Type revivals

Page 1

[rivahyvuhl] een onderzoek naar het waarom van letter revivals


[rivahyvuhl]

een onderzoek naar het waarom van letter revivals

Scriptie GOD  AKV St. Joost, Breda — Januari  Docent: Mark Schalken Merijn Dietvorst Halsterseweg   AP Bergen op Zoom mdietvorst@home.nl



“Wanneer een letter niet meer wordt toegepast omdat de reproductie techniek van de letter is verouderd, dan is er aan leiding voor het maken van een revival. Het oorspronkelijke ontwerp, gemaakt voor een oude techniek, moet worden aangepast aan de nieuwe hedendaagse techniek.” Nieuwe Letters (2003)—Fred Smeijers


Inhoud Voorwoord

5

Inleiding 1. Geschiedenis

7

8 1.1 de oorsprong van de ‘romeinen’ 9 1.2 typografisch verval 10 1.3 een tegengeluid 10 2. De machines

2.1 de eerste revival golf 2.2 revivals van Van Krimpen voor Monotype 2.3 introductie van fotozetsel

14 15 17 18

3. De computer 3.1 digtaal

22 23

4. Het heden 4.1 techniek en interpretatie 4.2 revival van Bach 4.3 Haarlemmer 4.4 ideëel of commercieel

26 28 29 30 31

5. Garamond

35

6. Toekomst

44

7. Conclusies

49

Nawoord

53

Literatuurlijst

55



Voorwoord

W

erken met letters is eigenlijk het leukste wat er is. Na het eerste jaar van mijn studie begon het al te kriebelen, tijdens de lessen van Evert Bloemsma werd mijn liefde voor typografie langzaam aangewakkerd. Vooral zijn gedrevenheid en enthousiasme voor het vak prikkelde mij. Ik ben me in de loop van de opleiding steeds meer gaan verdiepen in de typografie. Daarnaast hebben Steffen Maas en Jaap van Triest er voor gezorgd dat mijn liefde voor typografie verder werd gevoed. Het verbaasde me dat ik, als ik op zoek was naar een letter voor een ontwerp, zoveel letters tegenkwam met dezelfde naam, maar met verschillende eigenschappen. Of juist verschillende namen maar met dezelfde eigenschappen. Het irriteerde me eerlijk gezegd een beetje. Ik dacht waarom? Hoe komt dit? Ik had nog niet genoeg kennis in huis om hier een verklaring voor te geven. Dus was voor mij de scriptie een goede reden om daar eens in te duiken. Zijn er niet al genoeg letters? Moeten we het niet gewoon doen met de letters die we hebben en de nieuwe lettervormen die er dagelijks bijkomen. Waarom die drang om keer op keer dezelfde letters te reanimeren? Een andere reden is dat ik juist een voorliefde heb voor die gereanimeerde letters, zoals Garamond, Plantijn, Jenson en Caslon.



Inleiding

R

evival betekent letterlijk opleving dus moet het eerst ‘dood’ zijn gegaan. Letters die alleen maar in lood of in druk bestaan, of als schets van de oorspronkelijke ontwerper, worden door letterontwerpers van nu maar ook van ‘toen’ opnieuw tot leven gebracht. Wat eens ‘dood’ was wordt tot leven gewekt. Wat is de motivatie of reden voor het creëren van deze zogenoemde revivals? Om dit te kunnen verklaren zal ik eerst de achtergrond van deze letters uit moeten leggen om duidelijk te maken wanneer bepaalde letters ontworpen zijn en nog belangrijker waarom ze gerevivald zijn. Dit is erg belangrijk omdat de achtergrond van letters – onder ander machinale en technologische ontwikkelingen – direct van invloed is op de oorsprong en ontwikkeling van deze letters. In het boek Nieuwe letters (2003) geeft Fred Smeijers min of meer een ‘definitie’ van een revival “Wanneer een letter niet meer wordt toegepast omdat de reproductie techniek van de letter is verouderd, dan is er aanleiding voor het maken van een revival. Het oorspronkelijke ontwerp, gemaakt voor een oude techniek, moet worden aangepast aan de nieuwe hedendaagse techniek.” Hieruit komt naar voren dat techniek en voornamelijk de ontwikkeling ervan een belangrijk onderdeel is. Natuurlijk zal ik niet alle lettertypen behandelen, maar een aantal voorbeelden. Om niet te verdrinken in de overvloed van revivals zal hoofdzakelijk de Renaissance-schreefletters1 behandelen. De reden voor deze keuze is dat deze categorie van letters de meest hergebruikte is. Veel van deze Renaissance-schreefletters zijn meerdere malen opnieuw opgetekend (onder andere Garamond) Daardoor kunnen ze goed als voorbeeld dienen. Het heden behandel ik aan de hand van interviews en artikelen met en door grafisch ontwerpers, typografen en letterontwerpers, om een idee te krijgen wat de gemoederen bezig houdt op het gebied van revivals. Ook de toekomst kan ons misschien nog veel brengen; nieuwe technologieën liggen op de loer.

Hoofdvraag Waarom hebben ontwerpers in het verleden en het heden revivals gemaakt en waarom zou je dat op dit moment nog doen? Door het fenomeen revival in de tijd plaatsen en aan de hand van interviews, voorbeelden en literatuurstudie probeer ik een antwoord te geven op deze vraag.

Subvragen Heeft een revival alleen maar een commerciële taak of is er een veel ideëlere bedoeling? Is het de technische vooruitgang die ervoor zorgt dat een letter opnieuw opgetekend wordt? En wie initieert dan een revival? Wat zijn de reden voor een letterontwerper/-producent om een letter opnieuw op te tekenen? Welke problemen komen ze hierbij tegen?

1) Met Renaissance schreefletters wordt een groep letters bedoeld zoals b.v. Garamond en Jenson. Dit is gebaseerd op de classificatie van Gerrit Noordzij.


De originele stempels of punches van Claude Garamond, (Bron: Plantin Moretus Museum Antwerpen)


. Geschiedenis

O

m een goed beeld te krijgen van het typografisch landschap waar we ons in gaan begeven is het belangrijk om een tijdsbeeld te schetsen. Dat het drukken met losse gegoten letters bij Gutenberg in 1454 is begonnen lijkt me bijna overbodig om te zeggen. Maar vooral voor het ontwikkelingsproces van bepaalde revivals is het belangrijk om te weten waar deze letters hun oorsprong vinden en wat de belangrijkste ontwikkelingen zijn geweest. Dit is geen volledig verslag van de ontwikkeling van alle letters maar ik heb getracht de belangrijkste zaken uit te lichten die je moet weten als je het over revivals gaat hebben De vorm van de loden drukletter wordt, naast de invloed van de pen (breed of spits), vooral bepaald door de wijze waarop de letters werden geproduceerd. De eerste bewerking is het snijden van een stempel in hard metaal, meestal staal en in spiegelbeeld. Deze stempels worden afgeslagen in zachter metaal, meestal koper. Het resultaat is een leesbare letter, die verdiept in het koper staat (de matrijs). Van de matrijzen worden tenslotte de drukletters gegoten. Degenen die deze stempels snijden noemen we stempelsnijders. Deze stempelsnijders waren vanaf ongeveer 1500 cruciaal voor de verdere ontwikkeling van de drukletter. Letterontwerper Fred Smeijers heeft er een boek over geschreven (Counterpunch) waarin hij het vak stempelsnijden (punchcutting) herontdekt.

. de oorsprong van de ‘romeinen’

Voorbeeld van de Karolingische minuskel (bron: www2.tu-berlin.de)

2) Francesco Griffo (14501518) was een Venetiaans stempelsnijder en letterontwerper. Hij werkte voor Aldus Manutius en ontwierp voor diens drukkerij verscheidene lettertypen waaronder het eerste cursieve type.

In het begin van de boekdrukkunst werden alle boeken in Frakturen of Gebroken (in de volksmond Gotische) letters gezet. Deze letters vinden hun oorsprong in het handschrift en in Duitsland zijn deze letters nog tot en met de twintigste eeuw gebruikt in drukwerk. Maar door het teruggrijpen naar de klassieke waarden van de Renaissance door vooral de humanistische geleerden, kwam de Renaissance-schreefletter in opkomst. Het gebruik van Gebroken letters werd steeds zeldzamer. De Renaissance (1350 – 1550) start een wedergeboorte van de klassieke oudheid en daarmee ook de letters uit de klassieke oudheid en omstreeks 1465 ontstaat in Italië, het centrum van de Renaissance-cultuur, de letters die we romein of Renaissance-schreefletter noemen. De kapitalen zijn gebaseerd op Romeinse manuscripten en gravuren van het Romeinse keizerrijk. In Noord-Europa in de late middeleeuwen ten tijde van Karel de Grote ontwikkelt er zich een letter vorm die we de Karolingische minuskel noemen, onze onderkastletters zijn daar van afgeleid. Erg belangrijk om te noemen is de Venetiaanse drukker Aldus Manutius (1450-1515) die Francesco Griffo 2 de opdracht gaf om als eerste een cursief te ontwikkelen. Vanuit de behoefte voor een smalopende letter voor zijn andere beroemde uitvinding, het boek in zakformaat. Pas in de loop van de zestiende eeuw ontstond, het eerst in Frankrijk door het werk van stempelsnijder Claude Garamond (1499 – 1561), de opvatting dat de cursief een secundair schrift is naast de romein, en gezamenlijk werd ontworpen. En net als de schilderijen en muziek in de Renaissance zijn de lettervormen klassiek, licht, ongehaast en vol ruimte. Deze lettervormen worden de maatstaf voor vijfhonderd jaar. Tot en met de 17e eeuw domineren deze Renaissance-schreefletters de typografie. Tijdens de 18e eeuw zorgden vooruitgang in druktechniek dat er gedetailleerder gedrukt kon worden, doormiddel van vlakdruk (1796) en een betere papier kwaliteit, met als resultaat dat er ook andere letters ontstaan zoals Baskerville en Bodoni, respectievelijk in te delen als Overgangs- en Classicitischeschreefletter. Letters die we heden tendage nog in digitale vorm tegenkomen.


. typografisch verval

Door de komst van nieuwe uitvindingen veranderde het drukprocédé drastisch, handwerk werd steeds meer verdrongen door machines. Met als gevolg dat de negentiende eeuw door typehistorici als een periode van typografisch verval beschouwd wordt. Door de ingrijpende technische ontwikkelingen raakten drukkers en uitgevers meer geïnteresseerd in de economie van hun vak dan in de ideële inhoud ervan; het volgen van trends om meer te verkopen. Vooral de komst van de pantografische graveermachine (Linn Boyd Benton 1885) was een van de redenen voor het verlies aan kwaliteit. Door de pantografische graveermachine kon men sneller meerdere letters en in diverse puntgrootte maken. Hetgeen niet altijd aan de kwaliteit van de letters ten goede kwam. Omdat de letters puur geschaald werden (zoals we dat nu op de computer heel makkelijk kunnen doen). Een letter ontworpen voor broodtekst is immers niet altijd geschikt om als kopletter te gebruiken, en dient misschien bijvoorbeeld minder dik aangezet te worden. De pantograaf hield geen rekening met die zaken. Er was dus één origineel per lettertype, bijvoorbeeld een 12-puntsletter werd als maat gebruikt om alle ander puntgrootte te maken. Dit probleem zien we later terug komen wanneer we het over fotozetsel en digitale letters hebben. Fredric Goudy aan het werk met de pantografische graveermachine. (bron: Popular Science 1942)

. een tegengeluid 3) De Arts and Crafts beweging was een Britse en Amerikaanse kunststroming aan het einde van de 19e en begin 20e eeuw. De hoogtijdagen waren tussen 1880 en 1910.

In de laatste tien jaar van de negentiende eeuw herleefde de belangstelling voor de esthetische kwaliteiten van het boek en ander drukwerk. Voornamelijk idealisten en amateurs gingen, zich eerst in Engeland en spoedig ook elders (vooral in de Verenigde Staten en Duitsland) bezighouden met het drukken van boeken volgens de normen die ze aan de drukwerken uit vijftiende en zestiende eeuw ontleenden. De bekendste naam in dit verband is wel die van William Morris (1834 – 1896), het boegbeeld van de Arts and Crafts beweging 3.

10


Een voorbeeld van Nicolas Jenson’s archetypische onderkast letter, uit de Laertis, uitgegeven in Venetië ca. 1475. (bron: Wikipedia)

Voorbeeld van Golden Type van William Morris — Ruskin, John 1819 – 1900 The nature of Gothic; a chapter of The stones of Venice; Gedrukt door Kelmscott Press (bron: University of Glasgow)

11


Morris en zijn medestanders schreven de lage kwaliteit van het drukwerk uit die tijd toe aan het verval van het ambacht, wat het gevolg zou zijn van “de machine”. William Morris en medestanders (later ook Stanley Morrison, S.H. de Roos, Jan van Krimpen e.a.) waren op zoek naar het ambacht en de kwaliteit die verloren was gegaan in de negentiende eeuw en vonden die in de Renaissance. De letters uit die tijd waren voor hun een toonbeeld van kwaliteit en ambacht. Morris startte zijn eigen uitgeverij/drukkerij Kelmscott Press in 1890 en ontwierp drie letters, waaronder Golden Type, gebaseerd op letters van Nicolas Jenson 4 (Voor deze Golden Type liet Morris daarvoor speciale fotografische vergrotingen van die letter maken. Dus helemaal wars van techniek was hij niet.). Dit was een inspiratie voor andere drukkers om ook letters te ontwikkelen gebaseerd op historische modellen en ze te drukken op goed papier en te drukken met handpersen i.p.v. bijvoorbeeld de ‘Snelpers’ (Koenig & Bauer 1812) of de rotatiepers (Richard Hoe 1846). Deze ‘private press movement’ had als resultaat gelimiteerde oplagen van boeken met hoge kwaliteit en schoonheid. Met als eerste revival een letter van William Caslon 5 (1692  – 1766), door Chiswick Press (Engeland) in 1840. Caslon deelt volgens typehistorici het onregelmatige kenmerk van Venetiaanse en Nederlandse letterts. (Calson zoals de letter tegenwoordig genoemd wordt bestaat nu ook digitaal van Adobe door Jim Hood maar ook door ITC 6, en Berthold 6.)

4) Nicolas Jenson (1420 ‒ 1480) was een Franse graveur en een pionier op het gebied van drukken, typografie en letterontwerpen. Het meeste van zijn werk deed hij in Venetie. 5) William Caslon (1692 ‒ 1766), was een Engelse geweermaker en letterontwerper. Caslon haalde zijn inspiratie bij de Nederlands Barokletters, die het meest gebruikt werden in Engeland voordat de Caslon ontstond. Caslons werk beïnvloedde o.a. John Baskerville 6) ITC en Berthold zijn Lettergieterijen. ITC of International Typeface Corporation is opgericht in 1970. In 2002 heeft Agfa-Monotype ITC opgekocht. Berthold is opgericht in 1858 in Chicago en maakt nog steeds letters alleen nu digitaal. www.bertholdtypes.com

12


“I love art, and I love history, but it is living art and living history that I love. It is in the interest of living art and living history that I oppose so-called restoration. What history can there be in a building bedaubed with ornament, which cannot at the best be anything but a hopeless and lifeless imitation of the hope and vigor of the earlier world?� William Morris

13


De Linotype Machine, met losse matrijzen (slugs) die samen een lijn (line) vormen om een regel loodzetsel te produceren. Thomas Edison noemde het “The eighth wonder of the world�. (bron: www. typogabor.com)

De Monotype Supercaster Machine, met toetsenbord invoer, ponsband en gietmatrix om losse loden letters te gieten. (bron: www. typogabor.com)

14


. De machines

T

egen het einde van de 19e eeuw verschenen de eerste machines waarmee men letters kon gieten. Met de machines van onder andere Monotype en Linotype5 (de focus ligt op de twee grootste en bekendste, ze waren immers ook elkaars grootste concurrenten) waarmee veel sneller loodzetsel geproduceerd kon worden dan voorheen. En werd de stempelsnijder een zeldzaam beroep. Deze machines deden het werk van acht handzetters wat de kosten voor drukwerk drastisch deed verlagen met als gevolg dat veel lettergieterijen en drukkerijen over de kop gingen of moesten fuseren (wat bijvoorbeeld in Amerika leidde tot het samengaan van 23 lettergieterijen genaamd ATF American Type Founders Compagny in 1892).

Linotype ca. 1890 De Linotype is een regelzetmachine. In één machine zijn de functies van zetten en gieten verenigd. Op een Linotype wordt de tekst met behulp van een toetsenbord ingevoerd. Bij het aanslaan van een toets valt een matrijs met een letterteken uit een magazijn in een houder. Als de regel (line) vol is wordt deze gegoten: zo ontstaat een hele zetregel uit één stuk metaal, dat na gebruik kan worden omgesmolten en opnieuw gegoten. De Linotype werd door Ottmar Mergenthaler ontwikkeld. De machine werd in Duitsland vanaf 1886 geproduceerd. Een bijna identieke gietmachine is de Intertype. Voor kranten en tijdschriften had de zetmachine heel veel voordelen. Zoals het veel sneller kunnen zetten en opmaken van pagina’s. Maar met deze zetmachines konden geen grote corpsen worden gezet en die moesten dus met de hand worden gezet. De combinatie van hand- en machinezetsel gaf vaak problemen bij het drukken, bij één enkele fout moest een volledige regel opnieuw worden gezet.

Monotype ca. 1887 De Monotype van Tolbert Lanston is ook een zetmachine. De Monotype bestaat uit twee apparaten. Met het toetsenbord van de zetmachine wordt de tekst ingevoerd. De lettertekens worden op een ponsband gecodeerd. De ponsband stuurt een matrijzenraam aan in de gietmachine. In het matrijzenraam zit een matrijs van elke letter, leesteken, spatie of speciaal teken. Alles bij elkaar konden dat 324 matrijzen zijn. Daarvan werden losse loden letters gegoten. Deze letters werden automatisch tot een regel met losse letters samengevoegd. Zetten en gieten gebeurde over het algemeen in verschillende ruimten. Het nadeel bij het maken van letter-matrijzen voor het Monotype matrijzenraam, was dat romeinen en cursieven moesten voldoen aan vaste breedtes gebaseerd op een 18-puntsysteem. Ook was het aantal ligaturen wat het systeem aan kon beperkt.

. de eerste revivalgolf 5 ) Monotype en Linotype hebben door de jaren heen heel wat naam wijzigingen gehad. Vandaag de dag heten deze bedrijven Agfa Monotype Corp en Linotype GmbH. Linotype is inmiddels ook al overgenomen door Monotype maar bestaat nog wel.Voor het gemak worden deze bedrijven in de tekst als Monotype en Lynotype aangeduidt.

Rond 1920 werd het proces van letters maken vrijwel volledig in een fabriek gedaan. Door lettergieterijen als Lanston Monotype (USA/Engeland), The Mergenthaler Linotype Company (USA/Duitsland), American Type Founders (USA), Deberny & Peignot (Frankrijk), Enschedé (Nederland), Lettergieterij D. Stempel AG (Duitsland) en Grafotechna (Tsjecho-Slowakije). Het ambacht van stempelsnijder was nu echt een uitgestorven beroep. De komst van deze machines als Linotype en Monotype ontketende een golf van revivals. Voor deze nieuwe technieken moesten letters opnieuw opgetekend en aangepast worden voor de nieuwe techniek, hetgeen niet altijd even goed gebeurde. De populaire lettervormen werden aangepast om commerciële doelen te dienen. Er waren nu eenmaal meer ontwerpmogelijkheden en de kosten voor het zetten waren beduidend lager. De concurrentie tussen de diverse lettergieterijen droeg ook niet altijd bij aan de kwaliteit van de letters. Het gebeurde dat diverse lettergieterijen dezelfde populaire letter lieten optekenen als bijvoorbeeld de

15


Linoype Sabon Jan Tschichold

abcdefghijklmnopq rstuvwxyz a b c d e f g h i j klmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopq rstuvwxyz a b c d e f g h i j klmnopqrstuvwxyz

EUM )BBSMFNNFS 3PNBO SFHVMBS

"#$%&'() * +,-./012 3 4567 89:; ÂŽÂŽ „ \ < † > ^ÂƒĂ€Â”!Â? BCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVW XYZ[‡ jz ž¿ BCDEFGHIJKLMNOPQRSTUV WXYZ[jz ilnqu}v{ž¯Â&#x; E V U D I U Z Q F M J C S B S Z E U M I B B S M F N N F S Ă E F T J H O F S G S B O L F C M P L M B O E

16


6) D. Stempel AG lettergieterij in Frankfurt, geopend in . In  bereikte Stempel het exclusieve recht om matrijzen van Linotype machine te maken voor de Europese tak van Linotype. In de loop van de jaren, verkreeg de Linotype geleidelijk aan een meerderheid in het bedrijf. De laatste matrijzen voor de Linotype machine werden gemaakt in . Begin  werd Stempel volledig geabsorbeerd door Linotype GmbH. 7 ) Beatrice Warde zij werkte als assistent bibliothecaris voor ATF later ging ze als typografisch historicus werken voor de Engelse Monotype Corporation ten tijde van Stanley Morrison

8) Koninklijke Joh. Enschedé is al meer dan  jaar een Nederlandse lettergieterij en drukkerij van waardepapieren en beveiligde documenten, gevestigd te Haarlem. 9) Uit The Monotype Recorder New Series Volume  — originele titel: Memorandum, On preparing designs for Monotype faces so as to prevent arbitrary encroachments from the side of the drawing office on the designer’s work and intentions and otherwise inevitable disappointments at the designer’s end. maart 

Garamond, onder andere uitgegeven door de American Type Founders, Monotype Engeland, Monotype Amerika en Stempel 6 lettergieterijen (zie ook hoofdstuk 5 Garamond). De lettergieterijen en drukkerijen in die tijd kwamen er achter, na veel commentaar en klachten, dat ze de kwaliteit van de letters en hun drukwerk moesten waarborgen, en huurden ze de kennis in. Na 1920 realiseerde The Monotype Corporation in Engeland onder leiding van Stanley Morisson (1889 – 1967) een ambitieus programma van zowel klassieke als eigentijdse letterontwerpen. Stanley Morisson was typografisch adviseur bij Monotype van 1923 tot 1967 en was uitgebreid bezig met onderzoek naar letters en de geschiedenis ervan. Hij zorgde o.a. voor een opleving van letters als Bembo, Fournier, Bell, Ehrhardt en Baskerville. Zijn rechterhand was Beatrice Warde 7 en samen zijn ze verantwoordelijk voor een hele reeks publicaties over typografie en de typografische geschiedenis (O.a. The Fleuron, The Monotype Recorder en The Monotype Newsletter). Andere lettergieterijen volgden snel met vergelijkbare initiatieven. Monotype in Amerika met hun adviseur Frederic Goudy. Goudy werkte daar o.a. aan een revival van de Garamond. De Mergenthaler Linotype Company onder de directie van meester drukker George William Jones, die ook een revival van de Garamond optekende onder de naam Granjon (voorbeelden van deze letters zijn te zien in hoofdstuk 5). Lettergieterij D. Stempel AG gaf Jan Tschichold (1902 – 1974) de opdracht om een Garamond te ontwikkelen die te gebruiken was voor drie verschillende technieken. Tschichold ontwierp Sabon. Het ontwerp van Sabon (zie afbeelding op vorige pagina) is gebaseerd op de letters van Claude Garamond en zijn leerling Jaques Sabon. De cursieven zijn gebaseerd op een tijdgenoot van Garamond, Robert Granjon. Sabon was de eerste lettersoort van de Lettergieterij D. Stempel AG waarvan de karakters het zelfde voor Linotype, Monotype en het hand zetten waren.

. revivals van Van Krimpen voor Monotype

Jan van Krimpen (1892 – 1958) had een erg uitgesproken mening over de letters die aangepast werden voor de nieuwe monotype machine. Hij zag losse gegoten letters en Monotype zetsel als twee verschillende dingen, en was geen sinds tevreden over zijn letters (Lutetia, Antigone Greek, Romulus, Haarlemmer, Spectrum en Sheldon) die voor de Monotype machine waren aangepast (Oorspronkelijk gesneden en uitgegeven door Lettergieterij Joh. Enschede 8). Hij noemde de Monotype machine ook een ‘gelimiteerde’ machine. In zijn Memorandum voor de Monotype Corporation uit 1956 (bijna al zijn letter ontwerpen waren toen al aangepast voor de Monotype machine) uit hij zijn frustratie over het aanpassen van zijn letters en die van andere voor Monotype. Hij beschrijft zijn visie in retrospectief over hoe het eigenlijk had en ‘nu’ zou moeten gebeuren: “I want to repeat that it should not be forgotten that foundry type and Monotype type are different things just as hand-cut and machine-cut punches are. The properties and peculiarities of the one can not be combined with those of the other; and who tries to do so does it at the risk of producing a hybrid or a bastard. Both wil reveal their failure: and both, in the end, are bound to be unable of giving satisfaction.” 9 Eén van de problemen die Van Krimpen onder ogen zag tijdens de productie van zijn letter Haarlemmer was dat bij de machines (zoals die van Monotype) zijn letters binnen een streng systeem van de vooraf bepaalde waarden gecreëerd moesten worden. Elke letter moest geplaatst en gespatieerd worden binnen dat systeem van slechts 18 eenheden. Het andere probleem was de invasie van Nederland in Wereldoorlog II. De originele Haarlemmer ging nooit in productie. Diverse letters van Van Krimpen zijn inmiddels gedigitaliseerd door de Dutch Type Library onder leiding van Frank Blokland: DTLHaarlemmer, DTLSheldon, DTLRomulus.

17


Rooster voor de verwisselbare matrijzen met negatieve i.p.v. matrijzen voor de Monotype Monophoto machine. (bron: www.typogabor. com)

Intertype fotozetter, een van de eerst fotozetters (bron: www.typogabor. com)

Het basisprincipe van fotozetten: licht flitst door een cirkelvormig of rechthoekige negatief met daarin de letters, overdracht van het beeld van de letter door een lens en een prisma en tenslotte op film of papier. (bron: www. typogabor.com)

18


. introductie van fotozetsel

Met de komst van de fotozetter (ca. 1960) ontstaat wederom een golf van revivals. Hetzelfde deed zich al eerder voor bij de introductie van Monotype en Linotype machines. Opnieuw worden de populairste letters door de diverse lettergieterijen opgetekend voor de nieuwe techniek. Het principe van de fotozetter werkt als volgt: licht flitst door een afbeelding van een letter op glas of film, de grootte van de letter kan met een lens geschaald worden. Het al dan niet geschaalde beeld van de letter wordt gekopieerd op lichtgevoelige film of papier. Het zetsel dat uit de machine kwam werd vervolgens gemonteerd en gebruikt in het inmiddels verfijnde offset proces van drukken, wat voort gekomen is uit het vlakdrukken wat in 1796 werd uitgevonden. In het begin waren de fotozetters erg primitief en niet meer dan een gat geboord in het lettermatrijs van een Linotype machine, waar de metalen letter vervangen werd door een foto-negatief van een letter. Of in het geval van Monotype, was de matrix gevuld met negatieven van letters in plaats van de koperen lettermatrijzen. Later werden het nieuwe op zichzelf staande machines die helemaal niet meer op de vertrouwde Linotype en Monotype machines leken. In de jaren zestig werd de typografie gedomineerd door het fotozetsel. Maar ook het fotozetten kende beperkingen. Alle corpsgrootten werden met hetzelfde typografisch negatief geproduceerd. Er werd dus geen rekening gehouden met kleine vormaanpassingen die nodig zijn bij schaalveranderingen, zoals wel het geval was bij losse loden letters. Het aantal fonts voor fotozetsel was beperkt en van de beschikbare fonts ontbraken vaak ligaturen, uithangende cijfers, kleinkapitalen en accenten. In het begin van het machinaal gieten werden er in hoog tempo letters gemaakt voor deze machine wat vaak slecht gedaan werd en de machines hadden hun beperkingen. Naarmate de tijd vorderde werd ook met het machinaal zetten kwaliteit bereikt. Deze behaalde kwaliteit werd weer van tafel geveegd door het fotozetsel. Ook nu moest er weer gezocht worden naar kwaliteit. Men ging met de letters aan de slag. Een mooi resultaat van die zoektocht naar kwalitet is Trinité van Bram de Does ontworpen voor de fotozet techniek. Bram de Does vertelt over zijn ervaringen met de fotozetter in het boek Romanée en Trinité: historisch origineel en systematisch slordig:

Fototypografische matrijs voor de Mergenthaler fotozetter

“Na 1967 leerde ik meer kwaliteiten van de loden Monotype Bembo 10 benoemen toen die verloren bleken bij de eerste fotografische zetmachines. Aanvankelijk voelde ik het nog niet eens als een verlies dat alle corpsen bij Enschedé van één negatief geprojecteerd werden, dat ondervond ik pas later. Het was vooral het verlies in de ‘leescorpsen’ 8 tot en met 12 punt, dat me stoorde: de teveel ingekorte stokken en staarten, de vermagering, de contrastverhoging, de vormverbreding, de slechte stelling, de afronding en de verkloddering. Ook met de loden Bembo (zie afbeeldingen volgende pagina red.) was het al moeilijk om in hoogdruk op ruw papier juist zo ‘tegen zwart aan’ te drukken dat er harmonie in het paginabeeld ontstond. Met de beste taaie inkt en niet te snelle druk op nauwelijks gelijmd papier was het tenminste mogelijk juist die verzwaring van de letters te krijgen die het evenwichtige beeld gaf waarop het ontwerp was gebaseerd. Ook maar heel weinig vetter drukken gaf al een onregelmatig, klodderig pagina beeld. Harmonie is blijkbaar een erg labiel evenwicht tussen meerdere factoren. Behalve inkt en papier zijn er bij offsetdruk veel meer fases in de tekstaanmaak waar het mis kan gaan. Wat we ook experimenteerden met belichten en ontwikkelen, druk en papier, bij die eerste fotografische Bembo’s was de harmonie van de hoogdrukversie niet te evenaren. Ik vermoedde toen dat de oorzaak lag in de tekeningen, die niet voldoende voor de nieuwe techniek aangepast waren. Die techniek zelf was goed genoeg en gaf zelfs meer mogelijkheden dan lood. Het moest mogelijk zijn om in ieder geval in één corps precies de verworvenheden van het zo gewaardeerde loodcorps te evenaren, misschien zelfs te verbeteren. Door de techniek van de werkwijze stap voor stap terug te volgen van de offsetdruk met een bepaald soort inkt op een bepaald papier, het kopiëren op de plaat, de filmcorrectie, het ontwikkelen, het belichten in de zetmachine, moest er door meting achter

19


te komen zijn hoe je de tekeningen zou moeten veranderen om het gewenste resultaat in dat ene corps te krijgen. Ik bestudeerde dat intensief. Günter Gerhard Lange’s Garamond (uit 1972, maar ik zag hem pas in 1976) was de eerste letter die indruk op me maakte door de manier waarop hij voor fotografisch zetten was bewerkt en toch een zeer goede Garamont was gebleven. In 1978 schakelde Enschedé over op tweede generatie fotografische zetapparaten, de Autologic APS 153. Juist de Bembo had daar nòg meer kwaliteiten verloren.” Helaas voor Tschichold en De Does was het vrij snel gedaan met het fotozetten, de Digitale Revolutie was begonnen, waardoor men weer moest omschakelen naar een nieuwe techniek.

9) Bembo is de naam van een lettertype met schreef. Het is gebaseerd op een door Francesco Griffo gesneden lettertype dat voor het eerst werd gedrukt in 1495. Griffo werkte in de Venetiaanse drukkerij van Aldus Manutius een bekend drukker van humanistische werken. Het lettertype werd voor het eerst gebruikt in het boek getiteld De Aetna zie afbeelding. (bron: www.sanskritweb.net)

Monotype Bembo

abcdefghijklmnopqrstyvwxyz abcdefghijklmnopqrstyvwxyz

Het tegenwoordige lettertype Bembo is ontworpen door Stanley Morison voor de Monotype Corporation in 1929 en later ook door monotype gedigitaliseerd. zie afbeelding

20


“Het heeft niets met de technologie uit het verleden te maken. Het gaat om het vormprincipe. Je kunt iedere vorm geschikt maken voor elke technologie. Iedere letterontwerper - of hij nu voor lood werkt, voor fotozetten of voor digitaal zetten - maakt een aanpassing van de vorm die hij als ontwerper wil maken.” Frank Blokland in een interview door Gerard Voshaar

Dit is een vergelijking van de digitale Bembo, een scan van een 14 punts letter van Morison’s boek First Principles of typografy gezet in loden Bembo, en rechts Bembo Book. (vergelijking gemaakt door Nick Shinn Canadese letterontwerper)

21


Het basisprincipe van digitaal fotozetten met cathodestraal (bron: www.typogabor. com)

De HellDigiset (bron: www.global-type. org)

Een van de eerste Apple Macintosh computers

22


. De computer

D

e eerste gecomputeriseerde letterzetters waren hybrides van de eerder genoemde fotozetmachines en zuiver digitale output. In 1965 komt het bedrijf Dr.-Ing. Rudolf Hell GmbH, met de eerste semi-digitale letterzetter de Digiset. Deze tussenvorm produceerde bitmap of raster letters. Een digitaal opgeslagen formule of code werdt geprojecteerd op bromidepapier of film via Cathodestraal of laser. De letters worden niet in één keer belicht op fotopapier maar lijn voor lijn opgebouwd. De code werd in het primitieve computergeheugen opgeslagen en bevatte informatie over welke vierkante puntjes deel uitmaakten van een letter. Een punt (bit) kost maar weinig geheugen omdat deze alleen de twee waarden 0 (wit) of 1 (zwart) kon aannemen. Een verzameling van bit-punten werd Bitmap genoemd en bestond uit de volledige lettervorm. Doordat de letters waren opgebouwd uit vaststaande banen, werden de lettervormen op sommige plaatsen rafelig. Weer wat later (1979) komt Linotype met een kleiner apparaat de CRTronic, een all-in-one apparaat ook met cathodestraal voor het belichten van de film. Waarbij de letters niet meer waren opgebouwd uit lijnen of punten maar er gebruik gemaakt werd van Vector of Bezier curves 11. De ontwikkelingen volgen elkaar daarna heel snel op, maar het gebruik van bitmapfonts blijft nog vrij lang in gebruik, tot ver in de jaren negentig. Bram de Does vertelt in Romanée en Trinité; Historisch origineel en systematisch slordig ook over de periode dat zijn fonts voor bitmap en voor Ikarus M (één van de eerste programma’s om letters te digitaliseren d.m.v. curven) werden opgetekend;

11) Vector- of Bezier-curves zijn inmiddels heel gebruikelijk, en men kent ze nu voornamelijk uit programmas als Adobe illustrater en Autodesk AutoCAD. De uitvinder er van was Pierre Bézier hij was een Franse ingenieur die deze curven in de automobielindustrie (Renault) gebruikte. 12) Postscript is een pagina beschrijvingstaal, oftewel een programmeertaal om tekst en afbeeldingen op een apparaatonafhankelijke manier te beschrijven. Zo zou een Postscriptbestand in principe door iedere laserprinter hetzelfde geprint moeten worden.

“De geplande bitmap Autologic Trinité is in 1983 niet doorgegaan. Zij wilden het alleen als range 1 ook geproduceerd mocht worden en dat heb ik geweigerd omdat ik het te grof vond. Bijna alle professionele zetapparaten kunnen nu wel 1000 of meer lijnen per cm vervaardigen. Dat hoeft dus geen reden meer te zijn om toestemming te weigeren. Enschede schakelde in ‘87 over op Linotronic maar hield voor de Trinité de APS 153 aan. Peter Matthias Noordzij kreeg begin ‘90 de opdracht van Enschede de hele Trinité serie van ca. 1600 tekens met Ikarus M te digitaliseren. Linotype zal als eerste licentie nemen. Ook andere zetmachinefabrieken hebben belangstelling getoond. Bij de omschakeling van de fotografische naar de 1000 lijns digitale Trinité blijven mijn uitgangspunten van tien jaar geleden in grote trekken bestaan. Beide technieken hebben nauwelijks beperkingen om elk detail te kunnen weergeven. De positieven die beide apparaten leveren volgen nog meestal dezelfde reproductieweg en moeten dan ook aan dezelfde eisen voldoen. Een aantal storende details ga ik verbeteren bij de omzetting, maar niet alle, anders zou het geen Trinité meer zijn. Zo worden de onderkast cursieven nu 2% groter.”

3.1 digtaal

Er waren nu verschillende digitale en semi-digitale systemen beschikbaar, elk had zijn eigen programmeertaal voor het communiceren met uitvoersystemen. Hoewel deze machines voordelen hadden, kenden zij ook problemen. Geen van deze vroege programmeertalen ging goed om met graphics en allen hadden hun eigen formaten voor lettertypen. In de jaren ‘80 werd Postscript 12 geleidelijk aan de norm voor digitale typografie. Dit was toe te schrijven aan een verscheidenheid van redenen, waaronder het opnemen van Postscript in

23


de printer van Apple Laserwriter en zijn krachtige grafische kwaliteiten. De combinatie van een Apple Macintosh (de eerste wijd gebruikte computer met wat-u-ziet-is-wat-u-krijgt vertoning) met PageMaker (het eerste desktoppublishingsprogramma) werd de basis gelegd voor de huidige overheersing van gecomputeriseerde typografie. Postscript type 1 zijn lettertypen geïntroduceerd door het Amerikaans bedrijf Adobe in 1984. De belangrijkste eigenschap van deze lettertypen is dat ze schaalbaar zijn. Ze bestaan uit twee delen. Enerzijds is er de omtrekbeschrijving die opgebouwd is uit bézier curves, anderzijds is er een bitmap-versie, voor de weergave op het computerscherm. Truetype is altijd de concurrent geweest van Adobe’s Postscript. Eerdere Windows varianten kenden geen goed schaalbare outline-lettertypen, maar alleen bitmap-lettertypen en beperkt schaalbare vector-lettertypen. De introductie van de Truetype-lettertypen heeft mede de doorbraak van Microsoft Windows tot gevolg gehad, Truetype is door Apple ontwikkeld maar aan Microsoft verkocht. Truetype-lettertypen worden beschreven met splines (aaneenschakeling van stukjes polynomen) die vervolgens ingevuld worden. In Postscript en Truetype-lettertypen worden ook ‘hints’ (instructies) opgeslagen, die ervoor zorgden dat ook bij een lage resolutie met weinig beeldpunten, ook op het beeldscherm een zo goed mogelijk optisch beeld van de letter ontstaat. Vanaf 1980 werden er veel nieuwe digitale letters uitgebracht. Daarnaast werd steeds meer mogelijk met tekenprogramma’s. Er kwamen vectorgeoriënteerde tekenprogramma’s waarmee eenvoudig lijnen gemaakt en bewerkt konden worden. Het hele productieproces werd vanaf dat moment door de letter- en grafisch ontwerpers beheerst. Ze konden voortaan zelf met de computer letters ontwerpen, pagina’s opmaken en deze zelfs printen. Het Postscript systeem vertaalde namelijk alle ingrediënten van de pagina naar een gezamenlijk outline-bestand (beeld en tekst) dat door iedere printer werd geaccepteerd. Postcript wordt in het professionele milieu over het algemeen wel gezien als superieur tegenover Truetype. Een van de belangrijkste factoren die ook bijgedragen heeft aan het succes van Postscript-lettertypen, was het feit dat rond 1989 Linotype met een letterproef uitkwam met 2.000 lettertypen, die ze in het geheim hadden gedigitaliseerd. Rond 1987 waren ze hiermee begonnen en in samenwerking met Adobe had Monotype in ongeveer 2 jaar tijd 2.000 lettertypen gedigitaliseerd. Deels nieuwe ontwerpen maar voor een groot deel revivals. Een hele prestatie, die zowel Linotype als Adobe geen windeieren heeft gelegt. Maar het heeft wederom de kwaliteit van de letters geen goed gedaan. De vraag is: Wat hebben ze als origineel gebruikt? Wat zijn hun uitgangspunten geweest? Het gevolg van de komst van de digitale typografie is dat de geschiedenis zich wederom herhaalt. In het boek Nieuwe Letters (2003) zegt Martin Majoor het volgende: “Het is duidelijk dat de fabrikanten die van oorsprong loodletters produceerden met de digitalisering van hun archief alleen oog hebben gehad voor het snel verdienen van geld met oude succesvolle loodletters. De digitale versie van Bembo haalt het op dit moment absoluut niet bij de loden Bembo. Ik zeg bewust op dit moment want ik ben er van overtuigd dat het een kwestie van tijd is tot er een nieuwe director’s cut-versie van de oude klassieke loodletters wordt uitgebracht.” Truetype en Postscript-lettertypen worden al snel opgevolgd door Opentype. Opentype is een indeling voor digitale letters die in 1997 werd ontwikkeld door Microsoft en Adobe. Begin 2005 zijn er meer dan 7.000 lettertypen beschikbaar in de Opentype-indeling, waarvan ongeveer eenderde afkomstig is van Adobe. Opentype biedt meer mogelijkheden. Opentype-lettertypen kunnen bijvoorbeeld tot 65.536 tekens bevatten. Er worden op dit moment nieuwe versies gemaakt van eerder gedigitaliseerde letters, om weer te voldoen aan de nieuwe standaard Opentype.

24


25


“Het is duidelijk dat de fabrikanten, die van oorsprong loodletters produceerden, met de digitalisering van hun archief alleen oog hebben gehad voor het snel verdienen van geld met oude succesvolle loodletters. De digitale versie van Bembo haalt het op dit moment absoluut niet bij de loden Bembo. Ik zeg bewust ‘op dit moment’, want ik ben er van overtuigd dat het een kwestie van tijd is tot er een nieuwe director’s cut-versie van de oude, klassieke loodletters wordt uitgebracht.” Nieuwe Letters (2003)—Martin Majoor

26


. Het heden

A

ls we het over het heden hebben moeten we het niet over feiten hebben zoals in het hoofdstuk geschiedenis, maar over meningen. Voor dit gedeelte van de scriptie heb ik gebruik gemaakt van een aantal artikelen, essays en interviews uit diverse boeken en websites, over revivals, door en met mensen zoals o.a. Fred Smeijers, Peter Verheul, Gerard Voshaar, Frank Blokland. Vervolgens heb ik Martin Majoor en Jaap van Triest geïnterviewd en ze laten reageren op citaten en opmerkingen uit deze artikelen en interviews. Aan de hand van deze artikelen en interviews omtrent onderwerpen als; interpretatie van revivals en commercie van de grote letterproducenten 13. De diverse meningen en ideeën van deze grafisch ontwerpers en letter ontwerpers tegenover elkaar zetten. Ik zal eerst een korte introductie geven van de letter ontwerpers en grafisch ontwerpers die in dit stuk aan het woord komen. Martin Majoor (1960) Martin Majoor is een Nederlandse letter ontwerper. Majoor ontwerpt al letters sinds midden jaren 80. In 1988 begint hij te werken voor Muziekcentrum Vredenburg in utrecht. Majoors bekendste ontwerpen zijn wellicht de lettertype-families FF Scala (1988) en FF Scala Sans (1993) voor Muziekcentrum Vredenburg. Deze worden ook door onder meer het Algemeen Dagblad, KLM en Taschen gebruikt. Vanaf 1994 ontwierp hij Telefont List and Telefont Text voor de telefoonboeken van PTT Telekom (tegenwoordig KPN). Ook maakte hij de families Saria (2000) en Nexus (2004). Fred Smeijers (1961) Fred Smeijers is een Nederlandse letter ontwerper. Beschikbare letterfamilies van zijn hand zijn onder meer FF Quadraat en FF Quadraat Sans, TEFF Renard, Arnhem, Fresco, Custodia en Sansa. Hij is met Rudy Geeraers oprichter van de digitale letteruitgeverij OurType. Daarnaast heeft hij onder meer gewerkt voor Philips en Canon. In 2000 won Smeijers de Gerrit Noordzijprijs. In 2004 werd hij benoemd tot docent digitale typografie aan de hogeschool voor illustratie en boekkunst in Leipzig. Hij is auteur van de boeken Counterpunch (1996) en Type Now (2003). Frank E. Blokland (1959) Als student richtte Frank Blokland in 1980 de succesvolle werkgroep Letters] op, waaruit veel bekende Nederlandse letterontwerpers zijn voortgekomen. In 1987 ontwierp hij de letters op het Homomonument bij de Westerkerk in Amsterdam. Daarna volgden nog vele opdrachten op dit gebied, zoals de belettering van de plaquette bij het Joodse Weeshuis in Leiden en die van het Franciscanessenmonument in Oegstgeest. In 1990 schreef Blokland het boek bij de Teleac cursus Kalligraferen, de kunst van het schoonschrijven. In datzelfde jaar richtte hij de Dutch Type Library (DTL) op. In 1987 volgde Blokland –als eerste van de jongere generatie– Gerrit Noordzij op als docent aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK). Als senior docent geeft hij les in schrijven, lettertekenen, letterontwerpen en fontproductie aan de eerste en tweede fase opleidingen van de afdeling grafische ontwerpen. Sinds 1995 is Blokland verbonden als docent aan het Plantin Genootschap te Antwerpen. Eind jaren negentig van de vorige eeuw initieerde hij de ontwikkeling van DTL FontMaster. Frank E. Blokland ontwierp onder meer de lettertypes DTL Documenta & Sans en DTL Haarlemmer & Sans. DTL maakt naast nieuwe letters ook, zoals ze zelf zeggen: “revivals van waardevolle historische Nederlandse en Vlaamse lettertypen.” 13) In deze tijd kunnen niet meer spreken van leetergieterijen omdat er niets meer gegoten wordt, dus spreken we van letterproducenten.

Jaap van Triest (1957) Voltooide in 1981 zijn studie grafisch ontwerpen met de documentaire publicatie Auto over de Citroën DS. Hij ontwierp het architectuurtijdschrift Forum, Vormberichten van de BNO, en met Karel Martens de bekroonde monografieën Karel Martens Drukwerk\Printed

27


Matter en Wim Crouwel – Mode en Module. Diverse samenwerkingen met beeldend kunstenaars en met de TU Delft faculteit Bouwkunde: recent een monumentale publicatie over Team 10. Naast zijn ontwerppraktijk is hij docent typografie en ontwerpen en lectoraatsmedewerker aan Akademie voor kunst en Vormgeving St. Joost Breda. Hij schreef over de geschiedenis van zetten en opmaken in Loodvrij en digitaal (2001), die van ‘drukkers, ontwerpers en de vooruitgang’ in Galeislaven en rekentuig met Sybrand Zijlstra, en publiceerde over de oplagedruk van kranten en tijdschriften Rollenrotatiedruk in Nederland, met Bob Winkler en Johan Hemels. Gerard Voshaar (1966) Gerard Voshaar volgde zijn studie aan de Academie voor Kunst en Vormgeving in ’s-Hertogenbosch. Gerard Voshaar is nu voornamelijk aktief als freelance journalist en tekschrijver met specialisatie; kunst, vormgeving, techniek, internet en computer hardware en software. Voorbeelden van gepubliceerd werk en een weblog over vormgeving, typografie en kunst is te zien op www.voshaar.nl Peter Verheul (1965) Peter Verheul volgde zijn studie aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag (1984 – 1988). Sinds 1991 docent letterontwerpen aan de KABK. Werkzaam geweest bij Buro Petr van Blokland + Claudia Mens, (1991 – 1995) als grafisch ontwerper illustrator en typograaf. Vanaf 1996 als zelfstandig ontwerper met de nadruk op typografie. Onder zijn klanten kring vallen o.a.: 010 Publishers, Bijzondere Collecties UVA, De Roos Foundation, Studio Dumbar, KABK, Studio Schrofer, Raad van State, Tetterode, Thonik e.v.a. (www.farhill.nl)

4.1 techniek en interpretatie

Techniek en interpretatie zijn twee begrippen die vaak terug komen in de documentatie die ik over revivals gelezen heb, het meest letterlijke voorbeeld is van Fred Smeijers die zegt in het boek Nieuwe Letters: “Vergeleken bij facsimile spelen bij een revival twee andere factoren een grote rol, namelijk techniek en interpretatie.” Ook andere ontwerpers laten direct of indirect hun licht schijnen op deze begrippen: Peter Verheul: “In deze tijd wordt er heel wat digitaal afgestoft, bijgepunt en afgelakt. Daar worden goede redenen voor aangedragen. Uiteindelijk begrijp ik het toch niet. Als je iets met zo’n verouderd ontwerp wil, is het dan niet beter dat gewoon te interpreteren. Dan kan je namelijk verder gaan dan wat restauratiewerk dan schuren, plamuren en schilderen. Je kan in zo’n geval besluiten iets totaal af te breken of iets uit te bouwen om te komen tot een structurele verbetering met meer perspectief en minder beperkingen. En met een nieuwe naam natuurlijk.” Martin majoor: “Ga je een letter letterlijk kopieeren of ga je interpeteren. Interpeteren lijkt mij altijd beter. Als je een revival maakt is het altijd een intrepetatie van een eerder gedrukte resultaat. Wat mij vroeger stoorde aan de Macintosh, dat al de letters die er opzaten te dun waren. Als je dat ging belichten dan waren alle dunne delen te dun. Monotype heeft de tekeningen van het lood zetsel genomen en dat gedigitaliseerd and thats it. Maar bij loodzetsel komt er altijd een kraalrand. Dan wordt de letter iets vetter. Het waren ook nog eens Postscipt Type 1 letters dus die waren gehint, met als gevolg dat alle stokken evenbreed waren en weer een beetje dunner. Ik draaide ze dan twee keer zo groot uit en liet ze door de drukker weer verkleinen naar het juiste formaat. Dan kreeg ik een letterbeeld zoals het bedoeld was. Het heeft heel veel met techniek te maken. Je kunt heel precies een revival maken maar als de techniek dan vervolgens de letter gaat verdunnen. Door het hinten bijvoorbeeld. Dan heb je gewoon geen goede revival.” Frank Blokland (in een interview door Gerard Voshaar): “Het heeft niets met de technologie uit het verleden te maken. Het gaat om het vormprincipe. Je kunt iedere vorm geschikt maken voor elke technologie. Iedere letterontwerper - of hij nu voor lood werkt, voor fotozetten of voor

28


digitaal zetten - maakt een aanpassing van de vorm die hij als ontwerper wil maken. Met de huidige druktechnieken kun je meer één op één werken dan ooit tevoren. Vroeger hielden ze weliswaar rekening met de kraalrand, maar ze wisten niet hoe groot de druk was. Als het papier wat opgedampt werd dan was het vochtiger dan normaal en ging de letter er bijvoorbeeld veel dieper in. Het is een ontwikkeling van vorm zoals alles een ontwikkeling van vorm is. Mooi voorbeeld is het misverstand dat de schreef ontstaan zou zijn doordat de Romeinen geen haakse hoek konden hakken. Het is niet makkelijker of moeilijker om een haakse hoek te hakken dan een schreef. Het is een vormkeuze.” Jaap van Triest: “Het streven van de letterontwerper is er vrijwel altijd op gericht het voorbeeld te overtreffen, aspecten toe te voegen die eigentijds genoeg zijn. Ik citeer hier dan maar een stukje Frank Blokland (Compres, maart 2003); ‘De letters van Van Krimpen zijn niet terug te plaatsen in de tijd; de details passen noch in de renaissance noch in de barok of het classicisme. De achttiende-eeuwse letters van Baskerville hebben ook kenmerken die niet terug te vinden zijn in letters die bijvoorbeeld honderd jaar eerder werden gemaakt door onder andere Christoffel van Dijck’.”

4.2 revival van Bach

Het volgende citaat is van Frank Blokland en komt uit een interview met Frank blokland door Gerard Voshaar: “Hét argument voor een revival is hetzelfde argument waarom we nu nog steeds muziek van Bach uitvoeren: kwaliteit.” Ik vraag zowel Jaap van Triest als Martin Majoor wat ze van deze uitspraak vinden; )Simeon ten Holt (1923) is een Nederlandse componist.

14

) Norah Jones, (1979) is een Amerikaanse jazz-zangeres. Haar vader is Ravi Shankar, zelf een beroemd muzikant. Ze is sterk beïnvloed door de muziek van (onder andere) Bill Evans en Billie Holiday en ze beschouwt Willie Nelson als haar grote idool. 15

) Glenn Herbert Gould (1932 – 1982) was een Canadees pianist die vooral faam verwierf door zijn Bachvertolkingen.

16

17 ) Giuseppe Domenico Scarlatti (1685 – 1757) was een Italiaans componist, klavecinist en organist. Hij is bekend geworden door zijn grote aantal sonates voor klavecimbel, die door hun eigenzinnige stijl en technische eisen een belangrijke invloed hebben gehad op de Spaanse en Engelse klaviermuziek - en indirect op de Duitse, Franse en Italiaanse klaviermuziek.

) Vladimir Horowitz (1903 – 1989) was een Joods-Russisch-Amerikaanse pianist en als zodanig één van de invloedrijkste pianisten ter wereld.

18

Martin Majoor: “Ik denk niet dat je het kan vergelijken, Muziek is een heel andere wereld, het is iets universeels. Je zou het moeten vergelijken met het opnieuw schrijven van Bach-achtige stukken. En dat is iets wat je niet zo snel doet. Dat vindt ik ook eigenlijk met revivals vaak een moeilijk punt. Als hij het vergelijkt zoals Frank dat doet, dan moet je inderdaad zeggen. Je kan een stuk schrijven dat helemaal in de stijl van Bach is. Dat kan hoor, en dan heb je zo iets. Maar als het dan uitgevoerd wordt lijkt heel erg op Bach maar dat is het niet. Het is een soort revival van Bach. Maar eigenlijk gewoon kitsch. En bij een letterrevival is dat ook, Hangt er van af hoe je een revival maakt maar het kan naar de kant van kitsch gaan. Er zijn Garamonds die vroeger door Apple Macintosh werden gebruikt op verpakkingen en in advertenties (zie afbeelding pag. 34). Dat was een soort van hele smalle Garamond een verschrikkelijk lelijk ding, ja echt niet te geloven. Dat vindt ik gewoon een kitsch versie van Garamond.” Jaap van Triest: “Het ontbreekt de uitspraak aan diepgang: bij muziek is sprake van interpreten en gebruikers, maar: 1 Het uitvoeren van muziek op oude instrumenten geldt als discutabel (clavecimbel of fortepiano in plaats van een hedendaagse concertvleugel bijvoorbeeld). Men gebruikt doorgaans up to date instrumenten en uitvoering volgens up to date inzichten. 2 Slechts een deel van de muziek betreft nieuwe compositie (kersverse popmuziek of wereldpremières van hedendaagse zogezegd serieuze muziek), de rest is heruitvoering, covers kortom herinterpretatie van eerdere composities. De 20e eeuwse compositie Canto Ostinato van Simeon ten Holt 14 wordt meestal uitgevoerd met vier concert-vleugels, maar ook wel met blazers. Een nummer van Elvis Presley of Bob Dylan kan worden opgevoerd door een Urker visserskoor of door Norah Jones 15. 3 Komt kwaliteit vanzelf (weer) bovendrijven door interpretaties? De eigenaardige interpretaties door pianist Gould 16 hebben een nieuw publiek van in de eerste plaats platenluisteraars met de klaviermuziek van Bach vertrouwd gemaakt. En Bachs tijdgenoot Domenico Scarlatti 17 is mede door de programmakeuze en de platenopnamen van pianist Horowitz 18 bij

29


een breder publiek bekend gemaakt. Zijn interpretaties hebben Scarlatti voor jonge pianisten en luisteraars vanzelfsprekend repertoire gemaakt. Via oorspronkelijke composities van Norah Jones kun je het werk van Billie Holiday (of Ravi Shankar) ontdekken. Context en tijdsomstandigheden zijn bepalend voor het welslagen van de heropvoering. Scarlatti, bij leven zich ontworstelend aan de schaduw van zijn componist-vader, straalt nu als een ster. In een creatievere periode zou het nogal terugverwijzende, historiserende, behaag-behoudzuchtige werk van Norah Jones ondenkbaar zijn. Andersom: onbegrijpelijk dat niemand in de jaren 1930 de stijl Van Meegeren 19 ontmaskerde als tijdeigen illustratiemanier: nu zie je onmiddellijk dat het geen schilderijen van Vermeer zijn, ons zit een typisch stijlanachronisme in de weg – nu teveel om ons te misleiden. Maar de grote kunstkenners destijds wilden zo graag nieuwe Vermeers ontdekken dat ze blind waren voor die eigentijdse trekjes. Zo zie je aan Cochin en Futura uitgesproken dertigerjaren ouderwetsigheid: (te) kleine x-hoogte. Eenzelfde rationeel effectbejag bij Bodoni. Bij letterontwerpen en ook herontwerpen gebruiken we up-to-date instrumenten: vectoroutline, Opentype (1) (op de marge-lettergieter na). Net als in de muziek zijn nieuwe letterontwerpen talrijk, maar overheerst het gebruik van een aantal beproefde originele letterontwerpen en een aantal herontwerpen of revivals – min of meer bekwaam geïnterpreteerd door grote letterleveranciers en individuele letterontwerpers (2). Door historisch onderzoek en herinterpretaties van ontwerpuitgangspunten uit het verleden komen van tijd tot tijd benaderingen van oudere letterontwerpen beschikbaar (die we beluisteren alsof het Horowitz is die ons voor het eerst met Scarlatti kennis laat maken, of Jones die ons via een omweg naar Holiday terugvoert). In de muziek is de interpreet iemand met groot muzikaal gevoel, die niet hoeft te kunnen componeren. In het letterontwerpen kleeft sommige interpreten iets onvruchtbaars aan, een gebrek aan originaliteit dat de ontwerper tracht te camoufleren door (al te) getrouw een historisch voorbeeld te her-opvoeren. Norah Jones heeft weldegelijk een eigen stem, en onze tijd is blijkbaar rijp voor 19 miljoen cds (in een tijd van gratis downloaden), Blokland heeft nauwelijks een eigen geluid. Bovendien lijkt hij meer in de must-have (de inkomsten van zijn firma) dan in het gebruiksgemak te investeren: de talloze gradaties en varianten van door hem uitgegeven fonts suggereren luxe (even imponerend als de prijs en de verplichtingen volgens licentieovereenkomst) maar benemen de gebruiker-typograaf het nodige overzicht om optimaal van de aanschaf gebruik te maken. De interpreet kortom speelt zo pijnlijk rationeel en technisch volgens voorbeeld, dat van passie en luistergenot geen sprake is, of slechts onder strenge voorwaarden die je plezier benemen. Ons wordt een rad voor ogen gedraaid: dit kan de oorspronkelijke maker onmogelijk voor ogen hebben gestaan, of sterker, zoals Martin Majoor opmerkt: dit stond de oorspronkelijke maker niet voor ogen. Wat dan rest is het iele geruis dat door de interpretatie heenklinkt als het enige eigen geluid van de re-animator zelf. In het geval van Blokland is dat enerzijds een economisch belang als uitgever (wat overigens een individuele ontwerper als Majoor ook echt niet vreemd is) anderzijds een technische (over) interesse, en als laatste een speculeren op de compleetheidsmanie en de zucht naar ‘traditioneel verantwoorde nieuwtjes’ – in plaats van de wat riskantere aanschaf van nieuwe, originele ontwerpen. De ‘incubatietijd’ voor splinternieuwe letterontwerpen schat ik op een jaar of vijf (Scala Sans), tot wel vijftien (Barmeno, Rotis). Een lezing van F. Blokland in Breda bevestigde zijn droogst denkbare betrokkenheid bij het vak van letterontwerpen, eigenlijk zonder visie, passie, of risico, en met de vacuumcleane werkwijze van de restauratiearchitect die ‘historisch verantwoord’ vooropstelt, en de gebruikers achterstelt. Het lijkt wel alsof hij zich levenslang in het kielzog van zijn bijna-naamgenoten laat meedobberen, exact twintig jaar na de eerste artikelen van Noordzij en Petr in Compres nog eens aankomend met Ikarus en de blokjesontwerpmethode (die Ungers letters destijds al zo bloedeloos maakte) – in de muziek kennen we dat genavolg en gekloon maar al te goed.”

) Han van Meegeren (1889 – 1947) was een Nederlands kunstschilder en kunstvervalser. Hij werd vooral bekend door zijn vervalsingen van werken van Vermeer. 19

4.3 Haarlemmer

Tijdens het interview wat ik met Martin Majoor had kwam ook Haarlemmer van Jan van Krimpen ter sprake en daar mee ook Dutch Type Library en Frank Blokland, die daar een revival van heeft gemaakt DTL Haarlemmer en DTL Haarlemmer Sans. Martin Majoor zij er het volgende over:

30


Martin Majoor: “De Haarlemmer was een letter ontworpen door Jan van Krimpen. voor het eenheden systeem van Monotype. Omdat hij gedwongen werd op bepaalde breedtes te werken kwamen er hele rare letters uit en beschouwde Jan van Krimpen de Haarlemmer als mislukt. Kijk, als iemand een letter maakt en die beschouwd als mislukt, dan moet je er eigenlijk niet mee verder gaan. Dan moet je dat niet gaan reviven. Daar komt bij dat Frank Blokland er een schreefloze versie, de Haarlemmer Sans bij heeft gemaakt, die Van Krimpen zelf nooit getekend heeft. Een beetje met het idee zoals Van Krimpen ooit de Romulus en de Romulus Sans ontworpen heeft. Ik vraag me dus af; moet je iets gaan reviven wat mislukt is? Hoe ver ga je met reviven?” Het is duidelijk dat Martin Majoor het niet eens is met DTL over het besluit om de Haarlemmer te reviven. Ik was erg geïntrigeerd door dit verhaal en bij thuiskomst zat ik vrijwel gelijk op de website van DTL. Daar vond ik een tekst van DTL over de revival Haarlemmer van Jan van Krimpen: DTL: “[...]Bij de productie van DTL Haarlemmer werd uitgegaan van de originele ontwerptekeningen van Jan van Krimpen. De versie van Monotype was te matig van kwaliteit om als uitgangspunt te dienen. Er was geen reden om de beperkingen van het 18 eenheden systeem van de Monotype zetselgietmachine over te nemen. De tekeningen werden niet lineair gedigitaliseerd maar het ontwerp werd geïnterpreteerd, waardoor een lettertype ontstond dat zoveel mogelijk overeenkwam met het door Jan van Krimpen ontwikkelde concept. Deze werkwijze is enigszins te vergelijken met de manier waarop de gieterijletters van Van Krimpen tot stand kwamen. Het merendeel van de lettertypen van Jan van Krimpen werd door de stempelsnijder van de firma Enschedé, P.H. Rädisch (1891–1976) in staal gesneden. Rädisch interpreteerde onder het toeziend oog van Van Krimpen diens tekeningen en bracht de noodzakelijke aanpassingen voor de verschillende corpsen aan. Het door Van Krimpen op papier gezette concept kreeg definitief vorm in de stempels van Rädisch, die later weer als uitgangspunt voor Monotype dienden. Op een hiermee vergelijkbare manier interpreteerde Frank E. Blokland de tekeningen van Haarlemmer om er ‘digitale stempels’ van te maken. Het uit 1938 stammende lettertype dat door technische beperkingen en het uitbreken van de Wereldoorlog II niet naar behoren was uitgewerkt, toont nu in digitale vorm alsnog zijn kwaliteiten.” Later heb ik Jaap van Triest gevraagd wat hij van deze kwestie vond, en hij neemt geen blad voor de mond; Jaap van Triest: “Parasitaire padvinderij, geschiedvervalsing, bloedeloos vampirisme. De Helschrevica ‘ontwerpen’, en denken dat je daarmee in de hemel komt. Blokland als de Van Meegeren van het letterbedrog. Moet straks in gevangenschap bewijzen hoe hij ons bedroog. Vrijwel de hele negentiende eeuw leed zwaar aan deze vorm van eclecticisme. De verafgoding van grote voorbeelden zat in de weg. De over-bewuste forgettable compositietjes van Glenn Gould tonen aan dat interpreteren en componeren twee zijn. Een monumentenzorg dat monumenten fantaseert. Kitsch. De door BMW uitgebrachte neo-Mini: de ontwerper van het retro-interieur wist niet dat sir Alec Issigonis de oorspronkelijke mini ontwierp – het is te zien. De ringtone kennen, niet de passie.

4.4 ideëel of commercieel

Aan de hand van de volgende tekst van Fred Smijers uit Nieuwe Letters waarin hij flink uithaalt naar de grote maatschappijen vraag ik Jaap van Triest en Martin Majoor wat hun gedachten hier over zijn; Fred Smeijers: “Eerlijk gezegd wordt er relatief weinig tijd besteed aan het creëren van goede revivals. Slechts als het commerciële succes om de hoek loert, zijn grote maatschap-

31


pijen geïnteresseerd in het maken van revivals. De meest bekende is misschien wel de Adobe Garamond, en ook Linotype heeft zojuist ook weer een Garamond-achtige: de Sabon, opnieuw van stal gehaald. Als we de prospectus moeten geloven, is het allemaal beter dan de eerste digitale versie van de Sabon. Wat ik hiervan precies moet denken weet ik niet. Ik kan me goed voorstellen dat je een update doet. Dat men een letter zoals de Sabon fatsoenlijk converteert naar een nieuw fontformaat zoals Opentype bijvoorbeeld, is meer dan legitiem. Dat men bij een dergelijke conversie meteen van de gelegenheid gebruik maakt om er wat extra karakters aan toe te voegen zodat je er ook probleemloos Turks mee kunt zetten, is ook een begrijpelijke actie. Zelfs het toevoegen van extra gewicht is wat mij betreft nog acceptabel. Helaas is er meer gebeurd! de nieuwe versie heeft ook een andere tekening, De a is dus anders en de g, de s, etcetera. Dit is een revival van een revival, zijn letterlijk de woorden in de prospectus. Maar waarom eigenlijk? Hebben ze zich de eerste keer vergist, of heeft Linotype toen niet echt haar best gedaan, en doen ze dat nu dan wel? Mensen die deze derdehandse Sabon willen gebruiken moeten hiervoor betalen. Maar moeten de gebruikers die de Sabon al hebben gekocht nu nog een keer betalen voor het werk waarvoor ze eigenlijk al betaald hebben? Of krijgen zij een bepaalde korting op deze nieuwste Sabon? Het zou eigenlijk wel zo netjes zijn, je krijgt immers ook korting wanneer je een update van Quark Xpress of InDesign aanschaft. Dit schijnt echter niet haalbaar te zijn, de prijzen zijn relatief laag, eigenlijk te laag en vaak is er geen overtuigend bewijs aan de zijde van de gebruikers dat zij inderdaad een licentie hebben aangeschaft. [...] Is het dan de bedoeling van revivals om twee- of soms driemaal in een loopbaan voor dezelfde letter te moeten betalen? Eén ding is zeker: Linotype (liever gezegd de handel in het algemeen) vindt dit niet erg.

20 ) Akzidenz Grotesk is een schreefloos lettertype ontwikkeld door de H. Berthold AG lettergieterij in 1896. 21 ) Pierre Simon Fournier (1712 – 1768) was een Franse stempelsnijder, lettergieter en typografisch theoreticus. Fournier en Narcissus zijn twee lettertypen die door hij werden ontworpen. In 1737 publiceerde Fournier zijn eerste theoretisch werk over hoe dicht letters op elkaar kunnen staan zonder de leesbaarheid te bemoeilijken.

22) Robert Slimbach (1956), is een Amerikaans grafisch ontwerper en letter ontwerper. Vanf 1987 ging Robert Slimbach werken voor Adobe Systems als font-developer. Letters van zijn hand, zijn: Adobe Garamond, Adobe Jenson, Myriad (Samenwerking met Carol Twombly), Minion, Poëtica, e.a.

Martin Majoor: “Het is ook gewoon concurrentie als een fabrikant een Garamond revival uitbrengt en dat is een succes, dan volgt de rest ook. Dat is niet alleen met revivals geweest maar ook met bijvoorbeeld schreefloze letters. In Duitsland rond 1880 kwam de een na de andere Akzidentsachtige 20 schreefloze uit. Je moest mee gaan met de mode. Hetzelfde geldt voor Garamond. Ik heb nooit revivals gemaakt maar ik heb me wel laten inspireren en beïnvloeden door oude letters. Maar het is niet dat ik een letter opnieuw teken. Als ik echt geïnteresseerd was om dat te doen, zou dat voor een groot deel idealisme zijn. Om een goede versie van bijvoorbeeld Garamond te maken. Ik denk dat bij individuele letter ontwerpers dat altijd zo begint. In de tijd van Monotype en Linotype, dat waren grote bedrijven waar veel mensen werkte, daar was niet de individuele letterontwerper degene die een revival maakte, maar een team van mensen die dat deed. Net zoals bijvoorbeeld met Fournier 21, Stanley Morrison wilde de Fournier opnieuw uitbrengen, maar wist niet precies hoe dat moest, dus liet hij twee versies maken door zijn team van mensen. Van die twee zou hij er dan één uitkiezen. Hij koos er één uit, maar door een misverstand was de andere in productie genomen. Hij ontdekte dat pas toen de letter al ver in de productie was. Dit was natuurlijk een drama, want het was een kostbaar proces. De letter is toch uitgegeven onder de naam Fournier. Later heeft hij alsnog de juiste letter uitgegeven maar dan onder de naam Barbou. Doordat Monotype een groot bedrijf is kunnen ze dit doen. Nu zijn de letterontwerpers veel individueler. Je hebt nog steeds Monotype, Linotype en Adobe. Maar Robert Slimbach 22 is toch met Garamond begonnen uit een soort idealisme als individueel letterontwerper. Hoe individueler de letterontwerper hoe idealistiser, Hoe groter het bedrijf hoe meer de commercie belangrijk is om het te maken. Een groot bedrijf zoals Monotype houdt altijd de commercie heel scherp in het oog. Daar hebben ze marketing-mensen voor. Maar als je voor jezelf werkt, in je eentje, dan is het ontwerpen van letters veel meer idealisme.” Jaap van Triest: “Ik heb het gevoel dat Majoor hier romantiseert. Wel is het zo dat een grotere letterproducent eerder op het idee van een compleet aanbod en dus op het vullen van een lacune in dat aanbod zal komen dan de individuele ontwerper die vanzelf eerder een oeuvre van originals nastreeft. De marketingvraag lijkt vrijheidsbeperkend, maar in de tijd van Morison en Van Krimpen waren nog zoveel historische lacunes verantwoord te vullen dat het toen minder een probleem leek – in elk geval niet bedreigend. Wel staat vast dat de eigen tijd en het

32


oorspronkelijkheidsstreven van Van Krimpen soms een al te historische exercitie in de weg stond. Zo werden zijn letters dan wel niet ‘gewone’ letters, maar toch echte Van Krimpens en ondanks alles van de eigen tijd – tijdlozer bijvoorbeeld dan de Hollandsche Mediaeval. Idealisme? Ook Majoor, De Groot, LettError, Bloemsma, Smeijers maken hun ontwerpen net zo goed ook in de hoop dat ze er een commercieel gat in de markt mee aanboren. En leggen ze hun lettervoorstellen voor aan een panel van Fontshop, dan komt er zeker meer marketing aan te pas dan idealisme.�

EUM )BBSMFNNFS 4BOT 3PNBO SFHVMBS

" #$ % & '( ) * +,-./ 0 12 3 4 5 67 89 :; ÂŽÂŽ „ \ < † > ^ÂƒĂ€Â”!Â? BCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVW XYZ[‡ jz ž¿ BCDEFGHIJKLMNOPQRSTUV WXYZ[jz ilnqu}v{ž¯Â&#x; E V U D I U Z Q F M J C S B S Z E U M I B B S M F N N F S T B O T Ă E F T J H O F S G S B O L F C M P L M B O E

33


Advertentie van Apple Macintoch, met de volgens Martin Majoor Kitsch Garamond

34


“Een letterrevival daarvan kun je ook zeggen, (hangt er van af hoe je het maakt) dat het naar de kant van kitsch kan gaan. Er zijn Garamonds die vroeger door Apple Macintosh op verpakkingen en advertenties werden gebruikt. Een soort van hele smalle Garamond, een verschrikkelijk lelijk ding, ja echt niet te geloven. Dat vind ik gewoon een kitschversie van Garamond.” Martin Majoor—interview 2007

35


Cursieven van Granjon (bron: www.unostiposduros. com)

Originele Garamond romein van de Egenolff-Berner letterproef uit 1592

36


. Garamond

I

aeb dh

n de typografische geschiedenis is Garamond één van de meest populaire letters. Met als resultaat dat deze letter vaak opnieuw is opgetekend door verschillende uitgeverijen en letterontwerpers. De basis van deze letter ligt bij de ontwerpen van Claude Garamond (1480-1561), Jean Jannon (1580-1658) en Robert Granjon (1513-1589). Inmiddels zijn er meer dan 40 digitale letter families die gebaseerd zijn op de letters van Garamond, Jannon en of Granjon. In dit hoofdstuk zal ik een aantal bekendere Garamonds bespreken. Verderop in dit hoofdstuk staat een tabel met de diverse besproken letter zodat ze (overzichtelijk naast elkaar) vergeleken kunnen worden. De ontwikkeling van de Renaissance-letters kan grotendeels worden toegeschreven aan Claude Garamond en Robert Granjon. Hun letters, geïnspireerd op de letters gesneden door Francesco Griffo voor Aldus Manutius en het handschrift van Angelo Vergecio, bibliothecaris van François I, zijn gebruikt om boeken te drukken die nu gezien worden als de mooiste voorbeelden van Franse typografie. Unieke kenmerken van Garamond zijn te vinden in de kleine kom van de [a] en het kleine oog van de [e]. De schreefjes aan de stokken (van bijvoorbeeld de stokletters [b], [d], [h] etc.) zijn naar beneden gericht (Zie afbeelding). Claude Garamond werd bekend omstreeks 1540 toen hij de opdracht kreeg om een Grieks lettertype voor de Franse koning François I te ontwerpen, om in een reeks boeken door Robert Estienne 23 te worden gebruikt (Grec du Roi). Het Franse hof keurde Garamonds ontwerpen van romeinen goed en zodoende beïnvloedde dit lettertype drukkerijen in Frankrijk en westelijk Europa. Vaak zien we de romeinen van Garamond gepaard met de cursieven van Granjon. Granjon heeft vele letters gesneden maar is bekend door zijn cursieven genaamd Civilite. Rond 1563-1570 werkte Granjon samen met Christoffel Plantin en in 1565 produceerde Granjon zijn Parangonne Greque in opdracht van Plantin als tegenhanger van Garamonds Grec du Roi. Plantin was erg enthousiast over de letters van Granjon en Garamond. Toen Garamond stierf, zijn zijn ontwerpen/stempels verkocht aan Christoffel Plantin (1520 - 1589) en zijn drukkerij/uitgeverij in Antwerpen. Via Jacob Sabon die voor Plantin werkte zijn

Originele Garamond matrices (bron: Plantin-Moretus museum, Antwerpen)

23) Robert Estienne (1503 – 1559), was een was 16e eeuwse drukker in Parijs. Hij was de eerste die de Bijbel drukte in standaard genummerde verzen.

37


The Egen­­­­olff–Bern­­­­er specimen­­­­ sheet, 1592. Jan­­­­ Tschichold’s Sabon­­­­ drawin­­­­gs, 1965 (grey). Sabon­­­­ N­ext drawin­­­­gs, 2001 (white).

Egenolff-Berner letter-

proef uit 1592

(bron: www.linotype.

com)

38


GA GA

adobe Garamond pro—Garamond

Garamond 3—Jannon

) George William Jones (1860 – 1942), Engelse drukker en letterontwerper die voor Linotype werkte in de jaren ‘20. Was erg actief op het gebied van revivals, o.a. Baskerville en Granjon. 24

) Chauncey H. Griffith (1879 ‒ 1956), Amerikaanse drukker en letterontwerper. In 1906 gaat hij werken bij de Mergenthaler Linotype Company als salesmaneger van het verkoopteam. Griffith werkte zich omhoog tot vice president van typographic design. In de tijd dat Griffith hoofd typographic design was heeft Linotype veel revivals uitgegeven waaronder: Baskerville, Granjon, and Janson. In 1938 ontwerpt Griffith, Bell Gothic voor het telefoonboek van de Bell Telephone Company. 25

de letters van Garamond ook bij de lettergieterij Egenolff-Berner in Frankfurt beland. Vele jaren later komt er een belangrijk moment in de geschiedenis van Garamond: In de zeventiende eeuw ontwierp de Franse drukker Jean Jannon een letter met veel overeenkomstige karakteristieken met de letter van Garamond. Helaas voor Jannon werden zijn letters geconfisqueerd en opgeslagen in de Franse koninklijke drukkerij. In 1825 kwamen deze letters weer boven water en zijn toen verkeerd geïnterpreteerd en toegeschreven aan Claude Garamond. Deze fout werd pas in 1926 door historica Beatrice Warde  ontdekt. Haar bevindingen zijn toen gepubliceerd in The Fleuron, een belangrijk typografisch tijdschrift maar in de tussentijd zijn er revivals geproduceerd, die de naam Garamond dragen, maar eigenlijk gebaseerd zijn op de ontwerpen van Jean Jannon, die (hoewel ze veel overeenkomsten met de letters van Garamond vertonen) toch wel degenlijk anders zijn. Dit is goed te zien aan de Kapitale G en A (zie afbeelding). In 1917 ontwerpt de American Type Founders, de ATF Garamond die gebaseerd is op Jannons ontwerpen voor romeinen en cursieven. Dit ontwerp is later nog aangepast en leeft voort onder de naam Garamond No. 3 en is ontworpen voor de Linotype machine. Daarna is deze letter gedigitaliseerd en heet nu Garamond 3. Monotype in Engeland kwam in 1922 ook met een Garamond op de markt. Deze Garamond is gebaseerd op de letters van Jannon (deze letter was de eerste vrucht van Stanley Morrison’s programma van revivals) en heet Monotype Garamond. De letter is nu ook digitaal te krijgen, maar is wel een hele tijd redelijk op de achtergrond geraakt en is ook nog maar recent gedigitaliseerd (over deze letter is verder relatief weinig informatie te vinden). Er werd ook bij Monotype in Amerika een Garamond ontwikkeld door Fredric Goudy (is inmiddels ook al gedigitaliseerd en heet Garamond) en was ook gebaseerd op het werk van Jannon maar verschilt wel met de Garamond van ATF, de cursieven komen dichter bij de originele van Jannon. De kapitalen zijn helaas een stuk slechter gedaan. In 1924 komt Linotype met een revival genaamd Granjon, maar de letter heeft vreemd genoeg meer overeenkomsten met Garamond. Granjon werd ontworpen door George W. Jones 24 voor Linotype in 1928. De bold versie werd toegevoegd door Amerikaanse Chauncey H. Griffith 25 in 1930. Als model, gebruikte Jones een letter die door Claude Garamond werd gesneden en in een boek werd gebruikt dat door de Parijse drukker Jean Poupy in 1592 wordt gedrukt. Zijn cursieven zijn wel gebaseerd op de letters van Granjon. Omdat verscheidene andere Garamonds op de markt waren, besloot Jones zijn letter Granjon te noemen. Van veel revivals van Garamond in de jaren ‘20 werd later aangetoond dat ze eigenlijk op de letters van Jean Jannon waren gebaseerd. Oom verwarring te voorkomen heeft Jones zijn lettersoort Granjon genoemd. Dit wordt ook besproken door Stanley Morisson en Beatrice Warde in The Fleuron (1926); “So far, then we have found nothing of permanent value as a book face in these archaistic reproductions. But fortunately, a true Garamont design has been given to the public: that admirable “later” Garamont of the Egenolff sheet (zie afbeelding pag. 36 red.) wich so distinghuishd Frenc books from 1550 on, and had so good influence over Dutch and hence English taste. The first and immeusurably the best of modern revivals of this letter was that of the English Linotype Comagny. It is a fount of light “colour”& quite delicate in disign, but smoothly legible, as it has no features to distract the eye unless it be somewhat heavy and wide capitals. These, however, are improved from the originals. There is the inevitable regularisation of weight that comes with any intelligent re-cutting, and the fine M has been misunderstood; but in the main, and for printing houses who have time to use the supplementary characters, this is a book face worthy to rank with Caslon for usefulness, with Centaur for beauty; sharp enough for publicity, clear enough for a dictionary. For some reason the face is called Granjon It would seem that Garamont’s name, having so long been used on a design he never cut, is now by stern justice left off the face which is undoubtedly his.”

39


De Garamond, ontworpen in 1914 door Lettergieterij D. Stempel AG, is volgens velen het meest trouw aan het origineel. Zowel de romein als de cursief zijn gebaseerd op letters van Garamond te zien op de Egenolff-Berner letterproef (zie afbeelding) uit 1592. Lettergieterij D. Stempel AG maakte o.a. de lettermatrixen voor de Linotype machines. In 1985 is Stempel volledig overgenomen door Linotype, en heeft deze letter nu ook een digitale variant onder beheer van Linotype. In 1958 wordt er door de Simoncini Lettergieterij ook een Garamond uitgebracht, ontworpen door Francesco Simoncini en W. Bliz. Deze Garamond, wederom gebaseerd op het werk van Jannon, is lichter van kleur en delicater dan de meeste andere Garamonds (zie de tabel op pagina 42-43). Begin jaren ‘60 was er een groep Duitse meesterdrukkers die op zoek was naar een letter die gebruikt kon worden voor zowel losse loden letters als voor de Linotype en Monotype machines, zonder visueel verschil. Via Lettergieterij D. Stempel AG kreeg Jan Tschichold (1902-1974) de opdracht om een Garamond te ontwikkelen die te gebruiken was voor die drie verschillende technieken. Tschichold noemt het ontwerp Sabon en is gebaseerd op de letters van de EgenolffBerner letterproef (en dus de letters van Garamond en Granjon). De naam refereert aan Jacques Sabon, die de letters van Garamond naar Egenolff-Berner had gebracht. Sabon was de eerste lettersoort van Lettergieterij D. Stempel AG. Sabon is nu alweer aan zijn derde leven toe met het ontwerp van Jean-Francois Porchez, die de letter in 2002 opnieuw heeft bekeken en opgetekend onder de naam Sabon Next. In 1975 komt ITC met een Garamond speciaal voor de Fotozetter techniek. Deze is ontworpen door Tony Stan 26 en wijkt radicaal af van de Garamond/Granjon/Jannon letters die we tot nu toe hebben gezien. Eind jaren tachtig komen de eerste digitale versies van de Garamond op de markt. In 1989 introduceert Adobe zijn Adobe Garamond, ontworpen door Robert Slimbach  en is gebaseerd op Garamonds romeinen en Granjons cursieven. Slimbach bestudeerde met name de Egenolff-Berner letterproef en de originele stempels van Granjon en Garamond in het Plantin-Moretus Museum in Antwerpen. Met een heel mooi resultaat. Er kan met recht een vergelijking gemaakt worden met Stempel Garamond. Er zijn veel letters die de naam Garamond dragen maar toch erg verschillend zijn ook andersom veel letters die een andere naam dragen maar een duidelijke gelijkenis vertonen met Garamond o.a. Granjon en Sabon. Dit komt met name door de populariteit van de letter. Uitgeverijen van letters zoals Monotype, Linotype, Simoncini, ATF, Berthold, ITC, enz. hebben hun eigen versies. Een klein onderzoek op internet levert al gauw meer dan 40 verschillende Garamonds op.

26) Tony Stan (1917 – 1988), was letterontwerper voor ITC. Hij heeft de volgende letters: ITC American Typewriter( 1974, with Joel Kaden), ITC Garamond (1977), ITC Cheltenham(1978), ITC Century(1980), ITC Berkeley Old Style(1983).

Adobe Garamond Pro Adobe Garamond Amsterdamer Garamont Simoncini Garamond Stempel Garamond Berthold Garamond BQ URW Garamond Stencil URW Garamond Garamond #3 ITC Garamond Condensed Monotype Garamond Italian Garamond EF Garamond Rough H Classical Garamond EF Garamond No. 5 ITC Garamond Italic

40

ITC Garamond Handtooled (EF) CG Garamond Elegant Garamond ITC Garamond Pro American Garamond Berthold Garamond BQ OsF OL Garamond ITC Garamond Garamond ITC Garamond (EF) Garamond Classico Garamond FB Display Garamond FB Text ITC Garamond Handtooled Adobe Garamond Italic

Garamond Ludlow Garamond No. 1 SB Garamond SB EF Garamond Simoncini Garamond Simoncini SB Garamond Simoncini SH Garamond TS JGaramond Original Garamond Sabon Sabon next Granjon


In de tabel op de volgende pagina heb ik de besproken letters op een rij gezet. Hierbij moet gezegd worden dat dit de digitale versies zijn. Het is dus geen accuraat overzicht, omdat men niet weet in hoeverre ze trouw aan het origineel zijn geweest toen ze deze letters hebben gedigitaliseerd. Toch geeft het een goed overzicht van de subtiele en overduidelijke verschillen die deze letters hebben. In de eerste kolom is te zien hoe de letter heet, wie de letter opgetekend heeft en wanneer en door wie de letter als eerste uitgegeven is. In de tweede kolom staat van wie de ontwerpen zijn die model hebben gestaan voor deze letters: Claude Gramond, Robert Granjon en/of Jean Jannon. De derde en vierde kolom bestaan uit voorbeelden van respectievelijk een romein en een cursief. Zaken die gelijk opvallen zijn: ITC Garamond, die in vergelijking met de rest erg uit de toon valt en naar mijn mening bijna meer gelijkenis vertoont met een Baskerville dan met Garamond. De grote x-hoogte van Sabon in vergelijking met bijvoorbeeld Adobe Garamond. Ook de cursief van Goudy’s Garamond, die veel smaller loopt dan de rest. Bij de [a] van Stempel Garamond en de [a] van Goudy‘s Garamond is het verschil goed zichtbaar tussen de uitgangspunten Claude Garamond of Jean Jannon. Dit zijn maar een paar voorbeelden er zijn nog legio verschillen en overeenkomten te vinden.

41


naam/ontwerper/jaartal/origenele uitgever

Adobe Garamond—R. Slimbach/1989/Adobe

rivival van: romein/cursief

Garamond/Granjon

Adobe Garamond Pro—R. Slimbach/2000/Adobe

ITC Garamond—T. Stan/1975/ITC

Garamond/Granjon

Jannon/?

Simoncini Garamond—F. Simoncini/1958/Simoncini

Jannon/Jannon

Garamond 3—M. F. Benton & T. M. Cleland/ 1917 /ATF

Jannon/Jannon

Garamond BE—G. G. Lange/1972/Berthold

Sabon—J. Tschichold/1967/Linotype, Monotype D. Stempel AG

Garamond/Granjon

Garamond/Granjon

Stempel Garamond—D. Stempel/1924/D. Stempel AG

Garamond/Garamond

Garamond—F. Goudy/1920/Monotype

Jannon/Jannon

Granjon—G. W. Jones/1928/Linotype

Garamond/Granjon

42


voorbeeld romein en cursief 30pt

abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz abcdefghijklmnopqrstuvwxyz 43


e-paper prototype (bron: www.gizmowatch.com)

de ILAD een toepassing van e-paper (bron: www.gizmowatch.com)

44


. De toekomst

G

aat er nog een revivalgolf komen? Zijn er al nieuwe technieken in opkomst die ervoor gaan zorgen dat we opnieuw de huidige letters moeten aanpassen? Op dit moment zitten we eigenlijk nog in een revivalgolf, De komst van Opentype heeft ervoor gezorgd dat deze golf in beweging is gezet. Van veel letters bestaat nu inmiddels een Opentype versie maar ieder jaar komen er velen bij.

scherm Opentype heeft de functionaliteit van digitale letterformaten erg verbeterd, maar volgens Fred Smeijers is hij nog niet uitontwikkeld: “[...] now screen-based or animated typography is being put to work in the world of graphic interfaces, world wide web sites, and related areas. How this will influence type design and typography is hard to know. What is exciting is the fact that there is not much history to go back to. With Gutenberg’s ‘movable’ type we refer to something essentially different, and not very helpful as a comparson. The transformation of type from a fixed, material embodiment into a digital file opens up further possibilities. Typefaces can be smart. They can be made to modify and change appearance at random. This is just the start of the new potentials. Smart typefaces will be able to do much more than simply represent themselves; and whatever they might do won’t stop at screens. Again, it is rather an open field, with unknown horizons. It should go without saying that these open areas, full of posibillity, are transparent. They do not belong to a specific style, or movement, or use. What all this means for type design and typography is that the new things are not computers, pixels, béziers, or the world wide web. The really new things are cheapness, decrease in formality, animation and built-in intelligence. This is how it looks now. Type design, and typography more generally, continues to grow. It can be rather complex: so big and complex that it leaves our grasp. Expertise is needed more than ever. But whatever happens, it happens around us and not within us. Nothing can make my eye scan better than it does already, or make youre brain more sensitive to tonal values. These are the foundations, and they do not change.” (uit Counterpunch)

e-paper

Een andere ontwikkeling naast wat Smeijers ‘Smart typefaces’ noemt, is e-papier. Elektronisch papier of e-paper is een informatiedrager. Het verschil met gewoon papier is dat de tekst op het elektronisch papier gewist en herschreven kan worden. In feite is elektronisch papier een zeer dun en flexibel beeldscherm. E-paper is gemaakt van geleidend plastic. Dit plastic bevat miljoenen kleine bollen die reageren op een elektrische lading. Hierdoor kan een pagina veranderd worden, zoals de pixels op een beeldscherm. E-paper is ontwikkeld om een aantal tekortkomingen van beeldschermen te vermijden. Zo hebben beeldschermen achtergrondverlichting nodig voor een groter contrast. Dit is echter vermoeiend voor het menselijk oog. E-paper heeft geen achtergrondverlichting nodig, omdat het licht op dezelfde manier reflecteert als bij gewoon papier. Een bijkomend voordeel is dat het flexibel kan zijn, licht is en bistabiel is. Dit betekent dat het enkel en alleen stroom verbruikt wanneer er geschakeld wordt naar nieuwe informatie op het display. Zo kan een weergave jaren op een display blijven staan zonder dat er energie aangevoerd wordt. Andere voordelen zijn het contrast en de kijkhoek. Contrasten van gewoon papier kunnen met e-paper ook behaald worden. De kijkhoek is behoorlijk groot; onder een hoek van 170 graden is de tekst nog goed te lezen. Verder nog heeft e-paper een veel hogere resolutie dan een beeldscherm (192 dpi), dat is veel meer dan de huidige 72 dpi. E-paper is in de jaren zeventig voor het eerst ontwikkeld door Nick Sheridon voor Xerox. Het eerste e-paper, genaamd Gyricon, bestond uit kleine statisch geladen bollen. Deze bollen waren aan de ene kant zwart en aan de andere kant wit. De tekst op het papier werd ver-

45


anderd onder invloed van een elektrisch veld. Dit veld zorgt ervoor dat de bollen met de zwarte kant naar boven of naar beneden gaan, dit wordt ook wel e-ink genoemd. E-paper is vooral gemakkelijk voor mensen die veel van beeldscherm moeten lezen. Maar er zijn ook grote verwachtingen op het gebied van het vervangen van gedrukt (kranten) papier en voor het gebruik er van voor schoolboeken en manuals. De voordelen zijn, naast een handzaam, licht formaat, de grote opslagcapaciteit en de snelle gemakkelijke aanpassing van de inhoud. Een bijkomend voordeel is, dat er aantekeningen op het apparaat kunnen worden gemaakt die kunnen worden omgezet in gedrukte tekst. In de nieuwsbrief van de Universiteit van Leiden zegt Gerard Unger het volgende over de toekomst van de typografie: “In de toekomst wordt er op grote schaal van schermen gelezen. Een interessante ontwikkeling is daarbij dat er geëxperimenteerd wordt met schermen op papier. Circuits die op papier geprint worden en die lokaal aangestuurd kunnen worden. Je kan er een stuk afscheuren of een artikel uitknippen en na lezing kan je het beeldscherm opproppen en weggooien. Dat hoge-resolutiebeeldschermen er komen is absoluut zeker, maar het blijft voorlopig nog onzeker wanneer.” (23 mei 2006) Als het gaat over het lezen vanaf beeldschermen wordt deze mening ook gedeeld door John D. Berry 27: “In the present world (at least in its technologically advanced portions), we look at screens all the time. Not just the ubiquitous television, but the computer monitor on our desk, the silver screen when we go to a movie theater, the glowing LCD of our laptop, the display of a game player, of a personal digital assistant, of a cell phone, of a digital watch. Every one of them has letters on it. The art of typography has leapt off the page and onto the screen. Since we’re going to be reading off screens more and more in the future, we might as well use all our skills to make the experience rewarding, creative, and sustainable.”(creativepro.com, December, 2000) De Belgische krant De Tijd heeft in samenwerking met Philips al een test lopen met een krant op e-paper. Een aantal abonnees van De Tijd krijgt de mogelijkheid de elektronische krant op een Iliad e-reader van Philips te testen. Met deze techniek moeten we misschien de uitgangspunten van veel letters herzien. Het wordt immers niet meer gedrukt op papier zoals we het kennen. Uitgangspunten die normaal voor drukwerk of beeldscherm gelden zijn op deze techniek niet van toepassing. Het kan zomaar zijn dat we binnen enkele jaren de eerste revival voor e-paper zien. Een aangepaste Verdana 28 misschien?

27) John Berry is een editor en typograaf. Hij is de voormailge editor en uitgever van U&lc (Upper and lower case) en U&lc Online. Hij is ook auteur en ontwerper van o.a Dot-font: talking about fonts and Dot-font: talking about design. Hij is president van ATypI (Association Typographique Internationale) en voormalig directeur van The Type Directors Club in New York. 28)Verdana is speciaal ontwikkeld voor digitale weergave, zoals computerschermen. Dit komt door een grote x-hoogte, eenvoudige rondingen en meer open vormen dan een lettertype dat ontwikkeld is voor drukwerk.

46


Since we’re going to be reading off screens more and more in the future, we might as well use all our skills to make the experience rewarding, creative, and sustainable.” John D. Berry—creativepro.com (2000)

47


48


. Conclusie

D

e hoofdvraag ‘waarom worden er letterrevivals gemaakt’ wordt beantwoord door terug te gaan in de tijd. Door revivals te herleiden naar hun oorsprong en van daaruit te volgen naar het heden, wordt duidelijk dat bij het ontstaan van revivals techniek, commercie, idealisme en interpretatie een hoofdrol spelen. Onderstaande toelichting bij deze vier begrippen geeft inzicht in deze begrippen en hoe ze zich verhouden tot de hoofdvraag en subvragen. TECHNIEK “Revivals zijn het resultaat van geschiedenis.” Zegt Fred Smeijers (Nieuwe Letters). En dat klopt zeker als we kijken naar de revivals van nu, in verhouding tot de technische ontwikkelingen die het proces van letters maken heeft doorgemaakt. Als een techniek om letters te zetten/maken verandert dan is het een logisch gevolg dat een letterproducent of ontwerper mee verandert (ze moeten wel, het is hun inkomstenbron). Dit is de hoofdreden voor de meeste revivals. De diverse revivalgolven zijn een direct gevolg van een verandering in techniek. Dit is heel duidelijk te zien in een simpel overzicht waar technische ontwikkelingen gekoppeld kunnen worden aan een revivalgolf met als duidelijk voorbeeld de Garamond: 1e Panthograafische graveermachine & machinaal gieten/zetten (c.a. 1885) 2e Fotozetter (ca.1960) 3e Digitaal, Postscript, Truetype (ca. 1980) 4e Opentype (vanaf ca.1996)

Monotype Garamond—1920 & Garamond 3—1917 Sabon—1967 & ITC Garamond—1975 Adobe Garamond—1998 Adobe Garamond Pro—2000

Na iedere significante verandering of vooruitgang in techniek ontstaat er een soort hoos van snel geproduceerde letters, waaronder revivals. Wat opvalt, is dat ontwerpers van mening zijn dat revivals niet altijd even goed gedaan zijn. Zoals Monotype Bembo aldus Martin Majoor en Bram de Does. Naast dat het goed of slecht gedaan wordt is het maken van revivals vaak wel noodzaak omdat de gebruiker toch beschikking over die bepaalde letter wil hebben.

COMMERCIE Letters die een bepaalde marktwaarde hebben en dus commercieel interessant zijn worden als eerste opnieuw opgetekend. Dit heeft ook met trend/mode en concurrentie te maken. Dit was in de negentiende eeuw al zo, door de ingrijpende technische ontwikkelingen raakten drukkers en uitgevers meer geïnteresseerd in de economie van hun vak dan in de ideële inhoud ervan; het volgen van trends om meer te verkopen. Er wordt ingespeeld op de markt of zoals Martin Majoor het zegt; “Het is ook gewoon concurrentie als een fabrikant een Garamond revival uitbrengt en dat is een succes, dan volgt de rest ook. Dat is niet alleen met revivals geweest maar ook met bijvoorbeeld schreefloze letters. In Duitsland rond 1880 kwam de een na de andere Akzidentsachtige schreefloze uit. Je moest mee gaan met de mode.” Een ander mooi voorbeeld dat hier bij aansluit is dat wat Fred Smeijers zegt; “Eerlijk gezegd wordt er relatief weinig tijd besteed aan het creëren van goede revivals. Slechts als het commerciële succes om de hoek loert, zijn grote maatschappijen geïnteresseerd in het maken van revivals. De meest bekende is misschien wel de Adobe Garamond,[...]” Garamond is door zijn succes zo vaak opnieuw opgetekend dat we door de bomen het bos niet meer zien.

49


IDEALISME Wat is het vertrekpunt (naast technische ontwikkelingen) van een letterontwerper of letterproducent om een letter opnieuw op te tekenen; kan dat zijn uit onvrede met een huidige revival, door gebrek aan een bepaalde lettersoort of zoals DTL claimt een vorm van geschiedschrijving, of is het net als bij William Morris en zijn queeste naar kwaliteit en ambacht? Het is een lastige vraag om antwoord op te geven, ook omdat de meningen erg verschillen bij de diverse ontwerpers. Zo stelt Martin Majoor dat idealisme in verhouding staat met de grootte van het bedrijf; “Hoe individueler de letterontwerper hoe idealistischer, Hoe groter het bedrijf hoe meer de commercie belangrijk is om het te maken.” Jaap van Triest laat vervolgens in zijn mening de andere kant van de ‘medaille’ zien; “Idealisme? Ook Majoor, De Groot, LettError, Bloemsma, Smeijers maken hun ontwerpen net zo goed ook in de hoop dat ze er een commercieel gat in de markt mee aanboren. En leggen ze hun lettervoorstellen voor aan een panel van Fontshop, dan komt er zeker meer marketing aan te pas dan idealisme.” In hoeverre is idealisme idealisme, als het beïnvloed of gedicteerd kan worden door commercie, techniek en trends? Het is een vraag die alleen op persoonlijk niveau (de letterontwerper of letterproducent ) beantwoord kan worden en naar aller waarschijnlijkheid door eenieder anders beantwoord zal worden.

INTERPRETATIE Het uiteindelijk resultaat van een revival is afhankelijk, van de interpretatie door een individueel ontwerper of letterproducent, van het origineel. De meeste ontwerpers zijn van mening dat als je een revival maakt je dan altijd moet interpreteren in plaats van kopiëren. De vier onderstaande citaten bevestigen dit: - Martin Majoor; “Als je een revival maakt is het altijd een interpretatie van het ooit gedrukte resultaat.” - Frank Blokland: “[...] Het gaat om het vormprincipe. Je kunt iedere vorm geschikt maken voor elke technologie. Iedere letterontwerper - of hij nu voor lood werkt, voor fotozetten of voor digitaal zetten - maakt een aanpassing van de vorm die hij als ontwerper wil maken[...] - Jaap van Triest: “Het streven van de letterontwerper is er vrijwel altijd op gericht het voor beeld te overtreffen, aspecten toe te voegen die eigentijds genoeg zijn. - Peter Verheul: Als je iets met zo’n verouderd ontwerp wil, is het dan niet beter dat gewoon te interpreteren.

Daarnaast zie ik revivals als een door ons (ontwerpers) onbewust zelf gegenereerde vraag waar antwoord op gegeven wordt door bedrijven als onder andere Monotype, Adobe, DTL, en individuele letterontwerpers. Zo lang wij nog steeds een vraag hebben naar revivals zullen ze blijven.

50


51


52


Nawoord

E

en scriptie schrijven, begin er maar aan... niet de meest makkelijke opgave, maar het moet, wil je kunnen afstuderen. Gaandeweg het proces veranderde echter mijn gevoel van angst voor het realiseren van deze scriptie in een plezierige inspirerende zoektocht naar alles wat met letters te maken heeft. Hierbij betrapte ik mezelf er op dat ik regelmatig buiten mijn onderzoeksgebied bezig was, waardoor ik me realiseer slechts het topje van de typografische ijsberg te hebben behandeld. De geschiedenis van de typografie met betrekking tot revivals is voor mij nog steeds een complexe puzzel die moeilijk uit te leggen is. Met name doordat informatie soms moeilijk te vinden is. Deze zoektocht naar informatie heeft mijn liefde voor typografie alleen maar sterker gemaakt. Het eindresultaat van deze scriptie is dan ook niet het einde van mijn zoektocht en zal op de een of andere manier een gevolg krijgen. Het mooie van deze scriptie is dat het me een goede reden heeft gegeven om de geschiedenis van de typografie beter te leren kennen. Het lezen van teksten over typografie van Stanley Morison, Jan van Krimpen, Fred Smeijers, Peter Bi直ak, en anderen hebben heel inspirerend gewerkt. Zonder de steun en hulp van een aantal mensen was deze scriptie niet mogelijk geweest: Irma, Johan en Stefan Dietvorst, Amanda Butterworth, Jaap van Triest, Martin Majoor, Michel van der Westen en natuurlijk al mijn klasgenoten.

53


54


Literatuurlijst boeken/artikelen - Dutch type—Jan Middendorp - Counterpunch—Fred Smeijers - Over typografie—David Jury - Typografie, uitgangspunten, richtlijnen, techniek—Ton Bolder, Jooat Klinkenberg, Huib van Krimpen, Stefan Menningh, Paul Mijksenaar, Bart oosterhoorn, Kees Ruyter, Wim Westerveld - Revival of the fittest. digital versions of classc typefaces—Phillp B. Meggs & Roy McKelvey - Adieu Aesthetica & Mooie Pagina’s, J. van Krimpen en het ‘schoone boek’ letterontwerper & boekverzorgen 1892 - 1958—K. Sierman, s. van Faasen, S. Hubregtse - The Elements of Typographic Style—Robert Bringhurst - Technological shifts in type design and production—Marlou Verlomme/The Universitiy of Reading, 2005. - A discussion on Type Revivalism—Alejandro Lo Celso/The Universitiy of Reading, 2000 - The Art of Founding Type—Essay door John Dower/www.emigre.com - Mrs Eaves–Zuzana Licko/Tekst voor de letterproof van Mrs Eaves - New Faces: type design in the first decade of device-independant digital typesetting—Emily King/Thesis voor de graad van Doctor of Philosophy Kingston University/www.typotheque.com - History of a new font, notes on designing Fedra Serif )—Peter Bilak/www.typotheque.com - Fred Smeijers’s Arnhem typefaces—Andy Crewdson/www.typotheque.com - Letters, een bloemlezing over typografie, Een visie op letterontwerpen vanaf 1900—Peter Verheul - Gerard Voshaar —De ondraaglijke lichtheid van de digitale letter - Gerard Voshaar —Revival of the fittest/interview met Frank Blokland van DTL - Bram de Does —Romanée en Trinité Historisch origineel en systematisch slordig - The Monotype Recorder New series Volume 9—The Dutch Connection - Rookledge’s International handbook of Typedesigners—Ron Eason & sarah Rookledge - Monotype News Letter 62—Special Filmsetting Number - Fine Print On Type: The Best of Fine Print Magazine on Type and Typography—Charles Bigelow (Editor), Paul Hayden Duensing (Editor), Linnea Gentry (Editor) - Typographically Speaking: The Art of Matthew Carter—Margaret Re

interviews - Jaap van Triest - Martin Majoor

internet - www.wikipedia.nl - www.typotheque.nl - www.typeculture.com - www.DTL.nl - www.drukwerkindemarge.com - www.global-type.org - www.typogabor.com - cg.scs.carleton.ca/~luc/holland.html - www.linotype.com - www.monotypefonts.com

55

- www.identifont.com - www.farhill.nl - www.gizmowatch.com - www.nieuws.leidenuniv.nl - www.farhill.com - www.voshaar.com - www.fontshop.be - www.fonts.com - www.itcfonts.com - www.bertholdtypes.com


56



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.