18 minute read

Ingezonden: PNF-rekken, wat is dat nou eigenlijk?

Reactie op: Behandeling van sportgerelateerde spierkramp PNF-rekken, wat is dat nou eigenlijk?

casuïstiek, diagnostiek en behandeling

Begeleiding van duursporters Behandeling van sportgerelateerde spierkramp

Sportgerelateerde spierkramp komt regelmatig voor. Toch is het nog steeds een onbegrepen fenomeen. Binnen de sportwereld is er een wildgroei aan behandelstrategieën, maar wetenschappelijke onderbouwing voor veel van deze methoden ontbreekt. Deze casus illustreert de typische klinische presentatie van sportgerelateerde kramp bij een duursporter, beschrijft een scorelijst die een indicatie kan geven van de ernst van de spierkramp en belicht een mogelijke therapeutische interventie.

Tekst: Kim Morais-Pannekoek en Remco Arensman

Sportgerelateerde spierkramp (verder genoemd ‘kramp’) is een ‘pijnlijke krampachtige onvrijwillige samentrekking van skeletspieren’, die optreedt tijdens of onmiddellijk na het sporten.1 Kramp komt veel voor bij duursporters en de prevalentie van kramp neemt toe bij een toename van de intensiteit en duur van de activiteit. Bij triatleten komt kramp het meest voor en maar liefst 67% van de triatleten kampt, of heeft ooit gekampt, met spierkramp tijdens het sporten.1 Onduidelijk is of het hierbij gaat om eenmalige of terugkerende krampen en in welke mate kramp prestaties belemmeren van sporters.1 Ondanks de hoge prevalentie van kramp is de oorzaak nog onbekend.2 Dehydratie en de daaropvolgende elektrolytenstoornis werd lang beschreven als oorzaak voor kramp.2 Spiervermoeidheid en de daardoor veranderde reactie van het neuromusculaire systeem wordt nu ook gezien als mogelijke oorzaak van kramp.2 De oorzaken voor het ontstaan van kramp zijn lastig te onderzoeken en er kunnen meerdere factoren meespelen die nu nog niet onderzocht zijn.2 De sporter met kramp is goed aanspreekbaar en geeft direct acute pijn aan in de aangedane spier.3 Er is een onvrijwillige contractie zichtbaar en de spier zal passief niet volledig op lengte gebracht kunnen worden. Kramp komt het meest voor in de kuitspieren, de hamstrings en de quadriceps.3

22 | FysioPraxis maart 2021 Als de sportactiviteit direct gestaakt wordt, zal de spier spontaan en geleidelijk aan ontspannen gedurende een periode van enkele minuten.4 Enkele uren, of zelfs dagen later kan de spier nog steeds gevoelig en pijnlijk zijn, wat suggereert dat kramp lokaal ischemisch letsel veroorzaakt.4 Bij lang aanhouden van de kramp is er zelfs kans op spierschade of ischemisch letsel aan de spier en tijdige behandeling van kramp kan mogelijk letsel voorkomen.4

22-24 FP 2021-02.indd 22 05/03/21 10:45 AM

In het maartnummer van FysioPraxis publiceerden Kim Morais-Pannekoek en Remco Arensman de casuïstiek Begeleiding van duursporters: behandeling van sportgerelateerde spierkramp. Fred Smedes, fysiotherapeut en manueel therapeut, las het artikel en realiseerde zich dat FysioPraxis-lezers behoefte zouden kunnen hebben aan een verdiepende uitleg over het begrip PNF-rekken. Te meer omdat de term in zijn ogen vaak ten onrechte wordt gebruikt.

Tekst: Fred Smedes

Allereerst een compliment aan de auteurs om ons, collega-fysiotherapeuten, ‘up-todate’ te houden ten aanzien van klachten die met enige regelmaat optreden. Zeker nu de interesse in loopsport sinds de eerdere beperkingen vanwege de COVID-19pandemie zo is toegenomen. De uiteenzetting ten aanzien van het probleem ‘kramp’ is helder en wordt van verschillende kanten belicht, zoals dehydratie, spiervermoeidheid leidend tot een onvrijwillige contractie die zichtbaar is in de spier en waarbij de spier niet passief volledig op lengte gebracht kan worden.1 De uiteenzetting ten aanzien van de behandeling resulteert in een overweging om PNF-rekken als variatie op statisch rekken te gebruiken. Dit wordt met een casuïstiek geïllustreerd, waarbij de rektechniek toegepast wordt op de hamstrings, waarbij de patiënt in ruglig is gepositioneerd. Nu wordt de spier passief op lengte gebracht en wordt een aanspanning gevraagd door de patiënt naar de tafel te laten bewegen tegen weerstand, gedurende 10 seconden.1 Wat mij daarbij opvalt is dat geen enkele gebruikte referentie direct naar een PNFstudie verwijst. Er zijn echter meerdere studies en systematische reviews die PNF-mobilisaties meer gedetailleerd uitleggen en een verdere verklaring voor effectiviteit uiteenzetten.2,3 Daarnaast geven zij een historisch perspectief ten aanzien van het PNF-concept.2,3 De gegeven beschrijving van MoraisPannekoek en Arensman in de casuïstiek wordt gekenmerkt door een aanspanning, gevolgd door een ontspanning waarin de rek wordt uitgevoerd. Dit doet denken aan ‘post isometric relaxation’ ook wel ‘post facilitaire inhibitie’-technieken, uitgevoerd aan een geïsoleerde spier. Patel et al. (2019) en Waxenbaum en Lu (2020) definiëren deze werkwijze als onderdeel van ‘muscle energy techniques’ (MET).4,5

Van revalidatie naar ‘wellbeing’

De term Proprioceptieve Neuromusculaire Facilitatie (PNF) is geïntroduceerd in de vijftiger jaren van de vorige eeuw door Dr. Kabat en M. Knott (PT).6,7 Het PNFconcept is oorspronkelijk ontwikkeld voor revalidatiedoeleinden.6 De International PNF Association (IPNFA) ziet zichzelf als de officiële opvolgers van Dr. Kabat en Mevr. Knott.8 Sinds het midden van de jaren 50 van de vorige eeuw tot vandaag de dag is het PNF-concept in een voortdurende doorontwikkeling voor het gebruik en onderbouwing van PNF-technieken, PNF-facilitatie-principes en klinische toepassing.9,10 De theorieën van Sir Charles Sherrington (1906, 1947)11 zijn de basis geweest voor de onderbouwing van de technieken en facilitatie-principes. In de navolgende decennia zijn de theorieën van ‘motor learning’ en taakspecifieke oefening en training geïntegreerd tot een omvattend revalidatieconcept ten behoeve van diverse en variërende indicaties en is dit in vele landen onderdeel van het basis opleidingscurriculum fysiotherapie geworden.10,12 Toch bestaan er grote misverstanden over het PNF-concept. Het wordt vaak gezien als een basaal spier-rek-programma voor ‘wellbeing en algehele fitness’. Deze misverstanden hebben meer en meer hun eigen positie gevonden in sociale media en research en zijn terug te vinden in sportgerelateerde studies (zoals de casus van Morais-Pannekoek en Arensman) en YouTubevideo’s (zie bijvoorbeeld bijgaand filmpje).

Een juiste benadering

De beschrijving van Morais-Pannekoek en Arensman geeft aan: ‘naar de tafel bewegen’.1 De vraag is: wordt hier een dynamische opdracht gegeven of is het alleen de intentie om ‘naar beneden te drukken’ tegen een statische weerstand? Mogelijk denken de auteurs eerder aan Hold Relax (HR) en/of Contract Relax (CR)-technieken van het PNFconcept.2,9,10 Deze technieken binnen het PNF-concept worden echter gedefinieerd binnen een driedimensionale functionele keten, ook wel PNF-patroon.9,10 De casus lijkt deze driedimensionale functionele keten (meer totale) benadering te missen. Verder is te overwegen dat het PNFconcept gedefinieerd wordt als ‘a comprehensive rehabilitation approach’10 op

basis van drie pijlers, te weten een PNFfilosofie, PNF- basisprincipes en procedures (voor facilitatie) en PNF-technieken voor behandeling en revalidatie.9,10

Wat is wel een juiste benadering van het mobiliseren van spieren binnen het PNF-concept? De technieken HR en CR zijn ontwikkeld op basis van de ‘post isometric relaxation’ en ‘reciprical inhibition’-effecten zoals Sir Sherrington deze al gedefinieerd had,11 maar wel binnen een functioneel patroon van aanspannen en/of bewegen.9 De patronen zoals ze bekend zijn vanuit het PNF-concept imiteren juist functionele bewegingstaken zoals ze voorkomen in ADL en sport.13 Een voorbeeld van een beenpatroon is extensie/abductie/endorotatie met knie-extensie (en plantairflexie met pronatie/eversie in de voet tot aan de grote teen).9 Dit patroon is in overeenstemming met de benodigde spieractivatie bij het lopen. Die is vanuit de heup gezien inderdaad extensie voor de propulsie, abductie voor de frontale stabilisatie, voor de push off een endorotatie in de heup met een knie-extensie en plantairflexie met pronatie/eversie in de voet tot aan de grote teen.9,14 Voor het geplaatst schieten van een bal, zal een voetballer juist het patroon flexie/ adductie/exorotatie met knie-extensie laten zien.9,14 Bij een totaal omvattende behandeling (a comprensive approach) – gebaseerd op het PNF-concept – van een standfase, zal de spieractivatie gefaciliteerd worden door de proprioceptieve waarneming en spieractivatie, te versterken met approximatie en weerstand door een adequaat manueel contact ten behoeve van de proprioceptieve waarneming.9,10,13 Pas nu kan verder een benadering voor spiertraining gekozen worden om vooraf gedefinieerde doelstellingen, zoals het vergroten van spierkracht, stabiliteit en of spiermobiliteit, te bewerkstelligen. Voor dat laatste kan dan binnen het bewegingspatroon de gehele spierketen met een HR- en/of CR-techniek gewerkt worden.9 De effectiviteit van de facilitatie-technieken binnen een patroon ten opzichte van neutrale posities is terug te vinden in een verhoogde neurale activiteit en versnelde spieractivatie.15 Samenvattend is PNF-rekken eigenlijk alleen een onderdeel van een mogelijke totale PNF-benadering van de patiënt, indien de spiermobiliteit ten dienste staat van een functionele activiteit waarbij de gevraagde mobiliteit nodig is. Eerder heb ik in dit vakblad een pleidooi gehouden minder onderzoek te doen naar verschillen, maar om meer naar overeenkomsten te zoeken in de verscheidenheid van therapievormen binnen de fysiotherapie, want er wordt in de praktijk met verschillende methoden vaak hetzelfde doel nagestreefd.16

Fred Smedes, fysiotherapeut en manueel therapeut bij Fysiotherapie Beumer in Losser; docent aan de Saxion Hogeschool in Enschede

f.smedes@saxion.nl

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

Reactie van de auteurs:

Geachte heer Smedes,

Hartelijk dank voor uw belangstelling in en aanvullingen op ons artikel Behandeling van sportgerelateerde spierkramp. Zoals u beschrijft bestaan er misverstanden over het PNFconcept en we realiseren ons dat de beschrijving van de Hold Relax-methode voor het rekken van spieren binnen onze casuïstiek een klein deel van het PNF-concept behelst. Ten gunste van de leesbaarheid hebben we ervoor gekozen om de Hold Relax-methode gedetailleerd te beschrijven in uitvoering, maar als begrip PNF-rekken te benoemen. Uw kritiek op de gebruikte referenties ter onderbouwing van de interventie is terecht. Verwijzing naar de bronartikelen was daar op zijn plaats geweest.

Verder stelt u dat binnen onze casusbeschrijving de totale benadering van het PNF-concept mist en geeft u een uitgebreide en verdiepende uitleg over het PNF-concept. Uiteraard onderschrijven wij het belang van duidelijkheid met betrekking tot het PNF-concept en zien wij de toegevoegde waarde van de uitleg. Het is echter belangrijk om op te merken dat het binnen onze casusbeschrijving nooit de intentie is geweest om het PNF-concept als geheel te introduceren of te gebruiken als basis voor de interventie. Zoals beschreven in de casus is het begrip sportgerelateerde spierkramp in de wetenschap een redelijk onbegrepen fenomeen, terwijl de incidentie onder duursporters hoog is.1 Statisch rekken is als enige interventie effectief gebleken in de literatuur, maar in de praktijk bestaan er veel meer ideeën over de behandeling van deze vorm van kramp.2 De beschrijving van de toepassing van een alternatieve interventie voor de behandeling van sportgerelateerde kramp en de effecten daarvan bij de patiënt had als doel om te benadrukken dat er mogelijk meerdere verschillende interventies effectief zijn. Het PNF-concept als geheel paste in deze casus niet als behandeling voor de klachten van de patiënt, waarop we de keuze maakten om alleen gebruik te maken van het onderdeel waarvan we verwachtten dat het effectief zou zijn. Meer bekendheid over de effectiviteit en werkingsmechanismes van verschillende interventies voor sportgerelateerde kramp kunnen naar onze mening leiden tot een verbetering van de behandeling van deze klachten.

Met vriendelijke groet,

Kim Morais-Pannekoek en Remco Arensman

Literatuur: www.kngf.nl/fysiopraxis

Leerstoel Kinderfysiotherapie Ontwikkelingen, uitdagingen en toekomstdromen

In november 2019 werd prof. dr. Raoul Engelbert benoemd tot bijzonder hoogleraar Kinderfysiotherapie aan de Universiteit van Amsterdam. Omdat hij vóór deze benoeming al was aangesteld als bijzonder hoogleraar Fysiotherapie, volgde er volgens het principe ‘één leven, één oratie’ geen inaugurele rede. Om deze leerstoel alsnog in de spotlights te zetten, vroegen we Raoul Engelbert om de huidige ontwikkelingen en uitdagingen binnen de kinderfysiotherapie en het wetenschappelijk onderzoek voor ons in kaart te brengen.

Tekst: Raoul Engelbert | Beeld: Hogeschool van Amsterdam

Na 23 jaar bij de afdeling Kinderfysiotherapie en Inspanningsfysiologie van het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) in Utrecht gewerkt te hebben, promoveerde ik in 1996 op de functionele aspecten van kinderen met Osteogenesis Imperfecta. In het WKZ werd ik onder anderen geïnspireerd door de eerste hoogleraar Kinderfysiotherapie, prof. dr. Paul Helders, die me destijds leerde mijn grenzen te verleggen. Niet alleen op wetenschappelijk gebied, maar ook wat betreft het vertalen van onderzoeksbevindingen naar de praktijk: vragen uit de praktijk werden vertaald naar wetenschappelijk onderzoek en bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek werden geïmplementeerd in de praktijk. Hierdoor veranderde de begeleiding van kinderen met een chronische aandoening en verschoof het accent van (fysieke) onmogelijkheden naar (fysieke) mogelijkheden en meedoen in de maatschappij. In 2008 werd ik door de Faculteit Gezondheid van de Hogeschool van Amsterdam benoemd tot lector Fysiotherapie, waar ik verantwoordelijk werd voor de fysiotherapieopleiding en het lopende onderzoek. Daarnaast was ik verbonden aan de afdeling Revalidatiegeneeskunde van het Amsterdam UMC. Van 2013 tot 2019 had ik een aanstelling als bijzonder hoogleraar Fysiotherapie en sinds november 2019 ben ik voor vijf

jaar benoemd tot bijzonder hoogleraar Kinderfysiotherapie. De leerstoel Kinderfysiotherapie is ingesteld in nauwe samenwerking met de Faculteit Gezondheid van de Hogeschool van Amsterdam, de afdeling Revalidatiegeneeskunde en de afdeling Kindergeneeskunde (Emma Kinderziekenhuis) van het Amsterdam UMC en de Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie (NVFK). Vanuit deze nieuwe rol werk ik nauw samen met de afdeling Kindergeneeskunde van het Emma Kinderziekenhuis en de afdeling Kinderrevalidatiegeneeskunde van het Amsterdam UMC, locatie AMC.

Gezamenlijke visie

De opdracht van deze leerstoel betreft het verbeteren van de kinderfysiotherapeutische diagnostiek en (interdisciplinaire) behandeling van chronisch zieke kinderen en adolescenten, die opgenomen zijn (geweest) in het Emma Kinderziekenhuis, en die problemen ervaren in het fysiek functioneren en participeren in de samenleving. De leerstoel is gericht op het verbeteren van de diagnostiek en behandeling voor, tijdens en na de ziekenhuisopname, met als doel het functionele herstel te versnellen, de opnameduur te verkorten, beperkingen in het dagelijks functioneren te verminderen en de kwaliteit van leven van kind en ouders te bevorderen. Wetenschappelijk onderzoek doe je natuurlijk samen: met kinderen en hun ouders, patiëntenverenigingen, professionals en promovendi. Vanuit een gezamenlijke visie proberen we kinderen (en ouders) met complexe problemen in fysiek functioneren te helpen binnen hun mogelijkheden om hen zo te begeleiden op hun weg naar volwassenheid.

Belang van de leerstoel

De leerstoel is gericht op het inventariseren van de functionele en psychosociale mogelijkheden van kinderen en jongvolwassenen met een acute en chronische aandoening. De leerstoel is belangrijk voor het (interdisciplinaire) kinderonderzoek in de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Binnen het Center of Expertise Urban Vitality (CoE UV) van de HvA is Gezond Opgroeien een van de vijf speerpunten. Er wordt intensief samengewerkt met de afdelingen Kinderrevalidatie en Kindergeneeskunde in het Emma Kinderziekenhuis en partners en patiëntenorganisaties in GrootAmsterdam. De leerstoel sluit bovendien goed aan bij het Follow Meprogramma, een initiatief van het Emma Kinderziekenhuis. In dit programma worden kinderen en jongvolwassenen met een chronische aandoening langere tijd interdisciplinair gevolgd.

Wat is de invloed van een chronische aandoening op functioneel bewegen en participeren in de samenleving? Met behulp van vragenlijsten en fysieke metingen worden bijvoorbeeld kinderen die te vroeg zijn geboren, kinderen met een hart en longprobleem, kinderen die op de intensive care hebben gelegen en kinderen die een operatie hebben ondergaan volgens protocol in de tijd gevolgd. Deze gegevens dragen bij aan een individueel zorgpad aan de hand waarvan een op maat gesneden (interdisciplinaire) behandeling kan worden gestart. Een voorbeeld: in Follow Me zijn kinderfysiotherapeuten betrokken bij de opzet en uitvoering van patiëntenzorg en onderzoek bij kinderen en jongvolwassenen die een COVID19besmetting hebben gehad.

‘Vanuit een gezamenlijke visie proberen we kinderen met complexe problemen in fysiek functioneren te helpen binnen hun mogelijkheden’

Nieuwe projecten

De leerstoel heeft ook als taak om de kinderfysiotherapeutische begeleiding en zorg in lijn met de complexe revalidatiepopulaties te verbeteren. In eerste instantie zijn de volgende projecten gestart:

Follow You

In aansluiting op Follow Me is het project Follow You gestart, waarin kinderen en jongvolwassenen met bindweefselaandoeningen in de tijd worden gevolgd. Aan de hand van de hulpvraag van kinderen en ouders worden met fysieke metingen en vragenlijsten patiëntprofielen ontwikkeld, gericht op het fysiek en psychosociaal functioneren, die vervolgens kunnen leiden tot een op maat gesneden behandeling. Kinderfysiotherapeuten en onderzoekers meten wat de rol is van de soepelheid van het bindweefsel in relatie tot het fysiek functioneren en het optreden van klachten. Uit dit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat kinderen die pijnklachten hebben in gewrichten, maar daarnaast ook veel systemische klachten hebben door de vergrote soepelheid van

bijvoorbeeld bloedvaten en inwendige organen, vaker langdurige pijnklachten ontwikkelen die leiden tot forse problemen in het functioneren. Dit vraagt dan om een interdisciplinaire behandeling.

Onderzoek na acute opname

Voor (chronisch zieke) kinderen en adolescenten is een acute ziekenhuisopname een indringende gebeurtenis, maar de gevolgen daarvan zijn tot op heden maar incidenteel in kaart gebracht. Wetenschappelijk onderzoek tijdens en na een acute opname naar mogelijke veranderingen in lichaamssamenstelling, fysiek functioneren, cognitie en gedrag, psychosociaal en maatschappelijk functioneren en voeding, alsook de veranderingen in het gezin na een acute opname, is op de kinderleeftijd sporadisch uitgevoerd. Kinderen worden in dit project na een opname op de intensive care langdurig gevolgd. Het kinderfysiotherapeutisch onderzoek is hierbij belangrijk.

Follow Up Neonatologie

In het Amsterdam UMC is een programma gestart, waarin ouders van te vroeg geboren baby’s (< 32 weken en/ of geboortegewicht < 1500 gram) na opname in het ziekenhuis worden begeleid om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren en het zelfvertrouwen en plezier in omgang met hun kind te bevorderen. Het programma is gericht op het verbeteren van ouderlijke responsiviteit (het goed leren herkennen van gedragssignalen van hun te vroeggebo »

ren kind). Als een zuigeling veel te vroeg wordt geboren, levert dat veel onzekerheid en stress op. Uiteindelijk is opgroeien een zaak van voortdurende interactie tussen ouder en kind. Een kinderfysiotherapeut ondersteunt deze ontwikkeling in de thuissituatie door adviezen te geven over het begeleiden van de motorische ontwikkeling en de ouderkindinteractie. Niet alleen op het gebied van bewegen, maar ook in het duiden van gedrag. De meerwaarde van deze benadering heeft zich inmiddels bewezen. Momenteel wordt ook gewerkt aan de doorontwikkeling van het programma, omdat deze minder effectief blijkt te zijn bij kinderen uit gezinnen met een nietwesterse achtergrond en een lage sociaaleconomische status. We willen de komende jaren ook deze groep ouders intensief begeleiden, waarbij gebruik wordt gemaakt van ehealth en op maat gemaakt voorlichtingsmateriaal. Om dezelfde reden komt er ook aandacht voor ouders van kinderen die geboren zijn tussen 32 en 36 weken. Ook die ouders hebben vaak adviezen nodig, maar vallen nu nog niet onder het programma. Voor hen zou een lichtere versie van het programma wenselijk zijn.

Samen met familie

Bovenstaande onderzoeksprojecten dragen bij aan het netwerk rondom Family Integrated Care (kinderverpleegkunde, kinderrevalidatie). Daarin wordt aandacht besteed aan zelfmanagementondersteuning voor ouders met aandacht voor het medisch management én de psychosociale consequenties van de chronische aandoening van hun kind in het dagelijks leven.

Inspiratiebronnen

Professor Paul Helders vormt voor mij een grote inspiratiebron. Hij was de eerste hoogleraar in de kinderfysiotherapie en bracht het vakgebied naar grote hoogte. Wie ik altijd erg bewonderd heb vanwege haar inzet voor de kinderfysiotherapie, is professor Ria Nijhuisvan der Sanden. Daarnaast blijven natuurlijk ook de kinderen en hun ouders grote inspiratiebronnen. Ik leer niet alleen van de kinderen, maar ook van de dappere manier waarop hun ouders met hun zorgbehoevende kind omgaan. Beweging, voeding en gedragsbeïnvloeding

Ook lopen er verschillende projecten waarbij kinderfysiotherapeuten en oefentherapeuten intensief samenwerken en bij het behandelen gebruikmaken van digitale technieken om kinderen extra te motiveren. Een voorbeeld van zo’n digitale ondersteuning is de app Simba (zie FysioPraxis februari 2019), gemaakt voor kinderen met astma, waarbij kinderen een bewegingssensor om krijgen. Hoe meer ze vervolgens bewegen, hoe meer prijzen ze via de app kunnen winnen. Daarnaast zien ze door middel van grafieken hoeveel ze bewegen en krijgen ze inzicht in hoe ze met hun medicatie omgaan. Via deze aanpak kun je beweeggedrag beïnvloeden, ook omdat een kind beter inzicht krijgt in zijn ziektebeeld. Op hun beurt kunnen bijvoorbeeld kinderfysiotherapeuten en verpleegkundigen direct aflezen wat een kind gedaan heeft. Dat biedt aanknopingspunten voor het vervolgtraject en de (medicamenteuze) behandeling. Als je een behandeling op die manier inzet, dus met aandacht voor de combinatie van beweging, voeding en gedragsbeïnvloeding met digitale ondersteuning, kan je chronisch zieke kinderen op een verantwoorde en speelse manier helpen actiever te worden. De combinatie beweging, voeding en gedragsbeïnvloeding met digitale ondersteuning moet voor meer kinderen met een chronische aandoening worden ontwikkeld en aangepast aan de leeftijdsfase van het kind.

Toekomst

Op 20 mei 2020 werd door NOC*NSF een persbericht uitgestuurd waarin de ambitie werd verwoord dat het Nederlandse kind in 2040 het gezondste van de wereld moet zijn. Grote woorden natuurlijk en als je zoiets zegt, dan moet dat zeker ook gelden voor kinderen met een chronische aandoening of een beperking. Daar wil ik graag voor gaan. Dat vraagt niet alleen om samenwerking binnen het Emma Kinderziekenhuis, maar om samenwerking tussen alle kinderziekenhuizen. Daar hoort bij dat je deze kinderen goed in kaart brengt en interdisciplinair in de tijd volgt met een kruisbestuiving tussen de eerste, tweede en derde lijn. Zo’n totaalaanpak begint mijns inziens met het begeleiden van kinderen ‘op de mat’ en met het praten met ouders in de spreekkamer. Daarin ligt de basis om te doorgronden waar de problemen zitten, zodat die met het kind, de ouders en het team opgelost kunnen worden. Het is mijn grote wens dat we erin slagen zo’n infrastructuur op te bouwen, waarmee we de zorg voor deze kinderen en hun ouders optimaal maken.

Voortrekkersrol

Kinderfysiotherapeuten zijn opgeleid op masterniveau en het merendeel is bovendien gepromoveerd en werkzaam als onderzoeker. Nederland vervult op het gebied van wetenschappelijk onderzoek binnen de kinderfysiotherapie een voortrekkersrol in de internationale literatuur. De kinderfysiotherapeut heeft daarvoor specifieke kennis en kunde nodig en werkt samen met andere professionals en wetenschappers die zich richten op het kind in ontwikkeling. Het wetenschapsdomein van de kinderfysiotherapie geeft antwoord op vragen uit de praktijk en reikt de bewijslast aan die richting geeft aan de diagnostiek en interventie van de kinderfysiotherapeut. Het is gericht op het optimaliseren van het bewegend functioneren van het kind in ontwikkeling en houdt rekening met de context waarin het kind opgroeit (gezin, familie, school, sport, vrije tijd). De invulling van het wetenschapsdomein kinderfysiotherapie door onderzoeksgroepen en onderzoekers wordt mede bepaald door de nationale wetenschapsagenda, de vragen vanuit patiëntenverenigingen en de onderzoekslijnen van universiteiten en onderzoeksinstituten en de lectoraten waar het onderzoek plaatsvindt. Dat vraagt om intensieve en interdisciplinaire samenwerking. Ik ben er dan ook trots op om deze leerstoel de komende jaren te mogen bekleden om zo samen met de promovendi en professionals in de eerste, tweede en derde lijn de zorg en mogelijkheden voor kinderen en jongvolwassenen met een beperking of chronische aandoening en hun ouders te verbeteren.

Prof. dr. Raoul Engelbert, kernlector aan de Hogeschool van Amsterdam en bijzonder hoogleraar Kinderfysiotherapie aan de Universiteit van Amsterdam en Amsterdam UMC, locatie AMC

This article is from: