naam:
groep 7 9789006238662_gr7_tts_1S.indd 1
27/07/2020 13:31
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 2
27/07/2020 13:31
GROEP 7 toetsschrift basis
© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 1
27/07/2020 13:31
BLOK 1 les 15 dit kan ik al 1 Reken uit.
4 2 6 1
2 3 8 2
9 3 1 +
3 5 4 1
3 6 +
4 8 3 1
9 0 +
heel goed
7 4 5 +
goed
een beetje
bijna
Cijferend optellen met inwisselen kan ik:
2 Reken uit. Wouter heeft € 1295 gespaard. Hij koopt een tablet van € 159.
Noa heeft € 1906 gespaard. Ze koopt een ticket van € 85.
Wouter heeft nog € spaarrekening.
Noa heeft nog € spaarrekening.
op zijn
op haar
Mijn zus heeft een telefoon gekocht van € 524. Ze heeft nog € 951 op haar spaarrekening.
Charlotte heeft € 1206 gespaard. Ze wil een fiets kopen van € 302.
Mijn zus had €
Ze heeft dan nog € spaarrekening.
gespaard.
heel goed
goed
op haar
een beetje
bijna
Cijferend aftrekken met inwisselen kan ik:
3 Reken uit. Janiek:
Matt:
Jinte: 124
238
238
238
124
124
238 124
Janiek heeft
124
kralen.
Matt heeft
124
124
124
kralen.
135 kralen
135 kralen
135 kralen
135 kralen
135 kralen
135 kralen
Jinte heeft
135 kralen
kralen.
heeft de meeste kralen.
heel goed
goed
een beetje
bijna
Cijferend vermenigvuldigen kan ik:
2
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 2
27/07/2020 13:31
les 26  toets 1 Vul in. 2716 mensen in de bioscoopzaal. 432 lege stoelen. Samen
1587 gouden munten. 502 bronzen munten. Samen
munten.
stoelen.
1602 meisjes doen mee. 486 jongens doen mee.
1732 ligbedden bezet. 635 lege ligbedden.
Samen
Samen
deelnemers.
ligbedden.
2 Reken uit. 2872 + 411 =
1646 + 227 =
2745 + 183 =
8913 + 670 =
5618 + 126 =
4761 + 237 =
4832 + 901 =
7658 + 120 =
2571 + 346 =
6542 + 186 =
8729 + 310 =
6032 + 299 =
2648 + 122 =
4530 + 726 =
6193 + 165 =
4286 + 103 =
3 Vul in.
1348 kaarten verkocht. 737 bezoekers binnen.
635 stoelen in vak A. 142 mensen in vak A.
bezoekers moeten nog binnenkomen.
Er zijn nog lege stoelen in vak A.
1843 mensen in de wachtrij. 661 kinderen in de wachtrij.
956 kinderen op het schoolplein. 319 kinderen met een rugzak op.
volwassenen in de wachtrij.
kinderen zonder rugzak op.
3
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 3
27/07/2020 13:32
les 26 toets 4 Reken uit. 615 – 206 =
4618 – 715 =
4143 – 61 =
6234 – 612 =
7265 – 173 =
3178 – 324 =
6575 – 195 =
8365 – 2630 =
895 – 239 =
6508 – 127 =
8345 – 284 =
4284 – 561 =
3429 – 394 =
7583 – 492 =
3988 – 190 =
7932 – 581 =
5 Vul in. Carola houdt iedere maand bij hoeveel kilometer ze fietst.
Carola heeft in januari In
kilometer
januari
1553
februari
1482
maart
1588
april
1332
mei
1189
juni
877
juli
486
kilometer meer gereden dan in februari.
reed Carola 711 kilometer meer dan in juni.
In april en juli samen reed Carola In juni reed Carola
maand
kilometer.
kilometer minder dan in mei.
6 Vul in. Jake tankt 4 keer per maand. Iedere tankbeurt kost hem € 19 euro.
Amira doet 7 keer per week boodschappen. Elke keer boodschappen kost haar € 23 euro.
Jake geeft €
Amira geeft € boodschappen.
per maand uit aan tanken.
per week uit aan
Duuk betaalt ieder kwartaal € 164 contributie aan de sportclub.
Nanouk betaalt ieder half jaar € 438 contributie aan de sportclub.
Duuk betaalt €
Nanouk betaalt € sportclub.
per jaar aan de sportclub.
per jaar aan de
4
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 4
27/07/2020 13:32
7 Reken uit.
1 1 2
3 0 5
6 ×
5 ×
2 0 7
2 1 6
6 ×
4 ×
7 ×
3 ×
1 0 9
1 4 5
1 1 8
2 3 2
4 ×
3 ×
8 Vereenvoudig de breuk waar mogelijk.
van de bloemen is
van de bloemen is rood.
rood.
van de bloemen is rood.
van de bloemen is rood.
9 Vereenvoudig. 3 = 9
5 = 10
6 = 12
7 = 21
8 = 12
8 = 10
10 = 18
12 = 20
2 = 8
5 = 15
9 = 12
10 = 15
9 = 15
3 = 21
12 = 16
18 = 20
10 Vul in. Vereenvoudig de breuk waar mogelijk.
5
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 5
27/07/2020 13:32
BLOK 2 les 15 dit kan ik al 1 Kruis aan wie Ava kan zien, als zij zich niet omdraait. Annelien Sterre
Dinand
Ava
Sterre
ard
Rich
Richard
2 Reken uit.
Senna loopt in 2 uur naar de Posbank. afstand in km tijd in uren Zij loopt
km/u.
Daan fietst met een snelheid van 18,4 km/u. afstand in km tijd in minuten Hij fietst in heel goed
minuten naar Dieren. goed
een beetje
bijna
Rekenen met afstand en tijd kan ik:
3 Kleur en vul in. 5 2 Kleur en . 6 3
Kleur
De grootste breuk is
.
4 1 en . 5 2
Kleur
De grootste breuk is
.
7 3 en . 10 5
De grootste breuk is
.
4 Reken uit. 7 1 – = 10 2
–
=
1
1 3 +1 = 3 6
+
=
6 1 + = 8 4
+
=
2
4 3 –1 = 5 10
–
=
2 2 + = 3 6
+
=
1
3 – 5
5 = 10
–
=
3 3 – = 5 10
–
=
6
2 1 –4 = 8 4
–
=
heel goed
goed
een beetje
bijna
Breuken gelijknamig maken kan ik:
6
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 6
27/07/2020 13:32
les 26  toets 1 a Vul in. 0,70
0,80
b Maak vast. 4
4,05
4,018
4,001
4,048
4,036
4,037
4,016
4,032
4,025
2 Zet op volgorde van klein naar groot. 1,006
1,971
1,016
1,086
1,034
1,045
1,004
1,400
0,059
0,019
0,064
0,004
0,034
0,364
0,078
0,065
3,415
3,397
3,418
3,976
4,017
4,002
4,068
4,156
3 Vul in welk getal er precies tussenin ligt. 7,326 en 7,330
0,005 en 0,009
7,21 en 7,22
1,456 en 1,458
8,356 en 8,358
2,045 en 2,047
2,311 en 2,315
6,7 en 6,8
4 Vul in. ronde tijd 1
31,172 seconden
2
31,003 seconden
3
30,994 seconden
4
30,001 seconden
In ronde 1 is Lars duizendsten langzamer dan in ronde 2. Lars is in ronde 3 dan in ronde 2.
duizendsten sneller
In ronde 4 is Lars
seconde en
duizenden sneller dan in ronde 2.
7
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 7
27/07/2020 13:32
les 26  toets 5 Reken uit. Gebruik de verhoudingstabel. Larissa rijdt in 20 minuten 48 rondjes. afstand in km tijd in minuten Larissa fietst
km/u.
Aisha rijdt in 12 minuten 32 rondjes. afstand in km tijd in minuten 1 rondje op de wielrenbaan is 0,25 km. Aisha fietst
km/u.
6 Vul in. tijd
van
school
naar
treinstation Oegstgeest
9 min.
15 min.
30 min.
120 min.
snelheid
afstand
bus
minuten
km/u
11,25 km
auto
minuten
50 km/u
km
fiets
minuten
km/u
9 km
wandelen
minuten
5 km/u
km
7 Reken uit. Gebruik de verhoudingstabel. Een trein rijdt 729 km met een snelheid van
Een vliegtuig vliegt 8 uur met een snelheid
243 km/u. De trein rijdt
van 812 km/u. Het vliegtuig vliegt
uur.
afstand in km
afstand in km
tijd in uren
tijd in uren
km.
Een auto legt in 9 uur 1071 km af. De auto
Een boot vaart 116 km met een snelheid van
rijdt met een snelheid van
14,5 km/u. De boot vaart
km/u.
afstand in km
afstand in km
tijd in uren
tijd in uren
uur.
8
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 8
27/07/2020 13:32
8 Vul in. Vereenvoudig waar mogelijk. Lenn, Xavi en Aiden eten watermeloen. 5 Lenn eet deel watermeloen. 8 Xavi eet
Marie, Nora en Fatima eten allemaal een stuk taart. 1 Nora eet stuk taart. 6
3 deel watermeloen. 4
Aiden eet
Marie eet
1 deel watermeloen. 2
Fatima eet
1 stuk taart. 4 1 stuk taart. 8
eet het kleinste deel.
eet het grootste stuk taart.
Roos doet
3 liter water in een fles. 10
Nora heeft 1
Noa doet
1 liter water in een fles. 5
Ze eet
liter water.
Samen hebben ze
1 liter yoghurt. 3
7 liter. 12
Nora heeft nog
liter yoghurt over.
9 Reken uit. 9 1 – = 10 5 7 1 + = 8 16
–
=
3
5 3 + 1 = 7 14
+
=
+
=
6
2 3 – 2 = 9 18
–
=
10 Vul in.
oppervlakte: 2,5 m2 breedte: 100 cm
lengte: 2100 cm breedte: 9 m
lengte: 3500 cm oppervlakte: 700 m²
lengte: 4 dm oppervlakte: 1000 cm2
De lengte van het
De oppervlakte van het
De breedte van het
De breedte van het
bureau is
grasveld is
veld is
boek is
cm.
m².
m.
cm.
11 Vul in. lengte: 3 hm 70
breedte: hm
oppervlakte: 1200 ha
km
8 km
km2
m
90 m
7200 m²
20 m
600 m
m2
9
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 9
27/07/2020 13:32
BLOK 3 les 15 dit kan ik al 1 Kleur en vul in. Iedere strook is gelijkwaardig. 2 3
3 4
6
8
9
12
12
16
2 Vul in. 1 1 + = 8 12
2 1 + = 5 8
16 4 – = 21 7
2 1 – = 9 18
3 1 + = 4 7
4 1 + = 5 15
2 1 + = 3 9
5 1 – = 6 4
4 1 + = 7 3
1 3 – = 2 7
4 1 – = 9 6
8 5 – = 9 6
3 Reken uit. lengte = 2 dm, breedte = 8 dm, hoogte = 4 dm
lengte = 0,1 m, breedte = 18 dm, hoogte = 0,3 m
inhoud =
inhoud =
×
×
=
dm3
×
×
=
dm3
4 Vul in. Schrijf in het groene vak een kommagetal. Schrijf in het blauwe vak een breuk, vereenvoudig waar mogelijk.
0,5
0
heel goed
Breuken en kommagetallen vinden die bij elkaar horen kan ik:
1
goed
een beetje
bijna
10
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 10
27/07/2020 13:32
les 26 toets 1 Vul in. Ik heb € 6781 op mijn spaarrekening. Ik koop een telefoon voor € 615.
Ik heb € 5472 op mijn spaarrekening. Ik koop spullen voor € 922.
Ik heb € 3241 op mijn spaarrekening. Ik koop een trampoline voor € 705.
Ik heb € 1348 op mijn spaarrekening. Ik koop een computer voor € 751.
Ik houd €
Ik houd €
Ik houd €
Ik houd €
over.
Ik reken zo:
over.
over.
Ik reken zo:
Ik reken zo:
Ik reken zo:
7648 – 3951 =
4879 – 4357 =
4583 – 2636 =
2497 – 1608 =
2208 – 1067 =
3717 – 909 =
6524 – 606 =
5634 – 3426 =
4976 – 981 =
5628 – 730 =
3309 – 450 =
6841 – 912 =
3216 – 609 =
7451 – 764 =
2183 – 1731 =
3487 – 2199 =
over.
2 Reken uit.
3 Reken uit. Vereenvoudig waar mogelijk. 1 1 + = 8 2
6 3 – = 7 14
7 7 – = 8 16
3 3 + = 10 5
2 1 + = 3 4
5 1 – = 12 3
2 3 – = 3 12
9 1 – = 10 4
3 2 + = 10 5
1 1 + = 4 5
3 1 – = 4 3
3 2 – = 5 10
3 1 + = 6 3
5 3 – = 6 12
2 1 + = 9 3
7 3 – = 10 5
4 Vul in.
van de vakjes zijn gekleurd.
van de vakjes zijn gekleurd.
van de vakjes zijn gekleurd.
van de vakjes zijn gekleurd.
Dit is de breuk:
Dit is de breuk:
Dit is de breuk:
Dit is de breuk:
11
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 11
27/07/2020 13:32
les 26  toets 5 Maak vast.
0
1
1 15
1 3
3 5
2 5
1 5
4 5
2 3
14 15
0
1
1 4
3 20
1 2
1 5
3 4
3 5
19 20
9 10
6 Schrijf anders. Van breuk naar kommagetal of andersom. 3 = 10
0,15 =
1 = 8
0,11 =
0,31 =
6 = 8
0,81 =
0,9 =
2 = 5
2 = 4
0,6 =
8 = 10
7 = 10
0,25 =
3 = 6
2 = 10
7 Zet op volgorde van klein naar groot. 0,9
3 10
2 10
0,5
4 10
0,7
2 3
1 3
0,3
0,0
1 4
3 10
2 5
1 10
7 10
2 4
1 8
3 8
5 8
0,75
3 4
0,25
0,5
1
1 10
9 10
0,1
2 5
0,8
0,3
3 10
0,6
7 10
0,4
1 2
6 9
1 3
0,3
1 10
0,9
12
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 12
27/07/2020 13:32
8 Reken uit. Gebruik de procentenstrook.
10% korting op een fiets van € 260.
€0
€ 260
0%
100%
€0
€ 32
0%
100%
€0
€ 600
0%
100%
€0
€ 200
0%
100%
De korting is € Ik betaal nog €
25% korting op een trui van € 32. De korting is € Ik betaal nog €
Het bed is € 600. Ik krijg € 150 korting. De korting is
%.
Ik betaal nog €
Het zwembad is € 200. Ik krijg € 100 korting. De korting is Ik betaal nog €
%.
9 Reken uit. 100% van 500 =
100% van 310 =
% van 820 = 820
% van 100 = 100
10% van 800 =
50% van 420 =
% van 470 = 235
% van 855 = 85,5
50% van 1000 =
10% van 790 =
% van 2100 = 210
% van 900 = 45
25% van 500 =
30% van 690 =
% van 540 = 108
% van 3000 = 750
13
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 13
27/07/2020 13:32
BLOK 4 les 15 dit kan ik al 1 Vul in. De nieuwste internetsensatie: Leeuw in de jungle. 7.894.351.765 views
Afgerond op miljarden is het aantal views Na 1 week is het aantal views met 1.000.261.000 toegenomen. Het aantal views is nu . Na 1 maand is het aantal views met 3 miljard views toegenomen. Het aantal views is nu . Toen dit filmpje een uur online stond waren er driehonderdduizendvierhonderdtweëentwintig views. In cijfers is dit
.
2 Vul in < > of = 5 miljoen
5.000.001
7 miljoen
6.999.999
702.000
0,7 miljoen
1.100.999
1,1 miljoen
999
899.999
900 duizend
3.458.000
3,4 miljoen
7.000.001
0,2 miljard
200.000.000
9 miljoen
9.000.001
0,98 miljard
heel goed
526.000
goed
0,5 miljoen duizend 6.999.999 980.000.000
een beetje
bijna
Cijfers als miljoen en miljard begrijp ik:
3 Reken uit. 3 deel frambozentaart. 4 1 Vandaag heeft Sien samen met haar moeder deel frambozentaart 2 opgegeten.
Gisteren had Sien
Er is nog
deel frambozentaart over.
1 1 deel cake. Razia geeft hem deel cake. 6 2 deel cake. Milan heeft nu Milan heeft
heel goed
goed
een beetje
bijna
Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken kan ik:
4 Vul in. 25% van
60 =
60% van 200 =
55% van 300 =
70% van 1000 =
10% van 500 =
5% van 700 =
50% van 265 =
80% van 300 =
75% van 3000 =
20% van 300 =
90% van 270 =
25% van 560 =
15% van 200 =
30% van 900 =
40% van 600 =
55% van 700 =
heel goed
goed
een beetje
bijna
Rekenen met procenten kan ik:
14
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 14
27/07/2020 13:32
les 26 toets 1 Vul in. In elke kist passen 11 appels. appels
aantal kisten
Een handje bevat 14 pinda’s.
over
pinda's
316
261
287
387
815
492
964
748
aantal handjes
over
2 Vul in. 748 : 92 =
rest
645 : 18 =
rest
487 : 6 =
rest
784 : 32 =
rest
643 : 25 =
rest
759 : 45 =
rest
954 : 81 =
rest
356 : 22 =
rest
875 : 7 =
rest
441 : 13 =
rest
772 : 32 =
rest
452 : 14 =
rest
487 : 13 =
rest
718 : 63 =
rest
458 : 62 =
rest
669 : 21 =
rest
3 Vul in. Thirza heeft thuis nog
1 deel van de reep pure 2
chocolade. Ook heeft ze nog
1 deel van de reep 3
Theo eet en
deel van de repen chocolade.
1 deel van een quiche met courgette 4
1 deel van een quiche met spinazie. 3
Theo eet
Ze geeft
1 deel aan haar vader en 2
1 deel aan haar moeder. 5
melkchocolade. Thriza heeft nog
Selma heeft een taart gebakken.
Selma heeft
Ali heeft na zijn verjaardag nog appelcake en
deel quiche.
deel taart weg gegeven.
Ali heeft nog
1 deel 2
1 deel bramencake over. 3 deel cake over.
4 Vul in. Vereenvoudig waar mogelijk. 1 1 + = 2 3
4 3 – = 5 4
2 1 + = 3 5
7 1 – = 9 2
1 1 + = 3 4
1 1 – = 2 10
2 1 – = 3 4
1 1 + = 2 7
1 1 + = 5 6
3 1 + = 8 3
2 1 + = 5 4
6 1 – = 7 2
1 1 + = 2 9
3 2 – = 4 3
1 1 + = 5 3
2 1 + = 3 5
15
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 15
27/07/2020 13:32
GROEp 7
toetsschrift basis
9 789006 238662
9789006238662_gr7_tts_1S.indd 30
27/07/2020 13:32