
2 minute read
Pandemische onderzoeksparaatheid
De nieuwe columnist van Wetenswaardig is dr. Corstiaan den Uil. Hij is intensivistcardioloog en actief als onderzoeker in het Maasstad Ziekenhuis.
Voor de academische onderzoeksgemeenschap is de COVID-19-pandemie een soort snelkookpan geweest met kansen én grote uitdagingen. Zo kregen veel wetenschappers te maken met abrupte onderbrekingen van lopende onderzoeks projecten. Tegelijkertijd werden er in hoog tempo nieuwe corona-gerelateerde projecten opgezet. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Weten schappen (KNAW) heeft in juli jl. het rapport “The pandemic academic” gepubliceerd en daarin aanbevelingen gedaan hoe om te gaan met directe effecten van de pandemie op de wetenschap. Verder trekt men lessen voor toekomstige wetenschapsontwikkeling.
Vanaf de eerste persconferentie was dui delijk hoe onmisbaar wetenschappelijke kennis is voor de bestrijding van een pandemie: van het monitoren van de verspreiding van het virus tot het advi seren over maatregelen om die tegen te gaan, van het inschatten van de risico’s op ziekte en overlijden tot het ontwikkelen van behandelingen, van het in kaart brengen van eigenschappen en mutaties van het virus tot het ontwikkelen van vaccins. Dankzij het al bestaande werk van experts in infectieziektebestrijding kon aan het begin van de crisis snel gereageerd wor den. Toch was er vooral ook nog veel onbekend en onzeker.
Vanuit de wetenschap werd alert en crea tief gereageerd op het uitbreken van de pandemie. Snel werd overal ter wereld on derzoek opgezet. Onderzoekers schreven in korte tijd veel projectvoorstellen, subsidie aanvragen en artikelen. In de eerste tien maan den na het uitbreken van de pandemie werden er 110.000 wetenschappelijke artikelen over ge publiceerd, voornamelijk biomedisch. Op het moment dat ik dit schrijf staan er bijna 300.000 COVID-19 artikelen op PubMed waarvan 106.000 over therapie. Directe behandeling van virale pneumonie bleek trouwens (maar weer) erg ingewikkeld: eigenlijk alleen corticos teroïden lieten een absolute risicoreductie op mortaliteit zien van 3% (number needed to treat van 33) bij in het ziekenhuis opgenomen patiënten. De pandemie liet ook zien dat kennis uit verschillende disciplines, dus niet alleen virologie en IC-geneeskunde, nodig is bij de bestrijding. Biomedische kennis, maar ook kennis uit andere wetenschappen.
De keerzijde van het hoge publicatietempo was dat de druk op onderzoekers hoog was en de kans op “sloppy science” toenam. Het aandeel niet-gereviewde onderzoeken en de hoeveelheid singlecenter en underpowered onderzoeken nam snel toe. Tijdschriften deden mee aan deze hype. Laatst kregen we met de NICE-onderzoeksgroep een afwijzing op een artikel, waarin geüpdatete en dus beter gepowerde data werden gepresenteerd: “We have had enough of this – it should have been submitted earlier”. Kennis verspreidde zich net zo snel als het virus, maar beiden veranderden voortdurend. Dit leidde tot zorgen: hoe betrouwbaar zijn onderzoeksresultaten nog, worden ze wel zorgvuldig beoordeeld, hoe neemt een onderzoeker al die resultaten tot zich? De synthese van kennis en het gebruik ervan in de praktijk van de zorg en het beleid werden een probleem.
De KNAW heeft in september jl. het rapport: “Met de kennis van straks” gepresenteerd. Belangrijkste aanbevelingen hierin voor een eventuele volgende pandemie zijn om (1) pandemisch onderzoek te verbeteren door betere samenwerking, (2) data-infrastructuur te versterken en privacy-belemmeringen weg te halen en (3) kennisdeling tussen wetenschap en (regerings)beleid te verbeteren. Beide KNAW-rapporten zijn leesvoer voor de herfstavonden!