16 minute read

INTERVIEW: Eindelijk weer goede verbinding

Voorrang aan verbinding

Tekst Klara Tesseur Beeld Boumediene Belbachir

Advertisement

Maai Huyse onderzocht de leraarkindrelatie bij kleuters, Sofie Deprez verbinding in secundair. Samen roepen ze op om dit schooljaar meer dan ooit te verbinden. “Tijdens afstandsonderwijs misten je leerlingen niet alleen leerstof.”

VERBINDEN IS MEER DAN EEN KENNISMAKINGSRONDJE

Maai: “Verbinding is geen one shot. Het is werk van elke dag. Dat begint bij hoe je als leraar de klas binnenkomt. Het vergt non-verbale signalen: lachen, oogcontact, een kleine aanraking. Maar ook: je toonhoogte aanpassen, soms eens meer taal, dan weer minder woorden gebruiken.”

“Bij kleuters ga je op ooghoogte, gebruik je geen grotemensenstoelen. Bij een kind dat over z’n toeren is, leg je je hand op zijn schouder. Daarmee zeg je: ‘Rustig maar, ik zie je’.”

Sofie: “Klopt, de kous is niet af met een kennismakingsrondje begin september. Verbinding is veel meer: het vraagt dat je aanwezig bent, vertrouwen en empathie toont, en de passie voor je vak uitdraagt. Leerlingen uit het secundair vertellen in onderzoek hoe waardevol een eerste woordje voor hen is. Komen de leerlingen naar jouw vaklokaal? Probeer aan de deuropening te staan om elke jongere kort te verwelkomen.”

VERBINDEN IS GEEN TIJDVERLIES

Sofie: “Voor je theorie kan overbrengen, moet je naar de essentie. Waarom werd je leraar? Omdat je tussen je leerlingen wil staan. Niet alleen vóór, maar ook in de groep, als moderator. Dat gevoel wordt soms ondergesneeuwd door de vele doelstellingen en eisen waaraan leraren moeten voldoen, ook in kleuteronderwijs.”

“Leraren secundair zien verschillende klassen op een dag, moeten constant die klik maken met andere leerlingen, andere leefwerelden. Dat kan alleen als je al die leerlingen laat voelen dat je ze wil leren kennen. Een vraagje als ‘Hoe gaat het thuis, Elio?’ kan al het verschil maken. Tenslotte ben je leraar voor je leerlingen, en mag je ze dat dagelijks laten voelen.”

Maai: “Van kleuter tot secundair kampen leraren met het gevoel pas zinvol bezig te zijn als ze leerstof overbrengen. Maar ook met nabij zijn, luisteren en het tempo van het kind volgen, bereik je belangrijke doelen.”

“Als een kind op slot zit, zal je zelfs met de beste uitleg je doelen niet bereiken. Op bijscholingen toon ik altijd dezelfde grafiek. Als je investeert in verbinding, dan zit je leraar-kindrelatie sterker en realiseer je vlotter je ontwikkelingsdoelen. Je klasmanagement vergt minder tijd en je leerwinst volgt. Zelfs als je economisch naar onderwijs kijkt, levert verbinden op!”

Sofie: “‘Wanneer baken ik die persoonlijke gesprekjes af’, vragen leraren. Als je peilt naar hun weekend, en ze kaatsen de vraag terug, zeg dan niet: ‘Stop maar, want straks heb ik geen tijd meer om les te geven.’ Een leerling neemt de volgende keer niet de moeite om nog iets te vertellen. ‘Fijn, ik ben gaan wandelen’, volstaat vaak.”

VERBINDEN IS NIET VOOR WATJES

Maai: “Verbinden vergt kwetsbaarheid en durf om verder te kijken dan wat je op het eerste gezicht ziet. Stel jezelf twee vragen als een kind niet luistert of zich atypisch gedraagt. Waarom? En waarom nu? Zo achterhaal je welke gedachten, emoties en noden schuilen achter dat gedrag en kan je dáárop reageren.”

“Durf hulp vragen aan je collega’s. ‘Die klas: hoe doe jij dat daar?’ Vraag feedback: evalueer of film jezelf. Mijn studenten schrikken regelmatig als ze zichzelf achteraf in beeld zien: ‘Ik kijk zo serieus naar die kleuters, ik moet echt vaker lachen!’”

Sofie: “Hoe krommer een kind loopt, hoe zwaarder zijn rugzak en hoe minder je dat kind gaat zien tussen zijn klasgenoten. Laat het rechtop staan, neem de tijd om zelf die rugzak te openen. Stuur leerlingen niet te snel door naar de zorgleraar. Dan verlies je hun vertrouwen. Andersom, toon zelf je kwetsbaarheid. Heb je een slechte dag, zeg het gewoon. Ook dat is verbinding: elkaar durven vertellen dat het leven niet perfect loopt.”

VERBINDEN IS NIET VERSOEPELEN

Sofie: “Leerlingen willen grenzen. Weten wat mag en niet mag, voelt veilig. Zolang je de regels maar consequent opvolgt. Elke puber probeert die wel eens met de voeten te treden, reken ze niet op het eerste foutje af. Maak samen afspraken, stel je leerlingen de vraag: ‘Wat hebben jullie nodig om samen te leren?’ Dan kan je daarop terugvallen als het misloopt.”

Maai: “Het is zoals de metafoor van het schaapje in de wei. Is de wei heel dicht begrensd, dan is het schaapje opgejaagd en botst het voortdurend op de omheining. Als het in een enorme wei staat, loopt het verloren en weet het met zichzelf geen blijf. Ook leerlingen hebben nood aan ruimte, maar met duidelijke grenzen. Ontwikkelingspsychologen spreken van ‘containen’ of afgrenzen. Duidelijke grenzen bieden om veiligheid te garanderen.”

“Kijk daarbij naar wat kinderen nodig hebben. Een tweeling mocht in de eerste kleuterklas hun pop meenemen. Het jaar daarop niet meer. Ze werden stiller, speelden minder. Toen de juf van de derde klas de pop opnieuw toeliet, bloeiden ze weer open. Na een paar weken lieten ze de pop aan de kant, dan in de gang, daarna thuis.”

VERBINDEN IS EEN VEILIGE HAVEN CREËREN

Sofie: “De stillere leerling in de klas dwingen om het woord te nemen, is dat altijd nodig? Geef leerlingen die minder taalvaardig of sociaal sterk zijn een ander medium. Verbinden is ook inspelen op elkaars talenten

Wie is Maai Huyse?

• onderwijsexpert en pedagoog BA kleuteronderwijs aan UC Leuven-Limburg campus Diest • onderzoeker aan het expertisecentrum

Education & Development rond de leraarkindrelatie, stressregulatie, leeromgeving en opvoeding van kleuters

“Soms vergeten we aandacht te geven aan kinderen die niks fout doen”

— Maai Huyse

en minder sterke punten. Gebruik beeld om hun werk te tonen zonder met de vinger te wijzen naar een leerling die nog niks gezegd heeft.”

Maai: “Voor kinderen met spreekangst is het goed te weten hoe ons brein werkt. Als een oefening in de klas je heel bang maakt, gaat ons brein in fight or flight. Dan vind je minder verbinding met de prefrontale cortex. Die heb je nochtans hard nodig om taal te vinden, probleemoplossend en analytisch te denken, maar ook om emoties te coördineren en te relativeren. Als je verstrikt raakt in je stressbrein, lukt het niet in de klas.”

“Net als ouders en opvoeders, kunnen leraren ‘een veilige haven’ creëren voor leerlingen. Richt je klaslokaal zo in dat alle kinderen zich er thuis voelen. Zoek zelf je kalmte in de plaats van stresssignalen uit te zenden. Dat kan door je ademhaling te controleren, je tone of voice aan te passen, door

Wie is Sofie Deprez?

• lector en vakdidacticus BA secundair onderwijs aan UC Leuven-Limburg, campus Diepenbeek • leraar kunst secundair onderwijs • onderzoeker aan het expertisecentrum

Inclusive Society rond verbinding: ‘Elke leerling telt, maar de leraar doet ertoe’

“Je bent leraar voor je leerlingen, laat ze dat dagelijks voelen”

— Sofie Deprez

rustig te praten. Gebruik niet te veel woorden als kinderen in overdrive gaan. Nabij zijn, is voldoende. Zo zullen zelfs kinderen met een kort lontje jouw kalmte overnemen.”

Sofie: “Of in het secundair: als bij de GIP-jurering een leerling niet durft binnengaan, zeg dan niet: ‘Je tijd is om! Nu naar binnen’. Dan word je een extra stressor. Geef liever rust en tijd, verwoord wat zal gebeuren, luister. Uiteindelijk kan dat een kwartier duren, maar lukt de presentatie wel.”

VERBINDEN IS DICHTBIJ KOMEN VANOP AFSTAND

Maai: “Corona maaide heel wat vanzelfsprekendheden weg. Wat ‘normaal’ was, maakt plaats voor nieuwe gewoontes. En dus moeten we op nieuwe manieren verbinding maken. Gebruik de tools uit afstandsonderwijs zoals Mentimeter, Teamvision, Whiteboard of Piccollage om samen aan iets te werken ín de klas.”

Sofie: “De eerste weken van dit schooljaar zijn cruciaal om weer dat klasgevoel te delen. Eindelijk zitten ze weer allemaal samen in je klaslokaal. Zien ze hun vrienden, kunnen én moeten ze weer samenwerken. Luister naar hun verhalen, blok ze niet af!”

Maai: “Na vijf maanden afstandsonderwijs hebben leerlingen ‘veel gemist’. Klopt, maar niet alleen leerstof. We mogen niet doen alsof corona er niet is, alsof we nu starten in een doodgewoon schooljaar. De kinderen zitten terug in de klas, we kunnen nu verbinden en ze omringen met positieve emoties! Wie zijn ze, wat interesseert ze? Gebruik elk moment: boterhammen in de klas zijn een uitgelezen kans om te luisteren naar wat de kleuters bezig houdt. Switch elke dag van tafeltje. En weet: verbinden mag even voorrang krijgen. De leerstof komt wel.”

VERBINDEN IS INZETTEN OP KLEINE DINGEN

Maai: “Soms vergeten we aandacht te geven aan kinderen die niks fout doen, geen lawaai maken. Maar dan leg je geen verbinding of ga je niet in gesprek. Uit het onderzoek Samen-Spel, herinner ik me een ‘bijna tranen-momentje’. Een schuchter kleutertje speelt in z’n eentje aan de zandtafel met een potje en schepje. Onze student schuift bij en imiteert hem. Als de kleuter dat in de gaten krijgt, breekt er een glimlach door. ‘Dat jongetje kwam tijdens de speeltijd met me praten’, vertelde de student achteraf vol verwondering. Een namiddag meespelen doet wonderen. Nabij zijn is de sleutel. Doe ze na, beschrijf hun gedrag, verwoord hun gevoel, dan voelt een kind zich gezien.”

Sofie: “Dan slaan leerlingen niet snel een zijstraatje in als je ze later op straat kruist. ‘Oh nee, een leraar!’. Maar ze herkennen je en spreken je aan. Dat is zo mooi. Wat je precies hebt verteld in je les, weten ze misschien niet meer exact. Maar dat je ze echt zag en vertrouwen gaf, wel.”

Bij dit magazine vind je stickers om nog meer in te zetten op die verbinding met je leerlingen. Pronk met je eigen exemplaren en doe hen stralen met een kleine sticker. Want jouw woorden blijven hangen.

De directeur

“Van goed buitengewoon onderwijs naar buitengewoon goed onderwijs voor iedereen”

Tekst Bram Bartholomees Beeld Kevin Faingnaert

Kinderen mogen niet opgroeien in twee aparte werelden, vindt Liselotte Botterman, directeur van GO! basisschool KlimOp in Lokeren. En dus zet ze de poort breed open voor alle leerlingen. Ze leren van én met elkaar. “Wat werkt in de autiklas, helpt leerlingen uit het gewone onderwijs ook.”

“Dit schooljaar startten we met 131 kinderen in het buitengewoon onderwijs en 35 leerlingen in het gewoon onderwijs. Midden in het groen van de Daknamse bossen – vorig jaar sloop een klas door het gras omdat de leraar een hert spotte – biedt onze kleine, warme school al jaren onderdak aan leerlingen van het basisaanbod en type 9, de autiwerking. Vorig schooljaar opende onze ‘beleefschool’, twee klassen voor kinderen uit het gewone basisonderwijs, op ons terrein. Het tussentijdse resultaat van sterk teamwerk waarbij we inclusief onderwijs uniek inkleuren, tot in de klas. Zo groeien kinderen uit het buitengewoon en gewoon onderwijs niet in twee aparte werelden op.”

DUBBELE UITDAGING “Drie jaar geleden start ik als directeur in KlimOp. Zonder veel kennis over de school, maar met veel ervaring in buitengewoon. In die periode trekken veel kinderen door het M-decreet uit buitengewoon naar het gewone onderwijs. Onze school kent een grotere uitstroom én iets minder instroom. En dus daalt ons leerlingenaantal.”

“Een dubbele uitdaging wacht ons. Ik erf een school met een mooie werking, maar hoe bouwen we die verder uit? En hoe krikken we het leerlingenaantal op,want dat blijft een belangrijke factor om je schoolorganisatie vorm te geven. Een stapel denkwerk. Niet alleen voor mij, zoiets doe je altijd met het team.”

“We zoeken samen antwoorden op vragen als: waarvoor staan we, wat is onze identiteit, waar willen wij het verschil maken voor de kinderen, waar ligt de toekomst van buitengewoon onderwijs? We kijken breder dan onze school. Onderzoeken ook hoe buitengewoon zich verhoudt tot gewoon onderwijs.”

“Al snel denken we aan uitbreiden: een extra type van buitengewoon onderwijs naar school halen. Maar onze leerlingen basisaanbod en type 9 samenzetten met nog een extra type voelt als té ingrijpend en kunstmatig. De knowhow voor een leerling van type 2 of type 4 hebben we niet in huis. Daarom besluiten we te vertrekken van wat we goed doen en daarop door te denken.” DROOMOEFENING “Als startende directeur ben ik ontzettend benieuwd naar de dromen van mijn team. Waar staat onze school over twintig jaar? Welke elementen behouden we, wat pakken we aan? Die droomoefening past perfect in het traject rond visieontwikkeling. Bovendien leer ik zo ook alle collega’s beter kennen.”

“Over de sterktes van onze school zijn we het vaak eens. Hier kijken we naar de individuele leerling, staan we met een hart voor de leerlingen in de klas, werken we aan een sterke band tussen leerling en leraar. Ook de natuur op ons domein en de warmte van een kleine school zien we als sterktes. Fijn om zo’n lange, gedeelde lijst te zien. De werkvorm geeft mij inzicht over hoe mijn leraren naar hun school kijken. Tegelijkertijd bevestigt het hoe ik als nieuwkomer de school ervaar.”

“Daarna analyseren we de instroom van de leerlingen binnen ons type 9, kinderen die uitvallen in het gewoon onderwijs en dan bij ons aankloppen. Getekend. Toch krijgen we de meeste leerlingen snel weer op de rails. Wat maakt nu dat wij daarin slagen? Hoe ondersteunen we succesvol hun cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling? Ook die antwoorden sporen met de resultaten van de droomoefening.”

SCHOOL ZONDER BARRIÈRES “Alle resultaten puren we uit tot een visie, waarbij we vaststellen dat onze aanpak ook voor veel leerlingen uit het gewoon onderwijs kan werken. Ons motto wordt: ‘Van goed buitengewoon onderwijs voor enkelen naar buitengewoon goed onderwijs voor iedereen’.”

“Een gedurfd plan. Sommige teamleden ontpoppen zich meteen tot believers. Die heb je nodig om te starten. Samen met de teamcoördinator en enkele leraren vormen we een beleidsteam en vertalen we het concept in een scherp plan: een volledig inclusieve school met een brede schoolpoort, waar leerlingen ongeacht hun onderwijsbehoeften of zorgnoden een plekje vinden. Een school waar de barrières tussen buitengewoon en gewoon onderwijs wegvallen. Dat lijkt misschien utopie, maar wij geloven dat het kan.”

VAN BOEK TOT BELEEFSCHOOL “In diezelfde weken krijgen we het boek ‘De natuurwetten van het kind’ van de Céline Alvarez in handen. Centraal daarin staan een aantal Montessori-principes die we verbinden met het DNA van onze school en onze nieuwe ambities. Werken met niveaugroepen, niet met jaarklassen en kijken naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind.”

“Zo ontstaat naast onze buitengewone werking een beleefschool, voor leerlingen van tweeënhalf tot twaalf jaar uit het

Wie is Liselotte Botterman?

• drie jaar directeur in GO! basisschool KlimOp in Lokeren • ervaring als leraar en schoolpedagoog in het buitengewoon secundair onderwijs • master in de pedagogische wetenschappen

gewoon onderwijs. In september 2019 starten we met één klas voor kleuters en één voor leerlingen basisonderwijs, in totaal vijfendertig leerlingen. Vooral ouders met een kind in onze buitengewone werking tekenen in. Dat broers en zussen eindelijk samen school kunnen lopen, vinden ze een mooi signaal. En het heeft ook praktische voordelen: geen rush naar twee schoolpoorten voor half negen.”

“In dat eerste schooljaar bestaat de lagereschoolgroep uit leerlingen van het eerste tot het vijfde leerjaar. Dat gaat met vallen en opstaan. Lesgeven aan al die leeftijden en niveaus, dwingt de leraar tot een gigantische spreidstand. Door de uitstroom kiezen we dit schooljaar alleen voor leerlingen van het eerste tot het derde leerjaar. Eerst een goede basis bouwen bij die jongste groep om dan door te groeien naar de hogere jaren.” LEREN VAN DE AUTIKLAS “Leeftijdsoverstijgend werken is een bewuste keuze. De oudste leerlingen werken zelfstandig en nemen de jongsten op sleeptouw. Zo ontstaat een gezonde wisselwerking en nemen we de concurrentiestrijd weg. In een jaarklassensysteem leren alle kinderen hetzelfde en gaan ouders bijna onvermijdelijk vergelijken. In onze werking kan dat niet.”

“Elk leerpad start bij haarfijn weten waar je leerling staat. Alleen dan maak je als leraar juiste keuzes. Daarom trekken we de individuele handelingsplannen uit buitengewoon door naar onze beleefschool. Leerplannen en eindtermen koppelen we aan de onderwijsbehoeften van onze leerlingen.”

“We vormen subgroepjes in een doorschuifsysteem van kwartiertjes, geïnspireerd op de autiwerking. De leraar geeft het ene groepje directe instructie terwijl de anderen zelfstandig

“Dat broers en zussen eindelijk samen school kunnen lopen, vinden ouders een mooi signaal”

werken aan een taak. Dan zie je als leraar meteen wie mee is en kan je snel bijsturen. Als je klassikaal lesgeeft aan twintig leerlingen, glippen sommige kinderen door de mazen van het net. Dan bots je pas achteraf op leerachterstand.”

“Door het principe van ‘geborgen vrijheid’ geven we verschillende graden van vrijheid aan onze leerlingen. ‘Geborgen’ betekent dat we leerlingen eerst structuur aanbieden: in tijd, ruimte én begeleiding. Daarvoor werken we met een daglijn die toont wat leerlingen wanneer kunnen verwachten. En delen we het lokaal helder in: een klas, een atelier en een buitenruimte. Onderling verbonden én evenwaardig als leerplek. Met een leraar die naast de kinderen staat, die zijn leerlingen door en door kent. Pas daarna volgt de vrijheid, in stukjes. Dat hebben kinderen nodig om stappen vooruit te blijven zetten.”

NOG NIET KLAAR MET INCLUSIE “Dat we op onze buitengewone campus nu ook een beleefschool organiseren, betekent niet dat we er al zijn. Echt inclusief werken we nog niet. Om het project van de grond te krijgen, kozen we in het eerste schooljaar voor een gescheiden werking. Toch ontstonden er spontaan al verbindingen. Zo geeft onze leraar muzische vorming haar lessen in een samengestelde groep van kleuters uit type 9 en de gewone kleuterklas. Ontzettend mooi hoe ze samen knutselen.”

“We voelen dat de tijd rijp is om een stap verder te gaan met inclusie. In tweerichtingsverkeer. Terwijl de beleefschool oorspronkelijk vooral principes uit het buitengewoon onderwijs overnam, zien we nu ook de omgekeerde beweging. De leraar van de autiklassen stapt af van de ik-hoekjes en gaat werken met thematische hoeken rond rekenen of taal.”

“Ook de coronacrisis zorgt onverwacht voor nieuwe samenwerkingen. We organiseerden de opvang tijdens de lockdown niet gescheiden en deelden de speelplaats in zones in. Het bracht rust bij alle leerlingen. Dat trekken we dit schooljaar door. We zoeken uit hoe we leerkansen bieden tijdens de speeltijd én daarbij optimaal gebruik maken van de groene omgeving. Elke speelzone moet uitdagend zijn. Maar evengoed komen er rustige plekken waar kinderen ontsnappen aan de drukte.”

EEN RIJKE DIRECTEUR “Op drie jaar tijd maakte onze school een transformatie door. Dankzij mijn leraren. Ik ben een rijke

“Ontzettend mooi hoe kleuters uit type 9 en de gewone kleuterklas samen knutselen”

directeur, lach ik altijd. Niet dat ik op zakken geld zit, maar omdat mijn team zoveel capabele mensen telt. Zij maken inclusief onderwijs dag na dag waar met de kinderen én de ouders.”

“Alleen: door die grootste plannen, mis ik soms tijd om te coachen. Dat steekt, want de switch naar verregaande inclusie vraagt veel van mijn leraren. Zij hebben recht op eerlijke, frequente feedback en ondersteuning. Onderwijs maken vanuit een maatschappijvisie waarin kinderen, los van leer- of zorgnood, samen op school zitten, geeft gelukkig veel energie. Mensen zien inclusie te vaak als eenrichtingsverkeer van buitengewoon naar gewoon, maar het kan ook omgekeerd. Dat was ooit mijn kleine kinderdroom. Nu een groot en uniek teamproject.”

This article is from: