Ambassadeurs van de Vrijheid: Antoon, Zoë Tauran, ROND É , S10
Jet van Nieuwkerk kookt de Vrijheidssoep
Toekomst van de Bevrijdingsfestivals
Philip Freriks en Donald Tusk spreken op 4 en 5 mei
VRIJHEID, 80 JAAR
In de zomer van 1941 schreef dichter Paul Éluard vanuit het bezette Frankrijk een zogenoemd poème de circonstance, een ‘gelegenheidsgedicht’ waarmee hij onder woorden bracht hoe hij zich op dat moment voelde, levend in onvrijheid. Het was een boodschap van hoop, met een onderliggende vurigheid om voor de vrijheid te blijven vechten. Vrijheid die hij terugzag in de kleinste dingen.
Voor velen zou het vrijheidsgedicht van Éluard een troost en inspiratiebron worden. Duizenden exemplaren werden door de Royal Air Force boven bezet Frankrijk uitgestrooid. Het gedicht werd ongekend populair: het gaf woorden aan een ongrijpbaar maar o zo belangrijk iets.
In het jaar dat we vieren dat Nederland 80 jaar bevrijd werd, keert diezelfde vraag vaker terug dan ooit: wat betekent vrijheid? En hoe verbind je er woorden en daden aan? Door die vraag te stellen, en met elkaar in gesprek te gaan over het antwoord dat ieder als individu heeft, gaan we met elkaar verbintenissen aan. Denk aan de Ambassadeurs van de Vrijheid, die ieder vanuit hun eigen achtergrond en ervaring op zoek gaan naar de betekenis ervan (blz. 12)
Voor de jongeren, afkomstig uit heel het land, die meededen aan de wedstrijd van Kunstbende en de Bevrijdingsfestivals, werd het eveneens een mooie uitdaging. Zij brachten hun betekenis van vrijheid tot uiting in een artwork. Door het samenbrengen van hun inbreng werd het een gemeenschappelijke uiting van al die verschillende betekenissen van vrijheid (blz. 36)
Bijna een eeuw vrijheid vieren gaat niet vanzelf. Vrijheid moet je blijven doorgeven en dat is soms hard werken. Bijvoorbeeld aan de democratische rechtsstaat, met respect en rechten voor alle burgers. De samenwerking van het Nationaal Comité en VluchtelingenWerk, die gastlessen geven aan nieuwe Nederlanders, geeft daar vervolg aan door hen historische context over het Nederlandse oorlogsverhaal te bieden, en inzicht te geven in de betekenis van 4 en 5 mei en de waarden die eraan ten grondslag liggen. Maar ook door onderlinge verhalen en ervaringen over vrijheid en onvrijheid te delen (blz. 10)
Vrijheid is niet alleen een recht; het brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee. Elkaar blijven vinden en elkaar niet kwijtraken, solidair en rechtvaardig zijn, en daar ook wat voor over hebben, is daarvoor binnen het huidige (wereld)politieke klimaat belangrijker dan ooit. De verhalen uit de Tweede Wereldoorlog kunnen ons in deze tijd helpen om onrecht niet normaal te gaan vinden.
De vrijheid is van ons samen, en we hebben er samen voor te zorgen…
Op mijn schoolboeken en -schriften op mijn lessenaar en de bomen in het zand en in de sneeuw schrijf ik jouw naam [….]
En door de macht van een woord begin ik opnieuw mijn leven geboren werd ik om jouw te kennen om jou te noemen Vrijheid.
‘Liberté – Paul Éluard’
Jaargang 15, nr. 27, voorjaar 2025
Hoofdredactie: Eefje van den Akker
Eindredactie: Joyce van Galen Last
Technische eindredactie: Sophie van den Bergh, Pepijn de Koning
Beeldredactie: Rutger van Krieken
Redactie: Gerben van den Berg, Leonie Durlinger, Nienke Majoor, Cristan van Emden
Art direction & vormgeving: Remco Tonino
Redactieadres:
Nieuwe Prinsengracht 89
1018 VR Amsterdam
Tel: 020-7183500
Aan dit nummer werkten mee: Yasmina Aboutaleb, Martijn Beekman, Bjarn van den Berg, Daphne van Breemen, Uitgeverij Boom, Laura Dekker, Merlijn Doomernik, Ben Houdijk, Ruud Janssen, Robert Jastrzebski, KesselsKramer, Kunstbende, Leonard Ornstein, Larissa Pans, Paul Tolenaar, Lorena De Vita, Timo Waarsenburg, Dorine van der Wind, Jaap Scheeren, Karl Schulze
Drukkerij: Drukkerij Roelofs
Copyright 2025 Nationaal Comité 4 en 5 mei. Overname van artikelen en informatie uit dit magazine is toegestaan voor nietcommercieel gebruik met vermelding van de auteur en de bron.
C olofon
HERDENKEN
Philip Freriks spreekt op 4 mei in de Nieuwe Kerk
Bestuurscolumn Rocky Tuhuteru: in de kantlijn van de geschiedenis
VIEREN
Ambassadeurs van de Vrijheid
Donald Tusk houdt de 5 mei-lezing
Stichting Bevrijdingsfestivals in de praktijk
Feest op de Amstel: Yves Berendse presenteert het 5 mei-concert
Het recept van de Vrijheidssoep 2025 Iris Hond over vrijheid
HERDENKEN EN VIEREN
Britse ambassadeur Joanna Roper reflecteert op herdenken in Nederland
Hoe Oost-Nederland zich ontwikkelde tot spil van verzet Vrijwilligers: onmisbare schakels
HERINNEREN
De Sovjet Ereveld Experience is geen traditioneel museum
Cover Jet van Nieuwkerk
Foto Ruud Janssen
Thuiskomen bij het Kaffee und Kuchen Genootschap
Tweegesprek: Herman van Veen en Simone Weimans Terugblik heropening vernieuwde herinneringscentrum Apeldoornsche Bosch
EDUCATIE
Nationaal Comité bundelt haar krachten met VluchtelingenWerk
ONDERZOEK
(G)een gedeelde herinnering aan de Tweede Wereldoorlog: herinneringspolitiek in Europa
INSPIRATIE
De keuze van: de inspiratie van medewerkers van het Nationaal Comité 4 en 5 mei
NC Kijkt mee: Herinneringscentrum Kamp Westerbork Jongeren brengen vrijheid tot uiting in kunst
80 keer 2 minuten: een boek over 80 jaar herdenken en vieren
‘Een oorlog laat zijn sporen na. Je ouders brengen hun verdriet op je over’
In zijn 4 mei-voordracht staat Philip Freriks stil bij zijn persoonlijke verhaal. Zijn broer Jan werd tijdens de bevrijding van Groningen in 1945 gedood door een ‘verdwaalde’ kogel. Freriks verdiept zich al zijn hele leven in de oorlog, in de hoop iets meer te begrijpen en vooral te voelen hoe het moet zijn geweest.
Als kind al waren de twee minuten stilte op 4 mei voor Philip Freriks heilig. Hij ergerde zich aan iedereen die zich er niet aan hield, alsof er gespot werd met het verdriet van zijn gezin. Op 4 mei denkt Freriks voornamelijk aan Jantje, een broer die hij nooit gekend heeft, maar wiens dood zijn leven ook heeft getekend. Philip Freriks werd geboren op 27 juli 1944 in Utrecht. Tijdens de Hongerwinter werden zijn negen jaar oudere broer Jan en zes jaar oudere broer Joop naar opa en oma in Groningen gestuurd, omdat daar meer te eten was. Op 14 april 1945, toen de bevrijding op handen was en er in de straten werd gevochten tussen Canadezen en Duitsers, keek zijn broer Jan uit het raam en werd getroffen door een verdwaalde kogel. Zo gaat het verhaal.
Betekenis geven Freriks: “Mijn moeder zei altijd dat mijn broer was ‘gesneuveld’, alsof dat woord moest aangeven dat het niet zinloos was. Ze wilde er betekenis aan geven.” Zeker toen Freriks klein was, heeft hij zijn moeder vaak heel verdrietig gezien. Thuis werd veel over Jantje gesproken en er hingen foto’s van hem in huis. “Hij was heel erg aanwezig in ons gezin. Op zondag maakten we een fietstochtje van Utrecht naar de begraafplaats in Bilthoven om zijn graf te bezoeken.” Toch benadrukt hij dat het niet alleen maar verdrietig was. “Ik heb een hele leuke jeugd gehad, met veel buitenspelen. We voetbalden in het park waar vroeger het Duitse afweergeschut stond, maar dat realiseerden we ons niet.”
Zijn ouders waren voor de oorlog al maatschappelijk betrokken en politiek geïnteresseerd, en werden dat na de oorlog alleen maar meer. “Ze hebben zich afgevraagd hoe het zo uit de hand heeft kunnen lopen, met alle rampzalige gevolgen, met name voor henzelf. Hun politieke interesse hebben ze ook op ons kinderen overgebracht. Waarschijnlijk was dit hun enige manier om met het grote verdriet om te gaan.”
Diepe sporen
Het verdriet van zijn ouders werd ook een deel van Freriks’ eigen leven. “Adriaan van Dis schreef ergens: ‘We hebben de oorlog zelf niet meegemaakt, maar we hebben sterk met de gevolgen te maken.’ Dat herken ik helemaal. Een oorlog laat zijn sporen na. Je
ouders brengen hun verdriet op je over. Als ik naar oorlogsfilms keek, was ik daar kapot van, ik identificeerde me met Jantje.”
Naarmate Philip Freriks ouder werd, verdiepte hij zich steeds meer in de gebeurtenissen van die tijd. “Ik wilde weten waar die verdwaalde kogel vandaan kwam.” Het bleek een gerichte actie van een Canadese soldaat te zijn, die dacht dat daar een NSB’er woonde. Daarover schreef Freriks een boek.
Philip Freriks is vooral gefascineerd door het dagelijks leven tijdens de oorlog. “Ik probeer me voor te stellen hoe het gewone leven doorging. Het moet zo’n onwezenlijke situatie zijn geweest. Zoals die soldaten bij het Duitse afweergeschut in het park bij ons om de hoek – er werd niet gevochten in Utrecht, dus die zaten zich daar maar te vervelen.” In de jaren zeventig zat Freriks een keer met Harry Mulisch en Henk Hofland aan tafel, zij waren zeventien jaar ouder dan hij. Ze zeiden tegen hem: “Omdat je de oorlog nooit aan den lijve hebt ondervonden, zul je nooit begrijpen wat dat is.” Freriks concludeert: “En nu ben ik mijn hele leven al bezig om dat toch te proberen, om echt te voelen hoe het moet zijn geweest.”
Zorgen
En net als zijn ouders destijds maakt Freriks zich grote zorgen over de democratie. “Ik vind dit geen prettige tijd. Na de oorlog hebben we het fantastisch gedaan in Europa, er kwam vrede en wederopbouw. Er werd duidelijk gezegd: dit mag nooit meer gebeuren. Maar als ik om me heen kijk, zie ik dat er sprake is van regressie in plaats van vooruitgang. Ik vertel mijn persoonlijke verhaal op 4 mei, ik wil geen morele lessen opdringen. Ik deel mijn zorgen, iedereen moet zelf oordelen. Maar als ik iets kan meegeven, is het: gebruik je gezonde verstand.” <
Journalist en presentator Philip Freriks is op 27 juli 1944 geboren in Utrecht. Hij was van 1996 tot 2009 de nieuwslezer van het NOS Journaal, daarnaast presenteerde hij De slimste mens en het Groot Dictee der Nederlandse taal. In 2005 bracht hij het boek uit over zijn broertje: Jantje (uitgeverij Conserve). Philip Freriks woont afwisselend in Amsterdam en Parijs.
door Dorine van der Wind foto Manon van der Zwaal
Door wie en door wat worden mensen geïnspireerd? In deze serie vertellen medewerkers van het Nationaal Comité 4 en 5 mei over een verhaal, boek, film, podcast of bijvoorbeeld voorstelling die hen inspireerde en drijft in hun werk of dagelijks leven.
De keuze van…
‘Ik zag in hun ogen dat ze de oorlog nog altijd dicht bij zich dragen’
Teun Pelleboer (Herdenken en vieren)
‘We hielden een moment van stilte bij het monument, heel indrukwekkend’
Emma van Os (Secretariaat)
“Ik moet meteen aan Adopteer een monument denken. Aan dit onderwijsproject van het Nationaal Comité 4 en 5 mei heb ik als kind zelf meegedaan. Ik zat in groep 8 van De Parkenschool in Apeldoorn en was twaalf jaar. We hadden het monument in het Kruisjesdal in Hoog Soeren geadopteerd. Ik herinner me nog dat we met de hele klas naar het bos gingen, waar het monument lag. We hielden een moment van stilte voor de verzetsmensen die daar vier dagen voor de bevrijding van Apeldoorn door de bezetter zijn gefusilleerd. Heel indrukwekkend vond ik dat. Vele jaren later ging ik bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei werken en hoorde ik weer over Adopteer een monument. Ik dacht meteen terug aan mijn eigen ervaringen. Zo kwam ik er ook achter dat De Parkenschool het monument nog steeds heeft geadopteerd, al meer dan 25 jaar dus!”
‘ Hatta & De Kom van Theater Na de Dam is me echt bijgebleven’ Sophie van den Bergh (Onderzoek en educatie)
“In 2018 werkte ik voor het Nationaal Comité 4 en 5 mei aan ‘De vergeten genocide. Het lot van de Sinti en Roma’, een digitale tentoonstelling van verschillende WO2-instellingen en herinneringscentra over de vervolging van Sinti en Roma in Europa. Het was de eerste keer dat ik daar meer over leerde en het raakte me diep. In de tentoonstelling kwamen verschillende ooggetuigen aan het woord die in video-interviews herinneringen ophaalden aan hun ervaring als kind in de Tweede Wereldoorlog of de periode daarna. Ik zag aan hen dat ze de oorlog nog altijd dicht bij zich dragen en nog steeds worstelen met hun trauma’s. Dat wist ik natuurlijk wel, maar nu zag ik het ook echt in hun ogen. Een bevestiging voor mij dat het verleden geen geschiedenis is, en andersom.”
“Theater Na de Dam heeft mij altijd al geinspireerd en het versterkte mijn interesse in herdenken. Het fascineert me hoe de toneelstukken zich verhouden tot de Nationale Herdenking op 4 mei. Ik vind het mooi dat er in de stukken van Theater Na de Dam perspectieven aan bod komen waarvoor minder ruimte is bij de officiële herdenking. Of dat er verhalen worden verteld die nog niet genoeg belicht zijn. Een toneelstuk dat me echt is bijgebleven is Hatta & De Kom van Orkater, over Mohammed Hatta en Anton de Kom en hun strijd voor een onafhankelijk Indonesië en Suriname. Heel indrukwekkend was dat. Dus ja, ik probeer elk jaar wel een Theater Na de Dam-voorstelling te bezoeken. Gelukkig spelen er ook ieder jaar stukken op 3 mei!”
door Daphne van Breemen
BEN VAN DUIN
NC kijkt mee met Bertien Minco, directeur
Herinneringscentrum
Kamp Westerbork
‘Voor mij heeft juist die leegte betekenis’
Na vijf jaar lid en voorzitter geweest te zijn van de raad van toezicht van het herinneringscentrum, nam Bertien Minco in mei 2022 het stokje van haar voorganger over: aan haar de taak de verdere ontwikkeling en plannen voor de nieuwbouw van Herinneringscentrum Kamp Westerbork te realiseren. Hoe gaat het nu? NC Magazine keek met haar mee.
door Eefje van den Akker foto’s Sake Elzinga
Vlaktes van kale, modderige akkers met hier en daar kluitjes oude boerderijen, omringen de weg die vanaf Beilen richting Hooghalen loopt. Het is een bijna symbolische afslag die daarop volgt: een haarspeldbocht die je over het spoor leidt waarna het bord ‘Kamp Westerbork’ je de goede richting wijst. Na ellenlange rijen bomen doemt daar plotseling een gebouw op: Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
100.000 namen
Het is maandag 27 januari, half tien in de ochtend wanneer het parkeerterrein van het herinneringscentrum al goed gevuld is. Een week eerder ging een grootscheepse operatie van start: zes dagen en vijf nachten lang worden de namen voorgelezen van meer dan 100.000 Joden, Sinti en Roma die tijdens de Holocaust zijn vervolgd, gedeporteerd en vermoord. Door verschillende begeleidende activiteiten krijgen de namen daarnaast een gezicht én een verhaal. In leesbeurten van tien minuten worden de namen voorgelezen door een diverse groep mensen: nabestaanden, leerlingen, geïnteresseerden en prominenten uit heel Nederland. Zo lezen op de openingsdag onder anderen burgemeester Halsema (Amsterdam) en burgemeester van Zanen (Den Haag). Daarnaast lezen burgemeesters van bijna alle provinciehoofdsteden en een aantal staatssecretarissen. Ook Arnon Grunberg, Ruben Nicolai en Iris Hond leveren een bijdrage.
Lupines
Bertien Minco stapt deze ochtend net in de auto om weer terug te keren naar het terrein van het voormalige kamp, dat 2,5 kilometer verderop gelegen is. Deze verbindingsweg is tot ‘Hemeloor’ gedoopt: vroeger liep er het spoor voor de treinen richting Auschwitz, Sobibor, Bergen-Belsen en Theresienstadt. Rechtopstaande
bielzen langs de asfaltweg verwijzen naar de transporten. Omgeven door de grote installaties van de op het terrein gevestigde Radiosterrenwacht, ligt het voormalig kampterrein nog altijd op een vreemde manier geïsoleerd. In stilte, ver weg van de bewoonde wereld. Het is een stuk van 25 hectare grond; in de winters is het kaal en nattig, in de zomers overvloedig maar eentonig groen. Enkel de plukjes paars van de lupines, door kampgevangene Philip Mechanicus in zijn dagboek op 10 juni 1943 omschreven als ‘verkwikkend’, zijn zoveel jaar na dato nog altijd niet verdwenen. De bloem keert iedere zomer terug als de stille getuige van toen. “Voor mij heeft juist die leegte betekenis”, legt Minco uit. “Het symboliseert al die mensen die hier zijn verdwenen.” Haar eigen grootouders zaten in Kamp Westerbork gevangen, voor ze werden vermoord in Sobibor. Die leegte geldt voor Minco dan ook als drijfveer om verandering aan te brengen in de huidige situatie, en het herinneringscentrum toekomstbestendiger te maken. Minco: “Voor de meeste bezoekers is diezelfde leegte veel te abstract. Mensen komen hier om een historische plek te ervaren en zien een kale vlakte waar te weinig wordt uitgelegd.”
Directeur Bertien Minco (r) met opperrabijn Binyomin Jacobs (l).
Geen natuurverschijnsel
Terwijl de auto van Bertien Minco snelheid mindert, doemt tussen de hoge dennenbomen een open, lege vlakte op. In één oogopslag zijn ook direct de weinige decorstukken van het hedendaagse terrein zichtbaar: een treinwagon die nooit uit Westerbork vertrok, één met stalen balken deels gereconstrueerd exemplaar van de 110 barakken die in de oorlogsjaren op het terrein te vinden waren. En ook de doodlopende spoorlijn met omhoog krullende rails: het Nationaal Monument Westerbork, ontworpen door kampoverlevende Ralph Prins. Maar meest opvallend is de voormalige woning van kampcommandant Albert Gemmeker, die in 2010 in het bezit van het herinneringscentrum kwam en sinds een grootscheepse verbouwing onder een glazen stolp schuilgaat. Ook de woning maakt een belangrijk deel uit van de toekomstplannen. Lange tijd had de dadergeschiedenis een summiere rol binnen Westerbork. “Er gold een zekere verlegenheid om dit huis bij het herinneringscentrum te betrekken, omdat het een daderobject is”, legt Minco uit. Dat moet veranderen, vindt ze. “Westerbork is geen natuurverschijnsel. Bij slachtoffers horen ook daders, daarover moet je glashelder zijn.” De geconserveerde
commandantswoning symboliseert dat verhaal, en moet dus behoed worden voor verder verval.
Invullen van de leegte
De plannen voor een nieuw museum zijn er al veel langer. Het huidige is berekend op maximaal 80.000 bezoekers per jaar. Inmiddels zijn dat er 140.000. Groepen scholieren en reguliere bezoekers struikelen regelmatig over elkaar. “Er is te weinig ruimte voor educatie, terwijl dat een van onze belangrijkste taken is.” Ondertussen parkeert Minco de auto, stapt uit en somt op: “Het nieuwe museum moet zichtbaarder worden dan het huidige. Er komen tentoonstellingen, educatieruimten, een bibliotheek en een auditorium voor lezingen. Tussen de twee locaties moet meer verbinding ontstaan; zo wordt op het terrein zelf de vroegere plattegrond weer zichtbaar gemaakt door de plekken waar bouwwerken stonden in te zaaien met bloemen en kruiden en met systematisch maaien uit te sparen.”
De toekomst
Minco wandelt langs de oude spoorwagon richting een open veld. En dan valt ineens het witte paviljoen op, waar binnen, achter een katheder met microfoon namen worden voorgelezen. Medewerkers en vrijwilligers van het herinneringscentrum nemen jassen aan, schenken koffie en thee en helpen aanwezigen bij de uitspraak van hun voor te lezen namen. Een groep kinderen in gekleurde T-shirts met daarop het logo van hun basisschool, staat bij de deur te wachten. Minco knikt naar het clubje kinderen. “Het is nu de tijd om deze opdracht over te dragen aan de nieuwe generatie. Daarom ben ik blij dat veel overlevenden, nabestaanden en burgemeesters samen lezen met jongeren, en dat scholen massaal meedoen. Het doorgeven van deze verhalen is belangrijker dan ooit. Want zolang een naam genoemd wordt, blijft de herinnering leven.” Een meisje stapt achter de katheder, omringd door haar klasgenoten, en begint dan met lezen: “Jacques Simon de Winter, elf jaar…” <
Hoe maak je het Nederlandse oorlogsverhaal interessant en relevant voor mensen die op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen, of niet met het Nederlandse oorlogsverhaal zijn opgegroeid? Met deze vraag startte het Nationaal Comité 4 en 5 mei in de zomer van 2023 de samenwerking met VluchtelingenWerk. Samen organiseren zij gastlessen over 4 en 5 mei als onderdeel van de participatietraining van statushouders.
door Laura Dekker illustratie Sabine van Vessem
Nationaal Comité 4 en 5 mei x VluchtelingenWerk: Herdenken en vieren in een diverse samenleving
De dagen 4 en 5 mei zijn essentiële onderdelen van de Nederlandse cultuur. Samen vormen deze twee een moment van collectieve bezinning op thema’s als oorlog, vrijheid en onvrijheid. Tachtig jaar na het einde van de oorlog is er veel veranderd in de manier waarop deze nationale geschiedenis herdacht, gevierd en verteld wordt. Verandering die niet alleen wordt ingezet door het wegvallen van ooggetuigen, maar ook doordat de Nederlandse samenleving en haar inwoners steeds diverser worden.
Het doel van de participatietraining is daarom om statushouders historische context bij het Nederlandse oorlogsverhaal te bieden, en inzicht te geven in de betekenis van 4 en 5 mei en de waarden die eraan ten grondslag liggen. Yousuf Sabir, trainer bij VluchtelingenWerk, onderstreept het belang van de lessen: “4 en 5 mei laten zien waar Nederland voor staat. Als je als vluchteling naar Nederland komt, is het belangrijk om te begrijpen waarom deze dagen zo bijzonder zijn.” Sabirs collega Genet Haile Getachew beaamt dit: “De lessen laten zien hoe de Nederlandse vrijheid die er vandaag de dag is tot stand is gekomen en waarom deze zo gekoesterd wordt.”
Vrijheid als gedeelde waarde Veel statushouders hebben eigen ervaringen met oorlog, onderdrukking en vluchten. Hierdoor kunnen ze zich soms moeilijk verhouden tot de Nederlandse herdenkingscultuur. Tegelijkertijd biedt dit ook kansen voor een dialoog waarin universele waarden centraal staan. Fatma
Mahtab, trainer bij VluchtelingenWerk: “Statushouders zijn medeburgers en worden op korte termijn mede-Nederlanders. Door hen kennis te laten maken met deze tradities en geschiedenis, kunnen ze zich beter voorbereiden op hun rol in de samenleving.” Ze wijst erop dat de lessen ook bijdragen aan mentale verwerking: “Veel statushouders hebben recent nog verlies en oorlog meegemaakt. Door deze thema’s bespreekbaar te maken, ontstaat er ruimte voor verwerking en begrip.”
Integratie door educatie
Naast kennisoverdracht bevorderen de gastlessen ook de integratie van statushouders in de Nederlandse samenleving. Door te leren over 4 en 5 mei krijgen zij de tools om deel te nemen aan nationale tradities. Mahtab merkt op dat deze kennis belangrijk is voor het hele gezin, omdat de kinderen vaak wel in Nederland geboren zijn: “Kinderen leren op school over 4 en 5 mei. Ouders kunnen door deze lessen beter aansluiten bij hun belevingswereld en voelen zich minder buitengesloten.”
‘Ze kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan het gesprek over vrijheid en oorlog’
Bovendien helpen de lessen vooroordelen te doorbreken en stigma’s te verminderen. In een tijd waarin
het politieke klimaat polariserend kan werken, is het waardevol om open gesprekken te voeren over gedeelde geschiedenissen en ervaringen.
Statushouders betrekken
De trainers van VluchtelingenWerk moedigen lokale organisaties die zich inzetten voor herdenken en vieren, aan om statushouders actief te betrekken bij 4 en 5 mei. Sabir stelt voor: “Het zou mooi zijn als statushouders actief kunnen deelnemen aan herdenkingen, bijvoorbeeld door mee te helpen bij de organisatie of door hun een plek te geven waar zij hun verhalen kunnen delen. Dit maakt de herdenking niet alleen belangrijk voor Nederlanders, maar ook voor mensen die hier hun nieuwe thuis vinden.” Mahtab sluit zich hierbij aan en benadrukt dat statushouders niet als passieve deelnemers gezien moeten worden: “Vluchtelingen zijn geen zielige mensen, maar hebben veel kennis en ervaring. Ze kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan het gesprek over vrijheid en oorlog. Hun ervaringen verbinden het verleden met het heden, waardoor we echt kunnen leren van de geschiedenis.”
De samenwerking tussen het Nationaal Comité 4 en 5 mei en VluchtelingenWerk is een belangrijke stap naar een inclusievere herdenkingscultuur. De gastlessen tonen aan dat herdenken en vieren niet alleen over het verleden gaan, maar ook over de toekomst. Door statushouders actief te betrekken en hun perspectieven mee te nemen, wordt 4 en 5 mei betekenisvoller voor iedereen die Nederland zijn thuis noemt. <
Ambassadeurs van de Vrijheid: Antoon, Zoë Tauran, RONDÉ , S10
Antoon, Zoë Tauran, RONDÉ en S10 vliegen op 5 mei 2025 als Ambassadeurs van de Vrijheid door Nederland om op te treden op de Bevrijdingsfestivals en samen met de bezoekers stil te staan bij het belang van vrijheid. Een begrip dat voor ieder van hen weer een andere betekenis en lading heeft.
door Dorine van der Wind foto’s Jaap Scheeren
Antoon, de artiestennaam van zanger Tijn Verkerk (22 jaar), begon zijn carrière als dj en producer. Zijn eerste single Hyperventilatie werd meteen een hit. In voorbereiding op zijn rol als Ambassadeur van de Vrijheid verdiept Antoon zich in zijn familiegeschiedenis. Zijn opa zat als kind in een Japans interneringskamp en dat heeft een grote impact gehad op de hele familie.
Antoon maakt een persoonlijke documentaire over zijn zoektocht naar de oorlogservaringen van zijn opa en hoe die van invloed waren op de volgende generaties. “Hiervoor was ik me er nooit zo bewust van dat een oorlog zo lang zou doorwerken en dat zijn ervaringen ook impact op mijn leven zouden hebben. Maar dat is mij nu wel duidelijk geworden.”
Zijn opa heeft als kind in een Japans interneringskamp in voormalig Nederlands-Indië geleerd om zijn gevoelens te onderdrukken, en vooral niet te klagen. “Dit gaf hij door aan mijn vader, en mijn vader vervolgens weer aan mij. Het draaide bij ons thuis altijd om hard werken en doorgaan. Op een gegeven moment merkte ik dat dit niet goed was voor mijn mentale gezondheid. Ik heb ook mezelf allerlei doelen gesteld na de dood van mijn moeder, maar toen ik die had bereikt, bleef ik met een verdrietig gevoel achter.”
Kindertekeningen uit het kamp
Antoon had een sterke band met zijn opa. “Ik draag zijn ring, die heeft hij op zijn sterfbed aan mij gegeven, we waren echt beste vrienden.” Ook woont hij nu in dezelfde straat als waar zijn opa heeft gewoond toen hij ging studeren in Amsterdam. Zijn opa sprak niet veel over de oorlog, maar er is wel een map met tekeningen die hij heeft gemaakt over wat hij heeft meegemaakt in het kamp. “Dat zijn hele heftige dingen, zeker voor een 7-jarige. In mijn ogen was hij een grote sterke man, die kant liet hij mij zien.”
Maar nu heeft Antoon ontdekt dat zijn opa daarnaast ook kapot was van binnen, hij moest stoppen met werken omdat hij last had van PTSS. In die periode heeft hij bij Centrum ’40-’45 als therapie deze tekeningen gemaakt.
Zijn opa kon nooit over zijn gevoel praten. “Mijn vader en ik doen dat wel. Onze band was al anders sinds het overlijden van mijn moeder, maar die is nu nog dieper. Als voorbereiding op het ambassadeursschap voer ik veel goede gesprekken met mijn vader.”
Antoon hoopt dat zijn zoektocht ook anderen helpt. “Dat je ziet dat je niet de enige bent. Het is goed om ervoor open te staan
‘Het is goed om in te zien dat trauma zo kan doorwerken’
en te zien dat trauma zo kan doorwerken. Op 5 mei zal ik hierbij stilstaan, maar met mijn liedjes wil ik vooral gewoon vieren dat we vrij zijn. Voor mij is vrijheid dat we kunnen gaan en staan waar we willen. Dat ik mag kiezen hoe en met wie ik het liefste mijn tijd doorbreng. Ik heb van dit hele proces geleerd dat je van succes niet gelukkig wordt. Dat de kern van mijn geluk zit in tijd doorbrengen met mijn familie, mijn vader, zussen en oma. Daar kom ik altijd bij terug.”
De eerste solosingle Therapie van zangeres Zoë Tauran (27 jaar) was direct een hit, mede dankzij TikTok. Als Ambassadeur van de Vrijheid onderzoekt ze haar Molukse afkomst en de geschiedenis van de Molukkers in Nederland.
Zoës vader is Moluks, haar opa Max heeft vanaf het moment dat hij verplicht naar Nederland moest verkassen, gestreden voor rechtvaardigheid voor het Molukse volk. “Dat is er tot op heden niet van gekomen. Mijn opa was erg teleurgesteld in de Nederlandse regering omdat die haar belofte, een terugkeer naar de Molukken, niet is nagekomen. Mijn opa is er helaas niet meer, maar het voelt fijn om zijn nalatenschap voort te zetten. Het is van groot belang om de Molukse geschiedenis door te geven, want ik merk dat veel mensen hier nauwelijks iets over weten.”
Verplicht vertrek
“Elke maandag kwam hij bij ons thuis en vertelde verhalen. Opa was erg emotioneel en verdrietig als hij over zijn verleden sprak. Mijn opa en oma woonden in Nieuw-Guinea, waar mijn opa was gestationeerd bij de Militaire Politie. In 1962 wilden de Indonesiers ook een deel van Nieuw-Guinea met geweld annexeren waardoor mijn oma onverwacht met haar kinderen zonder medeweten van mijn opa moest vertrekken, in haar geval naar Nederland.”
Zoë kan het zich niet voorstellen hoe het is om je familie achter te laten zoals haar grootouders overkwam. “Mijn opa is later ook naar Nederland gekomen om zijn gezin te zoeken. Ze zijn uiteindelijk in het Drentse dorp Roden beland. Als gekleurd gezin was je een bezienswaardigheid, maar daar trok mijn opa zich niets van aan. De Nederlandse buren ontvingen hen hartelijk, en sommige werden zelfs vrienden. De hoop dat het verblijf in Nederland tijdelijk zou zijn en dat ze terug konden naar Nederland is nog steeds niet weg, maar mijn opa en oma hebben ervoor gekozen om de (vergeten) geschiedenis van de Molukkers door te geven.”
Sterke familiebanden
Zoë groeide op in een hechte familie. “We zien elkaar vaak. Ik weet niet beter dan dat er altijd familie over de vloer is.” Naarmate ze ouder wordt en meer andere gezinnen leert kennen, vallen haar de cultuurverschillen op. “Dan hoor ik mijn vrienden zeggen: ‘Ik moet echt weer eens bij mijn ouders op visite, ben al zolang niet geweest.’ Dat is voor mij echt ondenkbaar. Samen muziek maken, samen eten, en respect voor ouderen is ook essentieel.”
Voor Zoë betekent vrijheid dat ze bij haar familie kan zijn. “Daar voel ik me veilig en gehoord, ik leef niet in angst dat ik
‘Het voelt fijn om de nalatenschap van mijn opa Max voort te zetten’
ze niet kan zien of spreken. Ik kan wonen waar ik wil, zonder te hoeven vluchten of alles achter te laten in de hoop terug te keren.” Deze vrijheid viert ze 5 mei met haar muziek waarin ook een boodschap zit. In oktober bracht Zoë haar meest persoonlijke nummer uit: De Laatste Keer Dat Ik Huil. Dat gaat over het feit dat ze niet over haar problemen praatte, maar dat die knop nu omgaat. “Ik hoop dat anderen zich hier in kunnen herkennen en er iets aan hebben.”
‘Vrijheid is jezelf kunnen zijn, je vrij kunnen uiten, en gaan en staan waar je wil’
Zangeres Rikki Borgelt (34 jaar) en gitarist Armel Paap (31 jaar) vertellen namens de band RONDÉ over hun ambassadeurschap. Met hun muziek willen ze een brug slaan naar mensen die dagelijks te maken hebben met een gebrek aan vrijheid. De vluchtelingencrisis heeft hun speciale aandacht.
De bandleden van RONDÉ willen graag in contact komen met mensen die zijn gevlucht. Rikki: “We willen hun verhalen horen en praten over hun dromen en passies. Onze passie is muziek, voor sommigen van hen is muziek waarschijnlijk een uitlaatklep.” Het idee is om samen muziek te maken in de aanloop naar 5 mei. Armel vult aan: “Ik zag gisteren nog een video van iemand die het risico liep om in de gevangenis te belanden door te zingen. Dat is zo absurd en niet te bevatten.” De bandleden hopen dat muziek als verbindende factor kan werken, ook als je elkaars taal niet spreekt.
Voor Rikki voelt dit als het juiste moment om iets te doen en zich uit te spreken. “Het lijkt alsof alle platen van de wereld aan het verschuiven zijn. We praten er binnen de band veel over en gaan echt de diepte in. Dat vind ik mooi, juist in een tijd waarin sociale media alleen maar de perfecte levens van mensen laten zien. Terwijl er ondertussen miljoenen mensen op de vlucht zijn die vrezen voor hun leven.”
De band wil juist jongere generaties aanspreken en bewust maken. Armel: “Onze grootouders hebben de Tweede Wereldoorlog meegemaakt, maar veel jongeren hebben die connectie niet meer. Daardoor voelt het verder weg. Mijn opa nam me mee naar voormalig Kamp Amersfoort, waar hij vertelde over de verschrikkingen die hij als kind in de oorlog meemaakte. Ik zag hem bijna breken toen hij het vertelde. Dat heeft me diep geraakt.”
Veiligheid, rust en ruimte
Ook Rikki’s familie heeft geleden in de oorlog. “Ik hoorde de verhalen over de Hongerwinter, dat er niets te eten was. Maar wat me vooral is bijgebleven, is de enorme destructie en de gigantische nasleep die de oorlog heeft achtergelaten. Mensen zijn nog generaties lang mentaal beschadigd.” Een bezoek aan het Anne Frank Huis een paar jaar geleden maakte ook diepe indruk. “Ik voelde me zo verdrietig en leeg op die plek; het liet me stil achter.”
Binnen de band hebben ze besproken wat vrijheid voor hen betekent. Het antwoord was eensgezind: “Vrijheid is voor ons veiligheid, rust en ruimte. Het is jezelf kunnen zijn, je vrij kunnen uiten, en gaan en staan waar je wilt. Zonder de constante dreiging voor jezelf of je dierbaren. In die veiligheid voelen wij de ruimte om muziek te maken, onze dromen na te jagen, en die te delen met anderen. Zonder angst voor consequenties.”
Rikki benadrukt hoe vanzelfsprekend vrijheid in Nederland vaak lijkt: “Wij hebben onszelf nooit de vraag hoeven stellen: als we deze muziek uitbrengen, worden we dan opgepakt?” Armel voegt toe: “Onze enige zorg is: vinden mensen onze liedjes leuk? Wij zijn vrij om te doen wat we het liefste doen, en dat is een enorm voorrecht.”
‘Ik geloof in muziek als verbindende factor’
Zangeres Stien den Hollander (24 jaar) is bekend onder haar artiestennaam S10. Ze veroverde vele harten met haar persoonlijke verhalen. Met haar deelname aan het Eurovisie Songfestival brak ze door bij het grote publiek. Met haar muziek wil ze mensen verbinden en bijdragen aan een dialoog over het Israëlisch-Palestijns conflict.
Als Ambassadeur van de Vrijheid vraagt zij aandacht voor de slachtoffers van het Israëlisch-Palestijns-conflict. “Het is een zeer gevoelig onderwerp en het gesprek is snel verhit. Dat vind ik lastig. Het is spannend om hierover te spreken, maar ik wil het gesprek aangaan. Ik vind het zo erg wat er nu gebeurt in Palestina, dus dit voelt als het juiste moment om mijn stem te laten horen.”
S10 heeft zich altijd vrij gevoeld, nooit het gevoel gehad dat de politiek iets bracht dat haar leven negatief beïnvloedde. “Maar nu, voor het eerst in mijn volwassen leven, voel ik me onveilig door onze politiek. Het kabinet doet veel te weinig om het enorme leed in Gaza te stoppen en te erkennen.” Dat roept bij haar angst en afkeer op.
Tijd om zichzelf uit te spreken
Als artiest ziet zij het als haar verantwoordelijkheid om zich uit te spreken over maatschappelijke thema’s. “Er is zoveel ellende in de wereld. Dat raakt me en baart me zorgen. Als witte vrouw in Nederland beïnvloedt het leed mijn leven niet op dagelijkse basis, maar daar voel ik me schuldig over. Zeker nu, in een tijd waarin zoveel mensen op de vlucht zijn voor bombardementen. Ik kan me niet voorstellen hoe heftig dat moet zijn.”
Juist in deze tijd, stelt S10, is het vieren van vrijheid cruciaal. “We moeten beseffen hoe snel een situatie kan escaleren en onmenselijk kan worden. Voor mij betekent vrijheid muziek maken. Zingen voelt bevrijdend. Vrijheid is ook jezelf leren kennen, in je eigen tempo. Het is vaak het meest voelbaar als het ontbreekt.”
Muziek als medicijn
Voor S10 staat muziek altijd voor hoop. Muziek maken werd voor haar belangrijk tijdens een donkere periode in haar leven. “
Het luisteren naar muziek en het bijwonen van concerten heeft me toen enorm geholpen. Nu mag ik zelf muziek maken en optreden, waarmee ik anderen hoop en steun bied. Die zwarte periode ligt ver achter me, maar heeft een plek in mijn nummers gekregen. Ik denk dat mensen daar iets in kunnen herkennen dat betrekking heeft op hun eigen leven.”
S10 kijkt uit naar de optredens op 5 mei. “Ik geloof in muziek als verbindende kracht, zelfs in de meest ellendige situaties.”
Van haar donkere periodes heeft ze geleerd dat jezelf als je beste vriend zien bevrijdend werkt. “Als je plezier uit jezelf kunt halen en je hoofd zonniger wordt, geeft dat zoveel kracht. Het helpt je geluk minder buiten jezelf te zoeken. Vrijheid zit in kleine dingen, in het vieren van het leven. Vrolijkheid vind je vaak juist tussen de regels door.” <
Donald Tusk: een onvermoeibaar strijder voor vrijheid en rechtsstaat
Een onvermoeibaar strijder voor vrijheid, democratie en rechtsstaat. Dat is Donald Tusk, minister-president van Polen, voormalig voorzitter van de Europese Raad. Een portret van de man die dit jaar tijdens de Start Nationale Viering van de Bevrijding in Wageningen de 5 mei-lezing houdt.
door Leonard Ornstein foto Sergei Gapon / AFP / ANP Foto
Je zou het niet verwachten, maar Tusk was als jongeman een hooligan. Daar heeft hij nooit een geheim van gemaakt. Een fanatiek supporter van de plaatselijke voetbalclub Lechia Gdansk. Gdansk is ook de havenstad waar Tusk op 22 april 1957 werd geboren. Het is de plaats waar hij zijn hart aan heeft verpand. Alhoewel hij tegenwoordig in Sopot woont – het ‘Scheveningen’ van Polen – een mondaine badplaats aan de Oostzee tussen Gdansk en Gdynia. Toeristen zien de sportieve Tusk soms door het stadje joggen.
Voetbal en spandoeken Gdansk was tot na de Eerste Wereldoorlog onderdeel van het Duitse Rijk. Na de Tweede Wereldoorlog werd het onderdeel van het communistische Polen.
Als jongen van dertien jaar zag Tusk hoe demonstraties op de Leninwerf bloedig werden neergeslagen door het communistische regime. Een manier om protest te uiten was het omhooghouden van anticommunistische spandoeken tijdens de wedstrijden van zijn geliefde voetbalclub. De fans zijn ook heden ten dage nog altijd gepolitiseerd en fel anticommunistisch. Zo werd een paar jaar geleden in het stadion een groot spandoek door de supporters getoond met daarop de bebloede hoofden van Jozef Stalin, Mao Zedong, Che Guevara en Wojciech Jaruzelski (de Poolse dictator in de jaren tachtig) erop. Tusk bezoekt nog steeds graag wedstrijden in de Polsat Plus Arena Gdańsk. En - o ironie van de geschiedenis - het komt dan ook voor dat fans spandoeken tegen de politicus Tusk de lucht in steken.
Zoon van een timmerman
Donald Tusk, zoon van een timmerman en een ziekenhuismedewerkster, is een Kasjoeb, een West-Slavisch volk waar de nazi’s niets van moesten hebben. Tusk is inmiddels een van de beroemdste zonen van deze minderheid. Maar niet de enige.
Uitvinder Paul Nipkow – van de beroemde schijf – en schrijver en Nobelprijswinnaar Günter Grass zijn (deels) ook Kasjoeben. De jonge Tusk ontwikkelde zich tot een fervent anticommunist. Als hij in 1976 geschiedenis gaat studeren ontmoet hij
Lech Walęsa en wordt hij actief in Śolidarnosć, de Poolse vakbond die zich in de jaren tachtig tot verzetsbeweging ontwikkelde. In het jaar 1980 richt hij de studentenbeweging NZS op. Later wordt hij journalist bij een aan Śolidarnosć gelieerde krant. Als in december 1981 een communistische staatsgreep plaatsvindt, duikt de jonge Tusk onder en wordt hij een tijdje broodverkoper. Begin jaren tachtig bestudeert Tusk de ideeën van liberale denkers als Friedrich Hayek en Milton Friedman. Vanaf dan heeft het liberalisme hem in zijn greep. Geen gemakkelijke keuze voor iemand die politieke ambities heeft in het conservatieve, gelovige Polen. Met andere jonge intellectuelen neemt hij deel aan de denktank Gdańsk liberals; een groepje dat de aanvoerder van het anticommunistische verzet (en latere president) Lech Walesa ondersteunde. Vanaf dat moment is Tusk enige tijd journalist.
Vrijheid, democratie en rechtsstaat
Maar Tusk wil niet aan de zijlijn staan: hij wil zijn ideeën over vrijheid, democratie en rechtsstaat actief in de Poolse samenleving verankeren in het tot dan toe autoritair geregeerde Polen. Hij begint zijn marathon om van Polen een vrijer en opener land te maken. Dat zou niet zonder tegenslagen gaan, zo zou later blijken. Aanvankelijk richt hij de weinig succesvolle partij Liberaal Democratisch Congres (KLD) op. Via deze (kleine) partij lukt het Tusk om in 1991 voor het eerst toe te treden tot het Poolse parlement (de Sejm). Echt soepel gaat het niet met de KLD. De partij gaat later op in Unia Wolności, vrij vertaald de Vrijheidsunie. Deze unie was een nieuwe fusiepartij van de KLD met de Democratische Unie van oud-premier Tadeusz Mazowiecki. De vermaarde Mazowiecki werd eerste man, Tusk zijn plaatsvervanger. De combinatie werd geen succes. Na een aantal jaren trekt Tusk zich terug uit de politiek. Hij gaat historische boeken schrijven.
Aan zijn politieke carrière leek vroegtijdig een einde komen.
Het is 2001 als Donald Tusk als een feniks uit de as herrijst. Tusk had de politiek niet opgegeven, maar koos zijn momentum. Hij richt het Burgerplatform op. Na een verloren verkiezing voor het presidentschap van Polen komt zijn grote doorbraak in 2007. Hij is dat jaar in een keiharde verkiezingsstrijd met de conservatieve PiS verwikkeld. Tusk wint en wordt de nieuwe Poolse premier. Het worden de jaren dat Tusk zich als een waar Europeaan opwerpt. Hij is kritisch op landen als Nederland, waar de PVV gedoogpartner is van het kabinet-Rutte I. Tusk neemt openlijk stelling tegen Geert Wilders omdat die Griekenland in verband met de eurocrisis uit de EU wil zetten. Tusk wil Europa in die jaren “nieuw leven inblazen”.
‘Tusk had de politiek niet opgegeven, maar koos zijn momentum’
Het is een bijzonder moment voor Tusk als hij in 2010 de Internationale Karelsprijs Aken wint. Dit is een zeer prestigieuze prijs, eerder gewonnen door grootheden als Winston Churchill, Simone Weil, Tony Blair, Victor Havel en Henry Kissinger. Bij de uitreiking in Polen spreekt Tusk woorden die strijdbaar klinken en die in 2025 nog steeds actueel zijn: “Mijn woorden richten zich tot eenieder die gelooft dat voor Europa donkere tijden zijn aangebroken. Ons antwoord op deze partij van de avondschemering is een partij van het ochtendgloren, met in ons motto opgenomen: Europa als norm, gemeenschap als regel, en vrijheid en solidariteit als grondbeginsel. Dit zul-
len onze wegwijzers zijn. Europa staat niet op het punt te vervagen.” Het zou achteraf de aanloop naar een nieuwe glorieperiode van Tusk worden. Op 30 augustus 2014 zou hij verkozen worden tot voorzitter van de Europese Raad, als opvolger van de Belg Herman Van Rompuy.
Het politieke weer in zijn eigen land Polen wordt in deze jaren guurder als de conservatieve partij PiS de regeringsmacht overneemt. In Polen staat de democratie op het spel als ook de rechterlijke macht hard wordt aangepakt. Tusk kijkt in die dagen vanuit Brussel met zorg naar Warschau. De conservatieven in Polen doen er alles aan om een herverkiezing van hun landgenoot te blokkeren. Het lukt niet: Tusk kan gewoon ‘president’ van Europa blijven. Tusk is dan inmiddels een alom gerespecteerd Europeaan en wereldleider geworden die met vele staatshoofden goed overweg kan. We zien hem op foto’s ontspannen en lachend in de Oval Office bij president Trump. In 2019 krijgt hij samen met dochter Katarzyna, in Polen een bekend influencer, en kleindochter Liliana een privé-audiëntie bij de paus.
Eind november 2019 komt er een einde aan zijn Europese leiderschap en keert hij terug naar Polen.
De maand mei
Na het Europese hoogtepunt is de politieke marathon van Tusk nog niet ten einde. Het land is in die tijd nog steeds verwikkeld in een fel debat tussen de grote politieke stromingen. Tusks missie voor een democratisch en liberaal Polen krijgt een onverwachte doorstart als hij in december 2023 opnieuw premier van Polen wordt. Sinds 1 januari 2025 is Polen voorzitter van de EU. “Het is tijd dat Europa ontwaakt”, zei hij voorafgaand aan dit voorzitterschap, refererend aan de vele dreigingen die op het continent afkomen. Tusk zelf straalt verder rust en kalmte uit. Hij is vastbesloten om de democratieën
in de Europese Unie militair en moreel overeind te houden. De maand mei 2025 wordt voor Tusk een maand van de waarheid. Niet alleen houdt hij de 5 mei-lezing in Wageningen. Eind mei hoopt hij dat verkiezingen zijn liberale partij winst zullen opleveren. Zelf is hij geen kandidaat. Zijn geestverwant Rafal Trzaskowski heeft Tusks vertrouwen. Mocht de conservatieve Karol Nawrocki van de PiS winnen, dan worden Tusks waarborgen voor het handhaven van democratische spelregels breekbaar en wellicht onuitvoerbaar. De PiS is dan in de gelegenheid om wetten die haar niet bevallen, in te trekken.
Hooligan-af
‘Donald
Tusk heeft al die jaren ook iets speels behouden’
Donald Tusk heeft al die jaren ook iets speels behouden. Hij is allang geen hooligan meer. Voetbal zou altijd een belangrijke rol blijven spelen in Tusks drukke leven. Tusk is voetbalgek en ook nog fan van de Londense club Arsenal. Toen in juli 2024 de toenmalige Britse premier Sunak tijdens Tusks officiële bezoek aan Londen grapjes maakte over Tusks enthousiasme over voetbal, kwam dat zelfs in een officiële verklaring van Downing Street 10. Sunak liet opnemen blij te zijn met nog een Arsenal-supporter in de rijen van Europese en wereldleiders. Tusks toewijding aan Europa, democratie en vrijheid van meningsuiting is er niet minder om. Op 5 mei staat er een president die uit eigen ervaring weet wat onvrijheid is en hoe belangrijk het is dat vrijheid, tolerantie en rechtsstaat gehandhaafd blijven. <
Experience is geen traditioneel museum
De gloednieuwe Sovjet Ereveld Experience in Leusden moest geen traditioneel museum worden maar een beleving; met behulp van virtual reality treedt de museumbezoeker in de voetsporen van een Sovjetsoldaat. Op het ooit in vergetelheid geraakte Sovjet Ereveld is er plaats voor een moment van bezinning, vertelt directeur Remco Reiding.
door Yasmina Aboutaleb foto’s Sovjet Ereveld Experience
“Hier is het allemaal mee begonnen”, zegt museumdirecteur Remco Reiding, lopend tussen 865 graven van het Sovjet Ereveld in Leusden. Ter hoogte van het vierde graf, tweede rij rechts, staat hij stil. Vladimir Botenko was in 2000 de eerste overleden Sovjetsoldaat die Reiding identificeerde nadat hij hoorde over het ereveld, waar 865 in Nederland gestorven Sovjetsoldaten zijn begraven. Het ereveld was een vergeten plek, de graven waren anoniem en de nabestaanden van de oorlogsslachtoffers verkeerden nog in het ongewisse over het lot van hun familieleden.
Reiding, toen nog beginnend journalist bij de lokale krant, was 22 jaar oud en net terug van een indrukwekkende uitwisseling naar Moskou, toen hij besloot er een onderzoeksproject van te maken. Inmiddels zijn er meer dan 250 slachtoffers geïdentificeerd, meer dan 200 families opgespoord en is er naast de door Reiding opgerichte stichting nu ook een fonkelnieuw museum, waar tijdens het gesprek vlak voor de opening nog de laatste hand aan wordt gelegd: De Sovjet Ereveld Experience.
Bezoekers kunnen nu niet alleen het indrukwekkende Sovjet Ereveld bezoeken, maar ook de kleine, persoonlijke verhalen over de impact van de Tweede Wereldoorlog op de soldaten en hun families ontdekken. Van het museum is het slechts enkele minuten lopen naar het naastgelegen Ereveld. Het ideale moment voor bezinning’”, aldus Reiding.
Beleving
Het museum kreeg het woord ‘Experience’ in de naam omdat het geen traditioneel museum moest worden, vertelt de museumdirecteur. In de eerste zaal is dan ook weinig tekst te zien, maar een film waarin acteurs het verhaal van Sovjetsoldaat Vladimir Botenko, diens zoon Dimitri en – en
passant – ook van Reiding naspelen.
“Met name de vorm van virtual reality (VR) waarin we het verhaal van de oorlog en Vladimir vertellen, is uniek en zorgt voor een bijzondere beleving”, vertelt Reiding in het museum. In zaal twee staat de museumbezoeker, met behulp van een VR-bril, in de schoenen van Sovjetsoldaat Botenko, die achtereenvolgens afscheid neemt van zijn familie, aan het front belandt waar links en rechts doden vallen, als krijgsgevangene op transport gaat in de trein naar nazi-Duitsland, en dwangarbeid verricht in een kolenmijn. Gelauwerd acteur Gijs Scholten van Asschat verzorgt de voice-over.
De rol van de Sovjet-Unie tijdens de Tweede Wereldoorlog is in Nederland behoorlijk onbekend, zegt Reiding. “Het museum richt zich daarom op een breed publiek, onder wie scholieren, omdat er een grote educatieve component zit aan ons museum. Zowel het verhaal van de Sovjet-Unie als dat van de Tweede Wereldoorlog én de Koude Oorlog wordt verteld. Ook komen thema’s voorbij als propaganda, het wegvallen van een rechtsstaat en wat oorlog doet met mensen.”
Verbinding
Bij het inrichten van de vaste tentoonstelling is op inclusiviteit gelet. “Een simpel voorbeeld: al die soldaten zijn mannen. Voor je het weet heb je een museum dat alleen maar over mannen gaat, daarom hebben we bewust een dwangarbeidster opgenomen in de vaste tentoonstelling. Ook laten we de dochter van een soldaat zijn verhaal vertellen, zodat meer vrouwen worden vertegenwoordigd. Dat geldt ook voor de verschillende nationaliteiten die aan bod komen, zoals Kazachen, Oezbeken en Oekraïners.”
Belangrijk doel van het museum is het vertellen van de kleine, persoonlijke
verhalen over de impact van de oorlog op de Sovjetsoldaten en hun families. Dat is ook waar de stichting, opgericht voor de identificatie van soldaten en de opsporing van hun nabestaanden, om draait. Zo worden oorlogsverhalen van toen vanzelf aan het heden verbonden. “We verbinden die families met elkaar en door het delen van die verhalen ook mensen uit verschillende landen en culturen”, zegt Reiding. “Als je het zou moeten samenvatten, zou je kunnen zeggen dat wij proberen in een polariserende wereld een verbindende rol te spelen.” <
865 Sovjetsoldaten
Op 22 juni 1941 viel nazi-Duitsland de Sovjet-Unie binnen. Het Rode Leger leverde een jarenlange strijd aan het Oostfront. De Tweede Wereldoorlog kostte ruim 26 miljoen militairen en burgers uit de Sovjet-Unie het leven. Na de oorlog werd op begraafplaats Rusthof in Leusden een apart ereveld aangelegd voor Sovjetsoldaten die in Nederland waren omgekomen of begraven. In Leusden lagen al 101 Sovjetsoldaten begraven die in Kamp Amersfoort aan honger, ziekte en mishandeling waren gestorven of waren gefusilleerd. Vanuit het Limburgse Margraten werden de stoffelijke resten overgebracht van 691 Sovjetsoldaten, die na krijgsgevangenschap in Duitsland waren gestorven. Nog 73 andere soldaten en dwangarbeiders werden uit verschillende plaatsen in Nederland op dit Sovjet Ereveld herbegraven. Het Sovjet Ereveld werd op 18 november 1948 geopend door minister van Oorlog Willem Frederik Schokking.
Kaffee und Kuchen:
‘Dit genootschap voelt voor mensen als thuiskomen’
Tachtig jaar na het eindigen van de Tweede Wereldoorlog is het een vraag die meer leeft dan ooit: hoe houden we de herinnering aan deze gebeurtenissen levend, en hoe zorgen we ervoor dat ook de mooie verhalen, ervaringen en culturen niet verdwijnen en vergeten worden? Voor Jack Weil (75) lag het antwoord daarop verscholen in zijn zogenaamde Kaffee und Kuchen Genootschap.
door Bjarn van den Berg
Jack Weil:
‘ Die lotsverb ondenheid is voor velen belangrijk’
Zo’n vier zondagmiddagen per jaar verandert de woonkamer van Jack Weil in Amsterdam Oud-Zuid in een soort oud-Duitse salon. De eettafel wordt dan tegen de muur geschoven en doet dienst als een toonbank met daarop koffie, thee, gebak en taarten. De kamer vult zich met een stuk of dertig klapstoeltjes, waar deelnemers van het Kaffee und Kuchen Genootschap (KKG) op kunnen plaatsnemen. Dat genootschap riep Weil ruim tien jaar geleden, in april 2014, in het leven. Het is een netwerk van nazaten van Duits-Joodse vluchtelingen. Met elkaar staan ze stil bij hun gemeenschappelijke wortels. “Die lotsverbondenheid is voor velen belangrijk.”
De ouders van Weil waren Duits, vertelt hij bij hem thuis aan tafel. “Mijn moeder kwam uit Berlijn en mijn vader van het platteland.” Eind jaren dertig vluchtten zijn ouders los van elkaar vanuit Duitsland naar Nederland vanwege de opkomst van het nationaalsocialisme, dat met zijn antisemitische wetten voor hen het leven in nazi-Duitsland onmogelijk maakte. Een paar jaar na de oorlog trouwden zij en werd Jack geboren, die nu al heel zijn leven in Amsterdam woont en opgroeide in “het echte Anne Frank Huis op het Merwedeplein” – een speling van het lot, zoals hij het zelf noemt.
“In de jaren vijftig opgroeien met een Duitse achtergrond en ouders die met een Duits accent praten, was soms lastig. Alles wat Duits was, werd na de oorlog bestempeld als foute boel. Op de lagere school werd ik daar wel eens mee geconfronteerd. Je ontwik-
kelt daar een soort pantser voor, maar het bleef mij bezighouden.” Hij wilde iets doen met zijn achtergrond en dat bracht hem op het idee om lotgenoten samen te brengen op middagen waarop thema’s aangesneden worden die raken aan hun roots. “Ik kende namelijk meer mensen die zich afvroegen: hoe ga ik om met mijn Duits-Joodse wortels? Wat doe ik met de erfenis van mijn ouders die niet goed integreerden in Nederland? Ga ik wel of niet naar Duitsland toe? Ik verenigde nazaten die daarmee bezig waren. Via via sloten meer mensen zich aan.”
Zo breidde het genootschap zich langzamerhand uit. Inmiddels heeft Weil een mailadressenlijst van zestig personen, die elkaar, voor dit genootschap bestond, vaak nog niet kenden. Ongeveer drie weken van tevoren kondigt Weil per mail een nieuwe bijeenkomst aan. “Meestal komen er dertig mensen af op een bijeenkomst, het loopt als een tierelier. Een keertje waren het er 41, het hoogste aantal ooit. Ik vraag iedereen wel om zich vooraf aan te melden. De bulk komt uit Amsterdam, maar er zijn ook mensen die bijvoorbeeld uit Rotterdam en Den Haag komen. En er is een man die, als hij tijd heeft, vanuit Parijs met de trein komt. Verder houd ik verschillende mensen in Canada, Frankrijk en Israël op de hoogte van onze bijeenkomsten.” Deelname aan het KKG is vrijblijvend: het is geen stichting, niemand betaalt contributie. Dat verklaart volgens Weil een deel van het succes van het genootschap. “Naast die lotsverbondenheid, die voor de meesten zo belangrijk is en waarvoor iedereen blijft komen. Iemand zei eens: het genootschap voelt als thuiskomen.”
Stamppot en boerenkool
Naast de Duits-Joodse achtergrond hebben de leden nog iets gemeen: hun leeftijd. “Het is geen piepjong gezelschap”, zegt Weil. “De meesten zijn in de zeventig of tachtig, vrijwel iedereen is van de tweede generatie, een enkeling is voor de oorlog geboren.”
Toch sluiten hun kinderen zich niet aan bij het genootschap. “Zij zijn niet echt opgegroeid met die Duitse cultuur zoals wij, zij eten stamppot en boerenkool, en hebben geen directe behoefte aan een bijeenkomst als deze. Wel was er laatst een veertiger aanwezig die het erg leuk vond en vaker wilde komen. Dat was voor het eerst, en dat mag, maar ik richt me vooral op oude knarren. Ik zie het niet gebeuren dat jongere generaties dit genootschap gaan voortzetten op de langere termijn.”
‘Van elke editie maken we weer een nieuw pareltje’
Een samenkomst van het KKG vindt altijd plaats op een zondag, begint om 15.00 uur (“Zoals Duitsers zijn, is iedereen pünktlich op dat tijdstip aanwezig”) en bestaat steevast uit drie onderdelen.
Bij binnenkomst is er eerst gelegenheid om bij te praten onder het genot van taart en Kuchen die de mensen zelf meenemen en volgens familierecept gemaakt hebben. Indien nodig, haalt Weil nog extra gebak bij de Duitse bakker Bettina Bakt in de Amsterdamse Van Woustraat. Zelf maakt Weil één keer per jaar Quetschentaart, van pruimen uit de boom van vrienden, net zoals zijn vader die altijd voor de verjaardag van zijn moeder maakte in de maand augustus.
Bioscoopexploitanten
Het tweede onderdeel is meer inhoudelijk: dan vertelt een door Weil uitgenodigde gastspreker van buitenaf een verhaal over een onderwerp dat “voor ons relevant is en raakt aan onze afkomst”. Op verschillende manieren komt Weil, die graag “iets wil meegeven” op zo’n middag, aan ideeën voor nieuwe sprekers en onderwerpen. Voor een samenkomst later dit jaar probeert hij een Duitse professor die in Amerika werkt naar Nederland te halen. “Zij hield een Zoomlezing voor de Wiener Library in Londen, een instituut vergelijkbaar met het NIOD, dat zich bezighoudt met de Holocaust, genocides en het naziverleden. Ik had mij voor die lezing aangemeld en zij sprak over haar onderzoek naar de manier waarop de nazi’s aan recyclen deden om de oorlogseconomie draaiende te houden. Ik dacht: ik schrijf haar en zie wel waar het schip strandt. Want ons genootschap heeft geen geldpotje, ik kan geen vliegticket
aanbieden. Maar ze gaf aan dat het wel goedkomt.”
Meestal komen de sprekers van dichter bij huis. Toen het genootschap in 2014 voor het eerst bij elkaar kwam, sprak schrijver Arnon Grunberg over hoe het is om met Duitse ouders op te groeien. Een ander verhaal dat Weil is bijgebleven ging over Duits-Joodse bioscoopexploitanten die naar Nederland waren gevlucht en in Limburg belandden. “Een vrouw was daar jaren terug op gepromoveerd en was blij toen ik haar uitnodigde, want proefschriften verstoffen vaak. Ze nam wat exemplaren mee, zodat mensen die bij interesse konden meenemen.” Weil somt nog wat sprekers en onderwerpen op die de afgelopen tien jaar de revue gepasseerd hebben: “Cabaretier Jacques Klöters vertelde over Duits-Joodse cabaretiers die in de jaren dertig naar Nederland kwamen; historica Marieke Oprel sprak over hoe vluchtelingen na de oorlog ontvijand moesten worden; politicus Ernst Hirsch Ballin hield een verhaal over stateloosheid en de mensen die hun Duitse nationaliteit waren verloren, maar nog geen Nederlandse nationaliteit hadden gekregen.”
Ter afsluiting van de KKG-samenkomst wordt altijd nog wat gedronken. “Een Riesling, een Duits wijntje”, zegt Weil. Om 18.00 uur gaat iedereen dan weer op huis aan. Dan heeft Weil weer een paar maanden de tijd om een nieuwe bijeenkomst van zijn Kaffee und Kuchen Genootschap voor te bereiden. “Van elke editie maken we weer een nieuw pareltje.” <
Bezoekers van een kuuroord in Baden- Baden, Duitsland, worden bediend (1930).
De veertien Bevrijdingsfestivals hebben zich verenigd in een overkoepelende stichting. Hun lobbywerk leverde onlangs een Rijksbijdrage van zevenhonderdduizend euro op. Vijf directeuren van de Bevrijdingfestivals Utrecht, Overijssel, Brabant, Groningen en Zuid-Holland vertellen wat dit betekent voor de toekomst van de festivals.
‘ Ie dereen vindt de Bevrijdingsfestivals belangrijk’
door Yasmina Aboutaleb foto’s Ben Houdijk
‘‘
‘Het festival in Rotterdam gaat door, maar het budget dwingt ons tot scherpe keuzes’
Koen ten Haken, Bevrijdingsfestival Zuid-Holland
“De Bevrijdingsfestivals in Nederland stonden vorig jaar voor een grote uitdaging. Door de stijgende productiekosten had de organisatie een financieel tekort. Dit jaar heeft het Rijk een bijdrage van 700.000 euro toegekend. Hoewel dit een welkome ondersteuning is, ligt het bedrag lager dan het miljoen dat vorig jaar werd ontvangen. En dat terwijl de noodkreet luid en duidelijk was: deze financiering is essentieel om de Bevrijdingsfestivals door te laten gaan.
Jaarlijks op zoek gaan naar financiering is een lastige opgave. Gelukkig kijkt de stichting achter de veertien Bevrijdingsfestivals naar oplossingen voor de lange termijn. Een belangrijke inkomstenbron is de horeca, die wij in Rotterdam in eigen beheer doen. Toch wringt dit model, omdat we geen commercieel festival zijn en we niet primair gericht willen zijn op het stimuleren van consumpties, zeker niet onder jongeren. Maar in de huidige financiële realiteit is het een noodzakelijke keuze.
Het festival in Rotterdam gaat door, maar het budget dwingt ons tot scherpe keuzes. Meer samenwerkingen met mbo-scholen, de bibliotheek en de Arminiuskerk betekenen minder middelen voor de muziekprogrammering, minder artiesten en een kleiner podium. Een goede balans tussen een aantrekkelijke muzikale line-up en het verbreden van de inhoudelijke programmering is een uitdaging.
Voor de coronapandemie maakte het festival een sterke groei door. In tien jaar tijd verdubbelde het aantal bezoekers in het Euromastpark tot 30.000. Vorig jaar, tijdens de optredens van Goldband en Boef, moesten we het festivalterrein twee keer sluiten omdat we te vol waren. We willen het festivalterrein graag uitbreiden, bijvoorbeeld richting de Maas, maar nu gaat dat budgettair niet.
Bevrijdingsfestival Zuid-Holland had al een inhoudelijke component, maar we willen die versterken. De samenwerking met mbo-scholen is hier een goed voorbeeld van. Op het derde podium mogen studenten van het Zadkine College het volledige dagprogramma samenstellen. De enige voorwaarde: er moet een inhoudelijke component in combinatie met muziek aanwezig zijn. De studenten bepalen zelf de thema’s, die draaien om vrijheden en onvrijheden die in hun doelgroep spelen.
Het is een inspirerend en gevarieerd programma geworden. Met onderwerpen als body positivity en optredens van een dragqueen en een veteraan die zijn ervaringen deelt. Ook trad er een band op die bestaat uit voormalig dak- en thuislozen. Dit laat zien dat jongeren goed op de hoogte zijn van maatschappelijke thema’s en hierover graag in gesprek gaan. Het Bevrijdingsfestival biedt ze een podium om dit gesprek te voeren. Dat maakt dit evenement niet alleen muzikaal maar ook maatschappelijk relevant.”
‘‘‘‘
‘Het grootste risico is dat we een plat festival worden waarin de inhoud verloren gaat’
Ebel Jan van Dijk, mededirecteur
Bevrijdingsfestival Groningen.
“We zijn blij dat wordt erkend dat er een bijdrage vanuit het Rijk nodig is om deze Dag van de Vrijheid in Nederland op deze grootschalige manier te blijven vieren. Het belang en de urgentie van de veertien Bevrijdingsfestivals worden daarmee gezien. Los daarvan vind ik het bedrag van de Rijkssubsidie van zevenhonderdduizend euro, zeventig cent per bezoeker, beschamend. Dat is in het huidige tijdsgewricht, met zo veel polarisatie en zo veel vraagstukken rondom deze thematiek, een magere bijdrage. De Nederlandse overheid zou ruimhartiger mogen zijn. En dan bedoel ik de landelijke overheid, lokaal hebben we het in het Noorden behoorlijk goed geregeld; er is een goede samenwerking met de gemeente en de provincie.
Ook lost het de geldproblemen op de langere termijn niet op, want deze Rijkssubsidie is eenmalig. Terwijl we als samenleving met elkaar hebben afgesproken dat we de vrijheid ieder jaar willen vieren en dat we dat belangrijk vinden. Dat doen we niet voor onszelf. Wij zijn een stichting zonder winstoogmerk, die een sterk inhoudelijk programma wil neerzetten. Daar worden wij door gedreven. Zoiets kan alleen als het door meerdere schouders wordt gedragen.
Het geldtekort betekent dat het programma achterblijft en dat de productie wordt afgeschaald. De inhoudelijke programmering is het sluitstuk op de begroting. Als je niet uitkijkt, brokkelt het festival steeds meer af. Het grootste risico is dat we een plat festival worden waarin de inhoud verloren gaat. Dat we kansen laten liggen om mensen te verbinden met het verleden en het hier en nu. En het verbinden van diverse doelgroepen met elkaar en het thema vrijheid en de verantwoordelijk die daarbij hoort.
Sponsoren aantrekken is moeilijk. Festival Lowlands heeft door z’n ticktetprijzen een exclusief karakter, daar verbinden merken zich graag aan. Wij hebben geen toegewijde fans. Mensen komen als de zon schijnt. Bij Lowlands kan het keihard regenen en iedereen pakt zijn poncho, want ze willen erbij zijn.
Iedereen vindt het belangrijk dat het Bevrijdingsfestival er is. En iedereen zal onderschrijven dat het waardevol is, maar om daarvoor daadwerkelijk aan de lat te staan, is ingewikkeld.”
‘‘
‘We zijn nu vooral bezig met de festivals in stand houden, in plaats van met de programmering’
Anna Zwezerijnen, programmadirecteur van Bevrijdingsfestival Brabant.
“De steun van de Rijksoverheid aan de Bevrijdingsfestivals voor dit jaar was weer eenmalig. Daar zijn we allemaal teleurgesteld over. Een belangrijke voorwaarde voor onze toekomst en het toegankelijk houden van de Bevrijdingsfestivals is de structurele steun vanuit de overheden. Zo blijven we laagdrempelig en toegankelijk voor iedereen.
We zijn nu vooral bezig met de festivals in stand houden en financiering te zoeken, in plaats van met de programmering verbreden. Zo blijven we stilstaan. Terwijl we ervoor willen zorgen dat de verhalen van tachtig jaar geleden aansluiten bij jongere generaties, en dat de verhalen over vrijheid in deze tijd te plaatsen zijn.
Er liggen zoveel ideeën op de plank waar we nu door geldgebrek niet aan toe komen. Ik weet niet eens waar ik moet beginnen. We zouden meer willen doen in aanloop naar 5 mei. Met scholen bijvoorbeeld, die zijn moeilijk te bereiken omdat de feestdag in de schoolvakantie valt. We organiseerden ook Vrijheidscolleges in de regio, maar die zijn geschrapt omdat de financiën ontoereikend zijn. En er zijn samenwerkingen met Amnesty International en het COC waarmee we veel meer zouden kunnen doen. Zo zijn er meer kansen die nu blijven liggen.
Bevrijdingsfestival Brabant heeft de potentie om te groeien, maar daar is nu geen budget voor. We hebben bij mooi weer ongeveer 25.000 tot 27.000 bezoekers. Dat zouden er veel meer kunnen zijn als we meer programmabudget hebben. We hebben er ook de ruimte voor op de Pettelaarse Schans in Den Bosch.
Het is in deze tijd lastig om sponsoren te vinden. Ik zou graag zien dat er een groot bedrijf opstaat dat zegt: ik vind het belangrijk dat we dit in stand houden. Want ik weet zeker dat als de Bevrijdingsfestivals er niet meer zouden zijn, dat mensen ze zouden missen. De festivals zijn voor ons allemaal. Om ze in stand te houden, moet we het samen doen.
Een mooi voorbeeld is een familiefonds dat ons in Brabant benaderde. De kinderen kozen gezamenlijk een doel en maakten daar een familieproject van, waarbij ze financieel maar ook als crew bijdroegen aan het festival. Zo dragen ze de maatschappelijke betrokkenheid aan de volgende generatie over. Dat vind ik inspirerend, maar dat is zeker niet vanzelfsprekend. Het zou mooi zijn als meer mensen zoiets zouden doen.”
‘Ik
zou het een tragedie vinden als we bezoekers in de toekomst om een financiële bijdrage moesten vragen’
Emma Quilligan, mededirecteur
Bevrijdingsfestival Overijssel.
‘‘
“Er overheerst een dubbel gevoel. De subsidie van de Rijksoverheid is een mooie erkenning voor de waarde van de Bevrijdingsfestivals. Maar het is een teleurstelling dat de bijdrage eenmalig is en dat het de Bevrijdingsfestivals geen langer toekomstperspectief biedt. Dus het is positief, maar we zijn er nog niet. Wij werken met een begroting die een geoorloofd risico met zich meebrengt. Daarbij is het weer de belangrijkste factor. Met slecht weer hebben we veel minder bezoekers. Dat is een geoorloofd risico, maar door de inflatie is de kostenstijging hoger dan we met dat ingecalculeerde risico kunnen opbrengen. We hebben in 2020 door een extern bureau financieel onderzoek laten doen naar onze bedrijfsvoering en de conclusie was dat we binnen de huidige vorm, grootte en kwaliteit al heel efficiënt werken.
Wij ervaren het als heel positief dat de lokale overheden hier in Overijssel nadrukkelijk betrokken zijn. Die betrokkenheid is breder dan alleen het festival op 5 mei maar gaat ook over de algehele normen en waarden van 4 en 5 mei en de betekenis daarvan voor Nederland. En die betrokkenheid geldt niet alleen voor de financiers, maar ook voor de inhoudelijk gesprekspartners die meedenken over onze kansen en toekomst als Bevrijdingsfestival Overijssel.
In 2023, bijvoorbeeld, moesten wij ons festival in Zwolle halverwege de middag stilleggen vanwege een storm. Regen kunnen we fysiek wel hebben, maar onweer is gevaarlijk. Toen kregen we die dag al een berichtje vanuit van de lokale overheid dat we welkom waren om te praten over hoe nu verder. Zonder dat we ook maar wisten hoe het financieel zou gaan aflopen. Ze leefden echt met ons mee.
Voor dit jaar is het gelukt een vrijheidslezingentour door de hele provincie Overijssel te organiseren. Het is onze wens om de periode te verlengen waarin we het over de waarden van 5 mei hebben, en daar al in maart en april aandacht voor te vragen. We willen als platform ook meer zichtbaar zijn door heel Overijssel. Het liefst zouden we in alle vijfentwintig gemeenten in onze provincie aanwezig zijn.
Het is voor ons als Bevrijdingsfestivals belangrijk dat we laagdrempelig zijn. Ik zou het een tragedie vinden als we de bezoekers van onze festivals in de toekomst om een financiële bijdrage moesten vragen. Maar als we op het punt komen: of we houden ermee op, of we blijven bestaan door de bezoeker een bijdrage te vragen, dan zou het kunnen dat ik voor het laatste kies. Maar dat zou dramatisch zijn.”
‘‘
“We zijn blij dat het Rijk de Bevrijdingsfestivals ook in 2025 wil steunen, anders konden wij in Utrecht niet doorgaan. En niet alleen wij, maar ik denk meerdere festivals. De financiering is eenmalig, maar we hopen dat we gesprekken kunnen voeren over structurele steun. Als Bevrijdingsfestival Utrecht maken we stappen om uit de neerwaartse spiraal te komen: we hebben onder andere een samenwerking met de Rabobank voor twee jaar. Maar de Rijkssubsidie was het zetje dat we nodig hadden om door te kunnen gaan.
Na de coronapandemie hebben wij door de steeds hogere kosten een deel van ons festivalterrein moeten afstoten en het podium voor jong talent moeten schrappen. Dat is zonde, want in de hele culturele sector verdwijnen door bezuinigingen plekken voor talentontwikkeling. Terwijl we met zo’n talentenpodium als Bevrijdingsfestival Utrecht ook een niche kunnen aanspreken en andere doelgroepen kunnen bereiken. Er staat nu ook een supermooi festival, maar we hadden dat er graag bij gehad.
Als er structurele financiële steun komt, willen we in aanloop naar 5 mei meer organiseren. Want we zien ook bij de scholenprojecten dat je toewerkt naar een climax. We willen graag meer plaatsen betrekken bij het festival door middel van satellietplekken, zodat we niet alleen in Park Transwijk in Utrecht 5 mei vieren maar in de hele provincie. Dat gebeurt nu al met de Vrijheidsmaaltijden, maar dat kan met meer onderdelen zoals bijvoorbeeld met de vrijheidslezingen, die we ook over meerdere locaties kunnen spreiden.
Een groot deel van ons publiek komt voor het festival in Park Transwijk, maar voor de mensen die daar minder van houden, organiseren we ook andere programmaonderdelen zodat zij ook op 5 mei kunnen meedoen. Zo hebben wij een aantal projecten verplaatst van het festivalterrein naar de bibliotheek op de Neude. In de bibliotheek is voor ieder wat wils: een Vrijheidsmaaltijd, vrijheidswandelingen, kinderactiviteiten, lezingen en een filmproject met jonge nieuwkomers.
Ik zie kansen om met onze overkoepelende stichting gezamenlijk financiers aan te trekken voor de Bevrijdingsfestivals en om samen een mooie, inhoudelijke invulling te geven aan 5 mei. Dat is nodig omdat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Wij kunnen als Bevrijdingsfestivals een educatieve rol spelen. Waarbij vragen aan de orde komen als: wat is democratie? Wat is vrijheid?
De Tweede Wereldoorlog is tachtig jaar geleden, maar de vrijheid staat ook vandaag de dag onder druk. Kijk maar naar de oorlog tussen Israël en Gaza, en tussen Oekraïne en Rusland. En Soedan vergeten we vaak al helemaal. Maar ook op plekken waar geen oorlog is, is er onvrijheid. Mensenrechten worden over de hele wereld geschonden. We zijn er nog lang niet. Vrijheid is niet vanzelfsprekend. Daar moeten we met z’n allen aan werken.” <
‘Ik zie kansen om met onze overkoepelende stichting gezamenlijk financiers aan te trekken voor de Bevrijdingsfestivals’
Manja Kerstholt, directeur Bevrijdingsfestival Utrecht.
‘ Onz e relatie gaat vierhonderd jaar terug, maar het was tijdens de Tweede Wereldoorlog dat deze zich verder verdiepte en verstevigde’
Als Britse ambassadeur in Nederland valt het Joanna Roper op dat de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog voor veel Nederlanders nog een grote betekenis hebben. Ze ziet het als een plicht het verleden te blijven herinneren en herdenken, en ze benadrukt het belang van de goede band tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland.
door Joanna Roper foto Martijn Beekman
In mijn vierenhalf jaar als Britse ambassadeur in Nederland ben ik onder de indruk geraakt van de manier waarop de Tweede Wereldoorlog door heel Nederland wordt herdacht. Van Westkapelle tot Amsterdam en van Vught tot Oosterbeek, de vele herdenkingen blijven de offers van de Britse, Poolse, Canadese, Amerikaanse en Gemenebest troepen, de leden van het Nederlandse verzet en de dappere burgers die zoveel hebben doorstaan tijdens de oorlog ontzettend zichtbaar en voelbaar maken. Wat mij hierbij opvalt is hoe deze gebeurtenissen, zelfs tachtig jaar later, nog steeds zoveel betekenis hebben voor zovelen in Nederland. De herinnering blijft voortleven en in de afgelopen jaren heb ik veel nieuwe initiatieven van de grond zien komen zoals het Nationaal Holocaustmuseum in Amsterdam, maar ook nieuwe monumenten zoals het Invasiemonument Westkapelle en het Lost Over Sea Tribute in Egmond aan Zee. De betrokkenheid van Nederlanders bij de herdenkingen van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog is indrukwekkend. Neem bijvoorbeeld de regio Arnhem die elke september kastanjerood, ofwel maroon, kleurt ter ere van de herdenkingen van Operatie Market Garden. Deze nationale en regionale herinnering aan de oorlog
is ontzettend tastbaar en de Nederlandse herinneringscultuur, waarin de democratische waarden centraal staan, is een bron van inspiratie voor ons allen.
Bijzondere momenten
Dit jaar is natuurlijk extra speciaal omdat we tachtig jaar bevrijding van Nederland vieren; een mijlpaal voor zowel het Verenigd Koninkrijk als Nederland. Ik heb veel aangrijpende en ontroerende evenementen en herdenkingen bijgewoond, maar twee momenten zijn mij in het bijzonder bijgebleven. Afgelopen januari was ik te gast bij het Namen Lezen op het terrein van voormalig Kamp Westerbork. Tijdens deze bijzondere herdenking, waarbij gedurende zes dagen en vijf nachten de namen van meer dan 100.000 Holocaustslachtoffers werden voorgelezen, las ik de namen voor van baby’s, kinderen, tieners en volwassenen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vervolgd, gedeporteerd en vermoord. Pijnlijk en confronterend, maar juist daarom zo belangrijk: door het blijven uitspreken van hun namen blijven we hen herdenken. De manier waarop herdenkingen in Nederland zijn vormgegeven en hoe hiermee de herinnering levend wordt gehouden, is uniek.
Het tweede moment dat direct bij mij opkomt als ik terugblik op het afgelopen jaar is de herdenking van tachtig jaar Operatie Market Garden op de oorlogsbegraafplaats van Oosterbeek. Tijdens deze herdenking legde de Britse Arnhem-veteraan Geoff Roberts, dit jaar 99-jaar oud, een krans. Hij liep daarbij de lange weg naar het monument, langs de graven van de soldaten die sneuvelden in de strijd waarin hij zelf vocht voor onze vrijheid. Werkelijk een prachtig en ontroerend moment.
Als North Sea Neighbours delen het Verenigd Koninkrijk en Nederland een historische vriendschap en in de afgelopen vierenhalf jaar heb ik steeds meer geleerd over de nauwe banden die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn ontstaan tussen beide landen. Onze relatie gaat vierhonderd jaar terug, maar het was tijdens de Tweede Wereldoorlog dat deze zich verder verdiepte
en verstevigde. Van het Nederlandse koningshuis dat tijdens de oorlog in ballingschap in Engeland verbleef en het clubhuis van de Engelandvaarders aan Hyde Park 23 in Londen, tot de geallieerde operaties om Nederland te bevrijden – de banden zijn diep geworteld en gebaseerd op gedeelde waarden als democratie, vertrouwen, respect en begrip.
Vriendschappen
Ook op persoonlijk niveau ontstonden er sterke banden tussen inwoners van beide landen. Neem het verhaal van Kate ter Horst, ook wel de Engel van Arnhem genoemd. Tijdens de Slag om Arnhem zorgde zij in haar huis in Oosterbeek voor meer dan driehonderd gewonde Britse soldaten. Na de oorlog speelden zij en haar man een belangrijke rol in de jaarlijkse herdenking van de slachtoffers van de Slag om Arnhem op de Airborne Begraafplaats in Oosterbeek. Hun deur stond altijd open voor terugkerende Britse veteranen en door de jaren heen werden er vele vriendschappen gevormd. Kate’s dochter Sophie Lambrechtsen-ter Horst woont nog steeds in haar ouderlijk huis in Oosterbeek en onderhoudt tot op de dag van vandaag contact met families en nabestaanden van veteranen. Afgelopen september bezocht Hare Koninklijke Hoogheid prinses Anne het ouderlijk huis van Sophie – een ontroerende ontmoeting die veel betekenis had voor beiden. Ik weet dat er door heel Nederland veel soortgelijke verhalen te vinden zijn; van vriendschappen die ontstonden uit gedeeld leed en verlies, maar ook uit hoop en liefde.
Wij zullen het heldendom en de offers van allen die moedig streden voor onze vrijheid nooit vergeten. Het Verenigd Koninkrijk en Nederland blijven zich samen inzetten om de relatie tussen de twee North Sea Neighbours te onderhouden, te versterken en te verdiepen. Juist vanwege de complexe uitdagingen waar we samen voor staan, blijft dit uiterst relevant en belangrijk. We hebben allemaal de plicht het verleden te blijven herinneren en te herdenken, om ervoor te zorgen dat de geschiedenis zich niet herhaalt. <
Hare Koninklijke Hoogheid
Prinses Anne op bezoek bij
Sophie Lambrechtsen-ter Horst in Oosterbeek (2024)
Ambassadeur Joanna Roper met veteranen Geoff Roberts en Don Turrell tijdens hun bezoek aan Nederland (2023)
Wat betekent vrijheid voor jou? Met die vraag riepen Kunstbende en de Bevrijdingsfestivals jongeren op een artwork te maken voor alle 14 Bevrijdingsfestivals. Of ze dat nou digitaal deden, met verf, potlood, fotografie of welke vorm dan ook: de keuze was aan hen!
Elk bevrijdingsfestival koos één winnaar die door ging naar de landelijke workshopdag waar de winnaars samen met het Amsterdamse reclamebureau KesselsKramer aan de slag gingen om tot één beeld te komen dat overal in Nederland als hét campagnebeeld voor de Bevrijdingsfestivals te zien zal zijn. In de studio van AGA LAB zeefdrukkers kwamen de jongeren en het team van reclamebureau KesselsKramer bijeen om met elkaar tot één ontwerp te komen en om van de verschillende ontwerpen een collage samen te stellen. Benieuwd naar het definitieve beeld? Dat wordt op 16 april feestelijk onthuld in Groningen, tijdens de nationale viering van de bevrijding van het noorden en oosten van Nederland.
door redactie foto’s Karl Schulze
Bestuurscolumn
In de kantlijn van de geschiedenis
door Rocky Tuhuteru
Aan mij wordt met enige regelmaat de vraag gesteld of de Nationale Herdenking op 4 mei ook relevant is voor de Molukse gemeenschap. Of voor anderen met een achtergrond in voormalig Nederlands-Indië en Indonesië.
Ik zie de belangstelling groeien. De aandacht voor de oorlog van mijn Molukse ouders en grootouders is er. De informatie is er ook. Er zijn boeken vol over geschreven. Maar het is nog steeds hard werken om die aandacht vast te houden. Bijvoorbeeld over de rol en inzet van studenten uit de toenmalige kolonie in het Nederlandse verzet tegen de Duitse bezetter. In de kantlijn van de geschiedenis lees ik ook over Indische piloten die in geallieerde vliegtuigen aanvallen uitvoerden op nazi-Duitsland. Of over het Moluks verzet tegen de Japanners in Thailand en op Papua.
Dit gaat over mensen zoals ik. Door die herkenning raakt de oorlog je persoonlijk en voel je dat de gevolgen van oorlog relevant zijn. Tot op de dag van vandaag. In mijn vroegere werk als journalist en programmamaker bij de publieke omroep heb ik regelmatig aandacht besteed aan de Tweede Wereldoorlog. Dus over de Duitse bezetting van Nederland alsook de strijd in Nederlands-Indië. De kennis van toen is gegroeid, maar die moet je onderhouden. Dat brengt mij bij Dieuwertje Blok, die ons
voorjaar 2025
onlangs is ontvallen. Ik heb de eer gehad om samen met haar televisie te maken voor de KRO. Zij refereerde tijdens haar indrukwekkende toespraak tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei op de Dam in 2023 aan een foto van een strand tijdens de oorlog. Met daarop zonaanbidders en een bord op de duinen dat het strand voor Joden verboden is. En Dieuwertje vroeg zich af wat zij op zo’n zonnige dag zou hebben gedaan. De foto waarover Dieuwertje sprak, maakte ook deel uit van het project ‘De Tweede Wereldoorlog in 100 foto’s’. Zij had deze foto speciaal voor dit project uitgekozen. Voor hetzelfde project koos ik de foto van de zeer jonge Molukse verzetsstrijdster Coos Ayal, die na de capitulatie van Japan in 1945 uit de jungle kwam met de rood-witblauwe Nederlandse vlag. Zou ik, net zoals Coos Ayal toen, ook voor het verzet hebben gekozen? Het waren en blijven relevante vragen. Voor Dieuwertje. Voor mij. Voor Nederland. <
NC Magazine publiceert elk nummer een gesprek tussen twee mensen van verschillende generaties. Een dubbelinterview met zanger en muzikant Herman van Veen (1945) en journalist en NOS-presentator Simone Weimans (1971) over deze verwarrende tijd, waar oorlog in Europa dichterbij lijkt dan ooit.
‘Kunnen we niet beter echt op de barricaden gaan staan?’
door Leonard Ornstein en Larissa Pans foto’s Merlijn Doomernik
Het gebeurt weleens dat Herman van Veen optreedt op 4 mei. Hij begint dan enige minuten na acht uur zijn show. Later dan gebruikelijk, zodat hij twee minuten stil kan zijn. Het ‘bevrijdingskind’ heeft de Tweede Wereldoorlog dan wel niet bewust meegemaakt, de naweeën ervan wel. “Een kapotte wereld die moest worden opgebouwd en kapotte mensen die weer een kompas moesten vinden.” Herman groeide op met zus Hanneke en zusje Mary in een volkse straat in Utrecht. Vader – socialist van de oude stempel –was typograaf. Moeder, zoals bijna alle moeders in die tijd, huisvrouw. Opgroeien in naoorlogs Nederland betekende dat de maatschappij nog doordesemd was van de net voorbije jaren van bezetting en terreur, vertelt Van Veen. Op zijn Montessoribasisschool ging het “ongelooflijk vaak” over de Tweede Wereldoorlog, directeur Abraham Mok - een Joodse man met een lamme arm – vertelde “enorm indringend” over de oorlog. Utrecht was in opbouw. “De straten lagen open, overal lag zand, de groenteman en de melkboer kwamen met paard en wagen. Reed er een auto voorbij dan ging de vitrage opzij: ‘Een auto!’” Kleurrijk schetst Van Veen, artistiek multitalent, de “mart” in Utrecht in zijn jeugd, vol gebutste mensen. “Liep je over de markt, zag je mensen op krukken met anderhalf been. Of je greep in een handschoen waar niets in zat. Dat was niet zeldzaam.” Zelfs het huis in de Kievitsdwarsstraat waarin de zanger opgroeide, ademde nog oorlog. “Het was er zo leeg. Er stonden een tafel, een paar stoelen, een kachel en een opwindklok. De zolderkamers waren verdwenen, al het hout was opgestookt in de oorlog. Onder het dak in de lege ruimte hingen van die roodachtige electriciteitsbuizen, er fladderden vleermuizen, ik vond het er fantastisch. In mijn jeugd werd dat huis langzaam terugveroverd. Mijn ouders hadden één boekenkast, die stond in de deftige kamer en daar mochten wij, de kinderen, niet komen, en die boeken mochten we niet lezen.”
Weimans: “Waarom mochten julie die
boeken niet lezen?”
Van Veen: “Dat waren gewone boeken, maar ook boeken over de oorlog. Dat was eng voor ons, te vroeg.”
Spannende dingen
Zijn vader had in het verzet gezeten, Jan van Veen. Met enkele vrienden maakte hij deel uit van een knokploeg en hij drukte onder andere verzetskrant Het Parool. Er is een zwart-witfoto van die jongemannen, de knokploeg in hun legergroene pakken met geweren. “Het viel me nu op hoe jong ze allemaal waren. Begin twintig, net na de bevrijding. Ze stonden daar in hun pakken, de petten schots en scheef op het hoofd.” “Spannende dingen” had vader Jan gedaan in de oorlog, wist het muzikale, ondernemende jongetje. Zijn moeder had vaak in doodsangst gezeten. “De relatie van mijn ouders was vooral door de oorlog zo hecht geworden. Omdat ze er samen doorheen waren gekomen. Ze lagen arm en arm in bed.” Leven met een verzetsman betekende dat “alles kantje boord was”, zegt hij. “Komt Jan wel thuis?, was de voortdurende angst van mijn moeder in oorlogstijd. Er was een gewapende
verzetsactie geweest, Jan kon niet mee, hij had dysenterie. De actie liep mis, de groep liep in de val. “Twee maten van hem zijn afgeschoten. Dat had hij ook kunnen zijn, ware het niet dat hij ziek was op die dag. Het was een groot verdriet voor mijn vader.” Op 4 mei was het steevast mis. Jan van Veen, rasoptimist en organisator van de personeelsfeesten van de drukkerij en van de Grafische Bond, de zonnige man die artiesten als Snip en Snap en Eddy Christiani kende, veranderde op die dag totaal. Hij werd dronken en was onaanspreekbaar. “Als kind vond ik dat hij een gevaarlijk gezicht kreeg. Een verbeten hoofd van graniet. ‘We zijn wel stil hè’, zei hij dan tegen ons. Natuurlijk waren we stil. Na de stilte begon de opmaat naar Bevrijdingsdag. Mijn vader ging naar café de Witte Ballonnen en ontmoette daar zijn maten uit het verzet. Hij kwam vervolgens ongelooflijk lam thuis. Mijn moeder had daar geen woorden voor, ze werd heel stil. Dat was standaard onze 4 mei. Eén keer per jaar, verder was hij matig met alcohol.” Hoe was dat voor hem om mee te maken? Opeens spreekt hij in de derde vorm enkelvoud: “Je ziet je vader niet graag kotsend
in de wc, niet kunnen uitleggen wat er aan de hand is en je moeder die daar begrip voor heeft. Dat is voor een kind een te volwassen situatie om aan te zien.” Op Bevrijdingsdag was Jan weer zichzelf. “Ging hij de revue doen, feestvieren, was hij weer een ontzettend vrolijke man.”
Weimans heeft “totaal geen oorlogsgeschiedenis”, maar ze was altijd gefascineerd door het Zadkine-beeld ‘De verwoeste stad’ in Rotterdam, de stad waar ze opgroeide. “Dat bronzen beeld van een mens zonder hart. Het verbeeldde zo goed wat er ooit met mijn stad was gebeurd.” Tegen Van Veen: “De Tweede Wereldoorlog zit niet in mijn DNA, zoals bij jou. Mijn ouders groeiden op in Suriname, mijn opa was timmerman, de oorlog was ver weg.” Walther Weimans en Rinette Schotsborg ontmoetten elkaar voor het eerst in Nederland. “Mijn moeder was een vrije, feministische vrouw, bezig met het vrouwenwerk en ze was schoolmaatschappelijk werkster. Mijn vader was strenger. Ze waren allebei heel actief in het sociale leven in Rotterdam, altijd voorzitter van van alles, de voetbalclub, het koor.” Haar jeugd in de jaren zeventig en tachtig was
er een van vele clubjes, bibliotheekpas, theaterbezoek, geld ophalen voor ontwikkelingslanden. “Een heel gelukkige, vrije jeugd”, concludeert Weimans. Benieuwd naar de wereld was ze altijd al. Vader onderwijzer, moeder maatschappelijk werker, een oudere halfbroer Steven en zus Marga. Haar ouders gingen uit elkaar toen ze twaalf jaar was. Weimans, nuchter: “Hij was een hele lieve vader, maar ook een vreemdganger. En wij als kinderen vonden het logisch dat mijn moeder alleen verder ging met ons. Ze pasten totaal niet bij elkaar. Ik vond het geen groot trauma, het was noodzakelijk.” Lachend: “Mijn vader vond alle vrouwen leuk en aardig, dus dat ging niet.”
in de tuin. Certificaten aan de muur van ‘ere-Harlekijnen’, zoals Ramses Shaffy en Conny Stuart. Van Veen, in kobaltblauwe coltrui, energiek en een rasverteller. Weimans, felblauwe top, drie gaatjes in elk oor, uitbundige lach. Ze presenteert voor de NOS-uitzending jaarlijks het 5 meiconcert op de Amstel op 5 mei.
Die andere geschiedenis
‘ Een kapotte w ereld die moest worden opgebouwd en kapotte mensen die weer een kompas moesten vinden’
We spreken dit bijzondere gelegenheidsduo een week voor Van Veens tachtigste verjaardag. De podiumkunstenaar heeft een loeidruk schema voor de boeg, met meer dan honderd optredens in Nederland en Duitsland. We zitten in de zonovergoten bibliotheek in een wit landhuis in Soest. Planken met cd’s en boeken, bakken met platen, kunst aan de muur. Als hij spreekt met zijn kenmerkende timbre, spelen onwillekeurig melodieuze hits als Hilversum III en Anne door je hoofd. Dit is Herman van Veens domein, op landgoed De Paltz waar alle creativiteit samenkomt. Theater, kunst, muziek, een café en een Harlekijn-winkel herbergt het landhuis, evenals zijn archief en bibliotheek. Een grote, gele Alfred Jodocus Kwak zetelt op het podium van het theatertje
Aan de Nationale Herdenking op 4 mei deed het gezin-Weimans steevast mee, vertelt ze. “Dan keken we het journaal, mijn ouders waren heel erg van het achtuurjournaal... heel raar dat ik er nu soms zelf sta. En we waren natuurlijk twee minuten stil, ook al wist ik niet precies aan wie ik moest denken. Die Nederlandse culturele evenementen, zoals Koningsdag en 4 en 5 mei, dat hoorde erbij. Mijn moeder vindt het ook fantastisch dat ik die uitzending presenteer.” Maar toch, een tijdje voelde het voor haar toch, zoals Weimans zegt, als “júllie geschiedenis”, de Tweede Wereldoorlog. Twee jaar geleden maakte ze voor het eerst de Nationale Herdenking op de Dam mee. “Ik was zó geraakt. Ik voel nog altijd de emoties van zo’n heel stille menigte.” Als tiener las ze Wij slaven van Suriname, het beroemde boek van Anton de Kom stond bij haar vader in de kast. “Hij is bijzonder voor mij, omdat hij iemand was die op mij lijkt, een Surinamer. Anton de Kom durfde zich al vroeg uit te spreken tegen het kolonialisme en kwam ook nog eens in het verzet tegen de nazi’s. Hij had een zelfbewustzijn dat me aansprak.” En dan is er nog die andere geschiedenis, die ze in zich draagt omdat ze Surinaamse wortels heeft. “Mijn vader stamt af van de marrons, de mensen die de jungle in vluchtten om aan de slavernij te ontkomen. Hij was trots, was zich bewust van zijn afkomst.” Pas sinds een jaar of tien is er op televisie en in de samenleving meer aandacht voor een diversere vorm van geschiedschrijving, waarin het slavernijverleden en de geschiedenis van voormalige Nederlandse kolonieën aan bod komen. Weimans weet nog de eerste
Keti Koti-herdenking die ze presenteerde, zeven jaar geleden. “Het was op een regenachtige julidag, er stonden drie honden en een paardenkop. Ik stond onder een lullig partytentje, de NOS had er nauwelijks geld in geïnvesteerd. Serieus, is dit het?!, dacht ik. Maar in de loop der jaren groeide het activisme er omheen en kwam er meer politieke aandacht.” Ja, ze vindt het bijzonder dat ze er deel van uitmaakt. “Een deel van mijn geschiedenis wordt nu gezien. En dan staat de koning daar in het Oosterpark bij het slavernijmonument en hij biedt zijn excuses aan. Toen ik zeven jaar geleden onder die partytent stond, had ik nóóit kunnen bevroeden dat dit zou gebeuren. De excuses van de koning emotioneerden me vooraf meer dan ik had verwacht.”
Een muurtje
U vertelt dagelijks aan ons over de ellende in de wereld. Hoe wapent u zich daartegen? Komt de emotie nog binnen? Weimans: “Zeker wel, maar ik laat het niet zo diep toe. Dan zou ik huilend op de grond liggen. Dat kan niet. Dus ik kijk er op de momenten dat ik werk heel zakelijk naar. We overleggen wat het verhaal wordt, welke correspondenten we moeten heb-
ben. In mijn stem, in hoe je het vertelt, zit de zwaarte. Toen ik pas bij de NOS werkte, vond ik het wereldnieuws veel heftiger dan nu.” Al was er wel een ‘O my God’-moment vertelt ze, toen ze keek naar de clash tussen de Amerikaanse president Trump en de Oekraïense president Zelensky in het Witte Huis. De onderhandelingen over vrede die ontaardden in een hevige ruzie voor het oog van alle journalisten. Trump zette Zelensky uit het Witte Huis. “Hoe kan het dat een land dat door een agressor zó is aangevallen, door zijn eigen bondgenoot zo wordt gekleineerd? Maar dan moet ik wel diezelfde avond zeggen (ze zet een neutrale stem op) ‘Zo en zo zit het in elkaar.’” Ze schiet in de lach. “We hebben veel galgenhumor op het werk en we praten veel met elkaar. Dat helpt allemaal, anders houd je het niet vol.” En hoe doet ze dat met vreselijke beelden van Soedan, Gaza en Oekraïne, bouwt ze dan maar een muurtje om zich heen? Ze knikt. “Ik kijk zo min mogelijk. Als er heel nare beelden in het Journaal zitten, ga ik die niet de hele tijd zitten consumeren. Ik kijk weg, net als wat mensen thuis doen.”
Ze pakten beiden de beslissende momenten in hun leven. Simone – het
‘ De excuses van de koning emotioneerden me vooraf meer dan ik had verwacht’
nieuwsgierige meisje, “Op het irritante af, denk ik, ik stelde constant vragen” – deed als 12-jarige mee aan het VARAradioprogramma Schuurpapier en wist: dit is het voor mij. Herman, het altijd fluitende schooljongetje, kreeg een viool in de handen gedrukt van zijn meester en raakte verliefd op het instrument. En er was de jaarlijkse aubade op 5 mei, alle Utrechtse schoolklassen zingend op het Domplein. “Daar werd bij mij het vuur voor het zingen aangestoken. Zo’n geluksgevoel dat dat gaf.” Ze maakten van hun aangeboren fascinatie en van hun talent zeer succesvol hun beroep. In liedjes, in shows en in zijn boeken beschouwt Van Veen de tijd; Weimans zit bovenop de tijd en heeft live contact met allerlei NOS-correspondenten in brandhaarden over de hele wereld. Een kalm baken in de woelige zee van het wereldnieuws. Ze formuleren allebei zorgvuldig en soepel tegelijkertijd. Er wordt gelachen, maar de
toon is serieus. De actualiteit dringt zich op, staat als een luidruchtige oom in de kamer. De ongenode gast waar je niet omheen kunt. ‘De nieuwe koning van Amerika’, om met Van Veen te spreken, maar dan wel een vorst met zeer despotische trekjes, stampt door de porseleinkast. Van Veen: “Alles wat hij ons de afgelopen jaren heeft gezegd, hebben we onderschat. We dachten dat het zo’n vaart niet zou lopen. Maar we hadden het kunnen weten. Dus onze verbazing is verbazingwekkend.”
Weimans: “Mensen geloven niet dat oorlog hier weer kan ontstaan. Maar de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, spreekt heel onheilspellende woorden. Wij waren er allemaal niet bij in de jaren dertig van de vorige eeuw. Nu zitten we erbij en kijken we ernaar. Extreem angstaanjagend vind ik het.”
Van Veen snelt naar boven, print een toespraak uit, citeert: De kleinste vonken/van intolerantie/kunnen oplaaien tot een/ verwoestend vuur.
Er is een gevaar dat we niet zien, zegt hij, die razende, almaar sneller doordraaiende wereld. “Wat ons bedreigt is de snelheid. De snelheid van de communicatie. Het is allemaal nu en tegelijkertijd. De reactie op het nieuws is de actie. De reactie wordt actueler dan de actie. De reactie wordt groter uitgelicht dan de actie, waardoor je een acceleratie krijgt van werkelijkheid. Daar weten we nog niet goed raad mee.”
Maar hoe zal het grimmige sprookje van die overzeese koning eindigen, vragen we aan verhalenverteller Van Veen. “Hij denkt dat hij door zijn beleid een optie op onsterfelijkheid neemt. Tragisch.” Weimans, als aan het eind van het gesprek de somberte over ‘de toestand van de wereld’ de overhand neemt, zegt in een opwelling: “Ik dóe niks. Ik sta daar en vertel het. Kunnen we niet beter echt op de barricaden gaan staan? Vechten. Ik vraag dit me soms wel af.” <
Over Herman van Veen (1945): is zanger, muzikant, schrijft verhalen, liedjes en gedichten. Dan houdt het nog niet op: hij schildert, acteert, componeert en regisseert ook. Na het conservatorium volgde een rijke, lange carrière die nog altijd doorgaat. In 1965 maakte hij zijn theaterdebuut met het soloprogramma Harlekijn (Niemands knecht, niemands baas). Er waren vele hits, o.a. Anne, Toveren, Zo vrolijk, Opzij opzij opzij en er is een filmcarrière, o.a. zijn rol in Ciske de Rat (1984). Dit jaar trad Van Veen bij de Nationale Holocaust Herdenking in het Amsterdamse Wertheimpark op.
Over Simone Weimans (1971): is journalist, presenteert sinds 2011 het NOS Journaal en het radio 1-programma Met het Oog op Morgen. Ze studeerde communicatiewetenschappen en begon haar carrière bij de radio (De Wereldomroep en bij de VARA: De Ochtenden, Radio Kassa). Weimans presenteert sinds enkele jaren het 5 mei-concert op de Amstel, en presenteert de Keti Koti-herdenking op 1 juli. Van vaderskant stamt ze af van marrons.
Uitzonderlijk werk door doodgewone mensen
Hoe Oost-Nederland
zich ontwikkelde tot spil
van verzet
Tachtig jaar na de oorlog zou je verwachten dat ons oorlogsverleden geen hele grote verrassingen meer kent. Maar dan moet het wel verteld worden. Of zoals directeur Gerda Brethouwer van het Nationaal Onderduikmuseum in Aalten zegt: “Zwijgzaamheid was in de oorlog natuurlijk een grote deugd. Maar na de oorlog ook de reden dat veel bijzondere verhalen niet de aandacht kregen die ze verdienden. Zoals over het Dutch National Battallion en Klein Engeland…”
Bijzondere verhalen, ontstaan onder bijzondere omstandigheden. Met doodgewone mensen in de hoofdrol. Brethouwer: “Oost-Nederland was toen nog meer dan nu een rustig, dunbevolkt, landelijk gebied. Tegen de Duitse grens, op de route van Engeland naar Duitsland. En bevolkt door mensen die van nature nuchter en redelijk zwijgzaam zijn.” Die bijzondere combinatie maakt dat tijdens de gehele Tweede Wereldoorlog talloze mensen op onderduikadressen zijn opgevangen. “Aanvankelijk gaat het vooral Arbeitzeinsatz-weigeraars – mannen die niet in Duitsland tewerkgesteld willen worden – vanuit de eigen bevolking. Maar gaandeweg de oorlog groeit deze groep.”
Verzetsorganisatie
door Timo Waarsenburg
Er komen Franse en Belgische militairen die gevlucht zijn uit Duitse kampen net over de grens. Joden uit alle hoeken van het land op de vlucht voor deportatie. En steeds meer geallieerde piloten die boven Nederland zijn neergehaald. “Die enorme toestroom van onderduikers naar Oost-Nederland maakt dat
daar een sterke en goed gestructureerde verzetsorganisatie ontstaat”, schetst Brethouwer. “Deze Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) biedt hulp en onderdak aan onze ‘eigen’ onderduikers. Geweldloos met onderduikadressen. Maar met de uitbreiding van de zogenoemde LKP, de Knokploegen als gewapende tak van de LO, ook gewelddadig om voor al die onderduikers bijvoorbeeld aan voedselbonnen te komen. Ook zorgt dat verzet voor een systeem om hier gestrande geallieerde piloten via Limburg en België terug op weg te helpen naar Engeland.”
In Hengelo en in Lichtenvoorde ontstaan zo zelfs echte ‘pilotenenclaves’. De laatste plaats staat hierdoor tot ver na de oorlog bekend onder de geuzennaam Klein Engeland. “Oost-Nederland wordt met het verstrijken van de oorlogsjaren ook voor de geallieerden steeds belangrijker: het uitgestrekte en relatief dunbevolkte gebied blijkt namelijk zeer geschikt voor het afwerpen van wapens voor het verzet. Zodat, als de bevrijding van Europa
daadwerkelijk zou beginnen, er ook achter de linies gewapende hulp zou zijn”, aldus Brethouwer.
Ardennenoffensief
Met de invasie van Frankrijk in juni 1944, wordt die bevrijding daadwerkelijk ingezet. En op 12 september bevrijden Amerikaanse troepen in Zuid-Limburg de eerste Nederlandse plaats. Het ontzet van de rest van ons land lijkt slechts een kwestie van tijd. Maar de geallieerde opmars loopt vast bij Arnhem. In het najaar van 1944 wordt Nederland onder de grote rivieren bevrijd, maar alles daarboven moet wachten. Ondertussen proberen de Duitsers in de winter van ’44 het oorlogstij te keren met het Ardennenoffensief. De wekenlange gevechten tussen geallieerden en Duitsers in België zorgen ervoor dat de ontsnappingsroute voor gestrande piloten via Limburg geblokkeerd raakt.
Brethouwer: “Het verzet in de regio is dan al goed georganiseerd, er zitten heel veel onderduikers en er zijn veel wapens. En nu kunnen gestrande vliegers niet meer wegkomen. En dat leidt
Een onderscheiding voor mensen uit verzet uit Apeldoorn en Lichtenvoorde (1949)
ertoe dat er van de nood maar een deugd wordt gemaakt: deze geoefende militairen trainen het verzet in het gebruik van hun nieuw verkregen wapens.”
Als de Canadezen eind maart 1945 de Achterhoek binnenvallen, hebben ze grote behoefte aan infanterie, ter ondersteuning van de flankdekking van de eigen troepen. “Een oproep voor ondersteuning levert binnen twee dagen meer dan vierhonderd vrijwilligers op om mee te vechten met de Canadezen aan het front”, vertelt Brethouwer. Op 15 april 1945 vertrekt dit kersverse vrijwilligersleger van circa 440 onderduikers, verdeeld over drie compagnieën onder leiding van verzetsman en Bataljonscommandant Bob Krul als Dutch National Battallion (DNB) vanuit Aalten naar de IJssellinie.
Brethouwer: “In juli 1945 wordt het DNB opgeheven en worden zijn manschappen ingedeeld bij het Regiment Infanterie van de Koninklijke Landmacht. Sommigen blijven in dienst, hier voor de mijnenopruiming of in voormalig Nederlands-Indië om de Japanners te verjagen. Anderen keren terug naar hun oude levens. Maar vrijwel iedereen zwijgt, net als zovelen van hun generatie, na de oorlog over hun bijzondere werk in uitzonderlijke tijden.” <
Boven: Geallieerde soldaten op de boerderij.
Onder: Een schuilplaats in een stal.
Piloten-enclave Klein Engeland
De ‘pilotenlijn’ waarlangs vliegers die boven ons land waren neergehaald weer terug probeerden te komen naar huis, was een netwerk van locaties en personen tot aan de Spaanse grens. Het gros van de neergehaalde vliegers die in Nederland terechtkwamen, belandde uiteindelijk in Limburg. Vandaar werden ze over de grens geholpen naar België. Niemand binnen dit breed vertakte netwerk had zicht op de hele lijn.
“Er zijn heel veel ogenschijnlijk opzichzelfstaande verhalen van opvang van of hulp aan piloten in het land. Maar zie al die verhalen maar eens boven water te krijgen en te plaatsen in een groter verhaal waarvan niemand de volle omvang kent”, zegt onderzoeker Roland Bonsen uit Lichtenvoorde.
Doorgesluisd
Samen met plaatsgenoot Theo Leemreize doet hij onderzoek naar de grote rol die Lichtenvoorde in dit netwerk speelde. “Tijdens de oorlog zaten honderden mensen ondergedoken in Lichtenvoorde. En nog eens honderden ontsnapte Belgische en Franse krijgsgevangenen werden er kortstondig opgevangen en doorgesluisd naar het zuiden. Net als minstens honderd piloten en bemanningsleden van vliegtuigen van wie we de namen kennen. Zij zijn uiteindelijk bijna allemaal via Limburg op pad gegaan in de hoop Engeland te bereiken.”
Leemreize: “Lichtenvoorde was echt een verzamelplaats voor neergeschoten vliegers. Al tijdens de oorlog stond de plaats te boek als Klein Engeland. En die naam heeft het in de volksmond ook na de oorlog nog jaren gehouden. We zijn vooral benieuwd hoe het kan dat piloten van heinde en verre naar Lichtenvoorde werden gebracht. En ook: hoe liepen de aan- en afvoerlijnen?”
Katholiek
De zoektocht wordt bemoeilijkt doordat er in die tijd natuurlijk niets op schrift werd gesteld en vrijwel alle schakels langs persoonlijke contacten liepen. “Lichtenvoorde was een katholieke enclave in voornamelijk protestants gebied”, weet Leemreize. “We vermoeden daarom dat er veel mensen vanuit katholieke netwerken hier zijn beland. Zo weten we dat er contacten bestonden met Zundert en Baarle-Nassau. En later vooral met Echt. Waarschijnlijk hebben katholieke priesters en organisaties, die hun eigen netwerken hadden, hier een rol in gespeeld. Maar als iemand daar meer informatie over heeft, houden we ons aanbevolen.”
Bonsen: “Wij zijn op zoek naar puzzelstukjes, in de vorm van verhalen, documenten, gebeurtenissen of overleveringen uit het hele land om de rol van Klein Engeland tachtig jaar na dato te ontrafelen. Of in elk geval enigszins te kunnen reconstrueren.”
Hoe en wanneer werd de Holocaust bespreekbaar? Op welke manier hebben alternatieve herdenkingen de Nationale Herdenking structureel beïnvloed? En hoe hebben discussies over de betekenis van vrijheid zich ontwikkeld door de jaren heen? Zomaar wat vragen die in de bundel 80 keer 2 minuten. Over tachtig jaar herdenken, vieren en het herinneren van de Tweede Wereldoorlog voorbijkomen en die schrijvers als Lisa Weeda, Robin Block, Hinke Piersma, Kim Putters, Bart Wallet, David Wertheim en vele anderen in uiteenlopende hoofdstukken proberen te beantwoorden.
Een boek dat er kwam omdat het Nationaal Comité 4 en 5 mei graag wilde stilstaan bij de rijke herdenkingstraditie die ons land heeft, vertelt Sophie van den Bergh, projectleider en tevens redacteur van de bundel. “We vieren dit jaar tachtig jaar vrijheid. Dit bijzondere herdenkingsjaar is een mooie aanleiding voor zo’n boek.” Maar dat niet alleen, de bundel is ook bedoeld om bepaalde hiaten op te vullen die zowel bij het comité leven als bij andere onderzoekers en WOIIinstellingen. Van den Bergh: “Wij krijgen bijvoorbeeld veel vragen over wanneer de Joodse slachtoffers voor het eerst werden herdacht. Dat kun je dan weer op twee manieren opvatten: onofficieel en officieel, dus wanneer deze slachtoffers in het memorandum – de officiële tekst over wie we herdenken tijdens de Nationale Herdenking – werden opgenomen. Door het stuk
Een boek over tachtig jaar herdenken en vieren: ‘Als we straks weer op de Dam staan, klinken al die herdenkingen door’
80 keer 2 minuten, zo heet de bundel die het Nationaal Comité 4 en 5 mei dit voorjaar samen met Boom uitgevers uitbrengt. In het boek lichten vooraanstaande historici, creatieve denkers en literaire auteurs belangrijke momenten uit de herdenkingsgeschiedenis uit. Niet eerder werd dat op deze manier gedaan.
van historicus Maud van de Reijt, die hier onderzoek naar deed, hebben we daarover nieuwe informatie verkregen. Kennis die voor zowel onze organisatie als de wetenschap heel nuttig is.” Mederedacteur Matthijs Kuipers vult haar aan: “Herdenken en vieren bestaat uit heel veel facetten. De kern is niet alleen het memorandum, maar het gaat ook om alles eromheen: hetgeen erover gezegd wordt en al gezegd is, maar bijvoorbeeld ook de betekenis en functie van een monument binnen de herdenking. Dit alles bepaalt mede welke inhoud een herdenking of viering heeft.” Dus, blikt Van den Bergh vast vooruit naar 4 mei: “Als we straks weer op de Dam staan, klinken al die eerdere herdenkingen door.”
Nieuwe werelden scheppen 80 keer 2 minuten gaat niet alleen over wat de Tweede Wereldoorlog vandaag de dag nog betekent, maar ook in de toekomst zal betekenen. In het eerste deel van het boek worden de historische vraagstukken beantwoord door experts, bestaande uit zowel mensen uit het herinneringsveld als van wetenschappelijke instellingen. Daar doorheen verweven zijn vijf teksten die speciaal gericht zijn op de vijf momenten uit het tachtigste bevrijdingsjaar, waarin afgelopen september werd stilgestaan bij de bevrijding van het zuiden van Nederland, gevolgd door de Holocaustherinneringsmaand in januari, de bevrijding van het oosten en noorden van Nederland komende april en de Nationale
Herdenking en Viering van de Bevrijding op 4 en 5 mei. Het bijzondere herdenkingsjaar eindigt in augustus met het herdenken en vieren van het einde van de Tweede Wereldoorlog. In het tweede deel van het boek gaan literaire schrijvers in op de toekomst: hoe ziet herdenken er straks en over vijfhonderd jaar uit? “Kunst is een manier om nieuwe werelden te scheppen en daarmee mogelijkheden voor de toekomst te verkennen”, zegt Van den Bergh. “Wij waren heel benieuwd wat daaruit zou komen.” Juist deze genrewissel maakt het boek zo bijzonder, vindt Kuipers. “Het is misschien wel het eerste boek over herdenkingsgeschiedenis met literaire bijdragen.” Van den Bergh lacht: “Dat durf ik wel te zeggen, ja.”
Voor iedereen
Beide redacteuren hopen dat de inzichten uit het boek doorsijpelen naar de mensen die zich met dit onderwerp bezighouden. “Zij organiseren bijvoorbeeld lokale herdenkingen en vieringen door het hele land en vertellen zo de verhalen van oorlog en vrijheid door, omdat ze dat belangrijk vinden. Dit boek kan ze daarbij helpen”, zegt Kuipers. En, stippen Van den Bergh en hij aan: ook als iemand niets met geschiedenis of literatuur heeft, is het boek interessant. “Er staan heel toegankelijke teksten in. Neem het stuk van Philip Freriks bijvoorbeeld. En laat hem nou ook degene zijn die de 4 mei-voordracht houdt in De Nieuwe Kerk.” <
door Daphne van Breemen
‘Ik denk dat mijn moeder trotser is op mijn rol tijdens het 5 mei-concert dan dat ik in een uitverkocht Ziggo Dome sta’
De Zandvoortse Yves Berendse stond al in Koninklijk Theater Tuschinski en in een uitverkocht AFAS Live, en op Bevrijdingsdag komt daar ook het podium van het 5 meiconcert bij. Daar treedt hij niet alleen op, maar is hij ook mede-presentator. “Alles wat ik wil zeggen zit in het lied dat ik ga zingen.”
door Daphne van Breemen
Of hij een mooi lied wil zingen op het 5 mei-concert op de Amstel in Amsterdam? Toen zanger Yves Berendse, bekend van zijn nummer 1-hit Terug in de tijd, die vraag van het Nationaal Comité 4 en 5 mei kreeg, twijfelde hij geen moment. “Het was voor mij echt een bucketlist-ding”, vertelt Yves enthousiast in een café in Diemen. Het werd helemaal mooi toen het comité hem even later ook nog vroeg of hij het concert mede wil presenteren. Kom maar op, dacht hij. Dus deelt hij straks het podium met niemand minder dan Noraly Beyer, voormalig presentator van het NOS Journaal.
Grote eer
Natuurlijk is dat best spannend. “Het gaat niet om zomaar een of andere spelshow”, lacht Yves. “Het concert is een serieuze en zwaardere aangelegenheid met een ander en nieuw publiek.” En presenteren deed hij nog niet eerder. “Maar wat zei Pippi Langkous ook alweer? Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan. Nou, dat geldt voor mij ook.” De zanger is vooral vereerd dat hij muzikaal gastheer van het 5 mei-concert mag zijn.
“Vanwege mijn Joodse familiegeschiedenis zijn Dodenherdenking en Bevrijdingsdag bijzondere dagen bij ons thuis.” Hij herinnert zich nog dat hij als kind op 4 mei vaak buiten speelde en dat hij van zijn moeder dan per se om tien voor acht thuis moest zijn voor de Nationale Herdenking. “Destijds dacht ik: jeetje, waar maak je je druk om?! Om kwart over acht stond ik alweer buiten. Inmiddels snap ik haar.” Voor zijn moeder is dit waarschijnlijk het meest bijzondere wat haar zoon ooit zal doen, verzekert Yves. “Ik denk dat ze trotser is op mijn rol tijdens het 5 mei-concert dan dat ik aankomende juni in een uitverkocht Ziggo Dome sta.” Ook leuk: tijdens het concert zal de zanger het nummer Zwart wit van Frank Boeijen zingen. “Een lied dat echt een verhaal vertelt en goed de lading dekt: je moet elkaar niet in hokjes plaatsen. Eigenlijk zit alles wat ik wil zeggen al in dat lied.”
De Dam
Want ja, hoe breng je onder woorden wat vrijheid voor jou betekent? “Ik vind het moeilijk om dat exact te vertellen”, zegt de zanger. Enerzijds is vrijheid het kunnen doen en laten – “tot op zekere hoogte” – wat je wilt. Gaan en staan waar je wilt. “Dat ik op een vrije dag tegen mijn vriendin zeg: ik verras je en we gaan twee dagen naar Antwerpen.” Anderzijds ligt het veel dieper. “Een vraag die je misschien beter kunt stellen aan iemand die geen vrijheid heeft gekend.” Toch doet hij een poging: “Vrijheid is de hond uitlaten, langs de supermarkt lopen en een flesje wijn halen. Kleine dingen die voor ons vanzelfsprekend zijn, maar voor anderen helaas niet. Je weet het pas écht als je niet in vrijheid leeft”, besluit hij. We mogen dan in Nederland al tachtig jaar in vrijheid leven, toch vindt Yves het elk jaar weer “fantastisch” om te zien dat de Dam op 4 mei helemaal vol staat met mensen: “Dat zij allemaal, ongeacht hun achtergrond, voor vrijheid staan. Als ik ooit een kind krijg, weet ik hoe belangrijk het is dat ik dat belang doorgeef.”
Jet van Nieuwkerk kookt de Vrijheidssoep 2025
Een goed gevulde minestrone mét peterseliepesto en knapperige croutons on top
Leg je soeplepel maar klaar! Hier is dan eindelijk het recept voor de Vrijheidssoep 2025: een goed gevulde minestrone. Elke verjaardag staat dit gerecht bij Jet van Nieuwkerk, dit jaar chef van de Vrijheidssoep, en haar oma Jeanne van Munster (90) op tafel. Niet zo gek dus dat ze die familietraditie als uitgangspunt namen voor alweer de zesde editie van de Vrijheidssoep. De soep is helemaal vegan, dus iedereen kan ‘m maken. En heb je in de koelkast nog een broccoli of bloemkool liggen, doe ‘m er dan absoluut bij. Serveer de soep tot slot met een flinke lepel peterseliepesto en knapperige croutons bovenop. Aan de slag dus, eet smakelijk!
Minestrone met boerenkool en witte bonen
Voor 6 personen
Ingrediënten
3 eetlepels olijfolie
3 tenen knoflook, fijngehakt
1 prei, in ringen
2 wortels, in plakjes
2 stengels bleekselderij, in stukjes
1 courgette, in blokjes
150-200 g boerenkool of palmkool (naar keuze)
2 eetlepels tomatenpuree
1 blik tomaten (gepeld of in blokjes) (400 g)
Bereiding
Aan tafel!
1. Verhit de olijfolie in een grote soeppan op middelhoog vuur.
2. Voeg de knoflook, prei, courgette, wortel en bleekselderij toe en bak 5-7 minuten tot de groenten zacht begin te worden.
3. Voeg de tomatenpuree toe en bak dit 1-2 minuten mee.
4. Voeg dan het blik tomaten toe, samen met oregano, tijm, laurierblaadjes en een snufje suiker. Breng op smaak met zout en peper en roer alles goed door.
1 theelepel gedroogde oregano
1 theelepel gedroogde tijm
2 laurierblaadjes
1 snufje suiker (optioneel)
1,5 liter groentebouillon
1 blik (400 g) witte bonen (uitgelekt en afgespoeld)
Verse basilicum, gehakt (als garnering)
Zout en peper naar smaak
5. Voeg de groentebouillon toe en breng de soep aan de kook.
6. Voeg de boerenkool/palmkool toe.
7. Zet het vuur lager en laat de soep 20-25 minuten zachtjes pruttelen.
8. Voeg de kikkererwten of witte bonen toe en laat de soep nog 10 minuten doorkoken.
9. Haal de laurierblaadjes uit de soep.
10. Roer de verse basilicum erdoor en/of gebruik dit als garnering.
Serveer de soep met een flinke lepel peterseliepesto bovenop en knapperige croutons. Voor een echte Ribollita kun je de croutons in de soep laten weken, zodat het een stevige en vullende maaltijdsoep wordt.
‘Als je licht werpt op de schaduw, gaat de schaduw weg’
Concertpianist en componist Iris Hond heeft al op heel wat mooie plekken opgetreden; van de grootsheid van het Concertgebouw in Amsterdam tot de intimiteit van opvanglocaties voor dak-en thuisloze mensen. Ditmaal is het een podium op de Amstel, ter ere van tachtig jaar bevrijding. Een bijzonder moment. “Ik voel het gewicht.”
door Larissa Pans foto Feriet Tunc
In tijden als deze, waarin de echo’s van de Tweede Wereldoorlog dreigen te verstommen en nieuwe conflicten aan de randen van Europa woeden, is het des te meer van belang om de herdenking en viering te omarmen, vindt Hond. “Tijdens het 5 mei-concert speel ik ter ere van het verleden, voor de overlevenden en de nabestaanden. Maar ik speel ook voor alle mensen die nu in oorlog leven of mensen kennen in door oorlog verscheurde landen. Voor mij reikt vrijheid verder dan fysieke grenzen; het omvat ook mentale vrijheid – het vermogen om authentiek te zijn, om je vrij te kunnen voelen en te kunnen uiten. Het is mijn diepe overtuiging dat we jongere generaties moeten betrekken bij dit besef. Want we maken allemaal deel uit van die geschiedenis. Wij staan op de schouders van onze voorouders, en het is onze plicht om hun verhalen en ervaringen levend te houden.”
Verleden en heden
De pianiste ziet het 5 mei-optreden als “een krachtig tegengeluid tegen polarisatie en oorlogsgruwelen”. “Muziek bevrijdt enorm. In de meest tragische omstandigheden wordt vaak nog muziek gemaakt. Elke keer weer merk ik hoe muziek mensen verbindt.” Iris Hond is van vaderskant Joods. Als meisje voelde ze de pijn en het verdriet van haar vader, maar kon ze het niet goed plaatsen. “Mijn opa Salomon Hond was met zijn moeder ondergedoken. Na de oorlog waren zij de enigen van de familie die de oorlog overleefd hadden. Mijn vader is vernoemd naar de onderduikvader van mijn opa, die Steven heette.” Terugkerende nachtmerries over achternagezeten worden en moeten schuilen had Iris als kind, “Hele films speelden zich ‘s nachts in mijn hoofd af ”, haar vader had onverklaarbare angsten. In 2022 togen vader en dochter naar voormalig concentratiekamp Auschwitz. Ze ontdekten talloze ‘Hond’-slachtoffers in de eindeloze namenlijst. Ze kon het verdriet van haar vader en andere familieleden beter plaatsen na dit bezoek. “Mijn vader is meer open gaan staan voor de pijn om de vermoorde familieleden. Ik voel het meegedragen verleden, maar het is lichter geworden. Mijn vader en ik kunnen elkaar nu in de ogen kijken en begrijpen.”
De tocht gaf haar eveneens een belangrijk filosofisch inzicht: “Als je licht werpt op de schaduw, gaat de schaduw weg.” In 2025 was ze in Herinneringscentrum Kamp Westerbork in Drenthe.
“Eervol en confronterend tegelijk,” vertelt ze, “om een aantal van de namen van gedeporteerden voor te lezen.” “Het uitspreken van die namen, één voor één, bracht de gruwelijke realiteit van weggevaagde gezinnen, van baby’s tot grootouders, weer tot leven. Zes dagen en vijf nachten lang ging dit voorlezen door, het maakte op mij een onuitwisbare indruk van de omvang van het leed.”
Licht en donker Muziek maken, dat is háár bijdrage in het omzetten van pijn en verdriet in iets positiefs. In overleg met de organisatie besliste Hond wat haar muzikale aandeel wordt op Bevrijdingsdag. Op het programma staat haar allereerste geschreven compositie. Ze was elf jaar toen ze het componeerde. “Mijn hart was gebroken door het plotselinge verlies van een dierbare vriendin, en mijn vader zei toen iets wat me nooit meer heeft losgelaten: ‘Gebruik je verdriet als inspiratie, transformeer het tot iets moois’. Die woorden bleven maar door mijn hoofd spoken, en midden in de nacht kroop ik achter de piano. Daar, in die stille uren, ontstond mijn eerste muziekstuk, een eerbetoon aan mijn vriendinnetje. Het was een moment van pure bevrijding; de melodie vloeide voort uit mijn verdriet en gaf er een nieuwe vorm aan.” Het andere stuk is van de Italiaanse componist Einaudi. “Zijn muziek heeft een unieke kracht; hij weet mensen te raken en te verbinden zoals geen ander. Met deze twee stukken zal ik alles wat in mij zit geven om het publiek te laten horen hoe die transformatie werkt, van donker naar licht.” <
Over Iris Hond
Iris Hond (1987) is concertpianist en componist. Summa cum laude rondde Hond het conservatorium in Den Haag af. Ze componeert haar eigen muziek, geeft internationaal concerten en zet zich in voor de Iris Hond Foundation, die muziek brengt naar dak- en thuisloze mensen en andere kwetsbare groepen in onze samenleving. Onlangs zat ze aan tafel bij Bar Laat om te spreken over de gevonden stukken van Chopin en was ze te horen bij het programma Podium Klassiek. Hond behoort tot de derde generatie oorlogsgetroffenen, haar grootvader Salomon was Joods. Ze treedt dit jaar op bij het 5 mei-concert.
Op 21 januari, in de maand waarin herdacht werd dat tachtig jaar geleden vernietigingskamp Auschwitz werd bevrijd, is in Apeldoorn het hernieuwde Herinneringscentrum Het Apeldoornsche Bosch geopend door prinses Margriet. Daarmee werd eveneens het startsein gegeven voor diverse bijzondere herdenkingsactiviteiten gedurende de januarimaand.
Terugblik heropening vernieuwde
Apeldoornsche Bosch
door Redactie foto’s Martijn Beekman
In de Joods-psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche
Bosch woonden en werkten patiënten en personeel vanaf 1909. In januari 1943 eindigde dit abrupt toen de bijna 1400 bewoners en medewerkers in een grootschalige actie door de nazi’s werden gedeporteerd naar Auschwitz. Verreweg de meeste patiënten en personeelsleden kwamen daar om het leven.
Genodigden kwamen voorafgaand aan de officiële heropening bijeen in het Vierhuis, een van de oorspronkelijke locaties op het terrein. Hier werd de avond geopend door Wim van de Donk, voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, die in zijn toespraak refereerde aan de rijke, kleurrijke geschiedenis van de plek die door de nazi’s bruut werd weggevaagd maar waar in de decennia na de oorlog hard aan gewerkt is om deze leegte weer in te vullen.
rechts: Burgemeester van Apeldoorn Ton Heerts samen met Prof. Mr. Pieter van Vollenhoven en prinses Margriet bij de opening van het herinneringscentrum.
onder: Het hernieuwde Herinneringscentrum Het Apeldoornsche Bosch.
rechtsonder: de operaparodie Ludmilla of lijken aan de lopendeband
Hierop aansluitend werd de operaparodie Ludmilla of lijken aan de lopende band opgevoerd, een aangepaste versie van een voorstelling die oorspronkelijk in juni 1944 in Kamp Westerbork werd opgevoerd. Het theaterstuk, waarvan de partituren pas enkele jaren geleden werden teruggevonden, biedt inzicht in de paradoxale omstandigheden waarin gevangenen zichzelf probeerden te vermaken terwijl de dreiging van deportatie constant aanwezig was.
Na de voorstelling volgde een gezamenlijke wandeling naar het vernieuwde herinneringscentrum waar de officiële opening plaatsvond. Het programma dat daar op volgde bevatte muziek van Maarten Peters en toespraken van diverse gastsprekers zoals Johan Kruithof, voorzitter van de stichting Apeldoornsche Bosch, burgemeester van Apeldoorn Ton Heerts en Bertien Minco, directeur van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Het programma eindigde met een feestelijk openingsmoment, ingeluid door prinses Margriet, gevolgd door een rondleiding in het hernieuwde herinneringscentrum.
Sinds 22 januari is Herinneringscentrum Het Apeldoornsche
Bosch weer geopend voor publiek. Bezoekers konden diezelfde dag naar de vrij toegankelijke voorstelling van Ludmilla of lijken aan de lopende band die nogmaals werd opgevoerd. Een opname van deze voorstelling werd die avond uitgezonden op NPO Plus en is beschikbaar via NPO Start.
Holocaust herinneringsmaand
Op 27 januari 2025 was het tachtig jaar geleden dat concentratiekamp Auschwitz, het internationale symbool voor de Holocaust, werd bevrijd. De opening van het Herinneringscentrum Apeldoornsche Bosch is een van de momenten waarop in Nederland de Holocaust werd herdacht, maar er zijn meer gelegenheden waarop werd stilgestaan bij de gebeurtenissen van de Holocaust. Zo werd in deze maand de tweede editie van het 4FREE Holocausteducatiemagazine verspreid onder docenten. Op het terrein van voormalig Kamp Westerbork werden de namen gelezen van de meer dan 100.000 Joden, Sinti en Roma die slachtoffer werden van de Holocaust. Op zondag 26 januari vond de Nationale Holocaust Herdenking plaats in het Wertheimpark in Amsterdam. <
Welkomstwoord Wim van de Donk, Apeldoorn, 21 januari 2025
Geachte aanwezigen,
Excellentie, commissaris van de Koning, burgemeester, and a warm welcome to our international guests, ambassadors, it’s a great honour to have you here today as our distinguished guests.
Namens het Nationaal Comité 4 en 5 mei, het Herinneringscentrum Apeldoornsche Bosch en de gemeente Amersfoort heet ik u allen van harte welkom, bij deze bijzondere opening van het vernieuwde Herinneringscentrum Apeldoornsche Bosch, tevens het moment waarop we 80 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog stilstaan bij de verschrikkingen van de Holocaust.
Onlangs zag ik een prent, afkomstig uit de collectie van het Joods Museum. Het is een beeld van zachte, aangename kleuren met daarop de scherpe contouren van een statig, mooi gebouw. Omgeven door groene weelde, en rust. Het gaat om een prentbriefkaart, een ingekleurde foto van het hoofdgebouw van het Apeldoornsche Bosch, uit 1916.
Het is het beeld van een snelgroeiende, bloeiende instelling waar in moderne, ruime paviljoens mensen worden behandeld volgens de nieuwste inzichten, door ervaren en toegewijd personeel. Het stond voor een bijzondere, zelfvoorzienende gemeenschap waar personeel en bewoners samenwoonden, samenwerkten en samen leerden. Omgeven door de groenrijke natuur van Apeldoorn, ver van de grote stad.
Maar zoals een foto ons soms meer kan vertellen dan met woorden te vatten valt, zo staat dit beeld in schril contrast met de oorverdovende stilte en leegte die achterbleef na 21 januari 1943.
De donkere januarinacht van 21 op 22 januari, en de dagen die daarop volgden, lieten een letterlijke en figuurlijke zwarte, duistere leegte achter. De panden werden op dat moment ontruimd en de ruim 1100 patiënten en personeelsleden werden dat moment ontruimd op wrede, mensonterende wijze, vanuit Apeldoorn rechtstreeks naar Auschwitz gedeporteerd. Hier werden zij direct
vermoord of niet veel later door zware arbeid alsnog de dood ingedreven.
De volgende dag, op 22 januari, en enkele weken later, op 1 februari, volgden nog twee transporten: nog eens 265 mensen werden gedeporteerd, dit keer via Westerbork met als laatste bestemming Sobibor. Slechts 21 van hen zouden de oorlog overleven.
In Apeldoorn werd ondertussen het witte, statige paviljoen niet veel later omgedoopt tot een herstellingsoord voor de Waffen-SS. Daarmee was een heel verleden van mensen, gedachten, gevoelens en gebeurtenissen vanaf dat moment weggevaagd, verdwenen.
Het creëren van die leegte, en het botvieren van een ongeremde wil om de ander in zijn volledigheid uit te wissen, illustreert het ergste kwaad dat wij elkaar als mensen aan hebben kunnen doen. Een kwaad dat niet zomaar ontstond. En een wil die moeiteloos zijn weg naar de tekentafel vond, omringd door mannen in pak, uitmondend in een bevel aan mensen die het simpelweg uitvoerden.
Lange tijd waren we met elkaar niet in staat om die achtergelaten leegte weer in te vullen. Om weer een naam te geven aan de vele gezichten die destijds kleur gaven aan deze plek. Tot aan 2013, toen een opgedoken cartotheek ons plotseling namen wist te verschaffen van de vele mensen die op deze plek leefden, een bestaan dat bruut verstoord werd door de ontruiming op 21 januari.
Sindsdien wordt er nog altijd onderzoek gedaan, en komen er nieuwe namen bij. Daarmee hebben verschillende generaties zich ingezet om een beeld dat vernield is, en niet meer leek te bestaan, weer een klein beetje te herstellen, terug te brengen uit de leegte, zodat we ons als mensen, 82 jaar later, tijdens dit bijzondere herdenkingsjaar, weer een bredere voorstelling kunnen maken van deze plek, maar bovenal van de mensen die er leefden, omringd door sparren en dennen, in het Apeldoornsche Bosch.
Johan Wieland en Norbert-Jan Nuij gefotografeerd bij het Memorial Damslachtoffers 7 mei 1945 op de Dam in Amsterdam
Vrijwilligers: de onmisbare drijf veer achter lokale herdenkingen en vieringen
Op 4 en 5 mei vindt in bijna iedere Nederlandse gemeente een herdenking en een viering plaats. Maar ook op andere dagen worden oorlogsslachtoffers herdacht. Vrijwilligers vormen een onmisbare schakel in de organisatie van al deze herdenkingen en vieringen. Wat drijft hen en hoe ervaren zij het organiseren hiervan? Drie lokale organisatoren aan het woord.
door Dorine van der Wind foto’s Ben Houdijk
Herdenking
Damslachtoffers 7 mei 1945
Johan Wieland is voorzitter van Stichting Memorial voor Damslachtoffers 7 mei 1945. De stichting deed uitgebreid onderzoek naar deze slachtoffers om hen een naam en een gezicht te geven. Dit leidde tot de oprichting van een monument op de Dam.
Op 7 mei 1945, twee dagen na de formele capitulatie van Duitsland, verzamelden duizenden Amsterdammers zich op de Dam. Het gerucht ging dat de bevrijders de stad zouden binnentrekken. Een kleine Britse verkenningseenheid arriveerde, maar trok zich weer terug vanwege de gespannen situatie. Om drie uur brak de hel los toen Duitse militairen in de Groote Club het vuur openden op de menigte.
Johan Wielands oma, Elisabeth Wieland-Lacourt, was een van de slachtoffers. “Dit was voor mij de aanleiding om in 2012 een
diepgaand onderzoek te starten naar de slachtoffers van die dag. We wilden de namen achterhalen.” Met twee andere nabestaanden, Arthur Rebattu en Rob Doves, begon hij een stichting om de gebeurtenissen te onderzoeken. Samen met onderzoekers Ludmilla van Santen, Norbert-Jan Nuij en Joke Andriessen achterhaalden zij de namen van de 32 doden. In 2014 werd hun onderzoek bekroond met de Jan Kompagnieprijs van het Nationaal Archief. “Dat was een enorme erkenning voor ons werk, waarin we ontzettend veel tijd hebben gestoken.” Mede dankzij toenmalig burgemeester Eberhard van der Laan kwam er in 2016 een monument op de Dam met de namen van de slachtoffers. Sindsdien wordt er jaarlijks een herdenking gehouden.
Johan Wieland kent de impact van de gebeurtenissen uit eigen
ervaring. “Terwijl de rest van Nederland de bevrijding vierde, was er in onze familie geen reden tot feest. Er werd niet over gesproken. Mijn oudste tante kon het er nooit over hebben, maar was wel aanwezig bij de onthulling van het monument. Achteraf was ze dankbaar voor dit eerbetoon aan haar moeder. Dat hoorden we ook van andere nabestaanden.”
Dit jaar staat de stichting met fotomateriaal op 5 mei op de Dam om het verhaal onder de aandacht te brengen bij het grote publiek. Op 7 mei vindt een officieel moment plaats met een kranslegging, gevolgd door een bijeenkomst in de Koninklijke Industrieele Groote Club, waar ook een lezing en rondleidingen verzorgd worden. Daarna wordt de jaarlijkse herdenking afgebouwd. “Ons doel is bereikt: we hebben de slachtoffers een naam en een gezicht gegeven.”
Ton Timmer gefotografeerd in het Bos der Onverzettelijken in Almere bij het Indisch monument “Omarmen”
Herdenken in Almere
Het Bos der Onverzettelijken is een gedenkplaats waar alle verzetsmensen worden geëerd. Ton Timmer, secretaris van de gelijknamige stichting, benadrukt het belang van herdenken en educatie.
De oprichting van het Nationaal Verzetsmonument, het Bos der Onverzettelijken, was een initiatief van Stichting Samenwerkend Verzet 1940-1945. In Nederland ontbrak een centrale plek waar alle gefusilleerde verzetsmensen gezamenlijk werden herdacht. “Daarom werd gekozen voor Almere, het ‘nieuwe land’, met als doel ook jonge generaties te bereiken. Voor elke verzetsman of
-vrouw werd in 1992 een boom geplant, in totaal 2.133, die samen het Bos der Onverzettelijken vormen”, vertelt Timmer.
Herdenken
In 2006 werd de Stichting Bos der Onverzettelijken opgericht, die jaarlijks op 4 mei de Kinderherdenking organiseert. De ceremonie vindt plaats bij een boom die afkomstig is van een ent van de Anne Frankboom. De burgemeester en de kinderburgemeester zijn aanwezig, kinderen leggen bloemen bij de boom en een aantal van hen draagt gedichten voor. De herdenking wordt in de middag gehouden om zoveel mogelijk belangstellenden de gele-
genheid te geven om aanwezig te zijn.
Daarnaast vindt op 15 augustus de Indiëherdenking in het bos plaats. “We zijn bijzonder trots op het Indiëmonument, dat in 2023 is gerealiseerd dankzij een mooie samenwerking tussen de gemeente en de provincie”, vertelt Timmer. “De kleuren van de vlag van Flevoland komen prachtig naar voren. Het beeld, ontworpen door de Almeerse kunstenares Frea Lenger, draagt de naam ‘Omarmen’; twee uitgestrekte armen symboliseren verbinding.”
Naast herdenken is educatie een belangrijke pijler van de stichting. “Voor de herdenking staat er een trailer van het Ver-
zetsmuseum, waar schoolklassen worden ontvangen. Leerlingen leren de verhalen over vier kinderen uit de oorlog en maken een speurtocht door het bos”, legt Timmer uit. Vooralsnog richt dit educatieve programma zich op basisscholen, maar er zijn plannen om het aanbod uit te breiden naar middelbare scholen.
Om deze initiatieven voort te zetten, is de stichting dringend op zoek naar vrijwilligers. “Het wordt steeds lastiger om voldoende mensen te vinden, terwijl we sterk afhankelijk zijn van vrijwilligers. Hopelijk melden geïnteresseerden zich aan, zodat we ons waardevolle werk kunnen blijven doen”, aldus Timmer.
Herdenken
in
Assen
Marga Komen (zwarte jas) samen met Marjan Bouwma (rode jas) en Peter Kok gefotografeerd bij het Provinciaal Gedenkteken op de Brink in Assen.
In 2017 is de herdenkingslocatie gewijzigd; een verandering die de nodige inspanningen vergde maar uiteindelijk goed heeft uitgepakt. Sinds de herdenking op een zichtbaardere plek plaatsvindt, is de belangstelling alleen maar toegenomen.
Marga Komen, voorzitter van het comité Dodenherdenking Assen, was de drijvende kracht achter deze locatieverandering. “Jarenlang vond de herdenking plaats op Stadsbroek, bij het witte oorlogskruis, pal naast een overigens goed meewerkend zwem- en evenementencentrum. In de loop van de jaren breidde het centrum zich verder uit en kwam de herdenking wat in de verdrukking. Dit moest eerbiediger kunnen.” Bovendien was de locatie afgelegen en nauwelijks zichtbaar, waardoor het moeilijker was om jongere generaties te betrekken.
Komen vond dat de herdenking naar het centrum van Assen moest verhuizen. De oorspronkelijke plek was verbonden aan een monument met de namen van verzetshelden. “Ik heb de nabestaanden van deze verzetshelden per brief gevraagd hoe zij tegen de verandering aankeken. Als ook maar één van hen bezwaar had, zou de verhuizing niet doorgaan. Hiervoor heb ik onder meer advies ingewonnen bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei, dat me hierin heeft ondersteund.”
Peter Kok, eveneens lid van het comité Dodenherdenking Assen, legt uit dat de huidige locatie een historische lading heeft. Hier vond de overval op het Huis van Bewaring plaats, waarbij in december 1944 verzetsstrijders werden bevrijd. De herdenking vindt nu plaats bij het provinciaal monument op de Brink. “We hebben toestemming gevraagd aan de provincie en die werd verleend.”
Groeiende belangstelling
Dankzij de zichtbaarheid van de nieuwe locatie is de belangstelling elk jaar toegenomen. Kok: “Op de oude locatie kwamen enkele honderden mensen, nu schat ik het aantal bezoekers op ongeveer duizend.” Precies het beoogde effect, benadrukt Komen. “Jongeren die op dat moment door het centrum lopen, worden nieuwsgierig en blijven staan.”
De herdenking kent een vast verloop. “We beginnen altijd met een stille tocht vanaf het kerkplein en lopen naar de Brink. Voorop lopen trommelaars van CMV Oranje Assen met twee politieagenten. Daarachter lopen leden van het comité en de burgemeester. Dan alle belangstellenden. Bij de herdenking staan militairen opgesteld en worden twaalf kransen gelegd.” Om jongeren nog meer te betrekken, werken drie lokale scoutinggroepen mee aan de herdenking. Daarnaast verzorgt Komen jaarlijks een gastles over de oorlog op een middelbare school. Een leerling uit die klas schrijft een gedicht en draagt dit op 4 mei voor. Zo hopen ze de belangstelling levend te houden.
Heiko Roelfsema gefotografeerd voor het monument voor de Hellships op Bronbeek
Herdenking van de Japanse hellships
De Stichting Herdenking Slachtoffers Japanse Zeetransporten in Z uidoost-Azië 1942-1945 werd in 2012 opgericht door Heiko Roelfsema. Het is zijn missie om dit vrijwel onbekende hoofdstuk uit de geschiedenis onder de aandacht te brengen. Het leed op deze zogeheten ‘hellships’ was ongekend groot.
Heiko Roelfsema’s grootvader en naamgenoot zat op het beruchte hellship Junyo Maru. De torpedering van de Junyo Maru zou de geschiedenis ingaan als een van de grootste scheepsrampen ooit: er kwamen bijna vijf keer zoveel opvarenden om als bij het vergaan van de Titanic in 1912. Elk jaar in september worden alle
175.000 slachtoffers die op 223 hellships – zo genoemd vanwege de onmenselijke omstandigheden aan boord – herdacht. Ze werden voor dwangarbeid vervoerd naar de beruchte spoorlijnen bij Birma en Pakan Baroe en de mijnen in Japan.
Tijdens de herdenking bij het monument op landgoed Bronbeek spreekt Roelfsema als voorzitter, gevolgd door een bekende Nederlander met een link naar het hellshipverhaal, en tot slot een nabestaande. Aansluitend is er een reünie. Roelfsema: “We eten nasi rames, er is muziek – we voelen ons één grote familie. En het leuke is dat de belangstelling voor de herdenking de laatste jaren alleen maar is gegroeid. Ook met jonge nabestaanden.”
Meer bekendheid
“Naast de herdenking brengen we de tragedie van de hellships zo divers mogelijk onder de aandacht van een breed publiek”, vertelt Roelfsema. Maar hoe breng je zo’n verhaal naar buiten? Roelfsema zet zich hier al jarenlang voor in en wist met zijn bestuur uiteindelijk 2,5 ton aan subsidie binnen te halen. Met dat geld werd een gratis lespakket ontwikkeld voor 540 middelbare scholen in Gelderland en Zuid-Holland. Met daarbij inspiratiedagen voor docenten. In april start een tentoonstelling – Gevangen op zee – in Museum Bronbeek, en er komen symposia met als thema ‘overdracht van (Indisch) oorlogstrauma’.
Een documentaire hierover draait in verschillende bioscopen en is een groot succes.
Roelfsema: “Hoewel ik zelfs ook dezelfde voornamen als mijn opa draag, ken ik zijn geschiedenis niet. Mijn vader en ik gingen elk jaar naar de herdenking, maar hij wilde nooit over zijn vader praten.” Pas de laatste jaren beseft Roelfsema hoe dit zwijgen doorwerkt op volgende generaties. “Gelukkig is er nu meer kennis over trauma-overdracht. Dat helpt ons om kinderen met dergelijke oorlogservaringen sneller te ondersteunen. Door kennis, het delen van ervaringen en blijven herdenken, hoop ik dat we steeds eerder en effectiever kunnen ingrijpen.” <
(G)een gedeelde herinnering aan de Tweede Wereldoorlog: herinneringspolitiek in het Europa van nu
Een gedeelde herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en zijn impact is er niet in Europa. De betekenis van het herdenken van de Tweede Wereldoorlog is voor elk land anders, en is steeds sterk verweven met het discours over vrijheid in de betreffende landen. Die verschillen in betekenisgeving zijn het bestuderen waard. Ze vertellen ons namelijk veel over de uiteenlopende geschiedenissen die elk van die landen doormaakten – en over de politieke tendensen van vandaag de dag.
door Lorena De Vita en Robert Jastrzebski
Een menigte blije inwoners van Eindhoven bestormen de geallieerden in 1944. foto Anefo / Nationaal Archief
Europese instituten en het herdenken van vrijheid Vrijheid geldt al lang als een van de belangrijkste pijlers van de Europese identiteit. Het is een kernbeginsel dat sterk verweven is met de geschiedenis en de herdenking van de Tweede Wereldoorlog en de situatie daarna. Al gauw na de oorlog werd vrijheid een speerpunt van het discours van de Europese Gemeenschap. Op 18 april 1951 werd in Parijs een bepalend verdrag ondertekend door Frankrijk, West-Duitsland (BRD), Italië, Nederland, Luxemburg en België, bedoeld om een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal op te richten (en daarmee ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, een voorloper van de EU). Dit verdrag benadrukte vooral het belang van vrijheid in de zin van de “vrije keus van [...] leverancier” van kolen en staal (art. 4), alsook het belang om “alle passende maatregelen” te nemen om het overmaken van gelden tussen de lidstaten “te verzekeren” (art. 52).
Later werd vrijheid een nog zwaarwegender pijler van de Europese identiteit. Het diende ook om lidstaten van de Europese Gemeenschap (EEG) te onderscheiden van niet-lidstaten. Toen bijvoorbeeld het Spanje van Franco begin jaren zestig formeel verzocht om onderhandelingen over toenadering tot de EEG (met uitzicht op toetreding), werd dit verzoek afgewezen op basis van het onvrije en ondemocratische karakter van Franco’s regime, afgezet tegen de democratische overheden van de landen die al deel uitmaakten van de Gemeenschap.
Het publieke debat rondom vrijheid als essentieel onderdeel van het Europese project steekt de kop op bij iedere gelegenheid waarbij (eventueel) sprake is van uitbreiding. Dit is geen verrassing, aangezien uitbreiding van oudsher “intrinsiek verbonden is met de Europese identiteitskwestie”, zoals historici Emma De Angelis en Eirini Karamouzi schrijven. Met het verschuiven van de geografische en politieke grenzen van de Unie laaien ook steeds nieuwe discussies op over de Europese identiteit en de rol van vrijheid daarin. Dit gold voor elk stadium van de uitbreiding van ‘Europa’. Het gebeurde in de jaren zestig (zoals het voorbeeld van Spanje laat zien) en ook in aanloop naar 1973, toen het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken toetraden. Het gebeurde opnieuw in de jaren tachtig rondom het toetreden van de mediterrane staten Griekenland (1981) en Spanje en Portugal (1986), en ook weer vóór en na de uitbreiding richting OostEuropa begin 21e eeuw.
Het opnieuw uitvinden van de geschiedenis in een groter Europa Met de toetreding tot de EU van zoveel landen uit het voormalig Sovjetblok begin deze eeuw, vooral in 2004, besloten beleidsmakers op Europees niveau dat het tijd was om te investeren in (het creëren van?) een gedeelde Europese identiteit. Al snel kwamen belangrijke vragen omhoog over de herinnering aan en erfenis van de Tweede Wereldoorlog, omdat het creëren en onderhouden van een gedeelde identiteit ook betekende dat flink zou moeten worden geïnvesteerd in een gedeelde visie op het Europese verleden. Tot dat doel werden projecten op poten gezet zoals het Europe for Citizens-programma uit 2006 en 2014, dat onder meer investeerde in initiatieven voor ‘Actief Europees gedenken’ (‘Active European Remembrance’). Markus J. Prutsch, fellow aan de Heidelberg Academy of Sciences, schrijft dat
Op 1 mei 2004 werd Polen, naast Tsjechië, Slowakije, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Slovenië, Malta en Cyprus lid van de EU. Foto: DPA
die Europese investeringen in initiatieven rondom herdenken in de beginjaren van deze eeuw vooral voortkwamen uit de intentie om een pan-Europese geschiedenis te schrijven – één die zou kunnen dienen als een identificatiepunt voor alle Europese burgers en een gedeeld gevoel van identiteit kon stimuleren, gebaseerd op (het idee van) een gezamenlijk verleden en het gevoel te werken aan een gemeenschappelijke toekomst.
Paradoxaal genoeg bleek juist uit de ontwikkeling van dit type initiatieven rondom gedeelde herinneringen dat de verschillende Europese landen andere prioriteiten hadden – en nog steeds hebben – als het gaat om herdenken. Het voorstellen van een uniforme en verbindende visie van het Europese verleden bleek een grote uitdaging. Pogingen in die richting waren
niet zelden aanleiding voor verhitte debatten, onder meer over het herdenken van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust, en over de vraag hoe de misdaden van Hitler en Stalin in de context van de Europese geschiedenis moeten worden geplaatst.
Die strijd werd vooral zichtbaar toen in 2007 de voorzitter van het Europees Parlement, Hans-Gert Pöttering, opriep tot de oprichting van een House of European History. Dit moest een museum worden dat, in zijn woorden, zou dienen als een “plaats voor onze geschiedenis en onze toekomst, waar Europa als idee ruimte krijgt om zich te blijven ontwikkelen”. Professor Europese Studies Wolfram Kaiser heeft beschreven hoe tijdens de inrichting van het museum, dat in 2017 in Brussel zijn deuren opende, een aantal controversiële keuzes zijn gemaakt ten aanzien van verhalen en stemmen die wel of niet werden opgenomen. Maar de discussie over een collectief Europees verleden speelde zich niet alleen op internationaal niveau af. Ook binnen verschillende Europese landsgrenzen ontlokte de kwestie controverse. Recente memory laws in Hongarije en in Polen (waar ze deels alweer zijn ingetrok-
‘Je zou kunnen stellen dat het IJzeren Gordijn vandaag de dag nog altijd een fysieke kloof én een geheugenkloof vertegenwoordigt’
ken) dwingen specifieke manieren af om over het verleden na te denken. Zo is het strafbaar om de suggestie te wekken dat lokale autoriteiten ooit gecollaboreerd hebben met het naziregime.
Deze maatregelen tonen aan hoe gevoelig en complex de erfenis van het verleden vandaag de dag nog is – en hoeveel aandacht beleidsmakers besteden aan het bewaken van de manier waarop de gebeurtenissen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog worden herinnerd. Hoewel memory laws zeker geen uitsluitend Oost-Europees fenomeen zijn, hebben de Poolse en Hongaarse voorbeelden ongemakkelijke vragen opgeworpen over herinneringspolitiek en hoe we dienen om te gaan met de “militante wetgeving over het verleden”, zo observeerden de onderzoekers van het Memocracy-project. Beide casussen roepen een meer diepgaande vraag op, want hoe herdenken we de levens die verloren zijn gegaan door oorlog en conflict, de levens van mensen die op meerdere manieren hun vrijheid zijn verloren of, breder gezien, de bladzijden uit ons verleden die zijn getekend door wijdverbreid politiek geweld?
Je zou kunnen stellen dat het IJzeren Gordijn, dat Europa verdeeld hield tijdens de Koude Oorlog, vandaag de dag nog altijd een fysieke kloof én een geheugenkloof vertegenwoordigt – een zeurende breuklijn die een uniforme ‘Europese’ nagedachtenis aan het verleden in de weg staat. Voor landen als Polen en Tsjechoslo-
Bewoners van Oost-Berlijn worden verwelkomd door kinderen uit West-Berlijn in 1989. foto Department of Defense
wakije duurde de nachtmerrie van het totalitarisme na hun ‘bevrijding’ door de Sovjet-Unie nog vier decennia voort. Die geschiedenis staat in groot contrast met de sepiakleurige beeldherinneringen van de geallieerde staten over uitzinnige menigtes: een beeld dat bepalend is geworden voor ‘ons’ idee bij het einde van de oorlog – in de meeste West-Europese landen tenminste. Onder de voormalige Sovjetrepublieken daarentegen – en het is cruciaal om dit te benoemen – bestaat geen gedeelde ervaring of gezamenlijke manier van omgaan met de traumatische herinneringen aan de oorlog. De ervaringen van nazibondgenoot Hongarije lijken in niets op die van het bezette Polen, een land dat in de ogen van nabije grootmachten vooral bestemd was voor vernietiging. Overigens verlopen de debatten rondom de herinnering aan (het einde van) de oorlog ook in de West-Europese landen niet zonder slag of stoot. Hoewel zowel Frankrijk als Duitsland martelaar- en slachtofferschap claimden in onze herinnering aan de bevrijding, is de manier waarop die claims onze publieke herinnering uiteindelijk hebben gevormd totaal verschillend. Vooral het Franse zelfbeeld van slachtofferschap en ‘ondubbelzinnige loyaliteit’ aan de geallieerden is ingewikkeld en problematisch als het gaat om herinneringspolitiek en de creatie van een ‘Europees’ geheugen.
Europa na ‘year zero’: 1945-2025
De term ‘year zero’ is afgeleid van het Duitse ‘Stunde Null’, dat 1945 als resetmoment neerzet en dat jaar als ijkpunt
neemt voor een nieuwe start voor Europa na de oorlog. Een Europa met een gedeelde ervaring van geweld, totalitarisme en de uiteindelijke bevrijding van een volk dat smachtte naar vrijheid van onderdrukking na de geleden gruwelen van de oorlog.De haast mythische omvang van het jaar 1945 in de Europese verbeelding en in wetenschappelijke verhandelingen over de oorlog, noopt tot kritische reflectie op de notie van ‘het moment 1945’. De mythe van 1945, zo schrijft historicus Tony Judt, is in feite herinneringspolitiek geworden in de Europese Unie. Maar deze herinnering en de functie die 1945 is gaan vervullen in het ‘zelfbeeld’ dat alle Europeanen met elkaar zou verbinden, is gebaseerd op de specifieke ervaring van West-Europa in de jaren na de oorlog. De vraag welke plaats ‘het moment 1945’ in dient te nemen in een gedeeld Europees geheugen, is daarom
‘Is het überhaupt een zinnig streven om een gedeelde herinnering aan het verleden te construeren?’
tweeledig. Allereerst: hoe kunnen we ook de ervaringen van de postcommunistische staten incorporeren, wier ‘moment’ tot ver in de jaren tachtig op zich liet wachten? En: is het nastreven van een ‘gedeelde herinnering’ een waardevolle onderneming, of kan dit idee beter worden vervangen door een gedeeld ‘kader’ om het verleden mee te verwerken?
Voor de voormalige Sovjetrepublieken kan de tegenhanger van het ‘jaar van de vrijheid’ voor West-Europa (1945) worden gevonden in het jaar 1989, met het succes
Ondertekening van het Verdrag van Parijs tot oprichting van de EGKS - CECA op 18 april 1951, met Paul van Zeeland (B), Joseph Bech (L), Joseph Meurice (B), Carlo Sforza (I), Robert Schuman (F), Konrad Adenauer (BRD), Dirk Stikker (NL), Johannes van den Brink (NL). foto Council of Europe
‘De 80e herdenking van het einde van WOII in de lente en zomer van 2025 wordt zonder meer veelbetekenend’
van de Poolse vakbeweging Solidarność en de val van de Berlijnse Muur. Een geschiedenis van Europese ‘bevrijding’ in een pan-Europese democratische traditie is niet compleet zonder dat het ‘moment 1989’ daarvan onderdeel wordt. ‘Bevrijding’ na de oorlog betekende immers voor staten in Oost-Europa – die later onderdeel zouden worden van het Sovjetblok – geen vrijheid, maar het begin van een nieuwe periode van onvrijheid onder het Sovjetcommunisme.
Het willen realiseren van een ‘Europese herinnering’ aan de oorlog binnen het huidige paradigma kan worden beschouwd als het opleggen van een narratief dat vooral past binnen de herinneringspolitiek van degenen die toch al dominant zijn in het proces van Europese geschiedschrijving. Dit is in de discussies over herdenken in de afgelopen pakweg twintig jaar een heikel punt geweest, met name tussen de Duitse en Poolse overheid. Polen koestert argwaan jegens de Duitse herinneringspolitiek omdat die ogenschijnlijk poogt af te leiden van de centrale rol die Duitse burgers hebben gespeeld in de door Duitsland gepleegde genocide.12 Nu met de tijd de herinnering aan 1945 en
zelfs die aan 1989 steeds verder van ons af komt te staan, wordt het vinden van een benadering die past bij de dynamiek van het herdenken van onze Europese geschiedenis des te complexer.
Dat neemt niet weg dat we uit het debat over de nalatenschap van 1945 belangrijke lessen kunnen trekken die vandaag de dag relevant zijn, in deze tijd van opnieuw oplopende internationale spanningen –met name (hoewel niet alleen) veroorzaakt door Ruslands oorlog tegen Oekraïne – en spanningen binnen de lidstaten door de opkomst van extreemrechts populisme. Hierbij wordt de tachtigste herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog in de lente en zomer van 2025 zonder meer veelbetekenend. Het is een uitgelezen moment om de belangrijke vraag aan te kaarten die heel Europa raakt, namelijk: is het überhaupt een zinnig streven om een gedeelde herinnering aan het verleden te construeren, of moeten we onze inspanningen eerder richten op het ontwikkelen van een gemeenschappelijk kader waarbinnen het verleden in al zijn complexiteit kan worden begrepen? Want welke aspecten van het verleden zullen worden benadrukt tijdens de herdenkingsceremonies van de verschillende landen in 2025? Wie zullen wel en niet worden uitgenodigd? Zal de nadruk komen te liggen op het verslaan van dictatoriale regimes en (hervonden) politieke vrijheid? Het antwoord op al deze vragen zal ons veel duidelijk maken. Niet alleen over het verleden op zich, maar ook over de manier waarop onze geschiedenis voortleeft in ons heden, in de politiek-geografische constellaties van het Europa van nu. <
Over de auteurs
Lorena De Vita (links) is universitair docent Geschiedenis van Internationale Betrekkingen aan de Universiteit Utrecht. Ze houdt zich bezig met de internationale geschiedenis van herdenken en herstel na conflict. Ook leidt ze het onderzoeksproject Wording Repair, dat steun geniet van de NWO en de Alfred Landecker Foundation. De Vita is daarnaast auteur van het boek Israelpolitik: German-Israeli Relations 19491969 (Manchester University Press, 2020) en won in 2024 de Heineken Young Scientists Award in het Humanities-domein.
Robert Jastrzebski volgt de onderzoeksmaster Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Hij werkt momenteel aan zijn scriptie over de rol van Polen als groeiende regionale macht in de trans-Atlantische veiligheidsalliantie sinds de uitbreiding van de NAVO in 1999.
Stand van zaken
door: de redactie
Joop Levy (89) ontvangt eerste exemplaar van het 4 en 5 mei Denkboek editie 2025
Op woensdag 5 maart is het eerste exemplaar van het 4 en 5 mei Denkboek uitgereikt aan Joop Levy, in het bijzijn van groep 8B van obs Piet Hein uit Amstelveen. Levy, inmiddels bijna 90 jaar, moest als kind onderduiken tijdens de Tweede Wereldoorlog omdat hij en zijn familie Joods zijn. Zowel Joop als zijn ouders overleefden door de onderduik de oorlog. Joops verhaal is opgenomen in het 4 en 5 mei Denkboek, dat begin maart uitkwam. Na de overhandiging van het Denkboek vertelde Joop over zijn herinneringen aan de oorlog en de onderduik. Joop Levy: “Tot een jaar of drie geleden ging ik naar de scholen om mijn verhaal te vertellen, van Kampen tot aan Zierikzee.
Ik heb denk ik wel meer dan 100 gastlessen gegeven. Nu lukt dat niet meer door mijn strubbelingen met mijn gezondheid. Ik vind het dus heel bijzonder dat een schoolklas vandaag bij mij op bezoek komt!” In totaal gaan 255.000 leerlingen door heel Nederland aan de slag met het Denkboek en de verhalen die erin staan. Met het Denkboek daagt het Nationaal Comité 4 en 5 mei kinderen uit na te denken over de Tweede Wereldoorlog, herdenken en vieren, vrijheid en democratie. Ze onderzoeken wat deze thema’s voor hen betekenen en hoe gebeurtenissen uit het verleden nu relevant voor ze zijn. Deze tiende editie staat in het teken van 80 jaar vrijheid.
Noord-Nederland staat met cultureel programma stil bij 80 jaar vrijheid
Op 16 april 2025 staan de provincies Fryslân, Groningen, Drenthe en Overijssel samen met het Nationaal Comité 4 en 5 mei stil bij 80 jaar vrijheid. In de Akerk in Groningen verzorgen zij zowel in de middag als ’s avonds een cultureel evenement met als thema de bevrijding van het noordoostelijke deel van Nederland. De bevrijding van Noordoost-Nederland duurde van 28 maart tot 11 juni 1944, maanden waarin de geallieerden werden geholpen door het verzet. Verhalen over (on)vrijheid, bevrijding en verzet staan dan ook centraal tijdens het programma op 16 april. De geschiedenis wordt in diverse vormen verteld: onder andere met theater, film en muziek van verschillende makers uit de vier provincies. Het culturele evenement in de Akerk markeert een van de vijf momenten waarop landelijk wordt stilgestaan bij 80 jaar vrijheid. In de avond van 16 april maakt de NOS een speciale themauitzending over de bevrijding van Noordoost-Nederland. Deze uitzending wordt live uitgezonden op NPO1 en is ook (terug) te kijken via NPOstart.