Auschwitz Bulletin, 2001 nr. 01 Januari

Page 1

45ste jaargang, nr. 1, januari 2 0 0 1 . Verschijnt 4 x per jaar

Een uitgave van het Nederlands Auschwitz ComitĂŠ; postbus 74131,1070 BC Amsterdam

Auschwitz Bulletin


Nederlands Auschwitz ComitĂŠ Ere-voorzitter: Annetje Fels-Kupferschmidt Ere-lid: drs. Eva Tas Ere-lid: Jacques Furth Voorzitter: Jacques Gtishaver Secretariaat: Herbert Sarfatij Postbus 74131 1070 BC Amsterdam tel/fax 020-67 233 88 website: www.auschwitz.nl E-mail: info@auschwitz.nl Penningmeester: Joop Waterman Wulp 30, 1111 WJ Diemen tel. 020-4166810 fax 020-4166812 Bankrekening: ABN/AMRO: 400.175.088 Postbank: 29.30.87 en 48.755.00 Het doel van de Stichting Nederlands Auschwitz ComitĂŠ is: * het realiseren van de zinspreuk "Nooit meer Auschwitz"; * het ageren tegen alle vormen van fascisme, racisme en antisemitisme; * het bevorderen van het welzijn van de in de tweede wereldoorlog vervolgden en hun nabestaanden; * het verrichten van alles wat met het voorgaande verband houdt, alles in de ruimste zin AUSCHWITZ BULLETIN: Eindredactie: Clairy Polak Redactie: M a x Arian

Theo Gerritse Theo van Praag Bertje Leuw Carry van Lakerveld Red. secretaris: Sandra Watetman E-mail: redactie@auschwitz.nl Redactieadres: Postbus 1065 1700 BB Heerhugowaard Voor de inhoud van de artikelen die ondertekend zijn is alleen de auteur verantwoordelijk.

Abonnemen tenadm in istratie: Knoopkruid 54 1112 PV Diemen tel./fax: 020-600 34 55 Druk: Drukkerij Peters Amstetdam bv

Twee seconden afstand Een vriend van mij maakte een film over een Amsterdamse voetbalclub. Een mooie film over de harde wereld van het groene gras. Ik zag de film in Amsterdam en dat was meteen ook ongeveer de enige plek waar de film kon worden v e r t o o n d . In andere plaatsen van Nederland, waar rivaliserende voetbalclubs zijn, werden dreigingen geuit en trokken de bioscoopexploitanten de vertoning van de film in. Ik hoofden een gesprek tussen de vootzittet van de suppottetsveteniging van een van de concutrerende clubs en een radioverslaggever die een vergelijking trok met het verleden: de boekverbranding van de Nazi's in Duitsland. De voorzittet van de supportersvereniging begreep de vergelijking niet. Nazi's, Duitsland, boekverbranding: dat was lang geleden. Hij wist niet waat zijn interviewer het over had. Ik werd uitgenodigd om een vertoning van de film bij te wonen in een theater in Rotterdam waarvan de exploitant zich niet liet dwingeloten door bedreigingen van de rivaliserende stam. Maar ik dorst allang niet meer naar het theater te gaan, zelfs niet als demonstratieve daad. Daarbij zouden de domkoppen die de dreigementen tegen de vertoning van de film op hun territofium hadden geuit toch niet begrijpen regen welke fantomen ik zou demonstreren. Dat is allemaal te lang geleden. Langs de snelwegen van Nederland zie ik borden staan. Ze zullen er wel zijn neergezet door de mannen van Rijkswaterstaat. De borden moeten ons leten twee seconden afstand te houden van de auto voot ons. En daarom leek het de mannen van Rijkswaterstaat een goed idee daat Winston Churchill Mahatma Ghandi en John F. Kennedy voor te gebruiken. Immers die staken alle drie twee vingets omhoog, alleen niet om ons te vettellen dat we twee seconden afstand moeten houden van onze vootganger op de A 2. Dat Churchill zijn v-teken maakte als symbool voor de sttijd tegen Hitler,

Ghandi in zijn strijd tegen het kolonialisme en dat Kennedy geveld wetd doot een ulttatechtse maffia is de mannen van Rijkswatetstaat kennelijk ontgaan. Je kan het ze bijna niet kwalijk nemen, het is al meer dan twee seconden geleden. Een teclame voot een biermerk, gebrouwen in het zuiden van ons land, verscheen een aantal maanden geleden op mijn televisiescherm. Om te laten zien hoe oud en ttaditioneel dit biet wel was, hadden de jongens en meisjes van het reclamebureau een gefingeerd histotisch overzicht gemaakt. Aan het einde van de negentiende eeuw trokken noeste paarden een wagen vol bietfusten over de nog zanderige wegen van Nederland. Aan het begin van de eeuw rijdt, als ik het me goed herinner, het eerste vrachtautootje met bier over de zojuist vethatde wegen. Dan verschijnt het jaartal 1943 in beeld en zien wij een man met een houten ktatje bier door het dorp fietsen, en zo komen we aan in de huidige tijd en is het ktatje ergonomisch verbetetd en van kunststof. Het biet, zo leren wij uit de reclame, is nog steeds van uitstekende kwaliteit. Dat de jongens en meisjes van het teclamebuteau niet weten dat in 1943 mijn familie in Sobibor en Auschwitz werd verdelgd, is ze nauwelijks aan te rekenen, het is immets al lang geleden. Waar ze waarschijnlijk gelijk in hebben is dat in 1943 een man met een houten kratje biet achter op z'n bagagedrager door Nederland fietste alsof et niets aan de hand was. Ik kom steeds vaker tot de conclusie dat we met al het geld dat we hier verdienen vooral geschiedenisleraren moeten opleiden. Wellicht leten we zo verder dan twee seconden achteruit te kijken, al was het maat om niet op de voorgangers uit het verleden te botsen. Hans Fels


Auschwitz herdenking 2 0 0 1 Op zondag 28 januari organiseert het Nederlands Auschwitz Comité Ac jaarlijkse Auschwitz-herdenking bij het Spiegelmonument 'Nooit meer Auschwitz' van Jan Wolkers in het Wertheimpark in Amsterdam. Aansluitend vindt een lunchbijeenkomst plaats in het Europarestaurant van de RAI. Het verzamelpunt voor de stille tocht naar het Wertheimpark is het Stadhuis. Vanaf 10.30 uur is de Boekmanzaal van het Stadhuis open en bereikbaar via de hoofdingang aan de Amstelzijde. In de Boekmanzaal wordt koffie en thee geschonken. Om 11.30 uur vertrekt de stille tocht naar het Wertheimpark. De herdenking begint om 12.00 uur met een toespraak door de burgemeester (of de loco-burgemeester) van Amsterdam, gevolgd door vioolspel van Netto Weiss en daarna het Kaddisj en Jizkor door rabbijn Sonny Herman. Vervolgens kunnen particulieren en organisaties hun kransen en bloemen bij het monument leggen. Kransen en bloemen kunnen eventueel op zaterdag 27 januari, tussen 10 en 14 uur, worden afgeleverd bij de Portiersloge van het Stadhuis, ingang Waterlooplein. Bereikbaarheid U kunt het Stadhuis het beste bereiken met het openbaar vervoer: metro en sneltram 51 (halte Waterlooplein) of tramlijnen 9 en 14 (zelfde halte). Na de herdenking staan tegenover de uitgang van het Wertheimpark bussen klaar voor de mensen die kaarten aangevraagd hebben voor de lunchbijeenkomst in de RAI. Van Stadhuis naar de RAI kunt u ook met sneltram 51 en verder is de RAI te bereiken met tramlijn 4 en bus 15. Mocht u met de auto komen, dan kunt u parkeren in de parkeergarage onder het Stadhuis/Muziektheater, de parkeergarage op de hoek van de Jodenbreestraat (onder Albert Heijn),

de parkeergarage onder het wooncomplex Valkenburgerstraat-ingang Anne Frankstraat en het parkeerterrein naast de hoofdingang van Artis. Deze parkeerplaatsen zijn niet gratis. Zij die in het bezit zijn van een invalidenparkeervergunning kunnen parkeren bij de hoofdingang van het Stadhuis/Muziektheater, maar alleen op vertoon van de vergunning! Rondom de RAI zijn voldoende parkeerplaatsen en u kunt ook parkeren in de RAI-parkeergarage (dagkaart kost 17,50 gulden). Lunch De restaurantzaal van de RAI gaat om 13.00 uur open. De lunchbijeenkomst begint om 13.30 uur

met toespraken van Jacques Grishaver, voorzitter Nederlands Auschwitz Comité en Els Meijer, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de VVD fractie, die heeft deelgenomen aan de reis naar Auschwitz in het najaar van 2000. Voordat de lunch begint bieden wij u een optreden aan verzorgd door Maarten Peters, zanger/componist, en Ruud de Grood, pianist. Voor de lunchbijeenkomst dient u in het bezit te zijn van toegangskaarten. In de restaurantzaal staat weer een boekentafel. Een deel van de opbrengst van de boekenverkoop komt ten goede aan het Auschwitz Comité.

Het programma samengevat: 10.30 uur:

Verzamelen voor de Stille Tocht in de Boekmanzaal van het Stadhuis in Amsterdam, via de hoofdingang aan de Amstelzijde.

11.30 uur:

Begin Stille Tocht naar het Wertheimpark.

12.00 uur:

Herdenking bij het Auschwitz Monument. Rede door de burgemeester van Amsterdam. Vioolspel door Nello Weiss. Kaddisj en Jizkor door rabbijn Sonny Herman.

12.30 uur:

Vertrek bussen naar de RAI.

13.00 uur:

Europarestaurant van de RAI open.

13.30 uur:

Begin lunchbijeenkomst. sprekers: Jacques Grishaver, voorzitter N.A.C. Els Meijer, lid Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de W D muziek: Maarten Peters, zanger/componist, Ruud de Grood, piano.

16.00 uur:

Einde lunchbijeenkomst.

Tot ziens op 28 januari! Nederlands Auschwitz Comité


Verleden en toekomst van de herinnering H e r d e n k e n in N e d e r l a n d en Duitsland Wanneer we tegenwoordig nadenken over de herinnering aan de bezettingstijd en het nazisme, gaan de gedachten steeds meer uit naar de herinnering aan de jodenvervolging, zowel in Nederland als in Duitsland. Daarmee zijn velen dag in dag uit bezig, door er over te onderzoeken, te onderwijzen, te schrijven. Het laat ons niet meer los. Hoe komt dat toch? De meeste lezers van dit blad hebben waarschijnlijk een heel directe, persoonlijke b a n d met deze geschiedenis, maar dat geldt lang niet voor allen die hier over schrijven. Het zou interessant zijn na te gaan, hoe zij in deze onderwerpen geïnteresseerd zijn geraakt. Voor mij begon het in de eetste helft van de j a t e n tachtig, toen ik geschiedenis studeerde in Amsterdam. Ik maakte nieuwe vrienden en vriendinnen. Enkele waren joods - al was dat op dat moment absoluut niet iets dat mij bezighield. We waren actiefin actiegroepen en bewegingen, en maakten ons in die jaren onder meer druk over nieuwe extreemrechtse en tacistische politieke partijen en bewegingen, zoals de

Nederlandse Volks Unie en de Centrum Partij. Zelf waren wij niet gebonden aan een politieke partij. Wel begonnen we ons als "antifascisten" te organiseren, en schreven in 1982 een boek over de verschillende extreemrechtse partijen en organisaties in Nederland en hun activiteiten. Kort daarna las ik het boek Ondergang van Presser en vtoeg de Anne Frank Stichting me of ik wilde helpen met het voorbereiden van een grote tentoonstelling ovet de Tweede Wereldoorlog. Daarmee begon ik in het najaar van 1984. Het waren de vriendschappen die mijn belangstelling hadden gewekt, omdat de herinnering aan de oorlog in de gezinnen van mijn vrienden zo heel anders bleek te zijn dan war ik thuis en op school daarover geleerd en gehoord. Waarom het boeiend is gebléven is een andere vraag. Dat komt, denk ik, omdat de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, en in het bijzonder de geschiedenis van de jodenvervolging, een ingang biedt om na te denken over enkele grote vragen van de menselijke geschiedenis. Vragen naar macht, en hoe macht werkt. Vragen

20.000 mensen demonstreerden op 12 oktober 1952 tegen de gratieverlening aan Willy lages

Monument voor alle gevallenen door oorlogsgeweld in Sevenum naar volgzaamheid, gehoorzaamheid, of juist het weigeten daarvan. Vragen naar angst en moed, en de vethulling daarvan. Vragen naar onrecht en rechtvaardigheid, en rechtvaardigingen van allerlei menselijk gedrag en wangedrag. Vragen naar de omgang met religieuze en etnische velschillen. Vtagen naat de waarde van opvoeding en onderwijs, naar aangeboren en aangeleerde eigenschappen, nature and nurture. Vragen naar uitsluiting van andeten en van hulp aan andeten, van segregatie en van toenadering tussen verschillende groepen mensen. Nationaal herdenken Herdenken is een ambitieus project. De Nationale Herdenking in Nederland wil altijd relevant zijn, betrokkenheid bevonderen, en de bevolking aanspreken. Dat gedenken ook tijdgebonden is en kan verouderen, wordt liever niet gezegd. Eigenlijk moet de herinnering tijdloos zijn, en ook volledig, fouten zijn niet toegestaan. Allerlei comités, initiatiefgroepen en besturen zetten zich in voor de organisatie van een hetdenking. Zij, of wij, willen met tespect de doden gedenken én eren, én ttoost bieden aan de nabestaanden, én iedeteen bewegen


tot bezinning, door waarschuwende woorden over toen en nu.. Door dat zoeken naar verbindingspunten en herkenning vormt de manier waarop de herinnering aan de oorlog wordt vormgegeven een spiegel van de tijd. Dit kan worden gezien aan de programmering van herdenkingsbijeenkomsten. Het is ook zeker het geval bij de activiteiten en de inhoud van tentoonstellingen van musea zoals het Anne Frank Huis en de verschillende voormalige concentratiekampen. Welke veranderingen hebben zich voorgedaan in de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog in Nederland? Die herinnering is veel meer gespleten en veel meer verdeeld dan tot nu toe is toegegeven. Het duidelijkst is dat wanneer we kijken naar de herinneringen van joden en nietjoden aan de oorlog. Tussen hun ervaringen gaapt een kloof. Ik onderscheid daarbij drie perioden, drie fasen: "oud", 1945-60; "tussen", 1960-80 en "nieuw", 1980-2000. Elke fase heeft zijn eigen accenten, sleutelwoorden en thema's. Na de Bevrijding Ten eerste de periode rondom en direct na de Bevrijding. De scheiding tussen joden en niet-joden was systematisch aangebracht tijdens de jaren voorafgaand aan de deportaties:

Bilthoven detail Beeldhouwer: J. Kaas

Herdenking bij het monument voor gefusilleerde verzetsstrijders op de Apollolaan in Amsterdam in 1954 in Nederland tussen herfst 1940 en voorjaar 1942. Het jaar 1941 was in Nederland cruciaal. In Duitsland had precies hetzelfde proces al in de jaren 1933-35 plaats gevonden. Deze systematische scheiding tussen joden en niet-joden is na de Bevrijding, en ik meen dat dit geldt voor de gehele naoorlogse periode, tot de dag van vandaag toe, niet meer helemaal opgeheven. Er bleef een zekere kloof bestaan. Alle pogingen daartoe ten spijt - denk bijvoorbeeld aan het rechtsherstel, de formele bepalingen voor teruggave van geld, goederen, huisvesting, bedrijven, en later aan de erkenning van psychische nood onder overlevenden en hun kinderen, en nog later aan de recente erkenning van het tekortschieten van de overheden en instanties bij de terugkeer en opvang van oorlogsslachtoffers - ondanks al deze handelingen en feiten, is er tussen joden en niet-joden een verschil, een afstand, een zekere kloof blijven bestaan in Nederland. Ik heb het elders een soort ongemakkelijkheid genoemd, die maar niet over gaat. Hoogstens is de kloof dus wat toegedekt, er liggen wel planken over heen, er zijn hier en daar wat bruggetjes gebouwd. Verder praten we er liever niet over. Er is teveel gebeurd.

In die eerste fase na de oorlog werd Nederland gezien als slachtoffer. De Nederlanders als helden. Men had het over onderdrukking en verzet. Er was weinig tot geen aandacht voor de slachtoffers van de vervolging. De sleutelwoorden waren: onderdrukking, lijden, heldhaftigheid, moed, doorzettingsvermogen, saamhorigheid, eenheid tegen de bezetter, vastberadenheid, liefde voor koningshuis en voor Nederland. Achteraf gezien is het een wonder dat het gelukt is om een nationale herdenking tot stand te brengen. Want wat waren het geen totaal uiteenlopende ervaringen waarmee deze groepen uit de oorlog tevoorschijn kwamen? In Nederland waren er in 1945 enkele belangrijke samenbindende krachten: de afkeer van de verslagen bezetter, Duitsland, was misschien wel de belangrijkste van die krachten. Die afkeer vormde tientallen jaren een belangrijk deel van wat we nu de Nederlandse identiteit zouden noemen. In alle verwarring en onzekerheid van de direct naoorlogse periode was dit een baken op een woeste zee: wat wij ook waren, we waren in elk geval gĂŠĂŠn Duitsers. Dit op zichzelf wat primitieve, maar ook zeer krachtige mechanisme heeft lang stand-


gehouden. Er was bewondering voor koningin Wilhelmina en vooral voor her verzet, waaraan zo weinigen actief hadden deelgenomen, en achteraf gezien zo velen hadden willen deel hebben.

te staan, en veranderde het land ingrijpend. Wit bleef et over van de drie eerder genoemde samenbindende krachten? Het verzet werd wat gerelativeerd, vooral de omvang ervan, maar de morele superioriteit ervan bleef bestaan. De liefde voor het koningshuis werd eveneens sterk gerelativeerd, maar verloor haar samenbindende kracht maar ten dele. De anti-Duitse gevoelens overleefden de jaren zestig wel.

Het beeld wankelt In de periode 1960-1980 deden zich grote veranderingen voor, maar er was in de herdenking cn in de geschiedschrijving nog geen sprake van een omslag. Wel was er twijfel over de heldhaftigheid. Dit De Amsterdamse politicoloog en dominante beeld werd herzien, onder filosoof Ido de Haan typeert de invloed van o.a. de studentenverandering als volgt: ''Psychisch leed beweging. Er was grote publieke werd nu geduid als teken van een aandacht voor de Tweede Wereldmaatschappelijke misstand, waarvoor oorlog door de eerste televisieserie van de samenleving, en meer in het Lou de Jong, en door de boeken van bijzonder de overheid verantHerzberg en Presser. De v i e r woordelijkheid droeg. Dat schiep het oorlogsmisdadigers in de gevangenis kader waarin de erkenning van van Breda, van wie een, Lages, in vervolgingsslachtoffers haar beslag 1966 werd vrijgelaten, riepen grore kreeg. Die erkenning had niet zozeer debatten op. Er kwam meer aandacht betrekking op het feit dat zij joods voor de slachtoffets van vervolging. waren, of dat zij weerloos waren Zij werden nu erkend als patiĂŤnten, geweest tegen de D u i t s e r s en in de die medische en psychische zorg steek gelaten door de meeste Nedernodig hadden, en konden uiteindelijk landers. Zij werden erkend als dragers ook een uitkering aanvragen. De Wet van psychisch leed. De noemer Uitkering Vervolgingsslachtoffers werd waarop de herinneringen aan de van kracht in 1973, en therapie in jodenvervolging na 1970 werden het Centrum "45 m Oegstgeest werd samengebracht was het vervolgingsmogelijk vanaf 1973. Sleutelwoord: trauma." ve r vo 1 g i ngs t r a u m a. In de jaren zestig kwamen vele morele zekerheden in Nederland ter discussie

De jodenvervolging centraal Vanaf de jaren tachtig ontstond een sterke consensus, dat et een verbinding

moest worden gelegd tussen toen en nu: gedenken en waarschuwen. Deze ontwikkeling hangt samen mer de veranderingen in de bevolkingssamenstelling van Nederland. De blijvende vestiging van migranten die als tijdelijke gastarbeiders waren gekomen, en de onafhankelijkheid van Suriname brachten twee groepen zichtbaar 'anderen' in de Nederlandse samenleving. Dit roept reacties op: nieuwe extreemrechtse en racistische partijen organiseerden zich vanaf eind jaren zeventig, en dat roept een hernieuwde belangstelling op naar de geschiedenis van cle Tweede Wereldoorlog en cle jodenvervolging. In 1981 vond een eerste grote antiracistische demonstratie en conferentie plaats in Amsterdam, onder het motto 'Toen en nu'. Sleutelwoord is aanvankelijk: 'anti-fascisme'. Later is dit verder uitgewerkt, deels genuanceerd tot thema's als antidiscriminatie, anri-racisme, tegen antisemitisme. In de jaren negentig werd het nog meer genuanceerd, politiek afgezwakt, tot brede voor alle politieke partijen aanvaardbare, in feite nier-controversiĂŤle thema's als pro-mensenrechten, pro-democratie, "grondrechten", "vrijheid". In deze fase worden joden veel meer dan tevoren als slachtoffers erkend. Deze erkenning hangt samen met de emancipatie van joden zelf, en met name van het volwassen worden van de tweede en derde naoorlogse generatie, die meer woede uit, meer eisen stek, zich minder wegcijfert. De film Shoah van Claude Lanzmann opende de ogen van velen voor cle mogelijkheid, vragen te stellen aan de getuigen en tegelijkertijd voor de haast die daarbij geboden was gezien de leeftijd van de overlevenden. De emancipatie van de overlevende joden is een internationaal verschijnsel, waarin Nederland niet voorop loopt, maar eerder de ontwikkelingen in met name de VS volgt. Dit geldt ook v o o t de internationale discussie o v e t restitutie van gestolen joods bezit.

In deze nieuwe periode is er minder Veroverde Duitse tank, in oktober 1945 door een Poolse commnadant aan Breda aandacht voor het georganiseerde, geschonken


heldhaftige, militaire verzet; en er komt juist meer aandacht voor de helpers van onderduikers, de praktische, meer individuele, directe acties. Aandacht voor degenen die erkend werden door Yad Vashem, de 'opkomst van Miep Gies'. Deze aandacht past in een tijdgeest waarin veel waarde wordt gehecht aan persoonlijke verhalen en levensgeschiedenissen. De opkomst van de interviewprojecten is een sterke trend in de jaren negentig. Ook werd voor het eerst de aandacht gericht op de grote groep tussen de helden en de slachtoffers: de bystanders, toekijkers, de massa van de bevolking. De Amsterdamse hoogleraar geschiedenis, thans directeur van het NIOD Hans Blom wees in zijn inaugurele rede in 1983 als eerste op het gebied tussen goed en fout. Tot de meest recente ontwikkelingen behoort de langzame erkenning van het tekort geschoten Nederlandse overheidsoptreden tijdens en na de bezetting. De speech van koningin Beatrix in het Israëlische parlement in 1995 was een teken aan de wand, hoe voorzichtig geformuleerd ook. 'Het had beter gekund', was de strekking, maar wie of wat daarvoor aan te wijzen zijn werd niet benoemd. In 1995 was er voor het eerst in de media ook veel aandacht voor de keerzijde van de bevrijding en de gebrekkige opvang van oorlogsslachtoffers in 1945. Nog langzamer en recenter vindr de relativering plaats van Nederland als slachtoffer van Duitsland. Een zekere toenadering tot Duitsland in de herinnering aan het gezamenlijk verafschuwde nazi-regime is nog steeds sterk omstreden. Tekenend is wel dat botte anti-Duitse opmerkingen nu meer en meer als ongewenst en ongepast worden beschouwd. Sleutelwoorden zijn: verbinding tussen toen en nu; persoonlijke verhalen; intensivering van de herdenking, herinnering aan de sjoa; langzame erkenning van tekort geschoten hulp aan slachtoffers.

Amsterdam, Rozenoord. Een fusilladeplaats Deze, mijns inziens ingrijpende veranderingen van de laatste twintig jaar, zouden binnen enkele jaren tot grondige kritiek op het nationale project van de dodenherdenking kunnen leiden. Het is de vraag wat er over bijvoorbeeld 10 jaar over zal zijn van een nationale herdenking. Ik verwacht dat de herdenking zich de komende jaren meer dan tot nu toe zal opsplitsen en afscheiden. Dat hoeft niet zichtbaar te leiden tot minder deelname aan de landelijke herdenkingen. De Dam is elk jaar vol bij de beroemde twee minuten stilte op 4 mei, 's avonds om 8 uur, en juist ook met heel veel jonge mensen. Wat er overblijft van een landelijke herdenking zal denk ik inhoudelijk beperkter worden. Deze herdenking heeft in de loop van vele jaren wél bewezen een ijkpunt en een toegankelijk, op nieuwe generaties overdraagbaar ritueel te zijn. Gelijkenis met Duitsland Wat vérgaande gevolgen kan hebben voor het zelfbeeld van Nederland en voor de verhouding met Duitsland is het doordringen van de resultaten van recent wetenschappelijk onderzoek naar de gang van zaken tijdens de jodenvervolging in Duitsland en Nederland. Want hieruit blijkt telkens weer hoezeer Nederland en Duitsland in hun reacties op en de omgang met het nazisme op elkaar leken. De overeenkomsten zijn groter dan de verschillen. Dit is mijn conclusie na lezing van enkele recente studies, met name Saul Friedlander, Nazi Germany and the Jews, en vooral

ook van Eric Johnson, Nazi Terror, the Gestapo and Ordinary Germans. Van beide boeken verscheen inmiddels een Nederlandse vertaling. Deze studies sluiten aan bij het debat over de boeken van Daniël Goldhagen en Christopher Browning. Voor Nederlanders zijn dit geen comfortabele studies; de tijd dat de Nederlanders zich achter de rug van de Duitse bezetter konden verschuilen als object van het kwaad, is voorbij. Ik verwacht dat in de loop van de komende jaren, het beeld van het Nederlandse verzet verder zal worden gerelativeerd. De 'almacht' van de bezetter wordt eveneens sterk gerelativeerd. Het ontbreken van hulp aan joodse slachtoffers van het nazi-regime zal meer worden beschouwd als tekortschieten dan als onmacht. Cruciaal is de studie naar antisemitisme. De gegevens hierover leveren steeds paradoxen op. Goldhagen zegt dat er in Duitsland een specifieke, Duitse vorm van op uitroeiing gerichr antisemitisme heerste in brede lagen van de bevolking. Deze stelling is door alle gezaghebbende historici ontkracht. Friedlander en Johnson komen hierin ook overeen. Het antisemitisme in Duitsland was slechts voor een zeer kleine minderheid van de nazi's een belangrijk en fel punt, en voor de overgrote meerderheid van de bevolking speelde het nauwelijks een rol. Het was wél breed verbreid, maar juist niet fel, maar slechts mild, in de vorm van een eenvoudig besef van verschil tussen joden en niet-joden.


Er lijkt wel een verschil in intensiteit tussen Duitsland en Nederland in alledaags antisemitisme te zijn. Er zijn uit Duitsland veel meer getuigenissen van overlevenden die herinneringen hebben aan alledaagse antisemitische uitlatingen dan uit Nederland. De vraag is nu, of dit verschil tussen Nederland en Duitsland van zoveel belang is. Het lijkt in de praktijk bij de deportaties uiteindelijk niet of nauwelijks te hebben uitgemaakt. Het gehalte aan 'alledaags' antisemitisme legde kennelijk weinig extra gewicht in de schaal. Dit is eigenlijk heel verontrustend. Elet verontrustende is dat dit alledaagse, gewone besef van verschil, dit milde antisemitisme voldoende was tijdens de jodenvervolging, omdat het voorkwam dat de niet-joden zich gingen inspannen voor hulp aan hun vervolgde landgenoten. Meer was niet nodig: het was voldoende dat de nietjoden de joden niet te hulp kwamen. En nu? In Nederland is er ook op dit gebied een sterke neiging tot consensus. Die consensus bestaat er over het gelijktijdig gedenken van de Tweede Wereldoorlog en het waarschuwen voor hedendaagse vormen van antisemitisme en racisme. Dit is vanaf begin jaren tachtig de solide basis geworden van elke herdenking op 4

De erebegraafplaats in Bloemendaal mei in Nederland, en ook van de /f/^r/W/f贸-herdenking in Amsterdam eind januari, en van de herdenking van de Februaristaking in Amsterdam eind februari. Blijvend zijn ook cle jaarlijkse inspanningen om jongeren bij herdenkingen te betrekken, en de nadruk op het doorgeven van de herinnering. Gebleven is ook het idee dat herdenken boven de politieke partijen, kerken en levensbeschouwingen staat, cn deze scheidingen overschrijdt. Tenslotte bleef het karakter van het ritueel intact: een sober, ingetogen, gebruik maken van stilte op 4 mei bleef bestaan, waarin ruimte bestaat voor contemplatie en rouw. Wat is veranderd? De stem van de slachtoffers en overlevenden, en hun kinderen, is opmerkelijk veel sterker geworden. De tweede generatie verwoordt meer woede. De stem van het verzet is zwakker geworden, hoewel nog steeds alom erkend, uitgenodigd, op de voorste rijen aanwezig. De kinderen en kleinkinderen van de \erzetsstn)ders, ook een tweede generatie, hebben nauwelijks zeggingskracht of stem verworven. Dat geldt ook voor de militairen, aanwezig bij de herdenkingen.

"Gij zijt het die een vlam aansteekt waarin de toekomst lacht", Kootwijk

Naast de 4e mei is de 5e mei op-

gekomen als dag van verantwoorde feesten, festivals, concerten, gratis grote happenings, met name in de steden, in parken etc, betaald door lokale overheid. De programmering is wisselend, nog geen vast gegeven vergelijkbaar met de 4e mei. Er kwam in de jaren negentig meer aandacht voor de afloop van de oorlog, de bevrijding en de keerzijde daarvan, de terugkeer en opvang van oorlogsslachtoffers. Naast de landelijke en regionale 'algemene' herdenkingen zijn er ook specifiekere: met name Jom Hashoah moet hier genoemd worden. Wat is het gevolg hiervan? De herinnering aan de jodenvervolging is verregaand gespleten: de herinnering van joden enerzijds, van niet-joden anderzijds. Het in Nederland in 1940-41-42 door de Duitsers gemaakte onderscheid tussen joden en nietjoden, de isolatie van de joden, is in feite na de oorlos; nooit meer hersteld. De kloof is blijven bestaan, zonder dat dit overigens ooit erkend is. Integendeel: het specifiek-joodse is juist actief ontkend en afgewezen vanaf het eerste moment van de voorbereidingen op de periode na de bevrijding. Bij de terugkeer en opvang waren joden geen categorie. Pas in 1973 kwam de eerste formele erkenning van joden als


Breukelen oorlogsslachtoffers met de Wet Uitkering Vervolgingsslachroffers. De politieke erkenning van de te geringe steun van de Nederlandse autoriteiten aan dc vetvolgde bevolkingsgroepen komt daarentegen heel langzaam op gang. Pas in 2000 is deze erkenning voor het eerst gekomen, met tot nu toe een rond bedrag van 400 miljoen gulden toegezegd door de Nederlandse regering als erkenning voor de destijds kille, formalistische en bureaucratische houding van de Nederlandse ovetheid ten opzichte van de overlevende joden. Een vraag is, hoe diep deze erkenning gaat. Zij is het resultaat van onderhandelingen over deze bedragen door de joodse gemeenschap, verregenwoordigd door een aantal ad hoe aangestelde bestuurders, met de minister van financiën in nauw overleg met premier Kok en het kabinet, die tot een slotsom kwamen die achteraf zonder veel discussie goedgekeurd is door her parlement. Het is nogal van bovenaf gevraagd en gekregen, mer opmerkelijke haast doorgevoerd en besloten. De onderhandelingen moesten wotden afgerond vóór de volgende 4 meiherdenking. De toekomst van de herinnering. De nationale herdenking zal blijven bestaan, en daarnaast zal het scala aan m e e t specifieke herdenkingen zich verder uitbreiden. We gaan samen verder, met de nabestaanden en de kindeten van slachtoffers, daders en toekijkets, in Duitsland en in

Nedetland. Duitse en Nedetlandse 'bystanders' blijken veel op elkaar te lijken. Ik verwacht dat dit gegeven in de loop van de komende j a t e n gevolgen zal hebben voor de politiek van de herdenkingen. Er staat ons nog heel wat te wachten. De herinnering aan de Tweede Wereldoorlog is in Nederland doorgegeven aan volgende generaties. Bij herdenkingen in Nederland, lokaal en landelijk, komen spontaan veel jongeren, zonder dat ze daartoe op een of andere manier gedwongen zijn. De grore belangstelling van jongeren biedt kansen voor een open en eerlijke omgang met deze moeilijke aspecten van het nationale verleden. Er blijven nog veel vragen over. Zal de steeds grotere diversiteit aan herdenkingen stand houden? Een meervoudige herdenking, in eigen en in bredere kring, zijn er veel mensen die dat zullen willen opbrengen? Een andere vraag is of in de multiculturele samenlevingen die Nederland net als Duitsland inmiddels geworden zijn, de herdenkingen van karaktet zullen veranderen. De twijfel hierover hangt samen met de waarde die wordr gehecht aan de directe eigen betrokkenheid van de eigen familie, via ouders of grootouders, van jongeren. Men is bang dar zonder die betrokkenheid de belangstelling zal verdwijnen. Ik denk dat inmiddels die betrokkenheid voor de derde en vierde generatie na de bevtijding geen voorwaarde meer is voor de belangstelling. Deze periode is interessant om te herdenken om dezelfde redenen waarom ze ook interessant blijft om te onderzoeken, zoals ik aan het begin zei. Waarom blijft het ons bezighouden? Nier omdat het onze eigen gtootouders of overgrootouders betreft (hoe interessant alle persoonlijke zoektochten naar de eigen familiegeschiedenis ook telkens w e e t blijken te zijn). Maar meer omdat we via deze petiode veel meer te weten kunnen komen ovet de grote vragen in het leven. De gtote levensvragen van macht, gehoorzaamheid, vaderlands-

liefde, nationalisme, moed en angst, individuele keuzes en maatschappelijke belangen. Deze vragen blijven zestig jaar na de oorlog even actueel en even dwingend als tevoren, en zullen dat zeker nog tientallen jaren blijven. Dienke Hondius Dienke Hondius is historica, werkzaam bij het Anne Frank Huis en bij de Erasmus Universiteit Rotterdam, vakgroep maatschappijgeschiedenis. Zij publiceerde onder meer «Terugkeer: Antisemitisme in Nederland rond de bevrijding» (SDU, Den Haag, 1990 en herziene uitgebreide uitgave in 1998). Dit artikel is een bewerking van een lezing die zij vorig jaar heeft gehouden op een studiedag in Bocholt, Duitsland

Het Nationaal Monument op de Dam


De amerikanisering van de Holocaust Drie museale voorbeelden In 1978 kondigde de toenmalige president van de Verenigde Staten, Jimmy Carter, een plan aan tot het vormen van een Presidential Commission on the Holocaust. Daarmee gaf hij aan dat de Holocaust niet alleen was verschoven naar het centrum van het Amerikaansjoodse bewustzijn, maar ook naar het nationale bewustzijn. De Holocaust was te belangrijk om begrensd te worden door etnische h e r i n n e r i n g , vanwege zijn uitwerking, zijn afschuwelijke erfenis, en zijn waardevolle lessen. Het plan om de Holocaust een officiële Amerikaanse herinnering te laten zijn, ondervond kritiek bij sommige delen van de joodse gemeenschap. Niet iedereen was blij met de centrale plaats die de Holocaust in het joodse bewustzijn had ingenomen, laat staan met de amerikanisering ervan. Toch waren alle partijen het over één ding eens: de noodzaak van het vinden van een geschikte plek voor de Holocaust in de Amerikaanse cultuur. Beperkte deze zich tot de geschreven of rituele expressie van overlevenden, of waren media, monumenten en Holocaustcentra ook opties? De Amerikanisering van de Holocaust kan op twee manieren opgevat worden. In negatieve zin staat amerikanisering voor trivialisering. Toen in 1978 de mini televisieserie 'Holocaust' werd uitgezonden bracht dat een golf van reacties teweeg. Voor het eerst werd een publiek van honderden miljoenen kijkers met een tot nog maar zelden verbeelde geschiedenis geconfronteerd. Ondanks de populariteit van de serie, waren de kritieken uitermate scherp. Sindsdien klinkt dc opschudding die ontstond rondom de serie door in talloze besprekingen over speelfilms, documentaires, literaire werken en in zekere mate ook bij tentoon-

stellingen. Amerikanisering in deze context is altijd fout. Tegenover de negatieve opvatting staat het idee dat amerikanisering van de herinnering gezien moet worden als een nationalisering van de Holocaustherinnering. Gedenktekens Hoewel het overgrote deel van de Amerikanen geen concrete herinnering aan de Holocaust heeft, leeft er toch een Holocaustbewustzijn, dat in de jaren '80 een enorme vlucht heeft genomen en geresulteerd heeft in de bouw van vele Holocaustmonumenten en -musea. Het ontstaan en groeien van dat bewustzijn heeft onherroepelijk geleid tot een amerikanisering van de Holocaust: het perspectiel waarin deze calamiteit geplaatst is, is bepaald door Amerikaanse culturele normen en waarden. Het ieit dat gedenktekens in Amerika staan - ver van de plek des onheils — geeft de grote afstand tussen hen en de vernietiging weer. Amerikaanse gedenktekens lijken in die zin meer verankerd te zijn in impulsen en idealen als vrijheid en pluralisme, dan in de geschiedenis. Vandaag de dag zijn cr in bijna elke

grote Amerikaanse stad één of meer gedenktekens te vinden die aspecten van de Holocaust herdenken. Toen Carter in 1979 de President's Commission aanwees definieerde hij de Holocaust als de vernietiging van elf miljoen onschuldige slachtoffers, van wie er zes miljoen joods waren. Achter Carters pluralistische definitie van de Holocaust schemerde de manier door waarop, door middel van dit memorial, de Holocaust onderdeel moest worden van de Amerikaanse publieke cultuur. Deze universele definiëring van de Holocaust zou voor een lange tijd onderwerp van discussie blijven tussen het Witte Huis en de mensen die het museumverhaal moesten vorm geven. De formulering van de definitie werd steeds urgenter, vooral toen niet-joodse slachtoffers van het nazi-regime een plaats wilden hebben binnen het museum. Het project werd steeds meer het toneel van politieke strijd. Washington Na 15 jaar van onenigheid opende op 22 April 1993 het United States Holocaust Memorial Museum in Washington D.C. zijn deuren voor

United States Holocaust Memorial Museum


IDENTIFICATION CARD

pakken van iemand die slachtoffer was van de Holocaust. Aan de hand van deze identiteitskaart dootloopt hij of zij de expositie. De bezoeker neemt als het ware de identiteit van de andet aan, zijn petsoonlijke gids. Door een pijnlijke link met gezichten van slachtoffers hoopte de staf de Holo-caust te personifiëren, om zo te voorkomen dat de bezoeket te zeet in de rol van toeschouwer bleef.

evenaten.

De tentoonstelling is in dtie 'bedrijven opgedeeld, te weten: Nazi Assault 1933-1939, Final Solution 1940-1945 en Last Chapter. Een lift brengt de bezoeker naar de vierde verdieping, van waar hij van verdieping naar verdieping afdaalt. De vierde verdieping beslaat de periode 1933-1939, waarin op de opkomst van het nationaal-socialisme wordt ingegaan, de agressie jegens politiek tegenstanders en de uitbreiding ervan naar de zgn. ' Untermenschen', als joden, zigeuners, homosexuelen en gehandicapten

De visie op de Holocaust, die dit museum presenteert, heeft alles te maken met het nationale katakter van het museum. Amerikaanse waarden als vrijheid en tolerantie worden in dit museum benadrukt. Waarbij zowel gepoogd wordt om Amerikanen met het Holocaustvethaal te verbinden als de Anerikaanse waarden te benadrukken door een grimmige presentatie van hun antithese in Nazi-Duitsland.

In een van de torens van het gebouw vinden we een fotogt arische tegisttatie van een dorp in Litouwen, waar al negen honderd jaar een joodse gemeenschap leefde. Het is niet de dood die hief heetst, maat het leven. Een voot de Amerikanen heel onthutsende afdeling vormt die over de pogingen van joden om uit Duitsland weg te komen. Met uitzondering van de Dominicaanse Republiek sloot aanvankelijk elk zich

U n i t e d States Holocaust M e m o r i a l M u s e u m

Identiteitskaart het publiek. Het museum, dat 147 miljoen dollar kostte, is gesitueetd op de Mali, het c e n t t u m van de Amerikaanse macht. Van alle Holocaustgedenktekens kan et niet één dit nationale monument en museum in omvang en ambitie

Door de getuigenis van Amerikaanse GI's, die Buchenwald en Dachau hebben bevrijd, wordt de bezoeker in her begin van de tentoonstelling geconfronteerd met de eerste Holocaustervaring van Amerika. Authentieke filmbeelden geven uiting aan de schok van de Amerikaanse soldaten en de dankbaarheid en opluchting van overlevenden die bevrijd werden. Voor vele slachtoffets was het einde van de Holocaust het begin van hun Amerikaanse staatsbutgeischap. Alvorens bezoekers de T e n t o o n s t e l l i n g binnengaan, k u n n e n zij een identiteitskaart

beschaafd noemend land de grenzen. Ook in Amerika bleef het quotasysteem v o o t immigtanten gehand-

haafd. In de tentoonstelling wordt uitvoerig stilgestaan bij de mislukte poging in 1939 om de Duits-joodse vluchtelingen aan boord van het passagierschip St. Louis in Ametika aan wal te krijgen. Aanschouwelijk Op de derde verdieping wordt de ruimte donker en zwaar. Mttten zijn niet geschilderd, pijpen niet weggewefkt. Alles lijkt te willen zeggen: er is geen ontsnappen mogelijk. Dan stapt de bezoeker de wereld binnen van de getto's. Aan weerszijde van een houten brug zijn enorme uitvergrote foto's te zien van het getto van Warschau en het getto van Lotz. Authentieke ronde keien van het getto van Watschau, een naaimachine, een babywagen v o t m e n een deel van de collectie ovet het leven daar. Na deze ondervinding, komt de bezoeket in het gedeelte o v e t de massavetnietiging, beginnend met de Einsatzgruppen. Monitoren waarop de meesr afschuwelijke beelden worden vertoond, zijn verborgen achtet muurtjes van zo'n 1,20 metet hoog, ter bescherming van de jongste bezoekets. De teden om deze beelden op te nemen in de tentoonstelling was dat men op aanschouwelijke wijze wilde tonen dat slachtoffers van de Holocaust niet waren vermoord door

Een zee van schoenen


een onzichtbaar kwaad, maar door mensen, die er vaak zichtbaar van genoten. Om zijn weg te vervolgen kan de bezoeker door een authentieke treinwagon, om vervolgens onder de woorden Arbeit Macht Frci door te lopen. In dit gedeelte over de concentratie- en vernietigingskampen, staat een daadwerkelijke barak uit Birkenau. Als de bezoeker de barak binnen gaat, ziet hij een gipsen model van de gaskamers gemaakt door Stobierski. Op deze manier kunnen bezoekers zien hoe het proces van vernietiging in zijn werk ging.

zigeuners, Jehova's Getuigen, homoseksuelen en politieke gevangenen, verbreedt het museum de definitie van de Holocaust, maar behoudt een zorgvuldige hiërarchie van slachtofferschap door joodse slachtoffers in het centrum te plaatsen, en nierjoodse slachtoffers in relatie tot dit centrum te situeren. Daarmee volgt het museum de definitie van Elie Wiesel: 'iedere jood was een slachtoffer, maar niet ieder slachtoffer was joods.' flet museum benadrukt dan ook dc universaliteit van de Holocaust als één van zijn belangrijkste lessen.

Een zee van schoenen, een foto van menselijk haar tonen de dehumanisering en de vernietiging. Maar geven tevens uiting aan de anonimiteit van de talloze slachtoffers. Na het gedeelte over de dood, vinden bezoekers zowel verademing als een gevoel van rechtvaardigheid in het gedeelte over het verzet en over reddingsacties. De tentoonstelling eindigt met de uiteindelijke opname van overlevenden en hun herinneringen in de Amerikaanse maatschappij.

Los Angeles Het Beit Hashoah-Museum of Tolerance is gebouwd en opgezet onder auspiciën van het Simon Wiesenthal Center'm Los Angeles. De motor achter dit museum is Rabbi Marvin Hier. Het museum heeft zich ten doel gesteld fanatisme en racisme het hoofd te bieden. In 1993 ging het museum open voor het publiek. Het museum richt zich op de MTVgeneratie door interactieve multimedia en mag bijvoorbeeld Arnold Schwarzenegger tot zijn fundraisers rekenen. Terwijl Beit Hashoah letterlijk Huis van Vernietiging betekent, gaat het museum deels over tolerantie, één van de Amerikaanse idealen. In dit museum richt men

Het museum is een Amerikaans museum dat gewijd is aan de Holocaust en zijn slachtoffers: joden en niet-joden. Door de aandacht voor niet-joodse slachtoffers, zoals

Café scène in het Beit Hashoah-Museum of Tolerance

zich vooral op de universele lessen die we uit de Holocaust kunnen leren, d.w.z. het universele probleem van (raciale) vooroordelen, waaronder anti-semitisme. Toch wordt in de tentoonstelling over de Holocaust zelf wel de uniciteit benadrukt en laat het museum hier zijn universele boodschap los. Het Tolerancecenter - het eerste gedeelte van de tentoonstelling omvat de geschiedenis van racisme en vooroordelen in de Amerikaanse belevingswereld. Hiermee hoopt het museum vooral ook niet-joodse bezoekers te trekken. Het tweede gedeelte behandelt de Holocaust. De grote stromen studenten die naar het museum komen vormen een afspiegeling van het hedendaagse Los Angeles met zijn grote zwarte, Spaanse en Aziatische gemeenschappen. Door het joodse verhaal te verbinden aan andere slachtoffergroepen, tracht het museum belangstelling te wekken voor het Holocaustverhaal. Het eerste gedeelte van het museum is toegankelijk via twee deuren. Boven de ene staat Bevooroordeeld en boven de andere Onbevooroordeeld. De deur met het laatst genoemde bordje blijkt echter op slot. Boodschap: niemand is geheel vrij van vooroordelen. Vervolgens wordt de bezoeker begroet door een bord dat te kennen geeft dat een ieder de mogelijkheid van geweld in zich heeft. In plaats van ons te identificeren met de slachtoffers, worden we geïdentificeerd met de daders. Donkere tunnel Het Tolerancecenter is een grote ruimte gevuld met verblindende video schermen en flitsende gekleurde tekens. De rellen die in 1992 in L.A. plaats vonden nemen een centrale plaats in. De bezoeker krijgt allerlei commentaren te horen en wordt uitgenodigd om zelf per computer zijn mening te geven. In de Whisper Gallery verschuift het gezichtspunt van de bevooroordeelde naar de ervaring van een slachtoffer


fff

HP •

_ _ _ _ _ i—w'nii'ii II.^ -.

-"imm

Hall of Testimony in het Beit Hashoah-Museum ofTolerance punten in de tentoonstelling kan de die het doelwit is van tacistische bezoeket meer informatie krijgen over uitlatingen. De bezoekers kunnen een zijn geadopteerde kind door de kaart donkere tunnel ingaan waar in een machine te duwen. Pas als de racistische en etnische opmerkingen bezoeker de tentoonstelling heeft worden gefluisterd. In een twaalf dootlopen krijgt hij te hoten hoe het minuten dutende film, 'It is called met het kind is afgelopen. Er zijn Genocide, wotdt aangegeven dat de anderhalf miljoen kinderen omHolocaust noch de eersre noch de gekomen; door iedere bezoeker een laatste genocide in de 20ste eeuw is. identiteitskaart te geven hoopt het Daarna komt de bezoeker bij een museum door het cijfermatige heen sight-and-sound show over de te bteken. Holocaust. Hier zijn we noch dader, noch slachtoffer, maar getuige. D o o t middel van computer gesynchroOp de tweede vetdieping kan de niseerd licht, kleur en geluid wordt bezoeker authentieke voorwerpen en de bezoeker langs een opeenvolging documenten zien. De reden om deze van tableaus geleid, die hem of haar niet in het tentoonstellingsvethaal op terugbrengen naar het vetleden. te nemen, heeft te maken met de Gipsen figuten op ware groorte zijn doelstelling van het museum. De geplaatst in diorama's. De tableaus bedoeling is de bezoeket in een korte lichten automatisch op als je et langs tijd de belangrijkste punten bij te komt. Je hoott stemmen van oogbrengen. Het museum laat het verder getuigen, en de stem van een aan de bezoeker over of deze na de onzichtbate gids. De tocht gaat langs tentoonstelling authentieke voorenkele gereconstrueerde historische werpen en documenten wil gebeurtenissen in de vervolging en bezichtigen. Volgens Rabbi Marvin vernietiging van de Europese joden, Hier zijn film, televisie en radio nog om de bezoeker tenslotte onder een de enige middelen waarmee de jeugd replica van de poort van Auschwitz van vandaag de dag te bereiken is. door te voeren. In een ruimte die doet Om de herinnering aan de Holocaust denken aan de gaskamer in Auschwitz levend te houden zul je daar dus wotdt ons door middel van een vooral gebruik van moeten maken. videoscherm duidelijk gemaakt hoe de gaskamers werkten. Kinderen Net ais in het Holocaust Memorial Museum krijgt iedere bezoeker een identiteitskaart. In dit geval krijgt de bezoeker een computerkaart met de foto van een kind. Op verschillende

slachtoffers door te focussen op de schoonheid en de betekenis van hun leven. Het is belangrijk te weten hoe joden zijn omgekomen, maar het is minstens zo belangrijk te weten hoe ze hebben geleefd en leven. De Holocaust-expositie is dan ook geplaatst op de tweede vetdieping tussen twee andete, die respectievelijk een beeld geven van het rijke joodse leven vóór de Tweede Wereldoorlog en de wedergeboorte van de joodse geest na de oorlog.

New York City Het nieuwe A Living Memorial to the Holocaust Museum of Jewish Heritage, een grijs granieten hexagoon, staat in Lower Manhattan tussen Amerika's tempels van vrijheid en immigratie. Het eett de herinnering aan de

Een gebouw dat in eetste instantie doet denken aan een mausoleum, vertelt het joodse verhaal van de 20sre eeuw vanuit het perspectief van diegenen die het hebben meegemaakt. Persoonlijke verhalen en wereldgebeurtenissen worden met elkaar vervlochten en geven een beeld van een volk, een ramp en een ontembafe geest, aldus de museumfolder. De collectie bestaat uit authentieke items. Daarnaast zijn er foto's en fotocollages en 80.000 uur getuigenissen op video, waaronder ook getuigenissen die doot Steven Spielberg's Survivors of the Shoah Visual History Foundation projectzijn opgenomen. De verhalen van overlevenden spelen een centtale rol in de tentoonstelling. Zij vormen een levende link met het verleden. Via een multimediale presentatie over vierduizend jaar joodse geschiedenis en cultuur komen we op de eerste verdieping met de veelzeggende titel: Jewish Life a Century Ago. Hier wordt een levendig beeld geschept van het joodse leven in de periode 1 8801930. Pas als we deze wereld hebben leren kennen, kunnen we begrijpen wat er verloren is gegaan. De tweede verdieping beslaat de periode 19331945 The Waragainst theJews. In deze tentoonstelling wotdt het onderwerp behandeld middels een zgn. 'splitscreen' benadering. De buitenste ring volgt een tijdschema, waatbij belangrijke histotische gebeuttenissen in de vervolging en vernietiging van het Eutopese jodendom gevisualiseetd worden. Aan de overzijde van de


buitenste ring worden 'kleinere' thema's behandeld, deze geven meer de persoonlijke ervaring van slachto fiers weet. In het gedeelte over de vernietigingskampen zijn de muren bekleed met zwart houten planken. Het geheel geeft de indtuk van barakken. Een vriendelijke portretfoto uit 1938 toont een zusje met haar tweelingbroertjes in Boedapest. De begeleidende tekst maakt duidelijk dat de tweeling later doot Josef Mengele wetd geselecteerd voot zijn experimenten met tweelingen. Waardig overleven Het museum acht het van belang met alleen aandacht te besteden aan de dehumanisering van de slachtoffers, maar ook aan de manier waarop slachtoffers probeerden hun waardigheid te behouden en probeerden te overleven. EĂŠn van de voorwerpen die dit illustreert, is een kleine kam die gemaakt werd door de 16 jaar oude Ruth Grunberger in Auschwitz. De tentoonstellingstekst geeft aan: vast besloten te overleven en om op een dag weer haar te hebben, maakte zij deze kam voor zichzelf. De derde verdieping behandelt Jewish Renewal. Hier worden beelden getoond van het naoorlogse joodse leven, waarbij de concentratie ligt op het joodse leven in de Vetenigde Staten en IsraĂŤl. De tentoonstellingsruimte is licht. Een media videocompilatie toont ons beelden van Amerikaanse joden van weteldfotmaat en hun bijdragen op cultureel gebied: van de films van Steven Spielberg tot de boeken van J.D. Sahnger. De volgende tentoonstellingszaal toont ons een Torah rol. Deze zou worden tentoongesteld in een door de nazi's gepland museum in Praag dat gewijd zou zijn aan 'de vernietiging van het joodse tas' en symbolyseett nu ovetleving i.p.v. vernietiging. De laatste tuimte is leeg. Een tij ramen geeft ons uitzicht op het Vrijheidsbeeld en Ellis Island. In dit museum staan niet zozeer specifiek Amerikaanse waarden als

Familie Hadl, Boedapest 1938 vrijheid en pluralisme centraal, maar begrippen als vreugde, traditie en de kracht om te overleven van de joodse gemeenschap. Een vierde thema is de joodse immigratie in de Verenigde Staten, waarbij de locatie van het museum in Lower Manhattan met zicht op Ellis Island - destijds het verzamelpunt voor immigranten - en het Vrijheidsbeeld het tentoonstellingsverhaal een extra dimensie geeft. Dit veramerikaniseert het beeld en maakt het museum tot een specifiek Amerikaans monument. Verschillen Bij het Holocaust Memorial Museum in Washington zien we dat het verhaal erg belangrijk is: het verhaal dat de bezoeker begeleidt door de tentoonstelling. Dit vanuit de mening dat de meeste van de 30.000 objecten van het museum, zoals koffers, schoenen, een treinwagon, op zich betekenisloos zijn, daar ze zijn weggehaald uit hun context. Niet de voorwerpen zijn daarom het punt van vertrek, maar de communicatie. Het mechanisme is hetzelfde als bij elke goede film, elk goed boek of toneelstuk. Je identificeert je met de goodguys'en bent benieuwd naat de afloop. Het verhaal heeft de potentie van psychologische identificatie. En dat is de educatieve potentie van dit museum.

Omdat het Museum of Tolerance zich voornamelijk op de jeugd richt, maakt het ook gebtuik van middelen die de jeugd aanspteken. Verblindende videoschermen, sight and sound show, interactieve computetprogramma's en snelle nieuwsflitsen hebben tekst, (kunst)voorwerp en document verdreven. Ian Buruma vraagt zich af of het onderscheid tussen geschiedenis en mythe niet vager wordt naar mate et meer sentimentele identificatie van ons wotdt vetwacht in plaats van kennis en begrip. We zien dat musea steeds meet het uitetlijk krijgen van themapatken, waarin kunst, amusement en geschiedenis door elkaar heen lopen. Het doel is niet zozeer dat we iets van de geschiedenis begrijpen, maar dat we ons spelenderwijs identificeren met mensen uit het verleden. De opzet is sentimenteel, niet rationeel. Doot de heetsende beeldcultuut en technologische snufjes wotdt geprobeetd de bezoeker mee te laten voelen wat anderen hebben gevoeld. Anderzijds, zo merkt Frank van Vree terecht op, zijn identificatie en empathie nodig om voldoende overtuigingskracht te bereiken: alleen door een 'ontmoeting met mensen' kan de herinnering worden verdiept en levend gehouden. De miljoenen


doden overstijgen het bevattingsvermogen. Door verkleining is men in staat tot de werkelijkheid door te dringen. Op deze manier kan de bezoeker enige greep krijgen op de menselijke dimensie van vervolging en vernietiging. Het Museum of Jewish Heritage in New York heeft voor een ander benadering gekozen: ondanks de afschuwelijke gebeurtenis heersen hier hoop en leven. Er zijn geen inhoudelijk wrede voorwerpen in de tentoonstelling opgenomen, op een bus Zyklon-B na. In tegenstelling tot de ander twee Holocaustmusea, nemen de voorwerpen in dit museum juist een hele belangrijke plaats in. De voorwerpen vormen vaak de ingang tot het behandelen van bepaalde thema's. Maar ook bij dit museum moeten we in de gaten houden dat de voorwerpen die ten toon gesteld worden op een bepaalde manier betekenis en samenhang suggereren. O p zulke momenten vergeten we dat herinnering uiteindelijk een figuratieve reconstructie is van het verleden en niet zijn letterlijke weergave. Amerikanisering De laatste 20 jaar heeft het Holocaust-bewustzijn in de Verenigde

Staten zich in een mate ontwikkeld, die voor een eerdere generatie ondenkbaar was. Publieke gelegenheden met een joods karakter zijn tegenwoordig incompleet zonder verwijzing naar de Holocaust. Binnen de Amerikaans-joodse gemeenschap heeft de Holocaust een door allen erkende status van heiligheid bereikt. Maar m e t de groeiende nadruk op de Holocaust kon de kritiek daarop niet uitblijven. Zo heeft in de ogen van sommigen de publieke herinnering aan de moord op de Europese joden wanstaltige proporties aangenomen en is zij volgens hen voor veel Amerikaanse joden een obsessie geworden. Onlangs lanceerde de politicoloog Norman Finkelstein de term 'holocaust-industrie', waarmee hij de aanval inzette op de Amerikaanse joden die volgens hem de uitroeiing van de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben geclaimd, verdraaid en rot taboe gemaakt naar eigen voordeel. Toch is het te makkelijk om cynisch te doen over de huidige preoccupatie met de Holocaust. Met name voor de overlevenden is de aandacht voor de Holocaust heel belangrijk. Maar het gaat verder dan dat. Voor Amerikaanse joden is het een manier geworden om zich te identificeren.

Hij levert de verklaring van waar zij zich bevinden, namelijk in de Verenigde Staten. De amerikanisering van de Holocaust werd gebruikr om het verschil te markeren tussen de oude wereld en de nieuwe, 'the American way oflife'.

Esther Göbel

Dit artikel is een bewerking van een lezing die Esther Göbel op 5 oktober 2000 heeft gehouden voor het Nederlands Auschwitz Comité. Een meer uitgebreide versie, voorzien van uitgebreider literatuurverwijzingen is te verkrijgen bij: Esther Göbel, Vechtstraat 139 I, 1079 JE Amsterdam. Er is voor dit artikel onder meer gebruik gemaakt van de volgende boeken: Berenbaum, M., After tragedy and triumph. Essays in modern Jewish thought and the American experience (Cambridge en New York 1990) Linenthaï, E. T., Preserving memory. The struggle to create Arnerica's Holocaust Museum (Neiv York 1995) Miller, ]., One by one, by one. Facing the Holocaust (New York 1990) Novick, P, Holocaust memory in America in: James E. Young ed., Fhe art of memory: Holocaust memorials in history (New York, Berlijn en München 1994) 159-165. Saidel, R.G., Never too late to Remember. The politics behind New York City's Holocaust Museum (New York 1996) Young, J.E., The texture of memory: Holocaust memorials and meaning in Europe, Israël, and America (New Haven en Londen 1993

1

Zaal in Museum of jewish Heritage, New York city

r


Herdenk de Februaristaking! Op zondag 25 februari 2001 wordt in Amsterdam de februaristaking van 1941 herdacht. Zoals elk jaar gebeurt dit met een défilé langs het monument De Dokwerker. Het is dit jaar zestig jaat geleden dat in Amsterdam en wijde omgeving het werk werd neergelegd uit solidariteit met de joodse burgers, die in toenemende mate het slachtoffer waren van de door Nederlandse en Duitse nazi's ontketende pogroms. De

stakers van toen zeiden NEEN tegen het antisemitisme, het geweld en de intimidaties. Het Comité Herdenking Februaristakingen het Gemeentebestuur van Amsterdam roepen in een gezamenlijke verklaring op deel tc nemen aan de herdenking van de februaristaking op zondag 25 februari, vanaf 17.00 uur bij de Dokwerker op her Jonas Daniël Meijerplein te Amsterdam.

Ze voegen aan deze oproep toe, dat deze verzetsdaad nog niets aan betekenis heeft ingeboet. Nog steeds is het nodig op te komen voor verdrukten in de samenleving en alert te blijven op verschijnselen van vreemdelingenhaat en antisemitisme. We m o e t e n er voor zorgen dat niemand zich bedreigd voelt en iedereen in vrijheid kan leven. Zowel overheden als individuele burgers dragen verantwoordelijkheid als her gaat om bescherming van democratie en mensenrechten.

Uw maaltijd wordt 'n feestje, met de specialiteiterti van Hergo. " h e n heerlijk stuk vlees, verse k a n t - e n k l a a r m a a l t i j d e n en verrukkelijke vleeswaren, w i j h e b b e n het v o o r u in huis. Uiteraard adviseren \vi| u g r a a g o m t r e n t d e b e r e i d i n g en toepassingsmogelijkheden."

Hergo

De slager met ' n koksmuts

B i n n e n h o f 6 G ( t / o C & A ) A m s t e l v e e n - B e e t h o v e n s t r a a t 4 9 - M a a s s t r a a t 53 Buitenveldertselaan 4 0 - Buitenveldertselaan 166

Zien leidt tot gedenken, gedenken leidt tot doen (Babylonische Talmoed)

joods historisch museum Jonas Daniël Meijerplein 2-4, Amsterdam Dagelijks open van 1 1 - 1 7 uur

Hollandsche Schouwburg Plantage Middenlaan 24, Amsterdam Dagelijks open van 11 - 1 6 uur Toegang gratis

Voor onze meest recente informatie kunt u onze website raadplegen: WWW.JHM.NL


Vraag naar internationale samenwerking Jeugdvoorlichting over de Tweede Wereldoorlog in 2 0 0 0 In 1995, vijftig jaar na de bevrijding, gingen er in Nederland steeds meer stemmen op om een punt te zetten achter het traditionele herdenken van de Tweede Wereldoorlog. Niet o m d a t vijftig jaar herdenken 'voldoende' zou zijn, maar omdat jongeren nu verder afstaan van de oorlog, terwijl nieuwe landgenoten vaak meer bezig gehouden worden door ernstige conflicten in hun regio van herkomst. Het ging er dus om te zoeken naar vormen van herdenken die nieuwe generaties jongeren aanspreken en hun historisch besef stimuleren. En in samenhang daarmee: het bestrijden van nieuwe vormen van discriminatie en racisme. Niet het herdenken van de oorlog, maar het vieren van vrede en vrijheid zouden voorop moeten staan. Discussie over het 'actualiseren' van herdenken en jeugdvoorlichting geven, vindt niet alleen in Nederland plaats. Daarom startte het Ministerie van VWS drie jaar geleden een oriënterend onderzoek in Nederland en enkele andere Europese landen, waaronder Frankrijk en Duitsland. Overheids- en onderwijsinstellingen, verzetsmusea en herinneringscentra, en 'anti-racisme organisaties' vulden een vragenlijst in. Vooraanstaande historici zoals Henry Rousso, Matthias Heil en Louis Vos reageerden op de uitkomsten. Gaande het onderzoek vonden op initiatief van de vereniging van geschiedenisleraren Euroclio discussiebijeenkomsten met docenten plaats in Nederlandse verzetsmusea en herinneringscentra. Worsteling Ondanks de enorme verschillen in de geschiedenis van de betrokken landen bleek dat leraren en andere 'jeugdvoorlichters' overal worstelen met het overbrengen van de Tweede Wereldoorlog en vooral van de Holocaust, de vernietiging van de joden tijdens de

oorlog. Sommige leraren geven geschiedenislessen vol feiten en data, zonder te raken aan emoties. Dat zien zij ook niet als hun opdracht. Veel docenten schrikken terug voor de grote koude getallen en de miljoenen doden en getroffenen, omdat zij beseffen hoe weinig die aantallen zeggen en dat ze geen recht doen aan al die individuele vernietigde mensenlevens. Om toch door te kunnen dringen tot hun publiek, kiezen zij om die reden voor het 'verkleinen' van die getallen door bijvoorbeeld één gezin te belichten en het persoonlijke verhaal van de gezinsleden te vertellen. Ook daaraan kleven bezwaren, want deze benadering leidt gemakkelijk tot stereotypering en tot al te eenduidige rollen van daders, helden en slachtoffers uit een - voor veel jongeren ver verleden. Een verleden waarin zij zich niet kunnen of willen herkennen. Dat is precies de reden om meer aandacht te schenken aan hedendaags racisme, aan verzet daartegen, aan eigen houding en eigen verantwoordelijkheid. Sommige jeugdvoorlichters leggen daarbij zeer bewust de relatie met de Tweede Wereldoorlog. Anderen doen dat juist niet, omdat dit te bedreigend zou zijn voor jongeren of - zoals in Duitsland naar voren is gebracht - voor de voorlichters zelf. Het is opmerkelijk en wellicht ook bemoedigend dat de internationale discussie over het levend houden van de vernietiging van de joden veel gelijkenissen vertoont, vooral op het vlak van didactiek. In alle landen geldt - dat is minder bemoedigend dat scholieren van havo en vwo weliswaar relatief veel jeugdvoorlichting over de Tweede Wereldoorlog krijgen, maar leerlingen van het beroepsonderwijs en de mavo (of vergelijkbare niveaus) nauwelijks. Vroegtijdige schoolverlaters en anderen worden zelden bereikt.

Jeugd- en jongerenwerk in buurten signaleert dat al jaren, maar heeft onvoldoende middelen om gedegen actie te ondernemen. Een ander dilemma dat jeugdvoorlichters parten speelt is de moeite om te erkennen dat ook eigen landgenoten en de eigen overheid nalatig zijn geweest, een dubieuze rol speelden of vuile handen hebben. Dat speelt een problematische rol in elke vorm van communicatie over de Tweede Weieldoorlog in elk land, maar steeds op verschillende manieren. Verwijzingen naar collaboratie en verraad doen de emoties vaak hoog oplaaien en halfslachtig overheidsbeleid ten aanzien van 'nieuw' racisme bemoeilijkt een écht genuanceerde en open benadering. Vrijwel alle organisaties die in het onderzoek participeerden gaven aan graag (internationaal) samen te werken om de kwaliteit van de jeugdvoorlichting te verbeteren. Hopelijk neemt het Nederlandse ministerie van VWS ook daartoe het initiatief. Linda Horn Uitvoeriger gegevens zijn te vinden in het onderzoeksverslag "Jeugdvoorlichting over de Tweede Wereldoorlog en de relatie tot het heden, opvattingen en ervaringen in Nederland, België, Denemarken, Duitsland en Frankrijk". Verslagen samenvattingzijn te hestellen bij het Ministerie van VWS afdeling voorlichting: 070 340 78 90. Lndien gewenst geeft de onderzoeker, Linda Horn, aanvullende informatie: 072 506 5469.


In M o k u m staat een huis Kinderen in het Joods Historisch Museum In het Joods Historisch Museum is tot december 2 0 0 2 plaats gemaakt voor een tentoonstelling die speciaal gericht is op kinderen. O p een hogere verdieping is daadwerkelijk een heel huis ingericht waar kennis kan worden gemaakt met de joodse cultuur. H e t huis bestaat uit verschillende kamers in welke telkens op speelse wijze, aspecten van die joodse cultuur worden belicht. Jonge kinderen vinden musea vaak saai. In dit museum hoeven ze zich echter niet re vervelen doordat er veel interactie mogelijk is. Het huis is verdeeld in zes kamers. Te weten een hal, studeerkamer, muziekkamer, gang, keuken en slaapkamer. In elk verttek is et de mogelijkheid zelf zaken te ontdekken. Allerlei deurtjes en laden kunnen worden geopend om nog meer zichtbaar te maken. In elke kamer kunnen video- of geluidsfragmenten gestart worden en zo is er bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om je eigen naam in het Hebreeuws te leren schrijven of zelf matzes te bakken. Je betreedt eerst de studeerkamer van het huis. Die fungeert als een leidraad voor de rest. In de studeerkamer hangt aan de muur een grote leesplank, zoiets als de bekende aap-nootrnies leesplank, maar dan in het Hebreeuws. Op een videoscherm

w

vertelt Gideon, een van de bewoners, over zijn huis. Zijn hele familie woont hier. De familie bestaat echter niet alleen uit personen maar ook uit objecten. Afbeeldingen van al deze personen en objecten staan op de leesplank in de studeerkamer. De andere familieleden, wederom zowel de personen als objecten, leveren op

videoschermen en audioapparatuur commentaar in de andere vertrekken. Pratende muur Het hele kindermuseum is fraai vormgegeven. Alle attributen zijn fraai en tot in de kleine details afgewerkt. De pratende muur van de synagoge, die vertelt over het verleden van deze plaats, is hiervan een goed voorbeeld. Ook hier is het mogelijk op

een kaartje een persoonlijke herinnering of belevenis op te schrijven en aan cle muur te geven zodat deze hier latet over kan vertellen. Door het hele museum zijn mooie foto's te vinden van joodse taferelen, met vergelijkingen tussen vroeger en nu. En er is de mogelijkheid tot het beluisteren van fragmenten van joodse muziek uit verschillende delen van de wereld. De tentoonstelling is ondet andere bedoeld om kinderen mer verschillende culturele achtetgronden kennis te laten maken met de joodse cultuur. In dit kader hebben de organisatoren getracht er een speels en interactief museum van te maken. Hierin zijn zij ruimschoots geslaagd. Voor diegenen die (nog) weinig weet hebben van de joodse cultuur is er in woord, beeld en geschrift veel uitleg aanwezig. Het centrale thema van de expositie is het doorgeven van culturele tradities. Een bezoek aan deze tentoonstelling is dan ook zowel voor kinderen als voor volwassenen waardevol.

Roy Jadi

In Mokum staat een huis. Te zien tot 1 december 2002 in het Joods Historisch Museum, Jonas DaniĂŤl Meijerplein 2-4, 1001 RE AMSTERDAM, tel. 020 626 99 45, fax 020 624 17 21, website: http://www.jhm. nl


Bij het afscheid v a n burgemeester Patijn:

'Een burgemeester met nesjomme' Toen mr.dr. Schelto Patijn op 1 juni 1994 werd geïnstalleerd als burgemeester van Amsterdam keken veel Amsterdammers vreemd op. Een Hagenaar, niet alleen van geboorte, maar ook van opvoeding, studie (Rechten), loopbaan (als ambtenaar en parlementariër) en zelfs, had men het gevoel, van uiterlijk, kon dat wel goed gaan? Ook bij het Nederlands Auschwitz Comité dachten we dat we nooit meer zo'n vertrouwde burgemeester zouden kunnen krijgen als FA. van Thijn, die in veel opzichten een van de onzen is en die zich nauw bij het Auschwitz Comité betrokken voelt. Maar er gebeurde iets heel bijzonders. Schelto Patijn bleef als burgemeester in veel opzichten zichzelf, maar wist zich, misschien daardoor, steeds meer geliefd te maken. Dat geldt wel heel speciaal voor ons comité. In 1995 al was hij bij de 50-jarige herdenking van de bevrijding van Auschwitz dc belangrijkste spreker, het keppeltje stond toen nog een beetje vreemd hoog op zijn hoofd. Het jaar daarna, in november 1996, heeft hij met zijn vrouw Elisabeth de reis naar de concentratie- en vernietigingskampen in Polen van ons comité meegemaakt en het was alsof vanaf het jaar daarna zijn toespraken tijdens de Auschwitzherdenking anders zijn gaan klinken, nog meer betrokken, nog sterker zoekend naar een band met de actualiteit, steeds meer een van de onzen. Voor het bestuur van het Auschwitz Comité heeft hij steeds klaar gestaan,

hij was altijd bereikbaar als er moeilijkheden waren en tijdens een privé bezoek van enkele bestuursleden bleek nog eens extra hoezeer hij zich betrokken voelde bij wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd en geïnteresseerd is in het joodse leven. Het schokte ons dan ook zeer toen hij ziek werd en wij hebben ons met hem verheugd toen hij zijn werk weer kon oppakken en even energiek en levenslustig leek als daarvoor. Ook voor de stad is zijn aanwezigheid heel positief geweest. Hij heeft weliswaar paal en perk gesteld aan sommige verschijnselen die uit de hand zouden kunnen gaan lopen, maar juist daarmee heeft hij waarschijnlijk het tolerante, kosmopolitische en vrije karakter van Amsterdam weten te redden. Wij respecteren natuurlijk zijn besluit nu afscheid van Amsterdam te nemen en wij wensen hem een mooi en lang leven toe, in goede gezondheid, met zijn vrouw en zijn kinderen. Er is wel eens - misschien als grap, misschien serieus - geschreven, dat de burgemeester van Amsterdam eigenlijk een jood moet zijn, gezien het karakter van de stad. Natuurlijk is het mooi en prima als dat bij de opvolger van Patijn het geval zou zijn, maar dat het faliekante nonsens is zoiets als eis te stellen heelt Schelto Patijn heel duidelijk bewezen. Onze voorzitter Jacques Grishaver noemt hem 'een burgemeester met nesjomme', een

burgemeester met een ziel. Nesjomme, openheid voor wat er in de stad gebeurt, respect en liefde voor de tradities van deze stad, dat is allemaal veel belangrijker dan waar iemand vandaan komt of wat zijn eigen achtergrond is. Van de andere kant hebben de Amsterdammers laten zien, dat ze na enige aarzeling waardering en liefde kunnen opbrengen voor een Hagenaar met nesjomme. Wij wensen de opvolger van burgemeester Patijn, wiens naam we als ik dit schrijf nog niet kennen, dan ook heel erg veel geluk, succes en plezier in Amsterdam, waar hij zelf ook vandaan moge komen. Het is juist de belangrijkste eigenschap van Amsterdam dat ook degenen die van ver komen daar welkom zijn. Max Arian


Er werd vooral veel gezwegen O o k het verdriet v a n de g e m e n g d g e h u w d e was heel erg groot Mijn grootvader Jacob Content is in Auschwitz vermoord. Tenminste, dat denk ik. Achter zijn naam staat in het Memorboek een sterretje. Misschien was hij al dood voor hij daar aankwam. Ik weet het niet. Ik weet wel sinds een paar jaar met welk transport hij uit Westerbork is vertrokken, dat was op 23 januari 1943. Bij ons thuis hing zijn foto aan de muur. Daarnaast hing mijn gtootmoedet Hendrika. Ze had een gtote onderkin, en ze keek sereen de wereld in. Mijn vader vertelde wel eens dat hij gek was op zijn moeder. Ze was in 1935 bij een galoperatie overleden. Zou ze die onderkin hebben gekregen van alle taartjes die ze at in de banketbakkerszaak van haar man op de Nieuwe Herengracht? Ik heb wel eens gelezen dat ze daar het lekkerste ijs van Amstetdam hadden. Maar dat zal wel overdreven zijn. De foto van mijn grootvader was heel anders. Hij zag er in mijn kinderogen rusteloos en zorgelijk uit. De foto was ook van veel slechtete kwaliteit. Korrelig, een beetje bewogen. Het was, denk ik, de laatste foto die er van hem is gemaakt. Het was de enige loto die ik kende. W a a t mijn grootvader had gewoond en wat hij had gedaan, en hoe hij aan zijn einde was gekomen, daar werd thuis nooit o v e t gesproken. Op de oorlog rustte een groot taboe. Mijn vadet was joods, en mijn moeder niet. Hoe lang ik dat al weet? Ik weet het niet. Er werd veel gezwegen bij ons thuis. We werden erg beschermd opgevoed, en de oorlog werd ver weg gehouden. Het bekende verhaal. Met mijn vader heb ik helemaal nooit over de oorlog gesproken. Hij is in 1968 overleden. Hij reed voor zijn werk bijna dagelijks door de buurt van zijn kinderjaren. Maar hij zei er nooit iets o v e t als ik

naast hem zat in de auto. Wie weet hoe vaak we langs zijn ouderlijk huis zijn gereden zonder dat ik het wist. Alles wat ik weet, is kennis achteraf. Schoenendoos loch werd ik door de jaren heen steeds nieuwsgieriger. Zeker nadat ik bij de verhuizing van mijn moeder een oude schoenendoos met vergeelde papieren had gevonden. Daar zaten valse paspoorten in voor mijn vader cn moeder. En een sterilisatie-oproep voor mijn vader. Zelfs de kwitantie van de Artzliche Beratungsstelle zat erbij, fl.100,— operatiekosten; opname januari '44. Maar aan het eind van de oorlog was mijn broertje toch nog geboren? Verwarring, tot moeder vertelde dat mijn vader toen te ziek was om "geholpen" te worden. Te ziek van angst. Z i j was toen naar de Euterpestraat gegaan. Ze wist voor elkaar te krijgen dat hij uitstel kreeg voor die operatie. Later hoefde het niet meer. Mijn moeder kreeg wel tenoren waarom zo'n schone Frau toch met zo'n jood was getrouwd. Verder wilde mijn moeder er niets over kwijt.

Het persoonsbewijs van mijn vader met een grote "J" zat er ook nog in: 'Inhaber dieses Ausweises, ist bis auf weiteres vom Arbeitseinsatzfreigestellt'. Mijn vader had ook met een ster gelopen, blij was zijn werk kwijtgeraakr. Hij moest lopen, terwijl zijn

vrouw wel in de tram mocht. Kortom hij was een tweederangsburger geworden. Vrijwel alle beperkende antijoodse maatregelen van vóór het begin van de grote deportatiegolf die vanaf juli 1942 op gang kwam, golden ook de gemengd gehuwden. Bij de eerste razzia's die in de jodenbuurt in 1941 werden gehouden zaten ook gemengd gehuwde joodse mannen. Zij kwamen om in Mauthausen. Sjikse In Amsterdam werden er voor de oorlog al veel gemengde huwelijken gesloten. Dat is niet iets van de laatste tijd. De rabbijnen waren daar ook toen al fel tegen. Mijn vrome grootvader schijnt het ook flink dwars te hebben gezeten dat zijn zoon een sjikse ttouwde. Hij was niet op de huwelijksvoltrekking aanwezig. Mijn vader had met trouwen gewacht tot hij dertig was om geen toestemming aan zijn vader te hoeven vragen. Zo was de wet toen. Hij wilde zijn vader niet voor zijn hoofd stoten door naar de rechter te gaan om toestemming voor het huwelijk te vragen. In juli 1940 werd mijn vader dertig. Maar toen was de oorlog net uitgebroken. Ze hebben de huwelijksdatum verschoven naar oktober 1940. Ondanks alle onzekerheden zijn ze toen toch getrouwd. Tante Liesje, de zustei van mijn vader, sraat met haaiman wel op de foto's van hun huwelijk in het stadhuis van Haarlem. In her voorjaar van 1 942 kwam er een verbod op het sluiten van gemengde huwelijken. M a a t mijn ouders waren al getrouwd. Sommige gemengd gehuwden dachten dat het veiliget was om te scheiden. Dan bracht je je niet-joodse partner en je kinderen niet in gevaar. Zo leek het tenminste. Want niets was zeker. Toch hebben niet veel gemengd gehuwde joden dat gedaan. Sommigen deden het wel, m a a t schreven de uitspraak niet in in de registers van de


Burgerlijke Stand. Het was voor hen meer een juridische truc om de Duitsers op het verkeerde been te zetten. Het gebeurde wel dat de joodse 'gescheiden' man ging onderduiken bij zijn vrouw achter een vertimmerde muur in de slaapkamer. De kleine kinderen wisten van niets. Ze moesten in ieder geval 'groot' zijn, en hun mond houden. Als z o n onderduiker werd betrapt of verraden, werd hij een strafgeval, en naar Westerbork - als voorportaal van de hel - gestuurd. In juli 1942 begonnen de grote deportaties. Bij de razzia's werden vooral in het begin ook nog veel gemengd gehuwde joden meegenomen. Vooral in die eerste maanden van grote chaos werden ook de gemengd gehuwden vaak doorgestuurd. De wildste geruchten deden de ronde. Soms leek het dat gemengd gehuwde mannen met kinderen boven de zestien ook weg moesten. Dan weer leek het anders. Het was ingewikkeld informatie te krijgen. Er heerste willekeur. In september 1942 stond er een advertentie in de landelijke dagbladen waarin de joodse partners van een gemengd huwelijk werden opgeroepen een 'Verklaring voor de vaststelling van een gemengd huwelijk' af te leggen; ze zouden dan een speciale Sperr krijgen en niet naar het oosten hoeven. Niet alle gemengd gehuwden deden dat. Kon je vertrouwen op het woord van de Duitsers? Maar als je dat niet deed en je werd aangehouden, dan was je erbij. Dan werd je een strafgeval, en volgde deportatie. Mijn vader legde die verklaring af op 16 september 1942 (bewijs van ontvangst zat ook in de schoenendoos). Vanaf dat moment mochten de meeste gemengd gehuwde joden die om de een of andere reden werden opgepakt weer naar huis. Het was vaak hartverscheurend: zij mochten weer gaan, terwijl familie en alle anderen achter moesten blijven. Hoe rot voelden ze zich dan? Ze mochten trouwens alleen maar naar huis als ze

over de goede papieren (doopbewijzen van de vier grootouders van de niet-joodse partner) beschikten. Dat viel soms niet mee.

levenslang. Toen de meeste joden weggevoerd waren, en alleen de gemengd gehuwden nog zichtbaar in het land aanwezig waren, begonnen de Duitsers de gemengd gehuwde mannen op te roepen voor verschillende werkkampen in Nederland. De Duitsers wilden geen mensen met sterren meer zien in het straatbeeld.

Onduidelijke regels En steeds veranderde er iets in die toch al onduidelijke regelgeving. Joodse mannen zonder kinderen werden wel gedeporteerd. Mijn vader was nog geen vader in 1942. Maar gelukkig hadden mijn ouders de vrouwenarts dr. F. van Tongeren bereid En toen kwam de bevrijding. Van die gevonden om een valse verklaring af meer dan honderdduizend mensen te leggen over de 'zwangerschap' van die naar het oosten waren afgevoerd, mijn niet zwangere moeder. Als dat kwamen er maar enkele duizenden ontdekt zou worden: strafgeval, terug, ook mijn Tante Liesje uit deportatie. Ik werd pas in augustus Bergen Belsen met haar twee dochtertjes. 1943 geboren. Toen leek mijn vader Anderen kwamen terug uit de weer een beetje veiliger. onderduik. De gemengd gehuwden vormden de grootste groep joden die de oorlog Maar er was altijd - de hele oorlog hadden overleefd. Ze lieten niet veel door - de angst een strafgeval te van zich horen. Ze vonden dat hun worden. Er werden mensen doorverhalen in het niet zonken bij die gestuurd omdat ze op een warme dag van de anderen. zonder ster in hun tuin zaten. Een buurman meldde dat, en de 'zondaar' Maar ook zij hebben in grote angst werd naar Polen gestuurd. Het en onzekerheid geleefd en zijn gemengd gehuwd zijn gaf dan geen vernederd. Ook hun wereld was inbescherming meer. Vaak klopten gestort. Het verdriet over de verloren vrienden en familieleden aan om familieleden is bij alle overlevenden hulp, maar wat moesten ze doen? Ze even groot. Er werd daarover veel in huis nemen mocht niet. Ze laten gezwegen. Men wilde elkaar geen pijn onderduiken in hun eigen huis; doen. Maar soms kwam er toch praktisch onmogelijk Bij verraad openheid. Niet zo lang geleden heeft werden ze een strafgeval. 'Jodenmijn nichtje me een andere foto van begunstiging' luidde het dan. Daar mijn grootvader laten zien. Dat was stond ook deportatie op. er al die jaren nog niet van gekomen. Ze zit bij hem op schoot. Mijn grootvader is daar een lachende, vrolijke Iedere dag angst man, die trots is op zijn kleindochter. Iedere dag was er angst. Je was nooit Op dat moment heeft mijn nichtje zeker. Je kon verraden worden, een me toch nog een glimp kunnen laten overtreding begaan van een regel die zien van onze opa. je niet eens kende. En je had zorgen, zo veel zorgen ook over alle familieleden die weg waren gevoerd. Toen Loucky Content kwamen de dreigementen van de sterilisaties: alleen als een gemengd gehuwde zich zou laten steriliseren, zou hij of zij niet naar Polen hoeven. Sterilisatie was toen nog ongebruikelijk en niet ongevaarlijk. De meeste joodse mannen en vrouwen die zijn gesteriliseerd hebben daar ook na de oorlog nooit mee te koop gelopen. De schaamte en vernedering was


Een steen in de vijver Het v e r h a a l v a n Frieda Menco De Tweede Wereldoorlog. Auschwitz. Vernietigingskampen. Joden, Sinti en Roma, homoseksuelen, communisten. 60 Miljoen slachtoffers. Iemand heeft eens gezegd: 'Het is niet dat er zes miljoen joden zijn vermoord, maar het is zo dat er zes miljoen maal één mens is vermoord.' Die zes miljoen maal één mens praten niet meer, maar toevallig zijn er nog een paar die wel iets kunnen vertellen. Eén van die mensen is Frieda Menco. Als meisje van achttien jaar kwam zij eind 1944 samen met haar vader en moeder in Auschwitz aan. Zij en haat moeder overleefden de verschrikkingen, haar vader werd vermoord. Wij spraken met Frieda over haar ervaringen uit die tijd, hoe zij het overleefde en waarom zij nog steeds zoveel energie en wilskracht heeft. De rode draad in ons gesprek was: Kunnen we lessen uit de geschiedenis trekken? Welke lessen? Wat zijn de signalen die je aan jongeren kunt meegeven voor een betere toekomst? Frieda Menco Brommet is geboren in Augustus 1925 en zij was dus veertien jaar toen de oorlog in Nederland uitbrak. Met haar ouders woonde zij

Frieda Menco, 1942

toen in Amsterdam. De familie Brommet zag er van af naar IJmuiden tc vluchten, omdat ze de vier grootouders niet alleen wilden achterlaten. Samen met haar ouders dook Frieda in 1942 onder. In juni 1944 werden ze verraden en naar Westerhork gebracht. Op 3 september, met de laatste trein naar Auschwitz, gingen ze op transport. Frieda en haar moeder werden op 27 januari 1945 door de Russen in Auschwitz bevrijd. Haar vader was echter meegestuurd met de beruchte 'dodenmars' en hij stierf op 9 mei 1945. Ook Frieda's grootouders van beide kanten hebben de oorlog niet overleefd. Moeilijk voor te stellen Ftieda noemt zichzelf een selfmade woman. Zij werkte als journalist voor een aantal weekbladen, maar vooral voor de radio, als freelancer met als specialiteit documentaires over de oorlog, 4 mei en transgenerationele problemen. Daarnaast maakte zij veel programma's ovet beeldende kunst en algemene onderwerpen. Sinds 1964 is zij actief binnen het liberale jodendom, zowel nationaal als internationaal. Zij was de eerste vrouw in Nederland die voorzitter was van zowel cle Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam als van het Verbond van Liberaal Religieuze Joden. Frieda heeft twee zoons en vijf kleinkinderen. Zij houdt zich nu vooral bezig met antiracistische activiteiten. Onze eerste vraag is hoe je jonge mensen iets positiefs zou kunnen meegeven uit de negatieve ervaringen van toen. Zij zegt dat zij het begrijpelijk vindt dat jongeren zich moeilijk, ja haast onmogelijk kunnen voorstellen wat er is gebeurd tijdens de Tweede Wereldoorlog in de concentratie- en vernietigingskampen. Floewel ook nu vergelijkbare verschrikkingen plaatsvinden: We hebben de beelden uit het voormalig Joegoslavië

recent op ons netvlies, twee u u t vliegen hiervandaan. Ik kan het mezelf nauwelijks voorstellen, dus hoe zouden zij dat moeten kunnen?' We hebben een klassenfoto van een school voor voortgezet onderwijs in de Randstad meegenomen. Een multiculturele groep, zeer divers in achtergrond. Frieda's reactie: 'Ik zie jonge mensen, prachrige mensen, die op hun lichaam vertrouwen. Dat onbevangene. Dat vertrouwen.' Zwarte mensen in dominant witte samenlevingen worden gediscrimineerd en erger. In heel Europa en andere werelddelen ondervinden de mensen die we in Nederland allochtonen noemen racisme en vooroordelen. Dat sommige jongeren zich dat eigenlijk niet kunnen vootstellen heeft ook een positieve, optimistische kant, vindt zij. Maar verschillen tussen mensen niet durven erkennen is ook niet goed. Specifieke ervaringen In de loop van ons gesprek wordt duidelijk dat er een aantal universele ervaringen en normen zijn die voor iedereen gelden, maar dat joodse Nederlanders die de oorlog kunnen navertellen ook specifieke ervaringen hebben die minderheden en anderen aan het denken kunnen zetten. Om met die laatste te beginnen, Frieda's leven is door de oorlog totaal veranderd en beïnvloed. Zij maakte als meisje mee wat het alleruiterste is dat mensen elkaar kunnen aandoen. Dat alleruiterste heeft zoals we weten gevolgen voor iedereen die het heeft meegemaakt. Hoe zij dat ervaart is de afschuwelijk waarheid van alle overlevenden van misdaden tegen de menselijkheid: 'Het gaat nooit over, dat weet ik zeker.' Zij werd op transport gesteld vanuit het kamp Westerbork en ging met de laatste trein in september 1944 naar


het vernietigingskamp Auschwitz. De reis duurde drie dagen en nachten in beestenwagens. Het was vernederend en dat was ook de bedoeling. De vooropgestelde bedoeling te vernederen. Frieda: 'Uit de film Shoah van Claude Lanzmann is dat ene zinnetje me het meest bijgebleven: 'Kinderen half geld! Het verschil tussen joden en nietjoden? Joden werden onevenredig zwaar getroffen. Voor veel joden een verrassing, aangezien zij die niet religieus actief waren zich in de eerste plaats Nederlander, Fransman, Duitser, Griek etc. voelden. Het besef dat sommige Duitse joden met 'eer' gestreden hadden als Duitser in de Ferste Wereldoorlog, het ijzeren kruis hadden gekregen en een moment later voor datzelfde land niet meer waren dan 'te verdelgen objecten', dat is onvoorstelbaar. Frieda: 'Dat ikzelf joods was, speelde v贸贸r de oorlog helemaal geen rol in mijn leven. Ik werd pas joods op het moment dat de oorlog kwam.' Het was geen identificatie, maar meer etikettering van buiten af. Zowel v贸贸r als na de oorlog wilden we vooral "gewoon" zijn. Zoals iedereen.' Gevoel van eenzaamheid Het wrange van de Sjoa is de moedwilligheid. Dat maakt Frieda woedend.: 'Dat de nazi's in een Berlijnse villa aan de Wannsee de totale vernietiging van joodse mannen, vrouwen en kinderen hebben uitgedacht, besproken, organisatorisch gepland en keurig in kaart gebracht. Pas lang na de oorlog drong dit werkelijk tot me door. Dat het niet iets is geweest van: "Ja, het leven is onvoorspelbaar". Maar dat je door Hider en zijn trawanten dit is aangedaan, met voorbedachte rade, dat is een groot verschil tussen joden en niet-joden in de oorlog.' Een ander verschil was het gevoel van eenzaamheid bij terugkeer. Nietjoodse Nederlanders die opgepakt werden, bijvoorbeeld omdat ze in het verzet hadden gezeten, en de oorlog

i

Frieda Menco, 2000 overleefden, keerden terug en vonden vrouwen, mannen, ouders, ooms, tantes, families, vrienden. 'Bij ons was iedereen dood. Ik herinner me de verbazing als er iemand nog wel was. De mensen die niet-joods waren, die kwamen terug in families. Bij ons was er niets. We waren dood. Dat was gewoon. Het is moeilijk zoiets te visualiseren. Stel dat leerlingen op een school zitten met 600 andere leerlingen. Op een daggaje naar huis en iedereen is weg: je ouders, broers, zussen, ooms, tantes en ook de hele straat met je vrienden en vriendinnen is leeg en je ziet niemand ooit weer. Dan ga je terug naar school waar, op 30 of 40 na, ook alle leerlingen zijn verdwenen. En ook die komen nooit meer terug. Dat is iets wat een mens zich niet kan voorstellen. Ik kan het me zelf nauwelijks voorstellen, hoe moeten jongeren dat doen? Ja misschien kunnen vluchtelingen in Nederland er iets van begrijpen'. Gevraagd wat joden aan antisemitisme kunnen doen, antwoordt Frieda fel: 'Joden moeten zich niet veranderen.' Is zij er trots op jood te zijn? 'Nee, het is een gegeven. Ik ben het gewoon. Ik leef ernaar, ik ben het vooral gemaakt door omgeving en omstandigheden. Je wilde juist vooral "gewoon" zijn. Gewoon zoals alle anderen. Racisme roept haat op. Men gebruikt het om zijn ego te ver-

foto: Carla van Thijn sterken. Maar eigenlijk zijn racisten dus zwakker. Racisme is klonteren bij je eigen soort, en je verheffen boven anderen. Het is het 'ons-soortmensen-gevoel.' Belangrijke vraag Onderduiken werd voor haar een bittere ervaring. Frieda Menco kon weliswaar met haar ouders onderduiken maar de man bij wie ze in huis kwamen, wilde vooral veel geld aan hen verdienen en liet de familie bijna verhongeren. Hij vroeg wekelijks enorme bedragen voor voedselbonnen en andere gunsten. Na de oorlog kwam Frieda er achter dat het verzet altijd gratis bonnen voor ze had verstrekt Toen de man hen voor het eerst zag, had hij verbaasd gezegd: 'Wat gek, jullie zien er net uit als gewone mensen.' Na twee jaar, toen het geld bijna op was, werd hun gezegd dat ze naar Zwitserland konden vluchten, maar het was doorgestoken kaart: ze werden verraden en door de Duitsers opgepakt. Onderduiken neemt volgens Frieda een speciale plaats in, in het leven van de joodse generaties na de oorlog: 'Een belangrijke vraag is of je bij iemand zou kunnen onderduiken. En zou ik zelf wel onderduikers nemen? Dus in dat opzicht zijn er geen joden en niet-joden. Er zijn slechts mensen. Mensen die het goede doen of niet.'


Zo komen we op het belang van vriendschap en de waarde van de kleine dingen. En op de steen ciie in de vijver wordt gegooid en kringen maakt waar je niet van weet tot waar die zullen gaan. Volgens Frieda kunnen kleine dingen bepalend zijn: 'Kleine gebaren kunnen grote gevolgen hebben. Vriendschappen zijn kostbaar. Het gaat om menselijke relaties en ik geloof in cle invloed van heel kleine dingen. Zelf heb ik veel stenen in vi|vers gegooid. Kleine dingen kunnen een grote invloed hebben op cle loop van dc gebeurtenissen. Na de oorlog stuurde een familielid die m Amerika woonde mijn moeder en mij een pakje thee. Dat pakje thee is misschien niet veel, maar het was ons wisselgeld tegenover een ambtenaar, waardoor we een aantal materiele zaken toch terug hebben gekregen. Een druppel op cle gloeiende plaat helpt soms wel degelijk. Het kan net het verschil uitmaken tussen wel en niet. Een pakje thee uit Amerika bijvoorbeeld. Zo is het in mijn leven wel vaker geweest. Misschien is dat wel wat ik aan de jongere generatie wil zeggen: Een klein gebaar kan grote gevolgen hebben.' Een steen in de vijver maakt grote

T

'SSSjf;'?';:,

i$

kringen. Frieda Menco laat ons de ring aan haar vinger zien. Het is een ring waarop kringen zijn geètst als symbool voor zo'n ldeine gebeurtenis die grote gevolgen kan hebben. Frieda zegt nadenkend: 'Als je een steen in de vijver gooit weet je niet waar en wanneer de kringen een oever zullen

raken. Het gaat er om een keuze te maken. De keuze tussen iets doen of later te moeten leven met de gedachte dat je het niet hebt gedaan.'

Judith de Beer Theo van Praag

BV import van dames- herenen kinderkleding

Touwbaan 38 P.O. Box 180 2350 AD Leiderdorp Holland

tel. 071 - 589 92 45 fax 071 - 589 63 53 telex 39265 teidw nl

Centrum voor Informatie en Documentatie IsraĂŤl

2502 AP Den Haag, Postbus 11646, tel. 070-3 64 68 62


Reizen naar Polen In 1986 is het Nederlands Auschwitz Comité begonnen met het organiseren van tweejaarlijkse reizen naar Polen. Het doel van deze reizen was het bezoeken van de plaatsen waar veel van de Nederlandse joden zijn omgebracht, Auschwitz, Birkenau en Sobibor. Elke reis opnieuw was er grote belangstelling en moesten we velen teleurstellen. Daarom besloot het Comité in 1999 een extra reis te maken. Ook deze reis en de afgelopen reis in november 2000 waren weer geheel volgeboekt. Het reisgezelschap op zo'n reis is een heterogeen gezelschap, dat onder meet bestaat uit ovetlevenden en mensen van de tweede generatie, samen met familie; medewerkers van verschillende hulporganisaties en herinneringscentra; mensen uit de politiek en het onderwijs. Na Terugkomst en op de daatop volgende teünie blijkt steeds opnieuw dat de reis voor velen een enorme impact heeft en vaak behulpzaam kan zijn bij het verwerken van datgene wat er tijdens de oorlog is gebeurd. Het Nederlands Auschwitz Comité heeft

daarom besloten, indien de belangstelling zo groot blijft, voorlopig elk jaar een reis te gaan organiseren. Vanaf de eerste teis stond voorop dat de teizen absoluut niet winstgevend moesten zijn maat alleen kostendekkend. De totale kosten van een reis worden daarom steeds omgeslagen over de deelnemers. Het Comité doet elke keer opnieuw zijn uiterste best om, zonder verlies van kwaliteit, de ptijs zo laag mogelijk te houden.Wat voor ons echter niet te ondervangen is, is de voortdurende stijging van de reissom.

De toenemende welvaart in Polen alsook de koers van de dollar zijn hier debet aan. Voor de aankomende reis zijn wij nog steeds in onderhandeling en indien dit gunstig mocht uitvallen dan vet rekenen wij dit natuurlijk. In dit Herdenkingsnummer vindt u de aankondiging van de volgende reis in november 2001 en informatie over hoe u zich moet aanmelden Ook vindt u in dit nummer enkele reisverslagen van de afgelopen reis in november. Jacques Grishaver, voorzitter

Reis naar Polen 2001 Het Nederlands Auschwitz Comité organiseert dit jaar opnieuw een reis naar Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor. De reis zal plaatsvinden van maandag 12 november t / m zaterdag 17 november 2001. De reissom bedraagr ƒ 1 850,- per persoon op basis van een tweepersoonskamer. Een eenpersoons kamer is mogelijk tegen bijbetaling van ƒ 320,-. De prijs is inclusief vliegreis Amsterdam-Warschau v.v., transfers per luxe touringcar (waarin roken N I E T toegestaan is), verblijf in uitstekende hotels in Watschau, Krakow en Lublin, alle maaltijden gedurende de reis, toegangsprijzen museums en een reisverzekering. N . B . : deze prijsopgave is onder voorbehoud van gelijkblijvende vliegtarieven en koersen.

Belangstellenden kunnen zich vóór 1 april schriftelijk opgeven bij het Nederlands Auschwitz Comité t.a.v. dhr. J. Grishaver, Knoopkruid 54, 1112 PV Diemen. (fax 0206003455). Er is slechts een beperkt aantal plaatsen, aanmelding betekent

At

****

derhalve niet automatisch dat u deel kunt nemen aan de reis. Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met: Jacques Grishaver tel. 020-6990658 of Joop Waterman tel. 020-4166810.


Een dochter reist met haar vader naar Polen V a n 13 N o v e m b e r tot en met 18 N o v e m b e r 2 0 0 0 Waarom ben ik dit jaar meegegaan met de reis van het Auschwitz Comité naar Polen? Mijn vader is zes jaar geleden samen met mijn oma voor het eerst naar Polen geweest. Ik was toen vijftien jaar en was niet echt met dit onderwerp bezig. Mijn vader is daarna nog een keer gegaan, samen met mijn moeder. Hij was dusdanig onder de indruk van de reis dat woorden tekort schoten om uit te leggen wat hij daar had gezien. Ik had al veel verhalen gehoord van mijn ouders en foto's gezien. Ik wilde niet, waarom zou ik de problemen opzoeken? Ik wist van tevoren dat het emotioneel zou worden. Toch besloot ik nu wel te gaan, wetende dat er over tien of twintig jaar waarschijnlijk geen overlevenden van Auschwitz meer mee zullen reizen. Mijn vader ging ook met mij mee Al toen ik op Schiphol een aantal mensen had gesproken van de groep, voelde ik een soort sfeer die anders was dan anders. Ik kan het moeilijk beschrijven. Ik was een beetje zenuwachtig. In Warschau begon dc kennismaking op gang te komen. De volgende dag gaan we op weg naar Auschwitz, om precies te zijn naar het Stammlager, Auschwitz 1. Het is een heel eind rijden. Ik ga een verslag lezen van iemand, die deze reis al heeft gemaakt. Ik raak ontroerd en moet eigenlijk al huilen. Ik probeer het in me te houden, maar mijn vader leest het ook en ook bij hem zie ik een traan over zijn wang rollen. Ik begin opeens te huilen, terwijl ik nog helemaal niets heb gezien. Ik vraag me af wat me nog te wachten staat. Tijdens de lunch zit ik naast tante Lenie, een van de overlevenden en ik moet vreselijk lachen om haar, wij allemaal trouwens. Lachen lucht echt op. Zij vertelt verhalen over de oorlog en over het feit dat ze niet begrijpt

dat zij de oorlog heeft overleefd en haar broertje niet. Zij was eigenlijk altijd het zieke kind thuis en haar broertje zorgde voor haar. Zij vertelt ook dat dit nog het meest moeilijke is om mee tc leven, dat haar broertje het niet heeft overleefd. Er rolt een traan over haar wang. Tante Leen vertelt dat ze een keer aan het huilen was toen ze in het kamp zat, omdat het die dag de verjaardag van haar broertje was en ze hem heel erg miste. Er werd haar gevraagd waarom zij huilde en toen zij dat vertelde werd zij voor straf geslagen. Ze hebben haar long kapot geslagen. Ik kan het bijna niet geloven. Ik heb het gevoel dat de reis nu pas echt is begonnen. Borstels We komen rond een uur of twee aan in Auschwitz I (het Stammlager). Ik durf niet naar binnen. Mijn vader heeft me al iets verteld wat ik hier kan aantreffen. De groep wordt in tweeën gedeeld, ik blijf bij mijn vader. Een jongen (een Poolse gids) gaat met ons het kamp door cn vertelt over hoe de Duitsers te werk gingen. Ik probeer naar hem te luisteren, maar kan me slecht concentreren. Ik wil alleen zijn en alles zelf bekijken. Ik wil praten,

maar dat kan niet, omdat ik dan door het verhaal van de gids heen zou praten. We zien een boel, vooral veel foto's en het kamp zelf natuurlijk, maar als ik in de ruimte kom waar een berg haar ligt val ik echt stil. Ik kan dat echt niet beschrijven. Ik blijf naar die berg kijken. Ik vind het aanzicht van een vlecht die radicaal is afgeknipt afschuwelijk. Daarna komt er een berg borstels, zelfs borstels om je schoenen te poetsen; ze hebben echt gedacht dat ze hier de tijd en mogelijkheid hadden om hun schoenen te poetsen. Ik begin me langzaam maar zeker te realiseren hoe men is misleid. Ik word er kwaad om. Als we in de hal met schoenen komen word mijn aandacht meteen getrokken door een vitrine waar babykleertjes in liggen. Ik kan er alleen maar naar kijken en niets zeggen. Mijn vader komt naast me staan en zegt dat hij, toen hij hier zes jaar geleden voor het eerst was, ook zeer geraakt was door deze vitrine. De tranen staan weer in zijn ogen. Wat is taal toch beperkt als je met zulke heftige emoties te maken hebt. De namen We gaan met de hele groep naar het Israëlisch paviljoen. Ik kom daar binnen en gek genoeg hangt tiaar een

Auschwitz, foto: Walter van Rossum


hele warme sfeer. We gaan rondom een verlichte Mageen David in dc vloer staan. Rabbijn Sonny Herman begint met het voorlezen van her Jizkor cn dan is het tijd voor de namen. DE N A M E N ! Opeens worden de getallen namen en bij de namen hoor je: "Mijn zusje, mijn moeder, mijn opa, mijn hartsvriendin ". Heel veel mensen beginnen te huilen en ik ook. Het leed van de ander is zo dichtbij en het doet ook pijn, want het is ook mijn leed, terwijl ik vaak heb gezegd, dat dit ver van mij afstond. Mooi niet, dichter bij dan op dat moment kon echt niet. Na het Kaddisj wensen we elkaar nog veel jaren. Ik kus mensen waar ik nog eigenlijk helemaal niet mee heb gepraat. Mijn vader en ik zeggen samen in het paviljoen nog wat namen van familieleden, de lijst is te lang om dit gezamenlijk met de gtoep te doen, omdat er nog zoveel andere mensen zijn die ook namen willen noemen. Het hotel in Krakow is heerlijke luxe. Ik ben vreselijk moe. Na het eten kun je de oude stad in gaan, maar ik blijf met tante Lenie in de lobby zitten, we hebben gezellig gekletst. Ook wat andere mensen komen er bij zitten en het gevoel van het bij elkaar zijn is er, de gesprekken gaan ook over dingen, waar je normaal niet zo snel over zou praten. Later vloeien de moppen rijkelijk en er wordt gelachen. Ook dat hooit bij deze reis. Zonder lachen zou je er op deze reis best eens aan onderdoor kunnen gaan. Birkenau De woensdag gaan we naar Birkenau. Terwijl ik her kamp in loop denk ik niet zo na waar ik loop, rotdat mijn vader mij erop wijst. Je loopt nu op de plek waar de mensen werden gescheiden van elkaar en er werd besloten wie er naar de gaskamers door moesten en wie er nog goed genoeg was om te werken. Ik schrik, maar kan het me werkelijk niet voorstellen. Aan het einde van de spoorlijn is een monument en daar worden bloemen neergelegd, kaarsjes

Birkenau, foto: Walter van Rossum aangestoken en Kaddisj gezegd. Ik ben niet zo emotioneel. Tante Lenie begint re huilen en ik vind dat vreselijk om te zien. Ik kan daar moeilijk tegen. Als ik naar tante Lenie kijk moet ik ook zo aan mijn eigen oma denken. Er zijn gaskamers in Birkenau, maar die zijn opgeblazen. Ik kijk naar de afgebrokkelde muren en probeer me te concentreren of ik nog stemmen hoor van toen. Hooi ik gegil en gehuil? Ik hoor niks. Als muren toch eens konden praten, maar ze praten niet tegen mij. Ei is teveel geluid om me heen om me echt te kunnen concentreren. Ik loop door het kamp en luister naar de verhalen van tante Lenie en blijf bij haat. Ik heb dingen gezien die ik haast niet kan geloven. Wat planken achtet elkaat, het moet een bed voorstellen verrek tante Leen, waai ze met zijn achttienen op lagen. De latiines, een rij gaten van 20 meter achter elkaar. Alleen gaten dus om je behoefte te doen. Het idee dat men juist hier wilde werken, want men zei: "Waar het stinkt is het warm"! Her is ongelooflijk hoe je je grenzen verlegt We gaan 's middags weer teiug naat het Stammlager. We lopen door een gaskamer en het voelt raar. Weer leg ik mijn oor tegen de muur om wat te horen. Weer hoor ik niets. Ik loop een andere kamer in en zie de ovens.

Ik voel me raar om daar met honderd anderen te staan. Men praat op deze plek en ik heb liever dat het juist hier stil is. Ik wil nog een keer naar het IsraĂŤlisch paviljoen samen mer mijn vader om Kaddisj te zeggen vooi de mensen waat nooit meet Kaddisj voor gezegd kan worden. We gaan samen en er gaan nog een paar mensen mee. We bekijken eerst het museum dat zich ook in dit paviljoen bevindt. Ik krijg het benauwd. Ik zie foto's die mij duizelig maken. Ik wil mijn hooid wegdraaien, maar aan de andere kant kan ik niet stoppen om er naar te kij ken. We komen op de plek waat we die dag ervoor kaarsjes hebben aangestoken en de namen hebben gezegd. Bijna alle kaarsjes zijn uit en ik begin driftig alle kaarsjes die er staan weer aan te steken. Het zijn er veel en als het allerlaatste kaarsje aan is, begeeft mijn aanstekei het. We zeggen met een stuk of vijf mensen Kaddisj en gaan dan terug naar de bus. Ik ben nog even gebleven want ik wilde alleen zijn. Die deftig seconden alleen zijn, op die plek, waten voldoende voor mij. 's Avonds bezoeken we drie sjoeltjes in Krakow. In een heel mooi sjoeltje voel ik me fijn. In een andere sjoel,


die als museum is ingericht zien we een vrij heftige film over het Getto in Warschau. Sobibor Donderdag moeten we de hele dag in de bus zitten. Je komt op een of andere manier in een bus in Polen, rijdend van kamp naar kamp, naast iemand te zitten die je nog niet eerder hebt gesproken en dan gebeuren er wonderlijke dingen. We hebben niet alleen gepraat, we hebben ook gezongen en gedanst in de bus. We komen uiteindelijk aan in Lublin, waar wc weer eten en dan naar de oude stad gaan. Na de rondleiding is er gelegenheid om wat te drinken in een kroegje. Hè hè, hier had ik nou behoefte aan, aan een kroeg. Sonny heeft mijn vader al aangeschoten dat hij moppen moet gaan vertellen. Mijn vader heeft zich hier op voorbereid, want hij loopt al de hele dag met een servetje in zijn borstzak rond, waar hij trefwoorden opschrijft, zodat hij ze niet vergeet. Dat op zich was alweer een mop! Toen we in het hotel zaten te luisteren naar de moppen van Joop, Jacques en mijn vader, had ik heel even het gevoel dat ik hier niet meer weg wilde. Ik wilde nog niet aan mijn dagelijks leven beginnen, want er was nog zo veel dat ik wilde vragen en zien.

Majdanek, foto: Waker van Rossum

lllllllM^^

IjjB llllllllllllIlM

Sobibor, foto: Waker van Rossum De volgende dag is het programma zwaar. Majdanek en Sobibor zijn vandaag aan de beurt. We zijn er al vrij snel en we stappen uit in Majdanek. Ik hoor schoten op de achtergrond. Het schijnt dat achter het kamp, het leger oefent. Ik kan het moeilijk aanhoren. We lopen door de barakken. Ze zijn weer ingericht als soort musea. Ik lees dingen waar ik niet met mijn hoofd bij kan en praat daar met mensen over, ook zij kunnen over sommige dingen niet eens nadenken. Er lagen bijvoorbeeld oude stukken grafsteen van een joods graf in een vitrine. Deze hadden de Duitsers gebruikr om er de weg van te maken in het kamp. Ook vertelde een medereizigstcr mij dat men ook hele vloeren van sjoels meenam om daar de vloer die naar de gaskamers toe liep mee aan te leggen. Ik loop verder. Mijn vader, Hadassa en ik lopen ver achter. Ik loop een trap op, naar de groep toe en zie daar een gigantische berg met as liggen. Ik besef dat het as is, want dat heeft mijn vader me wel eens verteld, maar pas nadat het Kaddisj is gezegd, iedereen zijn weg vervolgt en ik er alleen voor kan staan breek ik. Ik begin vreselijk te huilen. Ik kan hier werkelijk niet tegen. Dit is wel het meest afschuwelijke dat ik ooit heb mogen aanschouwen

We lopen verder, naar de barak waar de ovens staan. Ik denk wel tien ovens op een rij. De as ligt er nog in. Ik vraag me af of ik ook zo slecht kan zijn als de mensen die deze ontmenselijking hebben bedacht. Ik twijfel aan mezelf. Ik wil weg. Ik kan dit niet meer aanzien, nadat ik ook in de snijkamer heb gestaan. Ik stap de barak uit en krijg een sigaret van Hans Fels. In de hele week heeft een sigaret niet zo lekker gesmaakt als deze. Ik ben echt kapot. Als ik in de bus stap zie ik tante Leen. Ik heb behoefte om even met haar te knuffelen en doe dat ook. Als ik achter in de bus ga zitten ruilt mijn vader met tante Leen van plaats, zodat ze naast mij kan zitten. Wat voelt het toch fijn om samen te zijn. We gaan door naar Sobibor. fk kan niet meer en weet van mezelf dat ik de ergste emoties heb gehad deze reis. Het blijkt ook zo te zijn als we in Sobibor aankomen. Hier zijn 35.000 Nederlandse joden omgekomen, de meeste joden die mee zijn op de reis hebben hier ook hun familie verloren. Jules Schelvis, de enige overlevende van zijn transport van 3000 man, heeft in de bus een stuk uit zijn boek voorgelezen. Het is zo bijzonder dat Jules bij ons is en ons dit kan vertellen! Ik besef hoe bevoorrecht ik ben. Jules biedt een plaquette aan, aan het museum in Sobibor. We lopen


mer ons allen langs de gaskamers, die er niet meer zijn, maar waar nu een monument staat. Er is hier helemaal niets. Ik heb wel al van mensen gehoord dat Sobibot het einde van de weteld is, en dat is het ook. Het enige wat er nog is, is een gigantische berg met as. Mijn overgrootouders moeten daar ook liggen. Jk besef het niet. We steken kaarsen aan, leggen de rode anjers, die we uitgedeeld kregen van Joop, om de berg heen en lopen terwijl Sonny gebeden uitspreekt rond de as-heuvel . Er wordt weer Jizkor gezegd en er worden ook een paar persoonlijke boodschappen uitgesproken. Weer raak ik vol emotie en kan er moeilijk tegen. Tranen rollen weer over mijn wangen, tetwijl e t namen worden genoemd. Het Kaddisj is gezegd en iedereen durft weer hardop adem te halen. Ik wens iedeteen nog veel jaren en dat we dat met elkaat en voor elkaar kunnen doen, bij deze berg is heel bijzonder.

Het liefst wil ik nog even blijven, maar het is donker en we moeten nog een eind rijden naar Warschau. Als we in de bus zitten worden de whisky, cognac en wijn ontkurkt, het smaakt me heerlijk. Ik voel me goed. Er wordt besloten dat we nog even naar een sjoeltjegaan, want dat is net geresraureerd. Ik heb zo een goed gevoel. Het liefst wil ik op de ramen van de bus schrijven; "Dit is een bus vol met joden, we zijn et nog." Ik was op dat moment zo trots dat ik et was, als tietde generatie, dochter van een joodse vader en een niet joodse moeder, maar joodser dan op dat moment kon ik mij niet voelen. Ik was trots om een onderdeel te mogen zijn van Aangekomen in de oude sjoel weer ik niet wat ik zie, wat is het daat mooi. Mijn geluksgevoel kan niet meet op als Sonny begint te zingen en te ldappen en we allemaal met hem

meezingen. Elijahoehanawieen Lecha dodi. Het is prachtig. Ik hoor Jules in zichzelf mompelen hoe mooi het is, hoe verdriet en geluk zo dicht bij elkaar kunnen liggen. Nog een dag in Warschau, het voo誰mzWo getto of de sjoel. Winkelen mag ook. Tenslotte duurt op de laatste dag het afscheid nemen op Schiphol wel een uur. Iedereen zoenen en spreken en gedag zeggen. Ik wilde niemand overslaan. Ik was blij mijn moeder en zusje weer te zien, ik was weer in de gewone wereld. Ik denk dat ik die avond mijn mond niet heb gehouden, ik had zoveel te vertellen, maar kan uiteindelijk concluderen dat het een van mijn beste keuzes is geweest om met deze reis mee te gaan. Ik heb veel geleerd, gezien gedacht en gesproken, beter heeft het niet kunnen zijn..

Rosanne van den Berg

Een reis over-leven Eindelijk heb ik het toch gedurfd: ik ben meegegaan met de Auschwitzreis 2000. Vijf en negentig, merendeels onbekende, mensen. Twee bussen vol. 1300 kilometer rijden over veelal tweebaanswegen. Een kaal, rommelig, armoedig landschap. Waarom doe ik dit? Auschwitz, Birkenau, Majdanek, Sobibor.... de meest verlaten plekken op aarde, die ik ooit zag. Maar in werkelijkheid liggen ze, behalve Sobibor, helemaal niet verlaten. Dorpjes, boerderijen rondom. Misschien maakt dat de vetlatenheid binnen het prikkeldraad des te groter. Samen m e t een lotgenoot sta ik op de Rarnpe in Birkenau. We kijken uit ovet de schier oneindige vlakte: prikkeldraad, barakken, totens. We voelen ons machteloos en bijna gelijktijdig beginnen we woedend te spieken. 'Het kan niet waar zijn dat niemand van deze misdaden op de hoogte was.' 'Van alle kanten is dit zichtbaar, van

de weg, uit de lucht.' 'Het stond gewoonweg laag op de politieke agenda.' En dan overvalt me een gevoel van verlatenheid, peilloze eenzaamheid. Hoe moeten de mensen zich destijds hier gevoeld hebben? Totaal in de steek gelaten doot de test van de weteld, in eenzaamheid vechtend voor eigen leven. Hoe kun

je nadien ooit nog de mensheid vertrouwen? In de bus vraagt een vrouw, zij overleefde de verschrikkingen van Bergen Belsen, wat ik van deze reis vind, wat het met me doet. De vraag overvalt me. Het is allemaal zo veel en zo indrukwekkend en zo verschrikkelijk.

I Birkenau, foto: Walter van Rossurn


Hoe kan ik daar woorden aan geven? Eén woord komt in me op, 'verbondenheid'. Op dat m o m e n t w e e t ik niet veel meer te zeggen. Nu, terwijl ik schrijf, is dat het juiste woord. Het gaat om verbondenheid met: cle geschiedenis van de joden, met mijn familie, met lotgenoten en met mezelf. Tastbaar We lopen door de oude stad van Warschau. Daar waar ooit het qetto o

was, de Umschlagplatz, Mila 18: bolwerk van het verzet. Alleen cle plekken bestaan nog, van de gebouwen is niets meer over. E n natuurlijk zijn er gedenktekens, sommigen indrukwekkend, andere lelijk. Mij zeggen die monumenten niet zoveel. Voor mij is het van belang te lopen op de aarde, die ooit door de joden in Warschau betreden is. Door de lucht daat ter plekke in te ademen voel ik de verbondenheid met een indrukwekkend deel van de joodse geschiedenis van de 20e eeuw. Een zelfde verbondenheid ontstaat wanneer ik op al die verdoemde plekken sta. De hoeveelheid boeken, die ik hierover gelezen heb, is ontelbaar, maar daar staan maakt de beleving tastbaat, dtiedimensionaal, haast werkelijk. Ook bij het bezichtigen van de spoeltjes wotdt duidelijk hoe een bruisend joods leven hier ooit geweest is. Wlodawa was destijds een stadje met 11.000 inwoners, waarvan 60% joden, nu is het een stadje met 15.000 inwoners, waarvan geen enkele jood, met een grote geresraureerde sjoel, totaal leeg, een museum.... Het joodse leven in Polen is geschiedenis geworden. Door er te zijn voel ik hoe het ook een deel van mijn geschiedenis is. De tweede dag gaan we naar Auschwitz. Ik ben me sterk bewust, dat ik de eetste van mijn ouderlijk gezin ben, die een voet op deze aarde zet. We lopen rond, verbijsterd, onttedderd. Hoe kan je kijken naar vitrines vol met koffers? De naam en geboorteland er keurig opgeschreven. Je kijkt

Auschwitz, foto: Walter van Rossum naar de koffers, waar Holland op staat. Is er e e n bekende naam bij? Tegelijkertijd is er een neiging niet te kijken, weg te lopen. Dit is té erg. Maar is het niet laf niet te willen zien? En dan kom je bij de vitrine met haren, een lichaamsdeel van hen die vermoord zijn. We hebben gekeken, maar het is te erg voor woorden.

verbondenheid, een lotsverbondenheid. Buiren staan we in een donket Auschwitz, we zijn ons er van bewust een essentiële ervaring met elkaar te hebben gedeeld. De intensiteit van ieders gevoelens binnen stroomt buiten als het ware door de groep. Wij zijn geen vreemden meer voor elkaar, wij zijn eikaars naasren geworden.

Eenzame opgave Aan het einde van de dag vindt e t een hetdenking plaats in het Israëlische paviljoen in Auschwitz I. De groepsleden staan dicht bij elkaar rondom de gedenkplaats. Er zijn kaarsjes, er wordt Kaddisj gezegd. Ik vraag aan een dan nog onbekende heer zijn sjaal te mogen lenen om mijn hoofd te kunnen bedekken. Er is gelegenheid de namen van vermoorde familieleden te noemen. Een haast oneindige rij namen volgt. Ik noem mijn gtootoudets, mijn tante en nog vele andere familieleden. Voor her eerst in mijn leven gedenk ik mijn familie, die omgekomen is. Ik huil, iedereen huilt. Door het hardop uitspreken van de namen ontstaat een band met mijn familie, die ik nooit eerder voelde. Eigenlijk worden ze nu pas familie.

Een half uur later zitten we in de bussen en gaan de flessen cognac, whisky en wodka van mond tot mond. Er wordt veel gepraat, gelachen én gesnoept. Ieder heeft zijn eigen teactie, m a a t er is een weten ontstaan. We zijn niet alleen, e t is in deze groep altijd een ondersteunende arm, een knipoog van hetkenning of een zwijgend samenzijn.

Velen hebben namen genoemd. Voor ieder een uiterst eenzame opgave. Er is zoveel peilloos verdrier en pijn, het is haast tastbaar in de ruimte. Ik kijk om me heen en zie de anderen. En dan onrstaat tussen de mensen een

Het was geen gewone reis. Ik ben anders teruggekomen dan ik gegaan ben. Door samen met lotgenoten de confrontatie met deze moordmachine aan te gaan; door te durven voelen en beleven wat het met mijn leven gedaan heeft, is bij mij een zekere rust ontstaan. Het lijkt erop dat deze ervaringen mij helpen vetbindingen in mezelf te vinden. Stukjes van de puzzel vallen in opengebleven vakjes. Gek genoeg voel ik me tevreden, alsof er vrede in mij gekomen is. Welk effect het op mijn leven zal hebben, weet ik nu nog niet. Dat het een effect heeft, weet ik wél. Hans Dresden


Plaquette in Sobibor Aan het einde van de reis van het Nederlands Auschwitz Comité naar Polen 2000 werd zoals altijd ook een bezoek gebracht aan het voormalige vernietigingskamp Sobibor. Bij die «elegenheid heeft Jules Schelvis, voorzitter van de Stichting Sobibor en zelf een van de weinigen die dat kamp hebben overleefd een plaquette onthuld in het onlangs geopende, kleine museum ter plekke. Deze plaquette verwijst naar de 34.313 Nederlandse joden die in 1943 vanuit Westerbork naat Sobibor zijn gevoerd. Van hen hebben slechts achttien mensen, drie mannen en vijftien vrouwen, her kamp overleefd. De tekst op de plaquette luidt: vanuit nederland werden naar het vernietigingskamp sobibor van begin maarr 1943 tot eind juli 34.313 joden gedeporteerd van hen overleefden achttien vetgeten zijn zij niet en nooit zullen zij vergeten worden 2000 stichting sobibor De Stichting Sobibor wil met deze plaquette niet alleen de herinnering levend houden, maar ook de aandacht vestigen op de vitrine op de asheuvel waarin tot begin van dit jaar enige menselijke resten lagen. Deze vitrine bleek tot onze schrik nu dichtgemetseld, omdat kwaadwilligen in de loop der tijd deze vitrine telkenmale hebben vernield. Jules Schelvis sprak bij de onthulling van de plaquette de volgende woorden: 'Het is 57 jaar geleden, het was om precies te zijn op 4 juni 1943, dat ik mij, ver van mijn huis in Amsterdam, op enige tientallen meters afstand van deze plek bevond. Als door een wonder ontkwam ik toen aan de vergassingsdood. Dat gold niet mijn vrouw, haar

familie en nog drieduizend andere joden uit Nederland. Na de oorlog zou blijken dat ik de enige overlevende van dit transport was. Ik vraag mij nog steeds af hoe het kon gebeuren dat onderdanen van een beschaafd land dar grote denkers, schrijvers en componisten heeft voortgebracht, deze grootste misdaad aller tijden hebben kunnen begaan. Vele honderden boeken zijn erover geschreven en nog weten wij het niet precies. Her deportatiettansport waartoe ik behoorde was één in een serie van negentien, met in totaal ruim 34.000 joden. Slechts vijftien vrouwen en drie mannen konden het navertellen. Deze negentien transporten waren weer onderdeel van enige honderden, afkomstig uit ondet Duits toezicht staande landen. Al met al stierven op deze grond een kwart miljoen mensen een afschuwelijke verstikkingsdood.

Ik ben ontroerd dat ik namens de stichting Sobibor een plaquette mag onthullen ter nagedachtenis aan alle uit Nederland afkomstige joden die hier zijn vermoord. Laat deze een blijvende herinnering zijn aan hen die geen graf hebben gevonden maar voor een deel de nabije asheuvel vormen. Laat hun resten in vrede rusten. Van deze gelegenheid wil de Stichting Sobibot gebruik maken de verantwoordelijke autotiteiten op het hart te binden zodanige beschermende maattegelen op het voormalige kampterrein te treffen dat de - tot voor kort achter glas getoonde - stof-felijke resten weet een onschendbate plaats herkrijgen. In een vitrine van onbreekbaar glas, zodat monument, heuvel èn vitrine samen een blijvend teken zullen vormen ter maning regen racisme en antisemitisme.' - • I

H [

- . M i


HET HUIS V A N DE ZOETE LETTERS Kort v e r h a a l v a n Ida Vos Tien jaar oud was ik toen ik mijn eerste Hebreeuwse les kreeg van meneer Cardozo, die met mevrouw Cardozo en h u n zoontje Ruben aan de Suezkade woonde. De woorden die meneer Cardozo me leerde zullen voor altijd bij me blijven, ook al ben ik in de tussenliggende jaren gegroeid en weer gekrompen tot de oude man die

> t

ik nu ben.

i

delet - deur. merkava - wagen, soes - paard, sjoelgan - tafel. Ha soes livnee ha merkava - het paard is voor de wagen. Nog voel ik de vreugde van die

een korte zin die ik ging uit-

in

eerste Hebreeuwse zin.

spieken; door allerlei kunstgrepen

omhulsel. De hele wereld kon ik

toe te passen m o e s t ik m i j n

omtoveren in een roze paradijs als

"Ik spreek Iwrit," riep ik tegen

optreden iets verlengen) cn dan

ik het kleverige papiertje voor

iedereen die me voor de voeten

kwam mijn zin: "Ha soes livnee

mijn ogen hield. Zolang ik leef zal

kwam. Wat genoot ik van het

ha merkava."

het zoet van n o g a v e r b o n d e n

ongeloof in hun ogen. "Het is echt

Na dc les d r o n k e n we w a r m e

blijven aan de woorden die ik toen

waar, hoor maar." Ik klakte met

chocolademelk en als afsluiting

leerde.

mijn tong, hinnikte (het was maar

kreeg ik zoete noga die was verpakt

een

doorschijnend

rood

Ik h e r i n n e r m e een foto van Roman Vishniac die hij maakte in het sjtetl van R a d z y m i n , een dorpje in de buurt van Warschau: Een grote h o u t e n tafel. Zeven jongetjes zitten eromheen. In het midden staat een grote glazen karaf. Drinken die kinderen wijn? Mijn vrome oom Joseph vertelde me dat het h o n i n g was. De jongens, die volgens hem ongeveer vier jaar oud waren, mochten een vinger in de honing dopen. Ze "schreven" de allereerste letters van tekeningen: Geertrui

Charpentier

het Hebreeuwse alfabet met een


kleverig honingvingertje dat ze

verwarring toesloeg. Achter welk

onze avondbladen mijn aandacht.

daarna mochten aflikken. Zo zoet

huisnummer waren mijn bitter-

Er s t o n d een grote D a v i d s t e r

was het Hebreeuws te leren.

zoete herinneringen verborgen?

boven de tekst en ik ben er zeker

D a n k z i j de noga van m e n e e r

Ik s t o n d roerloos tussen twee

van dat die m a g e n - D a v i d mij

C a r d o z o zullen mijn in 1941

huizen, als wachtte ik op een teken

dwong tot verder lezen.

verworven woorden net zo zoet

uit de hemel. Hoe lang ik zo heb

blijven als het Ollef-Beis van het

gestaan weet ik niet.

verdwenen sjtetl.

Een stem naast me.

Ruben Cardozo op 62-jarige

En net zo bitter.

"Meneer, zoekt u iets?"

leeftijd was overleden.

"Ja."

"Vanaf zijn geboorte in 1938 tot

Plotseling verlangde ik er naar het

"Wat zoekt u?"

aan de deportatie van zijn ouders

huis van de zoete letters nog een

Ik haalde mijn schouders op.

in 1943 woonde hij met hen aan

keer tc zien. Me nog een keer te

"Dan niet," zei de stem.

de Suezkade 15 te R.

Het avondblad vertelde mij dat

Zijn stoffelijke resten zullen na

verbeelden dat meneer Cardozo op me wachtte. Even kwam de

Nooit zou ik weten in welk huis

zijn crematie verenigd worden met

gedachte in me op dat ik zou

ik zoveel gelukkige u r e n had

die van zijn ouders, die in juli

aanbellen bij de huidige bewoners

doorgebracht.

1943

o m ze te vertellen wat cr was

schuldig. Alsoi ik mijn geliefde

vermoord.

gebeurd met de mensen die ooit

leraar had verraden.

gebundeld mogen worden in de

Ik v o e l d e

me

Ik was nog ĂŠĂŠn straat verwijderd

Kort

van

overlijdensadvertentie in een van

Suezkade

toen

Sobibor Dat

hun

werden zielen

bundel van het Eeuwige Leven."

in dit huis hadden geleefd. de

te

de

geleden

trok

een Ida Vos


Muziek, grapjes, tranen en steun aan elkaar Eerste herdenkingsreis v a n N e d e r l a n d s e Sinti en Roma n a a r Auschwitz De laatste maandag van juli 2000. Een grote autobus vol mensen, koffers en muziekinstrumenten rijdt dwars door Duitsland op weg naar Polen. Voor het eerst zullen zoveel Sinti en Roma uit Nederland de internationale herdenking in het voormalige 'Zigeunerlager' van Birkenau bijwonen. Voor onderweg had het gezelschap van vijftig personen een 'Vrijbrief' van minister Borst mee. Ter plekke zette de muziek van het Koninklijk Orkest

Tata Mirando de toon. De VPROtelevise maakte een film. 'Dit is eens, maar waarschijnlijk nooit weer', zei Kokaio Weiss toen hij zwaar ademend bij het vertrekpunt voor dereis in Best aankwam. 'Mijn vrouw maakt zich nu al grote zorgen. En m'n hart, weet je...'. De busreis naar Auschwitz moest nog beginnen. Na terugkeer zegt de 66-jarige toetsenist van het Koninklijk Orkest T a t a Mirando echtet dat hij beslist geen spijt heeft van de reis: 'Het was toch ook gezellig, leuk en spannend. En je weet nu waar je familie ligt. Ik hoop dat de jongete generatie dootgaat met herdenken'. De jongere Wijko Meinhardt vindt dat laatste ook: 'Zo'n reis is niet iets wat je zomaar in de wind moet gooien, zo van: "Het is gebeurd, en dat was het". Onze mensen zijn daar niet voor niets gestorven. Ik vind dat Sinti en Roma er aandacht aan moeten blijven schenken. Niet alleen hiet in Nederland, maar over de hele wereld.' Bont gezelschap Het was een lange reis, in totaal bijna vierduizend kilometer, met vijftig mensen in een en de/elfde ruimte (en zonder zelf het stuur in handen te kunnen houden). Een bont gezelschap. Tieners en zestigplussers. Sinti uit verschillende delen van het land. Sommigen katholiek, anderen van de Pinkstergemeente. Een Rom legt

samen met een Sinto dc krans, maar is 'ook weer anders', al was her alleen door het verschil in situatie (asielzoeker) in Nederland. En dan was er nos! een aantal 'medeburceis', onder wie de voorzitter van het Auschwitz Comité, met een keppeltje op, een pastor in wit habijt en een dame geboren in de Antillen, Oniaida hrancisco, die beleidsmedewerkster is van horton. Ook zij zegt dat z i j door deze reis nieuwe inspiratie heeft opgedaan voor het werken aan een multiculturele samenleving: 'Ik weet nu weer waar ik het voor doe'. Waardigheid ter plekke, maar ook tranen, soms waren directe betrokkenen een flauwte nabij. Bijvoorbeeld bij het verlaten van het crematorium van Auschwitz. Ikzelf zal die slapeloze nacht na de eerste herdenking nooit vergeten, op de hotelkamer met Neifji Weiss: zijn zorgvuldige opruimen van onze bureautafel, de witte handdoek etop uitgespreid, met waxinelichtjes voor het geopende raam en een zachte regen op mijn verhitte kruin. Ook mijn eigen dierbare overledenen leken toen even heel dicht bij.

1994). Peter Jorna van Forum legt uit hoe dit gezamenlijke initiatief van F o i u m en de LSO tot stand is

gekomen (met financiering van het ministerie van \ WS, Project Tegoeden Tweede Wereldoorlog), jacques Ortshaver van her Nederlands Auschwitz C o m i t é brensjt het voormalige concentratiekamp w a r dichterbij met behulp van lichtbeelden en plattegronden. Hij en zijn vrouw hebben als bestuursleden van het Auschwitz Comité de nodige ervaringen met dergelijke beladen reizen opgedaan: zij zullen ons proberen door een landschap vol onbekende ervaringen te gidsen. Ook mevrouw Lily van AngerenFrantz heeft besloten dit j a a t nogmaals de zware, jaarlijkse herdenking van Sinti en Roma op 2 augustus in Birkenau bij te wonen: 'Juist deze keet, in gezelschap van zoveel andere Sinti en Roma uit Nederland'. Met Lily had de Nederlandse delegatie tijdens deze reis een overlevende en ooggetuige van de verschrikkingen van het kamp in haar midden. r

Zelfs degenen die deze reis al vaker hadden gemaakt, deden nieuwe gezichtspunten op. Lily van AngerenTrantz, zelf overlevende van Auschwitz zegt dat zij zich op deze reis weer 'heel andere dingen' heeft herinnerd; dingen waarvan zij dacht dat zij ze was vergeten zag zij nu weer 'glashelder' voor zich. Onbeschrijflijk waren ook de vele grapjes, vooral met Hannes Weiss aan de microfoon voorin de bus. Best Een paar dagen voorafgaand aan dc reis waren dc deelnemers te gast bij dc Landelijke Sinti Organisatie in Best. Laila Weiss van het LSO vertelt daar over de ervaringen bij haar eerste bezoek aan Auschwitz (in

Lily van Angeren-Frantz, overlevende van Auschwitz-Birkenau


Monument Oriëntatiepunt voor cie jaarlijkse herdenking in Birkenau vormt het M o n u m e n t van Sinti en Roma (opgericht in 1973): op dc plek waar eens het Zigeunerlager'was en waar in de nacht van 2 op 3 augustus duizenden Sinti en Roma werden vergast. De zon schijnt en het is ongenadig heet. Volgens vastomlijnd Pools protocol spreken vertegenwoordigers van de diverse delegaties de aanwezigen toe: de ambassadeurs van Israël en Duitsland, de voorzitster van het Poolse parlement, de adjunctdirecteur van het Auschwitzmuseum, vertegenwoordigers van Sinti en Roma-organisaries uit Polen, Duitsland, Tsjechië, Slowakije, Frankrijk en Nederland. Hannes Weiss, ere-voorzitter van de LSO, pleit in het Sinti-Romanes hartstochtelijk voor 'Nooit meer Auschwitz'. Onder de tonen van een violist en een accordeonist worden bloemenkransen bij het monument gelegd. Dan vertolkt het Koninklijk Orkest van Tata Mirando weergaloos de gevoelens, met het monumentale 'Traurige Sontag'. Die avond, terug in het hotel in Krakau, mondt het optreden van dat Orkest uit in een 'happening', een feest waaraan niet alleen de Sinti en Roma van vele delegaties deelnemen, maar ook burgers uit andere landen van Europa. 'Alle Menschen werden Brüder'. Tóch mogelijk, of alleen bij 'Zigeunermusikt Schoenen en koffers De volgende morgen opnieuw onder een poort door, dé toegangspoort naar waar het destijds misschien wel allemaal begon: 'Arbeit macht Frei'. Er is deze dag tijd voor een eigen kranslegging (namens de Sinti en de Roma) en een wat persoonlijker beleving. Het concentratiekamp Auschwitz, grotendeels ingericht als museum, maakt hier en daar een bijna 'dorpse indruk'. Maar de mogelijkheid je aan de gruwelijke werkelijkheid te onttrekken, is zeer beperkt. De hoge, plompe bakstenen

•as' . £..«

Het Monument voor de omgekomen Sinti en Roma uit 1977 gebouwen brengen je terug in een beklemmende atmosfeer. De uitgangen in Auschwitz leidden onvermijdelijk tot de dood, of dat nu via de 'doucheruimte' was of in het 'schrikdraad'. Deze in de 19e eeuw als kazerne ingerichte locatie verwerd tot het zenuwcentrum van een moorddadige machinerie, waarvoor ook de paardenstallen van het nabijgelegen Birkenau tot een onmetelijk fabrieksterrein omgebouwd werden. In de expositie lezen we over de weinige geslaagde ontsnappingen, van een van hun wordt vermeld dat zijn bijnaam was: 'de Zigeuner'. Niet iedereen van het Nederlandse

gezelschap is in staat alle gruwelijkheden te zien. Keuzes worden bewust gemaakt en altijd door de anderen gerespecteerd. Plekken en momenten zullen in de herinnering voortleven, voor de één is dat het crematorium, of de galerij met schoenen en koffers achter glas, voor de ander de martelkamers of de fusilladeplaats. Gelukkig staan de meeste ramen en luiken van de gebouwen open: net genoeg om weer even op adem te komen en lichtstralen op te vangen, en weer verder te gaan. Buiten de poort wordt op het gras en in kleine groepjes verspreid onder de bomen een broodje gegeten alvorens we


zeggen evenmin alles. Goldsohn Weiss bijvoorbeeld heeft lang gewacht met het wegbrengen van zijn fotorolletjes: 'Ik wilde eerst alies wat laten bezinken. Meteen die foto's erbij wordt zo overweldigend. De videobrief van dc Landelijke Sinti Organisatie - al heel snel na terugkeer gemonteerd bewaart de herinnering en helpr de thuisblijvers deze ongewone reis een beetje 'mee te beleven'. Voor het grote publiek toont cle VPRO binnenkort beelden van de herdenking. Dat 'Alle Menschen werden Brüder' blijven we hopen. Al is het wel schrikken als je bij terugkeer thuis in Het Koninklijk Orkest Tata Mirando speelt bi] het Monument in Birkenau

Lupa Weiss. contrabassist van het Koninklijk Orkest Tata Mirando op de fusillade plaats

opnieuw naar Birkenau gaan, opnieuw naar her Monument tussen de ruïnes; maar ook naar het bosje bij het meer waarin destijds de as 'verstrooid' werd.

de krant leest over een 'normale' week in Duitsland (NRC, 7 augustus 2000).. Een kleine greep uit de teeks aanslagen. In Dobeln (Saksen) bedreigen op 1 augustus drie dronken Duitsers een groep Sinti met pistolen (twee daders worden gearresteetd, eén weet te ontkomen). Op 2 augustus, omgeving Leipzig, slaan vijf rechtsradicalen tussen de 17 en 21 jaar een Indiër in elkaar (de jongemannen worden gearresteerd). We moeten er met de bus vlak langs zijn gekomen

Bij terugkeer Het was gelukkig ook 'buitengewoon gezellig'. Tinus van Mullem memoreert later: 'Ik heb tijdens deze reis zoveel fantastische mensen ontmoet en goeie gesprekken gevoerd. We hebben aan elkaar heel veel steun gehad.' Ieder heeft na terugkeer veel t e verhalen. Toch is het thuis komen bij je familie ook weer vreemd. Woorden volstaan niet altijd om de sfeer in Auschwitz te beschrijven en foto's

;

Peter Jorna (FORUM) Lalia Weiss (LSO)

STICHTING

ICODO

Informatie- en Coórdinatieoreaan Dienstverlenint> Oorlogsgetroffenen Voor vragen op het gebied van wetten en regelingen v o o i oorlogsgetroffenen, maar ook voor vragen over zelfhulpgroepen, therapeutische hulp of maatschappelijk werk, en voor literatuur over de Iweede Wereldoorlog en zijn gevolgen kunt u terecht bij de Stichting Icodo. Oorlogsgetroffenen, hun partners en kinderen (ook de naoorlogse generatie zijn welkom bij SLICHTING ICODO Maliebaan 83, 3VS1 CG Utrecht tel. 030-2 34 34 36 (9-13 uur; bibliotheek 9-17 uur) Bezoek is - na telefonische afspraak - iedere dag mogelijk.


'Als ik blije kinderen zie in zo'n verwoest dorp krijg ik tranen in mijn ogen' De creatieve t h e r a p i e ë n v a n Truus Wertheim Truus Wertheim-Cahen is creatief therapeute, zij heeft tegenwoordig een eigen praktijk, waar zij veel mensen via tekenen hun oorlogsverleden als kind helpt verwerken. Zij publiceerde het boek 'Getekend

Bestaan (ICODO, 1991) en zij schreef vele artikelen, onder meer in I C O D O I N F O . Tegenwoordig werkt zij veel voor oorlogslachtoffertjes in Bosnië, Kosovo en voor Tsjetseense kinderen in de Kaukasische Republieken. Een interview. We zitten aan de ronde taiel thuis bij Truus Wertheim-Cahen in Maarsbergen. Op die tafel ligt een berg foto's, alle jaren door elkaar. We zien haar zoons als peutertjes, haar man, nog lang niet grijs, en haarzelf, prachtig zwanger. Zij schuift de foto's met een armgebaar opzij om plaats voor ons te maken. Ze is klein, beweeglijk en enigszins jongensachtig gekleed. O p haar gezicht zie je in hoog tempo de stemmingen veranderen. Haar ogen kijken meestal vrolijk, soms verdrietig maar altijd waakzaam. Ingewikkelde familie Zij werd in januari 1944 geboren in een klooster, als kind van een zogenaamd ongehuwde moeder, die daar in werkelijkheid als joodse vrouw ondergedoken was. Haar vader was toen in al naar Polen gedeporteerd, waar hij onder andere in Auschwitz gevangen zat. Truus werd genoemd naar de Moeder Overste, van wie de wereldlijke naam Geertruidawas. Een naam waar haar vader, toen het gezin na de bevrijding verenigd werd, niet blij mee was. Truus was toen anderhalf. 'Mijn vader kwam joodser dan joods terug uit de oorlog en hij vond die naam verschrikkelijk. De relatie met mijn vader was moeilijk. Ik was van mijn moeder en niet van mijn vader.

Na de oorlog kwamen er nog twee broertjes. Bij hun geboorte was hij er wel. Het was een heel ingewikkelde familie. Maar als kind denk je: zo zit de wereld in elkaar. Mijn ouders zijn in Vught blijven wonen waar het zich allemaal had afgespeeld. Ik ben joods opgevoed, ging naar joodse les, maar het was allemaal zo droevig. Zo'n sjoel'm Den Bosch... [k dacht: joden wonen in een heel groot gebouw met heel veel banken en er zijn maar heel weinig mensen. Droevig en naar, maar zonder dat het werd uitgesproken. Mijn vader en moeder hadden daar voor de oorlog gewoond, dus die namen de draad gewoon weer op. Ik denk dat ik dat allemaal voelde, die vijandigheid, die kwaadheid van mijn ouders op hun omgeving, die zij niet konden laten merken. De mensen die hen hebben laten vallen, maar ook hebben gered. Mijn vader wilde om een aantal redenen niet onderduiken — een daarvan was zijn zorg dat er voor hem in de plaats twee joden opgepakt zouden worden - maar mijn moeder is absoluut gered door het verzet in Vught. Getuigen Ik was zo'n kind dat altijd voor haar ouders wilde zorgen. Mijn vader praatte veel over het kamp. Over zijn belevenissen. Nooit de gruwelen. Maar hij was eigenlijk altijd aan het getuigen, alsof hij altijd maar die namen moest noemen en zeggen met wie ze verwant waren en waar ze hoorden, want anders ging dat allemaal verloren. En hij vertelde er altijd anekdotes bij. Hij had een heel goed geheugen. Ik heb gezegd dat hij het moest opschrijven en hem daar erg in aangemoedigd. Eigenlijk is dat precies hetzelfde als wat ik tot op de dag van vandaag doe: mensen vragen om hun biografie vorm te geven.'

Truus Wertheim, foto: Han Singels Zij leefde op toen zij als tienjarige voor het eerst naar Haboniem ging, de linkse joodse jeugdbeweging: 'Ik kreeg een fantastische belevenis toen mijn ouders mij naar Haboniem stuurden. Daar was een ander soort jodendom. Daar waren macho 's: stoere, vrolijke en leuke kinderen met wie ik me kon identificeren. Het was er niet zielig en naar, zoals in de joodse omgeving thuis. Maar die magie was ook meteen weer weg als ik thuis was.' In 1962, op haar achttiende, ging zij op alyah, naar Israei. Het was een vlucht uit de beklemming van het ouderlijk gezin en tegelijkertijd steeg zij in de achting van haar zionistische familie. 'Een eervolle escape', noemt zij het zelf. Op de boot naar Israël ontmoette Truus haar latere echtgenoot. Het eerste jaar zat zij in een Nederlandse kibboets, SdeNekhemia. 'Ik vond het fantastisch! Mijn ideaal was vervuld. Ik zat ook met m'n handen in de grond te wroeten en ik droeg zo'n petje.' Kritiek had zij ook, met name op hoe de kinderen daar aanbeden werden.


Hoe ze door hun ouders op een voetstuk werden geplaatst. Het waren verwende en totaal niet bekritiseerde kinderen, vond zij. Ze waren sterk en bijzonder in de ogen van hun ouders en hoe hoger hun rang in het leger hoe beter, t e n nieuw soort mens moesten ze zijn. Haar bewondering om de kracht die hiervan uitging streed met haar kritiek vanwege de arrogante houding die daar ook het gevolg van was. Kunst en helpen 'Ik wilde altijd al iets doen met kunst en mensen helpen. Eigenlijk had ik naar de Kunstacademie gewild, maar dat was in ons milieu onmogelijk. In Israël zeiden zc: "Jij wilt iets met handenarbeid en helpen? Ga maar naar dat gebouw." Vier jaar later was ik occupational therapist. Ik ging werken in psychiatrische ziekenhuizen in Jeruzalem. Daar waren natuurlijk veel mensen met oorlogstrauma's opgenomen, maar zo werd dat toen niet gezien.' Na zeven jaar wilde ze terug naar Nederland, in principe voor twee jaar: 'Ik voelde me opgesloten in Israël. Ik wilde reizen en dat kon moeilijk met die hoge uitreisbelasting. Ik was ondanks mijn ingewikkelde jeugd erg Europees grootgebtacht met een heel kosmopolitische vadet. Ik miste Europa. Ik geneerde me daarvoor, want dan was ik natuurlijk geen goede Israëli. Maar ik verlangde cr ontzettend naar om weer te kunnen reizen.' Pas toen haar zoon na zijn eindexamen naar Israël ging, realiseerde zij zich dat zij en haar man gewoon nooit het besluit hadden genomen om tetug te gaan naar Israël. 'Ik had me heel graag aan Israël willen aanpassen, maar tegelijkertijd vond ik het heerlijk om het met mijn Nedetlandse man over Aap Noot Mies te hebben en over Multatuli. Ik zag ook de tragiek van het immigrant zijn. Ouders en kinderen groeien ontzettend uit elkaar. Dat hoort bij de emigrantenconditie over de hele wereld. De kinderen passen zich aan bij de nieuwe cultuur en de ouders

kunnen dat gewoon nooit bijbenen. Dat wilde ik met.' Terug in Nederland ging Truus psychologie studeren, tot zij een advertentie zag van de kliniek Centrum '45, waarin een 'expressief therapeute' gezocht werd. 'Het idee was: kunst is helend. Ik kreeg een mooi atelier en vier groepen mensen op een dag. Dat waren oorlogsslachtoffers en hun partners. Ik was vrij in de v o i m van de therapie die ik koos. Er bestond nog nauwelijks theorie o\ei Creatieve therapie Zelf kind van de oorlog en zich zeer bewust van de schade die een oorlog aan de persoonlijkheidsontwikkeling van een kind kan aanrichten, ging Truus Wertheim zich in haar werk steeds meer op de kind-overlevenden richten, die zich vaker begonnen te melden. Het viel haar op dat ouderen de therapie vooral gebruikten om te getuigen of voor ontspanning. Dat leverde in het eerste geval bijvoorbeeld op dat mensen minutieus een maquette vin hun kamp maakten, in het tweede geval maakten zij bijvoorbeeld stillevens. Degenen die kind waren geweest tijdens de oorlog (vooral zij die toen tussen dc twee en zes jaar waren geweest) hadden wel klachten, maar bleken vaak geen coherent verhaal re hebben over wat zij hadden meegemaakt. 'De geschiedenis zit wel in hun geheugen, maar niet in het gewone geheugen. Hun geschiedenis zit in hun lichaam, in hun zintuigen. Door een geluid of een geur komt er van alles terug. Door te tekenen komen de herinneringen boven. Zij kunnen beter tekenen dan praten. Ook kleuren blijken allerlei gevoel en herinnering op te roepen.' Haar interesse was gewekt en toen zij vier jaar later een jaar in de Verenigde Staten doorbracht, las zij over Art Therapy en dacht: 'Dar is precies wat ik doe.' Het therapeutische karakter van de methode en het academische niveau van deze vorm van therapie, zoals dat in de Angelsaksische landen gold, werd in die tijd door Centrum '45 niet erkend. In 1986 nam zij ontslag, om de art therapie ten

behoeve van mensen met oorlogstrauma's verder in eigen beheer te ontwikkelen. Inmiddels heeft zij ruim 200 mensen in therapie gehad. Balans Tkben tegen de psychiatrisering waar nu sprake van is. Het gaat niet om een ziekte of een stoornis. Ik geloof niet dat mensen kunnen genezen van hun oorlogservaringen, maar ik geloof wel dat zij kunnen leren er mee om re gaan. Als bij mij een therapie gelukt is, dan heeft een persoon een balans hersteld tussen de negatieve ervaringen en de goede dingen in zijn leven. Een voorbeeld van een opdracht die ik geef is: "Teken het huis van je jeugd, het huis dat nu bij je boven komt, of een plattegrond daarvan." Dan gaan mensen dat tekenen en komen daardoor in een ander bewustzijn. Zij gaan zich dingen herinneren. En dan vraag ik, met de tekening tussen ons in: "'Waar was je moeder? Was die er niet? Was er een plek waar je je veilig of fijn voelde? Leid me eens rond in je huis..." Door de tekening raken ze in gesprek met zichzelf. Thuis kwam dat oorlogsverhaal vaak niet uit de verf. Als een kind zich bedreigd had gevoeld in her Jappenkamp en dat aan zijn moeder vertelde, dan zei zo'n moeder bijvoorbeeld: "Dat kan je niet gezien hebben, want ik stond juist altijd voor je om je te beschermen." Je eigen geschiedenis uiten is het belangrijkste. Of die geschiedenis klopt met wat mijnheer De Jong schrijft in zijn boeken of wat andere volwassenen schrijven over hoe her feirelijk zat, is niet belangrijk. Kindoverlevenden kunnen heel moeilijk hun eigen geschiedenis formuleren. En zij beschermen daardoor ook vaak hun ouders. Het belangrijkste in de cteatieve thetapie, in zo'n proces van twee jaar, is communiceren. Ze communiceren met zichzelf en ze communiceren door de tekeningen cn ze communiceren met mij, want ik ben de getuige. Ik ben er bij en dat is belangrijk. Die tekening zou er niet zo uitzien als ik er niet bij was.


bang. En ik vond het ook ingewikkeld tegenover mijn broers die in Israël wonen. Ik zat dus ook met mijn loyaliteit." Zij vertelt hoe ook in Kosovo blijkt hoe moeilijk het voor de hulpverleners daar is om solidair te zijn met alle bevolkingsgroepen tegelijk.

Truus Wertheim, foto. Hun Singek Ik schep de veiligheid om te kunnen tekenen. Ik nodig ze uit. Ik neem ze serieus. Dan komt het verhaal en dan komt de verwerking. Het gaat ook vaak over rituelen Een beeldje maken voor een baboe waar nooit afscheid van genomen is, een tekening maken voor een vader die niet teruggekomen is... Na twee jaar heb je een stapel tekeningen en beeldjes en dan gaan ze bedenken wat ze er mee gaan doen. Ze gaan er mee op reis, praten er met hun kinderen over ol ze verbranden de hele boel. Ze hebben het verhaal dan inmiddels ingekaderd.' Bosnië en Kosovo Vijf jaar geleden startte Truus Wertheim een project voor kinderen van asielzoekers in Nederland. Daarna werd zij gevraagd door een kleine NGO (non-gouvernementele organisatie) Mala Sirena in Bosnië. Het ging om ondersteuning van hulpverleners die met een therapiebus tussen drie vluchtelingenkampen heen en weer reden om hulp te verlenen aan de kinderen. Truus ging daar met een collega, psychotherapeut Wil de Jong, naar toe. 'De hulpverleners kwamen met tekeningen die dc kinderen hadden gemaakt van tanks en bloed en zij wilden dat wij die interpreteerden. En daar kwam mijn missie: het ging er niet om te interpreteren, maar om de

kinderen te helpen zich te uiten, zich sterker te voelen. "Als jij nu eens in die tank zat, wat zou je dan doen...". Ze moesten weer vrolijk durven zijn. Ze moesten weer leren spelen.' Truus werd ook consultant voor War Child, een andere NGO. Zij helpt programma's te ontwikkelen, mensen uit de streek zelf worden opgeleid en de methodiek wordt aan hen overgedragen. War Child is op dit moment ook in de Kaukasische Republieken actief, tezamen met vele andere NGO's. "Je kunt cynisch worden over het hele circus van de NGO's, maar als ik met zo'n bus in een in puin geschoten dorp kom en ik zie die kinderen om de NGO-bus drommen en blij zijn, dan lopen de tranen uit mijn ogen." Op de vraag of zij ook met Palestijnse kinderen zou werken, geeft Truus een eerlijk antwoord: "Ik heb een jaar of tien geleden een paar workshops gedaan in Israël, voor Ebt en Amcha. Ik ontmoette daar een niet-joodse, zeer bevlogen vrouw die in de Tweede Wereldoorlog joodse kinderen geholpen had. Zij zag hoe Israël een bezettende macht werd en vond dat zij nu, net als indertijd voor de Jjoodse kinderen, iets moest gaan doen voor de Palestijnse kinderen. Zij drong er op aan dat ik de volgende dag mee zou gaan naar de Gazastrook. Ik durfde gewoon niet. Ik was

Werkt het nu, die programma's, voor al die verschillende oorlogsgebieden, vragen we tot slot. Truus Wertheim: "Of het echt werkt..., dan zou je met vragenlijsten moeten werken en over tien jaar nog eens kijken. Maar als ik het zie dan denk ik: het werkt. En ik hoop dat het verder werkt dan het therapie-uur. Vorige week was ik in Kosovo en daar hadden ze in een heel klein schooltje dat daar net is neergezet aan 'de weg van de vijfhonderd doden' met een groep kindertjes tussen de zes cn acht jaar muziektherapie gedaan. Ze hadden de kinderen op het ritme van zo'n Afrikaanse trom laten dansen. En toen zag je na afloop dc kinderen in de verte de heuvels in huppelen. Dat was zo'n prachtig beeld. En toen dacht ik: het effect duurt in ieder geval langer dan vijf minuten." Bertje Leuw Max Arian

Meldpunt Discriminatie Internet Voor klachten over discriminatie op het Nederlandse gedeelte van het internet meldpunt@meldpunt.nu


CLA U S ACCOUNTANTS

CLAUS ACCOUNTANTS ZOMERZORGERLAAN 28A 2061 CX BLOEMENDAAL

TEL. 023-541 06 60 FAX 023-527 67 21

INFO@CLAUSACCOUNTANTS.NL

MlNNESMA VAN

CLEEFMA

Windroosplein 18 1018 ZWAmsterdam Tel. 020 6245037, Fax 020 428 76 82

Wij verzorgen voor u: • uw administratie (ook loonadministraties) • al uw belastingaangiftes • computerbegeleiding & advies

Bel o n s geheel vrijblijvend.

POSTADRES POSTBUS 194 2060 AD BLOEMENDAAL

BON Wilt u zich gratis abonneren op dit blad of heeft u familie, vrienden of kennissen die op de hoogte willen blijven van de activiteiten van het Nederlands Auschwitz Comité? Als u onderstaande bon invult en opstuurt naar: Het Nederlandse Auschwitz Comité, Knoopkruid 5 4 , 1 1 1 2 PV Diemen,

o n t v a n g e n zij vier m a a l p e r j a a r het b l a d v a n het Nederlands Auschwitz Comité. A a n het abonnement zijn geen kosten verbonden. Wel ontvangen alle abonnees één maal per jaar een acceptgirokaart voor een vrijwillige donatie ten behoeve van de voortgang van het werk van het Nederlands Auschwitz Comité.

Naam

Postcode en woonplaats.

Land: Opsturen naar: Het Nederlands Auschwitz Comité, Knoopkruid 5 4 , 1 1 1 2 PV Diemen (als u dit blad niet wilt beschadigen kunt u de bon ook fotocopiëren of overschrijven)


Uitbetaling Joodse tegoeden v a n start Persbericht over de M a r o r - g e l d e n Het probleem hoe de "joodse tegoeden" genoemd moeten worden is opgelost. Daar is de treffende term maror-gelden voor gevonden. Maror is een afkorting voor "morele aansprakelijkheid roof en rechtsherstel", maar het is ook de naam van het "bittere kruid", dat op de Se/deravondher'mncn aan het lijden van het joodse volk en waar het boek van Marga Mineo naar is genoemd. Intussen zijn er advertenties en brochures verspreid, maar aangezien het nog altijd mogelijk is dat er betrokkenen zijn die de informatie niet heeft bereikt, drukken wij hieronder het volledige persbericht af aangaan de "maror-gelden". Joden die tijdens (een deel van) de Iweede Wereldoorlog in Nederland gevestigd waren, kunnen een vergoeding aanvragen voor de roof van hun bezittingen in de Tweede Wereldoorlog cn het tekortschietende rechtsherstel daarna. Hun eventuele kinderen en partners kunnen een aanvraag indienen, indien de tiirecr betrokkene zelf na 8 mei 1945 is overleden. De regeling is het resultaat van onderhandelingen die het Centraal Joods Overleg / het Platform Israël hebben gevoerd met de het Nederlands verbond van Verzekeraars, de Nederlandse Overheid, de Nederlandse Vereniging van Banken en de Amsterdamse effectenbeurs over de

teruggave van geroofd joods bezit en het onvolledige rechtsherstel na de oorlog. Het grootste deel van de gelden, die de joodse organisaties aldus verkregen hebben, wordt thans in gelijke porties uitbetaald, aan overlevenden van de holocaust in Nederland ol, als zij niet meer in leven zi|n, aan hun eventuele kinderen en/of partner ! plaatsvervanger). Het gaar om een bedrag -an ƒ ^VdOO.000. ken ander deel van de gelden is bestemd voor joodse gemeenschappelijke doelen en gedocumenteerde |oodse claims. Om voor de regeling /oig te dragen hebben her Centraal joods Overleg / Platform isiacl gezamenlnk de Maror stichtingen opgericht. Maror staat voor "Morele Aansprakelijkheid Roof en Rechtsherstel en betekent in het Hebreeuws "bitter kruid". Op maandag 4 december hebben de Maror Stichtingen in Den Haag het signaal gegeven voor de aanvang van de aanvragen, beoordelingen en uitbetalingen. De voorzitter van de Stichting Marorgelden Overheid is Rob van der Heijden, burgemeester van Zandvoort. Er wordt rekening mee gehouden dat ongeveer 36.500 porties zullen worden uitbetaald aan belanghebbenden of (als de belanghebbende zelf is overleden) plaatsvervangers. De eerste betaling zal fl. 14.000 bedragen.

Na twee jaar volgt mogelijk nog een tweede betalingsronde. Belanghebbenden e n plaatsvervangers kunnen hun deel opvragen door middel van een formulier. Dat formulier kan men verkrijgen via de website www,|oodsecegoeden.nJ, via de invuisrroken bij de advertenties i n de bladen of \ ia het gratis telefoonnummer 00800 6 2 7 6 7 1 2 3 . Het overgrote deel van de aanvragen wordt verwacht \anuit Nederland, maar ook i n het buitenland wonen duizenden potentiële aanvragers. Bekend is dat veel joodse Nederlanders naar Israël en de Verenigde Staten zijn geëmigreerd. Om de belanghebbenden i n deze landen en i n de rest van de wereld attent te maken op de mogelijkheid hun aandeel in het Maror-geld aan te vragen is een omvangrijke communicatiecampagne gestart. In het kader daarvan verschijnen advertenties in een groot aantal internationale media. Aanvragen van formulieren kan per post: Bureau Maror-gelden, Antwoordnummer 18471, 2501 WK Den Haag, per fax 070 3382456 Uit Nederland) of 31 70 3382456 (uit het buitenland) of per email: http:// www.joodsetoegoeden.nl of telefoonnummer 00800 62767123 (gratis). 4 december 2 0 0 0

Voor al uw drukwerk

AMSTERDAM Schepenbergweg 33 - 1105 AS

Amsterdam - Z.O.

Tel: 020 - 696 34 34 / 020 - 696 37 04 Fax: 020 - 697 47 23 / E-mail: peters@dpabv.demon.nl


Het lot v a n a n d e r e n De Joodse t e g o e d e n Naar aanleiding van een vergadering in Den Haag over wat er gaat gebeuren met de 'joodse tegoeden' schreef Ruth Waterman ons de volgende brief: Na een goede inleiding van Nikolien Wolf, verspreiden we ons in drie groepen en vertellen onze persoonlijke verhalen, over onze vreselijke oorlogsherinneringen en de gevolgen daarvan. Maar op mijn netvlies flitsten tegelijkertijd de televisiebeelden van de avond ervoor: drie Zuidafrikaanse blanke politiemannen, vrolijk lachend, terwijl ze zwarte Mozambikanen schoppen en slaan, hun honden op de vluchtelingen loslaten en ze commando's geven de arme sloebers te verscheuren. Ik kan die beelden niet kwijt raken. Verder zag ik beelden van de groeiende groep neo-nazi's in Duitsland, met hun afschuwelijke, kaalgeschoren koppen. Moet die partij wel of niet verboden worden! De vraag alleen al. En een vredige demonstratie van duizenden Duitsers die geen racisme tolereren. Veel te weinig natuurlijk maar wel bemoedigend. Maar tussen mijn lotgenoten die van alles hebben meegemaakt, kom ik tot een pijnlijke conclusie: als zo een groep bij elkaar zit, lijkt er niemand te zijn, die zich uitspreekt over vandaag, het lot van anderen in deze tijd. Er is niets geleerd. Wel het nieuws zien en horen, maar het betreft nog steeds anderen. Alsof wat er om ons heen gebeurt niets met ons te maken heeft. De aandacht is gefixeerd op onszelf, terwijl fascisten in het openbaar hun boze plannen te smeden en zo nu en dan uit te voeren. Zwarte vluchtelingen worden gedood in Duitsland, joden aangevallen. Synagogen en begraafplaatsen worden geschonden of in brand gestoken in Nederland. Joodse kinderen worden uitgescholden. Tijdens het overigens zeer succesvolle congres van 'het ondergedoken kind'

probeerde ik gedaan te krijgen, dat een solidartcitsbetuiging van ons congres werd verstuurd naar het vluchtelingcncentrum in Duitsland waar de avond ervoor brand was gesticht. Maar ook toen werd dat niet toegestaan door de leiding, want cle ondergedoken kinderen mochten nu eindelijk over zich /elf praten na zoveel jaren. Ik kon dat niet begrijpen en ben altijd met een gevoel van onbehagen en schuld blijven zitten. De /eer bewogen voordrachten bij het Auschwitz monument ieder jaar, door de burgemeesters van Amsterdam, te beginnen bij Fd. van Thijn, altijd verbonden met wat er op dat moment in de wereld gebeurt, lijken niet te zijn doorgedrongen. Daarom stelde ik op de vergadering in Den Elaag de vraag of de 10 a 20% van de joodse tegoeden die bestemd zijn voor goede joodse doelen niet beter zouden kunnen worden gebruikt voor antifascistische organisaties zoals het Anne Frankhuis en het Auschwitz Comité, in ieder geval organisaties die zich direct bezig houden met de opvoeding tegen racisme. De reacties waren eerst afhoudend, zo van: we kunnen er toch niets aan doen, we hebben geen macht, het is dc taak van de overheid. Toen vertelde ik dar ook vóór de oorlog mensen zich bezig hielden met de strijd tegen fascisme omdat je van de overheid niets kunt verwachten als het puntje bij paaltje komt. Je zou er dus nu al aan moeten beginnen, omwille van de toekomst van onze kinderen. We willen toch niet dat onze kinderen hetzelfde overkomt? Ik stelde de vraag wie ons vertegenwoordigt in de besluiten over die 10 a 20 % wie zijn die mensen en door wie zijn ze gekozen en om welke joodse doelen gaat het eigenlijk? Maar niemand wist het antwoord op deze vragen. Gaat het geld naar het buitenland? Naar Israël? En gaat het dan naar een oprechte vredesbeweging, waarin joden en Palestijnen gelijk-

waardig worden behandeld? Is het niet tijd dat juist wij hier in Nederland er alles aan doen om te voorkomen dat racisme zich verspreidt? Dat is een politieke zaak, je kunt er niet omheen. "Nooit meer Auschwitz" klopt allang niet meer als je kijkt naar wat er, op een ander manier natuurlijk, op andere plaatsen gebeurd is en nog steeds gebeurt. Op grond van ras, geloof en etniciteit. Daarom is mijn vraag nogmaals: Wie beslist er over dat percentage van de joodse tegoeden dat naar collectieve doelen gaat, in wiens naam, en door wie zijn zij gekozen? Mag mijn stem misschien ook gehoord worden en van anderen die ook goede plannen hebben? Het is mooi als er geld naar bijvoorbeeld het Joods Historisch Museum gaat, maar als het gaat om dit geld, moet men bedenken dat, als het fascisme toeslaat, ook ons museum geen toekomst zal hebben. Ik stel voor dit geld dat voor collectieve joodse doelen bestemd is speciaal te gebruiken om te ageren tegen fascisme, racisme en antisemitisme. Dat is tenslotte waar ook het Auschwitz Comité tegen strijdt. Ruth Waterman Den Haag

Sponsors Onze activiteiten worden mede mogelijk gemaakt door de opbrengsten uit de BankGiro Loterij. Uw deelname aan deze loterij wordt daarom van harte aanbevolen. Met dank aan Vuurwerk Internet BV voor het sponsoren van onze website. www.auschwitz.nl


Met het diamanttransport in de joodse barakken Herinneringen v a n Jacques Furth a a n K a m p Vught Onlangs is het voorlopig ontwerp voor herinrichting en nieuwbouw van het Nationaal Monument Kamp Vught gepresenteerd, dankzij een subsidie van vier miljoen gulden van het ministerie van VWS. Het gaat er om het historische en actuele belang van dit voormalig kamp een waardiger plaats te geven. Het huidige terrein zal zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht. De nieuwbouw moet een betekenisvolle, maar ingetogen en krachtige uitstraling krijgen. Het ligt in de bedoeling bij de inrichting gebruik te maken van de getuigenissen van nog levende ex-gevangenen van Vught. Ons oudste erelid Jacques Furth heeft over zijn kampervaringen al veel geschreven in vroegere nummers van dit bulletin, voor dit nummer heeft hij herinneringen aan Vught opgetekend.

Vught

Hoewel ik het vootmalig Konzentrations Lager Vught niet onder de edelstenen kan rangschikken wil ik er toch nog enige facetten van afspiegelen. De mannen van het zogenaamde Diamanttransport van 1 1 februari 1943 waren na enige verhuizingen in Barak 2 beland. Onze barakleider was een Duitse jood. Hij was met een eerder transport met Duitse joden uit Westerbork naar hief gekomen. Vanzelfsprekend kregen die de leidende functies. Onze Alteste was een lange, slanke man van een jaar of 45. Mer zo'n oud ijzeren brilletje op en een sympathiek uiterlijk leek hij op een geleerde.

af. Onze barakleider liep naar hen toe en ging voor ze staan. Ik had er geen flauw idee van wat er door hen werd besproken, maar Van Es posteerde zich voor onze man en sloeg hem in het gezicht, met een pats die als een zweepslag klonk, waarbij het brilletje op de stenen kletste en de glazen aan gruzelementen spatten. Over deze Van Es hoorde ik, dat hij als kapo in Amersfoort mee had gedaan mer het doodtrappen van Monne de Miranda, de vroegere SDAPwethouder van Amsterdam. Van Bert ondervonden wij een andere mentaliteit, toen hij kapo was van de reinigingsdienst. H e t ging om straatvegen en een van ons die bij hem werkten was Bennie B., een vriend van hem. Op een avond kreeg Bennie B. een groot stuk worst van Bert. Ik kreeg er een stuk van en wij hebben het samen lekker opgesmikkeld.

Intussen waren er ongeveer tachtig kapo's van heinde en verre uit de beruchte concentratiekampen in Vught aangekomen. Op een kwade ochtend kwamen twee kapo's op de fiets naar onze barak. Bert, een Duitser, en Teun van Es, een beruchte Hollander. In het straatje voor de deur stapten ze

Facharbeiter De kapo's noemden Vught, met hun andere kampervaringen, een sanatorium. De nabijheid van vrouwen en het contact met hen dat soms mogelijk was maakte hen menselijker. Voor ons was het leven hier min of meer draaglijk, ondanks het gemis

van pakketjes. Want, zoals ik eerder heb beschreven, mochten joden geen Rode Kruispakketten ontvangen. As verwarming was er een flinke kachel, met er omheen ruziemakers en duwers die er extra gebruik van wilden maken. Er was een waslokaal waar je je moest wassen, minstens met bloot bovenlichaam, met ijskoud water, verboden te drinken, 's Avonds maakten we er Feierabend van. Dan bezetten we de schone we's. Ieder op z'n beurt maakte er korrer of langer gebruik van. Zo rustig, dat een man van ons op 'het gemak' z'n door hem ontvangen krant zat te lezen. Toch intetesseerde ons meer of we wel of niet buikloop hadden. De bedoeling was dat wij als diamantbewerkers hier ons vak zouden gaan uitoefenen. We konden geen ruw werk doen, want onze handen moesten gespaard blijven. Dat betrekkelijke nietsdoen was echter de lui van de Kommendatur een doorn in het oog. We moesten een keuze maken en bij een van dc bedrijven gaan werken. Op het industrieterrein, dc Werkstdtte, was er de Philips, het textielbedrijf Excotecs, de bontwerkerij, de diamantfabriek in aanbouwen tenslotte het


buitencommando, dat voor ons joden in het bijzonder een strafcommando was. Treindienst Van het begin af aan was ik bij dc treindienst gegaan. Dan kon ik eventueel, wanneer er een transport naar Vught zou zijn, de mensen kunnen bijstaan. De treindienst werd toegevoegd aan de Orde Dienst. Leenden Overste was als slijper van Westerbork meegekomen. Ik kende hem als een fabrikant in ons vak. In Westerbork had hij deel uit gemaakt van de Orde Dienst. Hier in Vught had hij voorgesteld ook hier zo een Orde Dienst op te richten. Zijn voorstel werd aangenomen en hij werd, misschien vanwege zijn naam, Overste, als voorman aangesteld. Niemand had moeite met hem. Plagerig vroegen ze hem wel of hij zijn paard in Westerbork had achtergelaten. Met vrouw en kinderen is hij later naar Sobibor afgevoerd. Omdat ik in principe niet voor de Duitsers wilde werken (dat bleek natuurlijk een lachertje) ging ik bij de Orde Dienst. Voorlopig hadden wij niets anders te doen dan wachtjes lopen voor zieken-, vrouwen- en andere barakken. Als ik heel vroeg wacht had, nog vóór het appèl, dan kwam ome Sack Hammelburgbï) mij en anderen, en dan kregen wij de papiertjes van de boter die hij moest distribueren. Eens moest hij met Unterscharfüher Staffeit mee naar de IJzeren Man, een meertje vlak bij het kamp Vught. Die Staffelt had vele bijnamen, zoals Poppekop en Drekzak. Sack kwam er doodziek van terug en vertelde dat het schijthuis hem bijna had laten verdrinken. Gelukkig was hij een van de heel weinigen die terug zou komen. Als roosjesfabrikant en juwelier heeft hij een rijk bestaan gehad en kon een huis kopen voor zijn dochter en twee lieve kleindochters, die in 1960 nog mijn buren waren. Klussen We waren niet altijd gevrijwaard van andere werkjes. Op een keer kwam een kapo onze barak binnen. Hij had

enige mannen nodig. Hij had er al een paar uit het Schutzhaftïager, waarbij twee jonge mannen van ongeveer achttien jaar. Die waren als stropers gepakt. We werden buiten opgesteld en met een 'ƒ« karago!'gingen we op weg. We vroegen de kapo of hij een Italiaan was, vanwege dat 'In karago', maar het antwoord was: 'Nee hoor, ik ben Rijksduitser.' We liepen naar een schuurtje waar we een paar grote draadtangen mee kregen en nog wat gereedschappen en een paar dozijn lege flesjes, model: kogelflesjes. Die flesjes moesten twee aan twee worden opgehangen aan de hoge draadversperringen, zodat ze zouden rinkelen wanneer de bedrading zou worden aangeraakt. Primitief tot en met. Naïef, maar ja, de elektrische stroomdraad in de Poolse en Duitse kampen klingelde niet, die doodde onmiddellijk. De volgende dag verliep net eender, maar op het avondappèl ontbraken twee mannen. Het bleken de twee stropers te zijn. Bij nader onderzoek bleek er in de omheining waar wij aan hadden gewerkt een groot gat te zijn gemaakt en een van de grote draadtangen ontbrak bij het gebruikte gereedschap. De stropers hadden vakkundig gewerkt, hoewel er op weinige meters afstand een wachttoren stond. Misschien had de wachtpost daar hard gezongen en de flesjes daarom niet gehoord, maar de vogeltjes waren gevlogen. Wel hebben alle gevangenen uren lang op appèl gestaan, maar ik heb nooit gehoord dat ze weer gepakt zijn.

De jonge Kaufman, die pas kortgeleden in het kamp was aangekomen, was al meteen als barakleider bij ons aangesteld. Hij had direct Achturig! moeten roepen en wij hadden dan in de houding moeten springen. Nu, in de war geraakt, pakte hij Bennie Bierman de lange stoffer af waarmee die zogenaamd bezig was. Saathoff greep de stoffer weer van Kaufman af en gaf die terug aan Bennie. Toen begon Saathoff te schreeuwen: 'Wer hat geraucht?' en nogmaals, maar niemand van ons reageerde. Intussen had ik kans gezien de centen van de tafel te roetsjen. Op commanderende toon ging Saathoff verder: 'Niemand mag roken in de barak! Geen Stubendlteste of wie dan ook!' Overste stond naast mij, met z'n handen op z'n rug, gesloten als een schelp, en z'n gezicht naar Saathoff gekeerd. Die kon niet zien dat er een klein pluimpje rook tussen de vingers door naar' boven sloop.

Voorlopig zonder resultaat gelastte Saathoff ons buiten aan te treden, zu fünje natuurlijk. Nogmaals vroeg hij wie er had gerookt. Niemand van ons meldde zich. Toen kregen we strafoefeningen, dan zou hij die had gerookt zich wel melden. Saathoff ging zelf op een van de berkenhouten hekjes zitten. Spelend met zijn revolver in z'n schoot beval hij de te maken oefeningen en telde hij de maat af. Het werd hupjen en hinliegen enzovoorts, langdurig en zeer vermoeiend. Wachtposten en èKS-ers heb ik dezelfde oefeningen voor straf zien maken. Het met klinkers bestrate pad was hobbelig en met grote plassen bedekt. Die waren niet te ontwijken. Een jonge man van een jaar of zestien Roken ging rechtop staan en begon te Het leven in onze Barak ging langjammeren: 'Waarom zegt niemand dat zaam verder. Een enkele keer, als we hij het heeft gedaan!' Ik trok hem weer vrij van dienst waren, speelden we een omlaag en zei: 'Houd je kop dicht!. kaartje. Deze keer speelden we whist Ons ploeteren bleef voort gaan, eindeen ik was een van de vier spelers. Het loos. Ene Van der Woude, een rustige ging om een minimaal tarief, centen. man van ongeveer veertig jaar - ik Die waren schijnbaar nog niet, zoals kende hem goed, omdat hij naast mij de bronzen torenklokken, in de Duitse in hetzelfde personeel had gewerkt, smeltkroezen verwerkt. Plotseling stond op en ging naast de rij in de echter stond Saathoff, de UnterscharJiihrer, die ons altijd bijzonder dupeerde, houding staan. Saathoff riep Van der Woude bij zich. Wij hoorden allemidden in de zaal.


maal Van der Wonde zeggen dat hij had gerookt. Saathoff gaf hem een klinkende pets in her gezicht en zei: "Ik heb gezien wie er heeft gerookt!' Na een tijd stopten we, met de opdracht dat de roker zich die avond bij cle Kommandantur moest melden, anders zouden wij nog wel wat anders beleven. Na de slopende oefeningen kwamen al onze bestuurders uit de Schreibstube in onze barak. Het werd na het appèl een hele conferentie. Daaruit kwam Manns de Hond, ook een veerrigjarige slijper, als de schuldige uit de bus. Manus kwam netjes gekleed voor de dag, geschoren en het haar glanzend ingevet met pommade. Zo werd hij met enige Duitse notabelen als een offerdier naar de Kommandantur begeleid. Na een tijdje kwamen de afgevaardigden met Manus terug. De SS-gemeenschap hadden het misschien te d r u k gehad met Aufseherinnen, televisie was er toen nog niet. De delegatie was afgescheept met: 'Hau ab!'.

Spierpijn De volgende ochtend kon ik van de spierpijn en de van water dik opge-

zwollen knieën niet overeind komen. Een dokter kwam bij mij. Het was Elja Ricardo, een Portugese jood, die met zijn vrouw Coba in de Watergraafsmeer w o o n d e , naast de zuster en zwager van mijn vrouw, daarom waren ze ook goede bekenden van ons. Alsof hij op een piano speelde prikte hij kleine holtes in mijn dikke knieën en zong daarbij een voor mij onbekend wijsje: Ma, ik zie het al, ik zie het al. Jij moet opgenomen worden!' En dat gebeurde ook. Elja had zijn vrouw toen geschreven dat het 7'5 C'kon zijn en daar heeft hij mijn vrouw Fietje in Amstetdam erg mee verontrust. Dat vertelde zij mij toen wij elkaar na veertien m a a n d e n in W e s t e r b o r k zagen voordat wij samen naar Auschwitz werden gevoerd. Ik kwam dus in de ziekenbarak te liggen. Mijn temperatuur steeg vero n t r u s t e n d , tot veertig graden. Ik moest steeds uit bed, want ik had stevige diarree. Ricardo had zijn bed ook bij mij op de zaal, om toezicht te houden op de patiënten. Als hij niets anders te doen had, gooide hij een tennisballetje tegen de muur om fit te blijven, want hij was een ver-

Van harte welkom bij Vanderveen Assen

woed korfballer. Na een paar dagen, ik was nog zo slap als een vaatdoek, kwam dokter Levie bij mij aan bed. Ik noem hem Chef de Clinique, want hij ging over al het gebeuren in de joodse barakken. Hij vertelde mij, wat we al wisren, dat et een transport zou plaats vinden, in het bijzonder voor Portugese |oden. Hij vond het b e t e t dat ik terugging naar mijn barak, wanr dat transport zou zeker mer zieken en invaliden worden aangevuld, flet woord 'Portugezen' gaf misschien enige hoop, dat zij het er berer van afzouden brengen. De naam van mijn moeder, een mooie Portugese, was LJeca Caranca. O n d a n k s mijn Portugezenbloed en -streken, koos ik voor mijn eigen barak. War Elja Ricardo betreft, na de oorlog lag Coba, terug uit Polen, ziek in bed bij mijn schoonzuster en zwager. Net als ik was zij haar woning kwijt. Coba vertelde mij toen, dat Elja indertijd vrijwillig met het kinderttansport uit Vught van 6 en juni was meegegaan, naar Sobibor. Je zou hem een heel vroege arrs zonder grenzen kunnen noemen. 7

Jacques I. Furth

kwaliteits slagerij

Beer

Het meest gespecialiseerde warenhuis van Nederland met 60 speciaalzaken onder één dak!

v

VANDERVEEN

Tel. 0592-311611 Fax 0592- 318351

Hoofddorpweg 27 Amsterdam Tel. 020 - 615 81 76


Het ontbrekende hoofdstuk De vervolging v a n Jehova's Getuigen tijdens de Tweede Wereldoorlog 'Aan de Getuigen van Jehova is in de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog heel weinig aandacht besteed', schreef/<2芦 Rogier in de Winkler Prins Encyclopediewan de Tweede Wereldoorlog. Op ons verzoek schreef R. van den Heuvel van het Wachttorengenootschap dit ontbrekende hoofdstuk over de vervolging door de Nazi's. Jehova's Getuigen hebben het nazisme al in een heel vroeg stadium aan de kaak gesteld. De bladen Het Gouden Tijdperk en daarna Vertroosting, beide voorlopers van het door het Wachttorengenootschap uitgegeven tijdschrift Ontwaakt! waarschuwden al ruim v贸贸r het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog voor de nazi-onderdrukking. Zo was de uitgave van Het Gouden Tijdperk van juni 1934 geheel cn al aan het onderwerp 'Vervolgingen in Duitscbland'ge\v茂\d. In de Vertroosting van januari 1938 stond een twee pagina's tellend artikel 'Terreur in het derde Rijk' cn in de uitgave van mei 1938 verscheen, van de hand van Arthur Winkler, een vijf pagina's tellend artikel 'Ervaringen in hel Concentratiekamp Esterwegen', waarin diens persoonlijke belevenissen werden gepubliceerd, met inbegrip van een plattegrond van dat kamp.

Verboden Jehova's Getuigen liepen Hitier kennelijk al van het begin af aan voor de voeten. Reeds op 28 juni 1933 drongen leden van de Sturmabteilun? O

o

het hoofdkantoor annex drukkerij van Jehova's Getuigen in Maagdenburg (Duitsland) binnen. Het gebouw werd bezet, de persen werden stilgezet en enkele weken nadien werd de daar geproduceerde bijbelse lectuur in het openbaar verbrand. De organisatie van Jehova's Getuigen werd officieel verboden. Zelfs kinderen van jehova's Getuigen kregen al spoedig problemen op school en werden in enkele gevallen uit huis geplaatst en bij nazigezinnen, dan wel in weeshuizen ondergebracht. Tussen 1935 en 1939 zien wij de eerste Getuigen in de concentratiekampen belanden. Ze vormden daar een volstrekt aparte categorie, herkenbaar aan een paarse driehoek. In heel wat kampen vormden zij in deze periode al snel tien procent van het aantal gevangenen, en in een enkel geval zelfs beduidend meer. Enkele Duitse Getuigen weken daarop naar Nederland uit waar de problemen toen nog ver weg leken of gaven gehoor aan de oproep om bun zendingsijver in Nederland voort te zetten. Zij legden contact met hun Nederlandse geloofsgenoten - de

Deze plattegrond van kamp Esterwegen stond in de Vertroosting van mei 1938 AG

Artlmi Winkler (1898-1972) Gedurende 1940 en 1941 (tot aan zijn arrestatie op 21 oktober 1941) belast met het opzicht over het werk in Nederland eerste sporen van het werk van Jehova's Getuigen in Nederland dateren namelijk al van rond 1908 - en vatten hier de draad van hun evangelisatiewerk weer op. Botsing onvermijdelijk W a t bracht Jehova's Getuigen en het nazisme eigenlijk met elkaar in conflict? O m t e beginnen gaan Jehova's Getuigen niet in militaire dienst. Uit hun s t a n d p u n t van christelijke neutraliteit ten aanzien van politieke aangelegenheden komt tevens hun weigering voort om enigerlei arbeid te verrichten die de oorlogsindustrie zou ondersteunen. Omdat zij in hun geloofsopvattingen voor redding naar Jehova God en zijn zoon Jezus Christus opzien, konden zij Hitier geen 'Heil' toezwaaien. En ondanks een verbod op hun kerkgenootschap gingen zij, gedreven door hun christelijke overtuiging, ondergronds door met hun evangelisatiewerkzaamheden en het vervaardigen en verspreiden van religieuze lectuur,


toren illegaal te drukken in zijn drukkerij aan de Nieuwe Teertuinen 24 te Amstetdam. Een inval, waar ook Obersturmfuhrer Klaus Barbie bij betrokken was, maakte daar op 21 oktober 1941 een eind aan. Het tijdschrift De Wachttoren bleef trouwens, soms gedrukt, soms gestencild, gedurende de hele oorlog verschijnen.

Sofia Hemmink, geboren te Almelo op 17 april 1920, vermoord te Auschwitz op 12 november 1942 terwijl zij ook bijeen bleven komen voor hun erediensten. Na de bezetting van Nederland kon een botsing niet uitblijven. Die bleet niet lang uit. Al op 29 mei 1940 maakte rijkscommissaris Seyssfnquartbekend dat de organisatie van Jehova's Getuigen was verboden, waardoor men gedwongen werd het predikingswerk ondergronds voort te zetten. Het Nederlandse hoofdbureau dat sinds 1931 op de Camplaan 28 in Heemstede was gevestigd, wetd op 6 juli 1940 doot de Duitsers gesloten en de drukpetsen, die in een doot Jehova's Getuigen getunde drukkerij in een gehuurd pand aan de Papentorenvest 10 in Haarlem stonden opgesteld, werden geconfisqueerd. Een golf van arrestaties volgde. De Getuigen werden stuk voor stuk gedurende de daaropvolgende vijfjaar door de nazi's opgejaagd. Soms was er ook verraad in het spel. Enkelen lukte het om gedurende de gehele bezetting uit handen van de Duitsers te blijven, anderen kwamen in gevangenissen en kampen tetecht.

De risico's voor Jehovah's Getuigen waren erg groot omdat evangeliseren een essentieel onderdeel van hun geloofsbeleving vormt en zij, weliswaar zo omzichtig mogelijk, hun predikingswerk wel gewoon gedurende de bezetting voortzetten. Dit had tot gevolg dat zelfs tijdens de oorlog het aantal Getuigen nog toenam. In de zomer van 1940 waren er z o n 500 Getuigen. Van hen werden circa 467 personen in de loop van de daaropvolgende vijf jaar gearresteerd, waarbij velen van hen werden geïnterneerd en/of gedeporteerd, terwijl ongeveer 130 van hen in de kampen omkwamen. Desalniettemin steeg het aantal Getuigen gedurende de bezetting tot 3125 in augustus 1945. Jehova's Getuigen verbleven zowel in Nederlandse kampen als Amersfoort, Herzogenbusch (Vught) en Westerbork, als in vtijwel alle Duitse concentratiekampen, zoals Auschwitz,

Buchenwald, Dachau, Mauthausen, Natzweiler, Neuengamme, Ravensbrück, Sachsenhausen en vele andere. 'Verleugnungs'-Erklarung Feitelijk verkeerden Jehova's Getuigen in een heel bijzondere situatie. Aan de ene kant werden zij, op de joden na, van alle religieuze groeperingen het hevigst vervolgd. Aan de andere kant konden zij, door een verklaring te ondertekenen w a a t m e e zij hun geloof zouden verloochenen, vrijuir gaan. De indruk bestaat dar slechts weinigen dit hebben gedaan. D t . E de jong schreef: 'Veruit de meesten hun net hebben daat, bedreigingen en martelingen ten spijt, geweigetd, hun leer te verloochenen.' Men bleef ondergronds prediken en erediensten bijwonen. In augustus 1940 besloot het Nedetlandse ondetgtonds opererende hoofdkantoor van Jehova's Getuigen om geen correspondentie meer over de post te verzenden, maar van koeriers gebruik te maken om brieven en ondergronds vervaardigde lectuur naar tie geloofsgemeenten en naar de individuele Getuigen te sturen. Verder werd er van schuilnamen gebruik gemaakt, waardoor men op den duur de meeste medegelovigen niet meer bij hun werkelijke naam kende. Gemeenren werden ondertussen opgesplitst in

KONIBDTRALIOTIILAOOI

A b t e i l u n o II

E r k l a r u n q . Ich, - der - die g e b o r e n arn .

in '

g e b e h i e r m d f o i g e n d e ErkiSrung a b : L kb

h a b e erkannt, d a s s d i e I n t e r n a t i o n a l e B i b e ï f o r s c b e r v e r e i m g i m g e i n e Jrrlehre v e r b r e i ! u n d

untcr

d e m D e c k m a n i e ! r e t i g i ö s e r B e t a t i g u n g l e d t g h c b s t a a t s f e i n d l i c h e Ziele vertolgt. 2 l e b h a b e m l c h d e s h a l b v o l i und g a n z v o n d t e s e r O i g a w s a U u n Hen v o n dies>er S e k t e f r e i g e m a c h t . 3

a b g e w a n d t , u n d rmcb tiuch inner-

ich v e r s i c h e r e hiermif, d a s s scb msch n,e w s e d e r f ü r d;e inter n a l i o n a i e F i i b c l f o r s d i e r v e r e n n g i m g bètafigen w e ' d e .

P e r s o n e n , d i e !dr die Irrlehre der B i b e i l o r s c h e r an rmch w e r b e n d b e r a n t r e t e n nder in

ünderer W e i s e i h i e R i n s t e i l u n g ais B i b t i l o r s e h e r b e k u n d e n gen.

Soilten

mir

BibeHorscherachriÜen

w e r d e ich u n v e n ü g i i c h zur A n z e i g e b n n -

z u g e s a n d t w e r d e n , s o w e r d e ieb d i e s e u m g e b e n d bei der

n^cbsfen Poiizeidienstsleife abgeben. 4. Ich wiH k n u l l i g die ÖESETZE d e s S t a a i e s a c h t e n , i n s b e s o n d e r e im P a ü e e n i e s K n e g e s n-esn Vateriand m;t der Watfe tn der H a n d v e r t e ï d i g e n und m i c b vuil u n d g a n z in die V o l k s g e m e i n s e h a i t 5. Mir ist eröHnet w o r d e n , d a s s ich mit m e i n e r

eingntdem

e r n e u t e n I n s c h u t i h a f t n a t n n e zu ."echnen tiabe. w e n n

ich m e i n e r heute a b g e g e b e n e n E r k l a r u n g z u w i d e r h a n d l e ,

Illegaal Toen de eigen drukkerij niet langer functioneerde bleek de heer Wessel Eikelenboom bereid om De Wacht-

, den

KL'4?.< n

5000

Verleugnungs-Erklarung, verklaring die de Getuigen door de SS kregen voorgelegd


Nederlandse politiemannen deze mensen hebben opgebracht en als slachtvee aan de Duitsers overgeleverd.

kleinere groepjes die voor hun erediensten voortaan alleen nog maar in particuliere huizen zouden bijeenkomen. Bovendien wisselde men voor deze kleinschalige vergaderingen veelvuldig van adres. Het spreekt vanzelf dat ook tijdens het evangeliseren omzichtig te werk werd gegaan, door bijvoorbeeld niet te lang achter elkaar in een en dezelfde straat actief te blijven en door huizen te mijden waarvan men wist dat daar mensen woonden die met de Duitsers collaboreerden. Herbert Muller, die op een gegeven moment door de Gestapo op de lijst van meest gezochte personen in Nederland werd gezet, beschreef ooit dat Getuigen op het platteland voedsel afstonden voor Getuigen in de grote steden en dat men om die reden hier en daar in het land geheime vocdseldepots inrichtte, van waaruit men vervolgens 's nachts dat voedsel weer verder transporteerde naar behoeftige geloofsgenoten in de Randstad. Zo schrijft hij: 'De familie Bloemink in Amersfoort bijvoorbeeld

stelde hun woonkamer beschikbaar als magazijn voor levensmiddelen, hoewel hun huis op slechts een steenworp afstand lag van een Duits garnizoen!' Deze aan de Asserstraat 33 gelegen woning diende als 'aanloopadres' voor koeriers, alsook als overslag voor Wachttoren-publicaties. Met evenveel i n z e t probeerde de bezetter Jehova's Getuigen echter het zwijgen op te leggen Alle politiekorpsen in Nederland werden door een officieel schrijven opgeroepen hen te arresteren. Een uit Assen afkomstig bevel van de Sicherheitspolizei luidde dat men vooral op tijdschriften, boeken en ledenlijsten diende tc letten, waarbij vermeld werd dat 'alle bezittingen, zowel huizen als landerijen en andere eigendommen in beslag genomen dienden te worden'. Het is droevig te moeten melden dat veel Nederlandse politieagenten daar gevolg aan gaven. Het standaardwerk Onderdrukking en verzet — Nederland in oorlogstijdschreef daar nadien over: 'Het is onbegrijpelijk, dat meermalen

Kampen Concentratiekampherinneringen van een drietal slachtoffers: In een wat kleiner kamp, 'Klinker' genaamd, een buitencommando van Sachsenhausen, kreeg Janus van Mierlo, die daar via Buchenwald en Sachsenhausen terecht was gekomen, in mei 1 944 de opdracht granaten te maken, loen hij dat weigerde kreeg hij van de gevangene die het werk indeelde, te horen: 'Dan word je morgen doodgeschoten.' De volgende dag krijgt Janus na het appèl een aantal SS-ers op z'n dak en na in zijn weigering te hebben volhard en door een van hen te zijn geslagen, wordt hij naar de Karnpführer van Sachsenhausen doorgestuurd, waarna hij bij commando 'Speer' wordt ingedeeld, waar hij, snauwt een SS', kan 'verrekken . 'Een paar weken later', zo schreef Janus, 'hoorde ik dat de werkverdeler-gevangene zichzelf het leven had benomen. Hij was dus toch eerder dood dan ik.' Na de bevrijding en via heel wat omzwervingen komt hij op 2 juli 1945 's avonds laat in Ingen (bij Nijmegen) aan waar zijn vrouw hem opwacht. Hij schreef: 'En den volgenden dag komen mijn 3 kinderen, die mij na al die jaren niet meer kennen, mij ook weer omhelzen, en dan zijn wij weer door den Heere bijeengebracht.' Piet Broertjes, die via het Rotterdamse hoofdbureau van politie aan het Haagscheveer in Vught terechtkwam en vervolgens via Sachsenhausen en Neuengamme in BergenBelsen belandde, vertelde over het transport naar laatstgenoemd kamp - waar hij op 5 januari 1945 met 5000 andere gevangenen aankwam dat gedurende de laatste week het aantal doden gemiddeld rond de 200 per dag lag. Hij voegde eraan toe dat uiteindelijk slechts drie van die 5000 de oorlog overleefden. Hij was er één van.


Velen hebben ook in de beruchte dodenmarsen' meegelopen. Overeen van de dodenmarsen, die uit Sachsenhausen, een mars waaraan zo'n 26.000 gevangenen deel moesten nemen en waar zeker 10.000 gevangen bij zijn omgekomen, vertelde Bertus van der Bijl later dat Jehova's Getuigen weigerden om per nationaliteit aan te treden, maar dat zij daarentegen verzochten om samen te mogen blijven. Dit werd hun toegestaan, op voorwaarde dat zij een kar met kisten van de Lagerführer met zich mee zouden nemen. Dit bood hun trouwens meteen de gelegenheid om zieke Getuigen, onder wie Arthur Winkler, gemakkelijker te vervoeren. Gezien alle ontberingen onderweg, mag het wel een wonder heten dat alle ca. 230 Getuigen deze dodenmars overleefden. Geloof schonk moed

Op 17 juni 1946 zond koningin Wilhelmina een condoleancebrief naar de ouders van Jacob van Bennekom, waarin zij haar waardering uitte voor de standvastigheid van hun zoon. Op 13 oktober 1944 was Jacob

namelijk door Carl Warnecke, Hauptmann in de Wehrmacht, eigenhandig standrechtelijk geëxecuteerd omdat hij weigerde tankvallen te graven. Waaraan ontleenden jacob en de vele honderden andere mannelijke en vrouwelijke, en soms ook betrekkelijk jeugdige Getuigen de moed om een dergelijk vastberaden standpunt in te nemen? In Ravensbrück constateerde gevangene Margarete BuberNeumann dat de Getuigen een immense kracht uit hun geloof putten. Een geloof dat hen aan de ene kant in staat stelde jarenlang 'mens-onwaardige belevenissen en vernede-ringen te verdragen, en', zo vervolgt ze, hen aan de andere kant toch in staat stelde 'hun menselijke waardig-heid te bewaren'. Doelend op de op-stelling van Jehova's Getuigen gedurende het nazi-regime kopte het Duitse dag-blad Die Welt dan ook nog niet zo lang geleden, daarbij dr. Detlef Carbe citerend, dat zij 'een lichtpunt vormden in een donkere tijd'.

Voor meer inlichtingen kunt u zich wenden tot: Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, Afd. Inlichtingen, Noordbargerstraat 77,7812 AA Emmen, tel. (0591)683555, fax (0591)641288.

Literatuur: Carbe, D. Zwischen Widerstand und Martyrium — Die Zeugen Jehovas im "Dritten -Reich", Oldenbourg Verlag, Munchen. Hesse, H. (red.), "Am mutigsten waren immer wieder die Zeugen Jehovas", Edition Temmen. King, CE., The Nazi State and the New Religions, Edwin Me Hen Press, Lampeter, Wales. Wachttorengenootschap, Jehova's Getuigen — Standvastig onder naziterreur (video) Yonan, G, Jehovas Zeugen - Opfer unter zwei deutschen Diktaturen, Nummos, B erlin. }

Foto's: Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap, Emmen.

R. van den Heuvel Wachttorengenootschap, Emmen

boekhandel

pegasus

KAPSALON VAN

Singel 3 6 7 1012 W L

WEERDENBURG

Amsterdam

www.pegasusboek.nl

Specialisten in Slavistiek &

"Gewoon de beste" Behandeling, volgens

Zocherstraat 5 1054 LP Amsterdam Tel. 020 - 612 7354

afspraak

• • • • •

proza en poëzie taal- en letterkunde woordenboeken leerboeken geannoteerde/ tweetalige uitgaven • kinderboeken

Oost-Europa • • • • • •

proza en poëzie in vertaling secundaire literatuur oosteuropa-kunde kunst reisgidsen tijdschriften

• video & cd

t e l ( 0 2 0 ) 6 2 3 I I 38 fax ( 0 2 0 ) 6 2 0 e-mail

3-4

78

pegasus@pegasusboek.nl


Oorlogssporen Soms duurt het meer dan een halve eeuw v贸贸r er documenten tevoorschijn komen die van een dusdanige zeggingskracht zijn dat ze plotseling veel van wat er daarvoor al was overschaduwen. Zo is het met de foto's die Hans Sibbelee gedurende de oorlog heeft gemaakt in de Betuwe en in Amsterdam. Zijn gehele fotoarchief zal door de afdeling Kunstgeschiedenis van de Universiteit van Nijmegen worden ontsloten en gearchiveerd, en een selectie daaruit is nu in boekvorm verschenen, onder de titel Oorlogssporen. De foto's zijn technisch heel goed, maar ze zijn ook wonderlijk veelzeggend, zeker als je zelf in die tijd nog te klein was om op eigen benen rond te kijken, oi als je gewoon nog niet was geboren. Hans Sibbelee keek met andere ogen dan de fotografen van wie al ootlogsfoto's zijn gepubliceerd. Hij zag weer heel andere dingen, hij had een fijn oog voor het detail en tegelijk zijn deze foto's wondetlijk mooi. Ik ken Sibbelee al bijna twintig jaar, want hij was actief in de Spaanse Burgeroorlog, en ging zowel in 1986 Bevrijding: collaborateurs en fascisten lopen achter hun geleidewagen door de afgebroken jodenbuurt van Amsterdam naar het voorlopige Kamp Levantkade.

als in 1996 mee naar Spanje toen de vootmalige Interbrigadisten werden gehuldigd door de Spaanse bevolking vanwege hun deelname aan de strijd tegen Franco. En de laatste keet ook om als beloning en als zij dat wilden de Spaanse nationaliteit te krijgen. Een symbolisch gebaar, maar ook heel passend, wanr zij hadden immers als gevolg van hun toenmalige strijd hun eigen nationaliteit vetloren en waren statenloos geworden, hetgeen zeer velen onder de Duitse bezetting het leven heeft gekost. Ten stadhuize konden de Duitsers immets zonder veel moeite hun persoonskaart met al hun gegevens uit de kaartenbakken halen. Schitterend boek Sibbelee, geboren in 1915, is een kleine, vriendelijke, bescheiden man, met wie ik vele malen heb gepraar, maar van wie ik volstrekt niet wist wat hij allemaal heeft gedaan. Hij treedt niet op de voorgrond, maar zit altijd vriendelijk te luisteren oi spreekt over koetjes en kalfjes of over praktische dagelijkse dingen. Ik ben dus totaal overdonderd door dit schittetend mooie boek, en ook dooide interessante inleiding over zijn acriviteiten in Spanje en tijdens de oorlog. Dankzij de vriendschap tussen zijn vader, die in Tiel directeut

J

m.

\ Hans Sibbelee, circa 1945 was van de Wasch- en Strijkinrichting N. V. De Linge, en de burgemeester van Tiel, kreeg Sibbelee, direct toen hij weer in Nederland was, een schoon, nieuw paspoort, zondet gevaarlijke Franse en Spaanse stempels, en zo kon hij doot de Duitsets dus ook niet zo gemakkelijk worden gevonden. Hij werd weer een onopvallende Nederlandse jongen, en met de vootzichtigheid hem eigen heeft hij toen onopgemetkt heel veel verzetswerk kunnen doen. Helemaal sprakeloos heb ik het zitten lezen. En gelukkig heeft hij het allemaal overleefd, tot op de dag van vandaag. Proficiat, Hans! En gefeliciteerd, Universiteit van Nijmegen,

Afbraak op Uilenburg. Houtroof in maart 1945, Amsterdam. jJ


m e t een zó m o o i e n zó u n i e k fotob o e k ! Er staan 6 5 foto's i n , haast allemaal n o g n o o i t gepubliceerd, en het maakt heel nieuwsgierig naar de f o t o b o e k e n die n o g z u l l e n k o m e n , w a n t zijn foto-archief, dat i n m i d d e l s is overgedragen aan de Universiteit van N i j m e g e n , telt vele h o n d e r d e n foto's.

Dunya Breur Oorlogssporen; Hans Sibbelee, Amsterdam - Betuwe 1945- Tekst en samenstelling: Niels Coppes. Uitg. Nijmegen University Press, Kapittelweg 46, 6525 EP Nijmegen, tel. 024 3612073, ISBN 90 5710 090 8

SS

*3 SS

•5 Ü

I

f

i 1° 3 'S

Hongerkinderen neuzen nog na in lege keukenkannen van de gaarkeuken, maart 1945, Amsterdam.

Wat overbleefvan de Vleesstraat in Tiel.

Opening Portugese synagoge op 12 mei 1945.


De eerste knokploegen bestonden uit joden De v e r z w e g e n geschiedenis v a n het joodse verzet Sinds twaalfjaar staat er aan de Amstel een indrukwekkend zwart marmeren monument om te herinneren aan het verzetswerk van Nederlandse joden tijdens de bezettingsjaren. Herman Aronson van de Stichting ComitĂŠJoods Verzet 1940-1945heeft voor ons deze, nog altijd onbekende, geschiedenis opgetekend. In 1988 werd het monument ter nagedachtenis aan de omgekomen joodse verzetsstrijders geplaatst aan de Amstel, tegenover het Stadhuis van Amsterdam. Dit monument is een eerbetoon aan de dappere gevallenen en een teken van medeleven met de nabestaanden, maar bovendien een waarschuwing dat zoiets nooit meer mag gebeuren en tevens een beroep op het gezonde verstand om te blijven strijden tegen onrecht, racisme, fascisme, dictatuur, antisemitisme, kortom tegen elke schending van de rechten van de mens. De initiatiefnemer voor dit monument was Barend Bluhm, die op 12 juni 1986 overleed en de onthulling helaas niet mocht meemaken. Een van de verzetsmensen die hard heeft geijverd om het monument, letterlijk en figuurlijk van de grond te krijgen, was Herman Natkiel. De joodse gemeenschap in zijn

De joodse wijk

totaliteit voelde niet de noodzaak tot oprichting van cfat monument. Van een echt georganiseerde joodse verzetsgroep was immers geen sprake, maar wel hebben vele joodse landgenoten zich aangesloten bij ondergrondse groeperingen, die overigens in het algemeen gesproken, op de Geuzengroep na, pas vrij laat in acne zijn gekomen. Verzet werd van stonde af wel gepleegd in de vorm van het weigeren een jodenster te dragen; weigeren zich te melden bij de Joodse Raad, aansluiting zoeken bij het v e r z e t , onderduikadressen zoeken, het laten vervaardigen van valse persoonsbewijzen en het ondernemen van vluchtpogingen naar het buitenland (Engeland, Zwitserland en Zweden). Waar het al zeer gevaarlijk was voor niet-joden om verzet te plegen was het vanzelfsprekend bijna onmogelijk om een joodse verzetsgroep te formeren. Knokploegen Snel na de bezetting van ons land werd de Joodse Raad in het leven geroepen om als dekmantel te dienen voor de gang naar de concentratiekampen en later vernietigingskampen. In het algemeen had men het volste vertrouwen in de door de Duitsers via joodse notabelen in het leven geroepen joodse instanties, die de opdracht kregen de mensen die zich moesten melden zoveel mogelijk gerust te stellen. Via deze instanties werden ook vrijwaringpapieren verstrekt, waardoor een groot aantal mensen uitstel kreeg van deportatie. Velen waren helemaal niet op de hoogte dat de joden naar vernietigingskampen werden gestuurd. Ze meenden dat het alleen maar geruchten waren. Van een zeker georganiseerd verzet van joodse zijde was sprake toen in de winter van 1940/1941 NSB'ers de joodse wijk van Amsterdam binnendrongen, waar ze ruiten ingooiden van joodse winkels en buurtbewoners

in -. •

Nathan Notowicz bij een verborgen radw mishandelden. Boksers en worstelaars onder dc joodse jongeren verenigden zich en op zondag 9 februari 1941 vond een ware veldslag plaats toen WA-ers weer de joodse wijk binnenvielen, ruiten vernielden, scholden en mensen hardhandig lastig vielen. In het toenmalige cafĂŠ van Willem Kuipers zaten joodse gasten die op het geraas van de NSB'ers afkwamen en met biljartkeus op de indringers insloegen. Daarbij vielen rake klappen. Hierna nam een groot aantal mensen deel aan knokploegen die op initiatief van Maurits Dekker (de schrijver van o.a. Mordechai de Jood) werden geformeerd. De boksschool Olympia van Joel Cosman werd de uitvalbasis. Diverse ploegen werden over de joodse wijk verdeeld, men zou in elk geval vechten voor z'n leven. Toen op 11 februari 1941 de WA nogmaals de joodse wijk binnenviel kon die dit keer rekenen op zware tegenstand. Er volgde een gevecht waarbij vele gewonden vielen, en de WA-er Koot zo zwaar gewond werd, dat hij later in het Binnengasthuis de laatste adem uitblies. De zogenoemde Groene Politie (Duitse oproerpolitie), zette hierna de joodse buurt af en vele jongens werden gevangen genomen en later weer vrijgelaten. Begin 1942 werd op aandringen van de NSB'ers


alsnog een razzia ge-houden op de mannen die destijds verdacht werden van de dood van Koot. De meeste van hen stierven in de concentratiekampen. Dit waren verzetsstrijders van het eerste uur. Verraad In Amsterdam volgde nog meer verzet tegen de Nazi's. In Amsterdam-Zuid werd een gtoep provocerende Nazi's verjaagd en werden in de bekende ijssalon Koco in de Rijnstraat nieuwe knok-ploegen geformeerd. De geheim-houding lier te wensen over en het vetraad loerde mee, zodat op 19 februari 1941 een Duits commando voor de deur van de ijssalon stond. De deut werd geforceerd, maar van veel tegenstand was geen sprake daar de knokploeg zich in een naburige woning schuil hield, waar zij alweer door verraad werd ge-arresteefd. Acht personen stonden hierna terechr, van wie er vijf joods waren. Langdurige verhoren en zware mishandeling waren het gevolg en de alleteerste die tijdens de Duitse bezetting de doodstraf kreeg was de joodse verzetsheld Ernst Cahn. Op 22 en 23 februari 1941 werden 425 joodse mannen opgepakt en op schandelijke wijze vernederd en mishandeld. Vanuit de CPN werd het initiatief genomen om tegen de jodenvervolging te protesteren en als gevolg hiervan brak op 25 februari 1941 een tweedaagse staking uit in en om de hoofdstad. De Nazi's pakten op zeer grote schaal joden en nietjoden op. Op 13 maart 1942 werden vijftien leden van de Geuzen samen met de joodse verzersman Joop Eylen twee communisten Herman Coenradi en E. Hellendoorn gefusilleerd. Het gedicht De Achttien Doden van de verzetsman Jan Campert herinnert ons hieraan. Ben Braber schrijft in zijn boek Joden in verzeten illegaliteit dat hierna geen massale protesten meer voorkwamen tegen de vetvolging van de joodse bevolking. De joden werden zo zwaar vervolgd dat georganiseerd joods verzet onmogelijk was geworden.

Verzamelpunt Polderweg voor transport naar Westerbork Onder het mom van een 'onder politietoezicht staande werkverruiming in Duitsland', wisten de Nazi's veel joodse landgenoten een rad voor de ogen te draaien. Meer dan vierduizend joden meldden zich voor die zogenaamde werkzaamheden in Duitsland. Wie zich niet zou melden, zou zwaat gesttaft worden. Vanaf de zomer van 1 942 deporteerden de Nazi's meer dan 100.000 joodse landgenoten naat Westerbork en vandaar naar de vernietigingskampen in Polen. Dit alles voltrok zich onder het oog van de werkende bevolking, de buren, de vrienden en de familie. Het leven ging ogenschijnlijk notmaal door, tetwijl de vreselijkste gebeurtenissen plaats vonden. Deportatie. Alles kwijt. De dood voor ogen. Was er van verzet nog sprake? Jawel. Vele joden wisten zich bij de inmiddels groeiende verzetsgroepen aan te sluiten en daadwerkelijk voot hun leven te

vechten. Maar volgens de Nazi's was Amsterdam in 1944 geheel 'jodenvrij'. Een zeker Bene, vertegenwoordiger van het Duitse Auswartige Amt in die periode deelde de Sicherheitsdienst in Berlijn mede op de 25e juli 1943 ; 'Van de 140.000 joden in Nederland zijn er thans 102.000 weg, waarvan 72.000 reeds gedeporteetd. De Nederlandse bevolking is het er niet mee eens, maar werkre niet tegen.' Een van de grote helden in het verzet tegen de Duitse bezetting, was Mi.Dr.L.E. Visser, die als ptesident van de Hoge Raad'werd afgezet omdat hij jood was. Mt. Visset weigerde zijn persoonsbewijs te aanvaarden met een J erop, omdat hij dat in strijd vond met de mensenrechten. Doot Den Haag liep hij in sabbatskledij met de Thora in zijn handen, tetwijl hij geen vrome jood was, maar uit prorcst tegen de schandelijke daden van het


Nazisme. Hij was het volkomen oneens met de leden van de Joodse Raad en in schetpe bewootdingen liet hij dat ook weten. Zijn vetzet op vele wijze uitgedtukt was op dat vteselijke moment in de vaderiandse geschiedenis een groot vootbeeld. Zijn moedige houding mogen wij nimmer vergeten. Hij overleed vóór de Nazi's hem konden deporteren.

Bij ontsnappingen tijdens transporten naar Westerbork werdgebruik gemaakt van deze treindeursleutel

Verzet ipv opstand

Veel verzetsgroepen wenden verraden, want daarvoor werden beloningen uitgeloofd en wanneer er joden bij werden opgepakt ktegen die het extra zwaar te verduren. Veel van deze joden en niet-joden kwamen in het strafkamp Amersfoort tetecht. De joden werden tewerkgesteld in de zogenaamde Rozentuin, een smal stukje grond van zand en grint tussen de prikkeldraadversperringen en wanneer her de bewakers uitkwam schopten en sloegen ze uit pure verveling een paar joden in elkaar. Ook werden er bij regelmaat doot de bewakers en kapo's (de kamppolitie die uit gevangenen bestond) stokslagen uitgedeeld. Maar Amersfoorr was niet de enige stad in Nedetland met een Naziconcenttatiekamp. Schoorl bij de duinen was eigenlijk de eerste. Hief gingen de in februari 1941 opgepakte joden heen. Latet viel de eer te beurt aan de kampen Westerbork, Ommen en Vught. In totaal werden ongeveer 750 joodse mannen en vrouwen via kamp Schoorl naar de andere kampen overgebracht waarna zij werden gedeporteerd naar de vernietigingskampen. Dr.j. Presser schrijft in zijn boek Ondergang: ' H e t Nederlandse jodendom heeft geen getto-opstand gekend zoals Watschau: de opstand van een wanhopige met de tug tegen de muur staande geïsoleerde resr, buitengewoon aangrijpend en dramatisch in zijn verloop en daarmee in het geschiedbeeld (terecht) sterk naar voren dringend. In zeer veel gevallen was het joodse vetzet, het

vetzet van joden, solidair met, samenwerkend met niet-joden en et soms nauwelijks van te onderscheiden. Een onderscheid, dat ook velen hunnet niet hadden gewild. Niettemin is het de plicht van de geschiedschrijver enkele van die velschillen niet te verzwijgen. Zo behoeft het nauwelijks enig bewijs, dat het gevaar voor de joden zeer veel groter was, zowel omdar zij eerder opvielen, als omdat zij, eenmaal opgepakt, onherroepelijk gedoemd waren te sterven.' Presser stelt ook de vraag: 'Hoe groot was het joodse verzet?' Is er sprake geweest van grote aantallen joodse verzetsstrijders? Zeker weten doet niemand dit. De Nazi's zagen overal joodse invloeden. Bij het arresteren van verzetsgroepen werden de eventuele joodse verzetsmensen er direct uitgepikt. Volgens Ptesset bestond de mening, dat joden niets durfden en weinig deden en dat zelfs een aantal verzetsorganisaties joden weerden omdat die als joden teveel in het oog zouden springen en daardoor de gehele otganisatie in gevaat zouden kunnen brengen. Na de oorlog werden joden er van beschuldigd dat zij zich maar hadden laten afslachten. Dat was gemakkelijkef dan de nadruk te leggen op het historisch tekort van het Nederlandse volk, waarvan zo velen dezelfde joden aan hun lot hebben overgelaten. De goeden niet te na gesproken natuutlijk! Maar het is goed te beseffen dat de allereerste knokploegen die tegen de Duitse bezetter vochten, uit joden hebben bestaan. S. van Praag en Mautits Dekker waarschuwden de mensen ver vóór de bezetting. D t s .

D. de Miranda ( atts en scheikundeleraar) was reeds toen vootzittet van de SRJ (de Stichting Culturele en Maatschappelijke Rechten der Joden) een militante joodse organisatie. Hij was een zeer dapper man, afgescheiden van de Joodse Raad, op welks voorzitter hij fel gebeten was. Zijn stichting streefde er naar de joodse jeugd weerbaar re maken voor de komende strijd tegen de Nazi's en hun zelfvertrouwen te versterken. Ongenoemd mogen zeker niet blijven Walter Süskinden zijn medewerkers, die van uit de Hollandsche Schouwburg een groot aantal kaarten uit de cartotheek hebben gelicht, zodat met name vele kinderen aan deportatie hebben kunnen ontkomen. Het is het Comité Stichting Joods Vetzet 1940-1945 een grote eer het monument te mogen vetzotgen ter herinnering aan hen die als joods verzetssttijder vielen Dit monument staat in Amsterdam aan de Amstel, in de onmiddellijke nabijheid van de oude joodse wijken. Het Comité wil jaarlijks bij dit m o n u m e n t hen gedenken die vielen v o o t de strijd tegen antisemitisme, rassenhaat, vrijheidsberoving, fascisme, dictatuut en de Duitse Nazi-overheersing. Herman Aronson

Literatuur: HM. van Randwijk, In de schaduw van gisteren Dr. J. Presser, Ondergang Ben Braber, Zelfs als wij verliezen; Joden in verzeten illegaliteit, 1940-1945 Ben Braber, Passage naar Vrijheid; Joods verzet in Nederland 1940-1945 J. van de Kar, Joods Verzet; Terugblik op deperiode rondde Tweede Wereldoorlog Nadere informatie bij: Stichting Comité foods Verzet 1940-1945, Rameaulaantje24, 1431XZ Aalsmeer, tel. 0297 327803, fax 020 324779


KAMP AMERSFOORT M A G NIET VERGETEN WORDEN! Tal van plaatsen worden in het kader van de Tweede Wereldoorlog snel herkend, maar noem "Amersfoort" en men kijkt je aan met een blik van: Was daar dan ook wat? Onbegrijpelijk dat men in Nederland zo weinig weet van het "Polizeiliches DurchgangslagerAmersfoort", een instrument in h a n d e n van de SD bij de tirannieke onderdrukking van Nederland. Amersfoort was beslist niet zomaar een doorgangskamp.

\<r

Gedenkplaats Kamp Amersfoort

Meer dan 35.000 gevangenen werden er formeel ingeschreven, hoeveel anderen er passeerden is niet bekend. Het Kamp Amersfoort was een berucht kamp. Het was er vies en vuil, er heerste aldoor honger en er werd veel mishandeld en vermoord. Had een 'gewone' gevangene het er al slecht, de joodse mannen die er als straf- of represaillevld.zts.'mg terechtkwamen hadden het nog slechter. Ze werden systematisch achtergesteld en nog slechter behandeld.

Zelfs anno 2000 worden nog uitspraken gedaan in de zin van: de oud-gevangenen hadden zich krachtiger moeten verenigen en inzetten om daar een herinneringscentrum te realiseren. Daarmee voorbijgaand aan het feit dat een eerste gedenkteken, een houten kruis, in 1950 niet zonder strubbelingen werd onthuld. Dat het eerste ontwerp voor het Nationaal Monument Kamp Amersfoort werd afgewezen, dat het tweede ontwerp volgens het ambtelijk advies aan de verantwoordelijke minister niet geplaatst had mogen worden. Gelukkig heeft de toenmalige minister-president dr. W.Drees het toch op 14 mei 1953 onthuld. Diverse pogingen van oudgevangenen om tot een museum of herinneringscentrum te komen liepen stuk. Sloop In 1968 vertrok het defensieapparaat uit het nog steeds bestaande barakkencomplex. De landelijke politiek maakte van de gelegenheid gebruik om de herinnering aan Kamp Amersfoort tot lokaal niveau te degraderen. De komst van een politieopleidingscentrum naar die plek bracht een volledige sloop van het kamp met zich mee. EÊn barak werd gespaard met het doel er en museumbarak van te maken, maar bij gebrek aan investeerders werd ook die in 1978 gesloopt. Wel bleef een wachttoren, de klokkenstoel met appèlklok en een stuk muur van het kantoor van de voormalige k a m p c o m m a n d a n t bewaard, waar omheen een klein museumpaviljoen werd opgetrokken. Het muurdeel bevatte muurschilderingen die door een gevangene waren gemaakt. Mede doordat de nieuwbouw met improvisatie op de oude funderingen was opgetrokken ontstond er direct een vochtprobleem. In 1985 was een gedeeltelijke renovatie / restauratie nodig. Daarna werd de aandacht minder.


In stilte werd door een enkeling aan verbetering van de gedenkplaats gewerkt. Dit initiatief kreeg steun van een plaatselijke Rotary, in 1995 (50 jaar herdenken) uitmondend tot de aanleg van een duidelijker gedenkplaats waarin alle fragmentarisch bewaard gebleven voorwerpen een plaats kregen. Tevens kreeg deze gedenkplaats een directe verbinding met het Nationaal Monument Kamp Ametsfoort, het door Frits Sieger gemaakte beeld "Gevangene voor het vuttrpeloton", in de volksmond De Stenen Man genoemd. Het pad naat

dat beeld over de voormalige, door vooral joodse gevangenen in vreselijke dwangarbeid aangelegde schietbaan wetd bij die gelegenheid hersteld. Bij een plechtigheid op 19 april 1995 (50 jaar bevrijding van Kamp Amersfoort) waren enkele honderden oudgevangenen aanwezig. Herontdekking Het leek er wel eens op dat het na 50 jaat herdenken wel genoeg geweest was. De oud-gevangenen, nabestaanden en het publiek dachten er anders over. Zij kwamen in sreeds grotere aantallen. De plek was herontdekt. In 1999 dreigden vocht en zout de muur met muurschilderingen ernstig aan te tasten. Het pleisterwerk met de muurschilderingen kende diepe scheuren en kwam voor een belangrijk deel los van de muur. Een

spoedeisende noodvoorziening, gevolgd door ingrijpende restauratie van muur en muurschilderingen was dringend noodzakelijk. Ook was het nodig door uitbreiding en verbeteting van het omhullend gebouw een betet klimaat voor de muurschilderingen te bereiken. Dit werd niet door "iedereen" begrepen. Na een hectische periode werd een ommekeer bereikt: er kwam een nieuw gebouw en de muur met muurschilderingen werd gerestaureerd. Tijdens een indrukwekkende plechtigheid op 1 8 april 2000 waren 1800 mensen, waaronder honderden oudgevangenen en nabestaanden, aanwezig bij de in gebruik name van het nieuwe herdenkingsgebouw. Vooral de toespraak en het gebed van rabbijn J'.S.Jacobs heeft veel aanwezigen diep geraakt. De in het voorjaar van 2000 opgerichte Stichting Nationaal Monument Kamp Amersfoort gaar zich inzetten voor het behoud van de gedenkplaats met de laatste overblijfselen van Kamp Amersfoort en de voorlichting over c.q. de herinnering aan Kamp Amersfoort. Vooral het laatste is hard nodig. Van de grotere kampen in Nederland in de jaren 40-'45 heeft Kamp Amersfoort zich in negatieve zin onderscheiden door zijn aard en door het wrede regiem. Het heefr ook het

KENTRON A I) V I E S (i K O F. P

m a k e l a a r s in assurantiën B.V.

langst, van 1941 tot aan de bevtijding in 1945 gefunctioneetd. Toch wordt het niet van "nationale betekenis" geacht. Evenmin komt het voor in de brochures die de schooljeugd in 2000 massaal uitgereikt heeft gekregen. De gedenkplaats voor Kamp Amersfoort is van maandag tot en met vrijdag voor het publiek vrij toegankelijk. Per auto te beteiken via autosnelweg A - 2 8 , afslag 5 (Ametsfoort-Zuid). Vanaf de uitritten wijzen borden de weg naar "Kamp Amersfoort". Bij gebruik van lokale verkeerswegen in de regio moet naaide srraat "Stichtse Rotonde" of "Laan 1914" te Amersfoort gereisd worden, om daar de borden verder re volgen. Gebruikers van openbaar vervoer wordt geadviseerd vanaf station Amersfoort een treintaxi te gebruiken. Busdiensten komen niet in de buurt van de locatie. C. Biezeveld Beheerder K a m p Amersfoort

De Gedenkplaats Kamp Amersfoort en de Stichting Nationaal Monument Kamp Amersfoort hebben als postadres: Appelweg 1, 3832 RK Leusden. Telefonische informaties via het politieopleidingsinstituut op de locatie: 033-4679400. Meer informatie op de website over Kamp Amersfoort: httpdl www. kampamersfoort. nl

D o o r d a c h t financieel a d v i e s vindt u o p A r e n t Krijtstraat 19! Betrouwbaar en persoonlijk advies over: • Pensioenen • Hypotheken • Financieringen 25 •fitu*-'1 • Sparen • Beleggen • Financial Planning • Verzekeringen Lars Luijten Tel 020 695 10 51 Luuk Degen Tel 020 690 70 18

Stroombaan 4 - 1181 VX Amstelveen Postbus 608 -1180 AP Amstelveen Telefoon 020 - 6437 111 Telefax 020 - 6457 084

Uw wegwijzer voor financiële zekerheid:

Ll

Arent Krijtstraat 19, 1111 AG Diemen Email: i n f o @ d i e m e n a d v i e s g r o e p . n l telefoon: 020 - 6 951 0 5 1 . Fax 020 - 6 958 580


Hartverscheurende familiegeschiedenis in brieven Het m a n k e e r t ons a a n een goed adres, boekbespreking 'Het mankeert ons aan een goed adres', schreef Aron Stern op 9 januari 1943 vanuit het ziekenhuis in Assen aan zijn ondergedoken dochter Hetty. Deze brief, waaraan dit boek zijn titel ontleent, zat in een pak brieven, briefkaartjes en documenten, voornamelijk uit de jaren 1 9 3 9 - 1 9 4 3 . Enkele jaren geleden kwamen deze brieven boven water. Kleinzoon Niek van der Oord reconstrueerde aan de hand van de brieven van zijn grootouders, zijn moeder, andere familieleden, en hun vrienden en bekenden de geschiedenis van zijn familie. Het is een ontroerend en hartverscheurend boek geworden. De brieven en de bewaard gebleven foto's - het fundament van het boek - stellen de lezer in staat zich met het lot van de familie te identificeren. Daardoor krijgen historische feiten - oorlog, isolering van de joden, registratie, werkkampen voor joodse mannen, de roof van geld en goederen, onderduiken, verraad, deportatie naar Westerbork en verder naar het oosten - een directe persoonlijke dimensie. Maar tegelijkertijd realiseer je je dat dit niet één familie maar tienduizenden en tienduizenden heeft getroffen. Het is bijzonder dat al deze brieven bewaard zijn gebleven. Grootvader Aron Stern lag meer dan een jaar in het ziekenhuis in Assen, en zijn vrouw bij wie in Westerbork een hersentumor was ontdekt kwam daar ook terecht. Eén van hun dochters, Hetty, was ondergedoken. De twee andere dochters, Jenny en Leny zaten sinds 1942 in Westerbork. De familie en ook familieleden die gedwongen in werkkampen verbleven, schreven elkaar veel. De brieven werden meestal illegaal per koerier bezorgd.

Uit de correspondentie blijkt dat Aron Stern zich zeer goed bewust was van de dreiging diehen boven het hookl hing. blij kreeg informatie uit de eerste hand uit Westerbork. O p 16 februari 1943 schrijft Jenny: "Lieve ouders, Ik heb vandaag een beroerde dag. Er is namelijk vanmorgen een groot transport vertrokken. Al m'n kennissen zijn doorgegaan. De namen zal ik jullie noemen. Om te beginnen: mevrouw en meneer Van Rhijn met kinderen, ook Riek en Evelien. Jullie begrijpen niet hoe een slag dit voor me geweest is. Of liever is. Ik was er als hun kind.

••

>«,

I

En de meisjes beschouwden me als hun zusje. Was Leny (haar jongste zusje) hier niet geweest, dan was ik vast vrijwillig meegegaan'. Begin maart 1943 worden de joodse patiënten in het ziekenhuis in Assen door het verzet gewaarschuwd, dat ze weg moeten. Het echtpaar Stern is echter te ziek om weg te gaan. Op 12 april schrijft Aron Stern aan zijn dochter Hetty: "... Wij voelen er dan ook niets voor om ons te laten pakken voor Westerbork en wij verlangen naar een ander adres; om zodra ik kan daar gebruik van te maken.' Deze brief is niet in z'n geheel bewaard gebleven. Het is de laatste brief die Hetty zal ontvangen. Op 16 april worden de doodzieke joodse patiënten opgehaald en naar Westerbork afgevoerd. Vier dagen later worden zij op transport gesteld naar Sobibor. Leny hoeft niet mee, maar haar ouders willen het jonge kind niet achterlaten.

Een briefje van Leny aan haar vader

Jenny wil ook mee, maar haar vader heeft vanuit het ziekenhuis al een ontsnapping voor haar geregeld. Aron Stern overleeft de treinreis naar Sobibor niet. Zijn vrouw en Leny worden bij aankomst direct vergast. Hetty en Jenny overleven de oorlog. Jenny's zoon Niek van der Oord heeft met dit bijzonder mooi uitgegeven boek een indrukwekkend monument voor zijn familie neergezet. Carry van Lakerveld Niek van der Oord, Het mankeert ons aan een goed adres. Brieven en getuigenissen uit de jaren 1936-1945. Uitgeverij Kok, Kampen 2000, ISBN 90 435 0172 2, prijs f 42,-.


Een jong meisje in de hel Schroeiplekken, boekbespreking Schroeiplekken is maar een dun boekje. Carla van Lier (pseudoniem van Cathrien Lierens) overleefde de nazikampen en begon daar dertig jaar later over te schrijven. In krap honderdveertig bladzijden beschrijft zij het begin van de jodenvervolging in Amsterdam, haar ervaringen in de kampen en haar terugkeer in het gewone leven. Het deel van het boek over haar kampervaringen werd eerder onder dezelfde titel gepubliceetd in 1977. Na de dood van de schrijfster, in 1995, las haar neef Joop Gobes achtentwintig dagboekbrieven die verhaalden over haar ervaringen terug in Nederland, maar die niet gepubliceetd waren. Voot hem waren deze brieven aanleiding om een nieuw boek samen te stellen waarin alle beschreven ervaringen werden gebundeld. Ik ben erg blij met dit boek omdat ik vind dat het een buitengewoon helder en aansprekend beeld geeft van het leven in al z'n ktankzinnigheid in de nazikampen. Het maakt ook begrijpelijk welke immense inspanning geleverd moesr worden om daarna, met alle psychische en fysieke beschadiging, weer in een 'gewone' maatschappij te gaan passen. Vooral voor scholieren in het voortgezet onderwijs - maar niet voor hen alleen - zal dit boek een eye opener zijn.

Carla en Reina

Carla van Lier schrijft in een heel directe stijl en in gewone woorden. Aanvankelijk wordt er naar kantoot gegaan, afgewassen, gebaad in een teil in de keuken. Heel precies wordr beschreven hoe, in 1940, de verplichte verduisteringsgordijnen worden aangebracht: de ramen worden kruiselings met plakband beplakt en het zwarte papier wordt daarop met punaises vastgeprikt. De eenvoudige taal blijft gehandhaafd als het oorlogsverhaal zich ontwikkelt naar een steeds gruwelijker wordende inhoud. Het bijzondere is dat de zeggingskracht juist daardoor intensiveett.

familie en vrienden uit hun huizen gehaald en op rransport gesteld. In maart '43 is het ook voor Carla en Mourits zover: 'Her werd een gemoedelijke reis naar Vught. Als alles zo meevalt, dan redden we het wel.' Experimentenblok Carla wordr met haar man overgebracht naar Westerbork, om na een paar dagen naar Auschwitz doorgevoerd te worden. De beschrijving hoe zij haar trouwring, veilig verstopt in een bolletje wol, nu gaat tuilen v o o t eten voor haar familie die zij vast en zeker in Auschwitz zal treffen, bezorgt me een beklemmend gevoel dat tot het einde van het boek niet

Amsterdams gezin m e e t zal wijken. Het boek begint met de beschrijving Zij hoort dat haar zus meteen na van een Ansterdams gezin met twee aankomst is vergasr. Over de andere dochters Carla en Reina. Carla is de gezinsleden is dan nog niets bekend. schrijfster, geboren in 1918. Het is een 'We waren niet in onmiddellijk veilig, op elkaar betrokken gezin. De doodsgevaar', schrijft Carla, 'wanr we zussen gaan als vriendinnen met elkaar waren speelgoed.' om. Vader is tramconducteur, maar wordt al jong afgekeurd. Geld voor de Zij was terecht gekomen in het meisjes om door te leren is er niet. zogenoemde Experimentenblok. Dc Carla van Lier beschrijft hoe in 1941/ vrouwen kregen na aankomst een '42 de razzia's beginnen, hoe zij met lapje met een nummer erop: 'onze alle joodse familie en vrienden in nieuwe naam'. 'Onthouden van je voortdurende spanning leeft. De nummer was niet nodig; het werd de kloof t u s s e n joods en niet-joods volgende dag in je linkerarm getawordt dieper. Als Carla op kantoor toeëerd. Ik heette 63242 (kom het bericht krijgt dat er een razzia gaande maat controleren!).' is op de Weesperzijde, waar haar vriend Mourits werkt, belt zij in Carla zit ongeveer anderhalf jaar in paniek zijn baas op: Alles viel weg, Auschwirz: 'Het hele "spel" met ons ik stond voor een afgrond. En en om ons heen ptecies weergeven, tegenover mij, aan het andere bureau, dat is mij godsonmogelijk. Ik wil wel dat smoel-vol-onbegrip, dat proberen er wat van op te schrijven. schouderophalende gebaat van "doe Niet steeds in chronologische volgniet zo gek, e t is toch niets aan de orde, maar meer "soort bij soort" (-) hand". Ja, hem kon niets gebeuren! Wij wisten van het spel, dat de mensen En arisch, én aan één been gehandicapt.' zogenaamd gingen baden, maar gas kregen in plaats van water. Wanneer Het huwelijk tussen Catla en Mourits bij ons her commando klonk: "Antreten! Baden!' dan wisten wij ook nooit, of wotdt versneld gesloten om te voorwe écht gingen baden of dat dit het komen dat Mourits als vrijgezel naar einde betekende. Stonden we dan een werkkamp gestuutd wordt. Begin echt ondet de douche, dan kwamen '43 begint het grote weghalen. In snel de grollen van de mannen los. (-), tempo worden ouders, zus, schoon-


liepen de opzichters langs ons: kletsten op nog malse billen, spotten afschuwelijk met de minder mooi gevormden. Wij konden toch niets terug doen, wij waren weerloos slachtvee.' Een deel van de beschrijving gaat over de experimenten. Het begint met een nuchtere constatering: 'Het duurde niet lang of daar had je het gegooi in de glazen. 63242 was onmiskenbaar aan de beurt. (-) Er moest alleen wat bloed uit m'n vinger geprikt worden voor onderzoek en bloedgroep. Dat was het summiere begin. Later volgden heel wat andere, sadistische bezigheden.' Ook die worden uiteindelijk beschreven. Vragen Door het boek heen herhalen zich wanhopige 'overpeinzingen' zoals deze: 'Kom ik eruit? Ben ik dan nog een mens? Of ben ik een beest? Een idioot? Wie zal ik ooit nog terugzien? Wanneer zal dat zijn? Hoeveel eten? Hoeveel slaag? Hoeveel pijn? Waar zijn ze toch allemaal? Heb ik nog wel begrip van en gevoel voor normale dingen, voor gewoon leven? Hoe zag het er thuis ook weer uit? En bij Pa en Moe? Hoe zag de stad er uit? ïs er nog wel een stad? Wat bestaat er nog?' Op een andere verzuchting geeft Carla van Lier zelf het antwoord: 'waarom waren we zo mak? Waarom trapten we de deur niet in? (waar vandaan geuren en geluiden van een schranspartij kwamen terwijl de gevangenen voor de deur stonden opgesteld — het was Kerstmis (b.1.)) wij waren toch met zovelen, met zoveel honderd? Ach, we waren immers machteloos. Achter iedere opstandige gedachte loerde de straf. Het is begin Juni 1944. De gaskamers werken op volle toeren om de eindeloze hoeveelheid nieuw aangekomenen te 'verwerken'. 'Het eten wordt ook anders. Als soepvulling vonden we ook munten en fijngehakte kleding. Ook witbrood. De bagage was klaarblijkelijk wel eens lukraak omgekeerd boven de kookpot.'

Flinke mars Op 18 januari 1945 wordt het kamp Auschwitz o n t r u i m d . Ook dit gedeelte van het verhaal begint weer met een paar opgewekte zinnen: 'Wij keken niet zo zwaar tegen een flinke mars aan! (-) Wij liepen goed en gemakkelijk, dat dachten en verbeeldden wij ons tenminste. Opgeruimd, dankbaar dat het martelkamp achter ons lag — de onophoudelijke doodsdreiging, wég ermee.' De nachtmerrieachtige voettocht door kou en sneeuw, opgejaagd door bewakers, betekent voor velen het einde. De tocht wordt op een bepaald moment voortgezet in kolentreinen, richting kamp Ravensbrück. Op de appèlplaats worden vragen gesteld naar land van herkomst en leeftijd: '"Wit? Zesentwintig jaar? Ha, ha, ha! Zesentachtig zeker." Zo zag ik er dus uit? Zelf wist ik het niet en het interesseerde me ook niet, of ik een oud wijf leek.' Na Ravensbrück volgt nog het kamp Malchow. waar Carla februari '45 aankomt. Zij is inmiddels zwaar ziek en vervuild. Sinds Auschwitz is ze niet meer uit de kleren geweest. Haar voeten zijn door vorstplekken ernstig ontstoken en zij lijdt, naar achteraf blijkt, aan vlektvfus. Zij is onverschillig voor de berichten van de naderende bevrijding. Ze gelooft er niet meer in. De dagelijkse werkelijkheid is er nog steeds een van afgeranseld worden in de deplorabele toestand waarin zij zich bevindt, in een kamp dat totaal verluisd is en waar nauwelijks meer water of voedsel voor de gevangenen is. Op 1 Mei 1945 moeten degenen die nog kunnen opnieuw in marsslagorde aantreden. Uit angst om, als ze achterblijft, door de Duitsers te worden afgemaakt, gaat Carla mee. 'Ik sleepte me voort. Hoe lang? Uren? Mijn koortsige brein was te verward om dat te weten. En toen gebeurde het onvermijdelijke: ik zakte aan de kant van de weg in elkaar en wachtte op de verlossende kogel. Die bleef uit — ze hadden zeker te veel haast, de moffen.'

Carki van Lier -r^Tra^

•r

S chrocip l e k k e n

i

Nadat ze de volgende ochtend van een voorbijganger een kopje surrogaatkoffie krijgt en de raad om naar het inmiddels door de Russen bevrijde kamp terug te keren, kruipt Carla letterlijk de weg terug. De enige Dan, in het deel 'Tussen bevrijding en terugkeer' beschrijft Carla van Lier hoe de repatriëring van de gevangenen langzaam op gang komt. Zij wordt verpleegd, zij het zeer eenvoudig, in een als ziekenhuis ingerichte barak. Ze ligt in een 'echt' bed, maar als voedsel is er alleen nog maar de zogenaamde kampsoep, die niet bepaald bijdraagt aan het weer op krachten komen. Haar terugreis, in étappes, begint op 24 mei. Drie jaar daarvoor, uitgerekend op die dag, stond zij onder het huwelijksbaldakijn. De terugreis naar Nederland gaat per Franse ambulance van ziekenhuis naar ziekenhuis, omdat zij er zeer slecht aan toe is. Vanuit een ziekenhuis in Brussel schrijft Carla een briefje naar Nederland, naar het gezamenlijke contactadres dat haar familie had afgesproken, 'voor na de oorlog'. Zij blijkt de enige te zijn die zich meldt. Op 25 juni 1945, na in het Brusselse ziekenhuis een maand verpleegd en opgelapt te zijn, gaat ze terug naar


Nederland. In al haar ellende kan Carla toch nog oprecht dankbaat zijn: 'Hulde en dank aan al die lieve schatten, die zoveel voor mij hebben gedaan en zoveel geduld en liefde betoonden. Zij zijn er in geslaagd me weer een beetje "mens" te doen voelen en een heel klein beetje vertrouwen in de medemens tetug te laten krijgen... Onbegrip en wanhoop Het laatste deel van het boek zijn de dagboekbrieven aan de dochter van Engelse vrienden: '28 brieven aan Doreen Langworth'. Ze gaan over Carla's wanhoop om het verlies van het gezin en van haar man, over haar doodswensen, over haar woede om de na-oorlogse ambtenarij en het onbegrip dat zij tegenkomt. Een voorbeeld: zij krijgt een sociale uitkering van 80 gulden in plaats van 65 gulden, als ze kan verklaren dat de mensen die haar opvangen geen familie van haar zijn: 'Gek, kost je dan bij familie minder' vraagt Carla zich af. Bijna schopt zij de ambtenaar met haar laatste krachten de trap af

als deze voor de zoveelste keer vraagt: 'Ben je nu echt geen familie van deze mensen?' 'Nee', schrijft Carla, 'dat waren ze nooit en dat w a t e n ze ook niet even gauw geworden! Barst en flikker op!' Carla vertelt met wat voor emoties haat terugkeer in her gewone leven gepaard gaan. Zij moet boodschappen doen, slecht lopend vanwege de niet genezende wonden aan haar voeten en met evenwichtsstoornis. Na alles wat ze heeft meegemaakt bezorgt zo'n gang naar de winkel voor een beetje suiker haar grote angst. Angst om te vallen en angst om op te vallen. Angst dat men zich van haar zal afwenden, haat niets zal willen verkopen. Zij snikr van ontroering bij een muziekuitvoering of als mensen 'gewoon' tegen haar doen. Haar gevoel van eenzaamheid en doelloosheid is groot, vooral temidden van gezelligheid. 'Ik was te lang vertrapt, te lang onteerd en te veel aan mijn lot overgelaten doot de omstandigheden, en dat drukt wel een stempel op je.' En even verder: 'Je leefde maar zon beetje met de

ATHENAEUM

AB

levenden mee, je draaide maar rond in 't kringetje van de klok en van de kalender.' Heel langzaam, na jaren van stuurloosheid en eenzaamheid, ttekt de mist enigszins op. Maar zelfstandig wonen durft zij niet. En zij neemt zich stellig voor nooit meer aan iemand gehecht te raken. Dat gebeurr uiteindelijk toch en met de man met wie zij in 1955 gaat trouwen durft Carla het eindelijk aan om een nieuw leven te beginnen. In de laatste 'brief aan Doreen' bedankt Carla van Lier haar voor haar vragen en lieve aandacht. Deze hebben geholpen om, zoals Carla het zegt, 'zich eens helemaal uit te spteken'. Bertje Leuw Carla van Lier, Schroeiplekken; Ervaringen uit Vught, Westerbork, Auschwitz, Ravensbrück en Malchow en Brieven uit Amsterdam. Samenstelling: Joop Gobes. Uitgeverij Voorhoeve,- Kampen, 2000. ISBN90 297 1701 7. Prijs: f29,90.

Waarom u een N V M - m a k e l a a r nodig heeft bij de verkoop van uw huis?

ATHENAEUM BOEKHANDEL SPUI 1 4 - 1 6 AMSTERDAM Tel: Fax:

020-6226248 020-6384901

GEDEMPTE O U D E GRACHT 7 0 HAARLEM Tel: Fax:

023-5318755 023-5322603

Email: INFO@ATHENAEUMBOOKS.NL Internet: WWW.BOEKNET.NL/ATHENAEUM

BOEKHANDEL

coriecte betekening

vraagpnjs

" a d v i e s ovei p r e s e n t a t i e h u i s " snelle tnlorniatie ovci potentiële

kopets

' gratis a d v e t t e n t i c plus toto " zorgen vooi 1

>

juridische

bezichtigingen mtonnatie

o n d e r h a n d e l i n g e n prijs e n \ o o i w a a r d e n

* regelen van o v e i d i a c h l tot en met notai i s b e z o e k ' n a u w k e u n g e c o n t r o l e a f t e k e n i n g en k o o p a k t e c o m p l e t e alw ikkehng

DAAROM DUS. M i c h a ë l Pappie Makelaars o/g H o g e w e g 10 Tel.: 0 2 0 - 6 6 5 5 6 0 6 Alleen achter een goede naam staat NVM

03 NVM


Herinneringen a a n het Joods Lyceum Amsterdam g e v r a a g d In het vorig nummer van dit bulletin werd aandacht besteed aan het gedenkteken en de tekst die zijn aangebracht op het gebouw waarin tijdens de Tweede Wereldoorlog het Joods Lyceum was gevestigd. Dienke Hondius en Miep Gompes-Lobatto schrijven een boek over dit lyceum. In her schoolgebouw aan de Voormalige Stadstimmertuin no.1 in Amsterdam, tussen Weesperstraat en Amstel, hebben van 1941 tot 1943 ruim vierhonderd joodse kinderen les gehad. De school heette toen het Joodsch Lyceum Amsterdam. De Duitse bezetter voerde in het onderwijs een scheiding tussen joden en niet-joden door. Zo ontstond de school: omdat joodse kinderen niet meer naar andere scholen mochten. Rector Elte en de leerkrachten deden er alles aan om de school zo normaal mogelijk te laten functioneren. In het najaar van 1943 werd de school gesloten.

Het in oktober onthulde gedenkteken

Voor het geven van onderwijs aan joodse kinderen was tijdens de vervolging veel wilskracht en inventiviteit nodig. Eenmaal bijeengedreven in aparte joodse scholen probeerden de joodse leerkrachten en joodse leerlingen er het beste van te maken. Voor de meesten van hen was het voor het eerst in hun leven dat ze met alleen andere joden samen in een klaslokaal zaten. De overgang van een openbare naar een gedwongen joodse school was voor velen ingrijpend. Hierover Jacques Presser schreef over het Joods hebben wij inmiddels veel oudleerlingen kunnen interviewen. Er Lyceum, waar hij leraar geschiedenis was: zijn nog ongeveer 125 oud-leerlingen 'Ongetwijfeld zou juist over deze in leven, en er leven nog 3 oudervaringen, van hemzelf en van zijn leerkrachten van de school. Bijna de collega's, zo niet een boek, dan toch helft van de leerlingen heeft de oorlog een novelle te schrijven zijn, maar overleefd. Over deze geschiedenis dan niet zonder een ondertoon van maken we een boek, dat in september diepe weemoed en - het hoge woord 2001 zal verschijnen. Het is ook de moet eruit - toch ook van diepe bedoeling om dan een reĂźnie van verslagenheid.'

oud-leerlingen te organiseren. Dankzij een ander initiatief, van oudleerling Elly Blanes, is er in oktober een gedenkteken gemaakt door beeldend kunstenaar Ralph Prins op het schoolgebouw bevestigd. Voor het boek zijn wij nog op zoek naar informatie over enkele tientallen leerlingen, en vooral ook naar foto's van leerlingen, leerkrachten en van de school tijdens of kort na de oorlogsjaren. Ook voor andere gegevens, zoals bijvoorbeeld brieven van oudleerlingen uit die tijd, houden wij ons zeer aanbevolen. U kunt deze opsturen naar: dr. D.G. Hondius en mevr. M.E. Gompes-Lobatto p/a Beysterveld 259 1083 KE Amsterdam

BLOEMSIERKUNST

TOFF OPTIEK opent uw ogen Diemen Kruidenhof 121 tel 020-699 89 75

H o o f d d o r p p l e i n 1 0 - 1 4 , Amsterdam T e l e f o o n 0 2 0 - 3 4 6 79 79

Bloemist van het Auschwitz ComitĂŠ

Vertolkt ook uw gevoelens van waardering en medeleven.


°P(SR)>EK Edwin van Baarle is op zoek naar mensen die hem iets meer kunnen vertellen over Heijman Moses en Hedwig Moses-Andriesse. Hun laatste adres was Zuiderstraat 17 in Pijnacker. Op 18 september 1942 zijn beiden op transport gesteld naar Auschwitz. Hedwig werd gelijk na aankomst, op 21 september vermoord, zij was toen 27 jaar. Heijman stierf op 11 november op 33-jarige leeftijd. Waarschijnlijk zaten zij bij een transport dat op 16 september vanuit Rotterdam vertrok naar Westerbork, waarna zij op 18 september doorgingen naar Polen. Indien u Heijman en Hedwig heeft gekend of in een van de transporten (16 of 18 september 1942) hebt gezeten, zou u dan contact op willen nemen met: Edwin van Baarle, Einsteinlaan 27, 2641 ZL Pijnacker, tel. 015-3692721.

JIB

JOACHIMSTHAL'S BOEKHANDEL Van Leyenberghlaan 116 1082 DB Amsterdam Tel.: (020) 4420762 Fax (020) 4041843

Uw boekadres voor alles: van N tot Z % Judaica

# Kaarten voor allerlei gelegenheden

-:' Hebraica 'i- Cadeautjes voor Bath- en Bar Mitswa

* Jiddisj -i- Literatuur over IsraĂŤl Joodse kinderboeken Kookboeken

't- Mezoezot, Chanoekiot, Kiddoesj bekers, Tefillien, Tallitot, Keppels, Seiderschotels, Sjabbatldeedjes

-i' Bladmuziek OPENINGSTIJDEN: ZONDAG - DONDERDAG: VRIJDAG:

enzovoort, enzovoort 9.30 - 18.00 UUR 9.30 - 17.00 UUR

Jansen -Texti elvoor al uw lingerie

Modehuis Blok stelt haar collectie damesen herenkleding met zorg samen uit het internationale aanbod van toonaangevende merken. Daarbij ligt de nadruk niet alleen op stijlvolle maar ook op sportieve kleding.

en beenmode ! ! !

Tevens vind u in onze vestiging in Uithoorn een uitgebreide collectie kinderkleding

Lovable - After Eden Triumph - Pastunette Kunert - Oroblu Sloggi - Ten Cate

Dames-, heren- en kindermode Uithoorn Amstelplein 19 Tel. 0297-561353 Vrijdag koopavond

Diemerplein 4 8 Diemen

Dames-, herenmode Amsterdam-Buitenveldert Gelderlandplein 25 Tel. 020-6462656 Donderdag koopavond


Het steunfonds subsidieert In de afgelopen twee jaar, 1999 en 2000, heeft de Stichting Steunfonds Nederlands Auschwitz Comité verschillende projecten gesubsidieerd. Daarmee konden zes interessante initiatieven ondersteund worden die liggen op de gebieden waarop het Nederlands Auschwitz Comité actief is. Zij hadden betrekking op educatie, historisch onderzoek en het oprichten van monumenten. Alles natuurlijk verbonden met Tweede Wereldoorlog en vervolging, zoals het in het doel van de Stichting Steunfonds is omschreven. Hoewel de mogelijkheden van het Steunfonds bepetkt zijn en e t per definitie nooit grote bedragen tet beschikking gesteld kunnen wotden, bleken de doot ons verstrekte subsidies ook nu w e e t heel zinnig te zijn en vooral stimulerend te werken. Vaak dienden zij als 'aanjager' o m ook andere subsidies te verwerven. Daarmee kon een project dan toch getealiseerd wotden. Dit principe van 'aanmoediging en ondersteuning' blijkt een goed uitgangspunt voor de werkzaamheden van de Stichting Steunfonds te zijn. Zes subsidies zijn et verleend, drie om drie gelijkelijk verdeeld over de beide jaren. In 1999 is in de eersre plaats de uitgave ondetsteund van een boek met de herinneringen van een oudgevangene uit de kampen Westerbork, Auschwitz en Ravensbrück. Het tweede subsidie gold ook een boekuitgave. In dit geval was het m e e t een hulpgebaat in de v o t m van

een garantie. Deze werd beschikbaar gesteld voor de verschijning van Het Zeister Verzet, de geschiedenis van Zeist in oorlogstijd toen dit boek dteigde niet te kunnen uitkomen. Het detde subsidie had betrekking op een filmproject. Het was een bijdtage in de ptoductiekosten van de film Ademkristalgebaseerd op een gedicht van Paul Celan en gemaakt door de Stichting Dansgroep Ruth Meyer.

Zoals gezegd zijn er ook in 2000 drie subsidies verstrekt. Het eerste was een bijdrage aan de tealisering van een hermnztmgsplaquette, die is aangebracht op het gebouw van het vootmalige Joods Lyceum (19411943) te Amsterdam. Aan de Stichting Sobibor is subsidie gegeven voor de opvoering van het docudrama Binnen de Poorten. Dit docudrama is gebaseerd op het bekende gelijknamige boek o v e t Sobibor van Jules Schelvis. Het derde subsidie werd verleend aan het Internationale Auschwitz Komité om een tentoonstelling in te richten in het gebouw van het Europese Patlement te Btussel. De tentoonstelling met de titel 'Afterwards it'sjust a part of you ... Visits byyoungpeople to AuschwitzBirkenau' was daat van 20 tot 31 maarr 2000 te bezichtigen.

Aanvtagen voor subsidie kunnen ingediend worden bij de Stichting Steunfonds Nederlands Auschwitz Comité, Postbus 74131, 1070 BC Amsterdam. In elke aanvtaag moet het doel van het project duidelijk omschreven zijn. Ook is een gespecificeetde begroting en een financieringsplan nodig. De Stichting Steunfonds is een zelfstandige stichting waarvan het bestuur op het ogenblik bestaat uit: prof. dr. I.B.H. Abram - voorzitter, dts. H. Sarfatij - sectetaris, J.M. Waterman - penningmeester, J. Grishaver - lid, mr. A. Jansen - lid.

Herbert Sarfatij

Opa, Nooit is de ootlog vootbij gegaan Bleef zoeken n a a t Opa Het liefste dat ik had Wat is jou veel aangedaan Je vroeg mij jou nooit te vergeten, vanuit dat kamp Langzaam zag ik mijn opa weer door ons gezaamlijk geloof Ik zag je weer temidden van ons volk Wiens ktacht herrees, ondanks de ramp In jouw Machzor, Akinoe Malkenoe, wat een nesjomme Kan niet meer zingen, mijn tranen bedwingend Met Jom Kippoer, O G'd beware, Waar was je roen, vergeef me, verdomme De zoektocht gaat tot in het verre Polen Waar is jouw koffer, jouw bril, jouw schoenen, jouw bestek? Ik kom op de plek w a a t jij wetd vetmoord Zeg 'Kaddisj', moe en verdrietig, na al het dolen. Je verwent mij met snoep, 't zet me aan het denken Ik beloof je 'ons' geheim niet te vetklappen Als vroeger, wandelend aan jouw hand Kom ik terug om je weer te gedenken Chaja Meijer


Uitgave van dit bulletin is mede mogelijk gemaakt door

Achmea Boekenlijst Deze boeken kunnen rele onisch of schriftelijk besteld worc en bij de penningmeester. De prijzen zijn excl usief de verzendkosten

STAATSMUSEUM •I 0S W ! E CI M

fluschcoitj Bithcnau

-Auschwitz - Voices from the ground

INFORMATIEGIDS

BY BREAD ,ALONE

fl. 32,50

-Kl.Auschwitz seen by the SS

fl. 16,50

-By bread alone A survivor

fl. 17,50

-40 jaar Nederlands Auschwitz Comité

fl. 29,50

-Auschwitz Brochure

fl. 3,50

-Auschwitz informatiegid » fl. 3,50 -Ver weg en toch dichtbij fl. 15,00


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.