Coverstory
Willemien van Montfrans (juni 1991 - januari 1996)
‘De individuele ervaring overstijgen’ “Verdriet is een individuele aangelegenheid en het kost tijd om het gezamenlijk vorm te geven.” Ook Willemien van Montfrans heeft het veel energie gekost om verschillende groeperingen rond de herdenking te verenigen. Om meer jongeren te bereiken, tilde het comité vanaf 1992 in elke provincie een bevrijdingsfestival van de grond. Daarnaast werden de grondrechten uit de
Grondwet als overkoepelend thema gekozen voor 4 en 5 mei. “Om het draagvlak te behouden, moest het niet alleen gaan over hoe vreselijk de oorlog was, maar ook om de vraag hoe het allemaal heeft kunnen gebeuren en wat je moet doen om te zorgen dat het zich niet herhaalt.” Dat het de goede koers was, werd voor haar bevestigd in het lustrumjaar 1995. “Toen maakte ik voor het eerst echt mee dat de herdenking en de viering uitstegen boven de individuele beleving.”
‘Het Nationaal Comité is het kenniscentrum rond herdenken en vieren geworden’
Els Swaab (juni 2003- juni 2009)
‘Ontwikkeling tot kenniscentrum’
Pauline Kruseman (januari 1996 - juni 2003)
‘Ruimte voor een professionele organisatie’ “Hoe geëngageerd de comitéleden ook waren, ik vond dat het comité een professionelere opzet moest krijgen.” Door behoedzaam te opereren, realiseerde Pauline Kruseman de nodige veranderingen in de organisatie. Zo werd toenmalig secretaris Nine Nooter aangesteld als directeur en kreeg het comité een voorlichter. Dat maakte de weg vrij voor nieuwe initiatieven. Zo kreeg 5 mei in 1996 een andere invulling met een inhoudelijke
start vanuit een provincie en ’s avonds een feestelijk concert op de Amstel. In 1998 vroeg Pauline Kruseman bestuurslid Til Gardeniers voorzitter te worden van een werkgroep die de herziening van het kransenbeleid met ingang van 2000 moest voorbereiden. “Dat heeft twee jaar in beslag genomen, maar toen was er consensus.” Het aantal kransen werd drastisch beperkt en de eerste generatie legde voortaan als eerste na de Koningin een krans, nog voor de overige autoriteiten.
“Allerlei kwesties rond de aanwezigheid van bepaalde mensen of groeperingen op de Dam speelden nog steeds, maar het bureau kwam iedere keer weer met een voortreffelijke notitie over de geschiedenis en de stand van zaken, vaak met een advies van de directie erbij. Dat gaf ons als bestuur een goede basis voor onze discussie en het uiteindelijke besluit. Wat dat betreft heeft het bureau zich enorm ontwikkeld.” Els Swaab had het gevoel dat ze echt kon besturen op afstand. Het Nationaal Comité is in haar tijd hét kenniscentrum rond herdenken
en vieren geworden. “Daar ben ik erg trots op. Die ontwikkeling was mogelijk doordat het bureau heel hard werkte en doordat we er uiteindelijk formatie en geld voor kregen.” Aan de invulling van 4 en 5 mei is weinig veranderd. Wel zijn sinds 2007 jonge veteranen zichtbaar aanwezig op de Dam. “Dat vind ik belangrijk omdat de tekst van het memorandum refereert aan alle gevallenen vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog. Jonge veteranen spelen daarin een belangrijke rol en onder hen zijn inmiddels ook veel mensen omgekomen. Ook hun nabestaanden hebben recht op een plaats bij de herdenking.”
09