Inkijkexemplaar ZugSpitze Literatur vwo by ThiemeMeulenhoff

Name:

Klasse:

oefening 4

Het vlaggetje als puntje op de i

56 VWO Literatur

voorkeurslogo

Arrangement ZugSpitze

Bij start in leerjaar 1 met Duits:

4 examendeel examendeel leerjaar 4 deel leerjaar 4 deel

5 examendeel examendeel 5/6 en literatuurdeel

Bij start in leerjaar 2 met Duits: Leerjaar

4 leerjaar 4 deel leerjaar 4 deel

5 examendeel examendeel 5/6 en literatuurdeel

Auteurs

Heleen Blok, Christina Divendal, Carine Ettema, Marcel den Hollander, Barbara Lauwerens

Vormgeving

Crius Group, Hulshout, België

Omslag

Eduardo Media, Stampersgat, Nederland

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.

We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.

Samen leren vernieuwen.

www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 70183 8 Eerste druk, eerste oplage, 2024

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

Inhaltsangabe

u Werken met ZugSpitze 56V Literatur

u LITERATUR 1945 - heute

1 Literatur zwischen 1945 und 1968 9 Geschichte – nein, danke?

2 Literatur in der DDR: 1949-1990 23 Sagst du alles, was du denkst?

3 Literatur zwischen 1968 und 1990 35 Warum (nicht) demonstrieren gehen?

4 Literatur nach der Wiedervereinigung: 1990-heute 47 Wie konsumgeil bist du?

u LITERATUR 1850-1945

5 Poetischer Realismus: 1850-1890 65 Bist du blöd, wenn du spendest?

6 Naturalismus: 1880-1900 77 Nimmst du dein Glück selbst in die Hand?

7 Impressionismus und Symbolismus: 1890-1914 89 Wie objektiv siehst du die Wirklichkeit?

8 Expressionismus (Kafka): 1910-1925 101 Im Krisenmodus?!

9 Weimarer Republik und Drittes Reich (Brecht/Hesse): 1918-1945 117 Was tun gegen Ausgrenzung?

u LITERATUR 1720-1850

10 Aufklärung: 1720-1785

Glaubst du anderen aufs Wort?

11 Sturm und Drang: 1765-1785

Was, wenn dir Unrecht geschieht?

12 Klassik: 1786-1805

Warum was lernen?

13 Romantik: 1793-1830

Wovon träumst du?

14 Junges Deutschland / Biedermeier: 1815-1850

Bist du ein Aktivist oder ein Ignorant?

Werken met ZugSpitze 56V Literatur

Waarom zou je eigenlijk literatuur lezen, of je verdiepen in de literatuurgeschiedenis? Alleen omdat het moet voor je eindexamen? Dan doe je jezelf toch echt tekort. Als je met dit boek aan de slag gaat, zul je namelijk merken dat literaire teksten bijna altijd gaan over vragen, waar je in het dagelijkse leven tegenaan loopt. De vragen die de mensen zich vroeger stelden, blijken namelijk nog steeds verrassend modern en actueel te zijn.

Dat is het uitgangspunt van dit boek. Literaire teksten, en de tijd waarin ze zijn geschreven, ontdekken aan de hand van vragen, zoals:

• Heb jij moeite om spullen weg te gooien?

• Zeg jij alles wat je denkt?

• Ben jij koopverslaafd?

• Geloof je anderen op hun woord?

Je zal merken dat dit je gaat helpen om je beter in te leven in de anderen en dat je ook meer over jezelf te weten komt.

Opbouw van het boek

Het boek is opgedeeld in drie blokken, waarbij er bewust voor gekozen is om niet volledig chronologisch de literatuurgeschiedenis te doorlopen.

• Literatur 1945 - heute

• Literatur 1850 - 1945

• Literatur 1720 - 1850

In het eerste blok ga je aan de slag met de meest moderne literatuur. De teksten in dit blok zijn het meest toegankelijk. In de andere twee blokken ga je verder terug in de tijd. We adviseren je met klem om met het eerste blok te starten!

Opbouw van de hoofdstukken

Elk hoofdstuk is steeds op dezelfde manier opgebouwd. Je begint steeds met een introductieopdracht, waarbij de centrale vraag, waar je mee aan de slag gaat, wordt ingeleid. Bij de drie tot vier literaire teksten die vervolgens aan bod komen, wordt steeds een bruggetje gemaakt naar de tijd van nu, zodat je je beter kunt inleven in de tekst. Tussendoor krijg je, door de literatuurgeschiedenis en de literaire kenmerken van die tijd, meer inzicht in de context waarin de teksten zijn geschreven, Een hoofdstuk wordt afgesloten met formatieve reproductie- en reflectievragen, waarmee je kunt testen of je het allemaal begrepen hebt.

Extra teksten online

In de online omgeving vind je per periode nog meer teksten en opdrachten waarmee je je kunt verdiepen in de literatuur(geschiedenis).

Veel plezier en succes met je ontdekkingsreis!

LITERATUR 1945 - heute

Literatur zwischen 1945 und 1968 1

Geschichte – nein, danke?

Interessierst du dich für Geschichte? Oder sollte man sie deiner Meinung nach vergessen, weil man sie ohnenhin nicht ändern kann? Kann – oder muss – man aus der Geschichte lernen? In den letzten Jahren wird immer öfter darüber gesprochen, dass die Niederländer sich intensiver mit den dunklen Seiten ihrer Geschichte wie dem Indonesienkrieg, der Kolonialzeit und der Sklaverei auseinandersetzen sollten. Keine angenehme Sache …

Für viele Deutsche ist es 1945 und in den Jahren danach auch keine angenehme Sache, über die eigene Geschichte zu sprechen. Schriftsteller haben es aber nicht gewusst, was sich in den Konzentrationslagern abgespielt hat. Heute ist die Zeit des Nationalsozialismus Pflichtstoff in den deutschen Schulen. Es hat unter anderem dazu geführt, dass die Deutschen sich in den letzten Jahrzehnten möglichst wenig in irgendwelche Kriege eingemischt haben. Man hat aus der Geschichte gelernt.

Was meinst du? Geschichte – nein danke? Oder: Geschichte – ja bitte!

Schreib in zwei oder drei Sätzen auf, ob du etwas über die dunklen Seiten der niederländischen Geschichte weißt (oder wissen möchtest), und warum (nicht):

1 Inventur – Günter Eich (1945)

Was sind die wichtigsten Sachen, die du besitzt? Für einen deutschen Soldaten, der von der Front zurückkehrt, ist das keine schwierige Frage. Er hat fast nichts und gibt sich mit sehr wenig zufrieden.

Inventur inventaris

Dies ist meine Mütze, dies ist mein Mantel, hier mein Rasierzeug scheerspullen im Beutel aus Leinen linnen zakje

5 Konservenbüchse: Mein Teller, mein Becher ich hab in das Weißblech blik den Namen geritzt.

Geritzt hier mit diesem 10 kostbaren Nagel, spijker den vor begehrlichen Augen ich berge.

Im Brotbeutel sind ein Paar wollene Socken 15 und einiges, was ich niemand verrate, so dient es als Kissen nachts meinem Kopf. Die Pappe hier liegt karton 20 zwischen mir und der Erde.

Die Bleistiftmine potloodstift Lieb ich am meisten: Tags schreibt sie mir die Verse, die nachts ich erdacht.

25 Dies ist mein Notizbuch, dies meine Zeltbahn, tentzeil dies mein Handtuch, dies ist mein Zwirn garen (om kleding te naaien, repareren)

A Hör dir auf YouTube ‘Inventur’ von Günter Eich an. Lies den Text mit. Bearbeite folgende Aufgaben.

1 Lies die Information zum lyrischen Ich und beantworte die Frage.

Lyrisches Ich: fiktiver Sprecher im Gedicht, das heißt also eine fiktive Ich-Figur. Das Ich im Gedicht ist nicht dieselbe Person wie der Autor. Dadurch bekommt das Gedicht eine allgemeingültige Bedeutung, es ist mehr als ‘nur‘ die Meinung oder Erfahrung des Autors.

Woraus geht hervor, dass sich der fiktive Sprecher (das lyrische Ich) nicht mehr im Krieg befindet?

A Er hat mehr als genug zu essen.

B Er schreibt nachts Gedichte.

C Zu seinem Besitz gehören keine Waffen.

2 Waar in het gedicht kun je de conclusie trekken dat het lyrische Ich een soldaat is? Leg je antwoord uit.

3 Van wie zouden de ’begehrlichen Augen’ (regel 11-12) kunnen zijn?

4 Wie würdest du die Sachen, die das lyrische Ich besitzt, einordnen? Schreibe sie in die Tabelle. Essen Kleidung Gedichte Körperpflege / Übernachtung

5 Wat is op grond van de tekst de top drie van eigendommen van het lyrische Ich?

6 Wat zou jij zelf van de genoemde spullen als top-3 beschouwen? Leg je antwoord uit.

7 ‘einiges, was ich niemand verrate’ (Zeile 15-16). Was könnte deiner Meinung nach damit gemeint sein?

A Arzneimittel

B Geld und Schmucksachen

C Liebesbriefe oder Post von den Eltern

D Etwas anderes, nämlich

B Bearbeite folgende Aufgabe.

‘Geschichte – nein danke. Oder: Geschichte – ja bitte!’ Wat vind je? Is het belangrijk om iets over de ervaringen van soldaten te weten die van het front zijn teruggekeerd? Waarom (niet)?

Bespreek deze vraag kort met een klasgenoot en schrijf je mening op.

Literatur zwischen

GESCHICHTE

Deutschland 1945. Viele Männer sind an der Front umgekommen, sind schwer verletzt oder in Kriegsgefangenschaft geraten. Die Städte liegen nach den zahllosen Luft- und Bodenangriffen in Trümmern. Da es fast keine Männer mehr gibt, sind es die Frauen, die die Trümmer aufräumen: die Trümmerfrauen. Damit schaffen sie die Grundlage für den Wiederaufbau Deutschlands. Später spricht man von der ‘Stunde Null‘: Deutschland muss in jeder Hinsicht das Land von Null an aufbauen.

Das Land wird in vier Besatzungszonen aufgeteilt. In den Westzonen entsteht 1949 die Bundesrepublik Deutschland (BRD), in der Ostzone die Deutsche Demokratische Republik (DDR). Der Christdemokrat Konrad Adenauer ist der erste Bundeskanzler. Er integriert die Bundesrepublik in die Europäische Wirtschaftsgemeinschaft (EWG, Vorgängerorganisation der EU) und in die NATO.

Mit finanzieller Hilfe aus den USA (Marshallplan) kommt es in der Bundesrepublik sehr schnell zu einem wirtschaftlichen Aufschwung. Diese rasante Entwicklung wird als ‘Wirtschaftswunder‘ bezeichnet. 1950 ist das Einkommen eines Arbeiters schon höher als vor dem Krieg. Der Bedarf an Arbeitskräften ist 1955 so groß, dass die ersten Gastarbeiter angeworben werden.

Die Menschen möchten möglichst schnell ein hohes Wohlstandsniveau erreichen. 1955 rollt der einmillionste VW-Käfer vom Band. Ferienreisen ins Ausland, vorzugsweise nach Südeuropa, sind nicht länger eine Utopie. Gleichzeitig sieht es so aus, als ob die Deutschen die Kriegserfahrungen und den Holocaust vergessen hätten. Man schweigt über den Krieg. Intellektuelle und Künstler treten aber immer mehr dafür ein, dass man sich in Deutschland intensiver mit der Vergangenheit beschäftigt.

LITERATUR

Obwohl Schriftsteller aus der Zeit der Weimarer Republik (1919-1933), wie Hermann Hesse und Thomas Mann, wieder neue Werke veröffentlichen, wird auch die literarische Situation im Jahr 1945 von vielen Autoren als ‘Stunde Null’ empfunden. Zwischen 1933 und 1945 haben deutsche Autoren kaum Kontakte untereinander und zu ausländischen Autoren gehabt: Wichtige Kontakte, die zu neuen literarischen Inhalten und Formen hätten führen können. Auch beschäftigt man sich mit der Frage, wie man wieder Kunst schaffen kann in einer Sprache, in der zur Eroberung und Unterdrückung anderer Länder und zur Ausrottung der Juden aufgerufen worden ist.

Die Künstler sind sich darüber einig, dass man sich in der Literatur gründlich mit der Nazizeit beschäftigen muss. Das heißt, dass man darüber schreibt, was alles zwischen 1933 und 1945 passiert ist, wer (mit)schuldig daran gewesen ist und wer Opfer ist. Diese Vergangenheitsaufarbeitung – oder ‘Vergangenheitsbewältigung‘, wie man oft sagt – hält man für unbedingt notwendig, um künftig wieder friedlich mit anderen Völkern zusammenarbeiten zu können. Die Deutschen fühlen sich zum Teil selbst auch Opfer. Mit der ‘Trümmerliteratur‘ fängt die Vergangenheitsaufarbeitung an. Sie spielt sich einerseits ab in den Trümmern der zerbombten

1945 und 1968

Städte, handelt aber auch von den Trümmern in den Köpfen der zurückgekehrten Soldaten und der Frauen und Kinder, die schreckliche Bombenangriffe erlebt haben.

Es gibt in der Literatur drei Textsorten, die man als ‘literarische Gattungen‘ bezeichnet. Diese drei Gattungen nennt man Epik (erzählende Texte), Lyrik (Gedichte) und Dramatik (Theaterstücke). Diese drei Gattungen spielen in der Literatur zwischen 1945 und 1968 eine gleich wichtige Rolle. Um die literarische Entwicklung zu fördern, wird im Jahr 1947 die Gruppe 47 gegründet. Es handelt sich um eine große Gruppe von hauptsächlich jungen Autoren, die sich ab und zu treffen, um aus ihren neuen Werken vorzulesen und diese Texte gegenseitig zu kommentieren. In dieser Zeit entstehen viele Kurzgeschichten, was unter anderem mit der Papierknappheit in den ersten Nachkriegsjahren zu tun hat. Kurzgeschichten sind kurze Erzählungen. Darin wird ein Ereignis kurz beschrieben, werden die Figuren nur oberflächlich beschrieben und gibt es oft eine Pointe

Obwohl die Zeit des Nationalsozialismus bis heute ein Thema in der deutschen Literatur geblieben ist, fängt man in den sechziger Jahren an, sich auch mit anderen Fragen zu beschäftigen. Der wirtschaftliche Aufschwung bringt nämlich auch Missstände in der Industrie mit sich. Max von der Grün und Günter Wallraff lenken die Aufmerksamkeit der Gesellschaft auf diese Probleme. Das Bestreben vieler Menschen, so schnell wie möglich auf Kosten anderer Leute möglichst reich zu werden, wird zu einem wichtigen

Thema. Das kapitalistische System wird in Frage gestellt.

Die Vergangenheitsaufarbeitung ist für den Schweizer Max Frisch in seinem Theaterstück ‘Andorra‘ ein Grund, das Problem der Vorurteile bei Menschen zu untersuchen. Kann man einfach so behaupten, ein Mensch sei so, weil er zu einer bestimmten Gruppe oder zu einem bestimmten Volk gehört? Frisch geht tief auf Identitätsfragen ein. In ‘Stiller‘ behauptet die Hauptfigur etwa, dass er nicht der Mann mit dem Namen Stiller ist, für den andere ihn halten.

Für die Lyrik wird allmählich das politische Gedicht bezeichnend, das die politische Situation in der Bundesrepublik in den 1960er Jahren und den Vietnamkrieg (1955-1975) als Thema hat. Epische Werke, wie Romane und Novellen, beschäftigen sich vorwiegend noch mit der Kriegsvergangenheit.

LITERATUR ZWISCHEN 1945 UND 1968

 Stunde Null: Neuanfang in der Literatur (Gruppe 47), Kurzgeschichten

 Trümmerliteratur: in den Resten der zerstörten Städte und in den Köpfen der Soldaten, Frauen und Kinder

 Vergangenheitsaufarbeitung: Ereignisse zwischen 1933 und 1945, Schuldfrage (vor allem in Romanen und Novellen)

 Wirtschaftswunder: Missstände in der Industrie, Kritik am kapitalistischen System

 Politik der 1960er Jahre und Vietnamkrieg: politische Gedichte

Die weite Welt der Musik

Ein jahrelanges Leben zwischen den Trümmern der zerstörten Städte und – bei vielen Deutschen – auch mit einem schlechten Gewissen über die Schrecken des Zweiten Weltkriegs, das ist nicht einfach. Außerdem haben viele Menschen ein Trauma erlitten, als ehemalige Soldaten an der Front oder als Opfer von Bombenangriffen. Auch die Deutschen, so oft man sie auch als Täter bezeichnen mag, haben viele ihrer Liebsten verloren. Da sucht man nach Ablenkung. Und die Musik bietet sie: Lieder über Reisen in exotische Länder, durch die weite Welt. Viele Schlagersänger machen diese schöne heile Welt zum Thema ihrer Lieder.

LERNEN

Todesfuge – Paul Celan (1947)

Hast du schon einmal erlebt, dass du einen bestimmten Namen oder ein bestimmtes Wort nicht sagen wolltest? Weil du den Namen oder das Wort aus Wut oder Ärger nicht über die Lippen bringen konntest?

Das Unsagbare sagen: Der jüdische Dichter Paul Celan hat es geschafft, die Wut über den Mord an seinen Eltern und Millionen anderen in Worte zu fassen. Das Gedicht heißt ‘Todesfuge‘. Eine Fuge ist ein Musikstück, in dem ein bestimmtes Thema in verschiedenen Varianten wiederholt und um neue Themen ergänzt wird.

Todesfuge

Schwarze Milch der Frühe wir trinken sie abends wir trinken sie mittags und morgens wir trinken sie nachts wir trinken und trinken wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng graven

5 Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland donker wordt dein goldenes Haar Margarete

er schreibt es und tritt vor das Haus und es blitzen die Sterne er pfeift seine Rüden herbei honden

10 er pfeift seine Juden hervor lässt schaufeln ein Grab in der Erde er befiehlt uns spielt auf nun zum Tanz

Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts wir trinken dich morgens und mittags wir trinken dich abends wir trinken und trinken

15 Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland dein goldenes Haar Margarete

Dein aschenes Haar Sulamith askleurige wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng

20 Er ruft stecht tiefer ins Erdreich ihr einen ihr andern singet und spielt graven jullie er greift nach dem Eisen im Gurt er schwingts seine Augen sind blau ijzer in de riem stecht tiefer die Spaten ihr einen ihr anderen spielt weiter zum Tanz auf spades

Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts wir trinken dich mittags und morgens wir trinken dich abends

25 wir trinken und trinken ein Mann wohnt im Haus dein goldenes Haar Margarete dein aschenes Haar Sulamith er spielt mit den Schlangen

Er ruft spielt süßer den Tod der Tod ist ein Meister aus Deutschland er ruft streicht dunkler die Geigen dann steigt ihr als Rauch in die Luft violen

30 dann habt ihr ein Grab in den Wolken da liegt man nicht eng

Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts

wir trinken dich mittags der Tod ist ein Meister aus Deutschland wir trinken dich abends und morgens wir trinken und trinken der Tod ist ein Meister aus Deutschland sein Auge ist blau

35 er trifft dich mit bleierner Kugel er trifft dich genau

loden, van lood ein Mann wohnt im Haus dein goldenes Haar Margarete

er hetzt seine Rüden auf uns er schenkt uns ein Grab in der Luft er spielt mit den Schlangen und träumet der Tod ist ein Meister aus Deutschland

dein goldenes Haar Margarete

40 dein aschenes Haar Sulamith

A Hör dir das Gedicht ‘Todesfuge‘ auf YouTube an und lies mit. Beantworte die Fragen.

1 Welches Foto passt am besten zu diesem Gedicht? Erkläre deine Antwort mithilfe von Wörtern aus dem Gedicht.

2 Lies die Informationen zum Stilmittel und zur Metapher.

Stilmittel: Stilmittel sind sprachliche ‘Tricks‘, mit denen Autoren bestimmte Wirkungen bei ihrer Leserschaft hervorrufen wollen. Beispiele sind Ironie oder Sarkasmus, aber auch Metaphern und Reim gehören.

Metapher: Stilmittel, mit dem man für bestimmte Phänomene ein bestimmtes Bild verwendet, um deutlich zu machen, was charakteristisch an diesen Phänomenen ist. Beispiel: ‘Mein Herz stand still‘ macht deutlich, dass man sehr erschrocken war.

Ergänze folgende Sätze mithilfe der Wörter aus dem Kasten. Drei Wörter bleiben übrig.

Schwarze Milch

Normalerweise hat Milch eine 1 Farbe. Säugetiere trinken diese Milch am 2 ihres Lebens. In diesem Gedicht handelt es sich um schwarze Milch, die eine Metapher für den 3 sein muss. Mit dem ‘wir’ im Gedicht sind die 4 gemeint, die den ganzen 5 mit dieser schwarzen Milch konfrontiert werden, weil ihre Verwandten und Freunde umgebracht werden.

3 ‘schwarze Milch der Frühe’ (Zeile 1) Was ist deiner Meinung nach damit gemeint?

A Die Gefangenen bekommen nur am Morgen etwas zu trinken.

B Die Gefangenen sterben frühzeitig, also auf eine unnatürliche Weise.

C Die Gefangenen werden nur früh am Tag, wenn alle noch schlafen, umgebracht.

D Anders, nämlich

4 Vaak werd bij aankomst op het perron in het kamp al tegen de gevangenen gezegd, hoe het met hen zou aflopen. In het gedicht wijzen verschillende formuleringen hier al op. Citeer er twee.

5 ‘er pfeift seine Juden hervor’ (regel 10)

Zoek een soortgelijke formulering in het gedicht. Waarmee worden de gevangenen vergeleken?

A B

‘wir trinken sie’ (Zeile 1) wird in Zeile 12 zu ‘wir trinken dich’. Was wird damit zum Ausdruck gebracht?

A Dass der Tod ein immer vertrauteres Phänomen für die Gefangenen geworden ist.

B Dass die Gefangenen auf keinen Fall über einen Mangel an Wasser klagen können.

C Dass sich die Gefangenen immer mehr wie unter Freunden fühlen.

‘Ein Mann wohnt … Margarete‘ (Zeile 15-17)

Der Mann im Haus muss der 1 sein. Die Schlange ist in der Bibel schon ein Symbol für das 2 . Als sein Arbeitstag vorbei ist, an dem er wieder viele Gefangene 3 hat, schreibt er einen Brief an seine 4 . Er bewundert ihre 5 Haare, sie ist also ein Symbol für die 6 Rasse. Ein anderes Symbol für diese Rasse sind die 7 in Zeile 21.

SCHATZTRUHE

Margarete

Der Name Margarete ist kein beliebiger Name. Margarete ist der Name der Geliebten von Faust in dem gleichnamigen Drama von Goethe, das als Höhepunkt der deutschen Literatur gilt.

Viele Menschen haben sich nach dem Krieg gefragt, wie es möglich ist, dass ein Volk, das ‘Faust‘ (und viele andere große Kunstwerke) hervorgebracht hat, auch so etwas Unmenschliches wie den Holocaust geplant und ausgeführt hat. Übrigens verbindet Faust sich in dem Drama mit dem Teufel, genauso wie der ‘Mann im Haus‘ in diesem Gedicht sich mit den Schlangen verbindet …

8 Het askleurige haar van Sulamith (regel 18), een Joodse vrouwennaam, verwijst naar twee dingen. Welke?

9 Die Gefangenen müssen Musik machen und singen (Zeile 20). Was mag der Grund gewesen sein?

A Musik und Gesang können große Panik verhindern, wenn andere Gefangene getötet werden.

B Weil die Tage in der Gefangenschaft eintönig sind, bringen Musik und Gesang Abwechslung.

C Wenn man Musik und Gesang hört, werden die anderen Gefangenen motiviert, härter zu arbeiten.

SCHATZTRUHE

Sein Auge ist blau

In Zeile 21 ist die Rede von den blauen Augen des Mannes, der im Haus wohnt.

In Zeile 34 wird aber nur noch von einem Auge gesprochen. Dieses Auge gehört dem Tod. In der griechischen Mythologie gibt es auch ein Wesen, das nur ein Auge hat. Es ist der Zyklop, ein riesiges Ungeheuer (monster). Der Tod mit seinem blauen Auge ist also ein Ungeheuer aus Deutschland.

B Bearbeite folgende Aufgabe.

‘Das Unsagbare sagen’ (Einleitung zum Gedicht)

Schrijf in je eigen woorden wat het ‘onzegbare’ is dat in ‘Todesfuge’ wordt gezegd.

Katz und Maus – Günter Grass (1961)

Stell dir vor, in deiner Klasse hat jemand etwas sehr Wertvolles gestohlen. Der Klassenlehrer kommt in deine Klasse, weil er unbedingt wissen muss, wer der Dieb ist. Du weißt, wer es getan hat. Was machst du? Schweigst du? Sagst du die Wahrheit?

Im folgenden Fragment, das sich im Zweiten Weltkrieg abspielt, hat eine Klasse gerade eine Turnstunde hinter sich. Ein Kapitänleutnant der Kriegsmarine hat auch an dem Sportunterricht teilgenommen. Zuvor hat er einen Vortrag über seine Erfolge in der Kriegsmarine gehalten, wobei er stolz sein Ritterkreuz gezeigt hat. Plötzlich ist aber etwas im Umkleideraum los …

Mallenbrandt ist der Turnlehrer, Mahlke ist die Hauptfigur in ‘Katz und Maus’. Er ist in jeder Hinsicht anders als die anderen Jungen. Die übrigen Namen sind die Namen der anderen Mitschüler.

Nach dem Sportunterricht

Mallenbrandt pfiff, und Primaner* wie Untersekundaner* mussten nach dem Korbballspiel antreten, für den Kaleu* “Imfrühtauzubergewirziehnfallera*” singen und wurden in den Umkleideraum entlassen. Sofort hingen sie wieder an dem Kapitänleutnant. Nur die Primaner gaben sich weniger aufdringlich. Während sich der Kaleu nach sorgfältigem

5 Waschen der Hände und Achselhöhlen* über dem einzigen Waschbecken – Duschräume hatten wir keine – mit raschen Bewegungen seine Unterwäsche* anzog, das geliehene Turnzeug*, ohne dass wir etwas zu sehen bekamen, abstreifte, musste er wieder Fragen der Schüler beantworten, tat das lachend, gutmütig, erträglich von oben herab; um dann zwischen zwei Fragen zu verstummen: unsicher tastende Hände, ein zuerst verstecktes, dann 10 offensichtliches* Suchen, auch unter der Bank – “Moment mal Jungs, bin gleich wieder auf Deck”, – und in marineblauer Hose, in weißem Hemd, ohne Schuhe aber in Strümpfen* drängte sich der Kaleu durch Schüler und Bankreihen, durch den Zoogeruch*: Kleines Raubtierhaus. Offen und hochgestellt stand sein Kragen, bereit für den Binder* und das Band mit jenem, mir unaussprechlichen Orden*. An Mallenbrandts Lehrerzimmertür hing der 15 wöchentliche Turnhallenplan. Gleichzeitig klopfte er an und trat ein.

Wer tippte* wie ich nicht auf Mahlke? Bin nicht sicher, dass ich sofort, hätte sofort, rief aber auf keinen Fall laut: “Wo steckt denn Mahlke?” Auch Schilling rief nicht, Hotten Sonntag, Winter Kupka Esch, keiner rief; vielmehr einigten wir uns alle auf den mickrigen* Buschmann, ein Bengelchen*, das selbst nach einem Dutzend Ohrfeigen ein ewiges, ihm angeborenes 20 Grinsen nicht aufzugeben vermochte.

Als Mallenbrandt in flauschigem* Bademantel mit dem halbangezogenen Kapitänleutnant zwischen uns stand und sein “Werwardas? Sollsichmelden!” brüllte, wurde ihm Buschmann zugeschoben*. Auch ich rief Buschmann und war sogar in der Lage*, bei mir und ungezwungen zu denken: Richtig, das kann nur Buschmann gewesen sein, wer sonst als 25 Buschmann.

Primaner vijfde-, zesdeklassers

Zoogeruch hier: zweetlucht

Untersekundaner vierdeklassers Binder stropdas Kaleu Kapitänleutnant Orden onderscheiding

Imfrüh…fallera Im Frühtau zu Berge wir zieh’n, fallera (liedtekst)

Achselhöhlen oksels

tippte … auf gokte … op (als dader) mickrigen magere, zwakke

Bengelchen boefje

Unterwäsche ondergoed flauschigem zacht aanvoelende

Turnzeug gymspullen zugeschoben naar hem toegeschoven offensichtliches heel duidelijk in der Lage in staat

Strümpfen kousen

A Hör dir von 4:33 bis 6:16 (verlangsamt, Wiedergabegeschwindigkeit 0.75!) das Fragment aus ‘Katz und Maus’ an und lies mit. Bearbeite folgende Aufgaben.

1 ‘Sofort hingen sie wieder an dem Kapitänleutnant.’ (Zeile 3) Mit welchen Worten wird dieser Satz konkretisiert?

A ‘Während sich … abstreifte’ (Zeile 4-7)

B ‘musste er wieder … beantworten’ (Zeile 7-8)

C ‘unsicher tastende Hände … offensichtliches Suchen’ (Zeile 9-10)

2 Wo im Text bemerkt der Kapitänleutnant zum ersten Mal, dass ihm das Ritterkreuz fehlt?

A ‘mit raschen Bewegungen …’ (Zeile 6)

B ‘um dann …’ (Zeile 8)

C ‘offensichtliches Suchen …’ (Zeile 10)

D ‘ “Moment mal …’ (Zeile 10)

3 Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met alinea 3-4. wel niet

1 Alle jongens waren er vrij zeker van dat Mahlke de dief was.

2 Vervolgens vinden de jongens een bewijs dat Buschmann de dief moet zijn geweest.

3 Buschmann heeft altijd een grijns op zijn gezicht.

4 De gymleraar is woedend.

5 De verteller gelooft in de leugen van de klas.

4 Lies die Informationen zum Roman, zur Novelle und zur Pointe. Bearbeite danach die Aufgabe.

Roman: Erzählung, in der das Schicksal von Figuren über eine längere Zeit hinweg beschrieben wird. Der Charakter der Hauptfigur(en) kann sich im Laufe der Erzählung ändern.

Novelle: kürzere Erzählung, die von einem einzelnen Ereignis handelt und indirekt eine Pointe haben kann. Ein bekanntes Beispiel ist die ‘Schachnovelle‘ (1943) von Stefan Zweig.

Pointe: überraschender, oft humoristischer Effekt in einem Text.

Lies jetzt folgende Zusammenfassung von ‘Katz und Maus‘. Ist diese Geschichte aufgrund der gelesenen Informationen ein Roman oder eine Novelle? Unterstreiche deine Lösung.

‘Katz und Maus‘ ist die Geschichte einer Clique, in der Joachim Mahlke eine auffällige Rolle spielt. Er hat andere Interessen als seine Freunde, die ihn übrigens sehr dafür bewundern, dass er beim Tauchen im Hafen viel länger unter Wasser bleibt als die anderen.

Eines Tages erscheint ein Marineoffizier in der Schule. Er hält einen Vortrag über die wichtigen Aufgaben der Kriegsmarine und zeigt den Schülern stolz sein Ritterkreuz. Der Orden wird aber gestohlen und es zeigt sich, dass Mahlke der Dieb ist.

Er wird von der Schule entlassen, meldet sich bei der Wehrmacht und kehrt nach einiger Zeit mit einem Orden in die Schule zurück. Da will er – wie der Marineoffizier – einen Vortrag halten, was ihm vom Schulleiter verweigert wird. Er kehrt nicht an die Front zurück, sondern taucht hinunter in ein versunkenes Minensuchboot im Hafen. Seitdem wird er nie wieder gesehen.

B Schau dir von 49:05 bis 50:01 dasselbe Fragment aus einer Verfilmung von ‘Katz und Maus’ an. Bearbeite die Aufgabe.

Wat ontbreekt er in het filmfragment in vergelijking met het boekfragment?

C Bearbeite folgende Aufgabe.

Wat zou jij doen op het moment dat een leraar roept: “Wie was dat? Die moet zich meteen melden!“? De dader aanwijzen? Of een andere klasgenoot? Of helemaal je mond houden? Waarom zou je zo reageren?

Romulus der Große – Friedrich Dürrenmatt (1949)

Schaust du manchmal in den Kochtopf, weil du unbedingt wissen willst, was auf den Tisch kommt? Wie wichtig ist für dich die Frage: “Was essen wir heute?“

Kaiser Romulus der Große, Kaiser des römischen Reiches, interessiert sich in diesem Fragment nur für diese Frage. Kümmert er sich denn gar nicht um die große Politik? Doch! Für eine klarere Antwort auf diese Frage musst du aber diese Aufgabe machen.

Die Hühner haben hier die Namen großer Staatsmänner bekommen. Odoaker ist der germanische Feldherr, der größte Feind des römischen Reiches.

Der Kaiser, seine Hühner und deren Eier

ROMULUS: Augustus hat nichts gelegt?

PYRAMUS: Nichts, mein Kaiser.

ROMULUS: Tiberius?

PYRAMUS: Die Julier* nichts.

5 ROMULUS: Die Flavier*?

PYRAMUS: Domitian. Doch von dem wünschen Majestät ausdrücklich kein Ei zu verspeisen.

ROMULUS: Domitian war ein schlechter Kaiser. Er kann Eier legen, soviel er will, ich esse sie nicht.

PYRAMUS: Zu Befehl, mein Kaiser.

10 Majestät löffelt das Ei aus.

ROMULUS: Von wem ist dieses Ei?

PYRAMUS: Wie gewöhnlich von Marc Aurel.

ROMULUS: Eine brave Henne. Die andern Kaiser sind nichts wert. Hat sonst noch jemand gelegt?

15 PYRAMUS: Odoaker.

Er ist etwas geniert*.

ROMULUS: Sieh mal.

PYRAMUS: Zwei Eier.

ROMULUS: Enorm. Und mein Feldherr Orestes, der diesen Germanenfürsten besiegen soll?

20 PYRAMUS: Nichts.

ROMULUS: Nichts. Ich habe nie viel von ihm gehalten. Ich möchte ihn heute abend mit Kastanien gefüllt auf meinem Tische sehen.

PYRAMUS: Sehr wohl, Majestät.

Majestät isst Schinken* und Brot.

25 ROMULUS: Von der Henne meines Namens weißt du mir nichts zu berichten?

PYRAMUS: Sie ist das edelste und begabteste Tier, das wir besitzen, ein Spitzenprodukt* römischer Geflügelzucht*.

ROMULUS: Legt es, das edle Tier?

Pyramus sieht Achilles hilfesuchend an.

30 ACHILLES: Fast, Majestät.

ROMULUS: Fast? Was soll das heißen? Entweder* legt ein Huhn oder es legt nicht.

ACHILLES: Noch nicht, mein Kaiser.

Majestät macht eine entschlossene* Handbewegung.

ROMULUS: Überhaupt nicht. Wer nichts taugt*, taugt in der Pfanne. Der Koch soll mit mir und 35 Orestes auch Caracalla zubereiten.

PYRAMUS: Caracalla haben Sie vorgestern mit Philippus Arabs zu den Spargeln* gegessen, Majestät.

Julier - Flavier leden van een belangrijke Romeinse familie entweder ofwel ist … geniert schaamt zich entschlossene vastberaden Schinken ham taugt geschikt is Spitzenprodukt topproduct Spargeln asperges Geflügelzucht pluimveehouderij

A Hör dir das Fragment aus ‘Romulus der Große’ an und lies den Text mit. Bearbeite folgende Aufgaben.

1 Was ist das Problem mit den Eiern von Romulus’ Hühnern?

A Die römischen Hühner legen kaum Eier, im Gegensatz zum germanischen Huhn.

B Die Qualität der Eier lässt zu wünschen übrig.

C Sie legen zu wenig Eier.

2 De Germanen vallen het Romeinse Rijk aan. Wat voorspelt het aantal gelegde eieren symbolisch over de afloop van die aanval?

3 ‘Sie ist … römischer Geflügelzucht.’ (Zeile 26-27) Warum gibt Pyramus eine äußerst vage Antwort?

A Das Huhn mit dem Namen Romulus hat nichts gelegt, Pyramus will den Kaiser nicht verletzen.

B Pyramus ist stolz auf die Resultate der betreffenden Henne, will sich aber sehr bescheiden geben.

C Pyramus will nicht gestehen, dass er sich gar nicht um die Hühner kümmert.

4 Regel 21-22 en 34-38: Wat eet Romulus vanavond?

5 Lies die Information zur Komödie.

Komödie: Theaterstück, in dem die Geschichte auf eine glückliche Weise endet (die beiden Hauptfiguren heiraten zum Beispiel) und in dem die Handlungen oder Aussagen der Figuren die Zuschauer zum Lachen bringen. Oft werden menschliche Schwächen übertrieben dargestellt.

Waarom kan je ‘Romulus der Große’ op basis van dit fragment een komedie noemen?

6 Lies folgende Informationen zum Ende von ‘Romulus der Große’:

Romulus wird nachts von seinen politischen Gegnern angegriffen, weil er sich nicht um das römische Reich gekümmert habe. Er erklärt ihnen auf scharfe Weise, dass das römische Reich kein Recht mehr hat, weiterhin zu existieren, weil es andere Völker unterdrückt und ausgerottet hat. Am Ende ist Romulus der einzige übriggebliebene Römer im Palast. Odoaker tritt herein. Romulus will sich ihm übergeben, damit das römische Reich untergeht. Odoaker weigert sich, dieses Angebot anzunehmen. Er ist ebenso wie Romulus ein friedlicher Mensch, interessiert sich auch für Hühner, hat jedoch einen Neffen, der sein Nachfolger wird und der sehr machthungrig ist. Odoaker ist sich nämlich sicher, dass das germanische Reich ebenso schlimm sein wird wie das römische.

Kan je op basis van deze informatie ‘Romulus der Große’ een komedie noemen? Waarom (niet)?

LERNEN

Wie würdest du aufgrund des Endes dieses Theaterstücks Dürrenmatts Meinung in Bezug auf die Weltpolitik umschreiben?

A Dürrenmatt ist optimistisch, er meint, dass die Völker immer wieder ihre Diktatoren stürzen.

B Dürrenmatt ist pessimistisch, er meint, dass immer wieder neue Diktatoren die Macht ergreifen.

C Dürrenmatt zweifelt, er weiß nicht, wie die Weltpolitik in Zukunft aussehen wird.

D Etwas anderes, nämlich

8 Leg je antwoord op vraag 7 uit.

B Bearbeite folgende Aufgabe.

Het leek in dit fragment alleen maar om ‘het eten van vanavond’ te gaan. Het ging echter uiteindelijk om wereldpolitiek. Ben je het met Dürrenmatts visie op de wereldpolitiek eens, als je naar de informatie in vraag A6 kijkt? Verklaar je antwoord.

ABSCHLUSS

Zeige jetzt am Ende dieses Kapitels, was du alles gelernt hast!

REPRODUKTION

Fülle folgendes Rätsel auf Deutsch aus. Die nummerierten Felder ergeben einen wichtigen Begriff aus der Periode 1945-1968.

Wenn eine Lösung aus mehreren Wörtern besteht, gibt es keine Leerstellen im Rätsel.

A Neuanfang (in der Literatur)

B Kürzere Erzählung, die von einem einzelnen Ereignis handelt, oft mit Pointe

C Autor von ‘Katz und Maus‘

D Nicht sehr lange Erzählungen, bedingt durch die Papierknappheit gleich nach dem Krieg

E Musikstück mit sich wiederholenden Themen in jeweils neuen Varianten

F Literatur, die unter anderem vom Chaos in den Köpfen der Kriegsopfer handelt

G Rasante industrielle Entwicklung in den 1950-er Jahren

H Neuer deutscher Staat, im Jahr 1949 gegründet

I Die Europäische Wirtschaftsgemeinschaft, Vorgänger der …

Der gesuchte Begriff aus der Periode 1945-1968 ist

REFLEXION

Beantworte folgende Fragen.

1 Waarom is het gedicht ‘Inventur’ (Aufgabe 1) veelzeggend voor de psychische situatie van veel Duitsers in de eerste naoorlogse jaren?

2 Leg kort in je eigen woorden uit wat er in ‘Todesfuge‘ (Aufgabe 2) beschreven wordt.

3 Welke kritiek wordt er in het fragment uit ‘Katz und Maus‘ (Aufgabe 3) geleverd op het gedrag van de jongens in de kleedkamer in het bijzonder en op Duitsers in de Hitlertijd in het algemeen?

4 Leg uit waarom Romulus zich in het fragment (Aufgabe 4) alleen met kippen en eieren bezig lijkt te houden en niet met de politiek.

Zum selbstständigen Lesen empfohlen:

Heinrich Böll Billard um halbzehn

Der Zug war pünktlich Und sagte kein einziges Wort

Wolfgang Borchert Draußen vor der Tür Friedrich Dürrenmatt Der Besuch der alten Dame

Der Richter und sein Henker

Die Physiker

Max Frisch Andorra

Biedermann und die Brandstifter

Biografie: Ein Spiel Homo faber

Stiller

Günter Grass Katz und Maus

Rolf Hochhuth Der Stellvertreter

Siegfried Lenz Deutschstunde

Luise Rinser Jan Lobel aus Warschau

Mitte des Lebens

Möchtest du mehr Texte aus der Literatur zwischen 1945 und 1968 lesen? Schau dir die Online-Materialien an!

ZugSpitze is dé methode Duits waarmee uw leerlingen op een leuke en uitdagende manier de Duitse taal snel onder de knie krijgen. Leerlingen werken met ZugSpitze stap voor stap heel gericht toe naar concrete leerdoelen, waardoor ze snel het vertrouwen krijgen iets te kunnen. Het ERK vormt de rode draad van de onderbouw tot en met de bovenbouw. Hierdoor worden leerlingen ook meteen voorbereid op de Goethe-examens A1 tot en met B2.

Heleen Blok

Christina Divendal

Carine Ettema

Marcel den Hollander

Barbara Lauwerens