Op niveau - 1 vmbo-bk - Leerwerkboek A

Page 1

NEDERLANDS

Leerwerkboek A 1 vmbo-bk

Naam:

Klas:

Op niveau

1 vmbo-bk

Leerwerkboek A

Anneke Luijendijk

Geertje Plug

Erica Renckens

Jante Rittersma

Rosa Scheffer

Stephan Verhoeff

Bureauredactie

MR Taal

Vormgeving

Studio Michelangela

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde.

We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.

Samen leren vernieuwen.

www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 0623823 5

Tweede druk, derde oplage, 2023

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2022

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,

Omslagfotografie

Studio Kluif

Opmaak

Crius Group

opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie­ en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting­pro.nl).

Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2­neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®­keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

2
ORANJE GEEL BLAUW PAARS
vmbo-bk vmbo-gt/havo havo/vwo vwo
vmbo-bk vmbo-(k)gt havo/(vwo) vwo
vmbo-b vmbo-k vmbo-gt havo vwo
ROOD
1
2
3
vmbo-k vmbo-gt
4 vmbo-b

Zo werk je met Op niveau

Structuur

hoofdstuk inhoud

thema

Aan de hand van een thema werk je aan je taalvaardigheid. Je gaat aan de slag met het geven, beoordelen en interpreteren van informatie. Je leest, beluistert en schrijft teksten en je oefent met het voeren van gesprekken en met presenteren. Tegelijkertijd werk je aan persoonlijke vaardigheden zoals bronnen kritisch lezen, en je mening vormen over wat je leest. Daarnaast vergroot je je woordenschat met schooltaalwoorden en woorden uit de teksten.

fictie In deze hoofdstukken gaat het over de kracht van het verhaal. Je maakt kennis met verschillende verhalen, je leest en vertelt verhalen en je luistert ernaar. Je leert praten, schrijven en presenteren over de verhalen die je leest en je leert hoe je zelf verhalen kunt schrijven.

taalverzorging grammatica Je leert met welke woordsoorten en zinsdelen zinnen kunnen worden opgebouwd, zodat je dit in teksten op de juiste manier kunt toepassen.

spelling Je oefent de regels van spelling en leestekens, zodat je deze in teksten op de juiste manier toepast.

formuleren Je leert zinnen logisch en goed op te bouwen, zodat je in teksten of gesprekken correcte zinnen kunt formuleren.

taalbewustzijn Je leert meer over taalgebruik, taalvarianten en woordvorming, zodat je meer inzicht krijgt in het verschijnsel taal.

• Formatieve evaluatie: De thematische hoofdstukken en fictiehoofdstukken werken toe naar een eindopdracht waarin je alles uit het hoofdstuk toepast. Deze hoofdstukken sluiten af met een Terugblik waarin je terugkijkt op het hoofdstuk, jezelf beoordeelt en bepaalt wat je beter wilt doen.

• Differentiatie: Wil je verder oefenen op jouw niveau? Online vind je extra oefeningen op jouw niveau bij de thematische hoofdstukken en de hoofdstukken taalverzorging. Ook vind je online nog meer fictie­opdrachten.

Licentie

Alle opdrachten en theorie staan ook in de online leeromgeving. Daar kun je ook extra oefenmateriaal vinden, bijvoorbeeld van andere niveaus/leerjaren. Ook vind je hier ingesproken leesteksten, leestips en dictees.

3

Leerstofoverzicht 1 vmbo-bk

H1 Verhalen over mensen H2 Taalverzorging 1 H3 Nieuws

- Sociale en culturele vaardigheden

1 Start: Introductie fictie

1 Grammatica Woordsoorten:

- Zelfstandig naamwoord

- Lidwoord

- Talen vergelijken

Zelftoets en differentiatie

- Kritisch denken

- Informatievaardigheden

1 Start: Over nieuws Woordenschat en woordraadstrategieën

H4 Taalverzorging

2 H5 Sociale media

- Communiceren - Mediawijsheid

2 Duik in een verhaal Caja Cazemier, FAB!

2 Spelling - Leestekens - Hoofdletters

Spellingsregels:

- Klinkers en medeklinkers

- Korte en lange klanken

- Klankgroepen

- Meervoud

zelfstandige naamwoorden

- Woorden met i/ie en ou/au

Zelftoets en differentiatie

2 Nieuws voor jou Nieuwsbericht herkennen en schrijven

- 5W+1H-vragen

1 Grammatica Woordsoorten:

- Werkwoord

- Persoonsvorm

- Hele werkwoord

- Voltooid deelwoord

Zinsdelen: - Werkwoordelijk gezegde Zelftoets en differentiatie

2 Spelling

Spellingsregels:

- Klankgroepen

Werkwoordspelling:

- Werkwoorden vervoegen

- Ik-vorm

- Persoonsvorm tegenwoordige tijd

- Woorden met ij/ei en g/gg/ch Zelftoets en differentiatie

1 Start: Over sociale media Woordenschat en woordraadstrategieën

3 Over verhalen Mijke Pelgrim, Dex, over vrienden en andere bagage

- Boeken kiezen

- Fictie & non-fictie

- Hoofdpersoon en bijfiguren

- Eigenschappen van personen

4 Verhalen vertellen

- Verhaal voorlezen

- Feedback geven en feedback krijgen

- Verhaal vertellen

3 Formuleren - Leestekens - Hoofdletters

Zelftoets en differentiatie

3 Nieuws en nieuwsberichten Nieuwsbericht beoordelen en schrijven

- Herhaling

3 Formuleren - Hele zinnen

- Publiek aanspreken

- Afkortingen Zelftoets en differentiatie

2 Een wereld vol media Instructie uitvoeren en vergelijken

- Onderdelen van een tekst

Eindopdracht

1 Boek lezen en profielpagina maken

2 Voorleespodcast maken

Terugblik en differentiatie (keuze)

4 Taalbewustzijn - Trappen van vergelijking

4 Wanneer is iets nieuws? Nieuws beoordelen

- Schrijfdoelen en tekstsoorten - Onderwerp

3 Jezelf laten zien op sociale media Instructie beoordelen en schrijven

- Schrijfdoelen en tekstsoorten

5 Beoordelen of nieuws waar is Informatie beoordelen en presenteren

- Nepnieuws - Stem en houding

Eindopdracht Nieuwsshow presenteren

Terugblik en differentiatie (basis en kader)

4 Taalbewustzijn - Vaktaal - Jongerentaal

- Sporttaal - Taal op sociale media

4 Elkaar begrijpen op sociale media Gesprek voeren

- Alinea’s

- Luisteren in een gesprek

5 Respect op sociale media E-mail schrijven en beoordelen

- Publiek

- Regels voor het schrijven van een e-mail

- Tekst in alinea’s verdelen

Eindopdracht

Mijn ‘selfie’ in de krant

Terugblik en differentiatie (basis en kader)

4

H6 Spannende tijden H7 Taalverzorging 3 H8 Reclame H9 Taalverzorging 4 H10 Vrije tijd H11 Spelen met taal

- Probleemoplossend denken en handelen

1 Start: Introductie fictie

1 Grammatica Zinsdelen:

- Onderwerp

- Zinsdelen herkennen

- Bouwplan van een zin Zelftoets en differentiatie

- Samenwerken

- Creatief denken

1 Start: Over reclame Woordenschat en woordraadstrategieën

1 Grammatica Woordsoorten:

- Voorzetsel

- Bijvoeglijk naamwoord Zelftoets en differentiatie

- Kritisch denken

- Zelfregulering

1 Start: Over vrije tijd Woordenschat en woordraadstrategieën

- Creatief denken

1 Start: Introductie fictie

2 Duik in een verhaal Mirjam Mous, H@ck (het instituut)

2 Spelling Spellingsregels:

- Woorden met b/p en d/t

- Woorden met

-heit/-teit

- Woorden op -ig/-lijk

- Woorden met m/mm, n/nn en l/ll

- Persoonsvorm verleden tijd Zelftoets en differentiatie

2 Reclame: waar en waarom? Reclamespot presenteren

- Schrijfdoelen en tekstsoorten

- Inleiding, middenstuk, slot

- Een presentatie geven

2 Spelling Werkwoordspelling:

- Voltooid deelwoord

Spellingsregels:

- Bijvoeglijk naamwoord

- Bijvoeglijk naamwoord afgeleid van deelwoord

- Woorden met p/pp, r/rr en c/k Zelftoets en differentiatie

2 Verspillen of gebruiken Instructietekst schrijven

- Belangrijkste zin

- Zoekend lezen

- Tekst opmaken

2 Duik in een verhaal Barry Jonsberg, Een lied dat alleen ik kan horen

3 Over verhalen Rob Ruggenberg, Piratenzoon

- Spanning

- Leeservaring

- Tijd in een verhaal

3 Formuleren - Hoofdletters

- Leestekens

- Hele zinnen

- Publiek aanspreken

- Afkortingen Zelftoets en differentiatie

3 Alles kan in reclame. Of niet? Reclameboodschap herkennen

- Feit en mening - Aantekeningen maken

3 Formuleren - Hoofdletters

- Leestekens

- Hele zinnen

- Publiek aanspreken

- Bijzonder taalgebruik

- Letterlijk en figuurlijk taalgebruik Zelftoets en differentiatie

3 Bewegen of stilzitten Informatieposter maken

- Informatie zoeken

3 Over verhalen Annet Schaap, Lampje

- Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

4 Verzinnen en vertellen - Verhaalsoorten

4 Taalbewustzijn - Beeldtaal

4 Reclametrucs: heb jij ze door? Reclametaal herkennen en advertentie maken

- Herhaling

5 Reclame maken: doe het zelf Product presenteren - Lichaamstaal

4 Taalbewustzijn - Samenstellingen

4 Samen of alleen Alinea schrijven

- Belangrijkste zin

- Schrijven voorbereiden

5 Voor jezelf of voor een ander Tekst schrijven

- Schrijfplan maken

4 Gedichten - Bijzonder taalgebruik - Gedichten - Rijm

Eindopdracht

1 Fotoverhaal maken

2 Spannend verhaal vertellen

Terugblik en differentiatie (keuze)

Eindopdracht Reclamefilm maken

Terugblik en differentiatie (basis en kader)

Eindopdracht Tijdschriftpagina maken

Terugblik en differentiatie (basis en kader)

Eindopdracht

1 Gedicht voordragen

2 Gedicht schrijven

Terugblik en differentiatie (keuze)

5

Symbolen

In de leerwerkboeken kom je de volgende symbolen tegen.

Ga naar de Op niveau-website of zoek iets op internet.

Je werkt aan de vaardigheid Lezen.

Je werkt aan de vaardigheid Kijken.

Je werkt aan de vaardigheid Luisteren.

Je werkt aan de vaardigheid Schrijven.

Je werkt aan de vaardigheid Spreken of Gesprekken.

Werk aan je persoonlijke ontwikkeling én aan Nederlands

Werk samen met een of meer klasgenoten.

Het boek geeft het niveau van het leesfragment aan.

Bij deze opdracht gebruik je strategieën van Woordenschat.

6
7 Inhoud 1 Verhalen over mensen 8 2 Taalverzorging 1 28 3 Nieuws 52 4 Taalverzorging 2 78 5 Sociale media 108 6 Spannende tijden 138 Stappenplan moeilijke woorden 160 Schrijfregels 161 Theorie 162 Register 177 Verantwoording 178

Verhalen over mensen

Inleiding

Vertel jij wel eens een echt gebeurd verhaal, bijvoorbeeld over wat je beleefd hebt? Of geniet je van een verzonnen verhaal in een game, film, serie of boek? Van welke verhalen houd jij?

8
1 Verhalenover mensen

Je leert:

1 herkennen wat een ander voelt;

2 verschillende soorten verhalen herkennen;

3 verhalen kiezen die je leuk vindt;

4 personen en hun rol in verhalen beschrijven;

5 uitleggen wat je door een verhaal voelt;

6 een verhaal voorlezen;

7 een verhaal vertellen.

1 Wat ga ik leren?

Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk. Wat vind jij belangrijk om te kunnen?

1.1 Start

LEERDOELEN

• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.

2 Verzin een smoes!

Stel je voor: na school ga je met een vriend of vriendin mee naar huis. Je hebt dit niet aan je ouders laten weten. Je bent veel te lang weggebleven. Als je thuiskomt, is je moeder of vader boos.

a Wat is er onderweg naar huis gebeurd? Verzin een fantastisch verhaal.

b Vertel jouw verhaal aan een klasgenoot. Wie van jullie heeft het beste verhaal verzonnen?

9
1.1 Start

3 Van welke verhalen houd jij?

a Verhalen kom je overal tegen. Wanneer geniet jij het meest van verhalen?

Sociale media Games Film en series Boeken Songteksten en gedichten

Ik bekijk of maak stories. Ik speel een game met een verhaal.

Ik kijk naar films en series. Ik lees een boek. Ik let bij muziek op de tekst of ik lees gedichten.

b Sommige mensen houden veel van lezen, andere minder. Wat voor lezer ben jij?

Leesverslaafde Plezierlezer Af-en-toe-lezer Niet-lezer

Ik ben dol op lezen! Ik vind lezen best leuk. Ik lees soms. Ik lees alleen als het moet.

10
◯ ◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
1 Verhalenover mensen

1.2 Duik in een verhaal

Je leert:

• herkennen wat een ander voelt;

• uitleggen wat je door een verhaal voelt.

Lekker lezen

4 Verhaal lezen

a Zou jij beroemd willen zijn?

Schrijf twee voordelen en twee nadelen op van beroemd zijn.

Voordelen:

Nadelen:

Lees het verhaal Fab

LEERDOELEN

b Welke voordelen en welke nadelen van beroemd zijn staan in het verhaal?

Onderstreep de voordelen met groen. Onderstreep de nadelen met rood.

c Wie begrijp jij het beste?

◯ Kim, die beroemd wil worden als vlogger

◯ Senna, die heel goed wil worden als sporter

◯ Wende, die beroemd zijn niet altijd fijn vindt

d Wat bedoelt de schrijver met deze zinnen?

1 Ik vind het fijn om alles wat hier thuis gebeurt, hier thuis te laten. (regel 17­18)

2 Ik wil de journalisten geen aanknopingspunten geven. (regel 25)

3 op eigen kracht ergens komen (regel 82­83)

e Kim mag niet filmen en geen foto's maken. Hoe zou jij je voelen als je Kim was?

Leg uit waarom je je zo zou voelen.

11
1.2 Duik in een verhaal

f Lees het gedicht Echte vrienden. Vergelijk dit met het verhaal Fab Zijn Kim en Wende echte vrienden? Leg uit waarom wel of waarom niet.

FAB

Kim, Senna en Wende zijn vriendinnen. Kim wil heel graag beroemd worden. Daarom maakt ze een vlog over haar leven in de brugklas. Als ze ontdekt dat haar vriendin Wende de dochter is van de beroemde actrice Flora Hofman, is ze heel blij. Dat ze nu een BN'er kent, zal haar vast veel volgers opleveren! Maar als Kim voor het eerst bij Wende thuis is, loopt het anders dan ze hoopt…

Flora draait naar Kim. 'En jij, Kim? Heb jij een doel in je leven?'

Er komt eventjes een kleur op Kims gezicht, ziet Senna.

Dan zegt Kim: 'Ik ben met een vlog bezig. Ik wil beroemd worden.'

Ook daarvan wil Flora alles weten, en Kim vertelt. Tot slot vraagt Kim: 'Zou ik jou niet eens mogen interviewen? Als moeder van een brugklasser? Dat zou mij denk ik een hoop views opleveren.'

Flora glimlacht en kijkt Kim aan. 'Dat doe ik niet, Kim. Het spijt me, vooral omdat ik je een aardig meisje vind, maar ik laat mijn naam liever niet gebruiken.'

'Mag ik dan wat foto's maken?' Kim geeft niet zomaar op. De kleur op haar gezicht wordt dieper rood. 'Zoals we hier zitten, of misschien met jou erbij... Misschien kan ik er iets mee in mijn vlog.'

Flora blijft vriendelijk glimlachen, maar opnieuw schudt ze haar hoofd. 'Ik vind het fijn om alles wat hier thuis gebeurt, hier thuis te laten. Dat vraag ik ook van mijn kinderen.'

Kim ziet dat Wende een gezicht trekt terwijl ze zegt: 'Ik zei het al. Geen persoonlijke dingen op social media. Mijn moeder niet, ons huis niet, het dorp niet.'

'Maar mijn vlog...'

'Valt er ook onder', zegt Flora. 'Sorry, ik wil het niet.'

'Mijn moeder wil graag de controle houden over wat er naar buiten gaat', zegt Wende met een scheve grijns.

'Precies! Ik wil de journalisten geen aanknopingspunten geven.'

'Alsof die mijn Instagram checken!' zegt Wende. 'Of die van Kim.'

'Je weet maar nooit.' Flora lacht, en achter haar rug om steekt Wende eventjes haar tong uit. Senna ziet het en heeft de neiging om te denken: die durft, maar Flora is natuurlijk gewoon haar moeder.

'Wil jij echt beroemd worden?' vraagt Senna aan Kim.

'Ja! Jij niet?'

'Och,' antwoordt Senna. 'Als het gebeurt, prima. Maar ik zwem niet om beroemd te worden.'

Kim veert op. 'Dat is toch het hoogst bereikbare?! En liever niet later, maar nú. Ik zou zó graag willen dat mijn vlog ontdekt wordt en dat ik bij de bekende YouTubers ga horen! Minstens honderdduizend abonnees! Dat wil ik!'

12
5 10 15 20 25 30 35 1 Verhalenover mensen

'Ik weet niet...' Senna denkt na. 'Het lijkt mij lastig. Je wordt altijd gevolgd, je wordt overal herkend.'

Kim snuift. 'Je krijgt meer volgers, je kunt meer geld verdienen.'

'Je krijgt een heleboel haat over je heen en je kunt worden gestalkt...', vult Wende aan.

Allebei kijken ze naar Flora, de ervaringsdeskundige, maar Wende bevestigt: 'Het is echt zo, hoor!'

Flora knikt. 'Ja', zegt ze. 'Het gebeurt wel dat ik door het dorp loop en dan ineens een mobiele telefoon op me gericht zie. Sommige mensen vragen het niet eens! Of mijn manager heeft een foto in de bladen gezien die ongemerkt is genomen. Iedereen kan elk moment een foto van mij of van mijn kinderen nemen. Daarom wil ik de kans daarop zo klein mogelijk maken.' Bij dit laatste kijkt ze even naar Kim.

'En weet je nog, mam', herinnert Wende haar moeder, 'de buurvrouw die zowat elke dag aan de deur kwam om iets te lenen? Wij dachten altijd dat ze expres dingen vergat als ze boodschappen deed om bij ons aan de deur te kunnen komen.'

'Ja, haha, en wat waren wij blij toen ze ging verhuizen. Maar overal waar ik kom, word je zo ontzettend bekeken. Wat heeft ze aan? Wat voor boodschappen heeft ze in haar karretje? Wie heeft ze bij zich? Doet ze niet iets geks? Het geeft een onveilig en onvrij gevoel, Kim, als mensen zo op je letten.'

'Maar er zijn vast ook fijne dingen aan beroemd zijn', houdt Kim vol.

']awel... Het doet iets met je zelfvertrouwen...'

'En de premièrefeestjes, mam?' vult Wende aan.

'Zeker, die zijn fantastisch!' bevestigt Flora.

']e kent natuurlijk superveel beroemde mensen. Komen die weleens hier?'

'Dat zijn gewoon mijn collega's.' Flora lacht weer. 'Sommige van hen zijn vriendinnen geworden, en ja, die komen weleens hier.'

'Waanzinnig!' zegt Kim. 'Wie?'

Wende is haar moeder voor. 'Tess van Beek en Zoë Timmermans. Ik ken ze eigenlijk meer als vriendinnen van mijn moeder dan als actrices.'

'Waanzinnig!', zegt Kim weer.

Flora legt heel even haar hand op Kims arm. 'Wij zijn ook maar gewoon mensen, hoor.'

Kim is het daar niet mee eens. En Senna snapt dat wel. Er kleeft toch iets bijzonders aan Wendes moeder, hoe gewoon ze hier ook rond de keukentafel zitten.

De thee en de appeltaart zijn op. 'Wat gaan we doen?' vraagt Wende. 'Naar mijn kamer? Filmpje op musical.ly zetten? Just dance op de Wii?'

Ze kiezen voor het laatste en staan op om naar de woonkamer te gaan. Senna ziet Kim aarzelen. Voordat Senna de keuken uit loopt, hoort ze Kim vragen: 'Wil je me echt niet helpen om meer abonnees voor mijn kanaal te krijgen? Zou je ergens reclame voor mijn vlog willen maken? Dat zou enorm helpen!'

Op de drempel van de keuken naar de kamer blijft Senna staan om het antwoord van Flora te kunnen horen.

'Het is te gemakkelijk, Kim. Het geeft meer voldoening om op eigen kracht ergens te komen!'

13
40 45 50 55 60 65 70 75 80 1.2 Duik in een verhaal
Uit: Caja Cazemier, FAB

ECHTE VRIENDEN

Vrienden ben je niet gewoon een beetje. Vrienden ben je niet zo af en toe. Of je echte vrienden bent dat weet je, al kun je niet precies vertellen hoe.

Echte vrienden ben je niet voor even. Echte vrienden ben je niet meteen.

Echte vrienden ben je voor het leven. Echte vrienden ben je nooit alleen.

Ervaringen uitwisselen

5 Verhaal en gedicht bespreken

Bespreek met je klasgenoten het verhaal Fab en het gedicht Echte vrienden

Je kunt deze vragen gebruiken:

1 Hoe denk jij over beroemd worden?

a Dat zou ik graag willen (net als Kim).

b Dat vind ik niet belangrijk (net als Senna).

c Dat zou ik niet fijn vinden (net als Wende).

2 Stel je voor dat jij beroemde ouders had. Zou jij dan iets over thuis op sociale media zetten? Leg uit waarom wel of niet.

3 Denk samen na over beroemd zijn.

• Wat is volgens jou het grootste voordeel van beroemd zijn?

• Wat is volgens jou het grootste nadeel van beroemd zijn?

• Maak samen een top drie van voordelen en een top drie van nadelen.

4 Wat denk jij: kan iedereen beroemd worden?

5 Zijn Wende en Kim wel of geen echte vrienden? Waarom denk je dat?

6 Wendes moeder zegt: 'Het geeft meer voldoening om op eigen kracht ergens te komen.' Ben je het wel of niet met haar eens? Leg uit waarom je dat vindt.

14
1 Verhalenover mensen

Leestips

Wil je andere verhalen lezen over vriendschap op school? Bekijk de tips. Welk boek spreekt jou het meest aan?

Hans Mijnders, Link!

De twee vrienden Winston en Tim zijn gek op challenges. Filmpjes posten op social media waarin je jezelf of een ander uitdaagt tot iets extreems. De challenges van Winston worden steeds gevaarlijker. Zijn vriend Tim probeert hem tegen te houden, maar Winston wil niet luisteren.

Caja Cazemier, Wie durft?

Lara wil alles zo goed mogelijk doen. Maar dat is lastig als je door ziekte veel lessen hebt gemist. Het maakt haar onzeker. Dan gebeurt er ook nog iets ergs, waardoor ze haar hoofd niet goed bij het schoolwerk kan houden: haar oma wordt ernstig ziek. Intussen zorgt een nieuwe jongen voor onrust in de klas.

Francine Oomen, Hoe overleef ik de brugklas?

Als je naar de middelbare school gaat, verandert er plotseling heel veel in je leven. Daarover kan Rosa van Dijk meepraten. Ze mailt met haar vriendje Jonas, die nog in groep acht zit, en geeft hem alvast survivaltips.

Carry Slee, Verdacht

Een vriendenclub filmt bij toeval een overval op een juwelier. Het zwaargewonde slachtoffer blijkt de vader van een medescholier. De daders lopen nog op vrije voeten. Als

Tess de opnames bekijkt, doet ze een belangrijke ontdekking. Op het moment dat zij de politie bijpraat, verandert haar leven ...

15
1.2 Duik in een verhaal

1.3 Over verhalen

Je leert:

• herkennen wat een ander voelt;

• verhalen kiezen die je leuk vindt;

• personen en hun rol in verhalen beschrijven.

Verhalen kiezen

Boeken kiezen

Het is belangrijk om te ontdekken welke boeken jij graag leest. Zo ontdek je jouw eigen leessmaak of leesvoorkeur

Op het internet vind je informatie over boeken, bijvoorbeeld op de bibliotheek.nl of jongejury.nl

Flaptekst lezen

LEERDOELEN

THEORIE

Omslag bekijken

Eerste bladzijden lezen Tips van anderen of internet

Beginnen met het fictiedossier

In de fictiehoofdstukken maak je een map waarin je je opdrachten bewaart. Die map heet het fictiedossier. Online vind je een uitgebreide versie van de opdracht Speeddate met boeken Overleg met je docent of je de opdracht in het boek maakt of dat je digitaal het formulier invult. Het ingevulde formulier kun je bewaren in je fictiedossier.

16
Dit boek wil ik lezen Titel lezen
1 Verhalenover mensen

6 Speeddate met boeken

Lees de theorie Boeken kiezen

a Lees de titels van zoveel mogelijk boeken. Welke titel maakt jou nieuwsgierig?

b Bekijk het omslag van in ieder geval tien boeken. Welk omslag vind je het mooist? Leg ook uit waarom.

c Lees de flaptekst van in ieder geval vijf boeken. Welke flaptekst maakt je zo nieuwsgierig dat je het boek zou willen lezen? Leg uit waarom.

d Welk boek spreekt je niet aan en zou je niet willen lezen? Leg uit hoe dat komt.

e Kies een boek dat je zou willen lezen. Lees daaruit de eerste twee bladzijden. Noteer de volgende punten:

• De auteur en titel van het boek

• De hoofdpersoon van het boek

• Een kenmerk van het boek (bijv. humor, spanning, vriendschap)

f Vertel kort aan een klasgenoot waar het boek over gaat.

7 Een goed boek kiezen

a Gebruik de theorie Boeken kiezen

Hoe kies je een boek dat bij jou past?

• Bekijk de afbeelding. Je ziet vijf tips. Schrijf bij elke tip wat het voordeel van de tip is.

• Bespreek jouw voordelen met een klasgenoot.

• Kies samen het beste voordeel bij iedere tip.

• Titel lezen:

• Omslag bekijken:

• Flaptekst lezen:

• Eerste bladzijden lezen:

• Tips van anderen of internet:

17
1.3 Over verhalen

b Als je een boek kiest dat je leuk vindt, lees je met meer plezier. Er zijn nog meer voordelen van lezen. Lees de lijst hieronder. Welke drie vind jij belangrijk?

□ Van lezen word je rustig.

□ Als je leest, kun je even je problemen vergeten.

□ Je leert nieuwe woorden.

□ Je ontdekt hoe andere mensen denken en voelen.

□ Je beleeft avonturen.

□ Je leert over andere plaatsen, landen en culturen.

□ Je kunt naar het verleden of de toekomst gaan.

□ Je merkt dat jij niet de enige bent met problemen.

□ Je gebruikt je fantasie.

Echt verzonnen

8 Verzonnen of niet?

a Kijk en luister naar het verhaal De olifant en de slak Hoe weet je dat dit verhaal verzonnen is?

b Lees de theorie Fictie en non-fictie Is het verhaal De olifant en de slak fictie of non­fictie?

◯ fictie

◯ non­fictie

Fictie en non-fictie

THEORIE

Een verzonnen verhaal noemen we fictie. Teksten over echt gebeurde dingen zijn non-fictie Fictie lees en bekijk je vooral voor je plezier. Non­fictie lees en bekijk je om iets te leren.

c Dit verhaal gaat over dieren. Waarom kun je deze dieren toch 'personen' noemen?

□ Ze hebben een naam.

□ Ze praten en denken als mensen.

□ Ze zien eruit als mensen.

d Wie is de domste 'persoon' in het verhaal, de slak of de olifant? Leg uit waarom.

e Stel je voor dat de slak een heel slim 'persoon' op bezoek zou krijgen. Aan welk dier denk jij dan?

18
1 Verhalenover mensen

Personen in verhalen

9 De rol van een persoon herkennen

Werk samen in een groepje van vier leerlingen. Lees de theorie Hoofdpersoon en bijfiguren

Gebruik het verhaal Dex

Hoofdpersoon en bijfiguren

THEORIE

De belangrijkste persoon in een verhaal noem je de hoofdpersoon. Je leert de hoofdpersoon goed kennen.

Minder belangrijke personen in het verhaal noem je bijfiguren. Je leert hen minder goed kennen dan de hoofdpersoon.

Als je een verhaal leest, probeer dan of je je kunt inleven in de hoofdpersoon. Je stelt je dan voor hoe het is als jij hem of haar was en hetzelfde beleefde.

a Het verhaal is in vier delen verdeeld.

Lees om beurten een deel van het verhaal voor. Bij elke pijl leest volgende leerling voor.

b Teken een placemat met vijf vakken. Maak het middenvak niet te klein. Iedereen krijgt één vak om in te schrijven. Schrijf nog niet in het middenvak.

Wie is volgens jou de belangrijkste persoon in dit verhaal?

• Schrijf de naam op in jouw deel van de placemat.

• Hoe weet je dat deze persoon de belangrijkste is? Schrijf dat ook op.

c Vertel elkaar je antwoorden.

Schrijf in het middenvak wie volgens jullie de belangrijkste persoon is in dit verhaal en hoe je die persoon kunt herkennen.

Hoe noem je de belangrijkste persoon in een verhaal ook wel? Schrijf dat begrip bij de naam.

d Welk probleem heeft de belangrijkste persoon in het verhaal Dex?

Schrijf het in je eigen woorden in jouw vak.

e Vertel elkaar je antwoord.

Schrijf in het middenvak wat volgens jullie het probleem is.

f Welke andere zes personen komen er in het verhaal voor?

Schrijf ze in je eigen vak.

g Vertel elkaar je antwoorden.

Schrijf in het middenvak de namen van de andere zes personen.

h Hoe noem je minder belangrijke personen ook wel?

Schrijf dit begrip onder de namen in het middenvak.

19
1.3 Over verhalen

Ik ben Dex. Ik ben 13 jaar en ik woon met mijn vader, moeder en hond Ringo in Amsterdam. Mijn hobby's zijn Ajax, lekker eten en gamen met Brian.

Brian is mijn beste vriend, al vanaf de basisschool. Nu zitten we bij elkaar in de brugklas van het Apollo college. We mogen niet meer naast elkaar, omdat het dan te gezellig wordt. En ook omdat ik alleen maar onvoldoendes haalde.

Ik vind school een sadistische uitvinding. Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik word langzaam gek van zo'n hele dag stilzitten en dat je naar saaie verhalen van saaie docenten moet luisteren. Ik doe veel liever dingen. Tosti's maken bijvoorbeeld, of mijn oom Dries helpen op de markt, of mijn pa als hij een klus heeft. Dan kan ik heen en weer lopen en bewegen. En vooral: dan heb ik het gevoel dat ik iets nuttigs aan het doen ben.

Ik vind heel veel dingen op school totaal niet nuttig.

Maar Dex, wat doe je dan op die school, hoor ik je denken. Goeie vraag. Een tijd lang wist ik dat zelf ook niet. Maar bij je vrienden wil je in de buurt zijn. Daarom heb ik besloten dat ik toch maar mijn best ga doen om over te gaan naar de tweede.

Meneer Hendriks zegt dat ik hartstikke slim ben en dat ik het nog makkelijk kan halen. Als hij mijn mentor niet was, was ik allang van school getrapt, dat weet ik zeker. We hadden afgesproken dat we samen een plan zouden maken om te zorgen dat het goed zou komen met mij. En nu was het zover.

Het was maandagmiddag. Buiten sneeuwde het. De school was halfleeg en Brian was al naar huis. Ik voel me altijd een beetje vreemd als ik alleen met een leraar in een lokaal zit. Een lokaal hoort gewoon een lekkere herriebak te zijn, waarin van alles gebeurt en iedereen door elkaar heen aan het gillen is.

'Goed, Dex', zei meneer Hendriks. 'Dan gaan we nu beginnen met het gesprek.'

Hij nam een slok van zijn koffie en zette zijn meest serieuze gezicht op.

'Op 1 april krijgen jullie je tweede rapport. Het is van het allergrootste belang dat je daarop een stijgende lijn laat zien. Er staan je twee dingen te doen. Ten eerste is vanaf nu je schoolwerk pico bello in orde. Daarmee bedoel ik: boeken bij je, huiswerk af en keihard leren als je een toets hebt.'

Ik voelde hoe ik helemaal licht werd in mijn hoofd. Ik begon te zuchten en liet me zo'n beetje onderuitzakken op mijn stoel.

Maar dat pikte meneer Hendriks niet.

'Als je er nu al bij gaat zitten als een zak aardappelen, dan gaat het hem natuurlijk nooit worden, Dex. Hoppetee! Overeind met dat lijf.'

Ik hees mezelf omhoog en meneer Hendriks knikte tevreden. 'Heel goed', zei hij. 'Komen we bij puntje twee. Het gedrag.'

Ik wilde alweer onder de tafel verdwijnen, maar kon mezelf nog net inhouden.

'Vanaf nu', zei meneer Hendriks, 'let je op in de les. Je bent vriendelijk en beleefd tegen al je docenten. Vragen als "waarom moeten we dit leren" of "wat is het nut van dit vak" stel je alleen in je hoofd. Ik wil honderd procent inzet van je. Is dat een deal?'

'Deal', zei ik.

'Honderd procent?'

'Zeker', zei ik. 'Honderd procent.'

lk hield het nog bijna een hele dag vol, maar toen ik donderdag het zevende het lokaal van Hendriks binnen kwam strompelen, kon ik niet meer.

'Ha, Dex!' zei meneer Hendriks. 'Ik heb al van drie collega's gehoord dat je je weer uitstekend hebt gedragen vandaag!'

20
DEX
5 10 15 20 25 30 35 40 45 1 Verhalenover mensen

lk knikte zo'n beetje, maar ik voelde me verre van uitstekend. Mijn hand deed zeer van het schrijven, mijn rug deed zeer van het rechtop zitten en ik had een kermishoofd van de hele dag stil zijn en luisteren.

lk hoopte dat we bij Nederlands iets van een spel zouden gaan doen. Werkwoordenbingo of zo. Iets waarbij ik kon roepen en bewegen en een klein beetje mijn normale zelf kon zijn. Maar nee hoor, we gingen lezen. In een boek.

Het ging over een paar jongens in een gevangeniskamp en meneer Hendriks had gezegd dat het heel spannend was, maar ik kon mijn aandacht er niet meer bij houden. De letters dansten voor mijn ogen, de zinnen buitelden over elkaar heen en ik kreeg een melige lachaanval van elk derde woord dat ik tegenkwam.

Pfff... Dit ging dus niet werken. Ik zakte onderuit en liet mijn armen naast me bungelen. Misschien was het beter om wat te tukken of zo. Ik deed mijn ogen dicht en probeerde weg te dommelen. Maar naast me zat Luuk te lezen alsof zijn leven ervan afhing. Zijn hele hoofd zat verstopt in dat boek. Er kwam alleen een roodgloeiend oor en wat blond piekhaar bovenuit.

En hij sloeg de hele tijd keihard zijn bladzijden om.

'Ssst...!' siste ik, toen mijn derde poging in slaap te vallen mislukte door Luuks geritsel. Meneer Hendriks keek op van zijn boek. 'Wat is er?' vroeg hij.

Ik hees me een beetje overeind. 'Luuk slaat bladzijden om', zei ik.

Meneer Hendriks krabde op zijn achterhoofd. 'Dat lijkt me een vrij noodzakelijk onderdeel van het lezen van een boek. Ik zou zeggen: probeer het ook eens.'

'Ja, maar hij maakt herrie. En zo kan ik me niet concentreren.'

Luuk deed alsof hij me een klap voor mijn kop wilde geven.

'Kom op, Dex', zei meneer Hendriks. 'Nog twintig minuutjes. Hou vol.'

Ik deed het boek open. Ergens in het midden. Maar al die letters deden pijn aan mijn ogen. Ik had er gewoon te veel gezien vandaag.

10 Eigenschappen herkennen

Werk in een groepje van vier klasgenoten.

Gebruik de theorie Eigenschappen van personen

Gebruik de verhalen Fab, De olifant en de slak en Dex

Eigenschappen van personen

THEORIE

Echte mensen hebben verschillende eigenschappen. Dat is ook zo bij personen in verhalen. Iemand is bijvoorbeeld druk, moedig, slim, snel boos of oneerlijk.

21
Uit: Mijke Pelgrim, Dex, over vrienden en andere bagage
50 55 60 65 70 75 1.3 Over verhalen

Kies eigenschappen bij personen.

1 Schrijf deze personen uit de verhalen op: de olifant – de slak – Kim – Senna – Wende – Flora – Dex –meneer Hendriks

2 Maak 20 kaartjes met eigenschappen (zie QR­code). Leg ze op een stapeltje. Je mag de woorden niet zien.

3 Pak om beurten een kaartje. Lees de eigenschap. Leg het kaartje bij de persoon waar jij de eigenschap bij vindt passen. Bij elke persoon mogen twee kaartjes liggen.

4 Kun je een kaartje niet meer kwijt? Overleg dan hoe je met de kaartjes kunt schuiven. Aan het einde houd je vier kaartjes over. Jullie moeten het eens zijn over welke vier kaartjes overblijven.

1.4 Verhalen vertellen

Je leert:

• herkennen wat een ander voelt;

• een verhaal voorlezen;

• een verhaal vertellen.

De kunst van het voorlezen

11 Luisteren naar een verhaal

a Luister nog een keer naar het verhaal De olifant en de slak Wat vind je goed aan hoe dit verhaal wordt verteld? Schrijf twee dingen op.

LEERDOELEN

b Je wilt een verhaal goed voorlezen. Noem twee punten waar je op moet letten.

• Lees de theorie Voorlezen

• Vergelijk jouw punten met de theorie.

• Op welk punt wil jij vooral letten als je gaat voorlezen? Dat mag een van je eigen punten zijn. Het mag ook een punt uit de theorie zijn.

22
1 2
1 2
1 Verhalenover mensen

THEORIE

Voorlezen

Als je een verhaal voorleest, let dan op deze dingen:

• Lees het verhaal eerst voor jezelf.

• Lees niet te snel voor, houd het rustig. Spannende stukjes kun je iets sneller voorlezen.

• Laat een pauze horen bij komma's, punten en witregels.

• Laat vraagtekens en uitroeptekens duidelijk horen.

• Leef je in de gebeurtenissen van het verhaal in. Wissel je stem af: hoger of lager, zachter of harder (maar niet schreeuwen).

• Zet geen stemmetjes op bij verschillende personen. Gebruik je gewone stem.

• Kijk af en toe naar de luisteraars.

12 Verhaal voorlezen

Werk in een groepje van vier klasgenoten.

a Lees opnieuw om beurten een deel van het verhaal Dex voor. Denk bij het voorlezen aan de regels voor Voorlezen

b Lees de theorie Feedback geven en feedback krijgen Hoe hebben jullie voorgelezen?

Geef elkaar om beurten feedback.

Feedback geven en feedback krijgen

THEORIE

Zeggen wat je vindt van het werk van een klasgenoot heet feedback geven

• Geef complimenten. Wat je vond goed en waarom?

• Wees eerlijk over wat je niet goed vond.

• Geef tips voor verbetering.

Feedback krijgen kan je helpen om beter te worden.

• Ga niet meteen jezelf verdedigen.

• Luister goed naar wat de ander zegt.

• Denk na over wat je met de opmerkingen kunt doen.

c Luister naar de feedback die jij krijgt van je groepsgenoten. Waar wil je de volgende keer op letten?

Noteer een of twee punten.

23
1.4 Verhalen vertellen

Verzin het maar

13 Verhaal bedenken

Gebruik het verhaal Dex

a Lees het verhaal nog een keer door. Noteer twee eigenschappen die passen bij Dex. Je kunt ze overnemen uit opdracht 10. Je mag ook andere eigenschappen noteren.

b Hoe gaat het de volgende dag verder met Dex?

Bedenk:

1 welk vak hij het eerste uur heeft;

2 hoe hij heel erg zijn best doet;

3 wat er gebeurt, waardoor het toch weer misgaat.

c Gebruik de eigenschappen en de gebeurtenissen die je bedacht hebt.

Bedenk een kort verhaal over Dex.

Schrijf het verhaal voor jezelf op een spiekbriefje. Schrijf geen hele zinnen op, maar korte punten.

14 Verhaal vertellen

Werk samen in een groepje van twee of vier.

Gebruik de theorie Verhaal vertellen

Vertel jouw verhaal over Dex en luister naar het verhaal van een of meer klasgenoten.

Bij het vertellen:

• Gebruik je alleen je spiekbriefje.

• Let je op de punten uit de theorie.

• Noteer je de feedback die je krijgt.

Bij het luisteren:

• Geef je je klasgenoot feedback.

• Denk je aan de regels voor het geven van feedback.

Verhaal vertellen

Als je een verhaal vertelt, let dan op deze dingen:

• Vertel uit je hoofd. Gebruik alleen een spiekbriefje met korte punten.

THEORIE

• Oefen het vertellen een paar keer, zodat de volgorde goed in je hoofd zit.

• Vertel rustig, met pauzes en een beetje afwisseling.

• Gebruik je gewone stem.

• Kijk vaak naar de luisteraars.

• Zorg dat je gezichtsuitdrukking en gebaren bij het verhaal passen, maar overdrijf niet.

24
1 Verhalenover mensen

1.5 Eindopdracht

• Je past toe wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd.

LEERDOELEN

Fictiedossier

In dit hoofdstuk heb je kennisgemaakt met allerlei verhalen. Je sluit het hoofdstuk af met een eindopdracht.

Alle eindopdrachten van de fictiehoofdstukken verzamel je in je fictiedossier. Je docent vertelt je hoe het fictiedossier er precies uitziet.

EINDOPDRACHT ONLINE

Je kunt kiezen uit twee eindopdrachten. Een opdracht staat hieronder, de andere (Voorleespodcast maken) vind je op Op niveau online Overleg met je docent welke opdracht je gaat maken.

Boek lezen en profielpagina maken

Inleiding

Je leest een boek en maakt een profielpagina over de hoofdpersoon.

Boek kiezen

Kies een boek dat je graag wilt lezen.

Lees het hele boek. Let tijdens het lezen op de hoofdpersoon en vier belangrijke bijfiguren. Let vooral op hun eigenschappen.

Profielpagina maken

Maak de profielpagina.

Werk netjes en let op spelling, hoofdletters en leestekens.

1 Schrijf de naam van de hoofdpersoon in het midden van een groot vel papier.

2 Zoek een foto van iemand die lijkt op de hoofdpersoon. Je kunt ook zelf een foto maken. Vraag wel om toestemming! Plak de foto bij de naam.

3 Schrijf drie eigenschappen van de hoofdpersoon bij de foto.

4 Schrijf er ook bij welk probleem de hoofdpersoon heeft.

5 Schrijf de namen van vier bijfiguren om de hoofdpersoon heen. Plak ook bij hen een passende foto.

6 Schrijf bij elke bijfiguur een of twee eigenschappen.

7 Trek lijnen tussen de hoofdpersoon en de bijfiguren. Schrijf bij elke lijn wat deze persoon met de hoofdpersoon te maken heeft, bijvoorbeeld: moeder, vriend, lerares, opa.

8 Schrijf bovenaan het vel de titel en de auteur van het boek. Plak er een afbeelding bij van de voorkant van het boek.

9 Schrijf onderaan het vel hoe goed jij je kunt inleven in de hoofdpersoon en waardoor dat komt.

25
1.5 Eindopdracht

Profielpagina verbeteren

Bekijk het beoordelingsmodel bij deze opdracht. Heb je alles gedaan wat in de opdracht staat? Verbeter je profielpagina als dat nodig is.

Profielpagina beoordelen

Gebruik het beoordelingsmodel. Laat je profielpagina beoordelen door een klasgenoot of je docent. Bewaar de profielpagina en de beoordeling in je fictiedossier.

Beoordelingsmodel

• De naam en een foto van de hoofdpersoon staan in het midden.

• Bij de hoofdpersoon staan drie eigenschappen.

• Bij de hoofdpersoon staat zijn of haar probleem of opdracht.

• Om de hoofdpersoon heen staan namen en foto's van vier bijfiguren.

• Bij de bijfiguren staan een of twee eigenschappen en wat ze met de hoofdpersoon te maken hebben.

• Bovenaan het vel staan de titel, de auteur en de voorkant van het boek.

• Onderaan het vel staat hoe goed je je kunt inleven in de hoofdpersoon en waardoor dat komt.

• De hoofdletters, de leestekens en de spelling kloppen.

• De pagina ziet er netjes uit.

Eindopdracht evalueren

a Hoe ging de eindopdracht?

• Ik kan ontdekken wie de hoofdpersoon is en wie de bijfiguren zijn.

• Ik kan eigenschappen van de personen goed beschrijven.

• Ik kan vertellen wat het probleem van de hoofdpersoon is.

• Ik kan me goed inleven in de hoofdpersoon.

• Mijn profielpagina is goed gelukt.

b Je hebt een boek gelezen en een profielpagina gemaakt over de hoofdpersoon. Heb je door deze opdracht meer, net zo veel of minder plezier in lezen?

Leg je antwoord in één zin uit.

26
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
1 Verhalenover mensen

1.6 Terugblik

• Je kijkt terug op je werk.

Wat neem ik mee?

LEERDOELEN

a In dit hoofdstuk heb je geleerd wat fictie is en hoe je verhalen kiest die bij jou passen. Je hebt nagedacht over de personen in verhalen en hun eigenschappen. Je hebt ook zelf een verhaal voorgelezen en verteld. Kijk nu terug op het hoofdstuk en beantwoord de vragen. Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?

• Ik kan herkennen wat een ander voelt.

• Ik kan verschillende soorten verhalen herkennen.

• Ik kan verhalen kiezen die ik leuk vind.

• Ik kan personen en hun rol in verhalen beschrijven.

• Ik kan uitleggen wat ik door een verhaal voel.

• Ik kan een verhaal voorlezen.

• Ik kan een verhaal vertellen.

b Wat vond je in dit hoofdstuk het interessantst om te leren?

c Wat zou je nog willen verbeteren?

MEER MET FICTIE

Wil je nog meer opdrachten over verhalen maken? Ga dan naar Op niveau online voor het vertellen van een verhaal voor de camera.

27
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
1.6 Terugblik

Taalverzorging 1

Inleiding

Bij taalverzorging ontdek je van alles over taal. In dit hoofdstuk leer je met welke woordsoorten en zinsdelen je zinnen kunt opbouwen, zodat je dit op de juiste manier in een tekst kunt toepassen. Om je boodschap zo goed mogelijk te kunnen overbrengen, oefen je met de regels van spelling en het formuleren van goede zinnen. Ook leer je hoe je nieuwe woorden kunt vormen en kom je meer te weten over het systeem achter taal.

28
2 Taalverzorging 1

2.1 Grammatica

Je leert:

deze woordsoorten herkennen en benoemen:

• zelfstandig naamwoord;

• lidwoord.

Talen vergelijken

1 Goede zin maken

a Elke zaterdagochtend naar de markt mijn ouders op de fiets gaan. Is dit een goede zin? Leg uit waarom wel of niet.

b elke zaterdagochtend naar de markt mijn ouders op de fiets gaan Zet de woorden in de goede volgorde, zodat de zin klopt.

2 Verschillende talen

Kijk goed naar de volgende zinnen:

a Ik wil morgen naar het grote feest gaan.

b I want to go to the big party tomorrow.

LEERDOELEN

Zin b is in het Engels en betekent precies hetzelfde als zin a. In het Engels staan de woorden in een andere volgorde dan in het Nederlands.

a Welk Nederlands woord hoort bij welk Engels woord? Ik

29
wil •
• I
• want morgen
• to go naar
• to het
• the grote •
• big feest •
• party gaan
2.1 Grammatica
• tomorrow

b Kijk naar de woordvolgorde van het Nederlands en het Engels in de zinnen bij vraag a. Welke twee verschillen zie je?

c Werk klassikaal.

Samen spreken jullie vast nog meer talen dan alleen Nederlands en Engels. Vertaal de zin Ik wil morgen naar het grote feest gaan. in alle talen die jullie in je klas spreken. Bespreek wat je opvalt aan de verschillende woordvolgordes.

Zelfstandig naamwoord

3 Woord invoegen

a Zet het juiste woord in de zin.

kersen | batterij | Shane | Limburg

1 De van mijn telefoon is snel leeg.

2 De stad Venlo ligt in

3 De boom hangt vol met

4 is blij met zijn nieuwe schoenen.

b Kijk naar de woorden die je bij vraag a hebt ingevuld. Hoe noem je zulke woorden?

Deze woorden zijn allemaal

4 Zelfstandig naamwoord herkennen

Lees de theorie Zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

THEORIE

Een zelfstandig naamwoord (znw) is een woord voor mensen, dieren, planten en dingen. Je kunt er een lidwoord voor zetten: de, het of een. Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een meervoud en een verkleinwoord maken.

Meervoud

het kind de kinderen

de hond de honden

de eik de eiken

de lamp de lampen

Verkleinwoord

het kindje

het hondje

het eikje

het lampje

30
1 2
2 Taalverzorging 1

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden.

Victor, Gelderland, Rotterdam, Schiphol, Rembrandtplein, Omniversum

a Kruis de zelfstandige naamwoorden aan.

b Markeer de zelfstandige naamwoorden in de zin. Let op: in sommige zinnen staan meer zelfstandige naamwoorden.

1 Morgenochtend moet ik naar de tandarts.

2 Wil je de gordijnen dicht doen?

3 Murat zet zijn nieuwe fiets in het fietsenhok.

4 Wij gaan met de trein naar Groningen.

5 Zou jij naar India op vakantie willen?

6 Aisha leest elke avond een half uur in haar boek.

5 Ketting

Vorm een groepje met vier klasgenoten of doe de opdracht met de hele klas. Maak een ketting van zelfstandige naamwoorden.

Dat doe je zo:

1 De ketting begint met het woord school

2 De eerste leerling noemt een zelfstandig naamwoord dat begint met de laatste letter van school

3 De volgende leerling noemt een zelfstandig naamwoord dat begint met de laatste letter van het vorige woord.

4 Ga zo verder tot jullie geen nieuw woord meer kunnen bedenken. Hoe lang wordt jullie ketting?

Lidwoord

6 Lidwoord begrijpen

a Vandaag moet ik afwas doen. Welk woord mist in deze zin?

Het woord ontbreekt.

31
□ foto □ het □ boos □ zon □ Utrecht □ telefoon □ omdat □ naast □ muziek □ loopt □ flesje □ Maya □ geweest
2.1 Grammatica

b Werk samen met een klasgenoot. Bedenk samen nog drie zinnen zonder de, het of een Hoe vinden jullie ze klinken?

c Sommige talen gebruiken geen de of het. Denk aan de talen die jullie kennen in de klas. Welke talen hebben geen de of het?

d Welke talen kennen jullie die wel woorden voor de en het hebben? Welke woorden gebruiken deze talen voor de en het?

7 Lidwoord invullen

Lees de theorie Lidwoord

Lidwoord

THEORIE

Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het en een. Ze staan voor zelfstandige naamwoorden. Soms staan daar nog andere woorden tussen.

de drie biggetjes het gezellige feestje een goed verhaal

Vul het goede lidwoord in.

8 Lidwoord bij meervoud en verkleinwoord

a Vul het goede lidwoord (de of het) in. Doe dit voor het meervoud en het verkleinwoord.

1 de fiets fietsen fietsje

2 het boek boeken boekje

3 de weg wegen weggetje

4 de stip stippen stipje

5 het potlood potloden potloodje

32
1 2 3
Gebruik
1 beker 2 rugzak 3 potlood 4 agenda 5 woord 6 fiets 7 zin 8 huiswerk
de of het
2 Taalverzorging 1

6 de tas tassen tasje

7 het papier papieren papiertje

8 de ballon ballonnen ballonnetje

b Kijk nog eens goed naar je antwoorden bij vraag a. Wat valt je op als je naar de lidwoorden kijkt?

1 Meervouden hebben altijd als lidwoord.

2 Verkleinwoorden hebben altijd als lidwoord.

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online

2.2 Spelling

Je leert:

• leestekens gebruiken;

• hoofdletters en kleine letters gebruiken;

• korte en lange klanken herkennen;

• het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen;

• woorden met i/ie en ou/au spellen.

Hoofdletters en leestekens

9 Zonder leestekens en hoofdletters

a Anoniempje heeft een tekst gepost op een forum voor scholieren. Lees de twee versies van de tekst.

LEERDOELEN

ik weet niet echt waar ik dit moest neerzetten dit leek me de beste plaats pech als je vindt dat dit topic ergens anders had moeten staan

ik ga aankomend schooljaar naar de middelbare ik ben bang dat ik geen vrienden krijg en dat ik de rest van de middelbare alleen ben heeft iemand tips hoe je makkelijker vrienden maakt en je er beter bijhoort

anoniempje

33
2.2 Spelling

Ik weet niet echt waar ik dit moest neerzetten. Dit leek me de beste plaats. Pech als je vindt dat dit topic ergens anders had moeten staan.

Ik ga aankomend schooljaar naar de middelbare. Ik ben bang dat ik geen vrienden krijg en dat ik de rest van de middelbare alleen ben. Heeft iemand tips hoe je makkelijker vrienden maakt en je er beter bijhoort?

Anoniempje

Welke tekst vinden jullie gemakkelijker te lezen?

Hoe komt dat, denk je? Noem twee dingen.

b Waarom is het belangrijk om hoofdletters en leestekens te gebruiken als je een tekst schrijft?

10 Alfabet

a Schrijf het alfabet in kleine letters en in hoofdletters.

Je hoeft de letters niet aan elkaar te schrijven.

Kleine letters:

Hoofdletters:

b Bekijk elkaars alfabet. Is het verschil tussen hoofdletters en kleine letters duidelijk te zien?

Waarom is het belangrijk dat het verschil tussen hoofdletters en kleine letters duidelijk te zien is?

c Bekijk jouw hoofdletters.

Vind jij dat je jouw hoofdletters duidelijk hebt geschreven?

Welke hoofdletters zouden beter kunnen?

11 Leestekens en hoofdletters

Bekijk de theorie Hoofdletters en kleine letters en Punt, vraagteken en uitroepteken

THEORIE

Hoofdletters en kleine letters

Je schrijft een hoofdletter:

• bij het eerste woord van een zin.

• bij een naam: Luuk, mevrouw Smit, Apple, Amsterdam.

• bij een titel van een boek of film: Spijt!, Dagboek van een muts, Kruistocht in spijkerbroek

34
1 2
2 Taalverzorging 1

12

Punt, vraagteken en uitroepteken

Aan het eind van een zin zet je altijd een punt, vraagteken of uitroepteken

regel voorbeeld

punt • na een gewone zin

• bij veel afkortingen

• na een voorletter

vraagteken • na een vragende zin

uitroepteken • na een uitroep

• na een waarschuwing

• na een bevel

Verbeter de zinnen.

Noteer steeds de hele zin.

1 morgen heb ik een voetbalwedstrijd

2 weet jij of de gymles vandaag doorgaat

3 niet doen

4 het dak is van het fietsenhok gewaaid

5 mag ik een pen van je lenen

Hoofdletters gebruiken

a Wanneer gebruik je hoofdletters?

□ aan het begin van een zin

□ als iemand iets schreeuwt

□ als je iets extra duidelijk wilt aangeven

□ bij namen van merken of personen

• Veel mensen hebben een huisdier.

• o.a. (onder andere), enz. (enzovoort)

• S.A. de Vries

• Hoe laat is het?

• Wat leuk!

• Kijk uit!

• Kom hier!

b Kies de woorden die met een hoofdletter moeten beginnen.

35
THEORIE
□ marieke □ cola □ arnhem □ jumbo □ station □ teddybeer □ meneer demir □ ali □ mei 2.2 Spelling

13 Tekst schrijven

Lees de tekst bij opdracht 9 nog een keer. Schrijf een kort antwoord op de vragen van Anoniempje. Let daarbij op hoofdletters en leestekens. Vertel in ieder geval:

• waar je op school zit;

• wie je nieuwe vrienden zijn;

• hoe je dat hebt aangepakt.

Sluit je antwoord af met een vraag voor Anoniempje.

Spellingregels

14 Klinkers en medeklinkers

a Lees de theorie Klinkers en medeklinkers

Klinkers en medeklinkers

THEORIE

In het alfabet staan klinkers en medeklinkers. klinkers = a, e, o, u en i medeklinkers = alle andere letters uit het alfabet. Een klinker kun je gewoon uitspreken. Als je een medeklinker uitspreekt, hoor je er altijd een klinker bij. Bijvoorbeeld: k  ka, m  em, p  pee. Sommige woorden bestaan alleen uit klinkers: ui, ei, aai.

Markeer de klinkers.

1 klomp 3 saai 5 politie

2 olifant 4 schoen 6 breuken

b Maak de woorden compleet door een of meer klinkers in te vullen.

7 beker

8 ooievaar

1 str ks 3 bl ts 5 bl f 7 wr t

2 h fd 4 tw 6 sp g 8 l rs

36
2 Taalverzorging 1

c Soms kun je ook twee verschillende klinkers achter elkaar zetten: au, ei, ou, eu, oe, ui, ie en ij. De j is geen klinker, maar ij klinkt als ei. Daarom telt ij ook als klinker. Maak bestaande woorden door twee verschillende klinkers in te vullen.

Kies uit: au, ou, ei, ij, ui, eu, oe en ie.

d Bedenk zo veel mogelijk woorden die beginnen met b en eindigen op k Tussen deze letters mag je een of twee klinkers zetten. De eerste is al voorgedaan.

b k: bak,

e Beantwoord de vragen.

1 Kun je een woord maken met alleen klinkers? Zo ja, geef twee voorbeelden.

2 Kun je een woord maken met alleen medeklinkers? Zo ja, geef twee voorbeelden. 1 2

15 Korte en lange klanken

a Lees de theorie Korte en lange klanken

Korte en lange klanken

Met klinkers kun je korte klanken en lange klanken maken.

• Zeg de woorden hardop. Hoor je een korte klank?

Schrijf dan maar één klinker: bank, bed, post, put, vis,

• Hoor je een lange klank?

Schrijf dan de klinker twee keer: kaart, feest, boot, stuur.

• Sommige woorden hebben korte en lange klanken: lantaarn, kantoor, alleen

37
1 b f 2 j k 3 pl n 4 v st 5 d p 6 h d 7 br f 8 gr s 9 p ze 10 kl r 11 fr t 12 rw d
1
2
THEORIE
2.2 Spelling

Zet de woorden in de goede kolom. Hebben de woorden een korte of een lange klank of beide?

bord – kleed – aanrecht – meetlat – mes – afwas – brood – vuurwerk – baas

korte klank lange klank beide

b Bedenk woorden met korte en lange klanken.

1 Bedenk vijf woorden met een korte klank.

2 Bedenk vijf woorden met een lange klank.

3 Bedenk vijf woorden met een korte en lange klank.

korte klank lange klank beide

c Werk samen met een klasgenoot. Lees om de beurt vijf woorden voor die je bij vraag b hebt opgeschreven. Kies woorden uit verschillende kolommen. Noteer de woorden die je klasgenoot voorleest in de juiste kolom.

• Ga door tot jullie alle woorden gedaan hebben.

• Controleer jullie antwoorden. Staan de woorden op dezelfde plaats in de tabel? Bespreek de verschillen.

Korte klank Lange klank Beide

38
2 Taalverzorging 1

d Bekijk de plattegrond van een gebouw. Je komt het gebouw aan de bovenkant binnen. In elke kamer zijn twee deuren. Bij elke deur staat een woord. Als het een woord een korte klank heeft, dan blijft de deur gesloten. Heeft het een woord met een lange klank? Dan gaat de deur open. hok sta zit hal zaal

video film sofa kruk uit les

A

In welke kamer kom je uit?

lokaal B C D E F

◯ A ◯ B ◯ C ◯ D ◯ E ◯ F

e Sommige woorden lijken erg op elkaar. Het enige verschil is de lengte van de klinker: kort of lang. De woorden betekenen vaak wel iets heel anders. Kijk maar: bot en boot, ram en raam Bedenk nog drie woordparen waarvan alleen de lengte van de klinker verschilt.

16 Klankgroepen

Lees de theorie Klankgroepen

Klankgroepen

THEORIE

Als je een woord uitspreekt, kun je het in stukjes verdelen. Ieder stukje is een klankgroep Een woord kan uit een of meer klankgroepen bestaan.

brood brood een klankgroep

kroket kro­ket twee klankgroepen

hagelslag ha­gel­slag drie klankgroepen

In elke klankgroep zit een korte of een lange klank.

kroket kroket je hoort oo; dit is een lange klank je hoort e; dit is een korte klank

Als een woord uit één klankgroep bestaat, schrijf je:

• bij een korte klank één klinker: blad, fles, vis, klop, druk.

• bij een lange klank twee klinkers: paal, deeg, groot, vuur.

39
2.2 Spelling

Als een woord uit meerdere klankgroepen bestaat, volg je deze stappen:

1 Luister naar het woord in je hoofd.

2 Hak het woord in klankgroepen.

3 • Hoor je aan het eind van de eerste klankgroep een korte klank? Schrijf dan een extra medeklinker. Bijvoorbeeld: lippen / li-pen / lippen

• Hoor je aan het eind van de eerste klankgroep een lange klank? Schrijf dan een klinker minder. Bijvoorbeeld: regen / ree-gen / regen.

4 Kijk nog een keer of je het woord goed geschreven hebt.

Zet streepjes tussen de klankgroepen.

Als een woord uit één klankgroep bestaat, hoef je geen streepje te zetten.

1 regen ­ re/gen

2 beheer ­

3 balk ­

4 waterkraan ­

5 stronk ­

17 Korte en lange klanken benoemen

6 enkel ­

7 klank ­

8 schaamte ­

9 herdershond ­

10 adem ­

a Bekijk de woorden uit de vorige vraag. Markeer de klankgroepen met een lange klank.

b Bedenk vier woorden met één klankgroep en vier woorden met twee klankgroepen.

Woorden met één klankgroep:

Woorden met twee klankgroepen:

c Bekijk samen met een klasgenoot de woorden die je bij vraag b hebt bedacht. Hebben de woorden inderdaad een of twee klankgroepen?

Bepaal samen van elke klankgroep of er een korte klank of een lange klank in zit.

d Heeft het woord een korte of een lange klank?

Vul de juiste klinker(s) in.

Kies uit: a, aa, e, ee, i, ie, o, oo, u, uu.

1 De b t vaart onder de br g door.

2 W l jij je t s opruimen?

3 De z n schijnt door het r m.

4 De m r is met v rf beklad.

5 De v s zwemt in de z

6 Uit het b s heb ik een n t meegenomen.

7 Tijdens de r st speelt een hond met de b l.

8 De p r ligt in de sch l met fruit.

40
2 Taalverzorging 1

e Lees het woord. Luister in je hoofd naar het woord en hak het in klankgroepen. Hoor je aan het eind van de eerste klankgroep een klinker?

klinker aan het eind van de eerste klankgroep geen klinker aan het eind van de eerste klankgroep

1 rolschaats

2 tafel

3 merel

4 pillen

6 model

7 pasta

8 hurken

9 bukken

10 buren

f Lees het woord. Luister in je hoofd naar het woord. Eindigt de eerste klankgroep op een korte of een lange klank?

1 tafel lange klank | korte klank

2 merel lange klank | korte klank

3 pillen korte klank | lange klank

18 Korte en lange klanken schrijven

a Beantwoord de vragen.

4 model lange klank | korte klank

5 bukken korte klank | lange klank

6 buren lange klank | korte klank

1 De a in tafel en de e in merel zijn beide een lange klank. Toch schrijf je maar één klinker. Waarom?

2 De woorden pillen en bukken schrijf je met twee dezelfde medeklinkers. Waarom?

b Sommige woorden bestaan uit meer dan twee klankgroepen. Verdeel de woorden in klankgroepen. 1

41
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
5 tandarts
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯
avonturen ­
soldaten ­
uitstekend4 apparaten5 oliebollen6 oorzaken7 overvolle8 woonkamer2.2 Spelling
2
3

c Korte en lange klanken in langere woorden schrijf je hetzelfde als in woorden met twee klankgroepen.

Kies de juiste woorden.

1 Het woord soldaten bestaat uit drie | twee | drie | vijf klankgroepen. De tweede klankgroep eindigt op een lange | korte klank.

Daarom schrijf je een klinker minder | een medeklinker extra

2 Het woord overvolle bestaat uit vier | twee | drie | vijf klankgroepen. De derde klankgroep eindigt op een korte | lange klank.

Daarom schrijf je een medeklinker extra | een klinker minder d Leg uit waarom je het woord apparaten op deze manier schrijft.

• Waarom schrijf je twee p's?

• Waarom schrijf je één a voor de t?

19 Woorden schrijven

a In elke zin ontbreken letters in een woord.

Gebruik de theorie Klankgroepen

Noteer het hele woord na de zin.

1 Een bezoek aan de huisarts wordt vergoed door de verz...kering.

2 Bij die bakker kun je een taart met een foto erop best...len.

3 Volgens de bank is de bet...ling van de aankoop goed gegaan.

4 De meiden voetb...len elke middag op het veldje bij school.

5 Na het sporten drinkt Jordy altijd een shake met veel eiw...ten.

6 Gaby vindt de sig...r...ten van haar tante stinken.

7 Tijdens lange z...merda...gen zijn we 's avonds tot laat buiten.

8 Elke dag neemt Julius vier b...terh...men mee naar school.

b Vul het woord in dat ontbreekt in de zin. De eerste letter staat er al.

1 Suus neemt wel drie ... met kleren mee voor een weekje weg.

2 In de Amsterdamse grachten wonen veel mensen in ... .

3 De ... bestuurt het grootste vliegtuig ter wereld.

4 Deze ... posten elke week twee nieuwe filmpjes online voor hun duizenden volgers.

5 De ... voert de operatie uit.

6 Het metalen ... beschermt het lichaam van de soldaat tegen een aanval van de tegenstander.

7 Deze ouderwetse herenkapper knipt en verzorgt ook ... en snorren.

8 De inbreker werd aangehouden door twee ... .

9 Op de laatste schooldag zongen alle meesters en ... samen een afscheidslied.

42
1 k 2 w 3 p 4 v 5 c 6 h 7 b 8 a 9 j 2 Taalverzorging 1

20 Meervoud

a Staat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud of in het meervoud?

enkelvoud meervoud

1 broden ◯ ◯

2 vogels ◯ ◯

3 eieren ◯ ◯

4 batterij ◯ ◯

b Lees de theorie Meervoud

Meervoud

enkelvoud meervoud

5 laptops ◯ ◯

6 hagelslag ◯ ◯

7 water ◯ ◯

8 wagen ◯ ◯

THEORIE

De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud. Je maakt het meervoud door ­(e)n, ­s, of ­eren achter het woord te zetten. Meestal kun je het meervoud gewoon opschrijven zoals je het hoort.

boek – boeken vakantie – vakanties kind – kinderen

Let op deze regels: regel voorbeelden

1 Woorden die eindigen op a, i, o, u of y, krijgen in het meervoud 's. Anders zou je het woord verkeerd uitspreken. oma – oma's ski – ski's foto – foto's accu – accu's hobby – hobby's

2 Bij woorden die eindigen op ­s of ­f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in een -z- of een -vhuis – huizen erf – erven

3 Bij sommige woorden moet je een klinker weghalen of er een medeklinker bij zetten. boom – bomen blok – blokken

4 In sommige woorden verandert de klinker in het meervoud. stad – steden schip – schepen

5 Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud. rommel, vee hersenen, inkomsten

43
2.2 Spelling

Bij welke regel horen deze voorbeelden?

Soms moet je een klinker weghalen of er een medeklinker bij zetten.

Woorden die eindigen op een a, i, o, u of y die lang klinkt, krijgen in het meervoud 's

Een woord dat eindigt op -s krijgt meestal een -z in het meervoud.

Een woord dat eindigt op -f krijgt meestal een -v in het meervoud.

Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud.

• • griep, aandacht, mazelen, kosten

• • lens – lenzen, kies – kiezen

• • noot – noten, mes – messen

• • oma – oma's, bikini – bikini's, piano – piano's, menu –menu's, pony – pony's

• • staaf – staven, zeef – zeven

c Kijk nog eens naar de theorie Meervoud en Korte en lange klanken Zet de woorden in het meervoud.

1 pit

44
braam 5 dag 6 schroef 7 roos 8 dief 9 baas 10 neus d Zet de woorden in het meervoud. enkelvoud meervoud 1 auto 2 schelp 3 druppel 4 fiets 5 trede 6 ijsje enkelvoud meervoud 7 reis 8 vuur 9 lolly 10 handdoek 11 neef 12 ei 2 Taalverzorging 1
2 hok 3 mug 4

e Sommige woorden lijken erg op elkaar, maar zijn toch verschillend. Vul de tabel in.

enkelvoud meervoud enkelvoud meervoud

f Pak een boek en sla het op de eerste pagina open. Zoek zelfstandige naamwoorden.

1 Noteer zes zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud. Zet het meervoud erachter. Twijfel je? Zoek het meervoud dan op in een woordenboek.

2 Noteer zes zelfstandige naamwoorden in het meervoud. Zet het enkelvoud erachter. Twijfel je? Zoek het enkelvoud dan op in een woordenboek.

45
boot raam zoon maat schapen mezen poten manen bot ram zon mat schappen messen potten mannen
enkelvoud meervoud enkelvoud meervoud 1 2 3 4 5 6
meervoud enkelvoud meervoud enkelvoud 1 2 3 4 5 6 2.2 Spelling

Leerwoorden

21 I of ie?

a Lees de theorie I of ie?

I of ie?

De meeste lange klanken schrijf je met twee klinkers.

bot ­ boot, man ­ maan, fut ­ fuut, les ­ lees.

THEORIE

Dit kan niet bij de i. De lange klank ie schrijf je soms met ie en soms met i. De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren.

liter, gieter, vakantie, politie Als je twijfelt, kijk dan in het woordenboek.

Bedenk woorden met een ie­klank.

1 Zet onder het woord gitaar drie woorden, waarvan je de ie­klank schrijft met een i.

2 Schrijf onder het woord gieter drie woorden, waarvan je de ie­klank schrijft met een ie.

gitaar gieter

b Bekijk samen met een klasgenoot de woorden die je bij de vraag a hebt bedacht. Hebben jullie de woorden goed gespeld?

46
2 Taalverzorging 1

22 Au of ou?

Lees de theorie Au of ou?

Au of ou?

THEORIE

Je kunt van twee verschillende klinkers een nieuwe klank maken. Je kent bijvoorbeeld al de ie Ook met andere klinkers kun je een nieuwe klank maken: a en u wordt au, en o en u wordt samen ou

Bij de letters au en ou hoor je dezelfde klank.

gauw, auto kou, stout

Er is geen regel voor wanneer je au of ou schrijft. De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren. Als je twijfelt, kijk dan in het woordenboek.

Maak de woorden af met au of ou

Noteer steeds de hele zin.

1 De kab..ter paste makkelijk in mijn m..w.

2 In ..gustus tr..wt mijn zus.

3 Het eten is een beetje fl..w, er moet meer z..t bij.

4 De toesch..wers gaven een groot appl..s.

5 De inh..d van dit pakket is n..wkeurig gecontroleerd.

6 Toen hij zijn sch..der brak, kreeg hij het ben..wd.

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online.

47
2.2 Spelling

2.3 Formuleren

Je leert:

• regels voor hoofdletters en leestekens goed toepassen.

Schrijfregels

23 Hoofdletters en leestekens

Lees Schrijfregel 1: Gebruik hoofdletters en leestekens.

LEERDOELEN

Neem de zin heel precies over, met de hoofdletters en leestekens op de goede plaats.

1 dit meen je niet

2 isa heeft flessenpost gevonden in een beekje dat door putten stroomt

3 de brief zat in een lege fles coca­cola

4 wie zou de brief hebben verstuurd

5 de afzender was mevrouw reepel uit voorthuizen

6 stuur onmiddellijk een bericht terug

THEORIE

Schrijfregel 1: Gebruik hoofdletters en leestekens.

Gebruik hoofdletters en leestekens. Een tekst waarin hoofdletters en leestekens staan, is makkelijker te lezen.

Dit zijn de regels:

• Begin elke zin met een hoofdletter.

• Schrijf namen met hoofdletters.

• Zet achter een gewone zin een punt.

• Zet achter een vragende zin een vraagteken.

• Zet achter een uitroep een uitroepteken.

48
2 Taalverzorging 1

Gebruik nooit meer dan één vraagteken of uitroepteken. Eén is genoeg. Als je een uitroep extra nadruk wilt geven, doe dat dan met woorden.

Volgens de weervrouw gaat het deze week 's nachts al vriezen. Heb je dat goed gehoord, Jalou?

Hè, de winter begint wel erg vroeg!

ZELFTOETS

Testen hoe goed je dit onderdeel beheerst? Ga naar Op niveau online en maak de zelftoets.

VERDER OEFENEN?

Wil je verder oefenen op jouw niveau? Ga dan naar Op niveau online

2.4 Taalbewustzijn

Je leert:

• de trappen van vergelijking gebruiken.

Trappen van vergelijking

24 Trappen van vergelijking

a Bekijk de woorden in de tabel.

LEERDOELEN

Leg in je eigen woorden uit wat het het verschil is in betekenis tussen de verschillende trappen.

trap 1

trap 2

trap 3

groot groter grootst

dik dikker dikst

donker donkerder donkerst

b Voeg zelf een woordreeks toe.

49
2.4 Taalbewustzijn

25 Trappen op een rij

Lees de theorie Trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking

THEORIE

Er zijn drie trappen van vergelijking. Je gebruikt ze als je twee of meer dingen met elkaar wilt vergelijken.

Onze auto is snel De auto van mijn neef is sneller De auto van Max is het snelst

Je maakt de trappen door -er en -st achter het grondwoord te schrijven. Soms moet je het woord aanpassen.

laag ­ lager ­ laagst duur ­ duurder ­ duurst goed – beter – best

In welk rijtje staan trappen van vergelijking?

◯ knap – intelligent – slim

◯ knap – dom – gek

26 Trappen vormen

◯ knap – knapper – knapst

◯ knap – een knap kind – het knappe idee

Om de trappen van vergelijking te maken pas je het grondwoord aan. Verbind de trap met de juiste vorm van het grondwoord.

Trap 1 •

Trap 2 •

Trap 3 •

27 Trappen herkennen

Geef aan in welke trap het woord staat.

• Het grondwoord + -er

• Het grondwoord

• Het grondwoord + -st

50
trap
trap
trap
1 fijnst ◯ ◯ ◯ 2 blauwer ◯ ◯ ◯ 3 koudst ◯ ◯ ◯ 4 hoog ◯ ◯ ◯ 5 ruwer ◯ ◯ ◯ 6 hard ◯ ◯ ◯ 7 liefst ◯ ◯ ◯ 8 zieker ◯ ◯ ◯ 2 Taalverzorging 1
1
2
3

28 Trappen van vergelijking vormen

Gebruik de theorie Trappen van vergelijking

Noteer de trappen van vergelijking.

trap 1 trap 2 trap 3

1 oud

2 smal

3 mooi

4 ver

5 breed

6 nuttig

51
2.4 Taalbewustzijn

Nieuws

Inleiding

Als er iets belangrijks gebeurt, dan komt het in het nieuws. Het nieuws vind je op tv, in de krant, op websites of in een app op je mobiel. Je kunt natuurlijk niet al het nieuws volgen. Iedereen maakt zijn eigen keuzes. Wat vind jij interessant?

52
3 Nieuws

Je leert:

1 je mening geven over een nieuwsbericht;

2 informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven;

3 de inhoud van een nieuwsbericht begrijpen;

4 het onderwerp van een nieuwsbericht bepalen;

5 het schrijfdoel van een nieuwsbericht noemen;

6 een nieuwsbericht beoordelen;

7 een nieuwsbericht schrijven;

8 een nieuwsbericht presenteren.

1 Wat ga ik leren?

a Bekijk de leerdoelen van dit hoofdstuk. Welk leerdoel lijkt je leuk om mee aan de slag te gaan?

Leg uit waarom.

b Welk leerdoel lijkt je het makkelijkst?

Leg uit waarom.

3.1 Start

• Je kijkt vooruit naar de dingen die je in dit hoofdstuk gaat leren.

2 Het journaal

Als er iets belangrijks gebeurt, komt het in het nieuws.

a Lees of kijk je weleens naar het nieuws? ◯ ja

◯ nee

b Kijk en luister naar het ochtendjournaal van het Jeugdjournaal Welk onderwerp vond je het meest interessant?

c Welk onderwerp is volgens jou het belangrijkst? Leg uit waarom je dat denkt.

53
LEERDOELEN
Nieuws!
3.1 Start

3 De krant

a Bekijk een krant en een nieuwssite. Over welk onderwerp zou je meer willen lezen?

b Waar lees of hoor jij meestal het nieuws?

□ (jeugd)journaal

□ website □ krant

app

Nieuws lezen

4 Hier wil ik meer van weten! Bekijk de titels en afbeeldingen van de nieuwsberichten.

a Kies een bericht dat je zou willen lezen. Leg uit waarom je voor dit bericht hebt gekozen.

Ik wil bericht lezen, omdat

b Kies een bericht dat je niet zou willen lezen. Leg uit waarom niet.

Ik wil bericht niet lezen, omdat

54
1 13 jaar en miljonair door gezond snoep 2 De scholen zijn weer begonnen 3 Bozeník krijgt eerste basisplaats door nieuwe blessure Jørgensen 4 150 Drentse brugklassers vandaag een beetje beroemd 5 Duitse politie betrapt snelheidsduif 6 Aardbeving op Lombok verwoest veel huizen
3 Nieuws

5 Dit maakt mij nieuwsgierig

Wanneer wil jij een nieuwsbericht lezen?

Je mag meer antwoorden aankruisen.

□ Als er een grappige titel boven staat.

□ Als er een leuke afbeelding bij staat.

□ Als het niet te lang is.

□ Als het over iets interessants gaat.

□ Als het over iets belangrijks gaat.

□ Als ik het zelf interessant of belangrijk vind.

WOORDENSCHAT

Als je veel woorden kent, kun je beter zeggen wat je bedoelt, en kun je teksten beter begrijpen. In het hoofdstuk Woordenschat leer je de betekenis van woorden. Ook leer je wat je kunt doen als je een woord niet kent. Ga naar Op niveau online en oefen je woordenschat.

3.2 Nieuws voor jou

Je leert:

• informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven;

• de inhoud van een nieuwsbericht begrijpen;

• je mening geven over een nieuwsbericht;

• een nieuwsbericht schrijven.

Nieuws ontdekken

LEERDOELEN

TIP

Zie je een woord dat je niet kent? Gebruik dan het Stappenplan moeilijke woorden achter in het boek.

6 Iedereen beroemd

Bekijk de video Iedereen beroemd

a Over wie gaat de video vooral?

◯ brugklassers

◯ medewerkers van de film

b Wat is er gebeurd?

◯ een klassenuitje van een brugklas

◯ de première van de film Brugklas

◯ er is een film gemaakt door brugklassers

55
3.2 Nieuws voor jou

c Waar speelt het zich af?

◯ in Brabant

◯ in Drenthe

◯ in Zeeland

d Vind je dit nieuws interessant?

Leg je antwoord uit.

e Bekijk de afbeelding nog een keer goed.

Wat is een rode loper?

f De jongen, die als eerste geïnterviewd wordt, is enthousiast. Waaruit blijkt dat hij enthousiast is?

7 Je mening over het bericht

a Bij opdracht 4 stonden de titel en een afbeelding van de video Iedereen beroemd. Je hebt daar aangegeven of je er meer over wilde weten. Je hebt nu het hele bericht gezien. Ben je van mening veranderd?

Leg uit waarom.

56
3 Nieuws

b Wat heb je aan een bericht over een nieuwe film?

8 Ontdekken wat er is er gebeurd

Lees de tekst Duitse politie betrapt snelheidsduif

www.nos.nl

DUITSE POLITIE BETRAPT SNELHEIDSDUIF

Politie-agenten in Duitsland keken raar op toen ze de foto's van een flitspaal bekeken. Behalve te hard rijdende auto's bleek ook een duif te zijn geflitst. Het dier vloog 45 kilometer per uur op een plaats waar je maar 30 kilometer per uur mag.

De Duitse politie heeft een bewijsfoto op Facebook gezet. Daarbij hebben ze geschreven dat de duif na correctie maar 12 kilometer te snel was gevlogen. Normaal moet je dan een boete van 25 euro betalen. De politie gaat niet op zoek

a Over wie gaat de tekst?

◯ Een automobilist die te hard rijdt.

◯ Een duif die te snel vliegt.

◯ Een politieagent die een boete geeft.

b Wat is er gebeurd?

◯ De politie heeft een boete uitgedeeld.

◯ Er zijn veel auto's geflitst.

◯ Er is een duif geflitst.

c Waar is het gebeurd? Noem twee dingen.

d Waarom is het gebeurd?

e In de tekst ontbreekt het antwoord op de vragen wanneer en hoe het is gebeurd. Heb je die informatie nodig?

57
naar getuigen om de duif op te sporen, meldt de politie droogjes. Bron: nos.nl
1 2
3.2 Nieuws voor jou

9 Je mening geven

a Wat vond je van dit bericht?

Ik vond het …

□ niet leuk □ grappig □ interessant □ belangrijk □ saai

b Vind je dat dit bericht de moeite waard is voor een nieuwswebsite?

Leg je antwoord uit.

Nieuwsbericht bedenken

10 5W+1H-vragen gebruiken

Lees de theorie 5W+1H-vragen

Bekijk de afbeelding. Jullie gaan er samen een nieuwsbericht over schrijven. Gebruik daarbij de 5W+1H­vragen én je fantasie.

5W+1H-vragen

Een nieuwsbericht geeft antwoord op deze vragen:

• Wie?

• Wat?

• Waar?

• Wanneer?

• Waarom of waardoor?

• Hoe?

Dit noem je de 5W+1H-vragen

THEORIE

58
3 Nieuws

a Wie is er aangereden?

b Wie praat er met de agent?

c Wat is er gebeurd?

d Waar is het ongeluk gebeurd?

e Wanneer is het ongeluk gebeurd?

f Waardoor is het ongeluk gebeurd?

g Hoe is het ongeluk gebeurd?

11 Nieuwsbericht schrijven

Schrijf een kort nieuwsbericht over het ongeluk. Gebruik jullie antwoorden op de 5W+1H­vragen.

a Bedenk een titel voor jullie nieuwsbericht.

b Schrijf het nieuwsbericht.

• Voeg de antwoorden op de 5W+1H­vragen bij elkaar.

• Zet de zinnen op volgorde.

• Pas je zinnen aan als dat nodig is.

• Zorg dat iemand anders het verhaal kan begrijpen.

c Controleer de tekst.

• Beginnen alle zinnen met een hoofdletter?

• Eindigen alle zinnen met een punt of vraagteken?

• Staan er geen spelfouten in?

d Hoe ging het schrijven?

• Het is duidelijk waar mijn tekst over gaat.

• Mijn zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt of vraagteken.

• Ik heb de woorden goed gespeld.

59
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯ 3.2 Nieuws voor jou

3.3 Nieuws en nieuwsberichten

LEERDOELEN

Je leert:

• je mening geven over een nieuwsbericht;

• de inhoud van een nieuwsbericht begrijpen;

• een nieuwsbericht beoordelen;

• een nieuwsbericht schrijven.

Nieuwsgierig zijn

12 Nieuwsbericht bekijken

Bekijk de tekst iPad 48 jaar vergrendeld

iPad 48 jaar vergrendeld

'Probeer het opnieuw over 25.536.442 minuten'. Evan Osnos schrok zich vorige week een hoedje toen hij op zijn iPad keek. Zijn zoontje had zo vaak het verkeerde wachtwoord ingevuld dat het apparaat was geblokkeerd … 48 jaar lang!

'Uhm, dit ziet er nep uit. Maar zo ziet onze iPad er helaas uit, nadat onze driejarige zoon ermee heeft gespeeld en de foute code heeft ingetoetst', schreef de Amerikaanse Osnos bij een foto op Twitter. Osnos hoopte dat iemand een oplossing zou hebben voor de blokkade. 48 jaar wachten zag hij namelijk niet zitten!

(ON)GELUK

Osnos had geluk. Dankzij een reset* via iTunes kon hij de iPad weer ontgrendelen. Helaas gingen hierdoor wel al zijn gegevens verloren.

*reset ­ resetten = opnieuw instellen

a Maakt de titel je nieuwsgierig?

Doorgaans hoef je nooit zo lang te wachten als je de code fout intoetst. Maar hoe vaker je het verkeerd doet, hoe langer de tijd dat je moet wachten. Dit is bedacht om ervoor te zorgen dat vreemden niet zomaar in je iPad kunnen inbreken. Eigenlijk heel handig dus, maar niet als je het te vaak doet. Osnos' zoontje mag in ieder geval de komende tijd niet meer op de iPad spelen!

Bron: Kidsweek.nl

b Wat zou je willen weten?

60
ja
nee
3 Nieuws

13 Nieuwsbericht begrijpen

Lees de tekst iPad 48 jaar vergrendeld nu helemaal.

a Let op de vetgedrukte woorden. Wat betekent blokkade?

◯ het oplossen van iets

◯ het repareren van iets

◯ het tegenhouden van iets

b Wat betekent doorgaans?

◯ altijd

◯ meestal

◯ soms

c De tekst gaat over een jongetje dat de iPad van zijn vader heeft vergrendeld. Schrijf kort op wat er is gebeurd.

Gebruik hiervoor de vragen:

Wie?

Wat?

Waardoor?

Hoe?

d Je kunt ook de vragen Wanneer? en Waar? beantwoorden.

Zijn die vragen belangrijk bij deze tekst?

Leg uit waarom wel of niet.

e Waarmee had Evan Osnos geluk en waarmee had hij pech?

f Hoe kon je het antwoord op de vorige vraag snel vinden?

14 Nieuwsbericht beoordelen

Gebruik de tekst iPad 48 jaar vergrendeld

a Wat vind je van dit bericht?

◯ Ik vind het grappig.

◯ Ik vind het interessant.

◯ Ik vind het niet leuk.

◯ Ik vind het niet belangrijk.

◯ Ik vind het saai.

b Leg je antwoord op de vorige vraag uit.

61
3.3 Nieuws en nieuwsberichten

c Als je zelf een iPad hebt of zou hebben, wat heb je dan aan dit bericht? Noem twee dingen.

Jouw reactie op het nieuws

15 Bepalen wat je interessant vindt

In dit hoofdstuk heb je berichten bekeken of gelezen. Vul het schema voor jezelf in. Zou je de tekst willen lezen? Leg uit waarom.

13 jaar en miljonair Snelheidsduif iPad 48 jaar vergrendeld

Ik wil dit bericht wel/niet lezen, omdat

Ik wil dit bericht wel/niet lezen, omdat

Ik wil dit bericht wel/niet lezen, omdat

Brugklas beroemd Basisplaats voor Bozeník Aardbeving op Lombok

Ik wil dit bericht wel/niet lezen, omdat

Ik wil dit bericht wel/niet lezen, omdat

Ik wil dit bericht wel/niet lezen, omdat

16 Bespreken wat je interessant vindt

a Vorm een groep van vier klasgenoten. Beantwoord de vragen. Vergelijk jullie antwoorden met elkaar.

Welk bericht zouden jullie het liefst willen lezen? Waarom?

b Welk bericht vinden jullie het minst interessant? Leg uit waarom.

c Voor wie zou dit bericht wel interessant kunnen zijn?

62
1 2
3 Nieuws

Nieuwsbericht schrijven

17 Bericht voorbereiden

Maak een groep van vier. Jullie gaan een kort bericht schrijven bij een van de titels.

a Kies de titel die jullie willen gebruiken.

◯ Brugklas beroemd

◯ De scholen zijn weer begonnen

◯ Basisplaats voor Bozenik

◯ Aardbeving op Lombok

◯ 13 jaar en miljonair

◯ iPad 48 jaar vergrendeld

b Bekijk de theorie 5W+1H-vragen

Verdeel de vragen in de groep.

Zorg dat iedereen een vraag heeft. Jullie hoeven ze niet allemaal te gebruiken.

18 Bericht schrijven

a Beantwoord jouw vraag.

Schrijf het antwoord in twee of drie zinnen op.

b Schrijf het nieuwsbericht.

• Voeg de antwoorden van de groep bij elkaar.

• Zet de zinnen op volgorde.

• Pas ze aan als dat nodig is.

• Zorg dat iemand anders het nieuwsbericht kan begrijpen.

c Controleer de tekst.

• Beginnen alle zinnen met een hoofdletter?

• Eindigen alle zinnen met een punt of vraagteken?

• Staan er geen spelfouten in?

63
3.3 Nieuws en nieuwsberichten

3.4 Wanneer is iets nieuws?

LEERDOELEN

Je leert:

• een nieuwsbericht beoordelen;

• het onderwerp van een nieuwsbericht bepalen;

• het schrijfdoel van een nieuwsbericht noemen.

Zo wordt nieuws gemaakt

19 Nieuws zoeken

Het nieuws kun je vinden in de krant, op websites, in een app of op tv. De NOS zorgt voor nieuws op tv. Dit heet het journaal.

Kijk en luister naar de video Hoe wordt nieuws gemaakt?

a Wat wordt er in het fragment uitgelegd?

◯ Hoe de NOS app werkt.

◯ Wat een journalist is.

◯ Hoe nieuws wordt gemaakt.

b De journalisten van de NOS gaan op zoek naar nieuws. Op welke manieren doen ze dat?

□ Ze wachten of iemand iets naar ze opstuurt.

□ Ze gaan er zelf naar op zoek.

□ Ze gebruiken hun eigen contacten (netwerk).

□ Ze twitteren of iemand iets belangrijks gezien heeft.

□ Ze houden sociale netwerken in de gaten (Twitter, Facebook).

□ Ze lezen de berichten van persbureaus, bedrijven en organisaties.

20 Nieuws controleren

Gebruik de video Hoe wordt nieuws gemaakt?

a Hoe checkt de NOS of nieuws waar is?

b Waarom denk je dat de NOS altijd checkt of het nieuws waar is?

c Welke vragen stelt de NOS om te bepalen of het nieuws belangrijk is?

□ Zijn er grote gevolgen van het nieuws?

□ Is het leuk om te lezen?

□ Is het nieuws bijzonder?

□ Is het nieuw?

□ Is het akelig?

□ Gaat het nieuws over belangrijke personen?

□ Zijn er veel slachtoffers?

d Van het nieuws wordt eerst een basisbericht gemaakt. Wat staat er in dit basisbericht?

64
­ ­3 Nieuws

Informatie in een nieuwsbericht

21 Tekst bekijken

Bekijk de tekst Bijzondere operatie

Bijzondere operatie

3D-printers kunnen bijna alles maken. Zelfs een implantaat voor de schedel van een hond. Het geprinte plaatje van titanium redde het leven van Iza.

Iza, een Siberische husky, had een grote tumor op haar schedel. Bij de operatie moest een groot stuk van het bot worden weggehaald. Dat zorgde ervoor dat de hersenen van de hond niet meer goed beschermd waren.

Dierenarts Björn Meij legt uit dat dat heel gevaarlijk kan zijn. Over een oplossing hoefde hij niet lang na te denken. Samen met de Universiteit Utrecht deed hij al onderzoek naar 3D-printen. Zo kwam hij al snel op het idee om een schedelimplantaat te printen. Het was voor het eerst dat zo’n operatie in Europa is gedaan. Een echte primeur dus.

Meneer Meij verwacht met behulp van de 3D-printer meer hondenlevens te kunnen red-

a Zet een streep onder de titel.

b Maakt de titel jou nieuwsgierig?

Zet een kruisje op de lijn.

den. Deze techniek kan ook heel goed gebruikt worden voor een heup, kaak of poot.

En Iza? Haar operatie was al een paar maanden geleden, maar werd pas deze week bekendgemaakt. Het gaat heel goed met haar. Ze is gelukkig weer helemaal de oude.

Artsen van de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht plaatsen de 3D-geprinte schedel bij hond Iza. © Universiteit Utrecht

Bron: 7Days

niet nieuwsgierig heel nieuwsgierig

c Lees de titel, bekijk de afbeelding en lees de vetgedrukte zinnen.

Waar denk je dat de tekst over gaat?

d Staat de basisinformatie in de vetgedrukte zinnen?

e Lees de theorie Schrijfdoelen en tekstsoorten

Wat is het doel van de tekst?

65
◯ ja ◯ nee
3.4 Wanneer is iets nieuws?

THEORIE

Schrijfdoelen en tekstsoorten

Een schrijver heeft een bedoeling met zijn tekst. Dit noem je het schrijfdoel Bij ieder schrijfdoel hoort een tekstsoort. De tekstsoort herken je vaak aan de opmaak van de tekst.

schrijfdoel tekstsoort uitleg kenmerken voorbeeld

informeren informerende tekst informatie geven tussenkopjes nieuwsbericht, tekst uit een schoolboek, informatieboek

f Lees de theorie Onderwerp

Waar gaat de tekst over?

Onderwerp

THEORIE

Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp. Je kunt vaak in een paar woorden zeggen waar een tekst over gaat.

Je vindt het onderwerp door de titel en de tussenkopjes te lezen en de afbeeldingen te bekijken.

Soms moet je ook het begin van de tekst lezen.

22 Tekst begrijpen

Lees de hele tekst Bijzondere operatie

a Wat is een 3D­printer?

b Wat is een primeur?

Lees de zin die er voor staat.

◯ Iets wat al heel vaak is gebeurd.

◯ Iets wat nog nooit eerder is gebeurd.

◯ Iets wat waarschijnlijk nooit zal gebeuren.

c De hond Iza heeft voor haar schedel een implantaat gekregen.

Wat is een implantaat?

Lees de zin die erna staat.

d Zet pijltjes bij de lichaamsdelen waarvoor de 3D­techniek ook gebruikt kan worden.

e Vergelijk je antwoord bij de vorige vraag met dat van een klasgenoot.

Hebben jullie hetzelfde antwoord gegeven?

Verbeter je antwoord als dat nodig is.

f Vind je de informatie in de tekst belangrijk genoeg voor een nieuwsbericht?

Leg je antwoord uit.

66
3 Nieuws

Bepalen of nieuws interessant is

23 Berichten verzamelen

a Bekijk het nieuws op internet, bijvoorbeeld ad.nl of nu.nl of de website van het Jeugdjournaal of de NOS. Zoek drie nieuwsberichten die jij zou willen lezen. Schrijf de titels op een vel papier.

b Gebruik de theorie Onderwerp

Zet onder elke titel waar het bericht over gaat.

24 Berichten beoordelen

a Vorm een groepje van drie klasgenoten. Neem jullie nieuwsberichten uit de vorige opdracht. Bekijk de Punten van de NOS Schrijf bij elke titel welke punten van de NOS daarbij passen.

b Schrijf bij elke titel waarom jij het een interessant bericht vindt.

Kies uit:

• grappige titel

• leuke afbeelding

• niet te lang

• gaat over iets interessants

c Wissel jullie vellen papier. Bekijk de titels van de klasgenoten uit je groepje.

• gaat over iets belangrijks

• gaat over een interessant persoon

• is belangrijk voor mijn leven

• anders ...

• Zet bij elke titel welke Punten van de NOS daarbij passen.

• Zet bij elke titel waarom jij het een interessant bericht vindt.

Punten van de NOS

De NOS controleert of het nieuws de moeite waard is voor het journaal. Daarvoor gebruiken ze deze punten.

Dit nieuws ...

• heeft grote gevolgen

• is bijzonder

• is pas gebeurd

• gaat over belangrijke personen

• gaat over slachtoffers

d Bekijk jullie vellen papier.

• Bij welk nieuwsbericht zijn de meeste punten van de NOS genoemd?

• Vinden jullie dat nieuwsbericht ook het belangrijkst? Leg uit.

e Bij opdracht 5 heb je opgeschreven wanneer jij een nieuwsbericht interessant vindt. Is je mening veranderd? Leg je antwoord uit.

67
3.4 Wanneer is iets nieuws?

3.5 Beoordelen of nieuws waar is

LEERDOELEN

Je leert:

• een nieuwsbericht beoordelen;

• een nieuwsbericht schrijven;

• je eigen nieuwsbericht verbeteren;

• een nieuwsbericht presenteren.

Kritisch naar nieuws kijken

25 Nepnieuws herkennen

a Heb je weleens een bericht gelezen dat niet waar is? Zo ja, geef een voorbeeld.

b Bekijk de video Nepnieuws

Nieuws moet betrouwbaar zijn. Dat is helaas niet altijd niet zo, bijvoorbeeld bij nepnieuws.

Nepnieuws is niet waar. Lees de theorie Nepnieuws Vul de uitspraken aan.

Schrijf je antwoord bij de theorie Nepnieuws

Nepnieuws

Nieuws moet betrouwbaar zijn. Dat is helaas niet altijd niet zo, bijvoorbeeld bij nepnieuws. Nepnieuws is niet waar.

Je komt veel nepnieuws tegen op en op

Nepnieuws wordt verspreid om en om

c Hoe kan iemand met nepnieuws geld verdienen? Geef een voorbeeld.

68
THEORIE
3 Nieuws

26 Tips om nepnieuws te herkennen

Gebruik de video Nepnieuws

a Hoe kun je bepalen of nieuws waar is of niet waar? Noem twee tips die in de video genoemd worden.

1 2

b In de video worden twee tips genoemd om nepnieuws te herkennen. Bedenk samen met een klasgenoot nog meer tips om nepnieuws te herkennen. Noem er twee.

1 2

27 Nieuws beoordelen

a Lees de titels van de nieuwsberichten. Nog te weinig katten op zwemles

Zwemmende kat Nathan is hit op Instagram

Denk je dat de berichten waar zijn?

Leg je keuze uit.

Nog te weinig katten op zwemles: niet waar / waar, omdat

Zwemmende kat Nathan is hit op Instagram: niet waar / waar, omdat

b Lees de tekst Nog te weinig katten op zwemles

Wat is het onderwerp van de tekst?

c Wat is de belangrijkste informatie in de tekst?

d Waar in de tekst kun je deze informatie vinden?

e Wat betekenen de volgende woorden:

1 zwemvaardig

2 essentieel

3 vooruitgang

Lees de zinnen voor en na de woorden. Dan kom je achter de betekenis.

f Waarom is deze tekst geschreven?

◯ De tekst geeft informatie over zwemles voor katten.

◯ Het is een bijzonder onderwerp.

◯ De tekst gaat over een bijzondere kat.

◯ De tekst is bedoeld als grap.

69
3.5 Beoordelen of nieuws waar is

g Bekijk de video Zwemmende kat Nathan is hit op Instagram Kijk terug naar je antwoord op vraag a. Ben je van mening veranderd? Leg uit waarom.

www.nieuwspaal.nl

NOG TE WEINIG KATTEN OP ZWEMLES

De meeste katten in ons land hebben nooit leren zwemmen. Dat blijkt uit een onderzoek naar de zwemvaardigheid onder Nederlandse katten. Maar 3 procent van de katteneigenaren geeft hun huisdier zwemles.

Uit het onderzoek blijkt dat het grootste deel van de katten niet of onvoldoende kan zwemmen. Ruim 18 procent van de oppervlakte van ons land bestaat uit water. Daarom is zwemles voor katten essentieel. De kans is groot dat een kat ooit een keer in het water raakt.

'Als je in water terecht komt, is het belangrijk dat je rustig blijft en zwemt', zegt een onderzoeker. 'Honden en paarden kunnen van nature al aardig zwemmen, maar katten hebben geen

flauw idee. Als je ze in het water gooit, raken ze totaal in paniek.'

Toch ziet de onderzoeker wel vooruitgang: 'Van alle onderzochte katten kwam 4 procent levend op het droge. Vijf jaar geleden was dat maar de helft.'

Nepnieuwsbericht schrijven

28 Nepnieuwsbericht voorbereiden

Werk in een groep van vier.

a Jullie gaan een nepnieuwsbericht schrijven en presenteren voor het schooljournaal. Het is de bedoeling dat jullie de leerlingen flink laten schrikken!

Kies een van de situaties hieronder.

◯ Leerlingen die meer dan twee onvoldoendes hebben gehaald, moeten de hele herfstvakantie op school blijven.

◯ Docenten mogen voortaan aan het eind van een leuke les vragen om een fooi.

◯ Elke klas krijgt zijn eigen dier en is daar verantwoordelijk voor.

70
Lianne Vismolen Bron: nieuwspaal.nl
3 Nieuws

b Beantwoord de vragen bij de situatie die jullie hebben gekozen.

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Waardoor? / Waarom?

Hoe?

29 Nepnieuwsbericht schrijven

a Schrijf het bericht. Verwerk hierin jullie antwoorden op de 5W+1H­vragen.

b Zet een leuke titel boven jullie bericht.

c Controleer jullie bericht. Verbeter de fouten.

• Let op hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens.

• Controleer of alles goed is geschreven.

d Bekijk jullie bericht.

Wat ging goed en wat moet je nog oefenen?

• Ik kan informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven.

• Ik kan antwoorden op de 5W+1H­vragen gebruiken in een tekst.

• Mijn tekst is duidelijk.

• Ik maak goede zinnen.

71
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
3.5 Beoordelen of nieuws waar is

Nieuwsbericht presenteren

30 Spreekbeurt

Jullie gaan straks je nepnieuwsbericht presenteren. Eerst kijken jullie naar twee sprekers. Let op hun houding en stem.

Kijk eerst naar de video Spreekbeurt over de vis

a Wat valt je op aan de spreekster?

1 haar houding:

• ze staat stevig op twee benen | te wiebelen

• ze kijkt naar de grond | het publiek

2 haar stem:

• ze praat wel | niet te hard.

• ze praat wel | niet te zacht.

• ze praat langzaam | rustig | snel

• haar toonhoogte is hoog | laag

b Welke indruk maakt de spreekster door haar houding en het gebruik van haar stem?

◯ ontspannen

◯ zenuwachtig

c Wat wil de spreekster bereiken met haar verhaal?

◯ Iets vertellen over haar goudvis.

◯ Een spreekbeurt houden over een goudvis.

◯ Een grap maken over het houden van een spreekbeurt.

◯ Een grap maken over het houden van een goudvis.

31 Weerbericht

a Kijk nu naar het RTL weerbericht van vandaag. Wat valt je op aan de spreker?

1 houding:

• De spreker staat stevig op twee benen | te wiebelen

• De spreker kijkt naar de grond | het publiek

2 stem:

• De spreker praat wel | niet te hard.

• De spreker praat wel | niet te zacht.

• De spreker praat langzaam | rustig | snel

• De toonhoogte is hoog | laag

b Welke indruk maakt de spreker?

◯ ontspannen

◯ zenuwachtig

c Voor wie is het weerbericht bedoeld?

72
3 Nieuws

Indruk maken

Jullie gaan je nepnieuwsbericht presenteren.

a Lees de theorie Stem en houding

Welke dingen kun je al en waar moet je op oefenen?

• Ik ben goed te verstaan als ik presenteer.

• Ik let op mijn stem en houding als ik presenteer.

Stem en houding

Stem

THEORIE

Gebruik je stem goed tijdens een presentatie. Wat je vertelt, komt dan beter over.

• Kies het goede volume: niet te hard en niet te zacht.

• Denk om je tempo: spreek rustig en neem een pauze voor elk volgend onderdeel.

• Let op de toonhoogte: een lagere stem is fijner om naar te luisteren dan een hoge stem. Maar wissel een beetje af.

Houding

Let ook op je houding. Een ontspannen houding is beter voor je stem en fijner voor je publiek. Zo kun je ontspannen:

• Sta of zit met beide voeten stevig, maar nog wel ontspannen, op de grond.

• Ontspan je schouders.

• Houd je hoofd rechtop.

• Adem naar je buik.

b Werk in hetzelfde groepje als bij opdracht 29.

Presenteer jullie nieuwsbericht om de beurt aan de groep. Ieder presenteert het bericht op een andere manier.

Verdeel de manieren van presenteren in je groepje

Kies uit: zenuwachtig, ontspannen, ongeïnteresseerd en enthousiast.

c Bepaal hoe je stem en houding moeten zijn. Houd je presentatie voor je groep.

Overdrijven mag!

d Bespreek samen welke indruk iedereen heeft gemaakt.

e Welke manier van presenteren vinden jullie het beste bij het bericht passen? Leg uit waarom.

73 32
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
3.5 Beoordelen of nieuws waar is

3.6 Eindopdracht

• Je past toe wat je in dit hoofdstuk hebt geleerd.

Nieuwsshow presenteren

Inleiding

LEERDOELEN

Je hebt in dit hoofdstuk verschillende nieuwsberichten gelezen en bekeken. Je weet wanneer iets nieuws is en je hebt een nieuwsbericht gepresenteerd. In deze eindopdracht maak je samen met klasgenoten een nieuwsshow. Iedereen presenteert daarin een eigen nieuwsbericht.

Nieuwsshow voorbereiden

a Lees de opdracht eerst helemaal door, zodat je weet wat je gaat doen. Vorm een groep met vier klasgenoten.

Bekijk het beoordelingsmodel bij deze opdracht. Verdeel de rollen. Kies uit:

• Hoofdpresentator

Kondigt de show aan. Presenteert een belangrijk bericht uit het nieuws van vandaag (binnenlands of buitenlands nieuws).

• Presentator 1

Presenteert een sportbericht, bijvoorbeeld over een belangrijke wedstrijd.

• Presentator 2

Presenteert een showbericht, bijvoorbeeld over een beroemde ster.

• Presentator 3

Presenteert een nieuwtje uit de stad of uit de buurt, bijvoorbeeld een inbraak.

74
3 Nieuws

Beoordelingsmodel

Let bij de beoordeling van de show op deze punten: Tekst van je bericht

• Gebruik de 5W+1H­vragen.

• Zoek informatie die bruikbaar is voor je tekst.

• Maak het onderwerp van de tekst duidelijk.

• Schrijfregel 1: Gebruik hoofdletters en leestekens.

• Schrijfregel 3: Schrijf begrijpelijke zinnen.

Presentatie

• Spreek duidelijk, zodat je goed te verstaan bent.

• Gebruik je stem goed.

• Let op je houding.

b Zoek bij jouw rol een interessant bericht in een krant of op een nieuwssite. Je mag ook het bericht uit opdracht 18.

c Beantwoord de 5W+1H­vragen voor jouw bericht.

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Waarom?

Hoe?

d Zoek een afbeelding die past bij je bericht. De afbeelding laat je tijdens de nieuwsshow zien.

e Vertel elkaar welk nieuwsbericht je hebt gekozen.

• Bespreek je antwoorden op de 5W+1H­vragen.

• Vraag of je het nog duidelijker kunt maken.

Nieuwsbericht schrijven

a Schrijf het nieuwsbericht helemaal uit. Maak er een goedlopend verhaal van.

• Vertel eerst wat het onderwerp is.

• Geef daarna de antwoorden op de 5W+1H­vragen.

• Herhaal het belangrijkste uit je nieuwsbericht aan het eind.

b Controleer je tekst goed. Gebruik het beoordelingsmodel.

75
3.6 Eindopdracht

Nieuwsshow oefenen

a Oefen het presenteren van je nieuwsbericht eerst voor jezelf.

• Lees het hardop voor.

• Bedenk waar je adem wilt halen.

• Houd na een punt steeds een seconde pauze.

b Bedenk samen hoe jullie je nieuwsshow gaan presenteren.

• Spreek af of jullie gaan staan of zitten.

• Bepaal de plek van de hoofdpresentator.

• Zorg voor genoeg ruimte of tafels en stoelen.

• Bepaal hoe jullie je afbeeldingen laten zien (op de beamer, of omhoog houden).

c Oefen de nieuwsshow samen.

De hoofdpresentator:

• kondigt de nieuwsshow aan;

• presenteert het eerste nieuwsbericht;

• geeft het woord aan de eerste presentator.

De presentatoren:

• presenteren een voor een hun nieuwsbericht.

De hoofdpresentator:

• sluit de show af;

• bedankt de andere presentatoren;

• wenst het publiek een prettige dag.

Nieuwsshow presenteren

Presenteer de nieuwsshow.

Doe dit voor de klas. Let op de punten in het beoordelingsmodel.

Eindopdracht evalueren

Heb je je doelen bereikt?

Geef aan welke dingen goed gingen en wat je nog moet oefenen.

• Ik kan antwoorden op de 5W+1H­vragen gebruiken in een tekst.

• Ik kan informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven.

• Het is duidelijk waar mijn tekst over gaat.

• Ik kan de schrijfregels gebruiken.

• Ik ben goed te verstaan bij het presenteren.

• Ik let op mijn stem en houding bij het presenteren.

76
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯ 3 Nieuws

3.7 Terugblik

• Je kijkt terug op je werk.

Wat neem ik mee?

LEERDOELEN

In dit hoofdstuk heb je geleerd wat nieuws is. Je hebt nieuwsberichten beoordeeld en je eigen nieuwsbericht geschreven en gepresenteerd. Kijk nu terug op het hoofdstuk. Oefen daarna verder op je eigen niveau.

a Heb je de leerdoelen van dit hoofdstuk bereikt?

• Ik kan mijn mening geven over een nieuwsbericht.

• Ik kan informatie zoeken om een nieuwsbericht te schrijven.

• Ik kan de inhoud van een nieuwsbericht begrijpen.

• Ik kan het onderwerp van een nieuwsbericht bepalen.

• Ik kan het schrijfdoel van een nieuwsbericht noemen.

• Ik kan een nieuwsbericht beoordelen.

• Ik kan een nieuwsbericht schrijven.

• Ik kan een nieuwsbericht presenteren.

b Welke opdracht vond je het leukst om te doen?

c Wat zou je nog willen verbeteren?

VERDER OEFENEN?

Via Op niveau online kun je verder oefenen op jouw niveau. Kijk naar de smileys die je hebt gekozen en bepaal wat bij jou past: Heb je vooral en gekozen? Doe dan de basisopdrachten. Heb je vooral en gekozen? Doe dan de plusopdrachten.

77
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
3.7 Terugblik

Wij zijn taal

We hebben letters in ons DNA en in onze chromosomen. Zelfs een bloedgroep met één of twee letters. Het hele alfabet zit in ons. Taal zit in ons. Zo kunnen we uitdrukken wie we zijn, wat we denken en wat we voelen. Bovendien helpt taal ons om contact met anderen te maken en de wereld te begrijpen. Met Op niveau ontdek je het plezier, de kracht en de duizend-en-een mogelijkheden van taal.

Elk mens wil zo goed mogelijk uit de verf komen. Jezelf ontwikkelen tot wie je bent. Taal is daarin onmisbaar. In deze lesmethode ontdek je stap voor stap hoe taal je belevingswereld vergroot. Daarom is Nederlands in Op niveau niet in losse delen geknipt – van taalkennis tot persoonlijke vaardigheden – maar zien we het als een stevig vlechtwerk, dat je zelf creëert. Zo ervaar je het nut en de noodzaak van de lesstof. Van a tot z. Want ook jij bent taal.

9 789006 238235

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.