7 minute read

Het sprookje van 1001 stranden

Het Normandische schiereiland Cotentin is een weinig bezocht deel van de Franse Atlantische kust. Via een combinatie van de GR 223 en enkele Chemins de Miquelots trek ik langs de kustlijn, een gepeperde tocht van de hel van Utah Beach tot de hemel van La Merveille.

Æ Tekst en foto’s Bart Vermeyen

Crêpes

Regendruppels op het tentzeil laten er geen twijfel over bestaan: mijn start in Carentan krijgt een klassiek Normandisch doopritueel. Gezegend door het hemelwater kraam ik mijn tent op om na een saaie aanloop GrandVey te bereiken. Over de kademuur ontvouwt zich een uitgestrekte baai. Een forse zeelucht slaat in mijn gezicht, maar het ruikt meer naar vervallen garnalen dan naar verse vis. Een kolonie zeemeeuwen doet zich schrokkerig te goed aan al het eetbare dat het wegtrekkende getij achterliet. Dan voel ik me toch meer aangetrokken tot de pannenkoekengeur rond het Mémorial van Utah Beach. Maar helaas, een grote groep luidruchtige Britten, gekleed in uniformen uit 1944, heeft de brasserie ingenomen. Geen enkel tafeltje meer vrij. Met een knorrende maag loop ik mopperend verder. Mijn tent poot ik neer achter de duinen, een pizza-automaat zorgt voor de nodige calorieën. Hoog in de lucht lijken de zeemeeuwen me uit te lachen. Wacht maar, ik zal mijn crêpes nog wel krijgen!

Koffie

Na een nieuwe regennacht sta ik te turen over het strand van Utah Beach. Ik probeer me het inferno van 6 juni ’44 in te beelden, tot een man me plots uit mijn verbeelding haalt met het hemelse woord: “Koffie?” Uit zijn tas tovert hij een thermosfles met dampende inhoud. Samen genieten we van het waterzonnetje dat opkomt over het lege strand. Dan trek ik verder, over de eindeloze zandvlakte, terwijl de strakke wind mijn hoofd leeg waait. Enkele professionele dravers mennen hun paarden doorheen de branding en doorbre- ken de eenzaamheid. Een wel heel specifieke training, die door het mulle zand en het zeewater al tal van kampioenen opleverde. Een ommetje brengt me naar de indrukwekkende Duitse bunkers van Crisbecq. Het complex vormde het sterkste verdedigingspunt van de hele landingszone. In deze bunkers zagen de Duitsers als eerste de gigantische armada uit de zee opdoemen. Hun alarm botste op een slapende Hitler. De getuigenissen uit beide kampen zijn amper te bevatten. In het museumcafé koopt een groep jongeren giechelend allerlei D-day-prullaria. Ben ik dan de enige die onder de indruk is? Ik bestel sterke koffie. Die wordt geserveerd in een kakikleurige oorlogsmok.

Madonna en graffiti

Het gezellig geroezemoes in het centrum van St-Vaast-la-Hougue spoelt de oorlogsbeelden weg. Behalve de oesterrestaurants trekt vooral het vlakbij gelegen vogeleiland Tatihou veel bezoekers. Bij eb kan men er te voet heen, bij vloed is er een veerpont. Een file wachtenden bevolkt de kademuur, dus laat ik het eilandje links liggen. De schilderachtige haven van Barfleur en de imposante vuurtoren van Gatteville leveren mooie plaatjes op. Mijn fotografisch hart wordt écht warm bij een nietig kapelletje waarin een zittend madonnabeeldje waakt over de vissers op zee. De zandstranden wisselen af met keienstranden, waar ik meer schuivend dan wandelend overheen ploeg. De ongerepte kustlijn wordt enkel ontsierd door ontelbare scheefgezakte oorlogsbunkers. Aspirant-artiesten vierden hun graffitikunsten bot op de grijze betonmuren. Vaak zijn de tekeningen brutaal, soms grappig en af en toe echte kunstwerkjes.

Plevieren

Wanneer ik over een richel tussen het strand en het achterliggend moeras loop, krijg ik het gezelschap van vinnige plevieren. Deze gekke vogeltjes hebben in dit reservaat een vaste broedplek. Ze zoeken voedsel op een aparte manier: snelle stapjes-korte stop-éénmaal prikken en dat steeds opnieuw. Ik loop door een sprookje van 1001 stranden, tot de wind een spelbreker wordt. Steeds strakker wakkert die aan. Af en toe word ik bijna omvergeblazen door plotse rukwinden. De Cap Lévi rond ik met moeite, vaak moet ik even stilstaan om af. Het gedonder trekt landinwaarts, de wind luwt en na een zalvende ‘Ode an die Freude’ zink ik weg in een korte, maar diepe slaap.

Juweel mijn evenwicht te bewaren. Mijn rugzakhoes kiest het wijde luchtruim en ik moet rennen om dit noodzakelijke item te vangen. Beschut achter een haag zet ik mijn tent op met twee extra stormlijnen. Zouden al die trippelende plevieren een veilige schuilplek gevonden hebben? In een derde onweersnacht op rij licht mijn tent door de bliksemflitsen bijna elke 30 seconden op. De donder davert onder mijn luchtmatras en de tentstokken buigen gevaarlijk naar alle richtingen. Ik steek oortjes in en kies toepasselijk voor de Negende Symfonie. Onder het klassiek fortissimo van Beethoven wacht ik het einde van het onweer

Met kleine oogjes rits ik de tent open, niet door slaapgebrek maar door een intense zon die alle vochtigheid wegbrandt. Ik sta op in een andere wereld: een staalblauwe lucht en amper een zuchtje wind. Ook dát is Normandië! Mijn herboren lichaam slurpt de hete zon op en de tent heeft gelukkig geen stormschade opgelopen. Op de wandelboulevard van Cherbourg keuvelen honderden mensen rond. Iedereen snoept van deze warme zomerdag. Naarmate ik dichter bij de Cap de la Hague kom, verandert de kustlijn drastisch. Door het machtige decor van hoge kliffen en puntige rotsen is het Douanierspad hier een juweel, al is het niet geheel ongevaarlijk. Op de gladde rotsen lonkt bij één misstap de diepe afgrond, maar de ruwe schoonheid van de kliffen is buitengewoon. Had ik op het einde van de dag nog energie over, dan was ik met plezier heen-en-weer gelopen.

Britse eilanden

De kliffen van Vauville vielen deze zomer ten prooi aan bosbranden. Ik ruik de brandgeur nog en het pad door het grijszwarte landschap voelt onheilspellend aan. Hier en daar ontwaar ik de eerste frisgroene varenscheuten. In het duinengebied van Biville bots ik op enkele achtergelaten Shermantanks. Net op het moment dat ik mijn hoofd in het roestige vehikel steek, krijg ik op mijn telefoon een welkomstbericht van de Britse eilanden? Ik klim op een hoge duin en ontdek aan de horizon de contouren van Alderney, Sark en Guernsey. Een minder fraai silhouet is de kerncentrale van Flamanville. Tot mijn verbazing loopt de GR langs de fabrieksmuur en over de personeelsparking! Gelukkig doorkruis ik nadien opnieuw schitterende duinreservaten. Een koppel dolfijnspotters tuurt geduldig de zee af. Net wanneer ik voorbij ben, beginnen ze enthousiast te roepen. Maar zonder verrekijker zie ik enkel een rimpelloze zee. Op een kruispunt van paden kan ik geen wit-rood teken vinden. Het houten topje van een paal steekt net boven het duinzand uit en ik besluit het uit te graven. 30 cm lager vind ik het verborgen GR-teken. De levende duinen graven echter niet alles onder. Aan elke parking staat een Bac à Marée, waarin wandelaars aangespoeld afval kunnen droppen. De volle bakken bewijzen dat het een nuttig initiatief is.

Zoute kaas

Bij Geffosses ga ik via de GR 233B landinwaarts naar Coutances. Het traject loopt door ontelbare holle wegen. Ondanks de felle zon loop ik vaak in het halfduister door groene tunnels van hoge heggen. Boven op een heuvel prijkt Coutances met haar gotische kathedraal. De stad werd tijdens WOII fel gebombardeerd, maar de kerk overleefde de oorlog ongeschonden. Een jongerenkoor houdt haar generale repetitie voor een avondconcert, maar ik hoor nog dissonante klanken. De kathedraal zal dit vocaal bombardement ook wel overleven! Terug aan de kust volg ik de baai van Régneville langs een pad door het overstromingsgebied. Een kudde schapen loopt gedwee met me mee.

Ze denken dat ik hun herder ben en blijven beteuterd achter wanneer ik het hek sluit. De akkers langs de baai worden bemest met zeewier. Een boer vertelt me dat de geteelde groenten een speciaal-zoute smaak hebben. Ik vraag of de kaas van de schapen ook extra zoutig smaakt, maar daar krijg ik geen antwoord op.

Uitglijzand

De Cabane Vauban is een eenvoudige schuilhut voor kustwachters, maar door zijn ligging een lievelingsplek voor fotoshoots. Vanuit één van de raampjes ontwaar ik in de verte een kleine donkere driehoek in zee: zonder twijfel het silhouet van de Mont Saint-Michel. Twee dagen voor mijn aankomst zie ik mijn einddoel al aan de horizon! In Genêts krijg ik het aanbod om bij laagtij, dwars over de baai naar het bergeiland te ploeteren. Maar wanneer ik aan de gids vraag hoe dat gaat met een rugzak van 16 kg, wuift hij zijn aanbod resoluut weg. Ik zou tot mijn midden of dieper in het zand wegzakken! Hij vertelt me dat in het hoogseizoen veel mensen op eigen houtje de oversteek maken. Ondanks de vele waarschuwingsborden heeft de brandweer haar handen vol met reddingsoperaties. Ik verkies de schapenweggetjes langs de kust. Die liggen vol drollen, maar meer dan een uitschuiver riskeer ik niet. Liever uitglijzand dan drijfzand!

Mensenstroom

In de grote baai nodigen de torens van Avranches me uit tot een omweg. Op het middaguur is het er gezellig druk en ik verken kriskras de stad. Over stille paden kom ik steeds dichter bij Mont Saint-Michel. De ondiepe plassen van het moeras weerspiegelen de beroemde driehoek prachtig. Ik bereik de toegangsbrug en meteen ook de massa bezoekers. Na de Eifeltoren en het kasteel van Versailles is dit het derde meest bezochte monument van Frankrijk.

In het steile straatje naar de abdijpoort kom ik door de mensenzee amper vooruit. In het allerlaatste gebouw krijg ik als pelgrim een eenvoudige kamer. Vanuit mijn raam zie ik hoe het zeewater de drooggevallen baai terug inneemt. Onder mijn raam, beneden aan de hoge vestingsmuur, hoor ik plots gejuich. Een laatste groep wadploeteraars heeft de doorsteek met hun gids afgerond. Eén man, compleet onder de modder, wordt schoongespoeld, tot algemeen jolijt van de deelnemers.

Meneer Jan

Mijn tocht sluit ik af met de vespers in de gotische abdijkerk. De monniken en kloosterzusters zingen er hun avondgebeden, hoog boven La Merveille. Ik hoor geen énkele valse noot, enkel loepzuivere klanken die de hoge ruimte helemaal vullen. Het lichtspel van zeven brandende kaarsen maakt het geheel feeëriek. Terug in mijn kamer zie ik hoe het maanlicht de ondergelopen baai in zilvertinten kleurt. Een grote Jan-van-Gent heeft een slaapplek gevonden op de kantelen voor mijn raam. Met zijn indrukwekkende wit-gele kop kijkt hij me aan door het raam. Ik knipper het licht uit en gun Meneer Jan zijn nachtrust. ’s Morgens zit hij er nog steeds. Na een korte blik laat hij zich vallen van de hoge muur, de diepte in. Ik zie hem zweven over de baai met zijn machtige vleugels. Hij zou naar Carentan kunnen vliegen in amper één dag. Maar zolang ik geen vleugels van anderhalve meter breed heb, ben ik best tevreden met 18 dagen te voet, door het sprookje van 1001 stranden.

De GR 223, ook gekend als het Kustpad of het Douanierspad, volgt de Normandische kust van Isigny-sur-Mer tot Mont Saint-Michel. Ik vertrok in Carentan voor 18 etappes, goed voor 475 km, inclusief een ommetje GR 223B naar Coutances en enkele stukjes Chemins de Miquelots (Franse pelgrimspaden naar Mont Saint-Michel). Uitgebreidere info over mijn etappes en campings vind je in de artikeldatabank. De topogids Tour de Cotentin is te koop in onze webshop.

This article is from: