11 minute read

BLOG: Hier wordt voor ons gezorgd

Next Article
EDITO: Dank je wel

EDITO: Dank je wel

Wie is Charlotte De Cooman?

• gaf les in het dko, lager onderwijs en aan de Odisee Hogeschool • sinds 2013 leraar muziek en esthetica in het Stella-

Advertisement

Matutinacollege Lede • freelancet als violist en hoopt ooit de beste drumster van Gent te worden

Charlotte blogt Hier wordt voor ons gezorgd

Charlotte, leraar esthetica en muziek, ziet in de personeelsvergadering eind augustus een blauwdruk voor het schooljaar. Veel emoties, werk en onzekerheid. Maar samen met collega’s lukt het wel.

De laatste donderdag vóór 1 september. Traditiegetrouw een blij weerzien met collega’s tijdens de personeelsvergadering, zorgoverdracht, deliberaties en minireceptie in open lucht. Met afstand, zonder kussen.

Programma en PowerPoint zitten strak in elkaar. Het nieuwe middenkader was er in juli al ingevlogen, zijn werkkracht en positieve energie waaien door de schoolkapel. Ergens halfweg de presentatie zit een warm blokje familienieuws: de zomerse babyboom, maar ook de mensen van wie we afscheid moesten nemen.

Mijn collega’s hebben smaak, merk ik, als ik de mooie namen van hun sloebers lees. Wanneer ik mijn eigen naam ontdek, denk ik aan de koele begrafenis van twee dagen geleden. Hoe we zonder knuffels en met een mondmasker dat mijn tranen opving, afscheid namen van de creatieve, warme vrouw die mijn tante was.

Vanaf dat moment komt bitter weinig van de presentatie binnen. In mijn hoofd begint het te tollen. Ik sta in drie graden en zie meer dan vierhonderd leerlingen. Ik krijg een kleine paniekaanval, vraag me af of ik het wel nog kan, lesgeven na zes lange maanden niet meer voor de klas. En of alles veilig is. Mijn vader is risicopatiënt en mijn kersverse neefje wil ik zo graag eens vasthouden.

Wat ik wel nog meekrijg: een regen aan extra werk valt op ons, mijn mailbox puilt al uit en dan moeten we nog overleggen over de maatregelen voor mijn vak, muziek. Die corona zet ook dit schooljaar alles op zijn kop, bevestigen vrienden uit het onderwijs me ’s avonds. Overal zetten we alle zeilen bij voor een zware, onvoorspelbare tocht. Met als extraatje: een grote kans op inspectiebezoek waarvoor ik me als vakcoördinator nu al verantwoordelijk voel. Niets aan te doen, we moeten er samen door.

Om dat teamgevoel te versterken, sluiten we af met een receptie. Alleen: als ik aankom, zijn de bubbels op en als mensen naar mijn vakantie vragen, triggert mijn tranendal nog meer tranen bij een collega met evenveel liefdespijn. Ze is zeven jaar jonger en heeft nog zeeën van tijd voor ze haar eicellen moet laten invriezen. Ik slaag erin om haar een beetje te doen lachen. Een andere collega is triest om haar echtscheiding, dat ze hem mist, de man die hij vroeger was, en meteen tekent voor een verstandshuwelijk. Voor de kinderen. Ik word een beetje kwaad en ze is blij dat ze weer de Charlotte ziet die ze kent, met minder tranen en strijdlustig voor gelukkige vrouwen die geen mannen willen die hen niet verdienen.

Ik besluit mijn nomadenbestaan deze zomer niet breed uit de doeken te doen. Geen reis, maar logeren bij vrienden omdat mijn verbouwing vertraagt. Ik weid niet te lang uit over dat lekkende dak, het schimmelende plafond, mijn auto die niet meer door de keuring raakt, de inkomsten die ik als muzikant misloop en de afwezige schoonheid van samen musiceren. Een andere keer misschien.

We zijn allemaal maar mensen. Samen geraken we sterker door het schooljaar omdat we elkaar aanspreken en stukjes miserie en gelukjes delen. En ook de directeur merkt dat ik het moeilijk heb. Ze stuurt mij ’s avonds dat haar deur altijd openstaat. Ik zie het weer zitten. Hier wordt goed voor ons gezorgd.

“Ja, een leraar moet ook therapeut zijn”

Tekst Sara Frederix Beeld Thomas Sweertvaegher

Komiek Jens Dendoncker ontwapent Vlaanderen met zijn humor en zelfrelativering. Hij voelde zich lang een buitenbeentje, net als te veel jongeren vandaag. “Wat is het belangrijkste: er van de eerste minuut invliegen om gemiste leerstof in te halen of even tijd maken voor je leerlingen?”

Onder de grapjes en de gezapigheid van Vlaanderens knuffelbeer, schuilt een gevoelige, melancholische kerel. Voor zijn neiging tot depressie komt hij in de media openlijk uit. Net als voor de zelfmoordpoging die hij ooit ondernam. Niet voor niets was hij in 2019 gezicht van Rode Neuzen Dag, die jongeren mentaal weerbaar wil maken.

Jens Dendoncker: “Er zijn veel jongeren die worstelen. Ik schrok enorm van cijfers over hun welbevinden: de helft van de jongeren heeft ooit wel eens last gehad van mentale problemen. Ik vind het dan niet meer dan gepast en zelfs een eer om iets terug te geven. Dat ik daarbij mijn eigen turbulente jeugd bloot leg, kan ze maar helpen.”

Je bezocht heel wat Rode Neuzen scholen. Wat blijft je bij?

Jens Dendoncker: “Ik zag veel zinvolle initiatieven in scholen: prikkelarme ruimtes, een peter- en metersysteem, leraren die één keer per maand ontbijt organiseren om je klasgenoten op een andere manier te leren kennen … Allemaal ondenkbaar op de colleges waar ik vroeger zat.”

“Ik heb ook met jongeren gepraat, vaak leerlingen met een label, rugzak of lastige levensweg. Ik luisterde en vroeg wat hen zou helpen om het leven aangenamer te maken. Vaak was het antwoord simpel: een prikkelarme plek op school om tot rust te komen.”

Wat zeg je aan een jongere die het moeilijk heeft?

Jens Dendoncker: “Er bestaat een manier die voor jou werkt, in onderwijs én het leven. Je moet blijven zoeken. Zo sprak ik een jongen met ASS die niet aardde in zijn aso-richting. Hij stapte over naar de beroepsopleiding slagerij. Daar kon hij zijn energie kwijt en gefocust aan afgebakende opdrachten werken.”

“Ik vertel ze ook dat een fel gewaardeerd diploma hoger onderwijs niet zaligmakend is. Ik haalde er uiteindelijk geen, net als veel collega’s in de mediasector. Anderen studeerden wel af, maar sloegen een andere weg in. Natuurlijk is een algemene basis belangrijk, maar hoeveel van je kennis uit de middelbare school gebruik je nog? En waar heb je later meer aan in je leven: op school alle hoofdstukken van het leerplan gezien hebben, of er geleerd hebben hoe je goed te voelen en nieuwe dingen te willen ontdekken?”

Moet elke leraar dan ook een beetje therapeut zijn?

Jens Dendoncker: “Aandacht voor het welbevinden van leerlingen is toch inherent aan de job van leraar? Weinig jobs hebben zoveel verantwoordelijkheid en grote invloed op jongeren. Dan zou het zonde zijn om die invloed niet of verkeerd te gebruiken. Voor mij is dat: je vastklampen aan je macht en dertig jaar lang dezelfde lessen geven terwijl het publiek in je klas elk jaar anders is. Zeker nu corona zoveel jongeren in cruciale jaren van hun leven treft, is een warme leraar zó belangrijk. Ik ben bang voor de psychische en sociale gevolgen op langere termijn.”

Je vreest dat sociale media het welbevinden van jongeren niet ten goede komen, maar tijdens de quarantaine zorgen die wel voor verbinding.

Jens Dendoncker: “Sociale media leggen een grote druk op jongeren. Je moét voortdurend online zijn en je reputatie hoog houden op Instagram en Snapchat. De Rode Neuzen campagne deed een bevraging: de helft van de jongeren is bezorgd dat ze te vaak op het scherm zitten en drie op de tien scholieren vindt een gsm-verbod op school een goed idee. Dat zegt toch alles!”

“We mogen ons niet blindstaren op de ‘verbinding’ die sociale media creëren. Dat is oppervlakkig contact. Jongeren kennen ook het verschil tussen hun zeshonderd volgers op Instagram en die handvol echte vrienden. Het aantal van die laatste is de afgelopen dertig à veertig jaar niet veranderd.”

Wat voor leerling was jij?

Jens Dendoncker: “Als leerstof me niet interesseerde, was ik snel afgeleid en dwaalden mijn gedachten ver af. Als het me wél aansprak, zat ik een uur op het puntje van mijn stoel. Vooral bij de vakonderdelen vol verhalen. Grammatica boeide me niet, maar literatuur en creatief zijn met taal wél. Ik kon geen wetenschappelijke formules onthouden, maar genetica fascineerde me mateloos. En geschiedenis en kunstgeschiedenis zijn nog altijd helemaal mijn ding.”

“Ik was een beleefde jongen, maar had een hekel aan leraren die autoriteit misbruikten. In het tweede secundair liep ik op de speelplaats hand in hand met mijn liefje en moest daarvoor naar de directeur. Die liet leerlingen bewust lang wachten in de gang om ze zenuwachtig te maken. Op mij had dat geen effect. Of ik wilde toch heel erg mijn coolness bewaren. Nog voor hij kon zeggen dat ik mocht zitten, zat ik al in de comfortabelste stoel en belde ik zogezegd met zijn telefoon naar de secretaresse voor twee drankjes.”

Wie is Jens Dendoncker?

• stand-upcomedian, werkt aan een nieuwe zaalshow en een nieuw tv-programma over liefde • bekend van het tv-programma ‘Hoe zal ik het zeggen?’ • ambassadeur van de Rode Neuzen Dag 2019 • stopte na anderhalf jaar met de lerarenopleiding, geschiedenis en zedenleer

“Een prikkelarme ruimte, waarom heeft niet elke school dat?”

Een strenge school was niks voor jou?

Jens Dendoncker: “Ik vond dat te veel leraren er kickten op macht. Ze wilden je vooral onder de knoet houden. Dat werkte niet bij mij. Ik was niet opstandig, maar ik maakte mijn straf niet als ik ze niet rechtvaardig vond. Dan kreeg ik strafstudie, maar kwam ik simpelweg niet. Daar zaten ze met de handen in het haar. Als je enige wapens van intimidatie, straf en strafstudie, niet werken, schieten er niet meer zoveel mogelijkheden over. De volgende stap is schorsing. En dus gooiden twee colleges me buiten. Het positieve daaraan was dat ik zo het kunstonderwijs ontdekte.”

Wat maakte voor jou het verschil?

Jens Dendoncker: “Ik voelde me altijd een marsmannetje. Maar in het kunstonderwijs was ik helemaal geen buitenbeentje meer. Plots voelde ik me zelfs een beetje kleinburgerlijk. Er liep een andere soort leerlingen en leraren rond. En er hing een totaal andere sfeer. Tussen die school en mij matchte het meteen.”

“Het was totaal geen strenge leerplek. Dat was nieuw voor me. Op de kunsthumaniora kreeg ik veel vrijheid, leerde ik kritisch denken en discussiëren. Leraren luisterden naar me, deden me groeien. Ze gaven het toe als ze het antwoord op een vraag niet wisten en iets leerden uit je antwoord of vraag. Zo verfrissend! We hadden meer lesuren, maar dat vond ik plots niet erg.”

“Ik wil nooit meer terug naar mijn eerste jaren op de middelbare schoolbanken. Een frustrerende periode. Ik was op mijn dertiende al schoolmoe. Ik wilde zo snel mogelijk volwassen zijn en au sérieux genomen worden. In het kso gebeurde dat. Zonder die school zat ik nog altijd in het secundair.”

“Natuurlijk functioneren sommige leerlingen prima in een ‘klassieke’ school. En gelukkig is er dus diversiteit in het onderwijsaanbod. Het ene kind past in een creatieve school, een ander bloeit op in een strakke opleiding. Als ik ooit kinderen heb, mogen ze zelf hun school kiezen. Het belangrijkste is dat de school bij mijn kind past.”

Welke leraar wakkerde jouw voorliefde voor kunst, geschiedenis en filosofie aan?

Jens Dendoncker: “William Sweetlove is een bekende kunstenaar die grote plastic beelden maakt. Ik ben dankbaar dat ik van hem les kreeg. Hij opende voor mij de wereld van kunst. Eerst wilde ik cameraman worden en volgde ik audiovisuele beeldvorming. Ik zag mezelf maandenlang in de jungle

“Dankzij het kunstonderwijs voelde ik me geen buitenbeentje meer”

kamperen om een blauw kikkertje te filmen voor een natuurdocumentaire. Maar door Sweetlove groeide mijn interesse voor beeldende kunst, kunstgeschiedenis en kunsttheorieën.”

“Hij was nogal corpulent en bewoog zo weinig mogelijk. Als hij een leerling nodig had, riep hij in sappig West-Vlaams luid door het raam naar beneden: ‘Banana, t is a joe’. Hij kende geen enkele leerling bij naam, maar hoe hij vertelde over kunst! Dat gaf hem veel krediet.”

“Na het secundair studeerde ik zelfs een jaar kunstgeschiedenis. Naast veel interessante vakken waren er voor mij helaas te veel saaie, zoals historische kritiek, die niks met kunst te maken hadden. Mijn gezond verstand vroeg zich af: wat ga ik in hemelsnaam later doen met deze studie?”

Tijdens corona lag de focus op ‘essentiële leerstof’. Kleinere vakken, vaak de meer ‘creatieve’, moesten wijken voor wiskunde en Frans. Zonde?

Jens Dendoncker: “Wat is ‘essentiële leerstof’? Afhankelijk van je interesses en talenten verschilt het antwoord op die vraag van leerling tot leerling. Je mag een vis niet beoordelen op zijn kwaliteiten door hem in een boom te laten klimmen. Natuurlijk ben je later meer gebaat met Franse taalvaardigheid dan met de finesses van de Franse revolutie, maar er zijn leerlingen die, zoals ik destijds, floreren tijdens creatieve vakken. Als je die minder of niet meer aanreikt, worden die leerlingen minder gestimuleerd en leren ze minder graag. Zo vallen er nog meer leerlingen uit de boot.”

Je begon ooit aan de lerarenopleiding. Ging er een sterke leraar aan jou verloren?

Jens Dendoncker: “Zonder valse bescheidenheid, ja. Ik zou echt een goede leraar zijn. Ik kreeg goede beoordelingen voor mijn stages, stak humor in mijn lessen. Maar na anderhalf jaar lerarenopleiding haakte ik af op de planlast. Ik gaf graag les, maar tig pagina’s lesvoorbereiding voor één lesuur? Dat doodt je creativiteit. Natuurlijk moet een leraar nadenken over zijn les, maar die paperassen knepen me dood. Mijn docenten zagen dat ik daarmee worstelde en probeerden me te overhalen om vol te houden.”

“Wie weet maak ik ooit mijn opleiding af en beland ik in het volwassenenonderwijs als docent esthetica of kunstgeschiedenis. Ik zou een gepassioneerde leraar zijn en mijn stinkende best doen om mijn passie door te geven.”

This article is from: