Got it rekenen 3F mbo

Page 1

7 = 8 r = (0,1 × s)2 + + - 5,2 4 3 500000 0,06 √ 5 : m2 + % / ha kg hl cm3 21/19 / 3 8 HANDBOEK
Nella Keemink Ferry Luijbe Rekenen naar 3F

Rekenen naar 3F

HANDBOEK
Ferry Luijbe Nella Keemink

Voorwoord

Je goed voorbereiden op de Rekentoets 3F kon al met het online adaptieve leerplatform Got it Rekenen. Nu is op verzoek van veel Got-it-gebruikers het Handboek Rekenen naar 3F erbij ontwikkeld.

Het Handboek Rekenen naar 3F en het leerplatform Got it sluiten naadloos op elkaar aan: de elf onderwerpen in Got it zijn ook terug te vinden in dit handboek.

In hoofdstuk 1 staat de basis van het rekenen met hele getallen, kommagetallen en breuken. In de rekentoets wordt dit vooral getoetst in de contextloze opgaven.

In hoofdstuk 2 tot en met 5 staan de vier rekendomeinen centraal: getallen, verhoudingen, meten en meetkunde en verbanden. Met in hoofdstuk 2 een stappenplan om de contextrijke opgaven in de rekentoets goed te kunnen maken.

In de paragrafen bouwen we de kennis per domein op, tot het eindniveau 3F, geactualiseerd naar de Syllabus van oktober 2015 voor het VO en MBO.

Rekenen is vooral doen: daarom volgt na elke paragraaf een set oefenopgaven om het geleerde meteen toe te passen. De antwoorden staan achterin het boek. Zo kan de leerling of student zelf snel zien of hij de rekenvaardigheid ook echt onder de knie heeft.

Aan het eind van elk hoofdstuk staat ‘Waar let je op?’, met tips om veel gemaakte fouten in de rekentoets voor te zijn. Samen met het adaptieve leerplatform Got it en de opgaven met hints bij ‘Zo wordt het gevraagd’ zorgt dit voor een optimale voorbereiding op de rekentoets.

De contextopgaven in dit Handboek Rekenen naar 3F zijn complexer dan in het Handboek Rekenen naar 2F, door een hogere informatiedichtheid, schijnbaar ontbrekende of juist extra informatie en meerdere denkstappen bij rekenkundige handelingen en benodigde bewerkingen: net zoals in de rekentoets 3F het geval is.

In Got it kan de leerling of student zelf kiezen met welk onderwerp hij aan de slag gaat: dat kan hij ook in het handboek. Het is dus niet nodig om de hoofdstukken in volgorde door te nemen. Het handboek en het online adaptieve leerplatform Got it zijn flexibel in te zetten:

• U kunt met de klas starten met een domein in het handboek, waarna iedereen individueel kan oefenen in Got it.

• U kunt de leerlingen of studenten ook laten beginnen met de instaptoets in Got it en ze op hun eigen niveau online laten oefenen. Daar waar extra uitleg nodig is, pakt de leerling of student het handboek erbij.

• Of u wisselt het handboek en het oefenen in Got it af, voor variatie in werkvormen en in klassikaal en individueel onderwijs.

Hoe u het handboek en het online adaptieve leerplatform Got it ook inzet, uw leerlingen of studenten zijn daarna optimaal voorbereid op de Rekentoets.

Het handboek is met de grootste zorg ontwikkeld. Wij hopen dat u met plezier werkt met het handboek en Got it. Meer informatie vindt u op onze website www.got-it.nl. Wanneer u vragen of suggesties heeft, dan kunt u contact met ons opnemen.

De auteurs en de uitgever

Reeksinformatie

Online adaptieve Leeromgeving op got-it.nl voor 1F, 2F en 3F

Handboek Rekenen naar 2F

Handboek Rekenen naar 3F

3 Voorwoord
4
1 De basis 7 1.1 Getallen 8 1.2 Hele getallen optellen 10 1.3 Hele getallen aftrekken 13 1.4 Hele getallen vermenigvuldigen 16 1.5 Hele getallen delen 20 1.6 Kommagetallen optellen 23 1.7 Kommagetallen aftrekken 26 1.8 Kommagetallen vermenigvuldigen 29 1.9 Kommagetallen delen 32 1.10 Breuken 33 1.11 Macht en wortel 36 1.12 Volgorde van bewerkingen 37 1.13 Waar let je op? 38 1.14 Zo wordt het gevraagd 42 2 Getallen 43 2.1 Grote getallen, kleine getallen en symbolen 44 2.2 Afronden 46 2.3 Stappenplan voor contextopgaven 48 2.4 Rekenen in contextopgaven 53 2.5 Breuken in contextopgaven 56 2.6 Waar let je op? 58 2.7 Zo wordt het gevraagd 61 3 Verhoudingen 63 3.1 Basiskennis verhoudingen 64 3.2 Rekenen met een verhoudingstabel 68 3.3 Verhoudingsproblemen: verhoudingen vergelijken 70 3.4 Verhoudingsproblemen: rekenen met schaal 72 3.5 Verhoudingsproblemen: snelheid en afgelegde afstand berekenen 76 3.6 Procenten 79 3.7 Percentage in situaties met toename of afname 83 3.8 Percentage op percentage 88 3.9 Waar let je op? 90 3.10 Zo wordt het gevraagd 94
Inhoudsopgave
5 Inhoudsopgave 4 Meten en meetkunde 97 4.1 Meten: grootheden en maten 98 4.2 Lengte, oppervlakte, inhoud 103 4.3 Metriek stelsel 111 4.4 Gewicht 115 4.5 Tijd, temperatuur, snelheid 116 4.6 Meetkunde 119 4.7 Plaats bepalen 123 4.8 Kijklijn 127 4.9 Symmetrie 129 4.10 Aanzicht 132 4.11 Bouwplaat en bouwtekening 133 4.12 Waar let je op? 136 4.13 Zo wordt het gevraagd 140 5 Verbanden 143 5.1 Gegevensverwerking: lijngrafiek 144 5.2 Gegevensverwerking: staafdiagram, cirkeldiagram, beelddiagram, tabel 153 5.3 Rekenvoorschriften 164 5.4 Waar let je op? 172 5.5 Zo wordt het gevraagd 176 Antwoorden met een korte uitleg 179 1 De basis 179 2 Getallen 192 3 Verhoudingen 196 4 Meten en meetkunde 205 5 Verbanden 213 Register 218

1 De basis

Dit hoofdstuk legt de basis voor het rekenen in de volgende hoofdstukken. Je krijgt een overzicht van de basisbewerkingen bij rekenen met hele getallen. Je gaat aan het werk met een aantal manieren om zonder rekenmachine hele getallen op te tellen, af te trekken, te vermenigvuldigen en te delen. Kies zelf de manier die jij het handigst vindt of die het best bij de opgave past. Het tweede deel van het hoofdstuk gaat over de basis van rekenen met breuken en kommagetallen.

1.1 Getallen 8 1.2 Hele getallen optellen 10 1.3 Hele getallen aftrekken 13 1.4 Hele getallen vermenigvuldigen 16 1.5 Hele getallen delen 20 1.6 Kommagetallen optellen 23 1.7 Kommagetallen aftrekken 26 1.8 Kommagetallen vermenigvuldigen 29 1.9 Kommagetallen delen 32 1.10 Breuken 33 1.11 Macht en wortel 36 1.12 Volgorde van bewerkingen 37 1.13 Waar let je op? 38 1.14 Zo wordt het gevraagd 42

1.1 Getallen

Rekenen doe je met getallen. Een getal bestaat uit (een combinatie van) de cijfers 0 tot en met 9. De plaats van een cijfer in een getal geeft de waarde van dat cijfer aan. Dus de plaats van het cijfer geeft aan of de waarde een tiental is of een honderdtal. Dit wordt ook wel de positiewaarde genoemd.

Positiewaarde

VOORBEELD In het getal 34 515 heeft 1 de waarde 10 en 4 de waarde 4000.

Getallen kunnen verschillende betekenissen hebben. Denk aan:

• een hoeveelheid: 6 vrienden, 6 glazen limonade;

• nummering: huisnummer 21, rugnummer 8;

• een maat: 1,75 meter lang, 1 liter melk, 750 gram kaas;

• de volgorde: de 3e plaats.

Er zijn vier soorten getallen:

• positieve gehele getallen zoals 8, 127, 4685;

• negatieve gehele getallen zoals −25, −8, −2;

• kommagetallen zoals 0,10 en 3,25;

• gebroken getallen (breuken) zoals 1 2 .

Rekenen zonder rekenmachine

Tips bij het rekenen zonder rekenmachine.

1 Je mag altijd kladpapier gebruiken. Rekenen uit het hoofd betekent dus niet dat je niks mag opschrijven. Gebruik bij voorkeur ruitjespapier.

2 Soms is het handig om getallen in een DHTE-schema te zetten en kommagetallen in een DHTE,thd-schema. DHTE,thd staat voor Duizendtal, Honderdtal, Tiental, Eenheid, tiende, honderdste en duizendste. Op die manier zie je goed wat de positiewaarde is van de cijfers in het getal.

VOORBEELD Plaats 8107,456 in een DHTE,thd-schema.

Uitleg:

8 heeft de waarde 8000, dus 8 staat onder de D(uizend).

1 heeft de waarde 100, dus 1 staat onder de H(onderd).

0 heeft de waarde 0, dus 0 staat onder de T(ien).

7 heeft de waarde 7, dus 7 staat onder de E(enheid).

4 heeft de waarde 4 tiende (0,4), dus 4 staat onder de t(iende).

5 heeft de waarde 5 honderdste (0,05), dus 5 staat onder de h(onderdste).

6 heeft de waarde 6 duizendste (0,006), dus 6 staat onder de d(uizendste).

Dit geeft het volgende schema: D H T E , t h d

3 Soms kan een getallenlijn helpen. Je zet dan de getallen op een lijn op de goede positie naast elkaar.

8
8 1 0 7 , 4 5 6
0
1 2
–5 –2
8 3,25

4 Soms werkt het om getallen een betekenis te geven. Denk bijvoorbeeld aan geld.

VOORBEELD 80 : 0,2 = 400

Uitleg:

Je kunt hierbij de volgende betekenis bedenken: 0,2 is 0,20 euro, dus 20 eurocent. Hoeveel munten van 20 eurocent passen er in 80 euro?

1 euro = 5 munten van 20 eurocent, dus 8 euro = (5 × 8 =) 40 munten van 20 eurocent, dus 80 euro = 400 munten van 20 eurocent.

Oefenen 1.1 Getallen

1 Wat is de waarde van de verschillende cijfers in 4570,63?

4 heeft de waarde

5 heeft de waarde

7 heeft de waarde

0 heeft de waarde

6 heeft de waarde

3 heeft de waarde

2 Zet de getallen 6593 en 523,708 in het DHTE,thd-schema.

3 Welk getal staat op de plaats van A?

A = ‒350 150 A

4 Zet de volgende getallen op volgorde van klein naar groot:

9 1 De basis
D
T E , t h d
H
–5,45 –5,001 –5,2 –5 –5,199 5 3 4 5 1 2

1.2 Hele getallen optellen

In deze paragraaf zie je meerdere manieren om getallen op te tellen. Je mag zelf de manier kiezen die het best bij jou past.

Kijk wel goed naar de getallen in de opgave. Soms is door de getallen één manier het handigst.

1e manier: cijferen

Cijferen gaat zo:

1 Zet de getallen onder elkaar in een DHTE-schema.

2 Tel de getallen bij elkaar op.

3 Kom je in een kolom boven de 9, dan schuift de 1 naar de kolom ernaast. Neem boven in het schema een extra rij op om te onthouden. Je zet dan de 1 boven de kolom in de rij om te onthouden.

Je kunt dit ook doen als je meerdere getallen bij elkaar op moet tellen. Je maakt dan meer rijen in het DHTE-schema.

VOORBEELD 23 + 156 + 545 = 724 H T E

1 * rij om te onthouden

2 4 Eerst 3 + 6 + 5 = 14; 4 opschrijven en 1 onthouden*

Dan 1 + 2 + 5 + 4 = 12; 2 opschrijven en 1 onthouden*

Dan 1 + 1 + 5 = 7

2e manier: rijgen

Rijgen gaat zo:

1 Hak het tweede getal in stukken.

2 Tel die stukken een voor een bij het eerste getal op. De getallenlijn helpt daarbij. Je kiest zelf welke stukken je neemt.

VOORBEELD

Optellen met negatieve getallen gaat eenvoudig met rijgen.

Dat doe je zo:

1 Teken een getallenlijn en zet het eerste getal op de getallenlijn.

2 Tel op door eerst naar 0 te gaan.

10
1
2
1 5
5 4
7
3
6
5 +
7 = 376 + 10 + 7 = 386 + 7 = 393
176 + 217 = 176 + 200 + 10 +

VOORBEELD −230 + 535 = −230 + 230 + 305 = 305

Uitleg: + 230 + 305

– 230 0 305

3e manier: splitsen

Splitsen gaat zo:

1 Zet de getallen onder elkaar.

2 Splits de getallen eerst in duizendtallen, honderdtallen, tientallen en eenheden.

3 Die tel je apart op.

4 Daarna tel je de uitkomsten bij elkaar op.

VOORBEELD 3976 + 247

Uitleg:

3 9 7 6 (zet de getallen onder elkaar)

2 4 7 +

3 0 0 0 (duizendtal noteren: 3000)

1 1 0 0 900 + 200 (honderdtallen noteren en bij elkaar optellen: 900 + 200 = 1100)

1 1 0 70 + 40 (tientallen noteren en bij elkaar optellen: 70 + 40 = 110)

1 3 6 + 7 (eenheden noteren en bij elkaar optellen: 6 + 7 = 13)

4 2 2 3 + (uitkomsten bij elkaar optellen: 3000 + 1100 + 110 + 13)

4e manier: handig rekenen

Soms kun je een handigere manier gebruiken om op te tellen. Dat hangt af van de getallen in de opgave. Zo kun je een getal handig opsplitsen door te kijken naar een mooi getal in de buurt.

VOORBEELD

• 4235 + 99 =

Uitleg:

99 ligt in de buurt van een mooi getal. Schrijf 99 als 100 − 1

4235 + 99 = 4235 + 100 − 1 = 4335 − 1 = 4334

• 2393 + 302 =

Uitleg:

302 ligt in de buurt van een mooi getal. Schrijf 302 als 300 + 2

2393 + 302 = 2393 + 300 + 2 = 2693 + 2 = 2695

Bij een optelling van drie of meer getallen mag je kiezen welke getallen je eerst bij elkaar optelt.

VOORBEELD 1798 + 150 + 102 =

Uitleg:

Tel eerst 1798 en 102 bij elkaar op:

1798 + 102 = 1798 + 2 + 100 = 1800 + 100 = 1900

1798 + 102 + 150 = 1900 + 150 = 2050

11 1 De basis

Oefenen 1.2 Hele getallen optellen

Kies zelf een manier. Reken uit en noteer de tussenstappen.

12
5 674 + 187 = 6 127 + 598 = 7 1525 + 307 = 8 301 + 845 = 9 299 + 105 = 10 75 + 32 + 125 = 11 73 +540 + 217 = 12 320 + 212 + 410 + 108 + 650 = 13 2342 + 311 + 28 = 14 −38 + 46 =

1.3 Hele getallen aftrekken

In deze paragraaf zie je meerdere manieren om getallen af te trekken. Je mag zelf de manier kiezen die het best bij jou past.

Kijk wel goed naar de getallen in de opgave. Soms is door de getallen één manier het handigst.

1e manier: cijferen

Cijferen gaat zo:

1 Zet de getallen onder elkaar in een DHTE-schema.

2 Trek de getallen van elkaar af.

3 Kom je in een kolom tekort, dan leen je van de kolom ervoor. Je zet het nieuwe getal in de kolom erboven, in de rij om te onthouden. Dan kun je het cijfer er wel van aftrekken.

VOORBEELD 2375 − 283 = 2092

2e manier: rijgen

Rijgen gaat zo:

1 Hak het tweede getal in stukken.

2 Trek die stukken een voor een van het eerste getal af. De getallenlijn helpt daarbij. Je kiest zelf welke stukken je neemt.

VOORBEELD 2375 − 283 = 2092 Uitleg:

Is de uitkomst kleiner dan 0, dan is het handig om de uitkomst met rijgen te berekenen. Dat doe je zo:

1 Teken een getallenlijn en zet het eerste getal op de getallenlijn.

2 Trek af door eerst naar 0 te gaan.

VOORBEELD 108 − 220 = 108 − 108 − 112 = −112

Uitleg: – 112 – 108

13 1 De basis
D H
2 3
5 2 8 3 2 0 9 2
Uitleg:
T E 2 17 *rij om te onthouden
7
2375 – 283
2375 – 200 – 80 – 3 = 2175 – 80 – 3 = 2095 – 3 = 2092 2092 2095 2175 2375 – 3 – 80 – 200
=
–112
108
0

3e manier: splitsen

Splitsen gaat zo:

1 Zet de getallen onder elkaar.

2 Splits de getallen eerst in duizendtallen, honderdtallen, tientallen en eenheden.

3 Die trek je apart van elkaar af.

4 Daarna tel je de uitkomsten bij elkaar op. Als je een tekort hebt, trek je dat ervan af.

VOORBEELD 2375 − 283 = 2092

Uitleg:

2 3 7 5 (zet de getallen onder elkaar)

2 8 3 –

2 0 0 0 (duizendtal noteren: 2000)

1 0 0 = 300 – 200 (honderdtallen noteren en van elkaar aftrekken: 300 − 200 = 100)

1 0 tekort = 70 – 80 (tientallen noteren en van elkaar aftrekken:70 − 80 = 10 tekort)

2 + = 5 – 3 (eenheden noteren en van elkaar aftrekken: 5 − 3 = 2 tekort)

2 0 9 2 (uitkomsten bij elkaar optellen, tekorten er van aftrekken: 2000 + 100 − 10 + 2)

Let op: de uitkomsten van de eerdere stappen tel je bij elkaar op, behalve als de uitkomst een tekort is.

4e manier: handig rekenen

Soms kun je een handigere manier gebruiken om af te trekken. Dat hangt af van de getallen in de opgave. Zo kun je een getal handig opsplitsen door te kijken naar een mooi getal in de buurt.

VOORBEELD 2368 − 102 = 2266

Uitleg:

Het tweede getal ligt dicht bij 100. Splits het tweede getal in 100 en 2 en trek deze daarna van het eerste getal af.

2368 − 100 – 2 = 2268 − 2 = 2266

Je kunt ook bij beide getallen een getal optellen om mooie getallen te krijgen, die je daarna gemakkelijk van elkaar aftrekt.

VOORBEELD 5359 − 299 = 5060

Uitleg:

Het tweede getal ligt vlak bij 300 (299 + 1 = 300). Tel bij beide getallen hetzelfde getal (in dit geval 1) op. Daarna trek je ze van elkaar af.

5359 − 299 = (5359 + 1) − (299 + 1) = 5360 − 300 = 5060

14

Oefenen 1.3 Hele getallen aftrekken

Kies zelf een manier. Reken uit en noteer de tussenstappen.

15 1 De basis
480 − 135 = 16 8536 − 87 = 17 3765 − 876 = 18 11 495 − 375 = 19 12 035 − 440 = 20 435 − 102 = 21 1437 − 399 = 22 875 − 101 = 23 395 − 180 − 15 = 24 35 − 150 =
15

1.4 Hele getallen vermenigvuldigen

In deze paragraaf zie je meerdere manieren om getallen te vermenigvuldigen. Je mag zelf de manier kiezen die het best bij jou past.

Kijk wel goed naar de getallen in de opgave. Soms is door de getallen één manier het handigst.

1e manier: cijferen

Cijferen gaat zo:

1 Zet duizendtal (D), honderdtal (H), tiental (T) en eenheid (E) recht onder elkaar.

2 Maak boven in het schema een extra rij om te onthouden.

3 Vermenigvuldig de cijfers in de bovenste rij één voor één met het cijfer in de onderste rij.

4 In de onderste rij vind je dan het antwoord.

VOORBEELD 263 × 8 = 2104

Uitleg:

8 × 3 = 24, schrijf de 4 op en onthoud de 2 bij de tientallen.

8 × 6 = 48 en 48 + 2 (die je hebt onthouden) = 50, schrijf de 0 op en onthoud de 5.

8 × 2 = 16 en 16 + 5 (die je hebt onthouden) = 21

16
D H T E 5 2 *rij om te onthouden 2 6 3 8 × 2 1 0 4

2e manier: splitsen

Splitsen doe je zo:

1 Zet de getallen onder elkaar.

2 Splits een van de getallen in tientallen en eenheden. Je mag zelf kiezen of je het eerste getal of het tweede getal neemt.

3 Vermenigvuldig dit met het andere getal.

4 Tel daarna de uitkomsten bij elkaar op.

VOORBEELD • 263 × 8 = 2104

Uitleg:

2 6 3 8 × 1 6 0 0 = 8 × 200 (honderdtal met 8 vermenigvuldigen: 8 × 200 = 1600)

4 6 0 = 8 × 60 (tiental met 8 vermenigvuldigen: 8 × 60 = 480)

2 4 + = 8 × 3 (eenheid met 8 vermenigvuldigen: 8 × 3 = 24)

2 1 0 4 (uitkomsten bij elkaar optellen)

• 63 × 82 = 5166

Uitleg:

6 3 (zet de getallen onder elkaar)

8 2 × 4 8 0 0 = 60 × 80 (tiental bovenste getal met tiental onderste getal vermenigvuldigen: 60 × 80 = 4800)

1 2 0 = 60 × 2 (tiental bovenste getal met eenheid onderste getal vermenigvuldigen: 60 × 2 = 120)

2 4 0 = 3 × 80 (eenheid bovenste getal met tiental onderste getal vermenigvuldigen: 3 × 80 = 240)

= 3 × 2 (eenheid bovenste getal met eenheid onderste getal vermenigvuldigen: 3 × 2 = 6) 5

(uitkomsten bij elkaar optellen 4800 + 120 + 240 + 6 = 5166)

3e manier: handig rekenen

Soms kun je een handigere manier gebruiken om te vermenigvuldigen. Dat hangt af van de getallen in de opgave.

Zo kun je zoeken naar een mooi getal in de buurt.

VOORBEELD 15 × 299 = 4485

Uitleg: 299 ligt vlak bij 300.

Reken eerst 15 × 300 = 4500 uit. Daarna trek je er nog 15 × 1 = 15 van af.

15 × 299 = 15 × 300 − 15 × 1 = 4500 − 15 = 4485

17 1 De basis
6 + 1 6 6

VOORBEELD

Je mag cijfers in een vermenigvuldiging halveren en verdubbelen. Dit doe je om mooie getallen te krijgen waarmee je makkelijker rekent.

• 50 × 320 = 16 000

Uitleg:

Het dubbele van 50 is een mooi getal, namelijk 100.

Verdubbel de 50 en halveer de 320, dit geeft hetzelfde antwoord.

50 × 320 = 100 × 160 = 16 000

• 200 × 43 = 8600

Uitleg:

De helft van 200 is een mooi getal, namelijk 100.

Halveer de 200 en verdubbel de 43, dit geeft hetzelfde antwoord.

200 × 43 = 100 × 86 = 8600

Bij het vermenigvuldigen van meerdere getallen zoals 2 × 3 × 5 mag je zelf kiezen welke getallen je eerst vermenigvuldigt. De uitkomst blijft hetzelfde. Kies de handigste manier.

VOORBEELD • 2 × 3 × 5 = 30

Uitleg:

Dit is op meerdere manieren uit te rekenen.

(2 × 3) × 5 = 6 × 5 = 30 of

2 × (3 × 5) = 2 × 15 = 30 of

(2 × 5) × 3 = 10 × 3 = 30

• 50 × 123 × 2 = 12 300

Uitleg:

Het is handig om eerst (50 × 2) te berekenen:

(50 × 2) × 123 = 100 × 123 = 12 300

Oefenen 1.4 Hele getallen vermenigvuldigen

25 12 × 45 =

26 36 × 399 =

27 152 × 8 =

28 14 × 99 =

18
19 1 De basis 29 498 × 7 = 30 31 × 14 = 31 101 × 500 = 32 20 × 58 = 33 5 × 764 = 34 301 × 81 = 35 9 × 195 = 36 2 × 5 × 14 = 37 2 × 183 × 5 =

1.5 Hele getallen delen

In deze paragraaf zie je meerdere manieren om getallen te delen. Je mag zelf de manier kiezen die het best bij jou past.

Kijk wel goed naar de getallen in de opgave. Soms is door de getallen één manier het handigst.

1e manier: veelvoud weghalen

Veelvoud weghalen gaat zo:

1 Haal telkens een veelvoud weg uit het getal dat je moet delen. Je mag zelf kiezen hoe groot de veelvouden zijn.

2 Trek de uitkomst van die veelvouden van het getal af, totdat het niet meer kan.

3 Tel de aantallen veelvouden bij elkaar op.

VOORBEELD 728 : 14 = 52

Uitleg: Haal veelvouden van 14 weg uit het getal dat je moet delen.

7 2 8

7 0 0 –= 50 × 14

2 8 = 2 × 14 0 –52 +

Het kan voorkomen dat je aan het eind nog een getal overhoudt. Bij hele getallen schrijf je dat op als ‘rest’.

VOORBEELD 437 : 7 = 62 rest 3

20
Uitleg: 4 3 7 4 2 0 60 × 7 1 7 –1 4 2 × 7 3 –62 rest 3 +

2e manier: staartdeling

Bij een staartdeling werk je van links naar rechts. In het voorbeeld kijk je eerst hoeveel honderdtallen er in het getal passen, daarna hoeveel tientallen en tot slot hoeveel eenheden. Je trekt de uitkomst elke keer van het getal af en zo kom je tot het antwoord.

VOORBEELD 516 : 3 = 172

Uitleg:

3 / 5 1 6 \ 172

3 0 0 (= *100 × 3, schrijf de 1 op)

2 1 6

2 1 0 (= **70 × 3, schrijf de 7 op) 6

6 (= ***2 × 3, schrijf de 2 op) 0

* 100 × 3 = 300 is het grootst mogelijke honderdvoud van 3 dat past in 516

** 70 × 3 = 210 is het grootst mogelijke tienvoud van 3 dat past in 216

*** 2 × 3 = 6 is het grootst mogelijke veelvoud van 3 dat past in 6

3e manier: handig rekenen

Soms kun je de opgave handiger uitrekenen. Dat hangt af van de getallen in de opgave. Zo kun je beide getallen delen door hetzelfde getal om een makkelijkere som te krijgen. Deel dan wel beide getallen door hetzelfde getal.

VOORBEELD 25 000 : 500 = 50

Uitleg:

Je kunt beide getallen door 100 delen (streep in beide gevallen twee nullen weg).

Dan is 25 000 : 500 hetzelfde als 250 : 5 = 50

Of je vermenigvuldigt eerst beide getallen met hetzelfde getal om mooie getallen te krijgen waarmee je makkelijker rekent. Je moet dan wel beide getallen met hetzelfde getal vermenigvuldigen.

VOORBEELD 75 : 5 = 15

Uitleg:

Je krijgt mooie getallen als je beide getallen met 2 vermenigvuldigt.

Dan is 75 : 5 hetzelfde als 150 : 10 = 15

Oefenen 1.5 Hele getallen delen

Kies zelf een manier. Reken uit en noteer de tussenstappen.

38 728 : 8 =

39 5642 : 26 =

21 1 De basis
22 40 24 120 : 60 = 41 2804 : 4 = 42 420 : 5 = 43 1000 : 8 = 44 6400 : 80 = 45 4585 : 5 = 46 1258 : 7 = 47 1 200 000 : 6000 = 48 125 000 : 2500 = 49 13 030 : 10 =

1.6 Kommagetallen optellen

De basisbewerkingen voor hele getallen kun je ook gebruiken voor kommagetallen. In deze paragraaf zie je meerdere manieren om kommagetallen op te tellen.

1e manier: cijferen

Cijferen met kommagetallen gaat zo:

1 Maak eventueel eerst het aantal decimalen gelijk door nullen erachter toe te voegen.

2 Zet de getallen in een DHTE,thd-schema en zet de komma’s onder elkaar.

3 Tel daarna de cijfers bij elkaar op. Begin aan de rechterkant van het schema.

4 Kom je in een kolom boven de 9, dan schuift de 1 naar de kolom ernaast. Neem boven in het schema een extra rij op om te onthouden. Je zet dan de 1 boven de kolom in de rij om te onthouden.

5 In de onderste rij vind je het antwoord.

VOORBEELD 367,2 + 48,53 = 415,73

Uitleg:

Verander de opgave eerst in 367,20 + 48,53 (dus beide getallen evenveel decimalen).

om te onthouden

2e manier: rijgen

Rijgen met kommagetallen gaat zo:

1 Hak het tweede getal in stukken.

2 Tel die stukken een voor een bij het eerste getal op. De getallenlijn helpt daarbij. Je kiest zelf welke stukken je neemt. Meestal pak je eerst de hele getallen en op het laatst de getallen achter de komma.

VOORBEELD 350,21 + 35,2 = 385,41

Uitleg:

Je hakt 35,2 in stukken: 30 + 5 + 0,2

350,21 + 30 + 5 + 0,2 =

380,21 + 5 + 0,2 =

385,21 + 0,2 = 385,41

23 1 De basis
H T E , t h 1 1
3 6 7 , 2 0 4 8 , 5 3 + 4 1 5 , 7 3
*rij

3e manier: splitsen

Splitsen met kommagetallen gaat zo:

1 Splits de getallen niet alleen in duizendtallen, honderdtallen, tientallen en eenheden, maar ook nog in tienden, honderdsten en duizendsten.

2 Die tel je apart op.

3 Daarna tel je de uitkomsten bij elkaar op.

VOORBEELD 51,21 + 85,2 = 136,41

Uitleg:

5 1 , 2 1 (zet de getallen onder elkaar)

8 5 , 2 +

1 3 0 = 50 + 80 (tientallen noteren en bij elkaar optellen: 50 + 80 = 130)

6 = 1 + 5 (eenheden noteren en bij elkaar optellen: 1 + 5 = 6)

0 , 4 = 0,2 + 0,2 (tienden noteren en bij elkaar optellen: 0,2 + 0,2 = 0,4)

0 , 0 1 + = 0,01 (honderdsten noteren en bij elkaar optellen: 0,01) 1

,

1 (uitkomsten bij elkaar optellen: 130 + 6 + 0,4 + 0,01 = 136,41)

4e manier: handig optellen

Kijk naar de getallen en bepaal welke manier handig is. Een getal kun je handig opsplitsen door te zoeken naar een mooi getal in de buurt.

VOORBEELD

12,34 + 14,99 =

Antwoord: 14,99 ligt in de buurt van 15. Schrijf 14,99 als 15 − 0,01

12,34 + 15 − 0,01 =

27,34 − 0,01 = 27,33

Kijk of je twee getallen handig bij elkaar kunt nemen.

VOORBEELD 219,75 + 318,25 =

Antwoord: 0,75 en 0,25 leveren samen het mooie getal 1 op.

219,75 + 0,25 + 318 = 220 + 318 = 538

24
3 6
4

Oefenen 1.6 Kommagetallen optellen

Kies zelf een manier

Reken uit. Noteer de tussenstappen.

50 35,5 + 12,7 =

51 1,82 + 4,9 =

52 35,87 + 18,7 =

53 2,8 + 4,9 + 0,2 =

54 1,98 + 7,56 =

55 32,387 + 8,05 =

56 3,8 + 5,08 + 1,2 =

57 14,005 + 7,04 =

25 1 De basis

Met Got it ben je volledig voorbereid op je rekentoets.

Het Handboek Rekenen naar 3F is een uitstekende aanvulling op het adaptieve online leerplatform Got it en helpt jou om snel en gemakkelijk alle rekenvaardigheden uit de vier rekendomeinen te overzien en te oefenen.

Wat vind je in het Handboek Rekenen naar 3F?

- Beknopte en heldere uitleg.

- Oefenopgaven en opgaven uit oefenexamens.

- Hints en trucs.

- Voorbereiding op de rekentoets.

Naast het Handboek Rekenen naar 3F is ook het Handboek Rekenen naar 2F beschikbaar.

Kijk voor meer informatie over het online leerplatform en de boeken op www.got-it.nl.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.