





VERPLEEGKUNDIGE
NIVEAU 4













VERPLEEGKUNDIGE
NIVEAU 4
Auteurs
H. van den Berg
M.B.J. Linssen
P.A.M. Mocking
R.F.A. Schrijver
A. Velthuis
Eindredactie
C.M. Louz
E. van der Hart
A&F MODULE 1
Auteurs
H. van den Berg
M.B.J. Linssen
P.A.M. Mocking
R.F.A. Schrijver
A. Velthuis
Eindredactie
C.M. Louz
E. van der Hart
Met medewerking van
D. Leenhouwers
A. Liedtke-van Eijck
K. van Schaik
H. van Sommeren
N. van Os
E. van Rijswijk-Hofman
Fotografie omslag
Peter Bak, Rotterdam
Omslagontwerp
Studio Fraaj, Rotterdam
Vormgeving binnenwerk
Studio Michelangela
Opmaak binnenwerk
Crius Group, Hulshout
Over ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.
We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.
Samen leren vernieuwen.
www.thiememeulenhoff.nl
ISBN 978 90 0666830 8
Vierde druk, eerste oplage, 2023
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2023
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
Voorwoord
Deze uitgave is onderdeel van Traject, dé methode voor de zorgopleidingen Verzorgende-IG en Mbo-Verpleegkundige. Deze uitgave bevat een licentie voor de online leeromgeving.
Traject is gebaseerd op de kwalificatiedossiers 2020 voor de opleidingen Verzorgende-IG en Mbo-Verpleegkundige. In deze kwalificatiedossiers hebben de CanMEDS-rollen een belangrijke plek gekregen, net als technologie en is er meer aandacht voor de zorgvrager en zijn eigen regie en welzijn. Traject sluit aan op de kwalificatiedossiers met actueel en vernieuwend materiaal dat is ontwikkeld in samenwerking met docenten en experts uit het werkveld.
Traject bestaat uit:
• theorieboeken, inclusief een licentie voor de online leeromgeving;
• een online leeromgeving met verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, beroepsvaardigheden, zelftoetsen, evaluatie- en reflectieopdrachten.
Traject is modulair opgebouwd. Deze uitgave bestaat uit meerdere modules. Elke module heeft een vaste opbouw. In deze uitgave zijn de volgende onderdelen terug te vinden:
• Een korte praktijksituatie met oriëntatieopdrachten om voorkennis te activeren.
• Actuele theorie die alle benodigde basiskennis en achtergrondinformatie bevat bij de betreffende werkprocessen. De theorie bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk.
• Begrijp je de theorie; stellingen waarmee de student controleert of zij de theorie voldoende beheerst.
• Een begrippenlijst.
Bovenstaande onderdelen zijn ook opgenomen in de online leeromgeving. Daarnaast bevat de online leeromgeving bij iedere module de volgende onderdelen:
• Een grote variëteit aan verwerkingsopdrachten met directe feedback.
• Praktijksituatie(s) met CanMEDS-rollen. Dit zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk inclusief opdrachten gekoppeld aan CanMEDS-rollen, houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen.
• Beroepsvaardigheden met opdrachten en BPV-opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van communicatieve, instrumenteel-technische en sociaal-agogische vaardigheden.
• Door de module heen zijn allerlei evaluatie- en reflectieopdrachten opgenomen.
• Een zelftoets waarmee de student zelfstandig kan beoordelen of zij de stof beheerst.
• Een moduletoets die de docent kan inzetten om te beoordelen of de studenten de stof voldoende beheersen.
We wensen alle studenten en docenten veel plezier en succes met het werken met Traject.
Amersfoort 2022, Auteurs, redactie en uitgever
Module 1 Randvoorwaarden bij het verlenen van basiszorg 9
Je luistert naar mevrouw Luibens die verdrietig is 10
1 De leefomgeving van de zorgvrager 13
1.1 Eisen aan de leefomgeving 13
1.2 De omgeving van de zorgvrager met een lichamelijke beperking 17
1.3 De directe omgeving van de zorgvrager 18
Begrijp je de theorie? 19
2 Hygiënisch werken tijdens persoonlijke basiszorg 20
2.1 Waarom hygiënisch werken? 20
2.2 Infectieleer 21
2.3 Infectieziekten 24
2.4 Micro-organismen uitschakelen 27
2.5 Besmettingswegen 29
2.6 Beschermen en beschermd worden 32
Begrijp je de theorie? 35
3 Veilig en ergonomisch verantwoord werken tijdens persoonlijke basiszorg 36
3.1 Veiligheid in samenhang met de zorgsituatie 36
3.2 Veiligheid en de rol van protocollen, standaarden en richtlijnen 42
3.3 Ergonomisch verantwoord werken 42
Begrijp je de theorie? 51
4 Duurzaam zorg verlenen 52
4.1 Milieu en gezondheid 52
4.2 Milieubeleid 53
4.3 Zorg en milieu 56
Begrijp je de theorie? 58
Begrippen 59
Module 2 Verlenen van basiszorg 63
Je ondersteunt mevrouw Van Halder bij de persoonlijke verzorging 64
1 Ondersteunen bij de hygiënische verzorging 67
1.1 Doel van de hygiënische verzorging 67
1.2 Hygiënische verzorging van de zorgvrager 69
1.3 Verzorging van huid, haar en bij transpiratie 71
1.4 Oog- en oorverzorging 79
1.5 Mondzorg 82
1.6 Voet- en beenverzorging 87
1.7 Verzorging van de geslachtsorganen 89
1.8 De plaats van de verzorging 91
Begrijp je de theorie? 93
2 Ondersteunen bij de lichamelijke verzorging bij complicaties door bedlegerigheid 94
2.1 Decubitus 94
2.2 Contracturen 106
2.3 Spieratrofie 108
2.4 Osteoporose 108
2.5 Problemen en complicaties van longen, darmen, bloedvaten en blaas 109
Begrijp je de theorie? 112
Begrippen 113
Module 3 Ondersteunen bij voeding en vocht 117
Gerard moet oppassen dat zijn glucosewaarden niet te hoog worden 118
1 Gezonde voeding 121
1.1 Voedingsrichtlijnen en gezonde eetgewoonten 121
1.2 Samenstelling van voedingsmiddelen 127
1.3 Diëtiek 132
1.4 Voeding en voedingsgewoonten 140
Begrijp je de theorie? 143
2 Zorg en ondersteuning bij eten en drinken 144
2.1 Ondersteunen en begeleiden bij de voeding 144
2.2 Voeding en hulp bij eten en drinken 150
Begrijp je de theorie? 154
3 Zorg bij voeding in specifieke situaties 155
3.1 Ondergewicht en ondervoeding 155
3.2 Overgewicht 160
3.3 Maag- en darmproblemen en voeding 164
3.4 Voeding in specifieke situaties 169
Begrijp je de theorie? 176
Begrippen 177
Module 4 Ondersteunen bij de uitscheiding 179
Je hebt meneer Gruiters na een val opgenomen op de verpleegafdeling 180
1 De uitscheiding 184
1.1 Stofwisseling 184
1.2 Uitscheidingsorganen en uitscheidingsproducten 185
Begrijp je de theorie? 192
2 Urine en feces 193
2.1 Urine 193
2.2 Feces 209
Begrijp je de theorie? 219
3 Overige uitscheidingsproducten 220
3.1 Transpiratievocht 220
3.2 Menstruatie 223
3.3 Sputum 226
3.4 Braaksel 227
Begrijp je de theorie? 230
Begrippen 231
Module 5 Verlenen van basiszorg bij gezond, comfortabel en veilig in bed 235
Je denkt mee om de nachtrust van meneer Cohen te bevorderen 236
1 Gezonde slaap 240
1.1 Slaap en slaapcyclus 240
1.2 Slaapstoornissen 244
1.3 Slaaphygiëne 245
1.4 Goede slaap bevorderen 247
Begrijp je de theorie? 252
2 Comfortabel en veilig in bed 253
2.1 Het bed van de zorgvrager 253
2.2 Hulpmiddelen 260
2.3 Houdingen in bed 263
Begrijp je de theorie? 269
Begrippen 270
Module 6 Ondersteunen bij mobiliseren 273
Je ondersteunt meneer Yilmaz bij het mobiliseren 274
1 Mobiliseren van zorgvragers 278
1.1 Het belang van mobiliseren voor de zorgvrager 278
1.2 Mobiliseren in de praktijk 281
1.3 Bewegingsgerichte zorg 284
1.4 Bewegingsgerichte activiteiten organiseren 288
Begrijp je de theorie? 289
2 Verplaatsen van een zorgvrager 290
2.1 Regels en adviezen voor het verplaatsen van een zorgvrager 290
2.2 Technieken voor het verplaatsen van een zorgvrager 295
2.3 Hulpmiddelen bij het verplaatsen van een zorgvrager 300
2.4 Ondersteunen bij het lopen 307
2.5 Mobiliteit voor rolstoelgebonden zorgvragers 308
Begrijp je de theorie? 313
3 Valpreventie 314
3.1 Valrisico's 314
3.2 Maatregelen voor valpreventie 319
3.3 Multidisciplinaire aanpak 322
Begrijp je de theorie? 324
Begrippen 325
Module 7 Observeren van vitale functies 327
Je observeert de vitale functies van Jeroen 328
1 Vitale functies 331
1.1 Wat zijn vitale functies? 331
1.2 De vitale functies 331
1.3 Overige belangrijke lichaamsfuncties 334
1.4 Belang van meten van vitale functies 335
1.5 Early Warning Score 336
1.6 SBAR(R) 338
1.7 Rol van de verpleegkundige 339
Begrijp je de theorie? 341
2 Meten van vitale functies 342
2.1 Luchtweg en ademhaling 343
2.2 Bloedcirculatie 350
2.3 Bewustzijn 356
2.4 Temperatuurregulatie 361
2.5 Pijnbeleving 372
Begrijp je de theorie? 377
Begrippen 378
Module 8 Verlenen van eerste hulp en reanimeren 381
Je bent in gesprek met meneer Schuurmans als zijn vrouw plotseling valt 382
1 Eerstehulpverlening 386
1.1 De verpleegkundige als eerstehulpverlener 386
1.2 Zorg voor een veilige omgeving 389
1.3 Zorg voor de zorgvrager 392
1.4 Let op eigen besmetting 395
1.5 Inschakelen van deskundige hulp 396
Begrijp je de theorie? 399
2 Eerste hulp bij bedreiging van vitale functies 400
2.1 Eerste hulp bij problemen met de ademhaling 401
2.2 Eerste hulp bij problemen bij de circulatie 409
2.3 Eerste hulp bij problemen met het bewustzijn 417
Begrijp je de theorie? 430
3 Reanimatie 431
3.1 Reanimatie in een zorgorganisatie 431
3.2 Wat is een circulatiestilstand? 433
3.3 Herkennen van een reanimatiesituatie 434
3.4 Toepassen van borstcompressies en beademingen 438
3.5 Gebruik van de aed 441
3.6 Reanimatie buiten de zorgorganisatie 444
Begrijp je de theorie? 447
4 Eerste hulp bij overig letsel 448
4.1 Eerste hulp bij huidbeschadigingen 448
4.2 Eerste hulp bij letsel aan oog, neus, oor en mond 454
4.3 Letsel aan armen en benen 456
Begrijp je de theorie? 460
Begrippen 461
Module 9 Sterven en dood 465
Meneer Aslan heeft acute leukemie 466
1 De dood 469
1.1 Wat is dood? 469
1.2 Sterven en dood in onze samenleving 474
1.3 Dood en levensbeschouwing 475
Begrijp je de theorie? 482
2 Zorg in de palliatieve en terminale fase 483
2.1 De laatste levensfasen 483
2.2 Zorg in de laatste levensfasen 488
Begrijp je de theorie? 496
3 Regie rondom het levenseinde 497
3.1 Zelfbeschikkingsrecht 497
3.2 Zelfbeschikking in de praktijk 502
3.3 Omgaan met ethische dilemma's 512
Begrijp je de theorie? 515
Begrippen 516
Module 10 Verzorgen, verplegen en begeleiden in de palliatieve en terminale fase 521
Mevrouw Kosterman wordt 's nachts plotseling onrustig 522
1 Verzorgen in de palliatieve en terminale fase 525
1.1 Basiszorg voor palliatieve en terminale zorgvragers 525
1.2 Aandachtspunten basiszorg in de palliatieve en terminale fase 527
Begrijp je de theorie? 532
2 Verplegen in de palliatieve en terminale fase 533
2.1 Het verpleegplan in de palliatieve en terminale fase 533
2.2 Complicaties in de palliatieve en terminale fase 535
2.3 Het stervensproces 553
Begrijp je de theorie? 556
3 Begeleiden in de palliatieve en terminale fase 557
3.1 Begeleiden van palliatieve en terminale zorgvragers 557
3.2 Fasen van rouw en verliesverwerking 560
3.3 Begeleiden van naasten en mantelzorgers 565
Begrijp je de theorie? 569
Begrippen 570
Register 573
Het verlenen en ondersteunen van de persoonlijke basiszorg bij zorgvragers is een van de belangrijkste taken van jou als verpleegkundige. Goede basiszorg is alleen mogelijk als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Zo moet bijvoorbeeld de leefomgeving van de zorgvrager in orde zijn. Ook hygiënisch en veilig werken zijn vanuit het oogpunt van de zorgvrager essentieel: die rekent er namelijk op dat hij bij jou in goede handen is. Dat vraagt van jou dat je schoon werkt en dat je de zorgvrager niet blootstelt aan gevaar. Bij het verlenen van basiszorg horen ook jouw eigen werkomstandigheden. Als die niet optimaal zijn, kun je geen goede zorg verlenen. Daarnaast heb je als verpleegkundige de verantwoordelijkheid om zo duurzaam mogelijk te werken. Dat betekent bijvoorbeeld dat je je houdt aan milieuvoorschriften en dat je verspilling voorkomt.
Auteur
M.B.J. Linssen
Eindredactie
C.M. Louz
In het ziekenhuis waar je werkt als verpleegkundige is recent een cohortafdeling geopend voor zorgvragers die besmet zijn met het coronavirus. Veel zorgvragers zijn erg ziek en de mate waarin ze zichzelf kunnen verzorgen is zeer beperkt. Een belemmerende factor in de zorg zijn de strenge maatregelen voor persoonlijke bescherming van medewerkers. Voor de zorgvragers is elke zorgprofessional onherkenbaar vermomd. Vooral mondneusmaskers, mutsjes en spatbrillen belemmeren het persoonlijke contact. De hoogbejaarde mevrouw Luibens is recent overgeplaatst naar de cohortafdeling. Wanneer je haar kamer binnenkomt om haar te helpen met de persoonlijke verzorging tref je mevrouw Luibens huilend in bed aan. Je hebt al snel door dat mevrouw verdrietig is omdat ze zich alleen voelt. Haar kinderen mogen, vanwege de strenge coronamaatregelen, niet op bezoek komen en ze mist ook haar hondje. Snikkend vertelt ze verder. 'Ik voel me op deze kamer ook helemaal niet op mijn gemak. Het is allemaal zo steriel en onpersoonlijk. Er staat nog niet eens een plantje of bloemetje. En het ergst vind ik dat iedereen er hetzelfde uitziet. Jullie lijken wel ruimtewezens in die vreemde pakken. Is dat nu echt allemaal nodig? Het lijkt wel of iedereen bang voor mij is. Ben ik dan echt zo besmettelijk?' Je luistert eerst vooral heel goed naar mevrouw. Je laat mevrouw uitpraten en knikt regelmatig even. Die actieve luisterhouding helpt: mevrouw Luibens kalmeert. Je probeert mevrouw uit te leggen waarom de strenge maatregelen genomen moeten worden. Dat is lastig want virussen of andere micro-organismen zeggen mevrouw Luibens helemaal niets.
1 DE LEEFOMGEVING
Mevrouw Luibens mist haar eigen omgeving. Ze mist de mensen om haar heen, haar hondje maar ook sfeermakers zoals een plant of bloemetje. De coronamaatregelen hebben een enorme impact op de leefomgeving van zorgvragers in het ziekenhuis en in andere zorgorganisaties. Misschien heb je zelf ook weleens ervaren dat je je ergens niet thuis voelde.
Beschrijf voor jezelf in steekwoorden een situatie waarin jij je niet thuis voelde.
Vorm tweetallen. Vertel elkaar je situatie. Stel verdiepende vragen en noteer voor je eigen situatie drie acties die jij of een ander had kunnen doen waardoor je je meer thuis had gevoeld.
1. Actiepunt 1:
2. Actiepunt 2:
3. Actiepunt 3:
2 HYGIËNISCH WERKEN
Mevrouw Luibens vraagt zich af of al die beschermende pakken waarin zorgverleners rondlopen echt allemaal nodig zijn. 'Ben ik dan echt zo besmettelijk?', vraagt ze.
Als verpleegkundige is het altijd belangrijk om bewust met hygiëne om te gaan. Je wilt te allen tijde voorkomen dat een zorgvrager of jijzelf besmet raakt met een micro-organisme dat een infectieziekte kan veroorzaken. De infectieziekte Covid-19 wordt veroorzaakt door een virus maar er zijn ook andere micro-organismen die een infectie kunnen veroorzaken.
Vorm drietallen. Pak een leeg vel papier of zorg voor een digitaal document. Maak een woordweb. Noteer alle soorten micro-organismen die een infectieziekte kunnen veroorzaken en omcirkel deze. Noteer daaromheen kenmerken van het micro-organisme. Noteer ook infectieziekten die veroorzaakt kunnen worden door het micro-organisme.
Bij een virus noteer je bijvoorbeeld 'levend' en de infectieziekte 'Covid-19'.
In deze module kunnen woorden voorkomen waarvan je de betekenis nog niet kent. Dit kunnen beroepswoorden of vaktaalwoorden zijn, die je nog nooit eerder hebt gelezen. Zorg ervoor dat je ze begrijpt en kunt gebruiken in de module. Als je de woorden begrijpt, is het gemakkelijker om opdrachten in deze module te maken.
Noteer tijdens het lezen van de theorie de woorden die je niet begrijpt. Geef van elk woord de betekenis en een voorbeeldzin.
Woord Betekenis Voorbeeldzin
Tip: In de begrippenlijst van deze module vind je alvast een selectie van vaktaalwoorden die met deze module te maken hebben.
• Je kunt benoemen wat een optimale leefomgeving inhoudt voor verschillende typen zorgvragers.
• Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen het levende en dode milieu.
• Je kunt samenvatten wat jouw rol is als verpleegkundige bij het bevorderen en bewaken van een optimale leefomgeving.
• Je kunt uitleggen waar de directe omgeving van een zorgvrager met of zonder lichamelijke beperking aan moet voldoen.
De leefomgeving van de zorgvrager heeft invloed op zijn gezondheid. Dit hoofdstuk gaat over deze leefomgeving en de eisen die daaraan gesteld worden. Je krijgt uitleg over het verschil tussen het levende en dode milieu en de invloed die jij daar als professional op kunt uitoefenen. In dit hoofdstuk is ook aandacht voor de leefomgeving van de zorgvrager met een lichamelijke beperking en meer specifiek voor de kamer waarin de zorgvrager verblijft.
De omgeving van de zorgvrager wordt ook wel het milieu genoemd. Het milieu wordt onderverdeeld in het levende en het dode milieu. Het milieu van de zorgvrager is van grote invloed op zijn gezondheidstoestand en daar worden eisen aan gesteld. De omgeving van de zorgvrager moet:
• zijn gezondheid bevorderen of in stand houden;
• zijn zelfzorg en mantelzorg stimuleren of ondersteunen;
• prettig en veilig zijn.
Als de leefomgeving van de zorgvrager aan deze eisen voldoet en daarmee optimaal is, wordt dit een therapeutisch milieu genoemd. De omstandigheden waarin de zorgvrager verkeert, zijn als het ware helend. Ze helpen de zorgvrager beter te worden.
In deze omgeving is de gezondheid bevorderen of in stand houden lastig Trini is wijkverpleegkundige. Ze verzorgt meneer Taks thuis. Hij woont in een oud huisje op het platteland. Een badkamer heeft hij niet en hij wast zich altijd in de keuken aan het aanrecht. Meneer Taks verzorgen vraagt veel creativiteit van Trini. Het huis van meneer Taks is ook niet schoon. De vloer is vochtig en vies en het huis is in de winter niet goed warm te krijgen. Trini doet haar best, maar het is geen optimaal therapeutisch milieu.
Geen prettige omgeving voor Derk
Derk heeft een psychiatrische stoornis en wordt soms geïsoleerd verpleegd. Op die momenten ervaart hij zijn omgeving als onprettig. Hij heeft een ruimte van enkele vierkante meters, waar de hoogstnoodzakelijke spullen zijn, zoals een bed en een wc. Zijn persoonlijke spullen moesten thuisblijven, waardoor de gehele ruimte er kaal en onprettig uitziet. Derk ervaart in deze perioden geen optimaal therapeutisch milieu.
Zelfzorg en mantelzorg stimuleren of ondersteunen
Jona heeft lichamelijke beperkingen en woont in een aangepaste woning. Eigenlijk kan ze alle zelfzorgactiviteiten zelfstandig uitvoeren dankzij allerlei aanpassingen. Jona heeft dus niemand nodig voor haar dagelijkse verzorging. Ook haar keuken is zo aangepast dat ze met haar rolstoel overal bij kan en er zelfstandig kan komen. Voor handelingen die Jona echt niet zelfstandig kan uitvoeren, kan ze altijd een beroep doen op de hulp van familie en vrienden. Jona ervaart haar leefomgeving als therapeutisch omdat ze, ondanks haar beperkingen, het leven kan leven dat ze wil.
Figuur 1.1 een loopband kan bijdragen aan een therapeutisch milieu voor een zorgvrager die graag beweegt © ThiemeMeulenhoff / Frank Muller / ZorginBeeld
1.1.1 Het levende milieu
Het levende milieu omvat op de eerste plaats alle mensen in de omgeving van de zorgvrager. Dit kunnen familieleden, vrienden, medebewoners of zorgverleners zijn. Het levende milieu omvat ook dieren en planten. Dit milieu kan enorm groot zijn, bijvoorbeeld in een woongemeenschap voor mensen met een beperking. Het levende milieu kan ook heel klein zijn. Bijvoorbeeld als iemand alleen woont en er veel mensen uit zijn omgeving zijn overleden of als iemand erg op zichzelf is en weinig contact maakt met de mensen uit zijn omgeving. De mensen uit het levende milieu hebben grote invloed op de zorgvrager. Zij kunnen ervoor zorgen dat de leefomgeving therapeutisch is maar ook ziekmakend.
Meneer Kwaadvliet wordt niet gestimuleerd Meneer Kwaadvliet kan zichzelf volledig verzorgen, hoewel hij daar veel moeite voor moet doen. Hij moet wel gestimuleerd worden en is geneigd zich te laten helpen. Zijn familie is erg bezorgd en betuttelt hem graag. Als meneer Kwaadvliet iemand van de familie vraagt om hem te helpen, doet hij of zij dat meestal direct. Daarmee helpt de familie hem niet om zelfstandig te blijven. De familie, het levende milieu, draagt dus niet bij aan een optimaal therapeutisch milieu.
Figuur 1.2 Meneer Kwaadvliet moet gestimuleerd worden door het levende milieu © Mirador media / Anke Gielen
Als verpleegkundige is het je taak om voortdurend te zoeken naar de balans tussen de situatie zoals die op dat moment is en zoals die vanuit therapeutisch oogpunt volgens jou zou moeten zijn. Dat vraagt ook om geduld: kleine verbeteringen die je samen met de zorgvrager en zijn naasten bereikt zijn al winst.
Balans zoeken
Mevrouw Joosten is erg kortademig. Ze kan zichzelf verzorgen, maar moet daarna uren rusten om daarvan te herstellen. Frieda is verpleegkundige en helpt mevrouw toch met de lichamelijke verzorging ondanks dat ze dit zelf kan. Omdat Frieda haar helpt, heeft mevrouw Joosten na de lichamelijke verzorging nog voldoende energie om goed te kunnen ontbijten en om contact te hebben met anderen.
1.1.2 Het therapeutisch gedrag van de verpleegkundige
Het therapeutisch gedrag van jou als verpleegkundige is een voorwaarde om goede basiszorg te kunnen verlenen. Je moet je dus altijd bewust zijn van je gedrag richting de zorgvrager. Je beïnvloedt de zorgvrager door de manier waarop je met hem omgaat en door de wijze waarop je bijvoorbeeld technische handelingen bij de zorgvrager verricht. Deze twee aspecten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en moeten in evenwicht zijn. Kun je bijvoorbeeld een goede injectietechniek hebben, maar iemand niet op zijn gemak stellen? Dan is je handelen niet optimaal.
Wanneer gedraag je je als verpleegkundige therapeutisch?
• Als je jezelf bent (echtheid).
Toby is van nature erg bescheiden en terughoudend. Op haar werk vindt ze dat ze op alle vragen van zorgvragers een antwoord moet hebben. Dat is natuurlijk niet mogelijk. Ze heeft het gevoel dat ze zichzelf niet is en dat belemmert de communicatie met zorgvragers. Pas wanneer ze durft te erkennen dat ze niet op alles een antwoord weet, is ze zichzelf weer.
• Als je je kunt inleven in de situatie van de zorgvrager (empathie).
Renske is een goede luisteraar. Ze krijgt vaak complimenten van zorgvragers. Die geven aan dat ze het gevoel hebben dat Renske hen goed begrijpt.
• Als je concreet en duidelijk bent naar de zorgvrager.
Meneer Van Dalen heeft de ziekte van Alzheimer. Hij is opgenomen in het ziekenhuis en is na enkele dagen volledig de kluts kwijt. Zijn vrouw vertelt dat ze ervaart dat veel verpleegkundigen niet duidelijk genoeg zijn naar haar man. 'Ze laten hem maar een beetje aan zijn lot over, terwijl hij juist zoveel behoefte heeft aan structuur en eenduidigheid. Nu hoort hij van verpleegkundigen steeds verschillende dingen die hij niet begrijpt omdat ze moeilijk worden uitgelegd.'
• Als je geen vooroordelen hebt.
Marianne heeft het syndroom van Down. Ze is met een longontsteking opgenomen in het ziekenhuis. Haar moeder waarschuwt het verpleegkundig team niet te snel ervan uit te gaan dat Marianne iets niet begrijpt. 'Er zijn veel mensen die een vooroordeel hebben. Marianne zal het wel niet begrijpen. Haar verstandelijk niveau is veel hoger dan je zou denken.'
• Als je respect hebt voor de zorgvrager.
Meneer Taks leeft in zijn kleine huis zonder goede voorzieningen, erg eenvoudig. De sanitaire voorzieningen zijn verouderd en er is nauwelijks ruimte om te manoeuvreren. Dat maakt het voor Trini bij de verzorging niet makkelijk. Toch respecteert zij de manier waarop hij leeft en de keuzes die hij daarin maakt.
Figuur 1.3 een leefomgeving kan iedereen verschillend ervaren © Ton Borsboom
• Als je de tijd neemt om de zorgvrager te begrijpen.
Martha is 15 jaar. Ze heeft een ontwikkelingsachterstand. Ze is opgenomen in het ziekenhuis vanwege nierproblemen. De verpleegkundigen op de afdeling doen veel moeite om te begrijpen welke zorgbehoeften Martha heeft. Dat kost veel tijd, maar het lukt op die manier wel om Martha de zorg te geven die ze nodig heeft.
• Als je adequaat kunt omgaan met kritiek.
Meneer Van Boven heeft een klacht ingediend bij de psychiatrische afdeling waar zijn zoon Diederik verblijft. Hij heeft gemerkt dat zijn zoon er regelmatig zeer onverzorgd uitziet en onfris ruikt. Agnes, de leidinggevende van de afdeling, weet dat Diederik zich uit zichzelf nauwelijks verzorgt. Hij accepteert daarbij ook bijna nooit hulp. Ondanks dat neemt Agnes de klacht van zijn vader serieus en gaat ze het gesprek met hem aan.
• Als je contacten kunt leggen en onderhouden.
Dana werkt in een zorgorganisatie voor zorgvragers met een verstandelijke beperking. Vandaag is Boris er komen wonen. Zijn ouders en broertjes begeleiden hem als hij zich meldt in de leefgroep waar hij zal gaan wonen. Dana voelt het als haar verantwoordelijkheid om niet alleen met Boris een goed contact op te bouwen, maar ook met zijn ouders en andere familieleden die hem vaak zullen bezoeken.
• Als je geduld hebt.
Mevrouw Klasveen heeft sinds kort een stoma. Ina heeft, als stomaverpleegkundige, mevrouw Klasveen al meerdere keren geïnformeerd en geïnstrueerd over de verzorging van haar stoma.
Het kost Ina heel veel geduld, maar het lukt uiteindelijk toch om mevrouw Klasveen haar stoma min of meer zelfstandig te laten verzorgen voordat ze wordt ontslagen uit het ziekenhuis.
Als verpleegkundige lever je dus een belangrijke bijdrage aan het tot stand komen van het therapeutisch milieu. Noodzakelijk daarbij is het plannen van activiteiten op een logische (methodische) manier. Bij het plannen van de basiszorg doorloop je daarom een aantal stappen. Door antwoord te geven op de volgende vragen kun je samen met de zorgvrager kijken wie welk deel van de zorg op zich neemt.
• Wat kan de zorgvrager zelfstandig uitvoeren?
• Welke zorg kan opgevangen worden met hulpmiddelen of technologie?
• Welke hulp kunnen en willen mensen in de leefomgeving bieden?
• Welke verpleegkundige ondersteuning heeft de zorgvrager dan nog nodig?
Je kunt de basiszorg gaan plannen als duidelijk is welk deel van de zorg jij gaat doen.
Het dode milieu omvat alle materiële voorzieningen en het klimaat voor de zorgvrager. Wat de optimale condities zijn, verschilt per zorgvrager. Denk daarbij bijvoorbeeld aan:
• het gebouw waarin de zorgvrager zich bevindt;
• de inrichting van dat gebouw met meubels en apparatuur;
• de looproutes in het gebouw;
• het klimaat in het gebouw (temperatuur, vochtigheid, licht).
Locatie van een gebouw
Bij het dode milieu hoort ook de locatie van een gebouw. De locatie kan grote invloed hebben op de wijze waarop zo'n gebouw door zorgvragers als therapeutisch wordt ervaren of juist niet.
Voor zorgvragers met een ernstige longaandoening kan een bosrijke omgeving therapeutisch zijn. Voor iemand die afhankelijk is van een rolstoel, is het centrum van de stad met makkelijk bereikbare winkels, misschien therapeutisch.
De overheid draagt ook bij aan het therapeutisch klimaat van zorgvragers. Zo is het wettelijk verboden om in zorgorganisaties te roken, omdat dit niet bijdraagt aan het bevorderen of in stand houden van de gezondheid.
Indeling van een gebouw
De indeling van een gebouw is ook van invloed op het therapeutisch milieu. Zo is bijvoorbeeld voor een rolstoelgebruiker een huis met een benedenverdieping en een bovenverdieping, met een trap zonder lift, niet therapeutisch. Dit huis kan wel therapeutisch zijn voor iemand die graag wat overgewicht wil kwijtraken.
Klimaat in een gebouw
Een onderdeel van het dode milieu is ook het klimaat. Met het klimaat worden de temperatuur, de ventilatie en de vochtigheidsgraad bedoeld. Of de temperatuur therapeutisch is, hangt af van het individu. Een zorgvrager met hoge koorts die last heeft van de warmte, heeft behoefte aan een koele omgeving. Je kunt als verpleegkundige de temperatuur van de kamer verlagen, bijvoorbeeld door de verwarming lager of uit te zetten, of door de airconditioning aan te zetten.
Figuur 1.4 voor een zorgvrager met hoge koorts kan de verwarming misschien wel uit © Shutterstock / MyImagesMicha
Bij ventilatie zijn de individuele verschillen over het algemeen kleiner dan bij de andere aspecten van het dode milieu. Ieder mens heeft namelijk behoefte aan voldoende zuurstof. Ventileren is dus erg belangrijk.
Vervelend dat de ramen niet open kunnen Jacobien werkt in een zorgorganisatie met klimaatbeheersing. De luchtkwaliteit wordt via een systeem gereguleerd. Een nadeel van klimaatbeheersing kan zijn dat de ramen niet open kunnen, omdat het systeem dan niet optimaal functioneert. Hoewel de temperatuur optimaal geregeld kan worden, vindt Jacobien het een vervelende gedachte dat er geen raam open kan.
Over het effect van kou of tocht bestaan veel verschillende meningen. Er is nooit echt bewezen dat je daar ziek van wordt. Het is ook nooit aangetoond dat je er niet ziek van wordt. Wél is het zo dat mensen kou of tocht onprettig vinden.
'Het is onzin dat je van kou of tocht op zichzelf ziek wordt', vertelt Jan Wilschut, viroloog aan de Rijksuniversiteit Groningen. 'Verkoudheid of griep krijg je door een virus dat je van andere mensen krijgt aangeproest.'
Met betrekking tot de vochtigheidsgraad kunnen er grote individuele verschillen zijn. Iemand met een longaandoening kan meer behoefte hebben aan een hoge luchtvochtigheidsgraad in een ruimte dan iemand zonder longaandoening.
ziekenhuiskamer is van invloed op een zorgvrager © Professionals.Tarkett.be
1.2 De omgeving van de zorgvrager met een lichamelijke beperking
Om de zelfzorg en de mantelzorg in stand te houden of te bevorderen, hebben mensen met een lichamelijke beperking behoefte aan aanpassingen. Enkele aanpassingen in woningen zijn:
• ingangen zonder drempels, vooral bij gebruik van een looprek of een rolstoel
• speciale opritten voor rolstoelgebruikers die niet te steil zijn
• gemakkelijke handgrepen aan de deuren, voor bijvoorbeeld mensen met krachtsverlies
• deuren die elektrisch opengaan, bijvoorbeeld voor een rolstoelgebruiker met onvoldoende kracht in de handen
• verlichting en stopcontact op aangepaste hoogte
• trapliften, voor mensen die niet kunnen traplopen
• plafondliften, een liftsysteem aan het plafond bevestigd, waarmee een bewoner zoals in een tillift verplaatst kan worden
• hulpmiddelen om in bed te komen
• verhoogd toilet met toiletsteunen
• extra brede deuren, vooral voor rolstoelgebruikers en mensen die hulpmiddelen gebruiken bij het lopen
• aangepaste keuken, bijvoorbeeld in hoogte verstelbaar als er ook mensen zonder lichamelijke beperking gebruik van maken
• omgevingsbesturing, ook wel domotica genoemd. Dit zijn elektronische hulpmiddelen waarmee zorgvragers allerlei zaken in hun omgeving op afstand kunnen regelen, zoals het bedienen van verlichting, deuren en gordijnen, het regelen van de thermostaat, het starten van een oven of wasmachine.
Jonas heeft het gevoel dat hij weer meetelt Jonas heeft zware lichamelijke beperkingen en kan nauwelijks iets zelf omdat hij spasmen heeft.
Tot zijn twintigste jaar heeft Jonas bij zijn ouders gewoond en het leek lange tijd onmogelijk om zelfstandig te wonen. Een maand geleden is Jonas verhuisd naar een begeleidwonenproject. In een aangepaste woning krijgt hij hulp bij de dagelijkse verzorging. Overdag is hij veel alleen, maar kan hij zich prima redden in zijn kamer met alle technologische snufjes. Zo kan hij bijvoorbeeld de ramen, gordijnen, verwarming en sommige apparaten in de keuken met spraakbediening vanuit zijn rolstoel bedienen. Het is voor Jonas niet altijd gemakkelijk, maar hij vindt het geweldig om op zichzelf te wonen en het gevoel te hebben dat hij niet helemaal afhankelijk is van anderen.
Vaak is de directe omgeving van de zorgvrager de ziekenkamer. Om therapeutisch te zijn moet die
aan bepaalde eisen voldoen. Iedere zorgvrager stelt, in zijn unieke situatie met specifieke wensen en behoeften, weer andere eisen. Ondanks de grote verschillen zijn er enkele algemene eisen die aan de ziekenkamer worden gesteld, zoals:
• zo rustig mogelijke ligging in het gebouw
• weinig stofvorming en gemakkelijk schoon te houden
• gemakkelijk te onderhouden vloeren, slipvrij en zonder onregelmatigheden, vooral voor mensen die gebruikmaken van krukken of een looprek
• goed bereikbare verlichting, stopcontact en vloerverlichting
• goede ventilatiemogelijkheden, als er geen klimaatbeheersing is
• goed bereikbaar toilet en/of badkamer, ook voor jou als verpleegkundige als je hulp moet bieden
• ordelijk en gezellig
• rustgevende kleuren (dit kan per omgeving verschillend zijn)
• beschikbaarheid van media, zoals telefoon, televisie en internet (eventueel tegen betaling)
• leeslamp en tafeltje bij het bed
• goed bereikbare bel of oproepsysteem
• wastafel met mengkraan
• afvalemmer
Figuur 1.6 een toilet met verhoging op de bril kan bijdragen aan een therapeutische omgeving © Mirador media / Anke Gielen
Geef bij iedere stelling aan of deze juist of onjuist is.
1 Wat voor soort milieu therapeutisch is, verschilt per zorgvrager.
2 Als verpleegkundige heb je een belangrijke rol in het creëren van een therapeutisch milieu.
3 Hoe meer je als verpleegkundige jezelf bent, hoe beter dit is voor de zorgvrager.
4 Basiszorg verlenen betekent dat je zo veel mogelijk taken van de zorgvrager overneemt.
5 Het levende milieu bestaat uit alle mensen, dieren en planten die de zorgvrager omringen.
6 Het rookverbod in zorgorganisaties verbetert het dode milieu.
7 Bij ouderen is een omgevingstemperatuur van 20 graden Celsius ideaal.
8 De klimaatbeheersing in een gebouw werkt het best als dagelijks de ramen een halfuur tot een uur openstaan.
9 Bij zorgvragers met een lichamelijke beperking kunnen domotica het therapeutisch milieu verbeteren.
10 Het is een algemene eis dat elke ziekenkamer ordelijk en gezellig is.
LEERDOELEN
• Je kunt uitleggen wat het belang is van hygiënisch werken.
• Je kunt voorbeelden noemen van groepen waarin micro-organismen zijn ingedeeld.
• Je kunt uitleggen wat de besmettingscyclus inhoudt.
• Je kunt uitleggen wat de meest voorkomende infectieziekten bij een zorgvrager inhouden.
• Je kunt benoemen wat sterilisatie en desinfectie inhouden.
• Je kunt uitleggen hoe besmetting door micro-organismen kan plaatsvinden.
• Je kunt uitleggen welke maatregelen je kunt toepassen om de zorgvrager en jezelf te beschermen tegen de verschillende typen besmetting van micro-organismen.
Een van de belangrijkste redenen dat mensen in deze moderne maatschappij langer en gezonder leven, is dat ze hygiënischer leven dan ooit. De kennis over hygiëne is nog niet zo heel oud. Pas in de 19e eeuw werd bewezen dat het bestrijden van ziektekiemen van grote invloed is op de gezondheid. Het is daarom niet meer dan logisch dat je als verpleegkundige zorgt voor optimale hygiënische omstandigheden. Daarmee lever je een belangrijke bijdrage aan de gezondheid en het welzijn van de zorgvrager.
Waarom is het zo belangrijk dat je als verpleegkundige bewust met hygiëne omgaat? Op de eerste plaats moet je voorkomen dat zorgvragers onnodige risico's lopen. Ze kunnen ziek worden als onbedoeld een infectieziekte via ziektekiemen van de ene zorgvrager naar de andere wordt overgebracht. Andersom geldt het natuurlijk ook: je wilt graag voorkomen dat je ziek wordt door een infectiebron van de zorgvrager.
Als verpleegkundige moet je beschermende maatregelen nemen tijdens de zorgverlening.
Daarbij is het belangrijk dat je begrip hebt voor de gevoelens en reacties die dergelijke maatregelen bij de zorgvrager kunnen oproepen. Zo kan een zorgvrager denken dat hij vies is, omdat je altijd handschoenen draagt als je hem wast. Of misschien denkt hij wel dat je een ernstige ziekte onder de leden hebt, omdat je een mondneusmasker draagt als je in de buurt bent.
Meneer Van Haaster heeft een week in het ziekenhuis gelegen vanwege Covid-19. Hij lag op een speciale afdeling waar uitsluitend zorgvragers lagen die besmet waren
met het coronavirus. Bij zijn ontslag uit het ziekenhuis voert hij een evaluatiegesprek met verpleegkundige Rita. 'Het leek wel alsof ik een melaatse op de maan was. Al die mensen om me heen, ze waren onherkenbaar door maskers en brillen. Ik voelde me voortdurend vies, omdat niemand me zonder handschoenen aanraakte. Ik begrijp dat het nodig was, maar ik vond het een zeer vervelende ervaring.' Rita luistert aandachtig en vertelt dat ze begrijpt waarom meneer Van Haaster zich zo gevoeld heeft. Ze vraagt hem wat geholpen zou hebben om dat gevoel te verminderen. 'Het zou mij geholpen hebben als ze me regelmatig hadden geïnformeerd over het hoe en waarom van alle maatregelen.'
Figuur 2.1 Meneer van haaster had beter geïnformeerd willen worden over de beschermingsmaatregelen © Mirador media / Maria van der Heyden
Als verpleegkundige ga je bewust om met hygiënische maatregelen, omdat je begrijpt waarvoor ze dienen. Niet alle zorgvragers gaan ook bewust om met hygiënische maatregelen. Daarom is het belangrijk dat je de zorgvrager goed informeert, bijvoorbeeld over het dragen van handschoenen bij de verzorging van een geïnfecteerde wond of over het dragen van een mondneusmasker bij een besmettelijk virus.
In je dagelijkse werk ben je eigenlijk voortdurend bezig met het uitvoeren van maatregelen die met hygiëne te maken hebben. Hygiëne vormt daarmee de basis van goede gezondheidszorg. In de gezondheidszorg moet besmetting door
micro-organismen bij de zorgvragers voorkomen worden: de besmettingswegen moeten worden geblokkeerd.
Om als verpleegkundige zo goed mogelijk hygiënisch te werken heb je kennis nodig van de infectieleer. Dat begint bij kennis over zogenoemde micro-organismen. Dit is een verzamelnaam voor de kleinste levende wezens die er bestaan. Je kunt ze met het blote oog meestal niet zien, wel door een microscoop. Er zijn plantaardige en dierlijke micro-organismen. Ze zijn overal in de natuur aanwezig, op je handen en lichaam, maar ook in de wc, douche en de keuken. Er zijn verschillende groepen met verschillende kenmerken en eigenschappen. Micro-organismen zijn lang niet allemaal ziekmakend. Er zijn ook veel soorten die juist beschermen tegen ziekte.
2.2.1 Groepen micro-organismen
Groepen micro-organismen zijn:
• bacteriën, die bijvoorbeeld een voedselvergiftiging veroorzaken;
• schimmels, die bijvoorbeeld een voetschimmel veroorzaken;
• parasieten, die bijvoorbeeld malaria veroorzaken.
Virussen en prionen worden ook gerekend tot micro-organismen, omdat met name virussen belangrijke ziekmakers zijn. Ze behoren officieel niet tot de micro-organismen omdat ze zich niet zelfstandig kunnen delen.
Micro-organismen zijn noodzakelijk
Micro-organismen kunnen je ziek maken, maar ze kunnen ook en vooral nuttig zijn. Feitelijk is leven op aarde zelfs onmogelijk zonder microorganismen omdat die ervoor zorgen dat er op aarde voldoende zuurstof geproduceerd wordt. Micro-organismen zijn ook om andere redenen belangrijk.
• Micro-organismen beschermen het lichaam tegen ziekten, bijvoorbeeld door een gezonde werking van de darmen.
• Micro-organismen ruimen resten van planten en dieren op.
• Micro-organismen dienen als voedsel voor grotere organismen en vormen zo een belangrijke schakel in de voedingscyclus
• Zonder micro-organismen kunnen diverse voedingsmiddelen niet geproduceerd worden. Denk bijvoorbeeld aan brood, zuurkool, bier, yoghurt enzovoort.
• Micro-organismen worden gebruikt om medicijnen te produceren.
Jouw lichaam zit tjokvol micro-organismen, waaronder bacteriën, schimmels, archaea en virussen. Het zijn er alles bij elkaar tien keer zo veel als het aantal menselijke cellen in jouw lichaam. Samen zijn ze goed voor een gewicht van 1,5 kilo.
Bron: Artis-Micropia
Ziekmakende micro-organismen
Veel micro-organismen zijn dus onschadelijk of zelfs nuttig. Als verpleegkundige word je vaak geconfronteerd met de ziekmakende eigenschappen van sommige micro-organismen.
Bacteriën
Bacteriën zijn bekende ziekteverwekkers. Er zijn verschillende soorten:
• Kokken zijn bolvormige bacteriën. Stafylokokken zijn vooral bekend als veroorzaker van etterende ontstekingen. Andere kokken zijn streptokokken en pneumokokken.
• Bacillen hebben de vorm van cilinders. Er zijn diverse bacillen, bijvoorbeeld de tuberkelbacil en de tetanusbacil.
• Spirocheten (spirila) zijn spiraalvormig; ze hebben de vorm van een kurkentrekker. Ze zijn onder meer de verwekker van de geslachtsziekte syfilis.
Figuur 2.2 in een petrischaaltje kunnen bacteriën en schimmels worden gekweekt en daarmee zichtbaar gemaakt © Nationale Beeldbank / Flick Imaging
Schimmels
Schimmels kunnen in de lucht, bodem, in het water en in planten leven. In het lichaam leven enkele schimmels die nuttig zijn, maar er komen ook schimmels voor die schadelijk zijn. Er zijn verschillende soorten schimmels, die een infectie kunnen veroorzaken. Bekende schimmelinfecties van de huid zijn de voetschimmel (ook wel zwemmerseczeem genoemd), de kalknagel en schimmel in de liezen. Schimmels worden door veel mensen als schadelijk gezien, maar ze kunnen ook nuttig zijn. Door een bepaalde schimmel in te nemen kan ervoor gezorgd worden dat een bacterie niet meer groeit en dat een ontsteking stopt. Zo zijn er bijvoorbeeld schimmels die antibiotica kunnen produceren.
Parasieten
Parasieten zijn micro-organismen die zich alleen kunnen voortplanten ten koste van een zogenoemde gastheer. Zo'n gastheer geeft een parasiet alles wat hij nodig heeft om zich te kunnen voortplanten en te groeien. Een gastheer kan een mens zijn, maar ook een bacterie, dier of plant. Parasieten leven op planten en dieren. Je vindt ze bij dieren vaak op de huid of in de darmen. Voorbeelden zijn luizen, vlooien, teken, aarsmaden en lintwormen. Deze beestjes kunnen veel last geven maar veroorzaken meestal geen infectieuze ziekte. Een voorbeeld waarbij dat wel kan gebeuren, is een tekenbeet. De gastheer kan door de tekenbeet de ziekte van Lyme oplopen.
Virussen
Virussen zijn 'een levend iets', omdat het onduidelijk is of ze tot het plantenrijk of het dierenrijk behoren. Virussen kunnen zich alleen vermeerderen in levende cellen. Ze leven altijd in een ander organisme en ten koste van dat organisme. Virussen kunnen zich snel aanpassen aan een veranderde situatie. Daarom is het vaak moeilijk om goede medicijnen te ontwikkelen. In China werd voor het eerst het coronavirus ontdekt. Dat virus veroorzaakte de ziekte Covid-19 en een pandemie. Andere bekende ziekten die door een virus veroorzaakt worden, zijn verschillende kinderziekten, griep, verkoudheid en aids. Prionen zijn ziekmakende deeltjes die ontstaan uit normale eiwitten. Ze komen onder meer voor in de hersenen. Bij een prionziekte verandert een normaal eiwit in de hersencellen in een abnormaal eiwit. Het is niet bekend hoe dit precies werkt. Soms verandert het eiwit van structuur, waardoor een soort verweking van de hersencellen ontstaat. Opstapeling van deze prionen kan tot de dood leiden. Een specifiek kenmerk van prionen is dat verhitting tot 100 graden Celsius en steriliseren onder hoge druk, niet voldoende zijn om ze onschadelijk te maken. Een van de meest bekende prionziekten is de ziekte van CreutzfeldtJacob, een zeldzame ziekte waarbij hersencellen in een snel tempo afsterven. De zorgvrager krijgt daardoor ernstige problemen met bewegen, spreken en het verwerken van informatie.
het lichaam. Ze kunnen het lichaam binnendringen en zich daar ontwikkelen en vermenigvuldigen. Als het lichaam reageert met ziekteverschijnselen, is er sprake van een infectieziekte. Sommige micro-organismen hebben geen invloed op het menselijk lichaam, bijvoorbeeld de micro-organismen die ziekten bij planten veroorzaken.
De infectiecyclus geeft aan onder welke voorwaarden een infectieziekte kan optreden. Als een van de volgende voorwaarden ontbreekt, blijft een infectie achterwege:
• Er moeten micro-organismen aanwezig zijn.
• Er moet een geschikte leefomgeving voor micro-organismen aanwezig zijn. Dat wil zeggen: een omgeving waarin micro-organismen kunnen leven en waarin ze zich eventueel kunnen vermenigvuldigen. Vaak is dat een vochtige, warme omgeving. Het kan ook een zuurstofrijke of juist een zuurstofarme omgeving zijn.
• Micro-organismen moeten de leefruimte kunnen verlaten. Als deze leefomgeving een mens is, kan dat bijvoorbeeld via ontlasting, braaksel, uitgeademde lucht of bloed.
• Micro-organismen moeten na het verlaten van de leefomgeving verder getransporteerd worden. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld via lucht, water, voedsel, insecten, gebruiksvoorwerpen of via de mens.
• Nadat de micro-organismen getransporteerd zijn, moet hun nieuwe leefomgeving een toegangspoort hebben: een mogelijkheid om binnen te dringen. Een toegangspoort tot het menselijk lichaam kan een wond zijn.
Voor het ontstaan van infectieziekten moet er sprake zijn van een besmettingscyclus.
2.2.2 Invloed van microorganismen op het lichaam
Micro-organismen hebben zowel een nuttige als een ziekmakende (pathogene) invloed op het lichaam. De colibacil in de darmen bijvoorbeeld is een nuttige bacterie en speelt een rol bij de productie van vitamines B en K. Pathogene microorganismen hebben een schadelijke invloed op
Om een infectie te voorkomen moet de besmettingscyclus dus doorbroken worden. Dat is mogelijk in elk stadium van de cyclus. Het best is om de bron aan te pakken en de aanwezigheid van micro-organismen te voorkomen. Als verpleegkundige doe je dat bijvoorbeeld door goede handhygiëne toe te passen. Zo voorkom je dat micro-organismen zich via je handen verplaatsen.
1. ziekmakende micro-organismen
6. 'gastheer' met verminderde weerstand
5. ingangen
2. besmettingsbron
3. uitgangen
4. besmettingswegen
2.4 de besmettingscyclus © Tiekstramedia
1. ziekmakende micro-organismen: griepvirus
6. 'gastheer' met verminderde weerstand: kind op kinderdagverblijf, oudere met verminderde weerstand
5. ingangen: via de luchtwegen
2. besmettingsbron: deurklink of katoenen zakdoek, niezen of hoesten
3. uitgangen: druppeltjes uit de longen
4. besmettingswegen: via de luchtwegen (bij slechte ventilatie) en aanraking
2.5 de besmettingscyclus van het influenzavirus
© Tiekstramedia
Door besmetting met micro-organismen kun je diverse infectieziekten krijgen. Je maakt kennis met enkele veelvoorkomende soorten, zoals:
• Covid-19
• hepatitis
• MRSA
• voedselinfecties
2.3.1 Covid-19
Covid-19 is de ziekte die wordt veroorzaakt door het coronavirus. De ziekte kan luchtwegklachten en koorts veroorzaken en in ernstige gevallen ademhalingsproblemen. Het virus wordt verspreid door hoesten en niezen. Via druppeltjes komt het in de lucht. Als andere mensen die druppeltjes inademen, of ze bijvoorbeeld via de handen in de mond, neus of ogen krijgen, kunnen zij besmet raken met het virus. Over het virus is inmiddels al veel bekend, maar heel veel ook niet. Wel is bekend dat de meeste mensen geen enkele natuurlijke afweer tegen het virus hebben. Pas bij of na het doormaken van de infectie of na het toedienen van een vaccin maakt het lichaam antistoffen aan.
Hepatitis is een leverontsteking en wordt veroorzaakt door een virus. Er zijn verschillende vormen van hepatitis. Hepatitis B is een veelvoorkomende vorm. Je kunt er als verpleegkundige mee te maken krijgen bij onzorgvuldig of ongelukkig handelen, bijvoorbeeld door jezelf per ongeluk met een gebruikte, besmette naald te prikken. Hepatitis B is een ernstige ziekte, omdat er blijvende schade aan de lever kan optreden.
Het hepatitis B-virus bevindt zich bij besmette mensen in het bloed of in het sperma. Het virus wordt overgedragen door onveilig seksueel contact, via bloedcontact of bloedproducten. Het virus kan ook rond de bevalling overgedragen worden van moeder op kind. Een kleine hoeveelheid besmet bloed in een wondje is al voldoende om een infectie te veroorzaken. Dat kan bijvoorbeeld als je je prikt aan een gebruikte injectienaald.
Als je besmet raakt, merk je daar in het begin niets van. Het kan wel drie tot zes maanden duren voordat verschijnselen optreden. Deze verschijnselen zijn moeheid, slechte eetlust, donkere urine en gele verkleuring van de huid en het oogwit. Sommige mensen hebben al deze verschijnselen, anderen zijn bijvoorbeeld alleen maar moe of hebben alleen maar geel oogwit. Soms treden deze verschijnselen zelfs helemaal niet op. Na de besmetting maakt het lichaam antistoffen die het binnengedrongen virus gaan bestrijden. Het herstel kan maanden duren en er zijn geen genezende medicijnen. Een op de honderd gevallen heeft een dodelijke afloop. Na genezing van het hepatitisvirus kan iemand chronisch drager blijven van het virus.
Als student-verpleegkundige krijg je, vanwege het risico op besmetting, een dringend advies om je te laten vaccineren tegen hepatitis B. Veel zorgorganisaties stellen vaccinatie zelfs verplicht.
Staphylococcus aureus (SA) is een bacterie die veel voorkomt. De bacterie kan via de handen op etenswaren worden overgebracht. Hierdoor kan een voedselvergiftiging ontstaan. De gevolgen zijn misselijkheid, overgeven en diarree. Veel gezonde mensen dragen de bacterie in de neus of op de huid; dit merken ze niet. Alleen bij een verminderde afweer kunnen stafylokokken aanleiding geven tot infecties, zoals steenpuisten, wondinfecties of een ontsteking van de nagelriem. Deze infecties zijn goed te behandelen. Door de vele behandelingen is er een groep stafylokokken ontstaan die ongevoelig is voor veel soorten antibiotica. Deze groep wordt MRSA
genoemd. MRSA staat voor meticilline-resistente Staphylococcus aureus. Het verschil met de gewone SA is dat MRSA ongevoelig is voor de meeste antibiotica. Vaak is er nog maar één antibioticum waarvoor de MRSA-bacterie gevoelig is. Zorgorganisaties willen natuurlijk niet dat MRSA ook ongevoelig wordt voor dit laatste middel. Daarom doen ze er alles aan om de introductie en verspreiding van MRSA binnen hun organisatie te voorkomen. Ze nemen veel maatregelen om te kijken of er meer besmettingen hebben plaatsgevonden. De MRSA-bacterie wordt overgedragen door zorgvragers of medewerkers die in een besmette omgeving zijn geweest. Verspreiding gebeurt via luchtkanalen, stof, huidschilfers en contact met besmette personen en voorwerpen. Besmetting met MRSA is vooral gevaarlijk voor mensen met een ernstig verminderde weerstand. Als een zorgvrager met MRSA besmet is, kan dit leiden tot allerlei vervelende ontstekingen. Deze ontstekingen kunnen diverse organen in het lichaam beschadigen. Kwetsbare, vooral oudere zorgvragers lopen het risico dat ze overlijden aan de gevolgen ervan.
ZIEKENHUISBACTERIE MRSA
LIJKT DE STRIJD NU TOCH TE GAAN VERLIEZEN
Vier wetenschappers van de universiteit van Helsinki in Finland lijken een remedie te hebben gevonden tegen de gevreesde ziekenhuisbacterie MRSA. Ze ontdekten een nieuwe klasse antimicrobiële verbindingen. Deze kunnen in bijna 99,9 procent van de gevallen de biofilm doden die de gevaarlijke bacterie beschermt. MRSA is tot nu toe ongevoelig voor de behandeling met antibiotica. Staphylococcus aureus is een bacterie die bij veel mensen voorkomt, vooral op de huid en in de neus. De bacterie veroorzaakt normaal gesproken geen ziekte. Maar bij beschadiging van huid of slijmvliezen kunnen infecties ontstaan. Een bijzon-
Deze uitgave is onderdeel van Traject, dé methode voor de zorgopleidingen Verzorgende-IG en Mbo-Verpleegkundige. Deze uitgave bevat een licentie voor de online leeromgeving.
Traject is gebaseerd op de kwali catiedossiers 2020 voor de opleidingen Verzorgende-IG en Mbo-Verpleegkundige. In deze kwali catiedossiers hebben de CanMEDS-rollen een belangrijke plek gekregen, net als technologie en is er meer aandacht voor de zorgvrager en zijn eigen regie en welzijn. Traject sluit aan op de kwali catiedossiers met actueel en vernieuwend materiaal dat is ontwikkeld in samenwerking met docenten en experts uit het werkveld.
Traject bestaat uit:
theorieboeken, inclusief een licentie voor de online leeromgeving; een online leeromgeving met verwerkingsopdrachten, praktijksituaties, beroepsvaardigheden, zelftoetsen, evaluatie- en re ectieopdrachten.
Traject is modulair opgebouwd. Deze uitgave bestaat uit meerdere modules. Elke module heeft een vaste opbouw. In deze uitgave zijn de volgende onderdelen terug te vinden: Een korte praktijksituatie met oriëntatieopdrachten om voorkennis te activeren. Actuele theorie die alle benodigde basiskennis en achtergrondinformatie bevat bij de betre ende werkprocessen. De theorie bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk.
werkprocessen. De theorie bevat veel voorbeelden uit de beroepspraktijk.
Begrijp je de theorie; stellingen waarmee de student controleert of zij de theorie voldoende beheerst.
- Een begrippenlijst.
- Begrijp je de theorie; stellingen waarmee de student controleert of zij de theorie voldoende beheerst.
Bovenstaande onderdelen zijn ook opgenomen in de online leeromgeving. Daarnaast bevat de online leeromgeving bij iedere module de volgende onderdelen:
Een grote variëteit aan verwerkingsopdrachten met directe feedback.
- Praktijksituatie(s) met CanMEDS-rollen. Dit zijn realistische beschrijvingen van situaties uit
Praktijksituatie(s) met CanMEDS-rollen. Dit zijn realistische beschrijvingen van situaties uit de beroepspraktijk inclusief opdrachten gekoppeld aan CanMEDS-rollen, houdingsaspecten, vaardigheden en kenniselementen.
-- Een moduletoets die de docent kan inzetten om te beoordelen of de studenten de stof voldoende beheersen.
Beroepsvaardigheden met opdrachten en BPV-opdrachten voor het stapsgewijs aanleren van communicatieve, instrumenteel-technische en sociaal-agogische vaardigheden.
Door de module heen zijn allerlei evaluatie- en re ectieopdrachten opgenomen.
Een zelftoets waarmee de student zelfstandig kan beoordelen of zij de stof beheerst.
Een moduletoets die de docent kan inzetten om te beoordelen of de studenten de stof
Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject?
Wil je weten welke materialen er nog meer beschikbaar zijn bij Traject?
Kijk dan op https://www.thiememeulenho .nl/mbo/zorg/traject.