bruikbare bron is voor je werkstuk.

8 Schuldslavernij

Het belang van geschiedenis: Dat mensen andere mensen hun vrijheid ontnemen, is van alle tijden – ook in de eenentwintigste eeuw. Bij geschiedenis leer je hierover.

Lees: Horigen, en opdrachtbron 5 op de volgende pagina.

a Leg uit waarom schuldslavernij veel lijkt op horigheid.

b Bedenk zoveel mogelijk manieren waarop je kunt strijden tegen schuldslavernij. Schrijf ze op en vergelijk je lijstje met dat van je buurman of buurvrouw. Maak samen een top drie.

1 2
117 5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving

Een artikel over schuldslavernij in Brazilië:

“ De schuldslavernij is nog niet uitgeroeid in Brazilië. Arme landarbeiders worden met beloften over een mooi loon meegelokt naar afgelegen plantages, diep in de jungle. Ze krijgen betaald, maar vervoerskosten en de huur voor de woonhutten worden afgetrokken van het loon. De arbeiders moeten bovendien voedsel kopen tegen forse prijzen in de winkel van de plantage. Op die manier bouwen de arbeiders schulden op die ze met hun magere loon nooit meer kunnen afbetalen. Veel schuldslaven werken tot zestien uur per dag en worden vaak het slachtoffer van geweld. Ontkomen is moeilijk, want bewakers houden de identiteitspapieren van de arbeiders bij zich.”

Naar: Mario Osava, MO Mondiaal nieuws (2003).

OpDRaCHtbRON 5

9 Dorestad

Lees: Dorestad.

Welke zinnen zijn juist?

☐ Dorestad was de enige belangrijke handelsplaats in Europa.

☐ In Dorestad werden zowel grondstoffen als ambachtelijke producten verhandeld.

☐ Indirect konden vorsten ook veel verdienen aan de handel in Dorestad.

☐ Omdat er zoveel werd gevochten om het bezit van Dorestad, bloeide de handel op.

☐ Uit opgravingen bij Dorestad blijkt dat er alleen werd gehandeld in Europese producten.

10 De zeetochten van de Noormannen

Lees: De Noormannen. Bekijk: bron 12.

a In de tekst worden twee redenen genoemd voor de zeetochten van de Noormannen. Welke?

b Met welke bedoeling zijn de Noormannen in bron 12 op pad gegaan? Gebruik bronelementen in je uitleg.

11 Een winstgevende handel

Lees: Dorestad, en De Noormannen. Bekijk: bron 13.

a Wanneer veel mensen een product willen kopen, stijgt de prijs ervan. Leg uit waarom je met het voorwerp in bron 13 in de vroege Middeleeuwen veel winst kon maken.

b In 867 verbood de Frankische koning Karel de Kale de export van zwaarden naar Scandinavië. Bedenk waarom hij dat deed.

◯ Hij wilde de plundertochten van de Noormannen tegenwerken.

◯ Hij wilde het metaal in zijn eigen land houden, want dat was zeer kostbaar.

◯ Hij wilde zijn eigen collectie van kostbare zwaarden verder uitbreiden.

◯ Zijn eigen ridders hadden alle zwaarden nodig die ze konden vinden.

118 5 Ridders, horigen en monniken

12 Landbouw en handel

Vul de puzzel in. Als je alles goed invult, lees je een woord dat past bij de leerdoelen van deze paragraaf.

1 Door de achteruitgang van de handel ontstond er in de vroege Middeleeuwen weer een ....

2 In het hofstelsel bleef een deel van de ... van de heer zelf.

3 De boeren die op het andere deel akkers hadden, mochten zonder ... van de heer het domein niet verlaten.

4 Ze waren vrijwillig horigen geworden, omdat ze ... nodig hadden.

5 Horigen moesten pacht betalen, op het land van de heer werken en ... verrichten.

6 De landgoederen waren ...: bijna alles wat nodig was om van te leven werd er geproduceerd.

7 Een belangrijke handelsplaats aan de Rijn: ...

8 ... waren goede zeelui. Ze kwamen meestal om te handelen en soms om te plunderen.

LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen waardoor er in de vroege Middeleeuwen een landbouwsamenleving ontstond: 2, 3, 12.

• Je kunt met een voorbeeld aantonen dat er ook nog handel bestond: 9, 10, 11, 12

• Je kunt beschrijven hoe het hofstelsel werkte: 4, 5, 12

• Je weet waarom mensen horigen werden en wat hun plichten waren: 6, 7, 8, 12

Wat weet je nu?
1 2 3 4 5 6 7 8
119 5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving

5.3 De verspreiding van het christendom

Wat weet je al?

1 Griekse en Romeinse goden

Noem drie Griekse goden of godinnen. Geef ook hun Romeinse namen.

2 Romeinen en christenen

Je oefent: Chronologie.

Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.

Christenen in het Romeinse Rijk worden soms vervolgd en gedood.

Keizer Constantijn bekeert zich tot het christendom.

De eerste volgelingen van Jezus verspreiden het christelijke geloof over het Romeinse Rijk.

Keizer Theodosius maakt het christendom staatsgodsdienst.

Het West-Romeinse Rijk komt ten einde.

In de Romeinse provincie Judea zou Jezus gekruisigd worden.

Basisstof

3 De stichting van een klooster

Lees: Voor straf een klooster bouwen. Bekijk: bron 14. Kies de juiste woorden.

Het klooster van Walbeck lag in de Middeleeuwen in de stad | op het platteland. Zo’n plek maakte het voor de kloosterlingen makkelijker zich op het geloof | de handel te richten.

Het verhaal over Lotharius bewijst dat koningen en graven | kooplui en boeren betrokken waren bij de stichting van kloosters.

4 Monnikenwerk

Lees: Het ontstaan van kloosters, en Het leven in een klooster. Bekijk: bron 15.

a Waaraan kun je zien dat de persoon in bron 15 een monnik is?

b Wat is de monnik aan het doen?

☐ Hij is aan het bidden.

☐ Hij is lekker aan het chillen.

☐ Hij kopieert een boek.

☐ Hij vult zijn belastingpapieren in.

c Wat wordt er bedoeld met ‘monnikenwerk’? Zoek het op in een woordenboek, als je het niet weet.

120 5 Ridders, horigen en monniken

d Leg uit waarom het kopiëren van boeken echt ‘monnikenwerk’ was.

e Noem twee andere taken van kloosterlingen.

1 2

5 Een middeleeuws klooster

Bekijk: opdrachtbron 6.

a Zet de nummers op de juiste plek in de plattegrond.

b De kruiden uit de kruidentuin waren niet alleen om het eten lekkerder te maken.

Bedenk waarom een klooster ze ook nog nodig had.

school woning van de abt

woningen horigen ziekenzaal

woning van de broeder-arts

stallen kruidentuin kloostergang en binnenhof kippen- en ganzenhokken kerkhof boomgaard kerk werkplaats

gastenzaal eetzaal en wijnkelder

slaapzaal bibliotheek

voorraadkamers

OpDRaCHtbRON 6 Een plattegrond van een middeleeuws klooster.

6 De rijkdom van kloosters

Lees: Het leven in een klooster.

a Bedenk waarom koningen en edelen grond schonken aan kloosters.

b Rijkdom hing in de vroege Middeleeuwen vooral af van de hoeveelheid grond die je bezat.

Dat had te maken met het type samenleving. Welk type was de vroegmiddeleeuwse samenleving?

1 2 3 4 5 6 7 8
121 5.3 De verspreiding van het christendom

De doop van koning Clovis

Lees: De bekering van Clovis, en bron 16.

a Waarom was de doop van Clovis belangrijk? Twee antwoorden op deze vraag:

I De stammen die in de vierde en vijfde eeuw het Romeinse Rijk binnendrongen, aanbaden alleen Germaanse goden.

II Door de doop van Clovis werden de Franken christelijk en kreeg hij meer steun onder de oorspronkelijke bevolking van Frankrijk.

Zijn de antwoorden juist of onjuist?

◯ Antwoord I is juist. Antwoord II is onjuist.

◯ Antwoord I is onjuist. Antwoord II is juist.

◯ Antwoord I en II zijn allebei onjuist.

◯ Antwoord I en II zijn allebei juist.

b Vrouwen hadden in de Middeleeuwen officieel niet veel macht, maar bron 16 bewijst dat ze toch invloed hadden. Zijn de zinnen waar of niet waar?

waar niet waar

Clovis wordt alleen maar christen omdat hij zijn vrouw een plezier wil doen.

Clovis wordt christen omdat bisschop Remigius de koningin overhaalt haar man te bekeren.

Clovis wordt christen omdat de koningin bisschop Remigius overhaalt haar man te bekeren.

Door de invloed van Clothilde duurt het lang voordat de Franken christelijk worden.

Onder andere door de invloed van Clothilde worden de Franken christelijk.

8 De scheiding van kerk en staat

Het belang van geschiedenis: In de vroege Middeleeuwen hielpen koningen en de kerk elkaar. In onze tijd is dat anders. Maar niet overal. Bij geschiedenis leer je hierover nadenken.

Lees: Kerk en staat.

a Is er in deze situaties een scheiding tussen kerk en staat? Kies steeds het juiste antwoord.

• In Iran kunnen de hoogste geestelijke leiders wetten van het parlement tegenhouden. ja | nee

• Een speciaal politiecorps controleert in Saoedi-Arabië of iedereen zich houdt aan de religieuze regels. ja | nee

• De paus is de leider van de katholieken en het staatshoofd van Vaticaanstad. ja | nee

• De meerderheid van de Turkse bevolking is moslim, maar andere godsdiensten hebben volgens de wet gelijke rechten. ja | nee

• In Afghanistan moeten vrouwen hun gezicht bedekken, omdat dat in de Koran staat. ja | nee

• De staat betaalt in Nederland voor openbare, christelijke, joodse en islamitische scholen zolang het onderwijs er van goede kwaliteit is. ja | nee

7
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
122 5 Ridders, horigen en monniken

b Was er in de vroege Middeleeuwen in West-Europa een scheiding van kerk en staat? Leg je antwoord uit.

9 Bonifatius, de Friezen en de Saksen

Lees: De bekering van heel Europa. Bekijk: bron 17.

a Sommige dagen van de week zijn genoemd naar Germaanse goden. Bedenk bij elke god welke dag dat is.

Donar:

Wodan:

Freya:

b Bonifatius was een missionaris en een martelaar. Vul in: In het bovenste deel van bron 17 is Bonifatius afgebeeld als , want hij

. In het onderste deel is hij afgebeeld als , want hij

10 Bijgeloof

Je oefent: Feit en mening.

Lees: De bekering van heel Europa, en opdrachtbron 7.

a Na de officiële bekering van een volk bleven er vaak nog veel gewoontes en ideeën van het oude geloof over. De kerk noemde dat ‘bijgeloof’. Hoe noemt Agobard de mensen die in luchtschepen geloven?

b Vul in: Dit is een feit / mening, want

c Bedenk waarom Agobard zich zo druk maakt over ‘bijgeloof’. Houd rekening met zijn beroep.

Een bisschop beschrijft wat mensen geloven:

“ In die streek gelooft iedereen dat hagel en onweer door mensen worden gemaakt. Ze geloven dat de toverspreuken van stormmakers de stormen veroorzaken. Ik heb mensen meegemaakt die zo dom zijn dat ze geloven dat er een land bestaat, Magonia, waar schepen vandaan komen die in de wolken varen. In die schepen wordt de oogst die door de hagel is vernield naar Magonia vervoerd. De mensen in die vliegende schepen betalen de stormmakers en nemen het graan en de andere gewassen mee. Ooit had een stelletje stommeriken vier mensen vastgebonden. De zotten beweerden dat die mensen uit de luchtschepen waren gevallen. Ze waren van plan hen te stenigen.”

Naar: Agobard van Lyon, Over hagel en donder (negende eeuw).

OpDRaCHtbRON 7

123 5.3 De verspreiding van het christendom

Wat weet je nu?

11 De verspreiding van het christendom

Je oefent: Chronologie.

Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.

De Noormannen en de Slaven bekeren zich tot het christendom.

Karel de Grote dwingt de Saksen om christelijk te worden.

Bonifatius wordt vermoord.

Clovis laat zich dopen.

Willibrord werkt als missionaris bij de Friezen.

12 Het belang van de kloosters

a Om welke redenen waren kloosters belangrijk?

☐ Door mensen van alle geloven op te vangen, zorgden ze voor meer begrip tussen mensen uit verschillende culturen.

☐ In kloosters woonden de bisschoppen die hielpen in het bestuur van het land.

☐ Sommige kloosters hadden grote domeinen met veel horigen.

☐ Teksten uit de oudheid bleven behouden.

☐ Vanuit kloosters verspreidden missionarissen het christelijke geloof.

b Schrijf achter elk goed antwoord bij a waar het bij hoort: politiek, economie, religie of cultuur

13 De samenwerking tussen geestelijken en koningen

a Soms hielpen geestelijken de koning, bijvoorbeeld bij het besturen van het land. Noem nog een voorbeeld.

b Andersom hielpen koningen de geestelijken, bijvoorbeeld door de paus en bisschoppen tegen hun vijanden te beschermen. Noem nog een voorbeeld.

LEERDOELEN

• Je kunt beschrijven hoe het christendom werd verspreid: 7, 9, 10, 11.

• Je kunt uitleggen om welke drie redenen kloosters belangrijk waren: 3, 4, 5, 6, 12

• Je kunt beschrijven hoe en waarom vorsten en geestelijken samenwerkten: 8, 13

124 5 Ridders, horigen en monniken

5.4 Een nieuw geloof: de islam

Wat weet je al?

1 Soorten geloven

Vul in: De Grieken en de Romeinen geloofden in meerdere goden tegelijk. Dit noemen we

. Het jodendom en het kennen

Basisstof

maar één God. Dit noemen we

2 Het ontstaan van de islam

Lees: De Ka’aba.

a Hadden de Arabieren vóór Mohammed een monotheïstisch of een polytheïstisch geloof?

Leg je antwoord uit.

b Mohammed ontmoette als koopman mensen uit allerlei streken, ook joden en christenen. Wat vind je daarvan terug in zijn nieuwe geloof?

3 Aansluiten bij het oude

Lees: Een nieuwe godsdienst. Bekijk: bron 18.

a Heeft de Ka’aba nog dezelfde functie als in de tijd vóór Mohammed?

Leg je antwoord uit. Zoek het online op als je het niet weet.

b Het gebeurt vaker dat een nieuw geloof de heilige plekken van een ouder geloof overneemt. Waarom zou dat gebeuren, denk je?

c Je hebt in paragraaf 5.3 gelezen dat christelijke missionarissen Germaanse heiligdommen gebruikten. Hoe deden zij dat?

125 5.4 Een nieuw geloof: de islam

5 Ridders, horigen en monniken

Arabische veroveringen

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: De Arabische veroveringen. Bekijk: bron 19.

a Hier staan vier oorzaken van de snelle Arabische veroveringen. Welke zijn juist?

☐ De Arabieren waren goed getrainde ruiters.

☐ De Byzantijnen en Perzen waren zelf al moslims en boden daarom geen tegenstand.

☐ De moslims waren fanatiek vanwege de beloning die op hen wachtte.

☐ De tegenstanders van de Arabieren waren uitgeput door oorlogen.

b Hier staan vier gevolgen van de veroveringen. Welke zijn juist?

☐ De Arabieren heersten over het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

☐ Constantinopel werd de hoofdstad van de moslims.

☐ De Arabieren bezetten heel Spanje en Frankrijk.

☐ Het koninkrijk van de Visigoten hield op te bestaan.

5 De islam als wereldgodsdienst

Het belang van geschiedenis: Bij geschiedenis leer je hoe de islam een wereldgodsdienst is geworden.

Lees: opdrachtbron 8.

Zet de woorden op de juiste plek in de tekst. Je houdt twee woorden over.

Indonesië – handel – Marokko – ontstaan – oorlog – Saoedi-Arabië – Turkije – verboden.

Het land met het hoogste percentage moslims is

De islam is in dat land is het land met het grootste aantal

moslims. De islam is daar door terechtgekomen. Immigranten uit vooral en brachten de islam naar Nederland.

8

Moslimbevolking in diverse landen, 2023. Uit: CIA, The World Factbook.

6 Tolerantie tegenover andere geloven

Lees: Mensen bekeren zich tot de islam, en bron 20. a De moslims waren redelijk tolerant voor andere monotheïstische godsdiensten.

Wat betekent het woord tolerant? Zoek het op als je het niet weet.

4
Totale bevolking Aantal moslims Percentage van de bevolking Nederland 17.463.930 873.179 5% Marokko 37.067.420 36.696.746 99% Turkije 83.593.483 83.426.296 99,8% Saoedi-Arabië 35.939.806 28.571.770 100% Indonesië 279.476.346 243.144.421 87,2% OpDRaCHtbRON
126

b Leg uit of Karel de Grote tolerant was voor een ander geloof.

c Leg met behulp van bron 20 uit dat de moslims voor die tijd tolerant waren voor andersgelovigen.

d Leg met de bron uit waarom veel mensen uiteindelijk toch moslim werden.

7 Karel en Haroen vergeleken

Lees: Kalief Haroen ar-Rashid.

Karel de Grote en Haroen ar-Rashid waren tijdgenoten. Beiden regeerden over een groot rijk. Maar er zijn ook verschillen tussen de twee rijken. Schrijf nummers van de zinnen op de juiste plek in het schema.

1 Er zijn banken.

2 Er is geen officiële hoofdstad.

3 Mensen leren veel van de Grieken, Perzen en Indiërs.

4 De hoofdstad heeft bijna een miljoen inwoners.

5 Goed opgeleide ambtenaren besturen het rijk.

6 Er is minder handel dan vroeger.

7 Er is handel met alle delen van de toen bekende wereld.

8 Veel van de Klassieke cultuur is verloren gegaan.

9 Edelen en geestelijken helpen in het bestuur.

10 Er is weinig geld in omloop.

Rijk van Karel de Grote Rijk van Haroen ar-Rashid

Hoofdstad Bestuur Handel Geld en banken Cultuur en wetenschap

8 Goede contacten tussen Karel en Haroen

Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen. Lees: Kalief Haroen ar-Rashid, en bron 21. a Kies de zinnen die juist zijn.

☐ Door dure geschenken aan Karel te sturen, liet Haroen zien dat hij een machtige vorst was.

☐ Einhard wilde Karel belangrijk laten lijken door op te scheppen over zijn goede contacten met een verre vorst.

☐ Haroen gaf Karel alles wat hij vroeg, omdat hij bang was voor de Franken.

☐ Haroen gaf toestemming om het graf van Jezus te bezoeken, omdat hij zelf ook een christen was.

☐ Haroen verdiende veel geld met de spullen die hij naar Karel stuurde.

127 5.4 Een nieuw geloof: de islam

b Leg uit of Einhards verhaal over Karel en Haroen betrouwbaar is.

9 Een olifant voor Karel

Lees: bron 21. Bekijk: opdrachtbron 9.

a Isaak en Abul Abaz namen een omweg: de route is niet de kortste. Hoe kwam dat?

Twee antwoorden:

I De relatie tussen Haroen ar-Rashid en de Byzantijnse keizer was waarschijnlijk niet goed.

II Scheepsvaarders konden zware vrachten over de Middellandse Zee vervoeren.

Zijn de antwoorden juist of onjuist?

◯ Antwoord I is juist. Antwoord II is onjuist.

◯ Antwoord I is onjuist. Antwoord II is juist.

◯ Antwoord I en II zijn allebei onjuist.

◯ Antwoord I en II zijn allebei juist.

b Stel je voor hoe de mensen langs de route in Italië en Frankrijk reageerden toen ze Abu Abaz zagen. Noem twee mogelijke reacties en leg je antwoord uit.

c In 810 nam Karel zijn olifant mee toen hij oorlog ging voeren tegen de Noormannen. Bedenk waarom hij dat deed.

Middellandse Zee Zwarte Zee Tunis Aken Bagdad
rijk van Haroen ar-Rashid 500 km 250 0 OpdrachtbrOn 9 De route die Karels dienaar Isaak aflegde met de olifant Abul Abaz. 128 5 Ridders, horigen en monniken
Frankische Rijk Byzantijnse rijk

Wat weet je nu?

10 De moskee van Córdoba

Bekijk: bron 22.

Tijdens je vakantie in Spanje bezoek je met je ouders de stad Córdoba. Plots staan jullie voor de Mezquita. Je ouders snappen er niets van: zo’n prachtig, oosters uitziend gebouw, in Spanje! Hoe kan dat nou? Jij legt uit hoe het zit en besluit er meteen een kleine rondleiding van te maken. Gelukkig heb je thuis al informatie gezocht in de bibliotheek en op internet.

Schrijf een spiekbriefje waarin staat:

• wat de oorspronkelijke functie van het gebouw was en bij welk geloof het hoorde

• hoe dat geloof zich verspreidde

• hoe het kwam dat de Arabieren in Spanje de baas waren

• hoe het gebouw eruitziet. Maak daarbij gebruik van bron 22.

LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen hoe de islam ontstond en zich verspreidde: 2, 3, 4, 5, 6, 10.

• Je kunt voorbeelden geven van de bloeiende cultuur van de Arabieren: 7, 8, 9, 10

129 5.4 Een nieuw geloof: de islam

Het Rijk van Kiev

1 Het Byzantijnse Rijk

a Wat is de andere naam voor het Byzantijnse Rijk?

b Wat was de hoofdstad van het Byzantijnse Rijk?

2 Noormannen

Welke woorden passen bij de Noormannen?

☐ Christenen. ☐ Saksen.

☐ Handelaars. ☐ Vikingen.

☐ Krijgsmannen. ☐ Zeelui.

3 Van Constantinopel naar Korsoen

Lees: Uitgehuwelijkt aan een ongelovige. Bekijk: bron 23 en bron 31 (in de Afsluiting).

a Zoek op van welk land Kiev tegenwoordig de hoofdstad is.

b Leg uit waarom het logisch was dat prinses Anna per schip van Constantinopel naar Korsoen reisde, in plaats van over land.

4 Roes en Byzantijnen

Lees: De Roes, en opdrachtbron 10.

a Welk woord beschrijft de houding van de Byzantijnen tegenover de Roes waarover je in opdrachtbron 10 leest?

◯ Haat.

◯ Onverschilligheid.

◯ Vriendschap.

◯ Wantrouwen.

b Welke zin uit de tekst ‘De Roes’ verklaart die houding?

◯ ‘In de negende eeuw drongen ze via de rivieren de Dnjepr en de Wolga steeds dieper door naar het zuiden.’

◯ ‘Intussen onderwierpen ze de bevolking van het gebied.’

◯ ‘Soms verhuurden de Roes zich als huursoldaten aan de Byzantijnse keizer.’

◯ ‘Een paar keer probeerden de Roes zelfs Constantinopel te veroveren.’

c Leg met behulp van de tekst en opdrachtbron 10 uit dat de vroegmiddeleeuwse samenleving niet volledig zelfvoorzienend was.

Uit een verdrag tussen de Roes en de Byzantijnen (945):

“ De vorst van de Roes en zijn edelen mogen zoveel schepen met kooplieden naar Constantinopel sturen als ze willen. Ze mogen de stad maar door één poort binnengaan, begeleid door een vertegenwoordiger van de keizer. Ze moeten ongewapend zijn en maximaal in groepen van vijftig. Ze mogen handeldrijven zoals zij dat nodig vinden, maar daarna moeten ze de stad weer verlaten. De vertegenwoordiger van de keizer houdt hen in de gaten om onrecht te herstellen.”

Naar: De Nestorkroniek (1113).

OpDRaCHtbRON 10

5.5
WERELDGESCHIEDENIS
130 5 Ridders, horigen en monniken

Volodymyrs doop

Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen

Lees: Uitgehuwelijkt aan een ongelovige, en bron 24.

a Is het verhaal in bron 24 betrouwbaar, als je wilt weten waarom Volodymyr zich liet dopen?

◯ Ja, want de schrijver was er zelf bij. Het is dus het verslag van een ooggetuige.

◯ Ja, want de schrijver heeft het verhaal gehoord van prinses Anna, die er zelf bij was.

◯ Nee, want het verhaal is geschreven door een christelijke schrijver, die wil bewijzen dat zijn god machtiger is dan de goden van andere volken.

◯ Nee, want het verhaal is geschreven door een bewonderaar van Anna, die wil laten zien dat de prinses veel wist van geneeskunde.

b In de tekst ‘Uitgehuwelijkt aan een ongelovige’ wordt een andere reden voor de bekering van Volodymyr genoemd. Welke?

c In paragraaf 5.3 las je over koningin Clothilde. Clothilde deed iets wat Anna ook deed. Wat?

d Volodymyr en Clovis hadden allebei invloed op de verspreiding van het christendom in hun land. Wat is de overeenkomst?

6 Roes, Russen en Oekraïners

Het belang van geschiedenis: In 2022 begon Rusland een oorlog tegen Oekraïne om dat land te veroveren. Rusland ziet de geschiedenis van het Rijk van Kiev als een reden voor deze oorlog. Bij geschiedenis leer je dat eeuwenoude gebeurtenissen erg belangrijk kunnen zijn voor het heden.

Lees: De Roes. Bekijk: opdrachtbron 11 op de volgende pagina.

a Welk voorwerp houdt het standbeeld van Volodymyr in zijn hand vast? Een

b Leg uit dat dit past bij zijn rol in de geschiedenis.

c In de vijftiende eeuw namen de vorsten van Moskou de naam Roes over. Zo komt Rusland aan zijn naam. Bedenk om welke redenen ze dat deden.

☐ Hun oude naam Moskovieten deed te veel denken aan een soort taart: Moskovisch gebak.

☐ Ze waren er trots op dat de Noormannen de baas over hen waren geweest en namen daarom een van hun namen over.

☐ Ze stamden volgens henzelf af van de eerste christelijke vorst in Oost-Europa.

☐ Ze wilden bewijzen dat ze de opvolgers van de vorsten van Kiev waren en daarom het recht hadden over een groot deel van Oost-Europa te heersen.

d In onze tijd liggen drie landen gedeeltelijk op het grondgebied van het Rijk van Kiev: Belarus, Oekraïne en Rusland. Leg uit dat Rusland met het standbeeld wil bewijzen dat het een goede reden heeft om oorlog te voeren tegen Oekraïne.

5
131 5.5 Het Rijk van Kiev Wereldgeschiedenis

OpDRaCHtbRON 11

In 2016 onthulde de Russische president Poetin een standbeeld van Volodymyr (in het Russisch heet hij Vladimir) in Moskou.

7 Schriften vergelijken

Lees: De orthodoxe kerk.

Hieronder staat de naam Kiev (of Kyiv in het Oekraïens) in vier verschillende schriften.

Koppel iedere schrijfwijze van Kiev aan het juiste schrift.

Kies uit: Arabisch schrift – Cyrillisch schrift – Grieks schrift – Latijns schrift

Київ • • Arabisch schrift Kiev

• • Cyrillisch schrift

ييف • • Grieks schrift

Κίεβο • • Latijns schrift

8 Oost- en West-Europa

Zet op de juiste plek in het schema: Latijns | Roes | Katholiek | Franken | Rijk van Kiev | Rome | orthodox | Constantinopel | Frankische rijk | Cyrillisch

West-Europa

Staat

Stichters

Bekeerd vanuit

Geloof

Schrift

LEERDOELEN

Oost-Europa

• Je kunt beschrijven hoe het Rijk van Kiev ontstond. 3, 4, 8.

• Je kunt uitleggen waarom het christendom in Oost-Europa anders is dan in West-Europa.

5, 6, 7, 8 132 5 Ridders, horigen en monniken

1 Bronnen over de Slag bij Poitiers

Je oefent: Soorten bronnen, en Betrouwbaarheid van bronnen.

Lees: De Slag bij Poitiers. Lees en bekijk: bron 25 tot en met 30, en opdrachtbron 12 op de volgende pagina.

a Stel, je onderzoekt de Slag bij Poitiers. Geef van alle bronnen aan wat voor soort bron het is: primair of secundair, geschreven of ongeschreven.

bron 25 bron 26 bron 27 bron 28 bron 29 bron 30 opdrachtbron 12

primair ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

secundair ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

geschreven ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

ongeschreven ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

b Welke redenen staan in bron 28 en 29 voor Abd ar-Rahmans veldtocht(en)? Kruis aan.

plunderen gebied veroveren straffen Eudo vechten voor geloof

bron 28 ☐ ☐ ☐ ☐

bron 29 ☐ ☐ ☐ ☐

c Hoe betrouwbaar zijn bron 28 en 29, als je wilt weten waarom Abd ar-Rahman die veldtocht(en) ondernam? Vul het schema in. De eerste hulpvraag hebben we alvast gegeven.

Bron 28

Hulpvraag

Antwoord op hulpvraag

Betrouwbaar?

Wanneer is de bron geschreven? (erg / redelijk / niet)

(erg / redelijk / niet)

(erg / redelijk / niet)

Bron 29

Hulpvraag

Antwoord op hulpvraag

Betrouwbaar?

Wanneer is de bron geschreven? (erg / redelijk / niet)

(erg / redelijk / niet)

(erg / redelijk / niet)

d Geef nu je conclusie: leg uit waarom Abd ar-Rahman zijn veldtocht volgens jou ondernam.

Op onderzoek in de vroege Middeleeuwen VERDIEPING
133 Op onderzoek in de vroege Middeleeuwen Verdieping

5 Ridders,

Abd ar-Rahmans route

Lees: De Slag bij Poitiers, en bron 28.

Gebruik opdrachtbron 12.

Teken in opdrachtbron 12 de route die Abd ar-Rahmans leger volgde. Zet een kruisje bij de plek waar Abd ar-Rahman tegen Eudo vocht en twee kruisjes bij Poitiers.

Gebruik Google Maps of een atlas om de gebergten, rivieren en plaatsen op te zoeken die in de tekst en de bron staan.

3 Karel Martel

Bekijk: bron 30.

a Welk wapen zie je in bron 30?

Middellandse Zee

OpDRaCHtbRON 12

Frankrijk en Noord-Spanje in de achtste eeuw.

b ‘Martel’ was de bijnaam van de Frankische aanvoerder Karel. Het betekent strijdbijl of -hamer. Om welke redenen werd hij zo genoemd?

☐ Bij de Franken mocht alleen de aanvoerder een strijdbijl of -hamer gebruiken.

☐ Het was een wapen dat door de Franken veel werd gebruikt en Karel Martel kon er goed mee omgaan.

☐ Volgens zijn bewonderaars verpletterde Martel zijn vijanden alsof hij een hamer was.

☐ Voordat hij de aanvoerder van de Franken werd, was hij een wapensmid.

4 Het belang van de Slag bij Poitiers

Lees: bron 26 en bron 27. Bekijk: bron 25.

a Welk moment in de veldslag is afgebeeld?

b Bij welke mening over de Slag bij Poitiers past bron 25: bij die van bron 26 of 27?

Leg je antwoord uit met drie bronelementen uit bron 25.

5 De conclusie

a Geef nu je conclusie: ben je het eens met de stelling? Houd rekening met je antwoord bij opdracht 1d.

b Teken op een los blaadje een stripverhaal van ongeveer acht plaatjes. Vertel daarin waarom Abd ar-Rahman volgens jou met zijn leger naar Frankrijk trok, hoe de Slag bij Poitiers verliep en welke gevolgen dat had.

2
lantis c h e O naaec
At
Het Kanaal
200 km 100 0 Tours Parijs
134
en monniken
horigen

1 Leerdoelen en de tijdbalk

Bekijk: de tijdbalk.

Noteer bij elke gebeurtenis eerst het jaartal en schrijf daarna een leerdoel op dat erbij past.

a Verovering Spanje door moslims.

b Karel de Grote tot keizer gekroond.

c Het Frankische rijk in drieën gedeeld.

d Doop v an koning Clovis.

2 Leerdoelen en de kaart

Bekijk: bron 31.

Koppel elke plaats aan het leerdoel dat erbij past.

Córdoba

Dorestad

Aken

Mekka

3 Leerdoelen en begrippen

• Je kunt met een voorbeeld aantonen dat er ook nog handel bestond.

• Je kunt uitleggen hoe de islam ontstond.

• Je kunt voorbeelden geven van de cultuur van de Arabieren in de Middeleeuwen.

• Je weet hoe het rijk van de Franken ontstond, groeide en uiteenviel.

Hieronder staan twee leerdoelen met daarnaast elk drie begrippen.

Geef aan wel begrip niets met het leerdoel te maken heeft. Leg steeds je keuze uit.

a Je kunt beschrijven hoe het hofstelsel werkte. domein – zelfvoorzienend – leenman

b Je kunt beschrijven hoe het christendom werd verspreid. missionaris – jihad – martelaar

4 Leerdoelen en bronnen

Je oefent: Soorten bronnen.

Gebruik: opdrachtbron 13 op de volgende pagina.

a Streep de foute woorden door.

Opdrachtbron 13 is een geschreven | ongeschreven en primaire | secundaire bron over de Noormannen.

Afsluiting
135 Afsluiting

OpDRaCHtbRON 13

Een schip in het Vikingmuseum van Oslo in Noorwegen.

5 Betrouwbaarheid van bronnen

Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.

Lees: opdrachtbron 14.

a Welke oorzaak geeft de bron voor de verovering van Spanje door de moslims?

Twee antwoorden op deze vraag:

I Arabieren en Berbers hadden onderling ruzie, maar de Visigoten waren onderling nog veel meer verdeeld.

II De moslims kwamen om te plunderen, maar ze konden heel Spanje veroveren omdat de Visigoten geen eenheid vormden.

Zijn de antwoorden juist of onjuist?

◯ Antwoord I is juist. Antwoord II is onjuist. ◯ Antwoord I en II zijn allebei onjuist.

◯ Antwoord I is onjuist. Antwoord II is juist. ◯ Antwoord I en II zijn allebei juist.

b Hoeveel jaar na de gebeurtenis is de bron geschreven?

c Hoe is de maker aan zijn informatie gekomen?

d Met welke bedoeling heeft hij de bron geschreven? Kies het juiste antwoord.

◯ Hij wil bewijzen dat Roderik een goede koning was, die door laf verraad om het leven kwam.

◯ Hij wil duidelijk maken dat de moslims Spanje hebben bevrijd van de vreselijke Visigoten.

◯ Hij wil gewoon een spannend verhaal vertellen.

◯ Hij wil laten zien dat de Visigoten door hun onderlinge geruzie Spanje iets heel ergs hebben aangedaan.

e Trek je conclusie: hoe betrouwbaar is dit verhaal?

b Opdrachbron 13 past bij twee leerdoelen uit dit hoofdstuk. Welke? 1 2
136 5 Ridders, horigen en monniken

Een christelijke schrijver uit Spanje vertelt over de verovering van het land door moslims:

“ In het jaar 711 greep Roderik door een gewelddadige opstand de macht over de Visigoten. Hij regeerde maar één jaar. Hij verzamelde zijn legers om te vechten tegen de Arabieren en Berbers die onder leiding van Tarik in Spanje het land en de steden plunderden. Roderik trok naar de bergen in het zuiden om tegen hen te vechten. Bijna heel het leger van de Visigoten

sloeg op de vlucht. Ze waren alleen met Roderik meegekomen om hem te bedriegen, omdat ze een andere koning wilden. Roderik sneuvelde. Zo kwam er niet alleen een einde aan Roderiks koningschap, maar ging ook het vaderland verloren. Wie is in staat zulke vreselijke rampen te vertellen? Het is onmogelijk de ondergang van Spanje en haar ongeluk te beschrijven.”

Naar: De Mozarabische kroniek (754).

6 Het Rijk van Kiev

De Nestorkroniek (1113) is een belangrijke bron voor de geschiedenis van het Rijk van Kiev.

Hieronder staan vijf zinnen uit die kroniek.

1 ‘Volodymyr liet beelden van zijn afgoden op de heuvel bij zijn paleis zetten.’

2 ‘Volodymyr besloot een kerk te bouwen ter ere van de moeder van God en stuurde gezanten naar Constantinopel om bouwmeesters te halen.’

3 ‘In die tijd verscheen er in het westen een zeer grote ster, met stralen als van bloed, die ‘s avonds na zonsondergang opkwam en zeven dagen bleef staan.’

4 ‘De Petsjenegen vielen voor het eerst het land Roes binnen en omsingelden Kiev met een groot leger.’

5 ‘De oudste broer Rjoerik vestigde zich in Novgorod, de tweede broer Sineöes bij Beloozero en de derde Troevor in Izborsk. Naar hen werd het land Roes genoemd.’

Schrijf de leerdoelen op uit de paragraaf over het Rijk van Kiev en noteer achter elk leerdoel het cijfer van de zin uit de Nestorkroniek dat erbij past.

7 Belangrijke personen uit de vroege Middeleeuwen

Hieronder staan omschrijvingen van personen die een belangrijke rol hebben gespeeld in de vroege Middeleeuwen.

1 Deze vrouw speelde volgens middeleeuwse bronnen een belangrijke rol in de bekering van een Frankische koning.

2 Hij verzette zich met het Friese volk tegen Franken en hun missionarissen.

3 Tijdgenoot van Karel de Grote en leider van de moslims.

4 De laatste Frankische keizer die over het hele rijk regeerde.

5 Nadat hij de moslims in 732 had verslagen, trokken die zich terug naar Spanje.

6 Als beloning voor zijn hulp kroonde hij de Frankische koning tot keizer. a Noem de persoon die bij de omschrijving past.

1 4

2 5

b Zet bij elk van de leerdoelen hieronder het nummer van de persoon uit opdracht a die erbij past.

• Je kunt beschrijven hoe het christendom werd verspreid.

• Je kunt beschrijven hoe en waarom vorsten en geestelijken samenwerkten.

• Je kunt uitleggen hoe de islam ontstond en zich verspreidde.

OpDRaCHtbRON
14
3 6
137 Afsluiting

Koningen, burgers en kruisvaarders

Oriëntatie

1 Carcassonne

Lees: Een bruisende stad. Bekijk: bron 1, en opdrachtbron 1.

a Kleur in opdrachtbron 1 de buitenmuur geel en de binnenmuur rood. Kleur het kasteel groen, de kerk paars en het marktplein blauw.

b Bedenk waarom de inwoners van Carcassonne een buiten- en een binnenmuur bouwden.

c Verbind de plekken met de juiste functie: kasteel

• • religieus kerk

• • economisch marktplein

• • politiek

d Aan welke uiterlijke kenmerken kun je een middeleeuwse stad herkennen? Gebruik vijf woorden uit de tekst.

2 Tijd van steden en staten

a Kleur in de tijdbalk onderaan deze pagina de Tijd van steden en staten.

b Maak af: Historici noemen deze tijd de tweede helft van de

6
1 2 3 4 5 markt Carcassonne 50 m 25 0 OpDRaCHtbRON 1 Carcassonne in de Middeleeuwen. 500 700 900 1100 1300 1500 1700
M 138 6 Koningen, burgers en kruisvaarders

3 Van vroege naar late Middeleeuwen

Lees: In dit hoofdstuk.

a Kies steeds het juiste woord.

1 Aan het einde van de vroege Middeleeuwen verloren koningen | bisschoppen veel macht.

2 Hoge edelen | abten regeerden hun gebieden bijna onafhankelijk.

3 De meeste mensen waren monnik | boer

4 Vaak waren ze leenmannen | horigen: ze mochten het domein niet verlaten.

5 De weinige steden waren klein | groot

b Geef bij elke zin van opdracht a aan wat er veranderde in de late Middeleeuwen. 1

4 De kroning van een koning

Het belang van geschiedenis: Als een koning wordt gekroond, is dat een hele gebeurtenis. Veel rituelen tijdens de ceremonie zijn al eeuwen hetzelfde. Bij geschiedenis leer je die herkennen.

Bekijk: bron 2 en 3.

a Noem drie overeenkomsten tussen een middeleeuwse kroning en de kroning van Charles III. Let op personen, kleding en voorwerpen.

1 2 3

b Hoe komt het dat er zoveel overeenkomsten zijn? Kies de goede antwoorden.

☐ Het Britse koningshuis is arm en moest daarom oude spullen gebruiken voor de kroning van Charles III.

☐ De meeste Europese monarchieën zijn in de Middeleeuwen ontstaan. Daarom gebruiken ze nog steeds ceremonies uit die tijd.

☐ Plechtige ceremonies veranderen meestal niet snel.

☐ Koning Charles is een heel ouderwetse man; er mag van hem niets veranderen.

☐ Er was in het Verenigd Koninkrijk ruim zeventig jaar geen kroning geweest en ze wisten niet meer hoe het moest. Daarom keken ze het af van middeleeuwse tekeningen.

Oriëntatie
2 3 4
5
139

Wat weet je al?

1 Soorten samenlevingen

Je hebt in de vorige hoofdstukken drie soorten samenlevingen leren kennen: de jagerverzamelaarssamenleving, de landbouwsamenleving en de landbouw-stedelijke samenleving. Welke soort samenleving was er in:

• de Oudheid in de tijd van Grieken en Romeinen?

• de vroege Middeleeuwen?

Basisstof

2 Niet zomaar een winkel

Lees: In een middeleeuwse winkel. Bekijk: bron 4.

a Leg met behulp van twee bronelementen uit dat de winkel in bron 4 vooral rijke klanten had.

1 2

b De tekenaar laat ook door de open deur rechts iets zien. Wat?

Kies het juiste antwoord.

◯ Hoe je stenen hakt voor de bouw van een stad.

◯ Hoe edelstenen en edelmetaal uit de grond worden gehaald.

◯ Hoe de luxe goederen in de winkel terechtkwamen.

◯ Hoe boeren het land bewerken.

3 Het drieslagstelsel

Lees: Van het platteland naar de stad. Bekijk: opdrachtbron 2.

a In opdrachtbron 2 zie je hoe een boer zijn grond bij het drieslagstelsel in drie stukken opdeelde.

Vul het schema helemaal in. Vul in de eerste kolom van het schema op de juiste plek in: wintergraan – braak – zomergraan

In het volgende jaar schoof het gebruik van elke akker een plaatsje op. En het jaar daarop weer. Zo werd elke akker elke drie jaar één keer gebruikt voor wintergraan, één keer voor zomergraan en één keer als weidegrond.

Zomer jaar 1

Akker A

Akker B

Akker C

Zomer jaar 2

Zomer jaar 3

b Welke voordelen had je als je een braakliggende akker gebruikte als weide?

☐ Je kon het vee dicht bij het dorp laten grazen.

☐ Je had zo gratis voer voor het vee.

☐ Het vee kon het ingezaaide graan alvast opeten.

☐ Je hoefde voor die grond dan geen pacht te betalen.

☐ Door de mest van het vee werd de grond weer vruchtbaar.

6.1
De middeleeuwse stad
140 6 Koningen, burgers en kruisvaarders

Een middeleeuws dorp in de zomer. Op één akker groeit zomergraan. Een andere akker is geploegd; er zal later wintergraan in worden gezaaid. Een derde akker ligt braak en wordt gebruikt als weidegrond.

4 Verhoging van de landbouwproductie

Lees: Van het platteland naar de stad. Bekijk: bron 5.

a Welke vernieuwing in de landbouw zie je op het rechter plaatje in bron 5?

b Het drieslagstelsel en de vernieuwing van opdracht a zijn twee oorzaken van de toename van de landbouwproductie vanaf de elfde eeuw. Noem een derde oorzaak.

c Leg in je eigen woorden uit wat het verband is tussen de groei van de landbouwproductie en verstedelijking.

d Op het linker plaatje in bron 5 staat een middeleeuwse stad. Noem drie dingen waaraan je dat kunt zien.

e Wat soort samenleving ontstond er in de late Middeleeuwen?

5 Van leerling tot meester

Lees: Ambachtsgilden.

a Hoe werd je meester in een ambachtsgilde? Nummer de zinnen de juiste volgorde.

Je wordt leerling.

Je oefent in de praktijk.

Je doet examen: je meesterproef.

Je wordt gezel (vaste knecht).

Je zoekt een meester.

Je bent meester.

A B dorp C OpDRaCHtbRON 2
1 . 2 3
141 6.1 De middeleeuwse stad

6 Koningen, burgers en kruisvaarders

b Ambachtsgilden hadden verschillende functies. Schrijf ze in het schema.

Economische functies

Sociale functies

6 De bakkerij

Lees: Ambachtsgilden, en Stadsbestuur. Bekijk: opdrachtbron 3.

a In het midden van opdrachtbron 3 staat een leerling, rechts de meester en links zijn vrouw. Beschrijf wat de vrouw doet.

b Leg uit waarom dat belangrijk was als je lid was van een gilde.

c Citeer de zin uit de tekst ‘Stadsbestuur’ die het best past bij opdrachtbron 3.

7 Het bestuur van de stad

Lees: Stadsbestuur.

Zijn de zinnen juist, of onjuist?

Heren gaven stadsrechten aan steden, omdat ze er zelf ook voordeel van hadden.

Als een stad stadsrechten kreeg, hadden de burgers van die stad daarna niets meer te maken met de heer.

Stadsrechten waren rechten die van belang waren voor het bestuur van de stad.

Alle mannelijke burgers konden lid worden van het stadsbestuur.

Vrouwen mochten niet besturen, omdat ze allemaal huisvrouw waren.

OpDRaCHtbRON 3

Een middeleeuwse bakkerij, 1440.

juist onjuist

◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯ 142

Stadszegels

Bekijk: bron 6.

Twee beweringen over Stavoren in de veertiende eeuw:

I Dat Stavoren dit zegel had, bewijst dat het stadje een eigen bestuur had.

II Aan de afbeelding op het zegel kun je zien dat veel mensen in Stavoren van de handel of de visvangst leefden.

Zijn de beweringen juist of onjuist?

◯ Bewering I is juist. Bewering II is onjuist. ◯ Bewering I en II zijn allebei onjuist.

◯ Bewering I is onjuist. Bewering II is juist. ◯ Bewering I en II zijn allebei juist.

9 Toespraak van de burgemeester

Het belang van geschiedenis: Steden hebben nog steeds een burgemeester en een gemeenteraad. Bij geschiedenis leer je dat de taken van het stadsbestuur kunnen veranderen in de tijd.

Lees: opdrachtbron 4.

a Zou Femke Halsema, de burgemeester van Amsterdam, ook in de Middeleeuwen zo’n toespraak hebben kunnen houden? Leg je antwoord uit.

b Ging het stadsbestuur in de Middeleeuwen ook over het beroepsonderwijs?

Ja / Nee, want

Femke Halsema, de burgemeester van Amsterdam, houdt een toespraak voor de gemeenteraad:

“ De gemeente Amsterdam investeert de komende vier jaar 40 miljoen euro in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Een van de doelen daarvan is dat meer mbo’ers hun opleiding afmaken. De

OpDRaCHtbRON 4

10 Een brief van een koopman

Lees: Internationale contacten, en bron 7.

gemeente wil jongeren die zonder diploma het mbo dreigen te verlaten, vroegtijdig in beeld krijgen. Met extra begeleiding kan er hopelijk worden gezorgd dat ze toch blijven leren. Mbo-projecten in wijken waarin de schooluitval het hoogst is, krijgen voorrang, omdat daar de investering het hardst nodig is.”

Naar: Het Parool (2023).

a Verbind de woorden met de juiste plaatsen of gebieden:

De schrijver van bron 7 woont in

De ontvanger van de brief woont in

Specerijen

Dure bijenwas

Goedkopere bijenwas

Bestemming van sommige goederen

• • Venetië in Italië

• • Azië

• • Troyes in Frankrijk

• Tunis in Noord-Afrika

• Engeland

• Siena in Italië

b Kies de juiste woorden. Bron 7 past goed bij de titel van de tekst, want er is een

briefwisseling | contract tussen een koopman in Frankrijk en een koopman in Engeland | Italië. Bovendien komen de goederen | schepen uit verschillende landen en werelddelen.

Dat past bij een internationaal handelsnetwerk | landbouwsysteem

8
143 6.1 De middeleeuwse stad

6 Koningen, burgers en kruisvaarders

11 Handelsnetwerken

Lees: Internationale contacten. Bekijk: bron 8.

a Welke drie producten werden vanuit het Midden-Oosten veel naar West-Europa verhandeld?

1 2 3

b Noem twee Italiaanse zeehavens die profiteerden van de handel met het Midden-Oosten.

1 2

c In Vlaanderen werd veel laken geproduceerd. Van welke grondstof wordt laken gemaakt? Zoek het op als je het niet weet.

d Verklaar met je antwoord bij opdracht c waarom er veel handel was tussen Vlaanderen en Engeland.

e Welke vier producten werden via Hanzesteden langs de Oostzee veel naar West-Europa geëxporteerd?

Wat weet je nu?

12 Woorden en leerdoelen

a Schrijf de drie leerdoelen van deze paragraaf over. Laat daaronder een regel leeg.

1 2 3

b Zet de woorden bij het leerdoel waarbij ze horen. stadsrechten | jaarmarkt | hanze | ambachtsgilde | drieslagstelsel | verstedelijking | mannenzaak | burgemeester | meester

LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen waarom in Europa vanaf de elfde eeuw steden ontstonden en bestaande steden groter werden: 2, 3, 4, 12.

• Je kunt beschrijven hoe de burgers hun stad bestuurden: 7, 8, 9, 12

• Je kunt beschrijven hoe ambachtslieden en handelaren zich organiseerden: 5, 6, 10, 11, 12

144

Wat weet je al?

1 Koningen en leenmannen

a In hoofdstuk 2 leerde je wat een staat is. Weet je het nog?

Een staat is een land met

b Twee beweringen over de politieke situatie rond het jaar 1000:

I Koningen hadden macht over de edelen aan wie ze land in leen hadden gegeven.

II Koningen hadden alleen nog echte macht in het gebied waar hun eigen landgoederen lagen.

Zijn de beweringen juist of onjuist?

◯ Bewering I is juist. Bewering II is onjuist.

◯ Bewering I is onjuist. Bewering II is juist.

◯ Bewering I en II zijn allebei onjuist.

◯ Bewering I en II zijn allebei juist.

c Volgens sommige historici waren er rond het jaar 1000 in West-Europa geen echte staten.

Leg uit waarom deze historici dit vinden.

Basisstof

2 Het Tapijt van Bayeux

Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.

Lees: De dood van een koning. Bekijk: bron 9 en 10.

a Waarom was in de Middeleeuwen een wandtapijt een goede manier om een verhaal bekend te maken?

b In wat voor soort gebouw werd het Tapijt van Bayeux oorspronkelijk tentoongesteld?

c Waarom was dit een goede plek om het verhaal over de verovering van Engeland bekend te maken?

d Stel, je wilt onderzoeken waarom Willem van Normandië Engeland veroverde. Is het Tapijt voor jouw onderzoek een betrouwbare bron? Geef een argument vóór en een argument tégen de betrouwbaarheid van bron 9. Denk aan de drie hulpvragen om de betrouwbaarheid van een bron vast te stellen.

Argument vóór:

Argument tegen:

6.2
Het koninkrijk Engeland
145 6.2 Het koninkrijk Engeland

6 Koningen, burgers en kruisvaarders

De Slag bij Hastings

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: De Slag bij Hastings. Bekijk: opdrachtbron 5 en 6.

a Zie je in opdrachtbron 5 en 6 een oorzaak of een gevolg van de Slag bij Hastings?

Opdrachtbron 5: oorzaak | gevolg.

Opdrachtbron 6: oorzaak | gevolg

b Geef steeds aan of het een oorzaak of een gevolg is van de Slag bij Hastings. oorzaak gevolg

De koning van Engeland heeft geen kinderen: ◯ ◯

De Angelsaksische edelen verliezen hun grond: ◯ ◯

Willem wordt koning van Engeland: ◯ ◯

Willem heeft veel kroongebied: ◯ ◯

Koning Edward sterft: ◯ ◯

Een Franssprekende elite heeft de macht in Engeland: ◯ ◯

OpDRaCHtbRON 5

Scène uit het Tapijt van Bayeux. De tekst betekent: ‘Harold legt een eed van trouw af aan hertog Willem.’

OpDRaCHtbRON 6

Scène uit het Tapijt van Bayeux. De tekst betekent: ‘Hier zit Harold als koning van Engeland op de troon.’

4 Klaar voor de strijd?

Lees: Standplaatsgebondenheid, en bron 11.

a De Angelsaksen bereidden zich anders voor op de strijd dan de Normandiërs.

Vul de ontbrekende woorden in.

De Angelsaksen en , terwijl de Normandiërs hun opbiechtten.

b Met zijn verhaal wil Willem van Malmesbury verklaren waarom de Normandiërs de Slag bij Hastings wonnen. Kies steeds het juiste woord.

Hertog Willem | God zorgde dat de Angelsaksen | Normandiërs wonnen, omdat ze zich voor de veldslag als goede moslims | christenen gedroegen, terwijl hun tegenstanders feestvierden | gingen bidden

3
146

c Leg uit dat de verklaring voor de afloop van de veldslag in bron 11 een voorbeeld is van standplaatsgebondenheid. Let ook op het beroep van de schrijver.

5 De Normandische overheersing

Je oefent: Feit en mening, en Standplaatsgebondenheid.

Lees: opdrachtbron 7.

a De volgende zinnen komen uit opdrachtbron 7. Geef bij elke zin aan of het een feit is of een mening.

feit mening

'Maar toch liet hij de mensen erg veel belasting betalen.'

'In de lente ging hij over de zee naar Normandië.'

'Zijn broer Odo en graaf Willem liet hij achter als zijn plaatsvervangers.'

'Ze kwelden het arme volk.'

'Het ging van kwaad naar erger.'

b Kies het juiste antwoord. De schrijver van de Angelsaksische kroniek is blij om | verdrietig over de komst van de Normandiërs naar Engeland, want hij geeft alleen positieve | negatieve meningen over hen.

c Leg uit dat zijn mening over de Normandiërs is beïnvloed door standplaatsgebondenheid.

In 1067 schrijft een Angelsaksische monnik over Willem de Veroveraar:

“ Tijdens zijn kroning beloofde Willem dat hij even goed als de beste koningen vóór hem over het volk zou heersen. Maar toch liet hij de mensen erg veel belasting betalen. In de lente ging hij over zee naar Normandië. Hij nam belangrijke geestelijken, edelen en andere mensen uit Engeland mee als gijzelaars. Zijn broer Odo en graaf Willem liet hij achter als zijn plaatsvervangers. Zij bouwden kastelen in heel het land. Ze kwelden het arme volk. Het ging van kwaad tot erger. Hopelijk zorgt God ervoor dat het goed afloopt.”

Naar: De Angelsaksische Kroniek (elfde en twaalfde eeuw)

OpDRaCHtbRON 7

6 Centralisatie

Lees: Centraal bestuur, en bron 12.

a Welke twee dingen deden de koningen van Engeland met de inkomsten uit hun kroongebied?

1 2

b Noem twee instellingen of organisaties die te maken hadden met centralisatie.

◯ ◯
◯ ◯
2 147 6.2 Het koninkrijk Engeland
1

6 Koningen, burgers en kruisvaarders

c Bij welke instelling of organisatie hoort bron 12? Leg je antwoord uit.

7 Botsing tussen koning en bisschop

Lees: Machtsstrijd met de kerk en de adel.

a Hieronder zie je koning Hendrik en Thomas Becket. Schrijf in de tekstballonnen wat ze gezegd konden hebben. Let op: uit wat ze zeggen, moet blijken waarom ze ruzie hadden.

b Hoe liep hun ruzie af? Teken het in het lege vak.

8 De verering van Thomas Becket

Bekijk: bron 13.

De paus verklaarde dat Thomas heilig was. Hij was volgens de paus namelijk een martelaar. De kerk liet kistjes maken zoals die in bron 13 om daarin zijn overblijfselen te bewaren.

a Wat is een martelaar? Zoek het op in de begrippenlijst van hoofdstuk 5, als je het niet meer weet.

b Bekijk de afbeeldingen op het kistje. Welke twee beeldelementen gaan over het martelaarschap van Thomas Becket?

148

De Slag bij Bouvines

Bekijk: bron 14.

Sinds de tijd van Willem de Veroveraar bezaten Engelse koningen ook een heel groot gebied in Frankrijk. Ze hieven in Engeland belastingen om dat gebied te verdedigen tegen de Franse koning. Veel van dat geld ging naar bondgenoten, zoals de graaf van Vlaanderen.

a Wie won de Slag bij Bouvines? De Franse koning | graaf van Vlaanderen won, want

b Hoe reageerden de Engelse edelen toen ze het nieuws over de afloop van de veldslag hoorden?

◯ Onze koning heeft het goed aangepakt.

◯ De Franse koning is een held!

◯ Onze bondgenoot heeft het verprutst, maar voor Engeland heeft dat geen gevolgen.

◯ Onze koning heeft veel belastinggeld gebruikt, en dat was voor niets.

c Voor de Engelse adel was de Slag bij Bouvines reden om de Magna Carta op te stellen. Leg dat uit.

Wat weet je nu?

10 De Engelse geschiedenis in vogelvlucht

Je oefent: Chronologie.

a Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.

Het leger van Willem van Normandië verslaat de Angelsaksen.

De edelen laten de koning de Magna Carta ondertekenen.

Koning Edward sterft.

Ridders van de koning doden de bisschop.

Willem de Veroveraar verdeelt Engelse grond onder zijn leenmannen.

b Zet in de juiste kolom: Hendrik – koninklijke rechtbank – Hastings – ambtenaren van de universiteit – Normandische leenmannen – rekenkamer – Harold – Tapijt van Bayeux

Verovering van Engeland Centralisatie

LEERDOELEN

• Je kunt uitleggen waarom en hoe de Normandiërs Engeland veroverden: 2, 3, 4, 5, 10.

• Je begrijpt welke gevolgen de centralisatie in Engeland had voor de macht van de koning, de adel en de kerk: 6, 7, 8, 9, 10

9
149 6.2 Het koninkrijk Engeland

Centralisatie in Frankrijk

Wat weet je al?

1 De geschiedenis van Frankrijk in vogelvlucht

Je oefent: Chronologie.

Nummer de gebeurtenissen in chronologische volgorde.

Karel Martel verovert delen van Zuid-Frankrijk na zijn overwinning op de moslims.

In het West-Frankische Rijk zijn edelen en kasteelheren hun eigen baas.

Clovis regeert over alle Franken en onderwerpt buurvolken.

De kleinzonen van Karel de Grote verdelen het Frankische Rijk.

Germaanse stammen vestigen zich tijdens de volksverhuizingen in Gallië.

De Romeinse generaal Julius Caesar verovert Gallië.

2 Een ingewikkelde politieke situatie

Vul in: Franse | 1066 | leenman | Normandië | koning | Engeland

In veroverde hertog Willem van Engeland. Hij werd van dat land. Dat zorgde voor een ingewikkelde situatie, want nu bezat de koning van veel grond in Frankrijk. Voor de koning was dat erg lastig, want hoe kon hij zo’n machtige dwingen naar hem te luisteren?

Basisstof

3 Een bijzondere vrouw

Lees: Een boerenmeisje. Bekijk: bron 15.

a Beschrijf hoe Jeanne d’Arc op het wandtapijt is afgebeeld.

b Denk je dat in de Middeleeuwen veel vrouwen op deze manier werden afgebeeld?

Leg uit waarom wel of niet.

c Boven het hoofd van Jeanne zie je een tekstrol. Je kunt die vergelijken met een spreekballon in een stripverhaal. Bedenk wat Jeanne zegt. Je antwoord moet goed passen bij de situatie waarin Jeanne en de koning elkaar ontmoetten.

6.3
150 6 Koningen, burgers en kruisvaarders

Nationaliteit

Bewondering voor Jeanne

Je oefent: Standplaatsgebondenheid.

Lees: opdrachtbron 8.

De maker van opdrachtbron 8 bewondert Jeanne. Dat heeft te maken met standplaatsgebondenheid. Toon dit aan door het schema in te vullen.

Maker van de bron

Geslacht

Geloof

Regel uit de bron die daarbij past

5 Oorlog tussen Engeland en Frankrijk

Een Franse schrijfster over Jeanne d’Arc: “

Een meisje van zestien jaar!

De vijanden vluchten voor haar.

Niemand houdt tegen haar stand.

Uit Frankrijk verjaagt ze de vijand.

Kastelen en steden heeft ze heroverd.

Nooit was er iemand zo dapper.

Zelfs niet de helden uit het verre verleden.

God helpt haar. Dat is de reden!”

Naar: Christine de Pizan, Het verhaal van Jeanne d’Arc (1429).

OpDRaCHtbRON 8

Lees: Strijd om Aquitanië, en De Honderdjarige Oorlog (1337-1453).

Vul in: Jeanne d’Arc | huurlingen | Orleáns | Edward | Karel | leenman | Aquitanië | 1453 | koning | Filips | ridders | Honderdjarige | oorlog | Fransen

De Engelse koning was een van de Franse koning, omdat hij ook hertog van was. Omdat Edward hem niet gehoorzaamde, bezette koning dat gebied. Edward wilde bovendien van Frankrijk worden. Daardoor brak er een uit. In de eerste jaren konden de Franse niet op tegen de Engelse en boogschutters. In het begin van de vijftiende eeuw leek de situatie voor de Franse koning helemaal hopeloos. Maar toen voor een overwinning zorgde, kregen de weer moed. Nadat Jeanne de Engelsen bij had verslagen, behaalden de Fransen meer overwinningen. In hadden de Fransen alle vijandige soldaten uit het land verdreven. Daarmee eindigde de Oorlog.

6 De oorlog en de burgers

Het belang van geschiedenis: Tijdens oorlogen vallen vaak burgerslachtoffers. Bij geschiedenis leer je dat dat altijd zo is geweest.

Lees: opdrachtbron 9. Bekijk: bron 16.

a Schrijf twee dingen op die de Engelsen volgens de maker van bron 16 deden nadat ze Caen hadden veroverd.

4
1 2 151 6.3 Centralisatie in Frankrijk

b De afspraak in opdrachtbron 9 is in 1949 gemaakt. Waarom juist toen, denk je?

c Hoe komt het dat er nog steeds tijdens oorlogen burgerslachtoffers vallen, ondanks deze afspraak?

d Stelling: ‘Sinds de Honderdjarige Oorlog is er voor burgers in oorlogstijd niks veranderd.’ Bedenk samen een argument voor de stelling en een argument ertegen.

Een afspraak die landen met elkaar hebben gemaakt voor als ze oorlog voeren:

“ Personen die niet rechtstreeks aan de gevechten deelnemen, moeten onder alle omstandigheden menslievend worden behandeld, zonder enig onderscheid gebaseerd op ras, huidskleur, godsdienst, geslacht of afkomst.”

Naar: Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd (1949).

OpDRaCHtbRON 9

7 Geschiedenis en saamhorigheid

Lees: Nationale staten, en opdrachtbron 10. Bekijk: opdrachtbron 11.

a Sommige historici denken dat de Fransen door de Honderdjarige Oorlog zich voor het eerst één volk begonnen te voelen. Toon dat aan met behulp van opdrachtbron 10.

b Het Rassemblement National is een nationalistische partij. Hoe kun je dat zien in opdrachtbron 11?

c Verklaar met behulp van opdrachtbron 8 waarom de leden juist bij het standbeeld van Jeanne d’Arc bij elkaar komen.

d In de tekst staat: ‘Soms keert het nationalisme van de meerderheid zich tegen minderheden die ook in het land leven’. Zoek online informatie over het Rassemblement National (vroeger heette dat het Front National). Leg uit dat de zin uit de tekst past bij het Rassemblement National.

152
Koningen, burgers en kruisvaarders
6

Een Frans liedje, geschreven rond 1420:

“ Jullie, mensen uit het dorp die van de Franse koning houden.

Wees moedig om tegen de Engelsen te vechten. Bewapen jullie met een schop om hen uit te roeien. Geef ze ervan langs, als ze niet willen vertrekken!”

Naar: Verzamelde Franse historische liederen (1841).

OpDRaCHtbRON 10

8 Koning Karel

Lees: Maatregelen van Karel.

a Wat was geen gevolg van de Honderdjarige Oorlog?

◯ Het kroongebied van de Franse koning was veel groter geworden.

◯ De Engelse koning verloor vrijwel al zijn gebieden in Frankrijk.

◯ Alle Franse hertogen waren voortaan trouw aan de koning.

◯ Frankrijk was een beetje meer een eenheid. b Noem drie maatregelen waarmee Karel de macht van de hertogen wilde verminderen.

1 2

9 Koning Lodewijk

Lees: Lodewijk. Bekijk: bron 17, en opdrachtbron 12.

OpDRaCHtbRON 11

De jeugdafdeling van het Franse Rassemblement National komt samen bij het standbeeld van Jeanne d’Arc in Parijs. Foto uit onze tijd.

a Karel wilde van Frankrijk een eenheid maken door de hertogen minder machtig te maken. Was hem dat aan het einde van zijn leven (1461) gelukt? Leg je antwoord uit met behulp van de kaart.

b Lodewijk wilde Frankrijk verder centraliseren. Hij stimuleerde daarom de handel en steunde de steden.

Welke twee voordelen had dat voor hem?

☐ Steden konden dan makkelijker in opstand komen tegen de hertogen.

☐ Steden en handelaren konden zo helemaal zelfstandig worden.

☐ Rijke handelaren en steden konden hem veel belasting betalen.

☐ Steden en handelaren konden veel meer belasting heffen dan eerst.

c Leg met behulp van bron 17 uit of Lodewijks maatregelen succes hadden.

3
153 6.3 Centralisatie in Frankrijk

Lodewijk is in opdrachtbron 12 de man op het paard onder het afdakje (baldakijn). Twee beweringen:

I Lodewijk wilde met zulke optochten indruk maken en ervoor zorgen dat steden hem trouw bleven.

II De bron bewijst dat Lodewijk altijd een goede band had met de steden in Frankrijk.

Bedenk of de beweringen juist of onjuist zijn.

◯ Bewering I is juist. Bewering II is onjuist.

◯ Bewering I is onjuist. Bewering II is juist.

◯ Bewering I en II zijn allebei onjuist.

◯ Bewering I en II zijn allebei juist.

10 Nare gevangenissen

Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen, en Betrouwbaarheid van bronnen.

Lees: bron 18.

Stel, je onderzoekt de centralisatiepolitiek van Lodewijk. Zijn de beweringen juist of onjuist?

• Bron 18 is niet bruikbaar, want hij gaat over het straffen van criminelen, niet over het vergroten van Lodewijks macht. juist | onjuist

• Bron 18 is betrouwbaar, want de schrijver wist door zijn beroep welke maatregelen Lodewijk nam. juist | onjuist

OpDRaCHtbRON 12

Koning Lodewijk komt aan in Parijs. Tekening uit een Frans boek uit de vijftiende eeuw.

• Bron 18 is bruikbaar, want in de gevangenissen kon Lodewijk zijn politieke tegenstanders opsluiten. juist | onjuist

• Bron 18 is onbetrouwbaar, want Philippe de Commynes heeft zijn informatie van andere mensen gekregen. juist | onjuist

Wat weet je nu?

11 Oorlog en centralisatie

Zet de nummers van de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de juiste rij van het schema. Als er (2x) staat, moet je het cijfer in twee rijen invullen.

1 Lodewijk steunt steden tegen edelen.

2 Filips bezet Aquitanië.

3 Karel voert nieuwe belastingen in.

4 De Engelse koning houdt alleen Calais over.

5 Edward eist de Franse troon op.

6 Karel verandert zijn adviesraad.

Oorzaken Honderdjarige Oorlog

Gevolgen Honderdjarige Oorlog

Centralisatie

LEERDOELEN

7 Er komt een staand leger.

8 Edward is een leenman van de Franse koning.

9 De eenheid in Frankrijk is groter geworden. (2x)

10 Lodewijk verovert Bourgondië.

11 De Franse koning heeft een groter kroongebied. (2x)

• Je kunt de oorzaken en gevolgen van de Honderdjarige Oorlog noemen: 3, 4, 5, 6, 7, 11.

• Je kunt beschrijven hoe de centralisatie in Frankrijk verliep: 8, 9, 10, 11

d
154 6 Koningen, burgers en kruisvaarders

Wat weet je al?

1 Naar Jeruzalem

Kies steeds het juiste woord.

1 Jeruzalem is een heilige plaats voor christenen, joden en hindoes | moslims

2 In de elfde eeuw heette het gebied waarin Jeruzalem ligt Palestina | Egypte

3 Perzen | Arabieren veroverden dat gebied in de zevende eeuw.

4 Joden en christenen hoefden daarna geen moslim te worden, maar hadden minder geld | rechten

Basisstof

2 Ridder Jezus

Lees: Een strijdlustige Jezus. Bekijk: bron 19.

Wat is de bedoeling van de maker van de bron?

◯ Hij wil geestelijken aanmoedigen vaker oorlog te voeren in plaats van zoveel te bidden.

◯ Hij wil dat ridders minder vechten en vaker de Bijbel lezen.

◯ Hij wil mensen afraden Jezus te volgen, want dat leidt tot geweld en dat keurt God af.

◯ Hij wil laten zien dat ridders die voor het christelijke geloof vechten, goed werk doen.

3 Op kruistocht

Je oefent: Chronologie.

Lees: De eerste kruistocht.

a Nummer de zinnen in chronologische volgorde.

Allerlei soorten mensen gaan op kruistocht.

De paus roept op tot een kruistocht.

De Byzantijnse keizer vraagt de paus om hulp.

Arabieren veroveren het Midden-Oosten.

Kruisvaarders veroveren Jeruzalem.

Seldjoeken veroveren Jeruzalem.

b Op weg naar Jeruzalem verzamelden de kruisvaarders zich in Constantinopel. De Byzantijnse keizer schrok toen hij de kruisvaarders zag. Leg uit waarom.

Hij verwachtte , maar hij zag

4 De oproep van Urbanus

Lees: bron 20.

a Welk gebied bedoelt de paus met het Heilige Land?

b Twee beweringen over de toespraak van Urbanus. Zijn ze juist of onjuist?

I Volgens de paus is Jezus de echte leider van de kruistocht. juist | onjuist

II De paus benadrukt het geweld van de Seldjoeken tegen christenen om mensen enthousiast te maken voor de kruistocht. juist | onjuist

6.4 De kruistochten
155 6.4 De kruistochten

6

c Urbanus noemt twee redenen voor christenen om op kruistocht te gaan. Welke zijn dat?

5 Onderweg

Lees: bron 21. Bekijk: opdrachtbron 13.

a Kies steeds het juiste woord. De mensen die moslims gaan straffen zijn geestelijken | kruisvaarders. Ze zijn op weg naar Palestina | Rome. De gebeurtenis in bron 21 speelt zich af in Europa | het Midden-Oosten, want het is aan het begin | einde van de eerste kruistocht. De joden konden alleen aan de dood ontsnappen door zich te bekeren tot de islam | het christendom.

b Klopte wat deze mensen deden met de oproep van paus Urbanus? Leg je antwoord uit.

c Zet de letter van iedere omschrijving bij de juiste plaats in opdrachtbron 13.

a Het einddoel van de eerste kruistocht.

b Duitse stad waar kruisvaarders joden aanvielen.

c Het startpunt van de toekomstige koning van Jeruzalem.

d Plaats vóór Jeruzalem die kruisvaarders veroverden en waar ze een eigen staat stichtten.

e Verzamelplaats van de kruisvaarders in het Byzantijnse Rijk.

6 De aanval op Jeruzalem

Je oefent: Betrouwbaarheid van bronnen.

Bekijk: bron 22.

a Hoe verliep de aanval op Jeruzalem, als je uitgaat van deze afbeelding?

☐ De ridders sliepen in houten huizen.

☐ De ridders droegen zware ijzeren harnassen.

☐ Ridders en soldaten bestormden de muren van de stad.

☐ In het kamp van de ridders waren ook vrouwen en kinderen.

☐ De kruisvaarders gebruikten katapulten om de muren stuk te schieten.

b Leg uit of deze bron een betrouwbaar beeld geeft van de gebeurtenissen.

1 2
Sofia Ankara Aleppo Damascus Amman 1.000 km 500 0
Mainz Fatimieden Constantinopel Antiochië
1e kruistocht, 1096 - 1099
RIJK
ENGELAND
RIJK Perzische Rijk
13
Regensburg
Bouillon
Jeruzalem
DUITSE
FRANKRIJK
PALESTINA SELDJOEKEN BYZANTIJNSE
OpDRaCHtbRON
156
Koningen,
burgers en kruisvaarders

Kruisvaardersstaten

Lees: Kruisvaardersstaten. Bekijk: bron 23.

a Vul in: domeinen | kruisvaardersstaten | wijk | luxeproducten | Italië | kruisvaarders

Na de verovering van Jeruzalem gingen sommige terug naar huis, andere bleven achter. Sommige edelen stichtten

Net als in Europa hadden ze er met kastelen. Kooplieden, vooral uit , gingen in havensteden langs de kust wonen. Ze woonden daar in een eigen . Vandaaruit exporteerden ze naar Europa.

b Wat doen de twee mannen in de tent in bron 23?

c Citeer twee zinnen uit de tekst die bij de afbeelding passen. 1 2

d Waardoor was er in het Midden-Oosten meer kennis van de wetenschap dan in Europa?

8 Kruistochten in Europa

Lees: Meer kruistochten, en Politieke gevolgen van de kruistochten. Bekijk: bron 24.

a Vul de ontbrekende woorden in. Tijdens de eerste hadden de christenen de stad veroverd op de . De was tevreden, want als hij het vroeg, wilden mensen blijkbaar voor zijn kerk vechten. Op iedereen die het niet met hem eens was, kon hij kruisvaarders afsturen.

Dat deed hij bijvoorbeeld tegen mensen met andere ideeën over het geloof, die de kerk noemde. Dat woord komt van de Katharen uit Zuid-

b Kruisvaarders wilden zo’n boek als dat in bron 24 graag hebben. Bedenk waarom. Noem twee redenen. 1 2

c In musea in Venetië zijn tegenwoordig veel kostbare Byzantijnse voorwerpen te zien. Verklaar hoe dat komt.

d Twee beweringen over de gevolgen van de vierde kruistocht:

I De kruisvaarders hadden er door de verovering van Constantinopel een groot keizerrijk bij gekregen en stonden daardoor sterker tegenover de moslims.

II De Byzantijnen konden de schade van de kruistocht herstellen, want later veroverden ze Constantinopel weer.

Zijn de beweringen juist of onjuist?

◯ Bewering I is juist. Bewering II is onjuist. ◯ Bewering I en II zijn allebei onjuist.

◯ Bewering I is onjuist. Bewering II is juist. ◯ Bewering I en II zijn allebei juist.

7
157 6.4 De kruistochten

9 Engelse kruisvaarders op het WK voetbal?

Het belang van geschiedenis: Voor ons zijn de kruistochten iets uit het verleden, maar in het Midden-Oosten zijn veel mensen die tijd nog niet vergeten. Dat leidt soms tot onbegrip tussen landen.

Lees: opdrachtbron 14.

Schrijf een reactie van ongeveer 60 woorden, die je naar de krant kunt sturen. Waarom vind jij het verbod van Qatar goed of juist niet goed?

Een nieuwsbericht over het wereldkampioenschap voetbal van 2022:

“ De overheid van Qatar stelt weer meer eisen tijdens het WK. Nu blijkt dat ook Engelse fans verkleed als kruisvaarders niet meer welkom zijn. Engelse fans verkleden zich al jaren als kruisvaarders, met op hun witte gewaad een rood kruis. Nu hebben de Qatarese autoriteiten Engelse fans verzocht om zich niet langer te verkleden als kruisvaarders. Het nieuws leidde tot felle reacties op social media. De kruistochten waren gewapende expedities die de kerk organiseerde. De verwijzing naar deze middeleeuwse religieuze strijd ligt gevoelig in het islamitische Qatar.”

OpDRaCHtbRON 14

158 6 Koningen, burgers en kruisvaarders

10 Oorzaken, verloop en gevolgen van de kruistochten

Je oefent: Chronologie, en Oorzaak en gevolg.

a Zet de letters die horen bij de gebeurtenissen op de juiste plek bij de tijdbalk.

a Turken veroveren Constantinopel.

b Saladin herovert Jeruzalem.

c De laatste kruisvaardersstaat gaat verloren.

d Jeruzalem valt in handen van de kruisvaarders.

e Kruisvaarders plunderen de Byzantijnse hoofdstad.

f Paus Urbanus houdt zijn toespraak.

g Byzantijnen verdrijven de kruisvaarders weer uit Constantinopel.

h Byzantijnen lijden een zeer zware nederlaag tegen de Seldjoeken.

b Noem van de kruistochten:

• een economisch gevolg voor West-Europa:

• een cultureel gevolg voor West-Europa:

• een politiek gevolg voor de Byzantijnen:

LEERDOEL

• Je kunt de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de kruistochten beschrijven: 2, 3, 4, 5,

Wat weet je nu?
6, 7, 8, 9, 10. 1400 1500 1204 1187 1099 1095 1071 1261 1291 1453 1100 1000 1200 1300 159 6.4 De kruistochten

Het Mongoolse Rijk

1 Europese ridders en Mongoolse krijgsmannen

Lees: Een bloedige veldslag. Bekijk: bron 25.

a Noem een overeenkomst in de manier waarop Europese ridders en Mongoolse krijgsmannen

vochten. Bekijk eventueel bron 19 nog eens.

b Noem een verschil in hun wapenuitrusting.

c Vergelijk een Mongoolse ruiter met een Europese ridder. Waarin was de Mongoolse ruiter in het voordeel? Waarin in het nadeel?

Voordeel:

Nadeel:

2 Strenge wetten

Je oefent: Oorzaak en gevolg.

Lees: De stichting van een wereldrijk, en opdrachtbron 15 en 16.

a Dzjengis Khan maakte militaire regels en algemene leefregels. Zet de nummers van de regels uit opdrachtbron 15 in de juiste kolom.

Militaire regel Algemene leefregel

b De strenge militaire regels waren een van de oorzaken van de snelle veroveringen. Opdrachtbron 16 past bij een andere oorzaak die in de tekst wordt genoemd.

Welke oorzaak is dat?

c Welke twee andere oorzaken staan in de tekst?

Enkele regels uit het wetboek van Dzjengis Khan:

“ 1 Het leger moet worden georganiseerd in eenheden van tien, honderd en duizend.

2 Het is verboden om vrede te sluiten met een volk dat zich niet heeft onderworpen.

3 Reizigers moeten altijd gastvrij worden ontvangen en voedsel krijgen.

4 Kleren mogen niet worden gewassen.

5 Alle mannen moeten in het leger, behalve in uitzonderlijke gevallen.

6 Soldaten die hun legeronderdeel verlaten, moeten worden geëxecuteerd.

7 Het is verboden te plassen in water of op as, op straffe van de dood.”

Naar: Yasak (dertiende eeuw).

OpDRaCHtbRON 15

Een Arabische historicus schrijft over de Mongolen:

“ Ik wou dat ik nooit geboren was, dan had ik niet zoveel ellende hoeven meemaken. Deze Mongolen sparen niemand, maar vermoorden vrouwen, mannen en kinderen. Ik hoorde een verhaal dat een Mongoolse krijgsman een man gevangen had genomen, maar geen wapen bij zich had om hem te doden. ‘Leg je hoofd op de grond en beweeg niet’, zei hij tegen zijn gevangene. Dat deed hij. Toen ging de krijgsman naar het huis van de man, pakte zijn zwaard en sloeg zijn hoofd eraf. ”

Naar: Ibn al-Athir, De complete geschiedenis (dertiende eeuw).

OpDRaCHtbRON 16

6.5
WERELDGESCHIEDENIS
1 2
160 6 Koningen, burgers en kruisvaarders

Wreed, of terecht?

Je oefent: Standplaatsgebondenheid.

Lees: Opdrachtbron 16 en 17.

a Opdrachtbron 16 en 17 hebben allebei te maken met veroveringen door de Mongolen.

Wat vinden de schrijvers ervan?

‘De Mongolen voeren geen oorlog zonder goede reden’ is de mening van de schrijver van

opdrachtbron . ‘Het is zinloos je tegen de Mongolen te verzetten’ is de mening van de schrijver van opdrachtbron

b Verklaar de meningen van de twee schrijvers vanuit standplaatsgebondenheid.

Een Chinese geleerde die in dienst was van Dzjengis Khan schrijft:

“ Ver weg in het westen ligt de stad Otrar. Toen Dzjengis Khan gezanten naar de stad stuurde, liet de gouverneur van Otrar hen doden. Ook de meer dan honderd handelaren die waren meegereisd, werden

OpDRaCHtbRON 17

4 Wereldrijk

Lees: Verdere veroveringen.

Bekijk: opdrachtbron 18.

Kleur het Mongoolse Rijk.

Geel: zoals het was in 1206.

Oranje: de veroveringen tot 1227.

Rood: de veroveringen tot 1279.

5 De Mongoolse godsdienst

Lees: opdrachtbron 15.

gedood. De gouverneur nam al hun goederen in beslag. Dit was de reden waarom het Mongoolse leger een grote veldtocht hield naar het westen.”

Naar: Yeh-lu Chu-tsai, Verslag van een reis naar het Westen (dertiende eeuw).

OpDRaCHtbRON 18

a Sommige regels uit het wetboek van de Mongolen kun je verklaren vanuit hun godsdienst. De Mongolen vereerden natuurkrachten. Hoe noem je zo’n godsdienst?

b Vanwege het respect voor natuurkrachten mocht je water niet verontreinigen. Welke regels uit opdrachtbron 15 hebben daarmee te maken?

c Wat is juist? De Mongolen en de kruisvaarders:

◯ voerden geen oorlogen om religieuze redenen.

◯ hadden geen ontzag voor wetenschap.

◯ namen elementen over uit de cultuur van volken die andere kennis hadden dan zijzelf.

◯ waren uiteindelijk allemaal christenen.

3
2.000 km 1.000 0
161 6.5 Het Mongoolse Rijk Wereldgeschiedenis

Zijde

Bekijk: bron 26.

Bron 26 bewijst dat zijde in die tijd een kostbaar product was. Leg dit uit.

7 Mongoolse vrouwen

Het belang van geschiedenis: Zelfs in het tegenwoordige Nederland vinden sommige mensen dat mannen en vrouwen niet hetzelfde werk moeten doen. Hoe was dat bij de Mongolen?

Je oefent: Bruikbaarheid van bronnen.

Lees: opdrachtbron 19 en 20.

a Stel, je onderzoekt de positie van de vrouw in de Mongoolse samenleving.

Welke bron is bruikbaar voor je onderzoek?

Opdrachtbron 19 is wel / niet bruikbaar, want .

Opdrachtbron 20 is wel / niet bruikbaar, want

b Twee conclusies over Mongoolse vrouwen:

I Ze waren gelijk aan mannen, want ze konden ook krijgsman zijn.

II Ze waren zelfstandiger dan de meeste Europese vrouwen uit die tijd.

Zijn de conclusies juist of onjuist, als je uitgaat van deze twee bronnen?

◯ Conclusie I is juist. Conclusie II is onjuist.

◯ Conclusie I is onjuist. Conclusie II is juist.

◯ Conclusie I en II zijn allebei onjuist.

◯ Conclusie I en II zijn allebei juist.

Een christelijke missionaris schrijft over Mongoolse vrouwen:

“ Ze zijn ongelofelijk dik, en hoe kleiner de neus van een vrouw is, hoe mooier ze wordt gevonden.”

Naar: Willem van Rubroek, Reisverslag (dertiende eeuw).

OpDRaCHtbRON 19

Een gezant van de paus naar de grootkhan schrijft:

“ We zagen meisjes en vrouwen pijl-en-boog dragen en net zo lang paardrijden als mannen. Ze hebben kortere stijgbeugels, gaan behendig met de paarden om en zorgen voor alle eigendommen.”

Naar: Johannes Plano Carpini, Geschiedenis van de Mongolen (dertiende eeuw).

OpDRaCHtbRON 20

LEERDOELEN

• Je kunt de oorzaken van de Mongoolse veroveringen noemen: 1, 2, 3, 4.

• Je kunt uitleggen welke voordelen de Mongoolse overheersing bracht: 5

6
162 6 Koningen, burgers en kruisvaarders

1 De bronnen voor het onderzoek

Je oefent: Soorten bronnen.

Lees en bekijk: bron 27 tot en met 35, en opdrachtbron 21.

Je gaat de hygiëne en gezondheid in de middeleeuwse stad onderzoeken. Als je klaar bent met je onderzoek, moet je antwoord kunnen geven op de hoofdvraag: Was het in de middeleeuwse stad een ongezonde smeerboel? Geef eerst van alle bronnen aan of ze primair of secundair zijn en of ze geschreven of ongeschreven zijn. Zet kruisjes. Bron

2 Deelvraag 1

Lees: Hygiëne en gezondheid in de stad, en bron 28. Bekijk: bron 27. We delen de hoofdvraag op in deelvragen.

Deelvraag 1: Stonk het in de middeleeuwse stad?

a Wat staat hierover in de tekst ‘Hygiëne en gezondheid in de stad’?

b Welke informatie haal je hierover uit bron 27?

c Kies de juiste woorden. Bron 28 bevestigt | weerlegt de informatie uit bron 27, want bestuurders | inwoners van de stad klagen dat mensen honden | varkens houden. Van de andere kant neemt het bestuur maatregelen om dierenmishandeling | overlast aan te pakken.

d Beantwoord de deelvraag. Leg je antwoord uit.

3 Deelvraag 2

Lees: bron 29 en 30.

Deelvraag 2: Lag er overal in de stad afval en andere viezigheid?

a Twee beweringen. Uit de twee bronnen blijkt dat …

I … de meeste burgers netjes hun straat schoonhielden, maar dat dit weinig zin had, omdat slagers er hun slachtafval dumpten.

II … slagers slachtafval soms zomaar op straat gooiden en dat er vaak rotzooi op straat lag, maar dat het stadsbestuur daar strenge maatregelen tegen nam.

◯ Bewering I is juist. Bewering II is onjuist.

◯ Bewering I is onjuist. Bewering II is juist.

◯ Bewering I en II zijn allebei onjuist.

◯ Bewering I en II zijn allebei juist.

b Beantwoord deelvraag 2 met de juiste bewering van opdracht a.

Op onderzoek in de late Middeleeuwen VERDIEPING
Bron 28 Bron 29 Bron 30 Bron 31 Bron 32 Bron 33 Bron 34 Bron 35 Opdrachtbron 21
☐ ☐
27
Primair ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐ ☐
Secundair ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐
☐ ☐ ☐
☐ ☐
Geschreven ☐ ☐ ☐ ☐
☐ ☐ ☐
Ongeschreven ☐ ☐ ☐
☐ ☐
163 Op onderzoek in de late Middeleeuwen Verdieping

Deelvraag 3

Lees: bron 31 en 32. Bekijk: opdrachtbron 21.

Deelvraag 3: Wasten de mensen in de middeleeuwen zich zelden?

a Welke informatie geeft bron 31 hierover?

◯ Middeleeuwers wasten zich vaak, omdat ze niet graag stonken.

◯ Omdat ze zo stonken, moesten mensen zich baden van het stadsbestuur.

◯ Middeleeuwers dachten dat het slecht was voor je gezondheid om te baden.

◯ In de Middeleeuwen dachten artsen dat baden goed was voor je gezondheid.

b Twee beweringen over middeleeuwse badhuizen. Zijn ze juist of onjuist?

I Mensen gingen naar het badhuis om zichzelf en de gezinsleden een goede schoonmaakbeurt te geven. juist / onjuist

II Mensen gingen naar het badhuis om eens lekker bij te komen. juist / onjuist

c Uit bron 32 blijkt dat sommige badhuizen ook een andere functie hadden. Leg dat uit.

d Beantwoord de deelvraag. Leg je antwoord uit.

5 Deelvraag 4

Lees: bron 33 en 35. Bekijk: bron 34.

OpDRaCHtbRON 21

Een middeleeuws badhuis op een Duitse afbeelding, gemaakt rond 1480.

Deelvraag 4: Was de kans groot om een ziekte te krijgen en jong te sterven?

a Welke informatie geeft bron 33 hierover?

◯ Er waren veel epidemieën, zodat de meeste mensen niet oud werden.

◯ Er braken soms epidemieën uit, maar daarbij stierven vooral kinderen.

◯ Er braken soms epidemieën uit, waarbij veel mensen stierven omdat dokters nog niet veel kennis hadden.

◯ Er waren zoveel epidemieën dat mensen niet meer bang waren voor de dood.

b Wat wil de maker van bron 34 duidelijk maken?

◯ Iedereen kan slachtoffer worden van de pest: hoog en laag, rijk en arm, jong en oud.

◯ Als er een epidemie is, kun je voor je doodgaat het best nog even feestvieren.

◯ Als je veel naar dansfeesten gaat, verzwakt je lichaam en word je eerder slachtoffer van de pest.

◯ Probeer het contact met skeletten te vermijden, want ze hebben de pestbacterie bij zich.

c Noem twee maatregelen die stadsbesturen namen als er pest was. 1 2

d Beantwoord de deelvraag. Leg je antwoord uit.

6 De conclusie

Geef nu je conclusie: ben je het eens met de stelling dat het in de middeleeuwse stad een ongezonde smeerboel was? Waarom wel of waarom niet? Schrijf op een los blaadje je conclusie op in ongeveer honderd woorden. Gebruik de antwoorden op de deelvragen.

4
164 6 Koningen, burgers en kruisvaarders

1 Leerdoelen en de tijdbalk

Schrijf bij elke gebeurtenis eerst het jaartal en schrijf daarachter het leerdoel dat erbij past.

a Saladin neemt Jeruzalem in. Jaar: Leerdoel:

b Koning Lodewijk verovert Bourgondië. Jaar: Leerdoel:

c Kruisvaarders veroveren Jeruzalem. Jaar: Leerdoel:

d De Slag bij Hastings. Jaar: Leerdoel:

2 Leerdoelen en de kaart

Bekijk: bron 36.

a Noem drie steden die te maken hebben met het leerdoel ‘Je kunt beschrijven hoe ambachtslieden en handelaren zich organiseerden.’ Leg ook uit waarom ze bij dit leerdoel passen.

1 2 3

b Noem een stad die te maken heeft met het leerdoel ‘Je kunt de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de kruistochten beschrijven’. Leg ook uit waarom de stad bij dit leerdoel past.

c Noem een stad die te maken heeft met het leerdoel ‘Je kunt beschrijven hoe de centralisatie in Frankrijk verliep.’ Leg ook uit waarom de stad bij dit leerdoel past.

3 Leerdoelen en begrippen

Hierna staan twee leerdoelen met bij elk drie begrippen. Kies het begrip dat niets met het leerdoel te maken heeft. Leg steeds je keuze uit.

a Je kunt uitleggen waarom in Europa vanaf de elfde eeuw steden ontstonden en bestaande steden groeiden. verstedelijking – kroongebied – burger

b Je kunt de centralisatie in Engeland beschrijven en uitleggen welke gevolgen dit had voor de macht van de koning, de adel en de kerk. ambachtsgilde – koninklijke rechtbank – rekenkamer

Afsluiting
165 Afsluiting

Standplaatsgebondenheid

Je oefent: Standplaatsgebondenheid.

Bekijk: opdrachtbron 22.

a Koppel de stand aan de juiste taak:

Het land bewerken

Bidden

Beschermen

• • Geestelijken

• • Vorsten en edelen

• • Boeren

b Leg uit dat deze indeling niet goed past bij de laatmiddeleeuwse landbouw-stedelijke samenleving.

c Wat is de boodschap van opdrachtbron 22?

◯ God wil dat mensen verschillende taken hebben en dat sommige mensen daarom boven anderen staan.

◯ De taken van de geestelijken en edelen zijn niet nuttig.

◯ Alle standen hebben hun eigen taak en ze moeten zich niet met elkaar bemoeien.

◯ Het is een verzinsel dat er verschillende standen zijn, want God heeft alle mensen gelijk geschapen.

d Waarom kun je de tekening alleen begrijpen vanuit de standplaats van de maker?

◯ De maker was een boer en daarom protesteerde hij tegen de macht van de edelen en geestelijken.

◯ De maker was een geestelijke en daarom vond hij dat andere mensen nooit hoefden te bidden.

◯ In de Middeleeuwen dachten de mensen dat God alles bepaalde en dus ook de verschillen tussen mensen.

◯ In de Middeleeuwen waren mensen erg gelovig en daarom vonden ze dat niemand meer mocht zijn dan een ander.

OpDRaCHtbRON 22

Jezus geeft de drie standen of groepen van de middeleeuwse samenleving hun taken: de mensen linksboven moeten voor iedereen bidden; de groep rechtsboven moet iedereen beschermen; de mensen onder moeten het land bewerken. Duitse tekening uit de vijftiende eeuw.

5 Personen en hun rol in de geschiedenis a Schrijf de namen op van de personen die worden omschreven.

1 Deze hoge geestelijke vroeg ridders om de Byzantijnse keizer te helpen, met als gevolg dat een grote massa mensen naar Palestina trok.

2 Franse koning die zijn adviesraad hervormde en nieuwe belastingen invoerde, zodat hij zijn leger en zijn ambtenaren kon betalen.

3 Engelse priester die zich verzette tegen de maatregelen van koning Hendrik en een martelaar werd.

4
166 6 Koningen, burgers en kruisvaarders

4 Hertog uit Frankrijk die met geweld koning werd van een ander Europees land.

5 Deze Engelse koning weigerde naar de rechtbank te komen en veroorzaakte zo een zeer lange oorlog tussen zijn land en Frankrijk.

b Gebruik de antwoorden van opdracht a. Zet bij elk leerdoel de naam die erbij past.

1 Je kunt beschrijven hoe de centralisatie in Frankrijk verliep.

2 Je kunt de oorzaken, het verloop en de gevolgen van de kruistochten beschrijven.

3 Je begrijpt welke gevolgen de centralisatie in Engeland had voor de machtsverhouding tussen koning, adel en kerk.

4 Je kunt uitleggen waarom en hoe de Normandiërs Engeland veroverden.

5 Je kunt de oorzaken en gevolgen van de Honderdjarige Oorlog noemen.

6 Leerdoelen en wereldgeschiedenis

Lees: opdrachtbron 23.

Om welke redenen past de bron bij het leerdoel ‘Je kunt uitleggen welke voordelen de Mongoolse overheersing bracht’?

☐ De Mongolen trokken de christenen voor op andere geloven.

☐ Dankzij de veiligheid in het Mongoolse Rijk kon je vanuit West-Europa veilig naar plaatsen diep in Azië reizen.

☐ De Mongolen accepteerden andere geloven.

☐ Dankzij de medewerking van Mongoolse heersers konden missionarissen handeldrijven met volken in Azië.

Een Vlaamse missionaris beschrijft zijn bezoek aan het hof van grootkhan Möngke:

“ De volgende dag zond Möngke zijn dienaren naar me toe. Ze zeiden: ‘Onze meester heeft ons met een boodschap naar u toegestuurd. Jullie zijn hier aanwezig: christenen, moslims en boeddhisten. Ieder van jullie beweert dat zijn leer de beste is en dat zijn boeken de waarheid vertellen. Daarom wil de khan dat jullie samenkomen om te debatteren. En hij wil dat iedereen zijn mening opschrijft, zodat de khan de waarheid kan leren kennen.’”

Naar: Willem van Rubroek, Reisverslag (dertiende eeuw).

OpDRaCHtbRON 23

167 Afsluiting

Illustratieverantwoording

Wikimedia: p. 4, 10, 49, 63, 65, 73, 78, 81, 83, 108, 146, 154

Mauritshuis: p. 10

Marcel van Dasselaar: p. 12

WikiCommons / Manuel Meewezen: p. 16

Paul Becx / i.o.v. gemeente Ede: p. 19

Verbaal: p. 20

Studio Kelvin Wilson: p. 23

Rijksmuseum van Oudheden, Leiden: p. 24, 47

Image Select: p. 27, 30, 38, 43, 60, 78, 87, 136, 158

Frank Wiersema Photography: p. 29

Hieroglyphic records: p. 32

Universal Images Group / Werner: p. 34

Kennisgeving van copyright: (Geen): p. 37

Kennis&Kennis Reconstructions: p. 47

Reconstructie Jennifer Mann / Fo: p. 47

National Archaeological Museum, Athene: p. 48, 76

The Acropolis Museum: p. 49

Erik Eshuis: p. 51, 56, 62, 121

ASCSA.net: p. 57

Ajax: p. 64

Nike: p. 64

Shutterstock: p. 76

The Trustees of the British Museum, Londen: p. 78

Getty Images: p. 83, 132

Fries Museum, Leeuwarden - Collectie Koninklijk Fries Genootschap: p. 92

Museum Het Valkhof: p. 93

Grafsteen van Aluuefa – lapidarium van de Sint-Servaasbasiliek: p. 98

Daliz: p. 103

Gallo-Romeins Museum Tongeren: p. 105

Rene Voorburg/ wikicommons: p. 107

onbekend: p. 109, 141, 148

The Morgan Library and Museum, New York: p. 142

ASSOCIATED PRESS: p. 153

Bayerische Staatsbibiliothek München: p. 164

Lineair: p. 166

168

Geschiedenis voor havo en vwo

Op de voorkant van dit boek zie je drie vreemde beeldjes. Het zijn kattenmummies uit het oude Egypte. De buitenkant is van linnen. Met deze stof werd de dode kat strak omwikkeld. Daarna werd het linnen beschilderd. In elk ‘beeldje’ zit dus een dode, gemummificeerde kat. En daarmee is wat akeligs aan de hand: ze zijn gewurgd. Hoe zit dat?

Volgens de oude Egyptenaren lieten goden zich aan mensen zien in een eigenschap van een dier, zoals in de kracht van de krokodil.

De Egyptenaren beeldden de meeste goden dan ook af met een dierenkop.

De kat was een verschijningsvorm van de godin Bastet. Zij beschermde de farao, de boeren, de huizen van mensen en het moederschap. Haar tempel was de mooiste van het land. Elk jaar was daar een groot festival dat door tienduizenden Egyptenaren werd bezocht. Bij de tempel ontdekten archeologen 300.000 kattenmummies. Zij waren door de festivalgangers meegebracht als offer voor Bastet. Zulke mummies kochten de Egyptenaren bij een boerderij waar katten werden gefokt. Als een kat één jaar oud was, werd het dier gewurgd en daarna gemummificeerd. Dat lijkt vreemd, dat je voor een offer aan de kattengodin eerst een kat laat doden. Maar de Egyptenaren zagen dat anders: door de mummificatie kreeg het dier juist het eeuwige leven.

Scan de QR-code voor meer informatie over de kat in de geschiedenis.

www.thiememeulenhoff.nl/feniks
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.