Yad V a s h e m - o n d e r s c h e i d i n g e n
"Rijk kunt u zich voelen Op dinsdag 26 augustus 2003 werden in het Verzetsmuseum te Amsterdam Yad Vashem-onderscheidingen uitgereikt door Eldad Hayet, attaché van de ambassade van de staat Israël. Deze onderscheiding is bedoeld om niet-joden te eren die tijdens de Tweede Wereldoorlog joodse medeburgers probeerden te redden met inzet van hun eigen leven en vaak dat van hun huisgenoten. Geéerd werden onder meer Cornelis Slobbe en zijn vrouw Johanna SlobbeBoogaard (beiden posthuum) en hun dochtet Cornelia Mol-Slobbe. De geredde Rotie Salomons wist in 2002, toen haar moeder overleed, nauwelijks iets over haar onderduikperiode, maar via het radioprogramma Adres onbekend vond zij tot haar grote blijdschap het meisje van toen terug, Corrie Mol, geboren Slobbe, intussen een dame van 75 jaar. Mevrouw Johanna Slobbe hoorde in 1942, tijdens een familiebezoek in Haarlem, dat een joods meisje, Rotie, ondergedoken was in een plaatselijk ziekenhuis. Zondet aatzelen nam zij het haar onbekende joodse meisje mee naar haar huis in Rottetdam, waar Rotie doorging voor een nichtje van het gezin. Doot loslippigheid van andeten deed de Grüne Polizei een inval in huize Slobbe, waarbij een ondergedoken joods echtpaat en de heer Slobbe weiden gearresteerd. Toen de Duitsers ook Rotie wilden meenemen, sloeg Coitie van vijftien haai atmen om haat heen en tiep: "Raak haar niet aan, dat is mijn nichtje!" Rotie werd zo gered, maar Cornelis Slobbe moest gevangenissen in Rottetdam en Amstetdam en de concentratiekampen Vught en Amersfoort doorstaan.
Forsyte Saga Mevtouw Theodora van Royen-Saltet nam de ondetscheiding in ontvangst, mede voor haar overleden man Sebald van Royen. Zij hadden tijdens de ootlog onderdak gegeven aan Edith Frank-Menko, de dochtet van de vootzitter van de Enschedese Joodse taad, die veel heeft gedaan om joden uit Enschede en omstreken te laten onderduiken. Volgens Edith had zij geen beter en harmonieuzer onderkomen kunnen wensen, waar Hamlet en de Fotsyte Saga werden gelezen en bediscussieerd. Ediths ouders overleefden Westerbork en Theresienstadt, maar de vtiendschap was voor levenslang. Dwangarbeider Christina van der Wouden was 21 jaar, pas getrouwd en haar man werd als dwangarbeider in Duitsland te wetk gesteld. Toch nam zij zondet aarzeling de tweejarige Elly Bles, dochtet van Esther en Simon Bles, in huis en liet haar voor de buitenwereld doorgaan voor haar nichtje. Zij beschetmde en verzorgde haar als haar eigen kind, en toen na de bevrijding bleek dat de ouders van Elly de oorlog niet hadden overleefd, bleef zij bij het pleeggezin, waat nog drie kinderen werden geboren. Maar de herinnering aan haar eigen ouders werd in het gezin altijd levend gehouden en Elly bleef ook haar eigen naam dragen. Gebreid ondergoed Henny van Stratum was negen jaar toen zij achtet op de fiets van Groningen naat het dotpje Spijk in de buutt van Delfzijl wetd gebtacht, naar het gezin van Berend Ebbens en zijn vrouw Trientje Ebbens-de Haan,
en hun zes nog thuis wonende kinderen. Toen Henny 's avonds naar bed werd gebracht, zei mevrouw Ebbens: "Kind, kind, wat heb jij dun ondergoed, dat zijn net flodders." Onmiddellijk werd er dik gebreid ondergoed gehaald. Henny werd als lid van het diep gelovige gezin beschouwd, en dat is altijd zo gebleven. Ook toen zij later naar Israël ging, bleef het contact bestaan. Tante Mientje Ondergedoken zijn in een huis omringd door NSB'ers, landwachters, leden van de Jeugdstoim en rijksduitsers kon soms paradoxaal genoeg extra veiligheid verschaffen. Dat gold voot "tante Mientje", Miena van der Heim, toen zij in augustus 1942 moest onderduiken. Zij was 65 jaar oud en vond onderdak in het gezin van Petrus Sprengers en zijn vrouw Hermiena Sprengers-van Tellingen. De buren dachten dat die het om het geld deden, maat et is nooit een cent betaald. In een gedicht heeft familie van tante Mientje dat later zo weergegeven: "Men zei, u heeft et dik aan vetdiend. De joden maakten u rijk. Rijk kunt u zich voelen, al was dank slechts uw loon. Dus hadden ze T O C H gelijk." (m.a.)