19 minute read

DOSSIER: Thuis in armoede

Dossier Armoede Achter de schermen

Tekst Kyra Fastenau, Seppe Goossens, Leen Leemans Illustraties Jenna Arts Beeld Illias Teirlinck Toen leerlingen onder de radar van scholen verdwenen, verscheen armoede er weer op. Door vensters, van glas of digitaal, kwamen moeilijke thuissituaties heel dichtbij. Wat kan de school doen aan dit maatschappelijk probleem? En de individuele leraar?

Armoede vraagt om ambetante scholen

Armoede is een maatschappelijk probleem. Klopt! Maar dat wil niet zeggen dat scholen en leraren niets kunnen doen. “Door met de juiste blik naar armoede te kijken, met ouders verantwoordelijkheid te delen en structureel samen te werken met de lokale overheid, giet je niet langer druppels op een hete plaat”, zeggen armoedeexperts Griet Roets (UGent) en Wim Van Lancker (KULeuven).

Sinds de lockdown vorig schooljaar luiden de alarmbellen over armoede. We wisten toch al langer dat er een probleem was?

Wim Van Lancker: “Het onderwijs had al veel aandacht voor armoede. Vooral in beleidsplannen, schoolreglementen en onderwijsblogs. Niet altijd in daden. Nu ondervonden álle scholen het opnieuw aan den lijve. Het onzichtbare werd zichtbaar. Als kansarme leerlingen in de klas zitten, zie je of ze meedraaien. Maar als je online lesgeeft, ben je ze snel kwijt. Hoe komt dat? Ouders doen er alles aan zodat leraren en directeurs niet zien dat hun kinderen in armoede opgroeien. Ze houden armoede vaak onzichtbaar voor de school. Om vooroordelen en stigma te vermijden, maar ook uit schaamte. Plots merken leraren ook in ‘rijke’ scholen dat er een probleem is.”

Griet Roets: “Veel leraren, zorgcoördinatoren, tot zelfs directeurs weten dat sommige gezinnen in armoede leven, maar zolang het kan, stellen ze een schoolplan tegen armoede uit. Maar een armoedebeleid mag niet in het bakje van individuele leraren zitten. Anders tikken collega’s en directie leraren die zich inzetten voor zo’n gezin zelfs op de vingers.

‘Dat is je taak niet’. Ze zien de armoede wel, maar handelen toch niet armoedebewust. Tot nu, want kansarme kinderen zijn de eerste die je kwijt speelt tijdens afstandsonderwijs.”

Wat is KANSarmoede nu eigenlijk?

Wim Van Lancker: “De basis van armoede is gebrek aan geld. Daardoor leef je in omstandigheden die je niet toelaten om het leven te leiden dat andere mensen leiden. Onder constante financiële stress kan je nooit dezelfde kansen grijpen. Noch je kinderen begeleiden met huiswerk.”

Griet Roets: “Het begrip kansarmoede is soms tricky. Het suggereert dat alle mensen kansen kunnen grijpen als ze maar willen. Dat kunnen ze niet! Als scholen en leraren actie willen ondernemen, moeten ze heel goed begrijpen wat armoede is.”

“Scholen die armoede als een inkomensprobleem zien, schuiven de oplossing naar het OCMW. Terwijl we verantwoordelijkheid moeten delen. Als je als leraar een probleem opmerkt bij een kind, een gezin, moet ook de school in beweging komen, bijvoorbeeld door samen te werken met het

“Ook leraren in ‘rijke’ scholen ontdekken dat sommige leerlingen in armoede leven”

— Wim Van Lancker

OCMW. Als de school dat niet doet, verliezen leraren de moed om ervoor te blijven gaan.”

Leraren komen meestal uit de middenklasse. Begrijpen ze wat armoede is?

Wim Van Lancker: “Leraren hebben inderdaad meestal een middenklasseprofiel. Ze hebben geleerd dat je je huiswerk moet maken, dat je je best moet doen en dan naar het hoger onderwijs gaat. Dat is zo vanzelfsprekend dat je onterecht denkt dat iedereen dat kan. Het potentieel is er wel, maar komt er niet uit door de materiële omstandigheden waarin de leerlingen opgroeien. Die klik moet je blijven maken. Veel leraren proberen dat, maar onderwijs blijft op maat gesneden van de middenklasse.”

Griet Roets: “Maar denken dat leraren dat inzicht niet kunnen verwerven, is geen oplossing. Vechten tegen armoede lukt alleen als het hele schoolteam mee wil. En als de school – vooral de directeur – zich engageert om werk te maken van een structureel armoedebeleid. Scholen werken vaak samen met brugfiguren die ervaringsdeskundige zijn. Zij werken voor de scholengroep hele dagen aan dat complexe probleem. Als zij er alleen voor staan, lossen zij het ook niet op. Want armoede is een zevenkoppige draak.”

Hoe ziet zo’n structureel armoedebeleid eruit?

Griet Roets: “Heel belangrijk: bij de juiste instanties signaleren dat een kind in armoede opgroeit, is niet genoeg. Dat je dat doet, wil niet zeggen dat ze het oppikken en dat het voor jou klaar is. Armoede vraagt om mensen die de ambetanterik uithangen: organisaties blijven lastig vallen en zeggen dat ze actie moeten ondernemen.”

Wim Van Lancker: “Het is de verantwoordelijkheid van een school, schoolbestuur, scholengemeenschap om oog te hebben voor armoede en daarover na te denken. De school kan geen geld geven aan ouders die zwarte sneeuw zien. Maar wel opmerken dat er een probleem is: sturen we de brugfiguur, hoe gaan we om met die onbetaalde schoolrekening of werken we

een plan uit met het OCMW, CAW … die daarvoor de instrumenten hebben.”

“Lokale verankering is zo cruciaal. Scholen die goed samenwerken met hun lokale bestuur bereiken veel meer. Net omdat ze dat bredere perspectief in hun organisatie brengen, omdat er brugfiguren rondlopen, structurele samenwerkingen ontstaan en ze via bredeschoolinitiatieven kinderen bereiken die anders niet deelnemen. De vraag is: hoe kan je dat doortrekken naar scholen buiten een stedelijke context of scholen die kansarme kinderen afstoten?”

Griet Roets: “In Oostende confronteren scholen ouders niet zelf met onbetaalde schoolfacturen. Het lokale bestuur bekijkt meteen voor alle kinderen van het gezin wat er nodig is. Het is structureel en systematisch. Een team gaat in de verschillende scholen langs om te overleggen.”

Wim Van Lancker: “Schoolmaaltijden zijn een aspect van armoedebestrijding. Les volgen met een lege maag heeft een onmiddellijk effect op leerprestaties. Logisch dat een school daarop inzet. Een lege brooddoos of een zakje chips maakt armoede zichtbaar. Probeer je als school zelf iets te organiseren of werk je samen om er op lokaal niveau iets aan te doen? Steden hebben veel ervaring met goedkope maaltijden en sociale restaurants, zonder te stigmatiseren. Dat geldt ook voor schoolrekeningen, uitstappen … Alles wat armoede zichtbaar maakt en waar ouders zich aan proberen te onttrekken.”

Welke rol geef je aan de ouders?

Wim Van Lancker: “Het is veel te gemakkelijk om als school je kop in het zand te steken en de schuld voor financiële problemen bij de ouders te leggen. De schuldvraag zit bij iedereen ingebakken: we proberen overal een verantwoordelijke voor te vinden, bij voorkeur van buitenaf. Je raakt werkloos en je kan de hypotheek niet meer betalen of je groeit op in generatiearmoede. Of je hebt een bepaald sociaal-cultureel kapitaal niet meegekregen. Wiens schuld is dat? Vaak denk je dat de ouders verkeerde keuzes maakten. Maar welk deeltje is de schuld van de ouders? De schuldvraag negeert hoe complex armoede is. Zo mag je als school dus niet naar ouders kijken.”

“Dat wil niet zeggen dat je ouders niet voor hun verantwoordelijkheid mag stellen of verantwoordelijkheid geven. Dan leren ze daarmee omgaan. Maar zolang er niets verandert aan de materiële omstandigheden, blijven ze in hetzelfde straatje. En dan hou je best in je achterhoofd dat het niet zo eenvoudig is om kansen te grijpen.”

“Laat je hardnekkige laatkomers niet meer binnen of onderzoek je waarom ze te laat komen?”

— Wim Van Lancker

Hoe pak je dat concreet aan?

Wim Van Lancker: “Kijk naar de oorzaken van een probleem en werk daar samen met de ouders aan. Doe dat opbouwend en niet bestraffend. Die lijn is heel dun. Je zegt aan ouders: ‘Je moet op tijd komen. Het zijn altijd dezelfden die te laat zijn!’ Dat klopt vaak. Maar wat doe je dan? De poort sluiten voor laatkomers of onderzoeken hoe het komt dat ze te laat zijn. Laat je werkschema het niet toe? Heb je geen opvang voor de jongere kinderen? Achterhaal samen de reden. De verantwoordelijkheid om te komen ligt nog altijd bij de ouders, maar je maakt het ze wel gemakkelijker.”

“Sommige kansarme ouders sturen hun kleuter niet naar school. Het antwoord van het beleid: we beperken het groeipakket. Maar die ouders doen dat niet om financiële redenen. Ze kennen de school niet, moeten hun kind afgeven aan de poort en weten niet of de leraar er goed voor zorgt. Ze

hebben vaak zelf slechte schoolervaringen. Nodig ze uit in de klas zodat ze weten wat er gebeurt en ze vertrouwen krijgen. Voer geen beleid vanuit schuld, maar zoek een oplossing voor het probleem.”

Griet Roets: “Ik noem dat radicaal aanspreekbaar zijn. Maar ook ‘tegensprekelijkheid’. Niet: ‘je moet het zo doen en anders lig je eruit’, maar in overleg gaan. Als scholen en leraren weten dat ze armoede niet alleen kunnen oplossen, werkt dat erg ontschuldigend. Een armoede-reflex opbouwen op school is een werk van lange adem. Toch slagen sommige scholen er wél in om op lange termijn met kansarme gezinnen iets op poten te zetten.”

De school heeft de regie in handen. Wat kan je als leraar doen?

Griet Roets: “Kinderen die opgroeien in armoede hebben op een bepaald moment door hoe sociale ongelijkheid zich reproduceert. Ze hebben net als andere kinderen heel lang ambitie – ‘Ik wil dokter worden’ – maar leggen zich er plots bij neer dat dat niet zal lukken. Ze passen hun toekomstperspectief aan. Een jongen van zeven wou politieagent worden, maar hij loopt achterop voor lezen. En zijn vader heeft voor een nieuwe fiets gespaard, dus kiest hij voor postbode. Hij denkt dat zij alleen adressen moeten lezen. Leraren moeten zijn achterstand zien als een sociaal probleem, niet cognitief. En vooral niet denken ‘het zijn veerkrachtige kinderen want ze maken er geen probleem van’.”

Wim Van Lancker: “Leraren hebben vaak de neiging om uitblinkers wat extra aandacht te geven. Ze kunnen opklimmen en je wil hun excellentie laten renderen. Maar vergeet de leerlingen die minder presteren niet. Hun moeilijke omgeving fnuikt hun ambitie. Daardoor verliezen ze hun motivatie om uit te blinken. Daar speel je als leraar een belangrijke rol. Iedereen kent wel een leraar die een belangrijke impact had door wat hij zei. Ook tegen kansarme kinderen moet iemand zeggen: ‘Jij kan wél politieagent worden’. Dat lost het armoedeprobleem niet op, maar helpt kinderen wel om door te zetten.”

Veel leraren zorgen voor een winterjas of schoenen voor een verkleumd kind. Een goed idee?

Wim Van Lancker: “Dat is goed bedoeld en dat mag. Maar daarmee verdwijnt het probleem nooit. Dat is een paradox: een leraar kan veel doen, moet oog hebben voor armoede, maar het is niet zijn verantwoordelijkheid om het materiële probleem op te lossen. Wel van de organisaties die daar de instrumenten en middelen voor hebben.”

Griet Roets: “Als je school een structureel armoedebeleid voert, is dat ook niet nodig. Wat leraren in de klas opmerken, pakt de school collectief aan. Daarvoor is de structurele samenwerking met OCMW’s en andere instanties echt cruciaal. Met die jas toon je je engagement, maar het is een druppel op een hete plaat.”

Als je school niets doet, waar sta je dan als leraar?

Griet Roets: “Gebruik je netwerk of maak er een. Met andere scholen of lokale actoren. Anders geraak je teleurgesteld. En dat straalt af op je werk met alle kinderen.”

Wim Van Lancker: “Zelf initiatief nemen, is moeilijk omdat alles op je eigen schouders komt. Maar doe dat zeker, als je je sterk genoeg voelt. Of blijf in je school op die nagel kloppen: je wordt de ambetanterik van dienst. Ook de koepels en het beleid zijn verantwoordelijk. Als de bal alleen in het kamp ligt van leraren die de wereld willen veranderen, botsen ze tegen een muur. Dan zeggen ze: ‘Ik kan er niets aan doen’. Dat is het ergste dat kan gebeuren!”

Tijdens de periode met afstandsonderwijs voorspelden specialisten dat de kloof tussen arm en rijk daardoor nog zou toenemen. Zijn scholen dan toch gelijkmakers?

Wim Van Lancker: “In een school ‘leer’ je niet alleen maar. Het is ook een sociale omgeving waar kinderen in aanraking komen met verschillende lagen van de bevolking. Ze ontwikkelen er sociaal kapitaal. Zonder school zitten kinderen in een thuisomgeving die nog ongelijker is. Maar scholen zijn geen sociale lift meer voor iedereen: ze slagen er meestal niet in om de impact van de sociale achtergrond te verminderen op latere levenskansen, bijvoorbeeld via de doorstroom naar hoger onderwijs.”

“Veel leraren signaleren dat een groep leerlingen tijdens corona de aansluiting verloor. Maar er is nog geen systematische analyse. We weten dat vooral de groep leerlingen waar de materiële omstandigheden een rol spelen, gestopt is met leren. Hoe gaan we daarmee om? Scholen die al voor de coronaperiode een structureel armoedebeleid hadden, kennen het antwoord.”

Griet Roets: “Je moet samenwerken. Netwerken uitbreiden. Armoede is voor een school te complex om alleen aan te pakken. Een koepel of scholengemeenschap kan daar een belangrijke rol in spelen. Lokale besturen hebben vaak veel expertise. Haak ze aan de expertise van je school in plaats van je leraren aan deuren te laten aankloppen.”

Wel dure sneakers, geen geld voor schoolboeken?

Directeur Thijs Craane ziet elke dag wat armoede is. Veel leerlingen van het Heilig Hart Instituut in KesselLo, aan de rand van Leuven, hebben het thuis niet breed. Wegkijken is geen optie voor zijn team. Betuttelen evenmin. Een armoedebeleid met soep, ‘ons kent ons’ en gespreide facturen.

“Een leerling leverde tijdens afstandsonderwijs geen enkele opdracht in, al hadden we hem een laptop bezorgd. ‘Sorry, geen tijd’, zei hij. Zijn vader zat door corona zonder werk en dus werd die jongen fulltime pizzakoerier. Uit noodzaak denken onze leerlingen vaak op korte termijn. Tijdens de zomervakantie doen ze geen onbetaalde stage die leerrijk is en later mooi staat op hun cv. Ze kloppen liever veel uren zodat ze aan de buitenwereld hun mooie spullen kunnen showen. Moeilijk te vatten dat er dan geen geld is voor schoolboeken, maar wel de realiteit. Als je te weinig hebt, is je grootste bekommernis om niet uit de boot te vallen. Dan zijn de nieuwste iPhone en hippe Nikes van levensbelang.”

VERGETEN SOEP “Armoede heeft veel gezichten. Je hoeft niet met een lege brooddoos naar school te komen om krap te zitten. Gebrekkige hygiëne, nooit een balpen bij, ontbijten met Redbull en een broodje? Erg uiteenlopende signalen, maar we herkennen ze wel. Als een leerling met enkel een zak chips in de refter zit, zetten we zonder gedoe een kom soep voor zijn neus. ‘Je vergeet je soep’: geen klasgenoot die wat merkt.”

“Vorig schooljaar kwam een papa op de eerste personeelsvergadering vertellen hoe zijn gezin vroeger de eindjes aan elkaar knoopte. Een eyeopener, want de meesten van ons zitten zelf niet in financiële problemen. Al hebben we ook alleenstaande collega’s met kinderen voor wie het op het einde van de maand wél nipt is. Die mensen zijn een enorme meerwaarde voor ons team, en voor onze werkgroep tegen armoede. Op veel vragen vinden we nog geen oplossing, maar mijn team heeft wel de feeling om de juiste vragen te stellen.”

KIND VAN DE REKENING “Hier heeft iedereen zijn schoolmateriaal bij de start van het schooljaar, of dat nu betaald is of niet. Desnoods bestellen we de boeken zelf en gaan we later in gesprek. Dure leerwerkboeken die amper op de bank komen? Kan niet. Als we voor onze sportwetenschappers een grafische rekenmachine overwegen, proberen we eerst of het zónder kan. En de kapperspullen voor haarzorg kopen we indien nodig zelf en verhuren we. Als de leerling maar niet het kind van de rekening is. Stel je voor dat jij de enige in de les bent zonder boeken, omdat je ouders het niet kunnen betalen: verschrikkelijk gevoel, toch? Soms hoor ik ze nog, de tenenkrullende verhalen over leerlingen die hun diploma niet krijgen omdat er nog een onbetaalde rekening ligt te wachten. Een koehandel met leerlingen als onderpand, kwaad word ik ervan.”

“Al onze inspanningen ten spijt: vijf keer per jaar krijgt elk gezin een schoolrekening in de bus. Onderaan vermelden we altijd dat je contact kan opnemen met de school als je moeilijk kan betalen, maar dat blijft een torenhoge drempel.

Als facturen onbetaald blijven, nodig ik ouders uit op school. Voor een open gesprek, met mij alleen. Het gevaar dat je betuttelend overkomt, is reëel. ‘Hoe kan ik je helpen’, ‘wat moet je hebben’, ‘we zullen dat hier even regelen’: met dat toontje van de zelfvoldane middenklasser raak je mensen in hun trots. Als je uitlegt dat ze echt niet de enige zijn en dat we niemand verdenken van kwade wil, vind je vaak wel een opening. We maken deel uit van een grote school, maar met driehonderd leerlingen is onze vestiging best klein. Ons kent ons, en dat is een voordeel om zo’n gevoelig onderwerp aan te kaarten.”

SCHULDBEMIDDELING “We spreiden betalingen, geven uitstel, springen met ons sociaal fonds bij als een leerling dreigt af te haken voor de schoolreis. En als deel van een veel grotere school kunnen we financieel tegen een stootje. Maar ‘doe maar op, de school betaalt wel’: dat is een fout signaal. Als al onze pogingen op niets uitdraaien, als we na jaren nog geen cent zien, dan schakelen we een incassobureau in. Een beslissing die wringt, een oplossing waar niemand bij wint. En als blijkt dat het gezin al in schuldbemiddeling zit, laten we onze eis vallen.”

“Met onze werkgroep tegen armoede willen we ons sociaal fonds versterken en op een dag die incassobureaus buiten spel zetten. Door nog meer met ouders in dialoog te gaan. Wij kunnen armoede niet uit de wereld helpen. Maar mensen waardig behandelen, samen naar oplossingen zoeken en leerlingen aan een betere toekomst helpen: dat lukt ons wel.”

“Je hoeft niet met een lege brooddoos naar school te komen om krap te zitten”

Wie is Thijs Craane?

• vier jaar directeur van Heilig

Hart Instituut Kessel-Lo • daarvóór aan de slag in buso OV4 • volgde een extra master onderwijswetenschappen

“Sommige kinderen vergeten kind te zijn”

Sommige leerlingen zaten de afgelopen maanden binnen in een eenkamerappartement. Met een lege maag en een hoofd vol zorgen. Daarom zet de Gentse basisschool SintLievenscollege meer dan ooit in op informele leerkansen.

“Dat mijn leerlingen thuis geen ideale leeromgeving hebben, wist ik wel”, zegt leraar Barbara Kazimoto. “Enkele jaren geleden vroeg ik mijn derdejaars waarom ze zo weinig huistaken maakten. Ze vertelden over studeren in bed of aan de salontafel, zonder hulp en met het achtergrondlawaai van jongere broers en zussen. Via videocalls kreeg ik dat vorig schooljaar ook te zien. Ik schrok: kinderen van acht jaar waren babysit. Hun alleenstaande moeders hielden ons land draaiende in de poets- en bejaardenzorg, terwijl thuis alle structuur wegviel. Hoeveel leerlingen ik wel niet heb wakker gebeld! Er waren er ook die uit zichzelf startklaar zaten. Schoolboeken opengeslagen, matrassen tegen de muur gekanteld. Ongelooflijk flink, maar ... ze vergeten kind te zijn.”

ZO VEEL MOGELIJK UITSTAPPEN Angst voor het virus hield leerlingen weg uit de noodopvang, angst voor boetes hield ze van de straat. “Sommige kleuters heb ik sinds maart niet meer gezien”, vertelt kleuterleraar Marleen Bossuyt bij de start van het nieuwe schooljaar. “Kinderen die wel kwamen, waren dolblij met een nieuw stuk speelgoed. Als school geven we leerkansen die ze thuis niet altijd krijgen. Boottochtjes, musea, een dagje naar zee: zolang het kan, plannen we zo veel mogelijk goedkope uitstappen.” Zo vertrekt leraar Tim De Keyser in september met zijn zesdejaars op openluchtklassen. “Eén nachtje maar, want veel ouders hebben schrik. Bovenop de zorgen over inpaklijsten en halalmaaltijden, komt nu ook de angst voor corona. Maar kinderen snakken naar zo’n therapeutische plaats waar de thuissituatie even wegvalt. Tijdens het afstandsleren merkte ik hoe hard ze elkaar misten. Uren voor een klasgesprek zaten ze al samen op Praatbox. Ook zij die niet graag leren.”

Als brugfiguur ontfermt Karen De Baets zich over bezorgde ouders. “Wie geen sociaal of financieel vangnet heeft, kan zich

v.l.n.r. leraren Barbara Kazimoto, Tim De Keyser, Marleen Van Bossuyt en brugfiguur Karen De Baets

ziekte niet veroorloven en stuurt zijn kind liever niet naar de noodopvang of mee op meerdaagse. Voor corona uitbrak, hielden sommigen hun kind al thuis ‘omdat het regent’.” Voor ouders die de maximumfactuur niet kunnen betalen, heeft de school een solidariteitsfonds. Karen werkt ook nauw samen met welzijnsinstanties. “Het OCMW zit hier om de week, zodat gezinnen ter plekke financiële of psychologische hulp kunnen regelen. En als een ouder de stap wil zetten naar logopedie of een revalidatiecentrum, doen we samen de eerste telefoon. Ik zal ze nooit dwingen of in hun plaats beslissen, we bekijken samen wat haalbaar is. Doordat ik al een tijdje in de school werk, voel ik hen goed aan. Maar tijdens een telefoontje of op de stoep voer je een ander gesprek dan bij een gezin thuis of in de discretie van je kantoor. Het zal nog even duren voor de échte impact van corona boven tafel komt. Ondertussen bemoeilijken de maatregelen mijn werk, want ik regel veel zaken aan de schoolpoort of tijdens huisbezoeken.”

HUISWERK START IN DE KLAS Het Sint-Lievenscollege zet in op informele leerkansen en contacten. Maar hoe zit het met het formele leren? “We werken met maatklassen voor spelling en rekenen”, vertellen leraren Barbara en Tim. “De parallelklassen verdelen we in drie niveaugroepen. Een leerling zit niet vast aan zo’n groep. Heeft hij thuis een zware week en kan hij moeilijk focussen? Dan volgt hij de uitleg in een groep met extra ondersteuning. Gaat het de week erna beter, dan schuift hij door.”

Sinds Barbara’s klasgesprek over huiswerk, starten de leerlingen hun taken in de klas. “Omdat ouders huiswerk belangrijk vinden, schaffen we het niet af. Wel doen we een deel van de opdracht samen, zodat leerlingen de denkstappen minder snel vergeten. De volgende ochtend bespreken we de huistaak meteen: dan krijgen de leerlingen feedback en voelen ze dat hun werk niet voor niets was. Nu maken meer kinderen hun huiswerk, met betere resultaten.”

Na al die maanden thuis is de leerachterstand dan toch gigantisch? Barbara maakt zich niet te druk: “Elk jaar komt een deel van de leerstof niet aan bod. Ik kan dat tegen een collega zeggen, zonder het gevoel dat ik faal.” Geldt dat ook voor Tim, die leerlingen moet klaarstomen voor het secundair? “Ik weet dat ik niet iedereen binnen krijg op niveau zesde leerjaar. Maar als ik enkel daarop focus, raak ik gefrustreerd. Ik wil mijn leerlingen eerst leren kennen, daarna krijgen we al die leerdoelen er wel door.”

This article is from: