


INFORMATIEBLAD
VOOR DIRECTIES BASISSCHOLEN
VAN HET GO! ONDERWIJS
VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP uitgave oktober l november l december 2024
INHOUDSTAFEL
DRIEMAANDELIJKSE UITGAVE verantwoordelijk uitgever:
Didier Van de Gucht, Warmoeshof 6, 1853 Strombeek-Bever afzendadres + maatschappelijke zetel: GO! Basisschool De Uitvlinder, Noordervest 33, 3990 Peer
Sgr 1: GO! Antwerpen
- Francine NOOYENS
0494/21 77 93 francine.nooyens@go-antwerpen.be
- Bart ANDRIES 0475/98 60 37 bart.andries@go-antwerpen.be
Sgr 3: Invento
Sgr 5: Mechelen – Keerbergen –Heis-op-den-Berg
- Wendy Heremans 0496/736139 directie@bslyceum.be
Sgr 6: Rivierenland
- Tom CORNU 0477/40 66 21 tom.cornu@kasteeltje-puurs.be
Sgr 7: Fluxus
Sgr 8: Brussel
- Barbara DANIS 0477/54 69 50 barbara.virbo@gmail.com
- Didier VAN DE GUCHT 0486/91 68 81 didier.van.de.gucht@gmail.com
- Lisa JANSSENS 02/241 58 09 directie@de-wegwijzer.be
Sgr 9: Un!k
Sgr 10: SCOOP
- Nancy PEETERS 0496/08 88 68 nancy.peeters@scoop.be
Sgr 11: Huis 11
Sgr 12: Adite
Sgr 13: WIJS
- Dimitri LAMBRECHTS 0473/52 41 35 dimitri.lambrechts@debloesem.be
Sgr 14: SAM
- Pietro FALCONE 0471/45 31 52 pietro.virbo@gmail.com
Sgr 15: Xpert
- Sarah CANDREVA
011/61 12 37 sarah.candreva@gmail.com
Sgr 16: GO! Next
- Stephan JANS
012/67 24 40 stephan.jans@bsdeeikwellen.be
Sgr 17: Waasland
- Tine VAN RAEMDONCK 0479/79 69 59 directie@bsdewatertoren.be
Sgr 18: Het leercollectief
Sgr 19: Dender
- Lieve WELLEMAN 0498/90 18 00 directie@bsmolenveld.be
Sgr 20: Zuidoost-Vlaanderen
- Sabine EEMAN
0474/33 61 12 eemansabine@gmail.com
Sgr 21: Vlaamse Ardennen
- Katty VANHOECKE
0497/68 94 16 decroly.kleuter@sgr21be
- Nora VYNCK 0479/31 79 27 Nora.vynck@gmail.com
Sgr 22: GO! Gent
- Ivan LEROY 0476/24 37 87 ivan.leroy@scholengroep.gent
Sgr 23: Dynamiek
- Brigitte VAN ASSEL 0476/46 38 85 brigitte.van.assel@sgr23.be
Sgr 24: 24k
Sgr 25: Impact
Sgr 26: Mandel en Leie
- Conny WALLYN 0479/64 00 02 conny.virbo@gmail.com
- Stefaan CARPENTIER 0473/54 41 56 stefaan.carpentier@basisschoolkuurne.be
- Klaas BRUNEEL 0499/21 37 70 klaas.bruneel@detaalkoffer.be
Sgr 27: Stroom
- Cynthia.CALLEBOUT 0468/27 47 20 cynthia.callebout@demorootjes.be
Sgr 28: Inspira
Senioren:
- Ludo DAELEMANS 0473/86 36 28 lode.daelemans@skynet.be
- Noël DEVOLDER 0486/41 71 34 noel.virbo@gmail.com
- Erik VAN LAERE 0475/38 20 06 virbo.evl@gmail.com
- Rudy STERCK 0477/35 50 58 rudy.virbo@gmail.com
- Karien ALLEMAN 0485/06 43 25 karien.alleman@proximus.be
- Gerda CALDERS 0495/63 11 98 gerda.calders@gmail.com
- Geert WILLAERT 0476/43 50 72 geert.virbo@gmail.com
In tijden waar niets nog echt zeker is – verkiezingsuitslagen overal ter wereld die onverwachte resultaten opleveren, onze Rode duivels op de dool, …- blijft VIRBO wel voor zekerheid zorgen; zodoende krijgen jullie dus net voor het einde van het kalenderjaar een editie van InfoBas in jullie bus.
Via deze weg willen we zeker nogmaals een warme oproep lanceren aan iedere directeur van een GO!-basisschool om zich aan te sluiten. Als officieel erkende vereniging vanuit het GO! proberen we, complementair aan GO!-centraal en de scholengroepen, er te zijn voor alle leden en het GO! verder te laten evolueren.
Evalueren en bijsturen is daar essentieel in. Dat hebben we dus ook gedaan met onze netwerkmomenten.
Hoewel netwerkdag 1 een succes was (lezingen met betrekking “differentiatie naar boven”, zijnde voor meer-/hoogbegaafde kinderen), merken we dat het dezer dagen niet evident is om als directeur je school te laten verlaten om een centrale studiedag te volgen. Daarom gooien we het dit jaar voor netwerkdag 2 over een andere boeg: we organiseren in enkele scholen op verschillende momenten hospiteerbeurten (meer info verder in dit blad).
Bij elkaar gaan kijken, samen reflecteren over het hoe en het waarom in kleine groepen; we denken dat er hier wel kansen liggen voor gerichte netwerk- en studiemomenten op maat. Na de hospiteerbeurt is er aansluitend tijd voorzien om verder informatie uit te wisselen bij een hapje en drankje.
We hopen vurig dat deze nieuwe vorm aansluit bij jullie verwachtingen en dat we op die manier bruggen kunnen bouwen waarbij scholen elkaar versterken.
Daarnaast blijven onze “gevestigde waarden” bestaan. Voor het 3-daags congres/seminarie (dit jaar in de Champagne-streek) zijn er nog maar 3 kamers vrij. Wie nog wil aansluiten: snel zijn is de boodschap.
En natuurlijk verwachten we jullie massaal op onze happening (didactische beurs met spreker(s)). Dit jaar gaat de happening door op vrijdag 16 mei in Watt 17 te Heusden-Zolder.
Maar nu eerst tijd om er even de riem af te leggen.
Het VIRBO-bestuur wenst jullie een heel fijn eindejaar en een schitterende start van 2025, vol geluk, liefde en netwerkrijke VIRBOmomenten, maar vooral een goede gezondheid.
Tot volgend jaar !
Didier van De Gucht
Voorzitter VIRBO vzw
Onlangs kwamen de vijftig leerkrachten die dit schooljaar deel uitmaken van De Leraarskamers van Knack voor het eerst samen. Ze bogen zich over een heikel thema: lastige ouders.
Terwijl er een vervanger wordt gezocht voor een zieke leerkracht, moeten de leerlingen even op de speelplaats wachten. Hun jas hangt binnen aan de kapstok. Een paar meisjes diepen hun smartphone op en sturen een berichtje naar hun ouders: 'We moeten de hele tijd zonder jas in de kou staan. Straks bevriezen we nog.' Een paar minuten later gaat de telefoon in het secretariaat over. Een moeder eist dat haar dochter ogenblikkelijk de klas weer in mag.
Zulke scènes zijn schering en inslag geworden in Vlaamse scholen. Als leerlingen de klas worden uitgestuurd of als er iets anders gebeurt waar ze het niet me eens zijn, brengen ze hun ouders daar meteen van op de hoogte. Niet zelden reppen die zich dan naar school om te protesteren. Zo goed als alle leerkrachten van de vijf provinciale Leraarskamers van Knack, die onlangs voor het eerst met elkaar in debat gingen, zijn het erover eens: veel vaders en moeders hechten tegenwoordig meer geloof aan het relaas van hun kind dan aan de versie van de leraar. 'Als ouders vroeger te horen kregen dat hun kind iets verkeerds had gedaan, dan gingen ze blozend van schaamte naar huis. Nu zijn er veel ouders die de leerkracht terechtwijzen', zegt Vanessa Ruttens, lerares in het eerste leerjaar.
Met de meerderheid van de ouders kunnen leerkrachten heel goed samenwerken, maar er zijn er ook die het leven op school danig bemoeilijken. Aan de ene kant hebben ze problemen met vaders en moeders die zich te veel met de schoolcarrière van hun kroost bemoeien. Ze zitten letterlijk naast hun kinderen wanneer die huiswerk maken, hebben geregeld kritiek op de aanpak van de leerkrachten en vechten soms straffen en slechte punten aan. Maar ook het andere uiterste geeft kopzorgen: ouders die zich nooit laten zien en op geen enkel bericht van school reageren.
In alle Leraarskamers wordt brandhout gemaakt van het hardnekkige cliché dat witte, hoogopgeleide ouders te betrokken zijn terwijl kansarme of anderstalige vaders en moeders zich nooit laten zien. 'Zo zijn er heel wat welgestelde, Nederlandstalige ouders die te weinig met hun kinderen bezig zijn. Ze hebben een drukke job en daarnaast ook een hele reeks randactiviteiten. En dan heb ik het nog niet eens over alle uren die ze met hun smartphone in de weer zijn. Daardoor volgen ze hun kinderen vaak minder en minder op', zegt Filip Decuypere, leraar in het zesde leerjaar. Aan de andere kant zijn er kwetsbare ouders die hun kind van heel nabij opvolgen. Sommige leraren geven ook aan dat vaders en moeders met een migratieachtergrond hun gezag minder in twijfel trekken dan andere ouders. 'Vaak zie je dat zij wel nog veel respect hebben voor de leerkracht, en hun kinderen aanmanen om goed te luisteren en hun best te doen', zegt leerkracht ruwbouw en dakwerken Yves Remue.
Dat neemt niet weg dat ouders die scholen totaal niet kunnen bereiken in veruit de meeste gevallen mensen zijn die het op de een of andere manier heel moeilijk hebben. 'Die ouders hebben zoveel aan hun hoofd: ze weten niet hoe ze de huur moeten betalen, zorgen voor een zieke partner of proberen werk te vinden', zegt leerkracht Frans Brigitte Beeckman. 'Misschien maken ze zich nog wel het minst van al zorgen om hun kind. Mijn zoon of dochter zit veilig op school en hangt tenminste niet op straat rond, denken ze.'
Vaak is het ook door de precaire financiële situatie van hun ouders dat sommige leerlingen nooit in orde zijn. Er zit niets in hun brooddoos, ze hebben overduidelijk een nieuwe bril nodig of hebben geen potloden in de tekenles. 'Toen we op driedaagse uitstap naar De Panne gingen, hadden we alle leerlingen een lijst gegeven met de spullen die ze moesten meenemen, zoals een slaapzak, een handdoek en een zwembroek', vertelt leerkracht beeld Michaël Marek. 'Eén jongen kwam zonder bagage opdagen. De enige kleren die hij meenam, waren de regenjas en de korte broek die hij die ochtend aan had. Echt schrijnend.'Om die mensen toch te kunnen bereiken, halen scholen en leerkrachten al hun creativiteit uit de kast. Belangrijke berichten worden bijvoorbeeld niet alleen digitaal verstuurd maar ook op fluogeel papier naar huis meegegeven. Sommige leraars blijven ouders net zo lang bellen tot ze zich voor het oudercontact inschrijven. Desnoods gaan ze bij die mensen thuis aanbellen. 'In onze school krijgt een leerling geen rapport me naar huis als zijn ouders niet zijn komen opdagen voor het oudercontact. Ook de infoavond die we organiseren, is voor iedereen verplicht', zegt Zahra Choua, leerkracht gedrags- en maatschappijwetenschappen. Sommige scholen (en gemeentebesturen) werken met brugfiguren die kwetsbare gezinnen thuis opzoeken om het schoolsysteem uit te leggen en hen meer bij de school proberen te betrekken. Maar zelfs als moeilijk bereikbare ouders uiteindelijk door de schoolpoort stappen, blijft echte communicatie vaak onmogelijk. Een deel van hen spreekt amper Nederlands. Soms moet de leerling dan zelf tolken, maar dat is natuurlijk niet altijd even betrouwbaar. Daarom doen leerkrachten vaak een beroep op anderstalige collega's – als die er al zijn – om gesprekken te vertalen. 'Het is bij ons op school al zover gekomen dat de islamleerkrachten anderstalige ouders opbellen of voor ons tolken tijdens het oudercontact', legt leerkracht Nederlands Bram Janssens uit. 'Wanneer zal de overheid eindelijk genoeg middelen vrijmaken zodat we daarvoor echte tolken kunnen inzetten?'
Al zou het natuurlijk nog veel gemakkelijker zijn als meer ouders goed Nederlands spreken. Een meerderheid van de leerkrachten staat dan ook niet echt afkerig tegenover het voornemen van de nieuwe Vlaamse regering om ouders richting Nederlandse les te duwen. Sancties voor ouders die weigeren, vinden de meesten wel te ver gaan. 'Ik snap die terughoudendheid, maar toch denk ik dat een verplichting in sommige gevallen een oplossing kan bieden', zegt Chaimae Attiaoui, lerares in het vijfde leerjaar. 'De voorbije jaren heb ik al verschillende keren anderstalige ouders ontmoet die geen enkele moeite doen om met de school te communiceren. Hun kinderen zijn daar de dupe van, want sommige problemen – van pesterijen tot verbale en fysieke agressie – kan ik onmogelijk zonder de ouders oplossen.'
In het contact met de ouders van hun leerlingen blijken Smartschool en andere digitale onderwijsplatforms zowel een vloek als een zegen te zijn. Op zich vinden veel lesgevers het handig dat alle informatie over de leerlingen op één plek wordt samengebracht. Alleen kunnen ze lang niet alle vaders en moeders via die weg bereiken. 'Bij ons moeten alle ouders een account op Smartschool hebben. Daar zijn we heel strikt in', zegt leerkracht huishoudkunde en opvoedkunde Kevin Weyts. 'Sinds het begin van het schooljaar heb ik sommigen al vijf keer per week opgebeld om erop aan te dringen dat ze zo'n account zouden aanmaken. Maar toch gebeurde er niets. Heel frustrerend is dat.'
VIRBO NODIGT UIT:
concept: innovatieve projecten daadwerkelijk aan het werk zien, rechtstreeks contact hebben met de uitvoerders en onmiddellijk antwoord krijgen op alle vragen !
4 scholen stelden zich kandidaat, verspreid over Vlaanderen met verschillende data en onderwerpen, waarvoor een grote merci ! Je kan kiezen naar nabijheid, interesse voor het onderwerp of een datum die past. Zoals steeds iedereen welkom: directies, beleidsondersteuners, zorgcoördinatoren…
Dinsdag 4 februari 2025
GO! Decrolyschool te Ronse (lagere school)
IJsbergrekenen volgens de cahiers volledig uitgewerkte verticale leerlijn tot het 6de leerjaar
Woensdag 5 februari 2025
GO! Basisschool Papageno te Evere
4-dagenweek praktisch uitgewerkt
Donderdag 20 februari 2025
GO! Basisschool De Abeel te Mechelen
Sterk beleid rond kansarmoede
Dinsdag 25 februari 2025
GO! MPI Sterrebos te Roeselare
Inclusieprojecten – Type 3 – Agressiebestrijding
Alle bijkomende info en inschrijvingsmodaliteiten krijgen jullie binnenkort in de mailbox.
Een ander nadeel van die digitalisering is dat sommige ouders de klok rond contact zoeken met de leerkrachten van hun kind. Af en toe is dat omdat er echt iets aan de hand is, maar meestal sturen ze 's avonds laat een bericht omdat ze de huistaak van hun zoon of dochter niet snappen, vragen ze een sportleerkracht of hij op zoek wil gaan naar een vergeten zwemzak of klagen ze dat hun tiener totaal onterecht is gestraft. Op dat vlak vallen de leden van de Leraarskamer in twee groepen uiteen. Sommigen zijn zo goed als altijd bereikbaar, zitten met de ouders van hun leerlingen in een whatsappgroep of drukken hen op het hart dat ze altijd mogen bellen. Als hun leerlingen op stage zijn, vinden ze het maar normaal dat ze de hele tijd telefonisch bereikbaar zijn. Ook tijdens avond- of weekendshifts. 'Alle leerlingen –en dus ook hun ouders – hebben mijn gsm-nummer en daar heeft nog nooit iemand misbruik van gemaakt', zegt leerkracht zorg Ann Wesemael. Anderen zweren net bij deconnectie. 'Dat is geen overbodige luxe, want er zijn ouders die om elf uur 's avonds nog berichten sturen', zegt Laura Alleman, leerkracht in het derde leerjaar. 'Sommige collega's reageren daar dan meteen op, en er zijn ook ouders die dat van je verwachten. Maar ik doe dat niet. Ik lees zo'n bericht de volgende dag wel. Als ze echt iets dringends te melden hebben, dan kunnen ze dat altijd in de schoolagenda schrijven.'
Er zijn ook ouders die vinden dat leerkrachten hun te veel berichten sturen. 'Sommigen zeggen weleens half lachend dat we hen spammen', vertelt leerkracht geschiedenis Seppe De Peuter. 'Misschien is de conclusie wel dat we meer op maat van de ouders zouden moeten werken. De ene wil over elk detail geïnformeerd worden, de andere krijgt liever wat minder meldingen. De vraag is hoe we dat moeten organiseren. Ik word nu al knettergek van Smartschool.'
Daarnaast is er ook nog een groep vaders en moeders die alle contact met de school vermijdt omdat ze toch alleen negatieve berichten over hun kind krijgen. 'Er was een leerling die op school de hele tijd vuurwerk afstak', vertelt leerkracht Engels Yasin Burakcin. 'Elke keer weer belden wij naar zijn ouders met de vraag om in te grijpen. Op een bepaald moment zei de vader tegen de directie: "Jullie bellen me veel te vaak op. Stop daarmee." Blijkbaar vond hij het gedrag van zijn kind niet storend, maar de telefoontjes van school wel. In plaats van met dat kind te praten, blokkeerde hij het telefoonnummer van de school zodat we hem niet meer konden bellen.'
In elke Leraarskamer valt op dat leerkrachten opvallend veel begrip hebben voor die struikelende, aanmodderende of twijfelende ouders. 'Vroeger kon ik echt van de kaart zijn na een boos bericht van een vader of moeder. Ik zal ook nooit het moment vergeten dat een anderstalige ouder tegen me zei: " You have no heart." Tegenwoordig besef ik veel meer wat daar allemaal achter kan zitten', zegt Josfien Demey, die in een ziekenhuisschool lesgeeft. Ook leerkracht lager onderwijs Niels Sinnaeve relativeert de uithalen van sommige ouders: 'Als ik een kwade mail krijg, denk ik: de kleine zal lastig zijn of die mens heeft zelf een slechte dag gehad. Het helpt dat ik de gezinssituatie meestal een beetje ken.'
Onze leerkrachten pleiten dan ook voor veel meer wederzijds vertrouwen. 'We zouden ons best wat milder mogen opstellen tegenover de ouders van onze leerlingen', vindt leerkracht lager onderwijs Miette Plessers. 'Leerkrachten staan vandaag onder grote druk, maar dat geldt zeker ook voor veel ouders. Ongelooflijk hoeveel ballen die mensen soms in de lucht moeten houden.'
Ann Peuteman, Knack
Aan de slag met afval scheiden?
Wij bieden de slimste oplossing! Met ons educatieprogramma en onze afvalbakken is een afvalvrije school binnen handbereik!
www.debries.eu | info@debries.eu www.debrieswebshop.eu
IN HET MUSEUM
In de heropgebouwde
Lakenhallen van de stad, brengt het In Flanders Fields Museum de geschiedenis van de Grote Oorlog Het gevarieerde educatieve aanbod maakt het verhaal tastbaar voor leerlingen vanaf het vierde leerjaar. Het is hét startpunt voor je klasbezoek aan Ieper en de Westhoek.
• Vrij bezoek met of zonder audiogids, met of zonder werkboekje
• Geleid bezoek met ervaren educatieve begeleider
• Workshops
BUITEN DE MUSEUMMUREN
• Geleide stadswandelingen
• Geleide fiets- of bustochten in en rond Ieper
• Volledige dagtrips op maat van je klas
NIEUW! DAGTRIP: THE SALIENT ILLUSTRATED
Na je museumbezoek trekt je klas naar de loopgravensite Yorkshire Trench en Dugout voor een interactieve wandeling met tablet. Een workshop en een bezoek aan een begraafplaats maken het dagprogramma compleet.
Soms lijkt het alsof het thema diversiteit steeds opnieuw op tafel wordt gebracht, alsof onze traditionele cultuur (met gerechten zoals huisbereid stoofvlees en regionaal bruin bier, gekoppeld aan onze unieke knapperige en dubbel gebakken frieten) bedreigd wordt door vreemde invloeden zoals couscous, kebab of sushi, die worden geassocieerd met imperialisme.
Diversiteit raakt velen, omdat het confronteert met diverse perspectieven, levenswijzen en identiteiten. Deze confrontatie is een complex samenspel waarbij factoren zoals angst voor het onbekende en het behoud van macht en privileges ongetwijfeld een belangrijke rol spelen. Zijn we verstijfd door angst voor verandering of laten we ons leiden door stereotypen en vooroordelen? Wat voor samenleving streven we na? Een samenleving gebaseerd op uitsluiting (waarin duidelijk is wie niet geaccepteerd wordt) of op segregatie (met de vorming van afgezonderde gemeenschappen die absoluut geen uitstaans met elkaar hebben)? Ik hoor vaak het woord "integratie" vallen, maar ik heb daar zo mijn bedenkingen bij omdat het lijkt alsof het een voorwaardelijke toetreding tot de gemeenschap impliceert. Het komt over alsof je alleen mag meespelen als je aan bepaalde voorwaarden voldoet. Nederlands leren, westerse kleren dragen, op het einde van het jaar een kerstboom zetten en paaseieren verstoppen voor de kinderen wanneer de buurman dat doet.
Er bestaat geen twijfel over: racisme en discriminatie bestaan, zelfs hier in Vlaanderen. Ondanks het feit dat er de laatste decennia aanzienlijke wetgevende inspanningen zijn geleverd op dit gebied, blijft het een probleem. We kunnen trots zijn op uitgebreide wetgeving tegen discriminatie en racisme, maar tegelijkertijd is het streven naar gelijke kansen nog nooit zo urgent geweest.
Diversiteit is een erg breed gegeven, het verwijst naar de verscheidenheid aan eigenschappen en kenmerken die individuen, groepen en gemeenschappen uniek maken. Dit omvat onder andere verschillen in geslacht, leeftijd, etniciteit, cultuur, religie, seksuele geaardheid, socio-economische achtergrond, opleidingsniveau, vaardigheden, denkstijlen en ervaringen. Diversiteit kan zichtbaar zijn, zoals huidskleur of fysieke beperkingen, maar ook onzichtbaar, zoals culturele achtergrond of seksuele oriëntatie.
Misschien is het begrip te uitgebreid en te moeilijk om te begrijpen, want constant gooien we een aantal begrippen als afkomst en nationale afkomst op één hoopje. Onlangs vertelde een buurman me dat de dame die de laatste vijftig jaar over de deur woonde “teruggekeerd was naar haar roots”. Hij bedoelde hiermee dat ze verhuisd was naar de plaats waar ze als kind gewoond had, amper een paar honderd meter verderop. Het benadrukt ook hoe onze percepties en labels vaak niet overeenkomen met de realiteit, zoals het gezin dat als "de Polen" wordt aangeduid, maar net zo Belgisch is als iedereen. Het herinnert ons eraan om voorbij oppervlakkige generalisaties te kijken en de unieke verhalen en achtergronden van mensen te waarderen.
Cultuur is ook zo'n concept waarover veel definities bestaan, maar ik geef de voorkeur aan de omschrijving als "de ongeschreven regels die gelden binnen een samenleving". Het is in ieder geval een dynamisch fenomeen. Onze manier van denken en handelen is anders dan vijftig jaar geleden, bijvoorbeeld als we kijken naar zaken als gendergelijkheid en de opkomst van gemengd onderwijs. Cultuur wordt beïnvloed door allerlei facto-
ren en is voortdurend in beweging. Een dreiging van oorlog, epidemieën of andere ingrijpende gebeurtenissen hebben invloed op onze percepties en opvattingen.
We houden van gesloten kringen. Onze familie, de mannen onder elkaar, jongeren, collega's, fans van bepaalde zaken, en daar tegenover de anderen die er niet bij horen. We vormen aparte gemeenschappen, elk met hun eigen onuitgesproken regels en normen. Ieder lid van de kring begrijpt de cultuur van die kring, en nieuwkomers moeten worden ingewijd.
Elke familie heeft haar eigen tradities en mogelijk ook onderwerpen waarover men liever niet praat tijdens kennismakingen. Vaak bereiden we nieuwkomers hier instinctief op voor. Denk maar aan de eerste keer dat je de ouders van je partner ontmoette.
Op dezelfde manier heeft elke school haar eigen cultuur, zowel binnen als buiten de lerarenkamer. Er zijn specifieke manieren waarop je omgaat met nieuwe jonge collega's, ervaren leerkrachten en de directeur, net zoals er bepaalde verwachtingen zijn ten opzichte van leerlingen en hun ouders. Daarom is het ook niet ondenkbaar dat bepaalde leerkrachten zich beter voelen in de ene of de andere school. Cultuur is als het ongeschreven reglement over hoe mensen met elkaar omgaan en met elkaar verbonden zijn en dat kan veranderen, met een nieuwe directie, andere leerkrachten of veranderd leerlingenpubliek.
Er bestaat niet zoiets als één homogene "Vlaamse cultuur" die door elke Vlaming op dezelfde manier wordt ervaren of gedeeld. In plaats daarvan heeft Vlaanderen natuurlijk wel een rijke culturele geschiedenis met diverse invloeden en tradities. Deze invloeden van buitenaf ontgaan soms de tegenstanders van diversiteit.
Wat als we zouden opteren voor een samenleving die inclusief is, waarin iedereen kan zijn wie hij, zij of ... wil zijn?
Laten we bij onszelf beginnen. We zijn allemaal het product van twee verschillende individuen. We hebben eigenschappen die aangeboren en/of aangeleerd zijn, maar niemand is precies hetzelfde als zijn moeder of vader. We zijn anders dan hen. Anders zijn is dus niet iets vreemds of uitzonderlijks, het is juist de normale gang van zaken.
Het is volkomen acceptabel om verschillen bij anderen op te merken en te benoemen, zoals bijvoorbeeld het feit dat een collega een ander geslacht heeft dan jij. Echter, het is ongepast om op basis van die verschillen onderscheid te maken in hoe we met elkaar omgaan. We moeten streven naar gelijke behandeling en respect voor iedereen, ongeacht hun verschillen.
Is het nog acceptabel om een galant gebaar te maken, zoals bijvoorbeeld het openhouden van de deur voor een vrouw?
Wat voor de ene persoon als een vriendelijke geste kan worden beschouwd, kan voor een ander als beledigend of seksistisch worden ervaren.
Gedrag en context zijn nauw met elkaar verbonden, we kunnen ze nooit van elkaar loskoppelen. De manier waarop mensen zich gedragen wordt beïnvloed door de omstandigheden en situaties waarin ze zich bevinden, oftewel de context. We gedragen ons anders in de leraarskamer dan wanneer we voor de klas staan of thuiskomen.
Hoe zit het met een schuine grappige opmerking die wat (te) uitdagend is? Humor is net zo persoonlijk als een zakdoekiedereen heeft zijn eigen voorkeuren. De context is hierbij cruciaal, maar over het algemeen worden ironie en cynisme vaak geaccepteerd, terwijl sarcasme vaak verwerpelijk is.
Als er één ding zeker is, dan is het wel dat er meer dan 8 miljard unieke individuen op deze planeet rondlopen. Diversiteit is simpelweg de verscheidenheid binnen een groep, organisatie of gemeenschap. We zijn allemaal uniek. Het draait niet om meer of minder zijn, maar om het besef en de acceptatie van deze diversiteit.
Onze nieuwsgierigheid naar anderen is wel opmerkelijk. Waarom zijn we eigenlijk geïnteresseerd in de seksuele voorkeur, kinderwens of relatie van een collega? Collega's zijn professionals die samenwerken om hoogwaardig werk te leveren. Hoewel collega's vrienden kunnen worden, is het belangrijk om grenzen te respecteren en de focus te houden op het werk. Wat er niet toe doet, doet er niet toe.
Het overwinnen van de angst voor diversiteit vereist bewustwording, educatie, openheid voor nieuwe ervaringen en een bereidheid om persoonlijke vooroordelen te onderzoeken en te overstijgen. Elke professionele rol brengt taken, verantwoordelijkheden, verwachtingen en beoordelingen met zich mee. Hierbij zijn niet de persoon, maar de feiten van belang. Dit is het niveau waarop discussies moeten plaatsvinden. Wanneer het huwen van koppels tot de taken van een schepen van burgerzaken behoort, is de persoonlijke mening van deze functionaris over dat koppel niet relevant. De schepen heeft hier, ondanks de individuele waarden, een louter uitvoerende rol.
Ik pleit dan ook voor een andere diversiteit, waarbij we in relatie tot de andere(n) vertrekken van onze eigen uniekheid en waar ook de andere(n) ons benadert vanuit eenzelfde ingesteldheid. Deze vorm van diversiteit is gericht op het erkennen, respecteren en waarderen van verschillen, waarbij we deze zien als kansen om te leren en te groeien eerder dan een bedreiging.
Marc Calders
De belangrijkste spelers uit de twee grootste Vlaamse bevoegdheden, Onderwijs en Welzijn, waarschuwen voor nieuwe stille besparingen.
"Als het gaat om onderwijs, dan kunnen we niet minder dan het beste willen" en "Ouderen moeten erop kunnen rekenen dat een goede, oude dag een evidentie is". De twee statements van de nieuwe Vlaamse minister-president zijn amper zes weken oud, of ze worden al fundamenteel in twijfel getrokken door de belangrijkste actoren in Onderwijs en Welzijn.
Alle onderwijskoepels en -vakbonden en de vier zorg- en welzijnskoepels halen uit naar geplande, "stille" besparingen. De komende jaren zullen de meeste werkingsmiddelen niet of maar deels geïndexeerd worden. "Als de Vlaamse regering de middelen weer niet volledig gaat indexeren, komt de kwaliteitsvolle dienstverlening ernstig in het gedrang", klinkt het.
Het overslaan van een indexering is geen nieuwigheid: de voorbije decennia werden beide sectoren al geconfronteerd met die ingreep. Het water staat hen echter aan de lippen, klinkt het in de zorgsector. "Steeds meer organisaties krijgen het financieel erg moeilijk." Hun berekening is de volgende: 100 euro werkingsmiddelen in 2008 zou door indexering vandaag 147 euro moeten zijn. "Door de niet-indexering en besparingen is dat slechts 90 à 95 euro." Dat valt volgens de sector niet te rijmen met de hogere kosten voor energie, voeding, et cetera. "Zonder indexering dreigt onze sector te imploderen."
Ook in onderwijs vraagt men om bijsturing. "Zonder indexering kunnen scholen minder besteden aan hun goede werking. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs en de omstandigheden waarin personeel kan werken", klinkt het. "Ook de schoolfactuur dreigt te verhogen." Het onderwijsveld wijst erop dat de stijgende kosten van energie en het onderhoud van gebouwen nu al pijn doen.
Als de voorspellingen van het Federaal Planbureau correct zijn, dan bespaart de nieuwe regering, volgens de berekening, de komende jaren zo'n 114 miljoen euro in (voornamelijk) het secundair onderwijs. Voor een school als het Oscar Romerocollege in Dendermonde, met 3.500 leerlingen, betekent dat bijna 1 miljoen euro minder in vijf jaar. "Een bedrijf zou in zo'n geval besparen op de organisatie, maar dat kunnen wij niet doen", zegt directeur Joeri Deblauwe. "In de praktijk zal het betekenen dat je als school een nieuw bouwwerk niet kunt uitvoeren."
Boven op de besparing via indexering komt de komende jaren nog een aangekondigde besparing in het secundair van 150 miljoen euro vanaf 2027. Het basisonderwijs blijft gevrijwaard. "Een doekje voor het bloeden", volgens de sociale partners.
Klaas Maenhout De Standaard
Vanuit onderwijsrechtelijke blik valt na lezing van het Regeerakkoord één item uiteindelijk het meest op. Hoe plant de regering de twee uur aan keuze tussen de erkende levensbeschouwingen in het officieel onderwijs te vervangen door een interlevensbeschouwelijke dialoog op een wijze die de Grondwet respecteert? Een aantal parameters moeten daartoe gezamenlijk zijn vervuld, indien geen grondwetswijziging op tafel ligt (wat kennelijk niet het geval is). Eerst en vooral moeten leerlingen een keuze krijgen welk levensbeschouwelijk onderricht ze volgen.
De ambitie uit het Regeerakkoord om gesplitste klassen te vermijden, wordt dus al moeilijk om op grondwettige wijze uit te voeren. Gezamenlijke lessen bereiden hen hypothetisch wel voor op een volwassen leven waar ze met kennis van zaken kunnen kiezen of ze een bepaalde levensbeschouwing willen aanhangen, en zo ja dewelke, maar dat is niet de keuze die de Grondwet bedoelt en verplicht stelt. De Grondwet vraagt dat leerlingen een keuze kunnen maken tijdens het leerplichtonderwijs welk levensbeschouwelijk onderwijs ze tot het einde van de leerplicht volgen. De Grondwet stelt ook duidelijk dat het gaat om een keuze tussen onderricht in de erkende levensbeschouwingen. Het is dus niet voldoende om les te geven over levensbeschouwing, ook niet als dat gebeurt door levensbeschouwelijke leerkrachten. Toegegeven, in de huidige praktijk zullen wellicht verschillende levensbeschouwelijke leerkrachten veeleer over godsdienst spreken dan daadwerkelijk godsdienstles te geven, maar volgens de Grondwet hebben de leerlingen daar desalniettemin recht op. Vanuit de overheid structureel iets anders organiseren, is dan ongrondwettig. Een piste zou kunnen zijn om afwisselend elke erkende levensbeschouwing aan bod te laten komen tijdens een “wisselreeks godsdienstlessen”, indien de regering geen opgesplitste klassen meer wil. Dan wordt de Grondwet gerespecteerd door levensbeschouwelijk onderricht te geven, maar dan wordt leerlingen wederom niet de keuze ertussen geboden. Het lijkt een catch 22 te worden (nog los van de vraag hoeveel ouders staan te springen dat hun kind niet alleen over de verschillende levensbeschouwingen zou leren, maar ook effectief islamles en israëlitische godsdienst zou krijgen, naast katholieke godsdienst en zedenleer). Om het allemaal nog iets complexer te maken, moet die hele oefening op een neutrale wijze gebeuren, opdat alle ouders dát onderwijs krijgen dat hun levensbeschouwelijke, ideologische of filosofische overtuigingen respecteert. Neutraal onderwijs doet dat: geen enkele ouder wordt verondersteld daarmee een (juri-
disch) probleem te mogen hebben. Maar daar komt de kat op de koord: de rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens heeft zich reeds meermaals uitgesproken over de wijze waarop levensbeschouwing aan bod mag komen in officiele scholen zonder de neutraliteit te schenden: les geven over religie mag, en daar moet zelfs geen kwantitatieve gelijkheid zijn in de hoeveelheid lestijd die elke levensbeschouwing krijgt toegemeten (wat logisch is: onderwijs gebeurt niet in een vacuum maar ent zich op de maatschappij waarin het plaatsvindt).
Maar over les in een levensbeschouwing is het Hof scherper: daar moet een vrijstelling bestaan opdat onderwijs neutraal zou blijven. En dat is net wat dit Regeerakkoord niet wil, géén opgesplitste klassen meer (en een stuk van de organiserende officiële scholen zal dat toejuichen om de inroostering te vereenvoudigen) en bijgevolg ook géén vrijstellingen meer (en dat zal iedereen toejuichen, minstens vanuit principieel standpunt want in de praktijk kwalm dit niet zo veel voor)?
De eindconclusie luidt dan toch dat de regering hun ambitie zal moeten bijstellen: dan wel wordt er nog een voldoende mate van opgesplitst levensbeschouwelijk onderricht gegeven, waarna de gezamenlijke levensbeschouwelijke dialoog volgt (waarbij het een open vraag is hoevéél opgesplitst levensbeschouwelijk onderricht noodzakelijk is om door het Grondwettelijk Hof te worden aanvaard), dan wel dringt een grondwetswijziging zich op. De minister heeft in elk geval een interessante onderwijsrechtelijke kluif voor zich om de beoogde omslag te maken.
Misschien toch nog één uitsmijter om het geheel nóg complexer te maken: de regering lijkt zich onvoldoende rekenschap te geven dat het gesubsidieerd officieel onderwijs óók geniet van de onderwijsvrijheid van artikel 24, § 1 Gw., en dat de wijze waarop steden en gemeenten uiting willen geven aan een positieve of negatieve invulling van neutraliteit, deel uitmaakt van hun grondwettelijk gewaarborgde identiteit.
Prof. Dr. Kurt Willems, specialist onderwijsrecht KU Leuven
TORB 2023-24, nr 5
Als Belgische fabrikant én schoolleverancier uit Dendermonde staan wij voor het ontwikkelen van innovatieve en avontuurlijke speeltoestellen waar alle kinderen van kunnen genieten. Met nadruk op veiligheid, duurzaamheid en gevarieerde speelwaarden is ons doel om speelplaatsen te creëren waar kinderen vrij kunnen spelen, ontdekken en groeien
Ons nieuw touwenparcours, gemaakt uit duurzaam robinia hout, past perfect binnen dit plaatje! Speciaal ontworpen voor de echte avonturiers, bieden deze nieuwe speeltoestellen talloze uitdagingen om het evenwicht en behendigheid van de kinderen te stimuleren.
Ook de fantasie wordt geprikkeld: klim, klauter en ontdek, balanceer over wiebelige balken en trotseer de draak!
Gecertificeerde speeltoestellen conform EN1176-2017 (speeltoestellen) en EN1177-2017 (veiligheidsondergronden)
Ontvangt u graag onze catalogus of wenst u meer informatie? Neem dan zeker contact met ons op!
052 22 66 22 info@europlay.eu
Eegene 9 9200 Dendermonde
ervaring & innovatie
Mensen praten zichzelf soms de diagnose 'autisme' aan en gaan zich er dan naar gedragen, schrijft Mileen Janssens.
Het is al langer bekend dat er in Vlaanderen, zoals deze week bleek in Pano, een overdiagnose van autisme bestaat. Dat er in elke klas van het lager onderwijs 1 à 2 kinderen een "officiële" diagnose autisme hebben, bleek al op een studiedag die jaren geleden door ondergetekende me werd georganiseerd. Dat wil zeggen dat in Vlaanderen 1 kind op de 25 of zelfs op de 12 autisme zou hebben, terwijl het internationale cijfer afhankelijk van de bron varieert tussen 1 op de 100 en 1 op de 50.
Veel patiënten die zich aanmelden bij een therapeut, zeggen autistisch te zijn, al dan niet vastgesteld in officiële centra of door psychiaters. Soms gaat het om zelfdiagnoses, soms herkennen ze zich in de autobiografische geschriften van autistische auteurs. Volgens de Franse wetenschapsfilosoof Ian Hacking beïnvloeden die zelfbeschrijvingen de zelfbeleving van mensen die zichzelf autistisch vinden, of van ouders die over hun kinderen nadenken. Zo zullen bijna alle mensen die in een psychotherapiepraktijk binnenkomen en een (zelf)diagnose autisme hebben, zeggen dat ze niet tegen verandering kunnen en structuur nodig hebben. Het gevolg daarvan is dat ze verandering nog meer gaan vermijden.
De Zweedse autisme-expert Christopher Gillberg concludeerde enkele jaren geleden uit onderzoek dat het begrip autismespectrumstoornis (ASS) geen enkele wetenschappelijke grond heeft. Toch raadde hij aan om het begrip te behouden, omdat het zo wijdverspreid is. Dat is niet echt een wetenschappelijke houding.
De vraag is of symptomen van autisme ook voorkomen bij andere psychische stoornissen, eventueel nog niet (algemeen) onderkende. Uit ervaring en opleiding gesproken, durf ik te stellen dat mensen die al sinds hun vroege kindertijd ernstig depressief en psychisch ontredderd zijn, dezelfde symptomen kunnen hebben als autisme, maar dat het onderscheid moeilijk te maken is voor wie er niet in opgeleid is. Dat kan duidelijk worden in de loop van intensieve therapie.
We denken dat ernstige vroegkinderlijke trauma's die de psyche van het kind schade toebrengen en de psychische ontwikkeling ondermijnen, een onderscheidend criterium kunnen zijn. Dat kan verklaren waarom kinderen die opgroeiden in de Roemeense weeshuizen van vorige eeuw, als "autistic-like" werden omschreven door bekende kinderpsychiaters als Michael Rutter. Een andere veronderstelling is dat er ook bij trauma sprake kan zijn van een traumaspectrum, en dat het geen kwestie is van alles of niets.
Anderzijds is het mogelijk dat 'echt' autistische kinderen en mensen van nature heel traumatiseerbaar zijn door hun 'defecten' (zintuiglijke overprikkelbaarheid, bijvoorbeeld).
Een groep normaal- of hoogbegaafde autistische volwassenen onderscheidt zich als neurodivers
(en niet als dragers van een stoornis). Wellicht beschouwen zij die fragiliteit als een talent, maar dat doet daar niets aan af: met de nodige hulp en steun, soms met langdurige therapie, maar meestal niet uit zichzelf, kan er inderdaad een creatieve of productieve dynamiek op gang komen, waardoor de leefbaarheid vergroot.
Hoe dan ook is de comorbiditeit (het voorkomen van meerdere gerelateerde ziektebeelden tegelijk) bij autisme groot, en is het niet altijd duidelijk wat de kip is en wat het ei: mogelijk kunnen er autistische processen in gang gezet worden door langdurige depressieve vereenzaming, of door langdurige en uitsluitende gerichtheid op computerschermen in de ontwikkelingsjaren van de hersenen. Psychotherapie bij mensen met autisme zou alleszins veel aandacht voor trauma moeten hebben.
Socioloog Gill Eyal, auteur van The autism matrix, deed onderzoek naar het voorkomen van autisme in de VS. Hij stelde merkwaardig genoeg vast dat er veel meer ASS-diagnoses voorkomen in staten waar overwegend voor de Democraten wordt gestemd. Zijn verklaring is de volgende. Om in aanmerking te komen voor terugbetaling van de dure Applied Behavior Analysis (een hier gecontesteerde, maar ginds befaamde conditioneringstherapie) moet een moeilijke aanvraag en toelating gebeuren. Het zijn de best geschoolde mensen uit de middenklasse die daar het meest in beslagen zijn. Dat is niet toevallig de groep die vaker voor de Democraten stemt dan de kortergeschoolde en kansarmere Republikeinse kiezers. Die laatsten krijgen dan ook minder vaak die therapie. Autisme lijkt daardoor veel meer voor te komen in sommige staten dan in andere.
Gillberg stelde overigens in een ander onderzoek vast dat er significant meer autisme mét mentale beperking (het vroegere "kernautisme") voorkomt bij kinderen van ouders met een migratieachtergrond. We moeten oog hebben voor de geestelijke gezondheidsproblemen van mensen met zo'n geschiedenis, en bovenal voor asielzoekers en hun baby's en jonge kinderen.
Mileen Janssens (Psycholoog-psychotherapeut.)
De Standaard
Louise voelde zich dom maar bleek een IQ van 140 te hebben. Haar school had geen tekenen van hoogbegaafdheid gezien.
Ondanks investeringen in onderwijs voor hoogbegaafde en andere sterk functionerende leerlingen blijven het nog te vaak ondergeschoven kinderen. De roep om extra en minder vrijblijvende inspanningen klinkt luid. 'Minister Weyts wou het warm water opnieuw uitvinden.'
Het nieuws dat Louise * (6) hoogbegaafd is, sloeg haar ouders met verbazing. "We voelden al lang dat er 'iets' speelde", vertelt mama Ann *. "In de eerste kleuterklas zong ze foutloos allerlei kinderliedjes. Thuis maakte ze puzzels van honderd stukken terwijl ze op school stopte bij veertig stukken. Bij het begin van de derde kleuterklas wilde ze dolgraag leren schrijven en rekenen."
Een kindercoach zag al in de eerste kleuterklas signalen van hoogbegaafdheid, maar die veegde de school van tafel. "'Hoogbegaafde kinderen kleuren een citroen blauw in plaats van geel', verzekerde de zorgcoördinator. ' En dat soort dingen doet Louise niet.' Ze vervolgde dat 'je niet moet hopen op hoogbegaafdheid', want 'het is geen lachertje'. "Omdat de school stellig was, lieten we het los", zegt Ann. Het ging van kwaad naar erger. "Na schooltijd moest Louise recupereren. Daarbij staarde ze vaak voor zich uit en kreeg ze huilbuien. In de moeilijkste periode werd ze bij het afhalen enkele keren hysterisch. Ze sloeg zichzelf en vertelde dat ze thuishoorde in de vuilnisbak. Daarnaast noemde ze zichzelf herhaaldelijk dom", blikt Ann terug.
"Wat bij haar leeftijd paste, meed ze. Op school hield ze zich kranig, leerkrachten zagen een vrolijk kind. Ja, misschien had ze nood aan extra uitdaging, maar ze maakte ook fouten. Thuis viel er geen land me te bezeilen. Ik begon te geloven dat ze zwakzinnig was en maakte een afspraak bij een praktijkcentrum in Gent."
"Een week later volgde het resultaat. ' Uw dochter is hoogbegaafd', kregen we te horen. 'Ze heeft een IQ van 140.' We konden het nauwelijks geloven. Ruim twee jaar bleef haar intelligentie onder de radar. Met nefaste gevolgen. Louise haakte af. Ze ziet school niet langer als een plek om iets te leren of zich goed te voelen. We kijken uit naar een andere plek, maar er zijn overal wachtlijsten."
Geen luxeprobleem, Vlaanderen telt naar schatting 30.000 hoogbegaafde leerlingen in het lager en secundair onderwijs: 2,5% van de totale schoolgaande jeugd. Wat hoogbegaafdheid precies betekent, is voer voor discussie. Wetenschappers verwijzen naar een IQ van 130 of hoger, al wordt gewaarschuwd voor arbitraire grenzen.
"Iemand met een IQ van 128 verschilt niet wezenlijk van iemand die 132 scoort", zegt professor Tessa Kieboom. "Hoogbegaafdheid is geen zwart-witgegeven, eerder een continuüm. Hoe hoger, hoe meer kenmerken je vertoont."
Kieboom is bestuurder van Exentra, een expertisecentrum voor hoogbegaafdheid. Ze begeleidt al 25 jaar kinderen, jongeren, ouders en scholen. "Veel mensen zien hoogbegaafdheid als een geschenk of luxeprobleem. Maar ze vergeten de enorme impact op wie je bent als mens", legt Kieboom uit. "Een sterk brein ver-
sterkt je bewustzijn en beïnvloedt hoe je de wereld begrijpt en ervaart. Je analyseert sneller op een abstracte manier en verzint creatieve oplossingen voor complexe problemen."
"Op papier zijn dat belangrijke troeven. Maar dan moeten ouders en leerkrachten er wel gepast op inspelen. Zoniet dreigen kinderen af te haken en groeit het risico op faalangst, verveling en schoolmoeheid. Bovendien hangt een snel brein vaak samen met het besef dat je 'anders' bent dan leeftijdsgenoten. Ook dat moet je goed opvolgen."
Kieboom bevestigt dat het verhaal van Louise geen uitzondering is: hoogbegaafde leerlingen blijven vaak te lang onopgemerkt. "De expertise van scholen om hoogbegaafde leerlingen te herkennen en erkennen, en een gepast aanbod te voorzien, berust vaak op toeval. Een schooldirecteur kent iemand met hoogbegaafdheid en wil 'iets' rond het thema doen. Een leerkracht met wat achtergrondkennis vangt signalen op en zet het thema op de agenda. Scholen die succesvol inzetten op hoogbegaafdheid blijven in Vlaanderen eerder uitzonderingen."
Om van die uitzondering de regel te maken, lanceerde toenmalig Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) in 2019 Project voorbeeldscholen cognitief sterk functionerende leerlingen, intussen omgedoopt tot Ondersteuningsbeleid Cognitief Sterk Functionerende leerlingen (CSF-leerlingen).
Anno 2024 steunt het CSF-project op twintig voorbeeldscholen die al langer werken rond het thema. Daarnaast is er het Expertisecentrum TALENT, een samenwerking tussen KU Leuven, UAntwerpen en UGent, dat de voorbeeldscholen wetenschappelijk ondersteunt en begeleidt bij de onderbouwing en inventarisatie van hun onderwijspraktijken.
TALENT volgt en onderzoekt al sinds 2017 een brede, representatieve groep cognitief begaafde leerlingen. In zogenoemde 'lerende netwerken' worden de opgebouwde kennis en praktijken door de voorbeeldscholen verspreid over heel Vlaanderen. Elke voorbeeldschool leidt een groep van ongeveer twintig andere scholen op. Intussen doorliepen volgens minister Weyts meer dan 500 Vlaamse scholen een 'intensief professionaliseringstraject'.
Karine Verschueren (KU Leuven / TALENT): 'Scholen die aan het lerend netwerk deelnemen, komen acht tot tien keer per jaar een halve dag samen. Helaas kunnen we niet alle 500 scholen even intensief blijven opvolgen'
Sinds september 2023 zit ook de school van Louise in een lerend netwerk. "Voorlopig merken we daar niet veel van", zegt haar mama. "Een tijdje geleden bood haar juf een eenvoudige patroonherkenningsoefening aan. Veel leerlingen zagen het patroon, zij niet. Achteraf bleek dat ze andere, complexere patronen zag dan haar klasgenoten. Louise leek het punt te missen, maar eigenlijk was de oefening te makkelijk. De leerkracht merkte het niet op en Louise voelde zich – nog maar eens – dom."
Dat het lerend netwerk voor Louise weinig verbetering brengt, verrast niet echt. Uit een eerste evaluatierapport uit 2022 blijkt dat de aanpassingen aan het onderwijs in de scholen na één jaar deelname beperkt blijven. Scholen die twee of drie jaar meedoen, scoren al een pak beter.
"Dat eerste jaar focussen we op bewustwording en kennisdeling", vertelt professor School- en Ontwikkelingspsychologie Karine Verschueren (KU Leuven). Ze leidt Expertisecentrum TALENT en helpt goede onderwijspraktijken verspreiden binnen de lerende netwerken. "Deelnemende scholen komen acht tot tien keer per jaar een halve dag samen. Voldoende om een basis mee te geven en mensen te enthousiasmeren."
"Maar het echte werk begint daarna pas. Helaas kunnen we niet alle 500 scholen even intensief blijven opvolgen. In het tweede en derde opleidingsjaar organiseren we gemiddeld vier terugkeermomenten. We streven naar zelfredzaamheid en verzelfstandiging."
"Met de huidige middelen kunnen we inspireren en informeren", bevestigt een voorbeeldschool die sinds 2021 een lerend netwerk begeleidt. "Een verandertraject duurzaam verankeren vergt meer tijd dan we momenteel hebben."
Een andere voorbeeldschool komt tot hetzelfde besluit: "We overtuigen scholen dat hoogbegaafde kinderen een andere aanpak nodig hebben. Die bewustwording is belangrijk. Tezelfdertijd vinden sommigen het opleidingstraject te intensief. Niet elke school heeft de middelen of uren om een leerkracht acht keer per jaar vrij te stellen."
Verschillende scholen die Apache contacteerde, wijzen op een kloof tussen theorie en praktijk. "Ik ben blij met het lerend netwerk", vertelt een Antwerpse zorgjuf die al drie jaar deelneemt. "Want ik zie beter dan vroeger waar de uitdagingen liggen. Ik voel ook steun en kan onze voorbeeldschool altijd om raad vragen. Toch raken we voorlopig niet verder dan losse projecten. Want hoe kies je tussen kinderen die snel leren en moeilijk leren? Vaak hebben ze allebei extra zorg nodig. Helaas kunnen we die met het huidige pakket aan zorguren niet bieden. Bovendien vallen kinderen die traag leren sneller op. Dat speelt in hun voordeel."
Een juf in het tweede opleidingsjaar vertelt: "Wat ik leerde stroomde nog niet door naar andere leerkrachten. Ik hoop dat het volgend jaar lukt, want er leven nog veel misverstanden in ons lerarenkorps."
Tessa Kieboom vindt het een goede zaak dat minister Weyts hoogbegaafdheid op de agenda heeft gezet. "Anderzijds zijn acht halve opleidingsdagen per jaar wel erg weinig." Volgens Kieboom maken alleen scholen die structureel zorguren vrijmaken en consequent blijven kiezen voor hoogbegaafde leerlingen een verschil. "Zoiets is een proces van jaren. Je moet telkens opnieuw draagvlak zoeken, leerkrachten opleiden, zaken uittesten, evalueren en vervolgens effectieve methodieken verankeren."
"Het gaat met vallen en opstaan. In 2019 zaten enkele Vlaamse scholen op een berg praktijkervaring en kennis. Toch spelen die geen rol van betekenis in het Vlaamse ondersteuningsbeleid CSF-leerlingen. Dat vond ik vreemd. Waarom startte de minister niet met en vanuit scholen die toen al ver stonden? Hij had een model kunnen ontwikkelen op basis van wat we in 2019 wisten en dat vervolgens financieren en uitdragen."
"In plaats daarvan koos hij ervoor om te experimenteren in lerende netwerken. Alsof hij het warm water opnieuw wilde uitvinden. Zo gaat er veel tijd verloren. We hadden een pak verder kunnen staan." We legden deze kritiek vóór de regeringsvorming voor aan minister Weyts, maar kregen geen reactie op onze vragen.
Weyts' opvolger en partijgenoot Zuhal Demir laat via een woordvoerder weten dat ze nog volop aan een beleidsnota werkt waarin "een en ander concreter" zal worden. Verder verwijst de minister naar het regeerakkoord, waarin deze passage staat:
"We versterken het beleid rond (uitzonderlijke) hoogbegaafdheid dat vorm kreeg in de voorbije jaren. We ambiëren een versterkte samenwerking tussen het interuniversitair expertisecentrum rond Ondersteuningsbeleid Cognitief Sterk Functionerende Leerlingen en het kenniscentrum Leerpunt."
De Klimtoren in Jabbeke is een van de modelscholen waarnaar Kieboom verwijst. Directeur Rebekka Buyse kiest al vijftien jaar voor hoogbegaafde leerlingen. Haar zorg- en onderwijsbeleid trekt veel leerlingen met dat profiel aan. Bij de opstart van het CSF-project schreef ze minister Weyts een bezorgde brief.
"De minister voorzag een half miljoen euro voor een expertisecentrum en twaalf voorbeeldscholen die een paar honderd geinteresseerde scholen moesten opleiden. Een druppel op een hete plaat, wat mij betreft ( bij de lancering in 2019 werden aanvankelijk slechts twaalf en geen twintig scholen geselecteerd, red. ). Ik wist hoe zwaar onze school geïnvesteerd had om aangepast onderwijs op de rails te krijgen. Doorheen de jaren experimenteerde ik met talloze strategieën. Van elke strategie kende ik de valkuilen en limieten."
Buyse trachtte minister Weyts op andere gedachten te brengen. "Ik lichtte vanuit onze geschiedenis toe hoe een versnipperd mini-budget geen verschil zou maken. Maar hij zag het probleem niet." Daarop besliste ze om zich geen kandidaat te stellen als voorbeeldschool. "We geloofden niet in zijn werkwijze en hadden er zelf niets bij te winnen."
Enkele andere scholen met expertise deden dat wel, maar werden niet geselecteerd. "Twee keer dienden we een onderbouwd dossier in, twee keer werden we geweigerd als voorbeeldschool", vertelt Marieke De Vos . "Nochtans voeren we al zeven jaar een effectief beleid rond hoogbegaafde en cognitief sterk functioneerde leerlingen."
Op haar middelbare school in Oudenaarde is De Vos verantwoordelijk voor de Accentwerking, het aanbod op maat van die leerlingen. "We delen onze expertise wel met anderen en stellen onze werking jaarlijks voor in de lerarenopleiding klassieke talen van UGent."
Annemie Van Herck vertelt een gelijkaardig verhaal. Zij is zorgverantwoordelijke en beleidsondersteuner in een lagere school in Kasterlee. "Sinds 2017 lopen we een intensief traject bij Exentra. Al onze leerkrachten zijn opgeleid rond hoogbegaafdheid, we bieden zorg en onderwijs op maat van elke leerling. Onze nieuwe directeur schreef zelfs haar eindwerk over onze verrijkingsklas. En ook wij delen onze expertise actief in de scholengemeenschap, via studiedagen, de CLB's, enzovoort. Noem ons gerust een officieus lerend netwerk."
"Dat we niet geselecteerd werden als voorbeeldschool kwam hard aan. Onze school stond klaar om collega's in de streek op te leiden. Het Departement Onderwijs en Vorming argumenteerde dat we nooit deel uitmaakten van een lerend netwerk. Maar we kunnen zonder blozen een succesvol veranderingstraject voorleggen. Maakt het dan uit waar je de mosterd haalt?"
Kieboom betreurt dat waardevolle praktijkervaring niet wordt benut. "Je kan vertegenwoordigers uit scholen opleiden rond wat werkt en niet werkt, maar pas daarna volgt de echte test. Hoe krijg je de directie en leerkrachten mee? Hoe verspreid je de kennis onder je team? En hoe ga je om met tegenslagen of interventies die niet blijken te werken? Meerdere scholen die ik opleidde doorliepen dat proces. Ze kregen geen kans om hun ervaring door te geven. Ik vermoed dat je met een half miljoen en daarna een miljoen euro per jaar heel scherpe keuzes moet maken."
Nadat ze niet geselecteerd werden als voorbeeldschool, besloten De Vos en Van Herck om deel te nemen aan een lerend netwerk. "Ik leerde weinig", blikt De Vos terug. "Het kwam erop neer dat andere deelnemers me uitvroegen over hoe onze school het aanpakte. Vanaf het tweede opleidingsjaar vroeg ook de persoon die ons netwerk begeleidde mij af en toe advies. Ze was erg gemotiveerd, maar ik voelde dat ze weinig tot geen praktijkervaring had met hoogbegaafde leerlingen."
"In het netwerk hoorde ik kritiek op Kiebooms visie en werkwijze. Haar aanpak zou onwetenschappelijk zijn, gebaseerd op ervaringen met jongeren bij wie het al heel slecht loopt. Nochtans kon ik met haar hulp en inzichten al talloze jongeren helpen, ook preventief", zegt De Vos.
Van Herck bevestigt dat de kritiek op Exentra ook in haar lerend netwerk te horen was. "Nochtans vertellen Kieboom en haar collega's vrijwel hetzelfde als de voorbeeldschool die ons netwerk begeleidt. Erg verwonderlijk is dat niet: Exentra werkt al 25 jaar met hoogbegaafde leerlingen én cognitief sterk functionerende leerlingen. Op een wetenschappelijk onderbouwde manier. Alles wat we hoorden in het netwerk, deden we al. Ook voor ons bleek de meerwaarde zeer beperkt."
Sandra Nauwelaerts vraagt zich af hoe de effectiviteit van het Vlaamse ondersteuningsbeleid CSF-leerlingen wordt gemeten. Zij is parttime leerkracht bij Arkades Herentals en leerkracht van een plusklas binnen Andreas Vesalius in Edegem. Arkades Herentals telt een grote populatie hoogbegaafde leerlingen. Velen stroomden door vanuit het reguliere onderwijs.
In 2023 nam Nauwelaerts deel aan een lerend netwerk vanuit Andreas Vesalius. Volgens een tweede evaluatierapport passen scholen die twee of drie jaar deelnemen aan een lerend netwerk de nieuwe onderwijspraktijken structureel toe. Bijvoorbeeld in de schoolvisie of een vast, kwalitatief verrijkingsaanbod. "Als voormalig onderzoeker kijk ik kritisch naar de methodologie van het rapport", zegt Nauwelaerts. "Voor mij lijkt het meer op een tevredenheidsbevraging."
Karine Verschueren van Expertisecentrum TALENT ziet het anders. "Deelnemende scholen beoordelen de bruikbaarheid van de aangereikte kennis en materialen positief tot zeer positief. Dat stellen onze rapporten objectief vast." Nauwelaerts gelooft zeker dat velen blij zijn met het gratis opleidingsaanbod. "Maar wie durft na drie jaar deelname toegeven dat er in zijn klaspraktijk weinig veranderde? Dat zou een blamage zijn."
Nederland is minder gierig. Moeten de evaluatierapporten ook zorguren meenemen? Hebben scholen met andere woorden voldoende tijd om verworven kennis toe te passen in de praktijk? "Onze school maakt wekelijks negen zorguren vrij om ons aanbod naar cognitief sterke leerlingen vol te houden en te verdiepen", zegt Marieke De Vos.
"Volgend schooljaar komen daar nog vier uren bij. Dat zorgpakket is een minimum als je kwaliteitsvol wil werken. Leerkrachten
die pleiten voor meer zorguren voor hoogbegaafdheid staan best sterk in hun schoenen. Als een school kiest om in hoogbegaafdheid te investeren, gaat dat altijd ten koste van andere, vaak zelfs noodzakelijke initiatieven. Scholen krijgen vandaag geen extra uren waarmee ze passend onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen kunnen aanbieden."
Haar analyse wijst op een belangrijk pijnpunt in Weyts' netwerkmodel: een gebrek aan tijd en middelen. Het is een drempel waarop verschillende scholen botsen.
"Verhoudingsgewijs vloeien er amper middelen naar cognitief sterke leerlingen", bevestigt Nauwelaerts, die als leerkracht deelnam aan een lerend netwerk. "Ik voelde veel enthousiasme, maar zag ook hoe scholen ruimte missen om met alle kennis en tips aan de slag te gaan. Als je kiest voor hoogbegaafdheid doe je dat vanuit veel overtuiging en minimale achtergrondkennis. Er leeft een hardnekkig misverstand dat hoogbegaafde leerlingen alles vanzelf kunnen. Dat is jammer. Scholen zouden op alle onderwijsnoden moeten kunnen inspelen. Mét kennis van zaken."
Een van haar scholen, Arkades Herentals, investeert al tien jaar in de noden van hoogbegaafde leerlingen. "Intussen bieden we verplichte leerstof versneld aan voor wie makkelijk leert. Dat schept ruimte voor verrijkingslessen buiten het normale curriculum: filosofie, muziek, STEM (Wetenschappen, technologie, techniek en wiskunde, red.), psycho-educatie, ...", vertelt Nauwelaerts. Ondanks die praktijkervaring werd ook Arkades Herentals geweigerd als voorbeeldschool. "Onze werking was onvoldoende inclusief, klonk het. Nochtans vangen we ook 'dubbelbijzondere' leerlingen op: kinderen met een leer- of gedragsstoornis én een hoog IQ. Onze school is dus echt wel inclusief. Punt is dat er gewoon te weinig zorguren zijn om alles goed te doen. Je kan onmogelijk alle doelgroepen bedienen met wat de minister voorziet."
Hoe de zorguren in ons onderwijs precies verdeeld worden, is moeilijk te achterhalen. Nederland heeft op dat vlak meer data. In opdracht van het Netwerk van hoogbegaafdheidsscholen berekende onderzoeker Loek Zonneberg dat zwakbegaafde leerlingen tot vijftien keer meer middelen krijgen dan hoogbegaafde. "Ik vrees dat Vlaanderen nog slechter scoort", reageert Michelle Dewulf, opleidingscoördinator van het postgraduaat Hoogbegaafdheid aan hogeschool PXL in Hasselt.
"Hoogbegaafdheid maakt geen deel uit van het vaste curriculum in de lerarenopleiding. Er is uiteraard aandacht rond hoe je differentieert in de klas, maar je leert niets over specifieke noden van hoogbegaafde leerlingen of over de psychologische gevolgen van onaangepast onderwijs. In die zin kan je moeilijk verwachten dat leerkrachten de zorgnoden van sterke leerlingen automatisch detecteren."
Ook het Vlaamse ondersteuningsbeleid voor CSF-leerlingen vindt Dewulf te vrijblijvend. "Of je als school in een lerend netwerk stapt, hangt samen met toevallige prioriteiten. Bij kinderen die moeilijk leren is dat veel minder het geval. Daar is zorgbeleid veelal een structureel gegeven. Geen keuze."
Nederland investeert jaarlijks 47 miljoen euro in hoogbegaafde leerlingen via een royaal subsidieprogramma. "Dat bedrag is een minimum als je een verschil wil maken", vertelt Ragnild Zonneveld . Zij leidt Nederlandse scholen op vanuit Cedin, een belangrijk Nederlands opleidingsbureau. "Als school heb je structureel minstens acht uur per week nodig voor opleiding, onderwijsaanpassingen en evaluatie."
Ontdek onze praktijkgerichte verkeerseducatie voor het basisonderwijs verkeeropschool.be
Volledig jaarplan verkeer
Theorie: verkeerstoetsen voor elke graad
Praktijk: voetgangers- en fietsbrevetten met leuke oefenspelletjes
Gratis pakketten met actiemateriaal
Uitgewerkte lesfiches
Op zoek naar een speelse én educatieve activiteit? Ga met Melk4Kids op bezoek bij een melkveebedrijf en proef van het leven op de boerderij.
De koeien en kalfjes bezoeken, de stallen en het melkhuis zien, ontdekken wat er met de melk gebeurt, zelf de handen uit de mouwen steken,... een boeiende uitstap verzekerd!
Klassen uit het basisonderwijs krijgen via Melk4Kids een tegemoetkoming van € 50 per rondleiding. Maak een afspraak bij een Melk4Kids-ambassadeur en registreer je bezoek op melk4kids.be.
Vandaag bereikt de Nederlandse subsidie naar schatting 1.500 tot 2.000 van de 6.500 Nederlandse scholen. Daarmee vergeleken valt de Vlaamse 1 miljoen euro per jaar erg mager uit. "De diversiteit en zorgnoden in de klas groeien", zegt Michelle Dewulf van PXL. "Eén persoon acht keer per jaar een halve dag opleiden is dus hoogstens een startpunt. Als je dit goed wil doen, heb je een intensievere opleiding en veel meer middelen nodig."
"In ons postgraduaat Hoogbegaafdheid volgen meestal twee of drie mensen uit dezelfde school of scholengroep 25 lesdagen. Bijvoorbeeld de zorgcoördinator en een leerkracht. Soms zelfs de directeur. Vanuit die gedeelde betrokkenheid sijpelen kennis en goede praktijken sneller door naar de klaspraktijk."
"Al botsen ook wij op grenzen. Want hoe breng je alles in de praktijk? Bij de start van onze opleiding vraag ik steeds hoe groot de klas is van de deelnemers. 25 of 30 leerlingen blijken meer regel dan uitzondering te zijn. Zo kan je onmogelijk inspelen op alle noden."
"Wat bedoelt men trouwens met CSF-leerlingen? Hebben we het over sterke presteerders of over hoogbegaafdheid? Dat zijn verschillende groepen, met verschillende noden", zegt Michelle Dewulf.
Karine Verschueren van TALENT spreekt consistent over cognitief sterk functionerende leerlingen. "We streven naar aangepast onderwijs voor de 10% sterkste leerlingen: leerlingen met een IQ van 120 en hoger. Daar horen hoogbegaafden en uitzonderlijk hoogbegaafden ook bij. De groep CSF-leerlingen is heterogeen wat betreft intelligentieniveau, cognitieve talenten, motivatie en sociaal-emotionele noden. Onderwijs en begeleiding moeten hierop afgestemd worden."
Minister Weyts gebruikt hoogbegaafdheid en cognitief sterk functioneren door elkaar. Begin 2024 opperde hij in de commissie onderwijs dat we de "5% hoogbegaafde leerlingen wel degelijk kunnen opvangen in ons onderwijs". Of het om semantische dan wel inhoudelijke verwarring gaat, is onduidelijk. Zijn cijfer klopt alvast niet. Experten, onder andere vanuit TALENT, spreken over 2,3 tot 2,5%.
Pedagoog Lore Dewulf: 'De hoogbegaafde leerlingen die ik zie missen uitdaging, bouwden onvoldoende tolerantie op voor tegenslagen en vinden geen aansluiting met leeftijdsgenoten'
"Alles wordt op een hoopje gegooid", zegt pedagoog Lore Dewulf. "Nochtans vraagt iemand met een IQ van 143 echt wel een andere aanpak dan iemand die 117 scoort." Dewulf heeft een praktijk in Gent waar (uitzonderlijk) hoogbegaafde kinderen, jongeren en volwassenen terecht kunnen voor testing en begeleiding. Daarnaast geeft ze les aan de graduaatsopleiding Hoogbegaafdheid in PXL Hasselt.
"De hoogbegaafde leerlingen die ik zie missen uitdaging, bouwden onvoldoende tolerantie op voor tegenslagen en vinden geen aansluiting met leeftijdsgenoten. Zet hen samen met 'gewone' CSF-leerlingen en je dreigt hen te verliezen. CSF-leerlingen zullen over het algemeen blij zijn met extra uitdaging en dat ook tonen, hoogbegaafde leerlingen missen vaak bepaalde vaardigheden om die uitdaging te durven opnemen. Zij hebben nood aan maatwerk, succeservaringen en veerkrachtversterking om dat te doorbreken."
Dat een te brede doelgroep zijn doel voorbijschiet, suggereert ook onderzoek uit 2023. Zowel de leerlingen die deelnemen aan (grote) plusklassen als de 'achterblijvers' voelen zich minder
competent, zelfs dom, en meer gefrustreerd over hun prestaties. Met andere woorden: een zorgvuldige selectie dient de belangen van elke leerling.
Wie komt onder welke voorwaarden in aanmerking voor aangepast onderwijs? Het is een cruciale vraag waarover experts grondig van mening verschillen. Een van de hulpmiddelen die het Vlaamse ondersteuningsbeleid voorstelt, is een zogenaamde versnellingswenselijkheidslijst: een leidraad die scholen helpt bij de beslissing om leerlingen al dan niet een jaar te laten overslaan.
Wie opgeteld minder dan 27 op 50 haalt in de onderdelen vaardigheden, prestaties, psychodiagnostisch onderzoek en intelligentie-onderzoek heeft volgens de tool "te weinig vaardigheden en/of prestaties om een versnelling te doen slagen". Zelfs een zeer hoge score op een IQ-test biedt bij ondermaatse schoolprestaties onvoldoende tegenwicht.
"Een intelligentietest zegt uiteraard niet alles", reageert Kieboom. "Maar als je uitkomt op 140 mag je ervan uitgaan dat een kind een aangepast traject verdient. Onder welke vorm is altijd een afweging. Soms is versnellen onwenselijk of onhaalbaar. Maar wij gebruiken die versnellingswenselijkheidslijst niet omdat ze onderpresteerders mist."
Volgens de lijst "kan er sprake zijn van onderpresteren". Dan is verder onderzoek aangewezen. In de lerende netwerken adviseren voorbeeldscholen om kritisch met de versnellingswenselijkheidslijst om te gaan. En ook in algemene zin adviseert het Vlaamse ondersteuningsbeleid scholen om voldoende kritisch met de lijst om te gaan.
Is die kritische houding aanwezig? "Dat de lijst al 20.000 keer werd gedownload, stelt me niet gerust", zegt Kieboom. "Als je expertise mist, is de verleiding groot om terug te vallen op checklistachtige hulpmiddelen. Het is beter dan niets uiteraard, maar ik pleit voor voorzichtigheid. Je moet vooral goed observeren en geval per geval bekijken. Die ervaring bouw je maar langzaam op."
In Nederland hangt de vraag of iemand moet versnellen, minder af van cognities en schoolprestaties. "Er wordt ook gekeken naar fysieke, sociale en emotionele factoren", vat Ragnild Zonneveld samen. "Al is ook onze tool, de versnellingswijzer, een hulpmiddel, geen doel op zich."
Nederlandse leerlingen versnellen tien keer zo vaak als Vlaamse, blijkt uit cijfers. In 2022-2023 sloeg 1,1% van de Vlaamse lagere schoolkinderen een jaar over, tegenover minstens 11% in Nederland.
De boot missen. "Veel scholen willen pas versnellen, leerstof verrijken of compacten, als een leerling zwart op wit aantoont wat hij kan", zegt Lore Dewulf. "De versnellingswenselijkheidslijst ondersteunt dat principe. Er is een groep onderpresteerders die keer op keer de boot mist." Dewulf, Buyse en Kieboom pleiten voor een bredere screening.
"Een vijfjarig kind dat thuis vlot leest en schrijft, maar dat niet toont op school is een duidelijke indicatie", zegt schooldirecteur Buyse. "Door zoveel gewicht te geven aan schoolprestaties ga je voorbij aan enkele typische zijnskenmerken van hoogbegaafde leerlingen zoals de lat hoog leggen of een uitgesproken kritische houding. Die kunnen iemands functioneren op school sterk belemmeren en de indruk wekken dat leerlingen niet klaar zijn voor aangepast onderwijs. Terwijl die groep onderpresteerders er net het meeste nood aan heeft."
Karine Verschueren (TALENT) nuanceert. "Onderzoek wijst uit dat sterke cognities niet samenhangen met meer faalangst, hoogsensitiviteit, perfectionisme of psychische problemen. Eerder integendeel: als er al een verschil wordt gevonden, dan blijkt intelligentie een beschermende factor."
"Enkele populaire aannames rond hoogbegaafdheid kloppen niet. Je kan zeggen: mijn kind is faalangstig of perfectionistisch, maar die zijnskenmerken vormen op zichzelf geen bewijs voor hoogbegaafdheid. Cognitief sterke kinderen of jongeren in de hulpverlening zijn niet representatief voor de hele CSF-groep."
En toch. "Wie fluitend door zijn eerste schooljaren fietst, ontwikkelt geen weerbaarheid om met tegenslagen om te gaan", stelt Buyse. "Zodra iets niet lukt, loopt het mis. Wij merken hoe faalangst en perfectionisme verminderen als je gericht inzet op die weerbaarheid en tegelijk onderwijs aanbiedt dat kinderen uit hun comfortzone haalt. We zijn in onze school hard op de taak maar zacht op de mens."
Sandra Nauwelaerts van Arkades Herentals beaamt: "Kinderen die bij ons instromen dragen vaak een label: ADHD, autisme, hoogsensitiviteit, enzovoort. Soms terecht, maar minstens even vaak werd een etiket geplakt vanuit verkeerd begrepen noden en gedrag."
"Haal kinderen op een positieve, ondersteunende manier uit hun hangmat en je ziet allerlei 'symptomen' opklaren. Dat lukt helaas niet als schoolprestaties de eerste voorwaarde zijn tot een aangepast aanbod. Ik begrijp dat je belangrijke beslissingen met meetbare indicatoren wil onderbouwen, maar bij hoogbegaafde leerlingen heeft zoiets grote beperkingen."
Pedagoog Lore Dewulf wijst op het belang van context. "Op zichzelf is hoogbegaafdheid geen probleem of een diagnose in de DSM ( Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, de standaard in de psychiatrische diagnostiek, red .). De vraag of het tot problemen leidt, hangt samen met de vraag of je omgeving je hoogbegaafdheid (h)erkent en daar gepast op inspeelt."
"Helaas blijven kinderen nog te vaak onder de radar of krijgen ze niet de juiste ondersteuning. Daardoor ontwikkelen ze schoolproblemen en soms psychische klachten. Niet als aangeboren kenmerken, maar als een logisch gevolg van ons ontoereikend onderwijsbeleid."
Apache
* Louise en Ann zijn schuilnamen
Schoolvoorstellingen bij jou op school? Figurentheater Propop heeft een jarenlange ervaring in spelen op school! Een ruim aanbod van verschillende voorstellingen voor peuters, kleuters en lagere school zorgt voor een theaterervaring om nooit te vergeten! Met poppen, beweging, muziek, dans, acteren,… zorgen we voor theater op maat van school van hoogstaande kwaliteit!
“Wie thuis nooit Nederlands spreekt, heeft tot één jaar leerachterstand”. De kop van De Standaard (nota bene op de voorpagina) miste gisteren de volledige nuance van de boodschap die onderzoekster Katrijn Denies (KU Leuven) te melden had. Niet alleen als weergave van de analyses van Denies, maar ook in historisch perspectief was de kop een opvallende uiting van een doorgedreven fixatie op thuistaal.
Toen in 1989 de rapporten van Paula D’hondt, toenmalig Koninklijk Commissaris voor het Migrantenbeleid, werden gepubliceerd, schoot de Vlaamse onderwijswereld wakker. “Migrantenkinderen”, zoals ze toen nog werden genoemd, bleken ondermaats te presteren in ons onderwijs. Een jaar later rolde de Vlaamse regering een Onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) voor migrantenkinderen uit en richtte ze aan de KU Leuven het Steunpunt Nederlands als Tweede Taal op. Dat was een expertisecentrum dat evidence-informed ondersteuning moest geven aan basis- en secundaire scholen op het vlak van (tweede-)taalonderwijs.
En evidence kwam er: het eerste grootschalige onderzoek van het Steunpunt NT2 legde in 1992 bloot dat niet alleen “migrantenkinderen”, maar ook kinderen uit minder kansrijke gezinnen die wél in het Nederlands waren opgevoed, onderpresteerden en het lastig hadden met… jawel, begrijpend lezen. Dat leidde tot het Zorgverbredingsbeleid (ZVB) van diezelfde Vlaamse regering. Die naam was goed gekozen: schoolteams werden gesensibiliseerd om in hun onderwijs extra ondersteuning te bieden aan alle leerlingen die opgroeiden in minder kansrijke milieus, ongeacht de specifieke thuistaal die ouders kozen. In het onderwijs van de jaren negentig van de vorige eeuw, waarvan sommigen nu beweren dat het zo excellent was, gaapte een diepe kloof tussen de onderwijsprestaties van kinderen uit kansrijke en minder kansrijke gezinnen. Het opleidingsniveau van ouders dat zich onder andere manifesteerde in het cultureel kapitaal thuis, bleek toen al een meer doorslaggevende factor dan de thuistaal waarin de kinderen opgroeiden.
Enter Katrijn Denies, 10 oktober 2024. Secundaire analyses op de meest recente PIRLS-data naar de leesvaardigheid van 10-jarigen in Vlaanderen tonen aan dat leerlingen die thuis nooit Nederlands spreken (amper 6% van de totale populatie overigens) flinke leerachterstand vertonen. Maar, zo voegt Katrijn Denies (KU Leuven) er meteen aan toe, er zijn ook leerlingen die thuis geen Nederlands spreken die zeer leesvaardig zijn, net zoals er even goed kinderen zijn die thuis altijd Nederlands spreken en die de laagste lat voor lezen nog niet halen. Denies voegt er op VRT NWS aan toe dat als kinderen thuis een rijke taalstimulering in een andere taal dan het Nederlands krijgen, dat een positief effect heeft op hun leesprestaties in het Nederlands. VRT NWS kopt dat kansarmoede een grotere impact heeft dan thuistaal:
De interactiepatronen, instructiewijzen en omgangsvormen van de school zijn blijkbaar veel beter afgestemd op die van kansrijke gezinnen (welke taal ze thuis ze ook hanteren) dan die van kansarme gezinnen.
Wie de Vlaamse minister van Onderwijs na de gemeenteraadsverkiezingen ook zal zijn, we mogen verhopen dat het onderwijsbeleid er niet van uitgaat dat als niet-Nederlandstalige ouders allemaal naar een taalcursus Nederlands gaan het leesprobleem van de baan is. Zo eenvoudig mag het in de oren van sommigen klinken, het is niet zo eenvoudig. De zogenaamde taalkloof in de leesprestaties van kinderen is onlosmakelijk verstrengeld met een sociale kloof, en met een kloof tussen het school- en het thuismilieu. Een te enge focus op niet-Nederlandstalige ouders gooit een grote groep kinderen onterecht op één hoop, en zou bovendien de Nederlandstalige kinderen van minder kansrijke gezinnen wel eens stevig te kort kunnen doen. Evenzeer mogen we hopen dat een onderwijsbeleid dat alle leerlingen wil doen excelleren zich eerst en vooral concentreert op wat het onderwijs zelf aan alle kinderen kan aanbieden in de vorm van krachtig, en waar nodig gedifferentieerd onderwijs. Ondersteun de leerkracht, ondersteun directies, ondersteun schoolteams om met sociale en culturele diversiteit op school om te gaan: dat is de kern van excellent onderwijsbeleid. Dat is precies wat men in landen heeft gedaan waar de leerlingeninstroom een even grote socio-culturele diversiteit als in Vlaanderen vertoont, maar de kloof tussen de prestaties van kinderen uit kansrijke en kansarme gezinnen veel minder groot is. Anders gezegd, we mogen maar hopen dat het Vlaamse onderwijsbeleid evidence-informed zal zijn, net zo goed als dat van de onderwijspraktijk van schoolteams wordt verlangd.
Hoe liep het overigens af met OVB en ZVB? Het liep af. OVB en ZVB smolten samen tot een Gelijke-Onderwijskansenbeleid (GOK) en het Steunpunt NT2 werd een Steunpunt GOK, dat echter, nog voor het helemaal op kruissnelheid geraakte, werd wegbespaard door minister van Onderwijs Pascal Smet. Sindsdien beschikt Vlaanderen niet meer over een expertisecentrum waar op een holistische wijze onderzoek wordt gedaan naar de complexe onderwijsuitdagingen die kansarmoede met zich meebrengt en de beste manieren waarop schoolteams daarop kunnen inspelen. En dat terwijl de B-stroom in ons onderwijs maar blijft groeien en de sociale kloof in de leesprestaties van kinderen, ondanks 30 jaar Vlaams onderwijsbeleid, onrustwekkend groot is gebleven.
Kris Van den Branden (KU Leuven, Centrum voor Taal en Onderwijs) blog 11 oktober 2024
Vooruit naar het verleden middeleeuwen geleden
In het Yper Museum komen de middeleeuwen tot leven! Neem je klas mee op een onvergetelijke reis door de rijke geschiedenis van Ieper en de Westhoek.
Ga op avontuur in het museum met of zonder gids, verken de historische binnenstad, geniet van een theaterwandeling of laat je creativiteit de vrije loop tijdens één van onze verrassende workshops.
Ontdek het volledige educatieve aanbod op onze website.
De hele maand maart krijg jij de kans om het volledige digitale aanbod van al onze lesmethodes gratis te ontdekken op het platform Kabas.
Tijdens de Keurieusmaand blader je digitaal door bordboeken en handleidingen, ontdek je allerlei digitale tools, games, instructievideo's en veel meer.
Aperitiefma(a)nd Boek in maart een presentatieenontvang eenaperitiefmandvoor het hele team!
Schrijf je in
Meer info over een methode?
Contacteer jouw educatief adviseur
Laurens Diesveld
Antwerpen, Oost-Vlaanderen
2000-2290; 2500-2990; 9100-9190 T +32 497 30 98 32 laurens.diesveld@diekeure.be
Robberd Vercruysse
West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen
8000-8999; 9030-9090; 9800-9991 +32 478 71 86 61 robberd.vercruysse@diekeure.be
Inge Lehaen
Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg 2300-2491; 3000-3470; 3500-3999 +32 475 38 00 86 inge.lehaen@diekeure.be
Linda Van Acker
Brussel, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen 1000-1210; 1500-1982; 9000; 9200-9790 +32 497 33 07 62 linda.vanacker@diekeure.be
LAAT JE INSPIREREN! BEN JIJ STEEDS OP ZOEK NAAR LESINSPIRATIE EN WIL JE GENIETEN VAN ONZE ACTIES, WEDSTRIJDEN EN GRATIS DOWNLOADS? SCHRIJF JE IN VOOR ONZE NIEUWSBRIEF EN VOLG ONS OP SOCIALE MEDIA:
@ nieuwsbrief.diekeure.be
DieKeureEducatief
@DieKeureEducatief
@DieKeure
@UitgeverijDieKeure
keurieusmaand.diekeure.be
RUDY STERCK
Jaarlijks trekken enkele Virbosenioren op reis voor een weekje. Dit jaar stond Luxemburg op het programma. Sedert 2010 maken ze begin september een reisje van een week met uitzondering van het coronajaar 2020. Gewoonlijk kennen we ieder jaar zo tientot twaalftal deelnemers, maar dit jaar viel ons aantal terug. Eén koppel meldde al bij de inschrijvingen dat ze dit jaar niet meekonden wegens een medische behandeling. We waren dus nog met vier koppels… De dag voor de afreis op 7 september moesten we spijtig genoeg nog een annulering ontvangen: een hospitalisatie kwam roet in het eten gooien! We bleven dus dit jaar met zes personen over om de reis aan te vangen en het ontbreken van de vier anderen zette wel wat een domper op de reisvreugde. De reizenden troffen elkaar in de namiddag op 7 september 2024 in het hotel Dimmer in Wallendorf-Pont in het groothertogdom Luxemburg, net tegen de Duitse grens. Onze slaapvertrekken bevinden zich op Duitse bodem. We slapen dus in Duitsland en eten in Luxemburg… Voor vandaag staat enkel het inkwartieren op het programma. Eens iedereen geïnstalleerd kunnen we overgaan tot het gebruiken van het aperitief dat aangeboden wordt door Virbo. Het hotel verwent ons met een viergangenmenu. Een lekkere linzensoep als start, Quiche Lorraine als voorgerecht, kabeljauwhaasje ‘en croute’ met een remouladesaus als hoofdgerecht en als afsluiter nog een nagerechtje met kersengebak. De toon is gezet: het eten smaakt en belooft voor de komende week. Ik wil er ook onmiddellijk aan toevoegen dat de verwachtingen volledig ingelost werden. Een ganse week kregen we ’s avonds lekkere gerechten voorgeschoteld onder de vorm van een viergangenmenu. Daarnaast was ook het ontbijtbuffet niet te missen. Keuze uit roereitjes met spek of worstjes, gekookte eitjes, verschillende soorten brood, pistolets, croissants, chocoladekoeken, hamsneetjes, verschillende soorten worst, diverse kazen, confituren, honing, keuze van vers fruit met druiven, meloenen, ananas en fruitsla, verschillende soorten yoghurt, ontbijtgranen, fruitsap, koffie, thee of melk… Te veel om op te noemen (ik ben er gegarandeerd nog enkele vergeten) om in één dag op je bord te nemen!
tegendeel is beter uitgewerkt met tal van vitrines die een beeld schetsen van de toen beschikbare legermaterialen en toestanden op het slagveld en verdedigingslinies. De toenmalige wapens staan er uitgebreid veilig achter glas te bekijken. Tegen de middag verlaten we het kasteel want blijkbaar is er in de stad toevallig vandaag ook een braderij. In de straten staan diverse handelaars met hun kraam. Er staat zelfs een groenteboer uit Beveren bij… Op een pleintje is er een podium opgebouwd en een zeskoppig blaasensemble met als zevende een drumstelspeler erbij brengt er volksmuziek. We genieten er vanop een terras van de muziek met een drankje. Na de middag trekken we nog naar Diekirch waar we ook nog een wandelingetje door de stad maken en een drankje nuttigen vooraleer naar ons hotel terug te keren. Onze eerste dag zit er op. Enkel nog het avondmaal in het hotel en de nodige afspraken voor morgen blijven nog op de agenda staan.
Op zondag 8 september starten we de dag dus met een uitgebreid ontbijt om nadien naar Clervaux te vertrekken. We zouden met het openbaar vervoer gratis de verplaatsing kunnen doen, maar dan zijn we afhankelijk van het tijdschema en de nodige overstapplekken. We zouden toch een tijdje onderweg zijn… Dus maken we de keuze om onze drie koppels te verdelen over twee auto’s. Clervaux is een charmant stadje met als belangrijkste bezienswaardigheid het kasteel waarin zich het oorlogsmuseum en de verzamelde Luxemburgse kasteelmaquettes bevinden. Die laatst genoemde verzameling valt wat tegen: de maquettes zijn niet altijd even mooi afgewerkt. Sommige zijn eerder ruwweg in elkaar geflanst en komen nogal amateuristisch over. Het oorlogsmuseum in-
Voor maandag 9 september staat een bezoek aan Vianden op het programma. In reisgidsen staat het stadje beschreven als plekje aan de Our met meer dan 100 jaar toeristische traditie. Het ziet er inderdaad schilderachtig en wat feeëriek uit als je het vanop de grote baan ziet liggen. In het centrum zijn de straatjes verkeersvrij en wie graag wat bij wil verdienen kan misschien als oppas fungeren bij de ezel die geld schijt… Het standbeeld staat aan het begin van de winkelstraat. Een hint om je geld hier te spenderen? De grote blikvanger is echter het kasteel. Het torent boven het stadje uit en is een bezoek meer dan waard. Het werd gebouwd op de fundamenten van een romeins kasteel tussen de 11de en de 14de eeuw. In 1820 startte het verval van het kasteel en werd het meubilair verkocht. Zeventig jaar later kwam het in bezit van groothertog Adolf, een oude tak van het huis van Nassau en bleef in het bezit van de groothertogelijke familie tot in 1977 waar het dan overgenomen werd door de staat Luxemburg. Het werd hersteld in zijn oude glorie en is nu één van de belangrijkste monumenten van Europa. In het kasteel loop je doorheen de oude keuken waar de kruidenkast een blik geeft op de toenmalige keukenkruiden, de kapel met twee verdiepingen, het binnenhof, de eet- en slaapkamers, de ridderzaal, een verdedigingstoren en… de wijnkelder. Alle plaatsen zijn weer bemeubeld zoals het er vroeger moet uitgezien hebben of er staan kopieën van harnassen in opgesteld die eens de bescherming van de ridders moesten verzekeren. Na ons bezoek hebben we nog even tijd om met de enige ‘téléphérique’ van Luxemburg het uitkijkpunt te bereiken van waarop je een prachtig uitzicht hebt over de stad, het kasteel en zijn omgeving. Nadien is het terug naar onze verblijfplaats om de dag af te sluiten.
Onze derde reisdag situeert zich in Luxemburg-stad. Het centrum van de stad Luxemburg is opgedeeld in een boven- en beneden-
stad. Het is vooral de bovenstad die de meeste bezienswaardigheden oplevert. We parkeren in de buurt van het toeristisch bureau waar we een foldertje ophalen dat ons op de stadswandeling de belangrijkste plekken laat kennen. Op onze wandeling komen we langsheen het stadhuis, het groothertogelijk paleis, het huis van afgevaardigden, de Bockrots met de kazematten en de ‘chemin de la corniche’. Onze eerste echte halte is aan de Bockrots waar we een uitzicht hebben over de benedenstad en langs de andere zijde de wandelweg over de ‘corniche’ zien die langs de oude stads- en verdedigingsmuren loopt. Op dit punt kan je ook in de rotsbodem verdwijnen door de kazematten te bezoeken. De in de rots uitgehouwen tunnels en zalen laten je zien hoe de verdediging van de stad kon georganiseerd worden. In heel wat kijkgaten staan ook nog oude kanonnen opgesteld die aanvallers gemakkelijk een halt konden toeroepen. De kazematten, het verdedigingsstelsel met zijn 23 km aan ondergrondse gangen, is hier voor een gedeelte nog te bekijken. Het geheel met o.a. de Petrus-kazematten staat nu op de lijst van de Unesco-werelderfgoedlijst. Eens weer op straathoogte zie je er de halteplaats van een toeristisch treintje. Het brengt ons langsheen nog wat andere toeristische bezienswaardigheden waaronder de glazen lift die beneden- en bovenstad verbindt en een uitzicht biedt over het Pfaffenthal. Nog even tijd maken om iets te drinken en dan vatten we de terugrit naar het hotel aan.
De Uitleendienst Malle verhuurt audiovisuele toestellen aan onderwijs- en overheidsinstellingen die gevestigd zijn in de provincie Antwerpen. Neem zeker een kijkje op: http://uitleendienstmalle.be
03 312 80 18 uitleendienst@provincieantwerpen.be
Hostellerie du Mont Aimé*** Bergères-lès-Vertus
Woensdag 19 maart 2025
09.30 Plenair
Greet Herssens – directeur ‘ZIT STIL’
Titel: Kijk door de bril van een ADHD'er in een interactief inleefmoment.
In deze inleefsessie gaan we verder dan theorie en informatieoverdracht.
Ervaringsoefeningen worden afgewisseld met praktijkvoorbeelden en een korte theoretische duiding, waarbij de beleving centraal staat.
In samenwerking met KU Leuven plaatsen we jou letterlijk in de schoenen van iemand met ADHD, zodat je de dagelijkse uitdagingen zelf kunt ervaren. Deze aanpak biedt niet alleen inzicht in de beleving van leerlingen met ADHD, maar heeft ook een breder bereik voor kinderen met andere leerstoornissen.
Door deze ervaring kan je aan jouw team concrete handvatten meegeven om effectiever in te spelen op de behoeften van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
We bieden een realistisch en diepgaand beeld van de impact van ADHD, met input van zowel mensen met ADHD als hun directe omgeving.
Deze sessie helpt je om het onderwijs inclusiever en jouw team begripvoller te maken waardoor je het verschil kunt maken voor alle leerlingen!
Vanaf 14.00 Vrije namiddag
Donderdag 20 maart 2025
09.00 en 11.00 Workshops (2 workshops kiezen en kenbaar maken via www.virbo.be )
• Marijn Vandevelde – Projectleider Team Netbrede Projecten GO!
Titel: Co-teaching als hefboom voor kwaliteitsvol lesgeven.
Wil jij samen met je team werken aan een innovatieve leeromgeving die zowel het welbevinden van leerkrachten als leerlingen bevordert?
Ontdek in onze workshop hoe co-teaching een krachtig instrument kan zijn om de onderwijskwaliteit te verhogen en samenwerking binnen je school te versterken. We delen praktische tips en inspirerende voorbeelden om co-teaching succesvol te implementeren, zodat je leerkrachten effectiever kunnen samenwerken en leerlingen optimaal ondersteund worden.
Bovendien laten we zien hoe AI-tools het proces kunnen ondersteunen en nieuwe mogelijkheden bieden voor differentiatie en gepersonaliseerd onderwijs.
Ga samen met je team aan de slag en ontdek hoe je coteaching kan implementeren op jouw school of naar een hoger niveau kan tillen.
Laat je inspireren en ga meteen aan de slag met concrete ideeën voor je eigen school!
• Geert Vandekeybus CEGO
Titel: Hoe kan je verbindend communiceren?
In een wereld die voortdurend in beweging is, wordt veerkracht een steeds belangrijkere vaardigheid. Veerkracht stelt ons in staat om te navigeren door de ups en downs van het leven, om te gaan met uitdagingen en sterker terug te komen na tegenslagen.
Maar hoe kunnen we veerkracht opbouwen? Een cruciale sleutel ligt in onze manier van communiceren. Verbindende communicatie – ook wel bekend als empathische – biedt ons de tools om diepere en betekenisvollere relaties op te bouwen, zowel met onszelf als met anderen. Het helpt ons om onze eigen behoeften en die van anderen te herkennen en te respecteren, wat leidt tot meer begrip, minder conflict en een sterker gevoel van gemeenschap.
Tijdens deze workshop krijg je inzichten, ontdek je kansen en zijn er ook korte oefeningen. Het is proeven om daarna er mee aan de slag te gaan.
• Christien Claessens Titel: Zelfregulerend leren
Zelfregulatie gebaseerd op het model van Zimmerman. Er wordt een kort theoretisch kader gebracht en gefocust op de gevolgen op de klasvloer met uitbreiding naar de motivatie van de keuze van de school.
14.00 Champagneproeverij
10.00 – 12.00 Emeritus Prof. Dr. Piet Van Avermaet
Titel: Staat krachtig taalvaardigheidsonderwijs in een meertalige context onder druk?
Nog enkele kamers vrij, inschrijven via www.virbo.be
MEER INFORMATIE
• Over de onderwerpen: Didier Van de Gucht
• Over het verblijf: Gerda Calders
• Website VIRBO www.virbo.be
• Info over Hostellerie du Mont Aimé: www.hostellerie-mont-aime-com
Uit onderzoek blijkt dat er een positieve relatie bestaat tussen het klank- en letterbewustzijn van kleuters en hun latere technisch-leesprestaties in het lager onderwijs. Dat wil niet zeggen dat alle kleuters een volledig uitgebouwd klank- en letterbewustzijn moeten hebben alvorens ze aan het technisch leesonderwijs van het eerste leerjaar kunnen beginnen, maar wél dat het de moeite waard om in het kleuteronderwijs stimulansen te geven dit te ontwikkelen.
Waarom is klankbewustzijn belangrijk voor technisch lezen?
De reden is eenvoudig: ons schriftsysteem is gebaseerd op de koppeling tussen klanken en letters. We gebruiken schrifttekens (grafemen) als ‘a’ en ‘k’ om betekenisonderscheidende klanken (fonemen) als /a/ en/k/ te noteren. Elke taal maakt gebruik van een (beperkt) aantal klanken om tot betekenisonderscheid te komen. In het Nederlands is er bijvoorbeeld een betekenisonderscheidend verschil tussen een korte /a/ en een lange /aa/: denk maar aan het verschil tussen ‘man’ en ‘maan’. Daarentegen brengt in het Nederlands het verschil tussen een kort uitgesproken /r/ en een iets langer, rollende /r/ geen verschil in betekenis teweeg, terwijl er andere talen zijn waar dat wel voor een verschil in betekenis kan zorgen. Ook wie ‘wijsvinger’ uitspreekt zonder de /ij/-klank te diftongeren (dus met een /j/-klank aan het einde) verwijst naar dezelfde vinger als wie wel diftongeert. Kleuters hebben er dus baat bij om klanken in een taal te leren onderscheiden, vooral die klanken die betekenisverschil veroorzaken en dus aparte schrifttekens krijgen. Werken aan klankbewustzijn wordt ook werken aan ‘fonemisch bewustzijn’ genoemd. Dat blijkt voor kleuters krachtiger dan werken aan het meer overkoepelende ‘fonologisch bewustzijn’. Dat laatste is breder en houdt bijvoorbeeld in dat kinderen inzicht hebben in de opbouw van woorden, bijvoorbeeld het feit dat een woord is opgebouwd uit lettergrepen. Het is in het kleuteronderwijs krachtiger om aan klankbewustzijn te werken dan aan lettergreepherkenning.
Moeten kleuters al alle klanken en letters herkennen voor ze aan aanvankelijk leesonderwijs in het eerste leerjaar kunnen beginnen?
Neen. Dat is geen absolute vereiste. Maar kleuters die al een aantal klanken en letters herkennen, hebben al wel een flinke stap gezet in het (onbewust) registreren van het basisprincipe dat er verschillende betekenisonderscheidende klanken bestaan en dat je aan zo’n klank een geschreven of gedrukt symbooltje (‘letter’) kunt koppelen. Het is dus zeker een troef als een kleuter een tiental klanken en letters vlot kan onderscheiden aan het einde van de derde kleuterklas, maar dat cijfer is geen fetisj. Er zijn kinderen die minder dan tien klanken onderscheiden aan het einde van de derde kleuterklas en bij wie net de intensiteit van het aanvankelijk leesonderwijs voor een stevige versnelling zorgt van het klankbewustzijn. Nogmaals, dat neemt niet weg dat alle kleuters gebaat zijn bij een stimulering van hun klankbewustzijn voor ze naar het eerste leerjaar gaan.
Hoe kan je het klank- en letterbewustzijn van kleuters verhogen?
Hieronder vind je een aantal tips om doorheen de kleuterschool aan het klank- en letterbewustzijn van kleuters te werken. Daar
hoeft dus niet gewacht mee te worden tot in de derde kleuterklas. Veel van de suggesties hieronder kunnen al vanaf de eerste kleuterklas toegepast worden.
– Vestig tijdens betekenisvolle taalmomenten (bv. een vertelmoment) de aandacht op de verklanking van individuele letters. Ga bijvoorbeeld in op de klank “mmm” middenin een verhaal over iemand die iets heel lekkers eet. Laat de leerlingen een extra lange “mmmmm” verklanken. Laat kinderen tijdens die verklanking voor de spiegel staan en zien welke vorm hun mond aanneemt als ze de klank uitspreken.
– Hou het speels: Als de bij zoemt met een “zzzzz” tijdens het verhaal, laat de kleuters dan niet alleen de “zzzzz” nabootsen, maar ook als een bij door de klas vliegen. Dat is leuker en maakt de kans groter dat de ervaring (en ook de klank) blijft hangen in het brein van het kind.
– Rijmen helpt: Zoek naar liedjes, gedichten en versjes die spelen met rijm en stimuleer de kinderen om sommige rijmende liedjes en versjes van buiten te leren. Dat helpt de kinderen om bepaalde klanken goed in het hoofd te prenten. Daag de oudere kleuters uit om zelf te rijmen op bepaalde woorden.
– Speel klankspelletjes: Laat kinderen zoveel mogelijk woorden opnoemen die met een “p” beginnen of zoveel mogelijk dieren waar een korte /a/ in voorkomt. Vraag aan kinderen wat je krijgt als je van een woord één letter wegneemt (bv. wat hoor je als je de “t” van “trap” wegneemt?). Laat kinderen rechtspringen of een duim in de lucht steken telkens ze in een lijst van woorden die wordt voorgelezen een lange /oo/ horen.
– Gekke geluiden: Laat kleuters de geluidsband verzorgen van prentenboeken door geluiden te produceren die bij tekeningen in een prentenboek horen. Dat is vaak een ideale gelegenheid om op een speelse manier bij klanken stil te staan. Zing het melodietje van een lied dat de kinderen goed kennen met één bepaalde letter.
– Knippen en plakken: Voorzie een letterhoek waarin kleuters naar hartenlust letters en woorden kunnen uitknippen en plakken, collages (van letters) kunnen maken, letters kunnen tekenen, inkleuren en versieren.
– Prentenboeken rond letters en klanken: Zoek in de bibliotheek naar mooie prentenboeken die werken rond de letters van het alfabet.
– Zoek buiten naar letters: Ga met de kleuters op wandel en kijk naar markante letters in het straatbeeld. Verklank die. Zoek naar voorwerpen en gebouwen die de vorm van letters (bv. pijlers van bruggen in de vorm van een “V”.) Vorm op de groene speelplaats van de school bepaalde letters met afgewaaide takjes en twijgjes van bomen en struiken.
– Gebruik moderne technologie: Laat kinderen op de tablet letters intikken of opzoeken, klank- en letterspelletjes voor kleuters spelen, en meezingen met liedjes die rijmen.
Ten slotte nog dit: werken aan het klankbewustzijn van kleuters past binnen een bredere visie op “werken aan de ontluikende geletterdheid” van kleuters. Het is immers essentieel dat kleuters onder andere ontdekken hoe leuk geschreven taal is, waartoe het kan dienen, wat je er allemaal mee kan doen en hoe een boek ‘werkt’ (lezen van links naar rechts en van voor naar achter).
Kris Van den Branden (KU Leuven, Centrum voor Taal en Onderwijs) blog 9 oktober 2024
School:
Naam en voornaam:
Persoonlijk adres en telefoonnummer:
Zit je loopbaan als directeur er binnenkort op en wil je graag contact houden met collega’s, mail dan snel onderstaande gegevens naar gerda.calders@gmail.com, zo blijf je op de hoogte van onze werking. Partners zijn ook steeds welkom !
Persoonlijke e-mail:
Eventueel naam en voornaam partner:
Twee maal per jaar (laatste donderdag van september en april) organiseren we voor onze senioren een daguitstap waarbij we de nadruk leggen op het culturele en het aangename.
Alle leden (€ 20 lidgeld per schooljaar) worden hierop uitgenodigd.
Aarzel niet om lid te worden en deel te nemen aan de verschillende culturele activiteiten!
Het zijn ideale gelegenheden om oud-collega’s terug te zien!
In de Standaard legt minister van Onderwijs Zuhal Demir uit waarom ouders verplicht Nederlandse les moeten volgen om hun schoolbonus te behouden. In haar argumentatie verwart ze echter haar nationalistische ideologie met onderbouwde pedagogiek.
In de weekendkrant van de Standaard (5-6 okt ’24) legt kersvers minister van Onderwijs Zuhal Demir uit waarom ouders verplicht naar de Nederlandse les moeten, op straffe van intrekking van de schoolbonus waarop deze ouders recht hebben.
Om dit te verantwoorden baseert ze zich zowel op onderzoeksgegevens als op haar persoonlijke ervaring als kind van migrantenouders. In beide gevallen gaat ze de mist in en verwart ze haar nationalistische ideologie met onderbouwde pedagogiek.
De onderzoeksgegevens
”In Genk spreekt 1 op de 3 leerlingen geen Nederlands. 1 op de 5 kinderen haalt geen diploma. Als je thuis geen Nederlands spreekt, is de kans drie keer groter dat je geen diploma haalt. Je moet geen genie zijn om te weten wat van tel is. Nederlands, Nederlands, Nederlands.” Tot daar de wetenschappelijke argumenten die Zuhal Demir wist bijeen te sprokkelen.
Je hoeft echter geen genie te zijn om het onderscheid te kennen tussen een correlatie en een causaal verband. Niet zo voor Zuhal Demir. Zij gaat er onterecht van uit dat het leerling-kenmerk “geen thuistaal Nederlands” de belangrijkste oorzakelijke factor zou zijn van een uitstroom zonder diploma.
In het verlengde van deze kromme redenering is het allicht zeer plausibel dat er een verband zou kunnen gevonden worden tussen het ouder-kenmerk “zwarte krullen en donkere ogen” en de uitstroom van de kinderen zonder diploma. Als Demir hierachter komt, is de kans groot dat ze de ouders een wekelijks verplichte afspraak bij de kapper oplegt om hun haar te blonderen en te stylen.
Waar Ben Weyts als voormalig minister van Onderwijs nog stellig durfde te beweren dat de thuistaal niet op school hoort (HLN, 20/10/22), gaat Zuhal Demir een stap verder. Ze stelt dat de thuistaal zelfs niet langer thuishoort waar ze hoort te zijn, namelijk: thuis. De thuistaal zou nefast zijn voor de schoolcarrière van de kinderen.
Om dit te argumenteren put ze, naast cijfermateriaal, dus ook uit haar eigen ervaring als kind met een migratieachtergrond. Helaas voor haar brengt ze, ongewild, door deze getuigenis elementen aan die haar stelling helemaal ondergraven.
Naar eigen zeggen spraken haar ouders geen Nederlands … Toch slaagde kleine Zuhal erin de schoolbanken wel te verlaten met een diploma. De verklaring hiervoor legt ze zelf, en ditmaal terecht, bij “het geluk dat mijn vader, hoewel mijnwerker, eigenlijk een leraar was. Hij reed elke zondag met ons naar de bib, verplichtte ons naar Samson en Gert te kijken en naar de buren te gaan om Nederlands te spreken”.
Misschien waren we beter af met de vader van Zuhal Demir als minister van Onderwijs, dan met zijn dochter. Vader Demir was zich blijkbaar zeer goed bewust dat zijn sterkte als vader niet lag in het zelf (beter) Nederlands leren, maar in het aanwenden van zijn eigen taalkundig en cultureel kapitaal om zijn dochter aan te moedigen haar best te doen, haar te stimuleren bezig te zijn met taal op heel diverse manieren.
Meer zelfs de goede ontwikkeling van de thuistaal (Koerdisch in dit geval allicht) in het leraars-gezin Demir, droeg ongetwijfeld bij aan de ontwikkeling van de Nederlandse woordenschat en het leren lezen in de onderwijstaal (Nederlands).
Ongetwijfeld kwam ook deze harmonische combinatie van thuistaal en schooltaal het welbevinden van de kleine Zuhal ten goede, als noodzakelijke voorwaarde om tot leren te komen. Voor meer info hierover verwijzen we graag naar het recente wetenschappelijk rapport en praktijkgids van Taaltrajecten/ Universiteit Antwerpen (www.taaltrajecten.be).
Het belang van taalkundig en cultureel kapitaal, in plaats van het bannen van de thuistaal
Het taalkundig en cultureel kapitaal van een gezin (autochtoon of allochtoon) is met andere woorden van veel essentiëler belang voor een succesvolle schoolcarrière van het kind, dan het bannen van de thuistaal.
De doelgroep die door Zuhal Demir wordt geviseerd heeft helaas lang niet altijd het geluk gehad het broodnodige cultureel kapitaal op te bouwen. De integratie van al wie wordt uitgesloten tot het voorwerp van een taalcursus reduceren, individualiseert en pedagogiseert de sociale, economische en politieke realiteit. Het culpabiliseert de zwaksten en ontslaat de overheid van haar eigen politieke verantwoordelijkheid (zinvol werk, goede huisvesting, een sterke sociale zekerheid, enzovoort).
Jef Van Doorslaer is gepensioneerd directeur Basiseducatie Dewereldmorgen.be 15 oktober 2024
Na twee maanden heeft het idealisme van zij-instromer Emilie Lachaert al een flinke knauw gekregen. Waarom hebben klassen en scholen met zulke grote zorgnoden en diversiteit niet méér handen in de klas?
Ik stapte in september als zij-instromer in het lager onderwijs en werd zorgleerkracht in een school in Gent. Ik hoopte er een verschil te kunnen maken voor leerlingen die het moeilijk hebben, omdat ze nieuw zijn in ons land, omdat ze thuis een andere taal spreken of om welke reden dan ook.
Na twee maanden kreeg mijn idealisme een flinke knauw. Er zijn te weinig middelen en vooral te weinig mensen om inclusief onderwijs te realiseren. Door de jarenlange onderfinanciering van het basisonderwijs moeten directies vaak moeilijke keuzes maken. Wat is het dringendst? De verouderde infrastructuur neemt een serieuze hap uit het budget, er blijft nauwelijks iets over om een hedendaagse schoolwerking te financieren.
Nog belangrijker dan het gebrek aan middelen is het gebrek aan mensen. Er is geen lerarentekort op 'mijn' school, maar inclusief onderwijs kan alleen werken als er voldoende leerkrachten in die diverse en dus uitdagende klassen kunnen staan.
Niet, dus. Neem een willekeurige klas in het vierde leerjaar. Daarin zitten twee anderstalige nieuwkomers, een leerling met een verstandelijke beperking, eentje met dyslexie, een met gedragsproblemen, en nog vijftien anderen met eigen noden. Stel je nu een leerkracht voor die haar job al dertig jaar met veel liefde en gedrevenheid doet. Hoe managet ze die klas, waar de individuele noden zo groot zijn dat lesgeven bijna bijzaak wordt? Met eindeloos geduld en héél véél ... bundeltjes op maat.
Een reken- en taalbundel op het niveau van het eerste leerjaar voor de anderstalige nieuwkomer zonder schoolse vaardigheden, een bundeltje voor de tweede nieuwkomer die wel al rekensommen tot 1.000 onder de knie heeft maar de tafels van vermenigvuldiging niet kent, nog een andere voor de leerling met een verstandelijke beperking die leert lezen, een computertaak op maat voor de leerling met dyslexie ...
De aangepaste trajecten en de uiteenlopende individuele noden van leerlingen overstijgen de draagkracht van één mens. Er zijn leerondersteuners en er is een zorgleerkracht die enkele uren ondersteuning bieden in een klas. Er is multidisciplinair (zorg) overleg. Het is niet genoeg.
Heel wat starters haken daardoor af. De blijvers raken gefrustreerd. Op mijn school zijn er wekelijks leerkrachten en ondersteuners ziek. Als zij-instromer gaf ik al les in het tweede, derde en vierde leerjaar: van drama en muziek tot godsdienst, spelling, taal, rekenen en wereldoriëntatie.
Al die vervangingen gingen ten koste van de zorguren. Aan de ondersteuning van die leerlingen met extra noden kwam ik nog niet vaak toe. Ik bluste brandjes, suste ruzies, holde van de klas naar het kopieerlokaal – nog een bundeltje! – en verloor stilaan de moed. Wist u dat bijna een derde van de zij-instromers het onderwijs na een jaar verlaat?
Waarom hebben klassen en scholen met zulke grote zorgnoden en diversiteit niet meer handen in de klas? Waarom investeert het beleid al jaren te weinig in de toekomst, in kinderen?
In het nieuwe regeerakkoord wordt inclusief onderwijs nog altijd als streefdoel vooropgezet, maar een concrete strategie ontbreekt. Wel wordt er gehamerd op het belang van (de kennis van) het Nederlands. En er is de expliciete dreiging dat kinderen die al een zware rugzak dragen – omdat ze gevlucht zijn en een andere thuistaal spreken – er nog een extra last bij krijgen. Willen we hen écht nog kwetsbaarder maken door in de portemonnee van hun ouders te zitten? En op welke manier zou dat de al moeilijke relatie tussen de school en die kwetsbare groep kunnen vooruithelpen?
Ik nodig minister Zuhal Demir (N-VA) uit om mijn job als zorgleerkracht een week over te nemen. Kwestie van voeling te krijgen met de realiteit. En geen nood, als zorgleerkracht heb ik de vervangingen helemaal in de vingers. Ik neem dus met alle plezier een week lang haar plaats in op het kabinet. Wie niet flink is, mag even afkoelen in de gang. Dat werkt vast overal.
Emilie Lachaert (Gent) De Standaard
Gratis schoolmaaltijden voor alle kinderen in de kleuterscholen. Wat doet dat met een kind? We vroegen het aan Katrien De Maegd, lerarenopleider aan de HoGent, die drie jaar heeft meegewerkt aan een onderzoek hiernaar op acht kleuterscholen in Gent.
Kan je ons meer uitleggen over het onderzoek?
“Op vraag van Stad Gent zijn we gaan onderzoeken wat er gebeurt als we gratis maaltijden organiseren in acht kleuterscholen. Dit pilot-project liep drie jaar.”
“De scholen die deelnamen waren scholen die sowieso interesse hadden en zeven van de acht scholen hebben een zeer groot kansarm publiek. Stad Gent wilde weten welke methode en welke soort maaltijden een effect hebben op gezondheid en taalontwikkeling van kinderen en armoedebestrijding bij kinderen.”
Armoedebestrijding en gratis maaltijden op school waren een thema in de Vlaamse verkiezingen. Onder andere PVDA en Vooruit hadden dat in hun programma staan. Maar intussen is Vooruit aan het onderhalen voor een nieuwe Vlaamse regering en Bart De Wever kwam onlangs in het nieuws dat leerkrachten geen maaltijden moeten opdienen. Een gratis maaltijd op school is volgens hem een bijzaak en hij ziet dat liever niet in een Vlaams regeerakkoord. Is dat spijtig?
“Vanuit het onderzoek vinden wij dat wel een heel spijtige zaak. Het wordt nogal kort door de bocht gezegd: een gratis warme schoolmaaltijd voor iedereen. Maar er zijn verschillende scenario’s die scholen kunnen bieden, om ervoor te zorgen dat kinderen niet met een lege maag op school zitten.”
“Onderzoeken wijzen uit dat er een groep is in het Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen die met voedselonzekerheid te maken heeft. Een onderzoek aan UGent maakte onlangs bekend dat 10 procent van de kinderen met voedselonzekerheid zit. Dat is iets waar we ons ongerust over moeten maken.”
“Je kan dan zeggen dat het niet aan het onderwijs en scholen is om hier iets aan te doen. Maar het is wel aan de samenleving om voor onze kinderen te zorgen. Want onze kinderen zijn ons kapitaal van morgen. Dus die beslissing is een heel gekke beslissing.”
Ik was zelfs een beetje verbijsterd toen ik twee weken geleden in de zogenaamde supernota las dat ouders een boete krijgen als de brooddoos niet gezond is. Op de een of andere manier bestaat het idee dat gezond eten belangrijk is, maar de verantwoordelijkheid wordt heel sterk gelegd bij de schuld van de ouders. Op die manier zijn we geen zorg aan het dragen voor onze kinderen van morgen.”
“Ik zou als onderzoeker willen vragen aan de politiek om toch eens heel grondig naar verschillende onderzoeken te kijken. Ook internationaal is er voldoende materiaal om te zien hoe we het kunnen organiseren, zodat onze kinderen wel gezonde maaltijden kunnen krijgen.”
Acht verschillende scholen onderzocht, dat zijn acht verschillende methodieken en pogingen. Welke resultaten vond je het meest interessant?
“We hebben drie scenario’s binnen die acht scholen uitgerold. Het meest extreme scenario was een school die voorheen totaal geen warme maaltijden aanbood, die is overgegaan op het aanbieden van volledig gratis warme maaltijd voor alle kinderen van de kleuterschool, bereid door een sociaal restaurant dichtbij school.”
“Een ander scenario was dat een school die voorheen al warme maaltijden aanbood, dit nu ging doen met een kortingssysteem. De meest kansarme kinderen konden bijna gratis genieten van een warme maaltijd.”
“Ten slotte heb je een scenario dat scholen de brooddoos ‘pimpen’. Deze scholen hebben gekeken wat ze extra kunnen bieden aan de kinderen, zodat er voldoende gezond eten is. Zij bieden dit aan alle kinderen, waardoor ook kinderen die een lege, of te weinig, of ongezonde brooddoos mee hebben, een lekker en gezond aanbod krijgen.”
Is het vanzelfsprekend dat de maaltijden die op scholen aangeboden worden meteen gezond zijn? Of hebben scholen daarin moeilijkheden ondervonden?
“De scholen die er zelf volledig voor zorgden, gingen aankopen doen bij lokale winkels. Daarnaast heeft Stad Gent ervoor gezorgd dat er onderhandeld kon worden met grotere leveranciers om de maaltijden op prijs aan te bieden en dat het aanbod voldoende gezond zou zijn. Zo moet het eten ook divers genoeg zijn, zodat het verschillende culturen aanspreekt.”
Is de gezondheid en het welbevinden van de leerlingen gepeild tijdens dit experiment?
“We hebben geen onderzoek gedaan naar effecten op kindniveau. Wel hebben we gesprekken gehad met ouders, kinderen en leerkrachten en met de begeleiders van de eetmomenten. Daaruit bleek dat de kinderen veel meer taal hebben gekregen om te spreken over maaltijden. Ook lieten ouders weten dat thuis hun kind aangaf bijvoorbeeld ook een tomaat in de brooddoos te willen, omdat dat lekker was op school.”
Maar de gezonde maaltijd op school is dus ook een leermoment voor de leerlingen?
“Dat hangt ervan af hoe je het organiseert. Er zijn verschillende manieren om de maaltijden aan te bieden. Je hebt de drukke refter, maar er zijn ook scholen die ervoor gekozen hebben om de maaltijden in de klas aan te bieden en daar ook een leraar, pedagogisch begeleider of kindverzorger bij te plaatsen.”
“In dat geval waren dit de momenten die de leraren en kinderen koesterden, omdat er gesproken werd over het eten, kinderen stelden vragen, of het waren gewoon gezellige momenten. Een ander onderzoek vanuit UGent en VBJK heeft aangegeven dat de interactie in de kleuterklas tussen leraar en kleuter bijzonder laag is als je het op een dag meet. Ongeveer een kwartier.”
“Is het eetmoment in de refter dan kijkt de begeleider vaak vooral of het stil genoeg is en of het bordje wordt leeggegeten. Zo’n eetmoment in de klas zorgt ervoor dat er veel meer interactie kan plaatsvinden. Er ontstaat dan een pedagogisch klimaat.”
Gezond eten staat natuurlijk ook in de eindtermen. De scholen hebben de verantwoordelijkheid om aan de leerlingen te leren wat er gezond is en hoe ze voor zichzelf moeten zorgen.
“Dat klopt. Je hebt verschillende landen die pedagogische maaltijden hebben gelanceerd en daar zorgt men ervoor dat het eten een verhaal is dat ook in het curriculum kan komen. Daardoor is het eetmoment daar een moment waar geleerd kan worden.”
“Dat is op dit moment in Vlaanderen nog geen evidentie, omdat de inspectie hier niet altijd op één lijn zit om te kijken of zo’n eetmomenten echt talige momenten zijn en of er ook aan gezondheidsdeductie wordt gedaan. Maar met een goeie didactiek en leraren die er mee over nadenken, zijn wij ervan overtuigd dat gezondheidseducatie kan gedaan worden tijdens zo’n eetmomenten.”
De lokale verkiezingen staan voor de deur. Ik vermoed dat een schepen van Onderwijs ook wel een gratis maaltijd op school kan ondersteunen op scholen.
“Een gratis warme maaltijd voor alle kinderen binnen een stad zoals Gent is pittig. Maar lokaal bestuur is zeker ook vragende partij.”
“Aangezien dit werken op preventie is in het kader van gezondheidszorg, welzijn en onderwijs, vinden wij dit een onderwerp
voor de Vlaamse en federale regering. In die zin zouden we het jammer vinden, moest het enkel op lokale besturen teruggebracht worden, vanuit armoedebestrijding.”
“Maar als de hogere regeringsniveau’s het niet doen, dan kan een lokaal bestuur er wel voor zorgen dat een school ondersteund wordt om gezonde maaltijden aan te bieden, of een gezonde brooddoos. Of ervoor zorgen dat de scholen die de hoogste kansarmoede kennen, een warme maaltijd kunnen krijgen. Wij hebben samen met de Stad Gent flyers gemaakt voor scholen en lokale besturen om uit onze ervaringen van ons onderzoek te leren.”
Helenka Spanjer Dewereldmorgen.be 11 oktober 2024
Duik in een onvergetelijke zeeklassenervaring bij Horizon, waar de golven je begroeten en het strand en de duinen op een steenworp afstand liggen. Hier gaan avontuur en leren hand in hand. Aangepaste animaties, heerlijk eten, en een huiselijke sfeer in verzorgde gebouwen.
Met deze X-blokken kunnen kinderen bouwen wat ze maar willen: een podium of tribune, een winkeltje, parcours of zitbank, de mogelijkheden reiken net zover als de fantasie. De bouwstenen stimuleren verbeelding en creativiteit, ruimtelijk inzicht en motorische skills.
Om hamburgers te bakken op het schoolfeest, klaslokalen te schilderen of leerlingen met de eigen wagen naar de zwemles te voeren: scholen doen zo vaak beroep op vrijwilligers. Maar wie is aansprakelijk als het misloopt? Mag je als vrijwilliger op school eender welke klus doen? En hoe wordt de schade gedekt die je anderen of jezelf berokkent? Zeven vragen beantwoord.
Wie kan vrijwilliger zijn op school?
In principe iedereen die minimum 16 jaar is en die zich uit vrije wil en onbetaald inzet voor een organisatie die geen winst nastreeft. (Groot)ouders, sympathisanten, oud-leerkrachten,... Iedereen die actief is binnen een ouderwerking, bijvoorbeeld het oudercomité of oudervereniging, wordt sowieso aanzien als vrijwilliger. Maar ook wie sporadisch inspringt om de school te ondersteunen, bijvoorbeeld door een dag mee te klussen, enkele uren voor te lezen of fruit te schillen.
Hoe aansprakelijk ben ik als ik op school een handje help?
Zoals elke vereniging die met vrijwilligers werkt, moeten ook ouderwerkingen rekening houden met de vrijwilligerswetgeving. Die omvat onder meer een verzekeringsplicht, om vrijwilligers te beschermen.
"In de praktijk worden ouders van een ouderwerking, maar dus ook vrijwilligers die bijvoorbeeld eenmalig helpen op school of op klasniveau, gedekt door de schoolpolis", zegt Nathalie Jennes woordvoerder van het Gemeenschapsonderwijs (GO!). Dat is de verzekering van de school die ook de leerlingen en de leerkrachten verzekert.
"Met zo'n schoolpolis burgerlijke aansprakelijkheid (BA) heb je als vrijwilliger geen persoonlijke verantwoordelijkheid en ben je in principe immuun", zegt ook Lars Vervoort van verzekeraar AG Insurance.
Wat mag je als vrijwilliger, en wat niet?
"Kadert de activiteit binnen de vrijwillige werking op school, dan is er geen probleem", zegt Serge Jacobs van verzekeraar Ethias. In regel is het de directeur die beslist. "Erkent hij of zij de georganiseerde activiteit als schoolactiviteit, dan komt de schoolpolis in principe tussen bij problemen", licht Jennes toe. "De directeur moet dus ten allen tijde op de hoogte zijn van wie wat doet. Hij of zij moet onder andere goedkeuring geven over de manier waarop het vrijwilligerswerk georganiseerd wordt en de manier waarop er toezicht wordt uitgeoefend wanneer er leerlingen betrokken zijn bij de activiteit."
Die hoeft niet per se op school plaats te vinden, zegt Jacobs: "Zo kan een vrijwilliger perfect een buitenschoolse activiteit begeleiden, zelfs in het buitenland."
Wat als het fout loopt?
Concreet dekt de schoolpolis zowel de burgerlijke aansprakelijkheid, de rechtsbijstand als de lichamelijke ongevallen van de vrijwilligers die in opdracht van de directie meewerken aan schoolactiviteiten.
Jennes geeft een voorbeeld: "Tijdens de klusjesdag op school laat je als vrijwilliger vanop een stelling per ongeluk een hamer vallen die een toevallige voorbijganger raakt. Deze moet naar het ziekenhuis. Hierbij is sprake van burgerlijke aansprakelijkheid, die dus in principe door de schoolpolis wordt gedekt."
Komt het ooit tot een rechtszaak, dan geniet je als vrijwilliger via de rechtsbijstand ondersteuning, bijvoorbeeld om een advocaat te betalen.
Wat als je zelf gewond raakt?
Je helpt me achter de bar van het schoolfeest. Tijdens het vullen van de thermos met hete koffie, verbrand je jezelf en moet je met brandwonden naar spoed. "Normaal gezien zal onze schoolpolis eveneens voor de kosten opdraaien", weet Jennes van GO! "Dat is bijvoorbeeld ook het geval wanneer de voorleesouder in de schoolgangen struikelt en een been breekt."
De eigen materiële schade – jouw fototoestel waarmee je tijdens het schoolfeest kiekjes maakt, dondert tegen de grond – wordt in dit type polissen veelal niet gedekt, aldus Jacobs van Ethias. Ik heb een ongeval terwijl ik de klasgenootjes van mijn kind met mijn wagen naar het zwembad voer. Wat nu?
"In dat geval geldt de schoolpolis Burgerlijke Aansprakelijkheid niet", zegt Vervoort van AG Insurance. "Van zodra er een wagen in het spel is, valt een schadegeval in eerste instantie onder de (eigen) verplichte autoverzekering. Ben je in fout, dan draai je, net als anders in het verkeer, ook zelf voor de eigen schade op."
Wanneer ben je als vrijwilliger nooit via de school verzekerd?
Er zijn drie uitzonderingen waardoor de vrijwilliger toch persoonlijk aansprakelijk gesteld kan worden, aldus Vervoort. "Dat is in geval van een opzettelijke fout of bedrog met de intentie om iemand schade te berokkenen, bij een zware fout zoals dronkenschap tijdens het vrijwilligerswerk en bij een herhaaldelijke lichte fout waarvoor je meermaals werd gewaarschuwd."
Sven Ponsaerts Het Laatste Nieuws
Kinderen van ouders uit lagere sociale klassen stellen hun droomjob vaker bij naar een beroep met een lagere status dan kinderen die opgroeien in een hogere sociale klasse. Ook vinden ze zich vaker te min voor jobs die hoog aangeschreven staan, aldus professor sociologie Dieter Vandebroeck (VUB). "We hadden gehoopt dat de dromen van kinderen nog veel meer open zouden liggen."
Profvoetballer, dierenarts, architect of danser... Elk kind fantaseert af en toe over welk beroep het later zal uitoefenen. Alleen blijken die dromen niet in alle vrijheid gekozen, concludeert professor sociologie Dirk Vandebroeck (VUB). De sociale klasse van je gezin en je gender zijn doorslaggevende factoren.
1.100 11- tot 13-jarigen werd in 2018 een eenvoudige vraag gesteld: wat wil je later worden? Daaruit kwamen verrassend genoeg 254 verschillende beroepen naar voren. Er waren de klassiekers (juf, politieman of voetballer, red.), maar ook opvallende carrièrekeuzes zoals neurochirurg, kinderpsycholoog, softwareontwikkelaar of accountant.
Dirk Vandebroeck, professor sociologie VUB, koppelde de antwoorden onder meer aan het gender van de kinderen en in welke situatie ze opgroeiden en kwam tot enkele opvallende resultaten, zo vertelt hij in de nieuwe podcast van de Universiteit van Vlaanderen.
Op 12-jarige leeftijd zetten kinderen al een plafond op hun dromen
Zo zijn de contouren van de droomjobs van kinderen al onbewust begrensd door de sociale klasse waarin ze opgroeien. "Op 12-jarige leeftijd beginnen ze al een plafond en vloer te bouwen voor hun aspiraties", aldus Vandebroeck.
De kinderen kregen bijvoorbeeld een lijst van 32 jobs voorgelegd, waarvan er 8 beroepen een hoge status hadden (minister, baas van een groot bedrijf, advocaat...). Een derde van de kinderen uit een arbeidersmilieu vond die beroepen niks voor hen.
Bij kinderen uit hoge sociale klassen was dat 3 procent.
Omgekeerd zie je hoe de kinderen uit rijkere middens zichzelf een hogere ondergrens opleggen. Tegen de beroepen met minder aanzien (kassier, buschauffeur, schoonmaker...) zei drie vierde van die jongeren "no way". Bij kinderen uit arbeidersmilieus was dat de helft.
Reproductie sociale ongelijkheid
"We waren verrast door het resultaat", vult Vandebroeck aan, "want we hadden gehoopt dat die dromen nog veel meer open zouden liggen. Dit is dan ook een belangrijk mechanisme in de reproductie van sociale ongelijkheid."
Xavier Vuylsteke
087/792050 www.mambaye.be
ACTIVITEITEN SITUATIE : Spa - Ardennen
ontdek onze video
het leermiddelenaanbod
Op www.schoolsupport.be ontdek je doeltreffende educatieve taal- en rekenspellen voor diverse leerniveaus: van NT2 tot spelling, van tafels tot tekstbegrip. Deze kwaliteitsvolle leermiddelen zijn ideaal voor differentiatie in de klas, remediëring en verrijking. Perfect inzetbaar in het basis- en buitengewoon onderwijs, de eerste graad secundair, en bruikbaar door zowel leerkrachten als zorgteams.
2 Buiten leren Eenheledagopde schoolbanken zitten isbestlastig.Meeren meerscholengaanmet deleerlingenbuitende klasmuren om te leren. Want dat biedt veel voordelen. Doorbuitenteleren,ontdek jehoedewereldinelkaarzit. Jeleertactieverdanbinnen. Buitenlessendoenjeookmeer bewegen.Zowordjefitter. Bovendienishetgezonderen hebjeminderstressdaninde klas.Veelleerlingendieinde klasmindersterkpresteren, bloeienopenalszebuitenzijn.Hunzelfvertrouwengroeit. Buitenlesdag Opdonderdag25aprilvliegen alleleerlingenweerbuiten.Dan organiseertMOSvoordeachtstekeerdeBuitenlesdag.MOS helptscholenhoezemetleerlingenkunnenwerkenaaneen betermilieuenvooreenbetere toekomst.DeBuitenlesdagis eenvanhunbekendsteacties.
Taal- en rekenspellen
Kunst in de stad Houdjevankunst?Enhebjenogeendagjevrijinde paasvakantie?Dankanjein Oostende kunstenaars aan het werk zien.
Zeschilderenimmensewerken opdegevelsvangebouwen. Ofzebouwenaangrotebeeld houwwerkenindestraat.Het kunstenfestivalTheCrystalShip(Engelsvoor‘hetkristallen schip’)vondvoorheteerstplaats
1 april
ciesontstaanis.Thuis,opschool,
Vroegjeleerkrachtjeooitomjeeigentoilet papiermeetebrengennaardeklas?Ofomeen zonnebriloptezettenomdaternieuwefelle lampenindeklaszoudenhangen? Hetzouallemaalgekund hebben…maardanwel op1april.Datisdedag waaropjeiemandvoorde gekmaghouden.Diegrapop1 aprilnoemenweeenaprilvis. Hetisnietbekendhoediedagpre
...indewereldvan film,tventheater
Rijke en prettige teksten over actualiteit Wereld- en achtergrondkennis opdoen Leesvaardigheid en tekstbegrip verbeteren
TIP: Een Klaspakket biedt uitgewerkte lessen, Ontdek nu de KITS-krant (vanaf 10 jaar) en het KLAP-magazine (vanaf 8 jaar).
en het rijke boekenaanbod!
Schoolsupport biedt ook een uitgebreide collectie leesboeken, van Makkelijk Lezen tot Samenleesseries, zowel op papier als digitaal. Onze redactie ontwikkelt jaarlijks 50 nieuwe informatieve titels in diverse leeftijdreeksen: Kijkdoos (4-8), Mini (7-9), Junior (9-11) en Informatie (10-14). Daarnaast vind je bij Schoolsupport ook een prachtige selectie prentenboeken.
digitale extra’s én toegang tot de online Wereldbieb
Ontdek ook ons OP=OP aanbod
•be@boma.be
•03/231.33.89
keuze uit 18 jeugdherbergen activiteiten op maat van de groep, het budget en het project alle maaltijden inbegrepen zee- , natuur- , stads- en herinneringsklassen
Bekijk al onze programma’s op onze scholenwebsite www.schoolklassen.be | schoolklassen@vjh.be
BOMA is de totaalleverancier van Schoonmaakmaterialen, middelen en machines voor Gemeenschapsonderwijs in Vlaanderen. Voor meer informatie betreffende jullie contractvoorwaarden neem contact op met Ann Janssens, Sales Manager Vlaanderen:
Kinderen van twaalf mogen in het secundair onderwijs starten. Ook zonder getuigschrift basisonderwijs. 'Nu het aantal leerlingen in de B-stroom almaar toeneemt, moeten we toch eens heel goed nadenken of dat wel zo'n goed idee is', schrijft Knackredactrice Ann Peuteman in haar column De Zoetzure Dinsdag.
Emma (12) startte op 2 september in het eerste jaar van de B-stroom van een grote technische school. In haar klas zitten nog veertien andere jongeren die geen getuigschrift basisonderwijs hebben behaald. Sommigen zijn niet geslaagd voor het zesde leerjaar, anderen zijn nooit zover geraakt. Emma is zo iemand. In de lagere school moest ze het eerste en het derde leerjaar overdoen. Vorig schooljaar zat ze in het vierde leerjaar, maar dat was ook geen succes. Toch gaat ze nu dus naar de middelbare school. Dat komt doordat ze ondertussen twaalf jaar is. Op die leeftijd mogen leerlingen – ook als ze de eindtermen basisgeletterdheid niet hebben behaald – naar de B-stroom van het secundair onderwijs. Daar zit Emma nu in de klas met jongeren die door ziekte achterstand hebben opgelopen, nog niet lang in ons land zijn, concentratie- of gedragsproblemen hebben of simpelweg grote moeite hebben om te volgen.
Zelf draagt ze een rugzak vol leerstoornissen en sociale problemen met zich mee. Erg gemotiveerd is ze ook al niet meer. Niet zo vreemd: in de lagere school slaagde ze vaker niet dan wel voor een test, werd ze uitgelachen en trok ze zich helemaal in zichzelf terug. Haar leerkrachten staan nu voor de grote uitdaging om haar en haar klasgenoten bij te spijkeren, zodat ze aan het eind van de eerste graad klaar zijn om naar het derde jaar secundair over te gaan. Daarvoor beginnen ze doorgaans met leerstof van het vierde leerjaar. Voor sommige van hun leerlingen is dat eigenlijk nog te moeilijk terwijl anderen die lessen al lang onder de knie hebben.
Er zijn heel wat jongeren die aan het eind van de B-stroom een groot deel van hun achterstand hebben ingehaald waardoor ze aan de tweede graad kunnen beginnen. Maar anderen blijven achterophinken, doen nog eens een jaar over en blijken dan nog altijd niet klaar te zijn om over te gaan. Tot voor kort mochten zij toch aan het derde jaar beroepsonderwijs beginnen eens ze vijftien waren, maar dat kan vanaf dit schooljaar niet meer. Begrijpelijk ook: leerlingen die aan de tweede graad beginnen zonder geslaagd te zijn voor de eerste graad, kunnen in veel gevallen niet volgen, moeten nog een jaar overdoen en zijn op den duur zo schoolmoe dat ze alleen nog maar spijbelen of de lessen storen.
De vraag is natuurlijk wat er dan wel met die jongeren moet gebeuren. Moeten we ze naar het buitengewoon onderwijs sturen? Alles op alles zetten om hen zover te krijgen dat ze in een duaal traject kunnen stappen waarbij ze een aantal dagen per week op een werkvloer worden opgeleid? Hen allemaal een individueel aangepast leerprogramma laten volgen? Niemand die het lijkt te weten.
Wat moeten we doen met jongeren die op hun vijftiende of zestiende nog altijd niet geslaagd zijn voor het tweede jaar?
Veel leraars die in de B-stroom lesgeven, vinden in elk geval dat er vroeger moet worden ingegrepen. Volgens hen is er vaak al zware schade aangericht tegen de tijd dat zo'n twaalfjarige in hun klas arriveert. Leerlingen die, bijvoorbeeld, rechtsreeks van het vierde leerjaar naar de middelbare school overgaan, hebben de leerstof van twee volldige leerjaren nooit gezien. Maar dat is nog het ergste niet. Er zijn ook een heleboel ervaringen die ze niet hebben opgedaan en sociale vaardigheden die ze niet hebben geleerd. Ze zijn nooit op bosklas geweest, hebben geen verkeersdiploma behaald, waren geen leescoach van een leerling van het eerste leerjaar, hebben amper seksuele voorlichting gekregen en door het zittenblijven hebben ze ook geen lange vriendschappen kunnen opbouwen. Een oplossing ligt niet voor de hand. Maar nu het aantal leerlingen in de B-stroom jaar na jaar toeneemt, moeten we daar toch eens heel goed over nadenken.
Met Emma kan het nog goedkomen. Elke dag krijgt ze samen met drie klasgenoten bijles van de leerkracht Nederlands, die daar graag haar lunchpauze voor opoffert. Dan vervoegen ze regelmatige werkwoorden, gaan ze op zoek naar de zelfstandige naamwoorden in een zin en leren ze welke woorden met au worden geschreven en welke met ou. Vorige week merkte de lerares op dat Emma echt goed bezig was. Voor het eest in jaren ging het meisje rechtop in haar bank zitten. Dát had nog nooit iemand tegen haar gezegd.
Ann Peuteman Knack
De verschillende organen
PTC BAO
Katty VANHOECKE: KS Ronse
Tel. 055/21.49.56
Decroly.kleuter@sgr21.be
GEZONDHEIDSBELEID
Katty VANHOECKE: KS Ronse
Tel. 055/21.49.56
Decroly.kleuter@sgr21.be
Barbara DANIS: Halderbosstraat 76, 1653 Dworp GSM 0477/54.69.50
barbara.danis@sgrbrussel.be
OVERLEG VAKBONDEN
Didier VAN DE GUCHT: Tel. 02/733.10.97
didier.van.de.gucht@gmail.com
NODB
Nora Vynck: 055/22.16.15 nora.vynck@gmail.com
Didier Van de Gucht: 0486/91.68.81 didier.van.de.gucht@gmail.com
BREDE SCHOOL
Mike GOUDESEUNE: 0486/90.38.09 mike.goudeseune@basisschoolbalder.be
Wat verwacht VIRBO van een bestuurslid?
■ De rol spelen van verbindingspersoon tussen de directeurs van de SGE BaO en VIRBO, en dit in beide richtingen
■ Een bijdrage leveren aan de vlotte werking van VIRBO door het organiseren of meewerken aan de organisatie, zowel van de interne werking als van de evenementen
■ De initiatieven van VIRBO steunen door regelmatige deelname hieraan
■ Deze initiatieven promoten bij de collega’s in de scholengroep en hen aanmoedigen hieraan deel te nemen
■ Zoveel mogelijk aanwezig zijn op de bestuursvergaderingen (max. 7 per jaar)
Wat verwachten we van een contactpersoon?
■ De rol spelen van verbindingspersoon tussen de directeurs van de scholengemeenschap BaO en VIRBO en dit in beide richtingen
■ De initiatieven van VIRBO steunen door regelmatige deelname hieraan
■ Deze initiatieven promoten bij de collega’s in de scholengroep
■ Bijdragen tot de verspreiding van documenten door VIRBO opgesteld in de eigen scholengroep
■ Verslagen van evenementen uit de eigen scholengemeenschap, die interessant kunnen zijn voor andere directies, doorsturen voor Info-Bas
■ Uiteraard in orde zijn met het lidgeld
De lijst ‘bestuursleden en contactpersonen’ wordt regelmatig geactualiseerd.
Kijk na op blz. 2 van deze Info-Bas wie uw scholengroep reeds vertegenwoordigt.
VIRBO streeft ernaar om uit elke scholengroep 1 persoon als bestuurslid of contactpersoon te mogen verwelkomen, maar meer mag ook.
Voelt u zich aangesproken? Neem dan contact op met de voorzitter, didier.van.de.gucht@gmail.com en vermeld tot welke groep u wilt behoren.
Samen zijn we sterker! Didier Van de Gucht, voorzitter
VIRBO wil opkomen voor de belangen van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap in het algemeen en de directies van het basisonderwijs GO! in het bijzonder
1 Regelmatig overleg met de minister, GO!, andere directieverenigingen, ...
2 Info- netwerkdag: leerrijk, gezellig, ...
3 Driedaagse navorming: jaarlijks
4 Tijdschrift INFO-BAS: 4 x per jaar: Kritisch, informatief, praktijkgericht
5 VIRBO-Happening: jaarlijkse didactische beurs, gekoppeld aan een praktijkgerichte vorming of interessante sprekers
6 Informele hulp via netwerking
7 Seniorenwerking
Lidgeld?
Directies: 30 euro
Ere-directies (senioren): 20 euro
Te storten op BE40 2930 0648 0463 van VIRBO vzw
BIC: GEBABEBB
Hoe meer directies zich aansluiten, hoe groter de geloofwaardigheid, de invloed en daadkracht van onze directievereniging !
Waarom zou je buitenspelen in het najaar & in de winter?
Buitenspelen zorgt voor een sterk immuunsysteem. Daarnaast overleven ziektekiemen buiten véél minder goed dan binnen! Veel kinderen leiden vanaf het najaar ook aan een tekort aan vitamine D, omdat we dus vaak binnen blijven. Juist in het najaar en in de winter hebben we alle zonnestralen nodig!
In de kou spelen is natuurlijk wel even anders dan spelen in zomerse temperaturen, maar die sneeuwpop bouwt zichzelf niet!
Daarom zetten wij 4 tips voor je op een rijtje
1/Maak je afdak gezellig & kleurrijk, met wat verf & A’muze FUN is dat een fluitje van een cent!
2/Kies een speeltoestel wat je ook in de winter kunt gebruiken
Met A’muze FUN is er dag in dag uit altijd speelplezier, in de zon, in de regen, in de sneeuw, op het gras, onder het afdak,
3/We zetten onze 3 favorieten op een rijtje, zodat je kinderen ( en jij ;-) ) heel het jaar door buiten kunnen spelen: de LUDOBASKET: te hangen aan de muur op verschillende hoogtes, neemt niet veel plaats & leuk voor elke leeftijd. de SERPI: is de zon van de partij? Neem de SERPI op en ga lekker schommelen of parcours maken in het gras.
Hout en beton worden glad door regen en kou, maar gelukkig zijn er genoeg speeltoestellen die je wel kunt gebruiken in het najaar.
4/Laat kinderen elke week de speeltuigen van A’muze FUN op een andere plaats zetten
Zo hebben ze een nieuw parcours, nieuwe dynamiek. Versier me bladslingers Tekeningen van Vogels Plaats voederplankj k es
Is I j s jou o sp spee eelp lpla laat ats win i te terk rkla laar a ?
Met speeltuigen van A muze Fun is na n feest! s OXX ond afdak of in de zon?
BOXX & BENCH reeks: een buitenklas of beweegparcours onder het s p n et bv V s s
Wij geven je graag advies! info@amuzefun com n
A’muze is naar school gaan elke dag een
Beste collega’s,
Uw aanwezigheid op de diverse activiteiten van VIRBO is zeer belangrijk!
Daarom:
• Noteer deze data nu al in uw agenda;
• Geef deze data door aan uw AD en Coördinerende directies BaO;
• Geef ons interessante ideeën om te behandelen, of sprekers om uit te nodigen; Het bestuur staat open voor ieders inbreng.
INFO-BAS is het informatieblad voor directies basisscholen van het GO! onderwijs van de Vlaamse
Gemeenschap.
Redactie > Gerda Calders
Verantwoordelijke uitgever > Didier Van de Gucht, Warmoeshof 6, 1853 Strombeek-Bever
Lay-out & vormgeving > drukkerij DIE KEURE
Druk > drukkerij DIE KEURE
Verspreiding druk > scholen Bao gratis (oplage ongeveer 630)
Elektronische versie > scholen SO, CLB, AD (oplage ongeveer 420)
Uitgiftekantoor > Peer
Info-Bas verschijnt driemaandelijks (maart, juni, september, december)
Elke medewerker is verantwoordelijk voor zijn/haar bijdrage.
Activiteiten VIRBO 2024 - 2025
Jaarthema: ZORG
In de lengte, breedte en diepte
1. Netwerkdag 2 → nieuw concept Meer info in deze Info-Bas
2. Seminarie → Champagnestreek → Bergère-lès-Vertus 19 - 21 maart 2025
3. VIRBO Happening met didactische beurs → Watt 17 → Heusden-Zolder 16 mei 2025
Bijdrage op te sturen naar VIRBO, Noël Devolder, Blekerijstraat 93 app.0401 8310 Assebroek e-mail: noel.virbo@gmail.com > vóór 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november.
➜ VOOR ONZE SENIOREN:
Senioren daguitstap:
Donderdag 24 april 2025 hou deze datum reeds vrij…
Alle leden senioren ontvangen de uitnodiging + inschrijvingsformulier ook via de post.
!!Alle informatie is ook te vinden op de VIRBO-website!!
www.virbo.be
VIRBO vzw is de Vereniging van directies van de basisscholen en de scholen voor buitengewoon onderwijs van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.
Voorzitter VIRBO > Didier VAN DE GUCHT
Ondervoorzitter VIRBO > Gerda CALDERS
Secretaris VIRBO > Conny WALLYN
Penningmeester VIRBO > Erik VAN LAERE en Lisa JANSSENS
Lidgeld:
Directies 30 euro per schooljaar
Ere-directies (senioren): 20 euro
Te storten op BE40 2930 0648 0463 van VIRBO vzw BIC: GEBABEBB
Ontwerp, fabricage en montage sinds 1946 OVERKAPPINGEN speelplaatsluifels bergingen
FIETSPARKEREN
FIETSPARKEREN
open & gesloten stallingen fietsenrekken
kinderfietsenrekken e-bike laadpalen fietsboxen
INDOOR & OUTDOOR vestiaires
INDOOR & OUTDOOR vestiaires
lockers boekentassenrekken
lockers boekentassenrekken
kindveilige jashaken op rail recyclage afvalbakken asbakken
kindveilige jashaken op rail
recyclage afvalbakken asbakken
picknicktafels zitbanken geleidehekken afbakeningspaaltjes bloembakken
picknicktafels zitbanken geleidehekken afbakeningspaaltjes bloembakken