
12 minute read
Molenaarsvrouw tegen wil en dank
Annie van Silfhout (89) over haar haat-liefdeverhouding met de Witte Watermolen
Annie van Silfhout bij ‘haar’ watermolen. Foto Henk Donkers
Advertisement
De Witte Watermolen in Sonsbeek is een van de iconen van Arnhem en van ons deel van de stad. Hij is de laatste van de tien watermolens die ooit langs de Sint Jansbeek stonden. Het had weinig gescheeld of ook deze molen was afgebroken. Dankzij drie generaties Van Silfhout bleef hij draaien. Dat ging niet van een leien dakje en veel waardering kregen ze er niet voor.
Annie van Silfhout woont al bijna 65 jaar in de Witte
Watermolen en hoopt in februari volgend jaar 90 te worden. Annie en haar in 2001 overleden man Piet hebben een haatliefde-verhouding met de watermolen ontwikkeld. Annie: “Een week voor zijn dood zei Piet tegen mij: ‘Annie, wat heb ik een spijt! We hadden hier weg moeten gaan.’ De molen heeft ons veel offers gekost en weinig opgeleverd, en toch konden we hem niet loslaten en er afscheid van nemen. Piet was een ‘molenaar tegen wil en dank’. Hij heeft de molen –met enkele onderbrekingen – zestig jaar draaiende gehouden en er 74 jaar in gewoond.”
Bakkersknecht
De Van Silfhouts kregen de watermolen in 1900 in handen. In die tijd was de molen vervallen en buiten bedrijf. Molen, woonhuis en schuur stonden op de nominatie om afgebroken te worden. Het geheel stond al vijf jaar leeg en was inmiddels onbewoonbaar. Maar in tegenstelling tot andere watermolens werd hij niet gesloopt, dankzij Aard van Silfhout, Piet’s vader. Wel was stroomopwaarts de begijnenmolen destijds nog in bedrijf. Aard was sinds 1894 bakkersknecht bij bakker Hetterscheidt aan de Klarendalseweg en had tijdens wandelingen naar Sonsbeek zijn oog laten vallen op de watermolen. Aard kwam uit groot

Groesbeeks gezin waarvan er twee molenaar waren geworden. Zijn vader Otto was tuinman op het landgoed van een baron. Aard haalde zijn vader over naar Arnhem te komen en samen met hem de watermolen weer in bedrijf te nemen. Die was eigendom van de gemeente en Otto kon hem pachten, inclusief het woonhuis, de grote schuur en een flinke moestuin. Behalve graan malen verbouwde hij groenten en hield hij enkele koeien die hij liet grazen op de weiden van Sonsbeek, net als de stadsboeren uit Sint Marten en Klarendal. Zo kon hij zijn gezin onderhouden. De kneepjes van het molenaarsvak leerde Otto waarschijnlijk van zijn zonen Steven en Johannes die elders molenaar waren.
De Witte Watermolen omstreeks 1904 nadat Otto van Silfhout de molen weer in bedrijf genomen had. Aan het vee in de schuur en de hooiberg (links) is te zien dat Otto naast de molen de boerderij als nevenbedrijfje had. De hooiberg moest op last van de politie afgebroken worden omdat er te veel landlopers (zoals zwervers en daklozen toen genoemd werden) in sliepen. Foto is ingekleurd.
Molenaar vanaf zijn tiende
Toen Otto in 1913 op 76-jarige leeftijd overleed, nam zoon Aard het bedrijf over. Annie: “Aard woonde er met zijn ongetrouwde zus. In 1925 trouwde hij op zijn 48e met Claartje van Dam. Zijn zus moest toen het huis uit. Aard en Claartje kregen drie zonen en drie dochters. Bij de geboorte van de oudste, Otto, ging er wat mis. Hij bleek doof en ging later naar een dovenschool in Rotterdam. Mijn latere man Piet was het tweede kind. Omdat Aard al op leeftijd was, slecht tegen het stof in de molen kon en astma had, moest Piet van kinds af aan meehelpen. Voor hij naar school ging moest hij de koeien melken en na school de moestuin begieten met water uit de beek. En vanaf zijn tiende werkte hij mee in de watermolen waar ook nog twee knechten werkten. In de jaren ’30 nam Claartje haar vader en moeder ook nog in huis, wat heel gewoon was in die tijd. Maar Piet werd de dupe van de situatie. Hij had niet eens een eigen slaapkamer meer en moest maar zien waar hij sliep. Zijn moeder was – zacht gezegd – geen gemakkelijk mens. Dat heb ik later zelf ook ervaren.”
Oorlog
De oorlogstijd was hectisch, zo vertelde Piet later aan Annie. De Duitsers lieten hun graan in de watermolen malen en vorderden de schuur als stalling. Dat optreden van de bezetter tastte de naam van de familie aan. Onterecht volgens Annie: “Want in het geniep maalden ze ook voor mensen die een zak graan hadden weten te bemachtigen. En in de schuur zat een zigeunerfamilie met tien kinderen ondergedoken in een woonwagen die verstopt was achter een muur van strobalen. Toen er een kind vluchtte en daarna terugkwam, werd het te gevaarlijk en is de familie vertrokken. Aard en Piet zijn ook nog een keer opgepakt omdat ze graan gemalen hadden dat gestolen bleek te zijn.”
Vanuit de chique Burgemeesterswijk werd enigszins neergekeken op de Van Silfhouts en hun bedoeninkje. Maar in de oorlog veranderde dat volgens Annie: “Toen raakten ze ineens in tel omdat ze groenten, graan en melk hadden. Ze hadden het moeilijk in de oorlog, maar niet qua inkomsten.”
Tijdens de Slag om Arnhem in september ’44 vorderde het Rode Kruis hun paard en wagen voor het vervoer van gewonden. Dat gebeurde op het moment dat er net voer voor de paarden was aangekomen van Wessanen, de meelfabriek. Het Rode Kruis wilde dat Aard en Piet dat voer aan hen afstonden omdat ze veel paarden hadden voor het gewondenvervoer. De Van Silfhouts deden dat in goed vertrouwen. Na de oorlog kregen ze echter een rekening van 1500 gulden van Wessanen. Ze wilden dat bedrag declareren bij het Rode Kruis maar kregen niets omdat ze geen bonnetje hadden. Wessanen vroeg daarop als schuldeiser faillissement aan voor de watermolen. Doordat Aard het bedrijf op naam zette van Piet, die net 21 was geworden, kon Piet 1.500 gulden lenen en Wessanen betalen. “Piet was altijd te goed van vertrouwen”, herhaalt Annie, “Hij kon zich niet voorstellen dat mensen hem zouden bedonderen.” Piet leende het geld van de heer G. Glasser, een meubelmaker in De la Reijstraat met wie hij bevriend was. Die had een zwak voor de watermolen, want hij koesterde het schilderij dat hij ervan in zijn woonkamer had hangen.
Na de verloren Slag om Arnhem mochten de Van Silfhouts nog even blijven van de Duitsers maar een maand later moesten ze alsnog evacueren. Omdat het Openluchtmuseum vol zat met evacuees, gingen ze naar Schaarsbergen. Toen ze in ’45 terugkwamen was de molen van binnen vernield omdat de Duitsers er stroom hadden willen opwekken. Annie: “Ze moesten het binnenwerk zelf en op eigen kosten herstellen. Het gebouw was gepacht van de gemeente maar het molenwerk was van hen. In het Openluchtmuseum hebben ze een bijna passend binnenrad gevonden waarmee ze de molen weer enkele jaren konden laten draaien.”
De constructie rondom de molen was echter zo gammel geworden dat ze rond 1950 de molen niet echt meer durfden te gebruiken. Annie: “Piet durfde de molenstenen, die zo’n 1000 kilo wegen, niet meer te lichten om ze aan te scherpen. De draagbalken waren daarvoor niet stevig genoeg. Pas na de grote restauratie van 1965-1968 kon hij weer echt gaan draaien.”
Zangvereniging
Het verhaal over de watermolen tot nog toe heeft Annie van horen zeggen, zij het uit de eerste hand. In 1950 raakte ze er zelf bij betrokken toen ze Piet leerde kennen. Annie: “We zaten allebei bij zangvereniging ‘De Vrije Stem’. Iedereen was lid van de SDAP, de voorloper van de PvdA. We zongen voornamelijk klassieke muziek, maar ook strijdliederen. Eens per jaar gingen we daarmee de straat op. Ook gaven we concerten met Het Gelders Orkest.”
Het was een moeilijke tijd voor Annie. “Ik was pas 16 toen mijn vader ineens overleed aan een hartinfarct. Hij was 48. Voor de oorlog had hij een fabriekje voor bandages en korsetten. Door gebrek aan grondstoffen moest hij daar mee stoppen, maar na 1948 pakte hij dat weer op. Een half jaar later overleed hij echter en kwam ons gezin zonder inkomsten te zitten. Met mijn broer die weg mocht bij de marine hebben we de zaak weer op poten gezet in de Van der Helllaan waar we toen woonden. In 1951 verloofde ik me met Piet en in 1954 zijn we getrouwd. In het Duivelshuis, ik droeg een tweedehands trouwjurk. De bruiloft vierden we thuis. Omdat mijn moeder hertrouwde en ergens anders ging wonen, konden wij in de benedenverdieping van de Van der Helllaan gaan wonen.”
Naar de watermolen
In 1957 overleed Piets vader Aard en besloot Piet naar de watermolen te verhuizen. De gemeente had de molenaarswoning waarvan het achterhuis onbewoonbaar was wat opgeknapt. Annie: “Het was dus logisch om daar te gaan wonen. Maar ik heb niet stilgestaan bij de gevolgen. Er kwam een herverdeling van de vertrekken, iedereen moest inschikken, wie er het langst woonde kreeg de beste kamers, veel privé hadden we niet, en alles was zeer gehorig. En er gebeurde natuurlijk meer dan alleen maar thee drinken… Ik voelde me er niet welkom. Piets vader had me al eens verweten dat ik Piet van zijn werk hield. En met mijn schoonmoeder kon ik ook al niet opschieten. Het was bovendien geen vetpot. De molen bracht weinig op want steeds meer boeren en handelaren lieten hun graan in fabrieken malen. Bakkers stelden ook steeds hogere eisen omdat ze verschillende soorten brood gingen bakken. Molenaar Gunnewick uit Vragender bij Lichtenvoorde in de Achterhoek met een grote windmolen, die nog steeds draait, heeft onze molen mee overeind gehouden omdat hij een deel van zijn graan bij ons liet malen. De kosten van de koeien (weiland pachten, dierenarts) wogen niet op tegen de melkopbrengsten. De koeien moesten weg en daar kreeg ik de schuld van. We zochten nieuwe manieren om wat bij te verdienen. We openden een terrasje en in de zomer een pension. Als er gasten kwamen gingen wij in een huisje op het erf wonen. Piet nam er allerlei baantjes bij. Hij ging werken bij andere molenaars en bij Veltman, een handelaar in butagas. Zo hielden we het hoofd boven water met onze drie kinderen.”

1965 Molenschuur tijdens de restauratie.
Restauratie

Omdat de molen, het woonhuis en de schuur zowat op omvallen stonden besloot de gemeente in 1965 de hele boel te restaureren. De restauratie duurde enkele jaren, onder andere door geldgebrek, want de begrote 187.000 gulden waren volstrekt ontoereikend. De Van Silfhouts werden tijdelijk ondergebracht in de Begijnenmolen (waarin nu het Nederlands Watermuseum gehuisvest is). In 1968 konden ze eindelijk terug naar De Witte Watermolen. Annie: “Door de slechte verhouding met mijn schoonmoeder had ik daar niet veel trek in. ‘Zij eruit of ik eruit’, zei ik tegen Piet. Voordat we erin trokken heeft Piet buiten hun medeweten alle deuren tussen het voor- en achterhuis dichtgemaakt. Moeder en de twee broers van Piet woonden in het voorhuis, wij met onze kinderen in het achterhuis. Maar we hadden één gas-, water- en elektriciteitsmeter. In 1980 overleed mijn schoonmoeder, hier in het voorhuis. Op haar sterfbed vroeg ze aan Piet of ik nog even wilde komen. Ze had het altijd nog een keer goed willen maken met mij. Maar daar had ik op dat moment geen zin meer in. Daar had ze tijd genoeg voor gehad.” whiskyvaten maakte hij bloembakken. Hij liet oude meubels uit het buitenland komen. Die werden uit elkaar gehaald voordat ze op transport gingen. Dan hoefde je geen invoerrechten te betalen. Ze werden bestempeld als brandhout. Piet zette die meubels hier weer in elkaar en knapte ze op. De antiekhandel liep goed en hij verdiende aardig. Ondertussen hield hij de molen halve dagen draaiende. Ik ging parttime werken in de kantine van de LTS aan de Vijverlaan. Dat heb ik 22 jaar gedaan.”


Halve dagen open
De Van Silfhouts mochten na de restauratie terugkeren naar de watermolen op voorwaarde dat deze halve dagen voor bezoekers open en in bedrijf zou blijven. Annie: “Maar er was geen cent mee te verdienen. De bakkers verdwenen als klant. Piets vader was ver voor de oorlog naast broodmeel al mengvoer voor dieren gaan verkopen. Hij stond bekend om zijn ochtendmeel voor kippen. Daarvoor mengde hij verschillende soorten graan. Kippen zouden daardoor meer eieren leggen. Na de oorlog probeerde Piet dat voort te zetten, maar dat lukte niet meer. Zijn klanten, vooral stadsboeren in Sint Marten en Klarendal, hielden ermee op, daartoe aangezet door de gemeente die geen mestvaalten meer duldde in de stad. De stadsboeren konden dus geen koeien, varkens en kippen meer houden. Tot overmaat van ramp verloor Piet ook zijn parttime baan bij butagashandelaar Veltman. De handel in flessengas liep niet meer omdat iedereen overschakelde op aardgas. Piet verzon van alles om toch wat geld te verdienen. In de schuur begon hij een antiekhandel en timmerwerkplaats nadat hij ook een tijdje gebruikt was als autostalling. Van oude
Bezoekerscentrum
In 1981 werden de Van Silfhouts geconfronteerd met een nieuwe ontwikkeling. De gemeente kreeg ter gelegenheid van haar 750-jarig bestaan als cadeau 200.000 gulden uit rentefondsen van vier oude Arnhemse instellingen voor liefdadigheid. Daarmee wilde de gemeente de molenschuur ombouwen tot het eerste stedelijke bezoekerscentrum in Nederland. Annie: “Dat vonden we een duivels plan. Het betekende dat wij de schuur moesten ontruimen. Daar waren we helemaal niet in gekend. Want wat was het geval? We pachtten het erf van de gemeente. Daarvoor moest Piet elk jaar zijn handtekening onder een contractje zetten. Dat deed hij routinematig. Maar hij had niet gezien dat er in de voorwaarden wat veranderd was, namelijk dat we de molenschuur zouden afstaan. Dat hadden ze tevoren niet gezegd. Ik vind het nog steeds schandalig. We zijn er letterlijk ingeluisd. De schuur was onze belangrijkste bron van inkomsten. Daar zouden wij niet zomaar afstand van doen. We hebben een advocaat in de arm genomen, maar de komst van het bezoekerscentrum hebben we niet kunnen voorkomen.”
Uitvaartverzorging
Sinds
Telefoon 026 333 30 29 info@mijnhartuitvaartverzorging.nl www.mijnhartuitvaartverzorging.nl

Met plezier leren pianospelen ?

Kom eens kijken bij
De Pianoles
lespraktijk van Lenette Tuijtel Arnhem-Noord
- ervaren docente- werken aan goede basis
- voor jong en wat ouder
T 06 44096498 E lenettetuijtel@upcmail.nl http://members.upc.nl /l.tuijtel/

Wijnkoperij Henri Bloem
Amsterdamseweg 126, 6814 GJ Arnhem
Tel.: 026 – 4455220
E-mail: arnhem@henribloem.nl
Zie voor aanbiedingen: www.henribloem.nl

De gemeente wist volgens Annie niet wat ze aan moest met de Van Silfhouts. De directeur van de dienst Gemeentereiniging bedacht een functie voor Piet. Annie: “Hij zou het salaris van een vuilnisman krijgen! Uiteindelijk heeft Joop Morsink, het hoofd van de afdeling Waterhuishouding, ervoor gezorgd dat Piet een behoorlijk salaris kreeg. Hij kwam op de loonlijst van de plantsoenendienst. Gelukkig vond hij snel zijn draai als molenaar en huisbeheerder.” veel met ons laten sollen, op het gemeentehuis liet men zich nogal eens laatdunkend uit over ons, alsof we armoedzaaiers waren. Maar die keer hebben we het slim gespeeld.”
Piet hield de molen in bedrijf tot 1997. Sindsdien draait hij op vrijwilligers. In 2001 overleed Piet op 74-jarige leeftijd.
Tegen de deurpost hangt nog altijd een inmiddels roestig emaillen naamplaatje P. v. Silfhout. Ze denkt nog vaak aan wat Piet vlak voor zijn dood tegen haar zei: “Annie, wat heb ik een spijt. We hadden hier weg moeten gaan.” Aan hoe verantwoordelijk Piet zich voelde voor de molen. Aan hoe hij er dag en nacht mee bezig was. Aan hoe zij er aan vastzaten maar er niet van konden leven. Aan Piet als ‘molenaar tegen wil en dank’. Aan hun haat-liefdeverhouding met de molen.
1985. Gerestaureerde molenschuur met daarin het eerste stedelijke Bezoekerscentrum van Nederland (geopend door staatssecretaris Ploeg van landbouw, afkomstig uit Arnhem) en een VVV-servicepost. Eerder was geopperd er een jeugdsociëteit in te huisvesten. Van Silfhout wilde een herberg of pannenkoekenrestaurant.

Intussen woont ze er zelf al bijna 65 jaar. Ze komt dagelijks in het Bezoekerscentrum, verricht er hand-en-spandiensten en komt in actie als het alarm afgaat. Door de kleine raampjes van haar huiskamer heeft ze een van de mooiste uitzichten van Arnhem: over de Sonsbeekweide en de Sint-Jansbeek met de fraaie huizenrij langs de Sonsbeekweg op de achtergrond. En het gebonk van de watermolen? Daar is ze zo aan gewend dat ze het alleen hoort als hij níet draait. Met dank aan Ad Habets en Benno Landsheer voor informatie en beeldmateriaal

De Witte Watermolen
Piet en Annie van Silfhout voor hun watermolen. Jaar foto onbekend, maar ergens in de jaren 1980.

Gebonk
Na Piets overlijden bleef Annie in het achterhuis wonen. Toen de gemeente een stukje grond tussen schuur en molengang wilde hebben om een pad aan te leggen, bedachten Annie en haar zoon Dickie dat ze het stukje wel wilde afstaan in ruil voor een levenslang huurrecht op het achterhuis van de molen, en wel voor 250 euro huur per maand inclusief servicekosten. De gemeente ging akkoord. Daar plukt ze nu de vruchten van. Ze heeft alleen AOW, maar haar vaste kosten zijn laag. Van de gestegen gasprijs merkt ze niets. Ze is nog steeds trots op de deal: “We hebben te
De Witte Watermolen is de enige nog werkende watermolen in Arnhem. Hij was de vijfde in een rij van tien in de Sint Jansbeek. De bovenste, een papiermolen, lag in een dam waar nu de Parkweg overheen loopt. De laagste, gesticht door wapensmeden (‘klingmaekers’), lag bij de Rijn. De Witte Watermolen is rond 1480 gebouwd in opdracht van de Benediktijnen van Prüm. Terwijl de meeste molens in de 19e eeuw buiten gebruik werden gesteld door de opkomst van de stoommachine, bleef de Witte Watermolen doormalen, zij het met onderbrekingen. Wie de molenaars (tegenwoordig vrijwilligers) aan het werk wil zien en de grote houten raderen wil zien draaien, kan er terecht op dinsdag en woensdag van 10.00 tot 16.00 uur en op zondag van 12.00 tot 16.00 uur. In de Molenschuur zijn allerlei bak- en meelproducten te koop.


