Infobas september 2024

Page 1


Info-Bas

INFORMATIEBLAD

VOOR DIRECTIES BASISSCHOLEN

VAN HET GO! ONDERWIJS

VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

INHOUDSTAFEL

juli l augustus l september 20 24

DRIEMAANDELIJKSE UITGAVE verantwoordelijk uitgever:

Didier Van de Gucht, Warmoeshof 6, 1853 Strombeek-Bever afzendadres + maatschappelijke zetel: GO! Basisschool De Uitvlinder, Noordervest 33, 3990 Peer

0 441 646 146 – Vrij

Virbo: Bestuursleden en contactpersonen

Sgr 1: GO! Antwerpen

- Francine NOOYENS

0494/21 77 93 francine.nooyens@go-antwerpen.be

- Bart ANDRIES 0475/98 60 37 bart.andries@go-antwerpen.be

Sgr 3: Invento

Sgr 5: Mechelen – Keerbergen –Heis-op-den-Berg

Sgr 6: Rivierenland

- Tom CORNU 0477/40 66 21 tom.cornu@kasteeltje-puurs.be

Sgr 7: Fluxus

Sgr 8: Brussel

- Barbara DANIS 0477/54 69 50 barbara.virbo@gmail.com

- Didier VAN DE GUCHT 0486/91 68 81 didier.van.de.gucht@gmail.com

- Lisa JANSSENS 02/241 58 09 directie@de-wegwijzer.be

Sgr 9: Un!k

Sgr 10: SCOOP

- Nancy PEETERS 0496/08 88 68 nancy.peeters@scoop.be

Sgr 11: Huis 11

Sgr 12: Adite

Sgr 13: Zuid-Limburg

- Dimitri LAMBRECHTS 0473/52 41 35 dimitri.lambrechts@debloesem.be

Sgr 14: SAM

- Pietro FALCONE 0471/45 31 52 pietro.virbo@gmail.com

Sgr 15: Xpert

- Sarah CANDREVA

011/61 12 37 sarah.candreva@gmail.com

Sgr 16: GO! Next

- Stephan JANS

012/67 24 40 stephan.jans@bsdeeikwellen.be

Sgr 17: Waasland

- Tine VAN RAEMDONCK 0479/79 69 59 directie@bsdewatertoren.be

Sgr 18: Het leercollectief

Sgr 19: Dender

- Lieve WELLEMAN

0498/90 18 00 directie@bsmolenveld.be

Sgr 20: Zuidoost-Vlaanderen

- Sabine EEMAN 0474/33 61 12 eemansabine@gmail.com

- Nora VYNCK 0479/31 79 27 Nora.vynck@gmail.com

Sgr 21: Vlaamse Ardennen

- Katty VANHOECKE 0497/68 94 16 decroly.kleuter@sgr21be

Sgr 22: GO! Gent

- Ivan LEROY 0476/24 37 87 ivan.leroy@scholengroep.gent

Sgr 23: Dynamiek

- Brigitte VAN ASSEL 0476/46 38 85 brigitte.van.assel@sgr23.be

Sgr 24: 24k

Sgr 25: Impact

Sgr 26: Mandel en Leie

- Conny WALLYN

0479/64 00 02 conny.virbo@gmail.com

- Stefaan CARPENTIER 0473/54 41 56 stefaan.carpentier@basisschoolkuurne.be

- Klaas BRUNEEL 0499/21 37 70 klaas.bruneel@detaalkoffer.be

Sgr 27: Stroom

- Cynthia.CALLEBOUT 0468/27 47 20 cynthia.callebout@demorootjes.be

Sgr 28: Inspira

Senioren:

- Ludo DAELEMANS 0473/86 36 28 lode.daelemans@skynet.be

- Noël DEVOLDER 0486/41 71 34 noel.virbo@gmail.com

- Erik VAN LAERE 0475/38 20 06 virbo.evl@gmail.com

- Rudy STERCK 0477/35 50 58 rudy.virbo@gmail.com

- Karien ALLEMAN 0485/06 43 25 karien.alleman@proximus.be

- Gerda CALDERS 0495/63 11 98 gerda.calders@gmail.com

- Geert WILLAERT 0476/43 50 72 geert.virbo@gmail.com

Editoriaal

Als we een positieve aanhef willen publiceren, kunnen we beter terugkijken naar de sportieve zomer dan dat we vooruitblikken naar de regeringsvormingen of aankomende verkiezingen.

Hoewel de resultaten van onze Belgische sporters niet altijd de (verwachte?) top haalden, mogen we gerust fier zijn … Elke landgenoot die in actie kwam heeft er alles aan gedaan om onze natie fier te maken… net als elke gepassioneerde directeur er alles aan doet om in zijn school kwalitatief sterk onderwijs te organiseren.

Waar de Rode Duivels een slechte start nooit echt zijn te boven gekomen, hebben onze Red Cats dat wel gekund … al was het nipt tekort voor een medaille. De Red Tornado’s hadden met voorgaande ook iets gemeen; een blessure van een belangrijk pion speelde hen parten. Maar met 10 medailles en een karrevracht eervolle 4de plaatsen mogen we zeker niet klagen.

Gezien de spelen – het hoogtepunt in een Olympisch jaar – in Frankrijk plaatsvonden, is de link naar VIRBO snel gelegd.

Ons hoogtepunt – het jaarlijks seminarie/congres – zal ook bij onze zuiderburen doorgaan, meer bepaald in de Champagnestreek. Een laatste bezoek om de details te regelen deze zomer, verzekerde het bestuur dat het opnieuw een topeditie wordt. Een sterk programma – de sprekers onthullen we in de Info-Bas editie van december – gekoppeld aan een culinaire verwennerij zal de basis vormen van een rijke 3-daagse aangevuld met (ver)sterke(nde) informele momenten.

Het seminarie zal – zoals al onze evenementen – het hele jaar in het kader staan van “Zorg in onderwijs”. Enerzijds omdat dit HET belangrijkste is en elke GO!-leerling de beste zorg verdient. Anderzijds omdat dit, weliswaar ruim thema, vaak een beetje moet inboeten door de gekende (personeels)problematieken waar we steeds vaker tegen aan lopen. Onze “kapiteins van elke GO!-basisschool” extra tools aanreiken op de netwerkmomenten leek ons dan ook evident ! En gezien we nog steeds elke dag van elkaar kunnen

leren, hopen we jullie talrijk te mogen begroeten op deze contactmomenten, zodat het (sterke) formele programma wordt aangevuld met een uitgebreid informeel moment.

Zoals steeds werken we dit schooljaar ons programma af op vaste momenten. Wegens de “late” vakanties in het voorjaar zijn we echter verplicht om de happening iets later te organiseren. (anders viel deze op de brugdag van 2 mei 2025).

Graag zetten we ze nog eens op een rijtje, zodat jullie ze makkelijk kunnen opnemen in jullie agenda. Het programma vinden jullie gedetailleerd verder in deze of volgende editie(s):

- Ma 7 oktober 2024: Netwerkdag 1 focus op cognitief sterk functionerende kinderen die extra uitdaging nodig hebben

- Di 4 februari 2025 : Netwerkdag 2 Impact van de proeftuinen op school en zorg

- Woe 19 t.e.m. vr 21 2025 : Seminarie/ congres te Bergères-les-Vertus

- Vr 16 mei 2025: Didactische happening /beurs met gastsprekers in Watt 17 te Heusden-Zolder

Aarzel niet om op VIRBO beroep te doen indien julie denken dat we jullie kunnen helpen; naast netwerken vinden we het als directeursvereniging van ons GO! belangrijk om er voor elkaar te zijn. Afsluitend kijk ik uit naar onze ontmoetingen dit jaar en hoop ik dat de komende regeringsformatie even positief zal uitdraaien... wordt vervolgd. Tot binnenkort!

Didier Van de Gucht Voorzitter VIRBO vzw

Eureka! De Vlaamse jeugd scoort goed voor PISA-test creatief denken

Absolute top in Europa, dat is de Vlaamse jeugd voor creatief denken, althans volgens de eerste peiling daarvan door OESO in haar PISA-toetsen voor 15-jarigen. Op wereldschaal scoren slechts 5 landen nog hoger dan Vlaanderen (Singapore, Zuid-Korea, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland). Creatief denken, een van de sleutelcompetenties van de 21ste eeuw, wordt in PISA gedefinieerd als de competentie van leerlingen om zich productief bezig te houden met het bedenken, evalueren en verbeteren van ideeën die kunnen leiden tot originele en effectieve oplossingen, vooruitgang in kennis en impactvolle uitingen van de verbeeldingskracht. Het gaat bij PISA om de kleine “c”: dus niet zozeer de creativiteit die leidt tot gigantische doorbraken in de wetenschappen of tot artistieke meesterwerken, maar wel de creativiteit die mensen in het dagelijks leven helpt om kleine en iets grotere problemen op te lossen. Deelvaardigheden van deze kleine “c” zijn: verschillende ideeën kunnen bedenken, creatieve ideeën kunnen bedenken, of bestaande ideeën kunnen evalueren en verbeteren.

Op een schaal op 60 is de gemiddelde score van leerlingen in Vlaanderen 35. Over de OESO-landen heen wordt een positief verband gevonden tussen de prestaties op creatief denken en de kerndomeinen (wiskunde, lezen en wetenschappen), maar een minder sterk verband dan dat tussen de drie kerndomeinen. Dit suggereert dat creatief denken een andere set van vaardigheden omvat dan wiskunde, lezen en wetenschappen. Ergens lijkt dat logisch: creatief denken gaat immers om “anders” naar de dingen durven kijken, “out of the box”, terwijl presteren op wiskunde, lezen en wetenschappen (zeker in gestandaardiseerde testen) vaak draait om het kunnen presteren binnen een bepaalde “box”.

Het is overigens niet allemaal rozengeur en maneschijn: ook voor deze peiling scoren niet-Nederlandstalige leerlingen, leerlingen met een migratieachtergrond en leerlingen uit sociaal kwetsbare gezinnen significant minder goed. Het aandeel toppresteerders (in Vlaanderen 34% van de leerlingen) is het hoogst in het ASO; TSO en KSO nemen een middenpositie in en het aandeel toppresteerders is het laagst in het BSO. Zo wijst ook dit onderzoek op de noodzaak van een echt nieuw elan voor een gelijke-onderwijskansenbeleid in Vlaanderen (of zo u wil, een maximale-leerkansenbeleid voor alle leerlingen). Een creatief gelijke-onderwijskansenbeleid, zou ik zo zeggen….

Kris Van den Branden (KU Leuven, Centrum voor Taal en Onderwijs) blog 18 juni 2024

VIRBO NODIGT UIT:

Netwerkdag: voor directies, beleidsondersteuners, zorgcoördinatoren, … Maandag 7 oktober 2024 om 9u30

Plaats: BS De Kleurdoos Moutstraat 24

1000 Brussel

Thema: Zorg! Cognitief sterk functionerende kinderen

Doelgroep: directeurs, beleidsondersteuners, zorgcoördinatoren

Dagverloop:

Onthaal vanaf 8u30

• Verwelkoming door de voorzitter Didier Van de Gucht

• Wetenschappelijke achtergrond, belang, misvattingen door Sabine Sypré (Hoogbloeier)

Pauze

• Hoe omgaan met… praktijkvoorbeelden zowel thuis als in onderwijs

Netwerken en walking dinner vanaf 13u

Voor, tijdens en na: muzikale omlijsting door de Kunsthumaniora Brussel

Deelnameprijs: Leden: € 40 / Niet-leden: € 40 + lidgeld € 30

Inschrijven enkel via www.virbo.be

Het attest van deelname ontvangt u bij het inleveren van de evaluatie op het einde van de activiteit.

Bereiken BS De Kleurdoos: trein tot Brussel Centraal (uitgang Grote Markt), 10 minuten wandelen.

Als vele onderwijsmiljoenen verloren gaan aan AI (en wat onderwijs kan leren van McDonalds…)

Tijdens mijn blogverlof brak er in de VS een klein schandaal uit rond miljoenen dollars die gepompt werden in een AI-toepassing in Los Angeles en die nu verloren zijn gegaan voor het onderwijs.

Het kan behoorlijk leerrijk worden voor de rest van de wereld, want het verhaal klinkt zeer herkenbaar en zag ik ook al dichter bij huis gebeuren.

De AI-tool die het bedrijf zou aanleveren, werd aangeprezen als een krachtige, gebruiksvriendelijke online tool voor leerlingen en ouders om de lessen in de klas aan te vullen, hulp te vinden bij de inhoudelijke problemen van kinderen en het zou gezinnen helpen bij aanwezigheid, cijfers, vervoer en andere belangrijke zaken, allemaal in 100 talen en op hun mobiele telefoon. Klinkt goed, he?

Maar… experts geven aan dat dit vandaag echt nog niet mogelijk is met de huidige technologie. In het artikel op The74Million. org, wordt de vergelijking gemaakt met McDonalds:

De fastfoodgigant gaf onlangs toe dat een klein experiment met een chatbot bij hun drive-thru vensters geleid had tot ruzies met

klanten, zoals een waarbij een vrouw boos probeerde de bot ervan te overtuigen dat ze een karamelijsje wilde terwijl het meerdere stapels boter aan haar bestelling toevoegde.

Als McDonald’s, met een geschatte waarde van 178,6 miljard dollar, niet een dergelijke eenvoudige chatbot werkend kan krijgen om lunchbestellingen op te nemen met generatieve AI, dan is de technologie niet waar we haar nodig hebben.

Overpromise and underdeliver komt vaak voor in onderwijs, vrees ik…

Daarbij aansluitend is er ook nog veel dat we niet weten en dat tot zeer ongewenste neveneffecten kan leiden. Zo blijken Amerikaanse leerlingen met Aziatische roots vaker negatiever beoordeeld te worden door AI-software dat hun testen beoordeelde, maar de onderzoekers konden nog niet ontdekken waarom dit het geval is.

Pedro De Bruyckere blog 2 augustus 2024

Wij bieden de slimste oplossing! Met ons educatieprogramma en onze afvalbakken is een afvalvrije school binnen handbereik!

www.debries.eu | info@debries.eu www.debrieswebshop.eu

WERD IEPER EERSTE WERELDOORLOG TIJDENS DE

VOLLEDIG VERNIETIGD.

IN HET MUSEUM

In de heropgebouwde

Lakenhallen van de stad, brengt het In Flanders Fields Museum de geschiedenis van de Grote Oorlog Het gevarieerde educatieve aanbod maakt het verhaal tastbaar voor leerlingen vanaf het vierde leerjaar. Het is hét startpunt voor je klasbezoek aan Ieper en de Westhoek.

• Vrij bezoek met of zonder audiogids, met of zonder werkboekje

• Geleid bezoek met ervaren educatieve begeleider

• Workshops

BUITEN DE MUSEUMMUREN

• Geleide stadswandelingen

• Geleide fiets- of bustochten in en rond Ieper

• Volledige dagtrips op maat van je klas

NIEUW! DAGTRIP: THE SALIENT ILLUSTRATED

Na je museumbezoek trekt je klas naar de loopgravensite Yorkshire Trench en Dugout voor een interactieve wandeling met tablet. Een workshop en een bezoek aan een begraafplaats maken het dagprogramma compleet.

De teloorgang van het Nederlands op school

Steeds meer Vlaamse jongeren hebben het moeilijk om een tekst echt goed te begrijpen. Een op de vijf kan zelfs niet goed genoeg lezen om vlot te functioneren in de samenleving van vandaag. Dat komt doordat wetenschappen populairder zijn dan talen en schermen het van boeken hebben gewonnen, maar ook door wat kinderen op school leren. ‘De basis van de Nederlandse taal krijgen ze amper nog mee.’

Wat betekent ‘recht praten wat krom is’? Dat is een van de dertig meerkeuzevragen die zesdejaars in de richting wiskunde-wetenschappen van een Vlaams college onlangs op een herhalingstoets Nederlands moesten beantwoorden. 18 van de 25 leerlingen hadden het fout. Bij de vraag wie de dichtbundel Bezette stad schreef, duidden 19 leerlingen antwoord B aan: Guido Gezelle. Hun leerkracht kijkt daar al lang niet meer van op. Zij weet ondertussen dat de meeste jongeren haar vak niet alleen slaapverwekkend, maar ook onbelangrijk vinden. Zoals veel collega’s stelt ze gelaten vast dat haar leerlingen de school elk jaar minder taalvaardig verlaten. Niet zelden speelt hen dat parten op de werkvloer of in het hoger onderwijs. ‘In de eerste bachelor moeten wij de studenten de hele tijd dingen uitleggen die ze vroeger in de middelbare school leerden’, zegt professor Nederlandse literatuur Yves T’Sjoen (UGent). ‘Vooral op het vlak van begrijpend lezen hebben ze vaak remediëring nodig.’

Dat Vlaamse scholieren niet bepaald uitblinken in leesvaardigheid wordt onderzoek na onderzoek bevestigd. In de Vlaamse peilingproeven van 2018 behaalde maar 84 procent van de leerlingen uit het zesde leerjaar van het basisonderwijs de eindtermen lezen, terwijl dat vijf jaar eerder nog 92 procent was. Volgende maand worden er nieuwe peilingproeven voor begrijpend lezen, begrijpend luisteren en schrijven georganiseerd. Van verschillende bronnen vernemen we dat het vooronderzoek op een desastreuze terugval wijst. In het beroepsonderwijs is de situatie zo mogelijk nog erger: amper 38 procent van de zesdejaars beheerst er nog de eindtermen voor leesvaardigheid. Dat blijkt uit een peiling van 21 mei 2021. Niet alleen hebben steeds meer Vlaamse jongeren het moeilijk om een tekst echt goed te begrijpen, een op de vijf kan zelfs niet goed genoeg lezen om vlot te functioneren in de samenleving van vandaag.

Nu staat de moedertaal niet alleen in Vlaanderen onder druk. In de meeste westerse landen is er minder aandacht voor, boet de taal aan prestige in en gaat de taalvaardigheid van jonge mensen achteruit. Ook de stijging van het aantal mensen met een andere moedertaal speelt daarbij een rol. ‘Maar de situatie van het Nederlands is wel erg slecht’, zegt de Nederlandse taalkundige Marc van Oostendorp (Radboud Universiteit), hoofdredacteur van het online tijdschrift Neerlandistiek. ‘In de internationale PISA-studie, bijvoorbeeld, zijn de scores voor leesvaardigheid van de Nederlandse en Vlaamse vijftienjarigen dramatisch. Dat ligt echt niet alleen aan het feit dat ze de hele tijd op een scherm zitten te kijken, want dat is in de hele westerse wereld zo. Er is duidelijk meer aan de hand.’

Volgens de meeste experts is het probleem niet zozeer dat jonge mensen veel schermlezen, maar wel dat ze amper nog boeken in de hand nemen. In het PISA-onderzoek scoren Vlaamse vijftienjarigen zelfs het laagst op het vlak van leesplezier. De helft vindt lezen tijdverlies en 60 procent zegt alleen maar te lezen om informatie te verkrijgen. Daardoor zijn de tieners van vandaag door de band genomen zwakkere lezers, hebben ze een

kleinere woordenschat en is hun taalgevoel minder ontwikkeld. In de internationale PIRLS-ranking zakte Vlaanderen in tien jaar tijd van de achtste naar de tweeëndertigste plaats wat de leesvaardigheid van tienjarigen betreft. ‘Door boeken te lezen, groeit je taalbegrip’, zegt Kris Van de Poel, algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie. ‘Doordat kinderen vandaag minder lezen, hebben ze minder taalbegrip en dus ook minder leesplezier. Het gevolg is dat ze nóg minder gaan lezen, waardoor ook hun taalbegrip verder afneemt.’ Om die vicieuze cirkel te doorbreken, worden vandaag allerlei initiatieven opgezet om meer Vlamingen aan het (voor)lezen te krijgen. Ondertussen heeft de Vlaamse overheid ook een groot Leesoffensief (LOF) gelanceerd. Dat bestaat uit een vijftigtal acties die het leesplezier en de leesvaardigheid van vooral kinderen en jongeren moeten bevorderen. De ambitie is torenhoog: over tien jaar moet Vlaanderen, dat vandaag het kneusje van de klas is, in de top vijf van de landen met de beste leesvaardigheid staan.

Calimerohouding

Willen we kinderen en jongeren weer aan het lezen krijgen en hen taalvaardiger maken, dan zal er ook op school het een en ander moeten veranderen. Vandaag is Nederlands een van de minst populaire schoolvakken. In verschillende onderzoeken geven scholieren aan dat ze het saai vinden of er zelfs een hekel aan hebben. ‘In Vlaanderen is er veel interesse voor de lokale varianten van het Nederlands en tussentaal is hier een fenomeen geworden’, stelt Van de Poel. ‘Als tegenreactie hebben leerkrachten die de standaardtaal hoog in het vaandel dragen de neiging om hun leerlingen te verbeteren. Door dat rodepensyndroom ontstaat een spankracht tussen jongeren die hun eigen taal willen spreken en leerkrachten die “eisen” dat ze de standaardtaal hanteren. Dat maakt het vak Nederlands er natuurlijk niet geliefder op.’

Daarbij komt nog dat veel leerlingen er simpelweg het nut niet van inzien. ‘Waarom moeten we daar onze tijd in steken? We spreken toch al Nederlands?’ klinkt het dan. Het helpt natuurlijk niet dat ook de onderwijskoepels er zo over lijken te denken. In 2018 kondigde Lieven Boeve, directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, aan dat er wel een uurtje Nederlands kon wijken voor het nieuwe vak ‘mens en maatschappij’. Ondertussen hebben de meeste Vlaamse scholen, ook van andere netten, het aantal uren Nederlands in de eerste graad van het aso van zes of vijf naar vier teruggeschroefd. Daarnaast spelen ook de acties die de overheid heeft opgezet om zo veel mogelijk leerlingen warm te maken voor STEM-onderwijs (Science, Technology, Engineering, Mathematics) een niet te onderschatten rol. Daarmee wordt keer op keer de impliciete boodschap gegeven dat wetenschappelijke vakken veel belangrijker zijn dan talen. Het gevolg is dat jongeren die goed presteren worden aangemoedigd om die richting uit te gaan. Ook als ze heel taalvaardig zijn. ‘Daardoor zijn veel leerkrachten Nederlands be-

hoorlijk fatalistisch geworden. Ook zij zijn er op den duur van overtuigd geraakt dat hun vak niet zo belangrijk is’, zegt professor Nederlandse taalkunde Rik Vosters (VUB). ‘Die misplaatste calimerohouding is heel kwalijk. Taalleerkrachten moeten net met de vuist op tafel slaan om de centrale plek op te eisen die talen in ons onderwijs verdienen.’

Dat de meeste leerlingen niet bepaald uitkijken naar de les Nederlands en er ook niet veel taalvaardiger van worden, komt natuurlijk ook door de inhoud van dat vak. Tot de jaren tachtig werd heel veel tijd geïnvesteerd in spelling, spraakkunst en woordenschat. De regels van de Nederlandse taal werden er ingehamerd tot de leerkracht er zeker van was dat zijn leerlingen ze nooit meer zouden vergeten. Jongeren die destijds van de middelbare school kwamen, waren in staat om de ingewikkeldste zinnen te ontleden, wisten wie de Tachtigers waren en konden zelfs hun belangrijkste werken opdreunen. Alleen hadden ze in zes jaar tijd amper hun spreek- en schrijfvaardigheid geoefend. Om daar een mouw aan te passen, werd gaandeweg steeds meer op die communicatieve vaardigheden ingezet. Vandaag wordt in de lessen Nederlands bijvoorbeeld een klasdebat over de oorlog in Oekraïne georganiseerd, moeten leerlingen een podcast maken over een schooluitstap of ontleden ze krantenartikels over eetstoornissen. Allemaal om zich zo vlot mogelijk te leren uitdrukken. ‘Het vak Nederlands is daardoor veel functioneler en communicatiever geworden’, zegt Tom Venstermans, lerarenopleider Nederlands aan de Karel De Grote Hogeschool. ‘Maar de basiskennis die nodig is om zulke opdrachten goed uit te voeren, krijgen ze vaak maar oppervlakkig mee.’

Wie is Hugo Claus?

Al in 2008 bleek dat zowel Nederlandse als Vlaamse leerlingen uit het laatste jaar van het algemeen secundair onderwijs de eindtermen voor spelling en grammatica niet of nauwelijks haalden. Toen dat onderzoek tien jaar later nog eens werd overgedaan aan de Universiteit Gent waren de resultaten nog dramatischer: het niveau voor grammatica, en dan vooral voor zinsontleding, was weer opvallend gedaald. ‘Veel studenten kennen zo goed als niets van zinsleer als ze aan de lerarenopleiding beginnen’, zegt Venstermans. ‘Daardoor moeten wij extreem veel tijd uittrekken om hen op het niveau van een expert te brengen. Maar ook oud-studenten die al voor de klas staan, vragen geregeld mijn hulp om zinnen te ontleden die echt niet zo moeilijk zijn. Als leerkrachten de grammatica zelf al niet goed meer kennen, kunnen ze die natuurlijk ook niet goed aan hun leerlingen doorgeven.’

Grammaticalessen dan maar helemaal laten vallen, vindt niemand echt een optie. ‘Taal bestaat uit bouwblokken. Hoe beter je die kent, hoe meer je ermee kunt spelen’, zegt Van de Poel. ‘We moeten leerlingen dus helpen om de taal ook van binnenuit te bekijken. Wel zouden we daar creatiever mee kunnen omgaan dan we vandaag doen. Is het bijvoorbeeld nodig om aparte spraakkunstlessen te geven voor Nederlands, Frans, Engels en Duits? We zouden daar ook iets vakoverschrijdends van kunnen maken. Als leerlingen de bouwblokken van taal in het algemeen leren kennen, kunnen ze die ook op het Nederlands toepassen.’

Niet alleen aan grammatica wordt tegenwoordig veel minder tijd besteed, ook literatuur komt in de klas weinig aan bod. Krijgen leerlingen al de opdracht om een roman te lezen, dan mag die vooral niet te dik of te moeilijk zijn. Achteraf moeten ze dan een vragenlijst invullen om te bewijzen dat ze het boek wel degelijk hebben gelezen en niet alleen een bespreking op YouTube hebben bekeken. Welke kleur heeft de auto van de vader van het hoofdpersonage? Hoe oud is het buurmeisje aan het begin van het verhaal? Gevolg: jongeren screenen boeken op dat soort details. Niet alleen is dat niet bevorderlijk voor hun leesplezier,

het maakt hen ook blind voor de literaire kwaliteiten van een tekst. Ook de stromingen in de literatuur en de kenmerken van literaire teksten worden in de les amper nog behandeld. ‘Bij de bespreking van teksten gaat het meestal over een maatschappelijk thema dat erin aan bod komt of wat het verhaal bij de leerlingen oproept’, zegt T’Sjoen. ‘Terwijl literatuur natuurlijk veel meer is dan dat. Het gevolg is dat sommige eerstejaarsstudenten aan de universiteit geen enkel ankerpunt meer hebben. Natuurlijk kunnen ze op hun achttiende nog niet alles hebben gelezen, maar je zou toch mogen verwachten dat ze Paul van Ostaijen, Guido Gezelle en Hugo Claus kennen.’

Veel neerlandici hebben nu al hun hoop gevestigd op de nieuwe eindtermen voor de derde graad van het secundair onderwijs, want die zijn best ambitieus. ‘Er wordt zwaar op literatuur en taalbeschouwing ingezet’, weet Rik Vosters. ‘Tegen het eind van het zesde jaar zullen leerlingen straks dingen moeten kennen en kunnen die wij vandaag in onze eerste bachelor doceren. Al is het natuurlijk nog even afwachten of die ambities ook in de praktijk zullen worden waargemaakt. Dat kan alleen als leerkrachten daar de nodige tijd, ruimte en vrijheid voor krijgen.’ En als ze weten hoe ze die eindtermen op een eigentijdse manier kunnen bereiken. Onderwijsexperts waarschuwen er al langer voor dat de nieuwe inzichten en de vakdidactiek die aan de universiteiten en hogescholen worden ontwikkeld amper tot in de klassen doorsijpelen. ‘Dat is ook het geval met de adviezen die we bij de Taalunie hebben uitgewerkt om leraren taalcompetent te maken’, zegt Kris Van de Poel. ‘Die worden al wel in de lerarenopleiding meegegeven, maar in de scholen zijn ze nog niet ingeburgerd. Taalcompetentie moet dus ook aan bod komen in de nascholing van leerkrachten die vandaag al voor de klas staan.’ Alleen wordt er in Vlaanderen wel erg weinig in die nascholing geïnvesteerd, waardoor leerkrachten het doorgaans met een paar uur per schooljaar moeten stellen.

Geen diploma vereist

Het nijpendste probleem is wellicht dat er vandaag veel te weinig leerkrachten Nederlands zijn. Sommige scholen zijn al sinds de herfstvakantie tevergeefs op zoek naar iemand die een vervanging wil doen of een vacature kan invullen. Zowel in de bacheloropleiding als in de educatieve master studeren jaar na jaar minder vakspecialisten Nederlands af. Daardoor is Nederlands, samen met Frans en wiskunde, een knelpuntvak geworden. ‘Vijftien jaar geleden was het nog een van de populairste richtingen in de lerarenopleiding’, zegt Venstermans. ‘We hadden toen zeventig eerstejaarsstudenten die Nederlands als onderwijsvak kozen. Vandaag zijn dat er maar negentien meer, van wie er in het tweede jaar misschien acht of negen zullen overblijven. De richting Nederlands is nu zelfs kleiner dan aardrijkskunde.’

Wie vandaag als leerkracht Nederlands afstudeert, kan dan ook uit verschillende jobs kiezen en heeft een sterke onderhandelingspositie om goede werkvoorwaarden af te dwingen. Zelfs als je niet bent opgeleid om Nederlands te geven. Door de grote schaarste zijn sommige scholen tegenwoordig al blij met lesgevers die een bachelor- of masterdiploma in om het even welke discipline hebben en ook nog Nederlandstalig te zijn. Ook zijinstromers, die zich nog tot leerkracht aan het omscholen zijn, krijgen vaak al aantrekkelijke jobaanbiedingen. Net als leerkrachten die Nederlands willen geven omdat hun eigen vakgebied veel minder gegeerd is. ‘Omdat ze nu in veel scholen als leerkracht Nederlands aan de slag mogen zonder daarvoor opgeleid te zijn, zetten velen hun opleiding stop of beginnen ze er zelfs niet meer aan’, legt Venstermans uit. ‘Dat is natuurlijk geen goede evolutie. Om tieners aan het lezen te krijgen en taalvaardig te maken, heb je echt wel vakspecifieke competenties nodig.’

Dat zo weinig jonge mensen warm lopen om Nederlands te geven, komt niet alleen doordat het lerarenberoep op zich minder populair is geworden. Moderne talen hebben ook nog eens de tijdgeest tegen. Het gevolg is dat minder jongeren na de middelbare school voor een talenopleiding kiezen en dat de instroom op de meeste plaatsen ook zwakker is geworden. ‘Er zitten nog wel hoogvliegers tussen, maar veel minder dan vroeger’, zegt Tom Venstermans. ‘Voor veel studenten is Nederlands een tweede keuze. Ze kiezen voor een vak dat ze écht willen geven en nemen er dan ook nog Nederlands bij, want dat kunnen ze toch al een beetje. Dat zijn dan natuurlijk geen inspirerende enthousiastelingen die heel veel lezen en van theater houden.’

Bevlogen leerkrachten zijn nochtans cruciaal om jongeren taalvaardiger te maken en liefde voor hun moedertaal bij te brengen. Veel mensen die later Nederlands zijn gaan studeren, hebben les gekregen van een leerkracht die dol is op taal, literatuur

en poëzie. ‘Dat geldt ook voor mij’, zegt Venstermans. ‘En toen ik later zelf voor de klas stond, daagde ik mijn leerlingen ook zo veel mogelijk uit. Ik pikte zelfs stukken uit de colleges die ik aan de universiteit had gekregen. Natuurlijk waren er jongeren die mijn lessen veel te moeilijk vonden, maar anderen heb ik echt kunnen raken en sommigen zijn daarna zelfs Nederlands gaan studeren. Doordat er vandaag steeds minder bevlogen leerkrachten Nederlands zijn, kiezen minder jongeren voor een studie Nederlands en studeren er dus nóg minder bevlogen leerkrachten af. Als we die negatieve spiraal niet weten te doorbreken, gaan we nog barre tijden tegemoet.’

Ann Peuteman Knack

Staatspedagogiek op de speelplaats?

De krant De Standaard meldde dat de 3 partijen die wellicht samen een nieuwe Vlaamse regering zullen vormen (NVA, Vooruit en CD&V) het in hun onderwijsprogramma’s over het volgende eens zijn: kinderen mogen op de speelplaats alleen nog Nederlands praten.

Ik stel voor dat die beslissing wordt overgelaten aan de schoolteams en schoolbesturen. Pedagogische autonomie, nietwaar?

Voor alle duidelijkheid: de meeste schoolteams in Vlaanderen dringen momenteel sterk op aan op het gebruik van het Nederlands op de speelplaats, dat toont het beschikbare onderzoek. Maar er zijn ook schoolteams (vaak in onze centrumsteden) die vanuit hun eigen pedagogisch project hun leerlingen de ruimte laten om op de speelplaats eender welke taal (inclusief hun moedertaal) te spreken. Dat doen die schoolteams vanuit verschillende bekommernissen. Ten eerste, speelplaats is speeltijd: de leerlingen mogen even stoom aflaten, chillen en chatten, zich ontspannen, lachen, en dat mag dan ook in hun moedertaal of het Engels. Ten tweede, internationaal en Vlaams onderzoek toont aan dat het welbevinden van leerlingen op school stijgt als de school ergens (bv. op de speelplaats) een beetje ruimte laat voor het gebruik van thuistalen. Er zijn scholen die dat één dag per week op de speelplaats toelaten (bv. vrijdag talendag), andere 5 op 5. Ten derde, de maatregel is verdomd moeilijk te controleren: moet je als toezichthoudende leerkracht gesprekken op de speelplaats afluisteren? En betekent dat dan ook dat leerlingen alleen Nederlands op hun gsm mogen gebruiken tijdens de speeltijd, hun lesjes Frans niet meer mogen inoefenen op de speelplaats of de nieuwste hit van Taylor Swift brullen?

Als beleidsmaatregel heeft Nederlands verplichten op de speelplaats een zeer hoge symboolwaarde. Het toont de buitenwacht dat de Vlaamse regering bekommerd is om de taalvaardigheid Nederlands van de jeugd en de positie van het Nederlands in de maatschappij. De symboolwaarde is zo hoog dat ze de aandacht kan afleiden van beleidsmaatregelen die écht nodig zijn in het onderwijsveld: bijvoorbeeld, maatregelen die schoolteams

ondersteunen om aan alle leerlingen hoog-kwalitatief onderwijs Nederlands in de klas te bieden. Daarvan ben ik al decennia voorstander én pleitbezorger, en op dat vlak is de speeltijd al lang voorbij. De symboolwaarde van verplicht Nederlands op de speelplaats heeft ook een keerzijde: voor een deel van het onderwijsveld kan deze maatregel overkomen als een indicatie dat de overheid zich met steeds meer aspecten van het pedagogisch project van scholen wil bemoeien.

Nuance is overigens aan de orde. Nederlands niet verplichten op de speelplaats betekent niet dat je als schoolteam niet kan stimuleren dat leerlingen in hun onderlinge contacten Nederlands gebruiken. Nogmaals, laat schoolteams daar vanuit hun context, hun pedagogisch project en hun taalbeleid vorm aan geven. Er zijn schoolteams die hun leerlingen daar inspraak in geven: zo komen ze samen tot sterk gedragen afspraken. En overigens, een meertalenbeleid op de speelplaats hoeft niet te betekenen dat er in de klas geen strakkere regels rond het gebruik van Nederlands kunnen bestaan.

Ik ben opgegroeid in een Vlaanderen dat trots was op de meertaligheid van haar bevolking. Die periode ligt blijkbaar al een tijdje achter ons….

Kris Van den Branden (KU Leuven, Centrum voor Taal en Onderwijs) blog 13 juni 2024

een gamma gemaakt door EUROPLAY nv

+25 jaar

Ook aan het dromen van een natuurlijke & duurzame speelplaats op uw school?

Wij delen deze droom en denken met u mee!

Met nadruk op veiligheid, duurzaamheid en gevarieerde speelwaarden is ons doel om speelplaatsen te creëren waar kinderen vrij kunnen spelen, ontdekken en groeien

Een totaalinrichting waar natuur en spel elkaar ontmoeten. Avontuurlijke duurzame toestellen met een hart voor de natuur, perfect passend in een groene schoolomgeving.

Europlay is een

100% belgische fabrikant

ervaring & innovatie

Meer weten?

Contacteer ons nu vrijblijvend & vraag uw catalogus aan via: 052 22 66 22 of info@europlay.eu

Europlay nv Eegene 9 9200 Dendermonde

Gecertificeerde speeltoestellen conform EN1176-2017 (speeltoestellen) en EN1177-2017 (veiligheidsondergronden)

Ouders van kinderen met beperking betogen aan leeg Vlaams Parlement:

“Het lijkt toch niks uit te maken?”

Nu het Vlaams Parlement een maand lang stof vergaart in afwachting van de nieuwe politieke lichting, verwacht je er geen demonstraties. Niemand kan je immers ontvangen. Niemand kan luisteren. Niemand kan decreten stemmen om verandering te brengen. Maar wat als het allemaal toch niets lijkt uit te maken? Een groep ouders van kinderen met een beperking hielden vanmiddag een symbolische actie tegenover een leeg parlement.

Herinnert u ze nog: de kinderen die wachten op een plekje in het buitengewoon onderwijs? Eind april veroverde een aandoenlijke wachtrij even de media. Het waren kinderen met een beperking uit Merlijn vzw in Antwerpen. Hun ouders kregen net zoals honderden anderen te horen dat er nergens in de stad plaats was voor hun kind. Niet alleen in Antwerpen is de situatie schrijnend: verhalen borrelden op vanuit heel Vlaanderen. Sommige kinderen vallen al twee of drie jaar uit de boot van het onderwijssysteem.

Enkele ouders verenigden zich in PERRON B(uitengewoon) om ervoor te zorgen dat kinderen met een beperking niet vergeten worden. Ze verzamelden al meer dan 7.000 steunbetuigingen in een online petitie. En vandaag stonden ze even stil in de buurt van het Vlaams Parlement. Met een paar lege boekentassen en een megafoon vertelden ze hun verhaal. Voorbijgangers kregen een loterijbiljetje toegestopt om zich aan te melden in het buitengewoon onderwijs.

“Of er nu parlementsleden zijn of niet, dat verandert weinig voor ons”, zegt Ive, papa van Emile. “Dus voeren we maar actie voor een leeg parlement. Want blijkbaar is er de voorbije jaren geen noemenswaardig initiatief genomen om meer plaatsen te creeren in het buitengewoon onderwijs, en dat gaat de komende vier weken ook niet gebeuren. De komende vier weken is dat begrijpelijk, omdat er geen parlement is, maar de voorbije vijf jaar is dat niet meer of minder dan een schande. Toen zat hier blijkbaar wel volk.”

“We staan hier in naam van alle wachtende kinderen en ouders die zich moedeloos van wachtlijst naar wachtlijst slepen. Velen van hen zitten al jarenlang vast in overlevingsmodus en hebben de energie niet meer om hier te komen staan. We willen een oplossing voor alle kinderen die NU kansen missen om te groeien en zich te ontwikkelen. We willen dat wij als zorgouders ook perspectief krijgen op een leefbare toekomst”, zegt Nena, mama van Rinus en Arne.

“De situatie wordt ieder jaar schrijnender”, getuigt ook Steven, directeur van Merlijn vzw. “Het kan toch niet dat er honderden plaatsen tekort zijn in Antwerpen stad alleen al, en dan nog eens honderden in heel Vlaanderen. Onze vraag viel de voorbije jaren in dovemansoren. Nu zijn er vier weken geen oren. Weinig verschil als je het ons vraagt.

“Volgende week roepen we iedereen uit Antwerpen, die ook botst op de wachtlijsten en plaatstekorten in het buitengewoon onderwijs, op om ook weer dinsdag van 13u tot 14u mee te komen manifesteren”, zegt Malika, mama van Iyaës. “De week daarna willen we de groep vergroten en iedereen die er in Vlaanderen mee te kampen heeft oproepen om naar het lege Vlaams Parlement te komen. Op 2 juli, vlak voor de eedaflegging van de nieuwe parlementsleden, komen we een laatste keer samen met iedereen die sympathie heeft voor onze actie. Dan willen we ook onze petitie afgeven en een resolutie voorleggen aan de nieuwe parlementsleden. Het zou mooi zijn moesten ze deze resolutie dan wel ter harte nemen, stemmen, en de nieuwe Vlaamse Regering aanmanen de wachtlijsten effectief weg te werken.”

De Wereld morgen.be

Juni 2024

Focus op ‘evidence based’ dreigt onderwijs te verarmen

Het opkomende paradigma van ‘evidence based’ onderwijs lijkt alleszins positief; het schrijft leraren voor om alleen bewezen effectieve lesmethoden te gebruiken en slaat zo een mooie brug tussen wetenschappelijk onderzoek en de onderwijspraktijk. Echter, die brug ligt vaak scheef, betogen Ronald Keijzer en Geeke Bruin-Muurling. 'Evidence based’ duidt vaak op een fundering in kwantitatief, gestandaardiseerd en ‘context-loos’ onderzoek. De onderwijspraktijk is daarentegen niet gestandaardiseerd en geladen met allerlei omstandigheden –een omgeving die daarom niet kan worden gevangen zonder kwalitatief onderzoek. Sla daarom niet alleen een brug tussen de onderwijspraktijk en kwantitatief onderzoek, betogen zij; vertaal ook, en misschien júist, het kwalitatieve onderzoek naar de onderwijspraktijk.

“De specifieke context in iedere groep leerlingen, die vaak bepalend is voor de uitkomsten van onderwijsonderzoek, wordt als een lastig element beschouwd dat generaliseren van resultaten in de weg zit. Over die context vinden we in evidence based studies dan ook in het algemeen weinig terug.”

Dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek niet zomaar de werkvloer van het onderwijs bereiken, heeft al langer de aandacht. Die kink in de kabel is immers problematisch; resultaten uit wetenschappelijk onderzoek bieden vaak aanknopingspunten om het onderwijs te actualiseren en het nog beter af te stemmen op de leerbehoeften van alle leerlingen. Door scholen en leraren te stimuleren alleen nog ‘evidence based’ te werken wordt een poging gedaan de brug tussen wetenschap en praktijk te slaan. Dat klinkt zo logisch: leraren mogen alleen die interventies gebruiken die bewezen zijn. ‘Geen geëxperimenteer meer met onze kinderen.’

Toch is dit vragen om problemen. In dit artikel zetten we op een rij hoe ‘evidence based education’ de professional niet serieus neemt omdat die verwordt tot uitvoerder van door anderen bedacht onderwijs. Hoe het de lerende niet serieus neemt omdat die het denken wordt afgeleerd, en hoe op deze manier veel wetenschappelijk onderzoek wordt weggezet als irrelevant en tegelijkertijd de inhoud van het specifieke vak er niet toe lijkt te doen.

De professional serieus nemen

De leraar is cruciaal om wetenschappelijke inzichten een weg te laten vinden naar de onderwijspraktijk. Er zijn verschillende manieren om de verbinding tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk te leggen. Het is zinvol om naar de ervaringen hiermee in de gezondheidszorg te kijken. Daar kennen ze immers al een veel langere traditie van ‘evidence based’ denken in een toepassingsgebied dat, net als het onderwijs, complex is. De Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (2017) laat zien dat je kwantitatief onderzoek niet zomaar kunt implementeren zonder oog te hebben voor de context waarin je werkt en waarin je beslissingen neemt.

Dat spreekt voor zich. In dergelijk kwantitatief onderzoek beperkt de onderzoeker zich tot gestandaardiseerde situaties en meetbare leerresultaten. Een dergelijk kwantitatief resultaat laat daardoor in het algemeen niet zien hóe het resultaat in de praktijk werkt. Hierop zicht krijgen vraagt een andere aanpak. Onderzoek (kwantitatief óf kwalitatief) dat waardevol is voor de onderwijspraktijk geeft ons daarom vooral inzicht in de mechanismen die een rol spelen in het leren. Inzicht in zulke mechanismen

helpt de leraar met het maken van de combinatie tussen wetenschap én haar praktijkkennis én haar typische praktijkcontext. Om die combinatie te kunnen maken is het nodig om op een heuristische manier naar onderzoek te kijken. Zo staat de professionaliteit van de leraar centraal. De leraar is dan namelijk niet zomaar een uitvoerder van in onderzoek uitgewerkte instructiestrategieën; zij is veeleer de expert die onderzoek en de dagelijkse praktijk met elkaar verbindt. Daarbij gebruikt ze inzichten uit verschillende wetenschappelijke disciplines zoals vakdidactiek, vakinhoud, pedagogiek, algemene didactiek en onderwijskunde. Ook maakt ze gebruik van haar professionele, opgebouwde expertise, kennis van de specifieke context en kennis óver en ook ván haar leerlingen.

De leraar weegt daarin al deze (soms zelfs tegenstrijdige) aspecten en handelt in de concrete situatie naar beste kunnen (Dolk, 1997). Het blijft daarbij altijd onzeker of de aanpak de allerbeste was. Echter, die onzekerheid moeten we accepteren. Dat is overigens geen probleem als er wel constant gereflecteerd wordt op het handelen om de professionele expertise zodoende telkens verder uit te bouwen.

Lerende serieus nemen

Een leraar die het onderwijs evidence based invult, gebruikt gericht een werkwijze die in grootschalig onderzoek resultaten heeft laten zien. Expliciete directe instructie (EDI) is een typisch voorbeeld van een dergelijke evidence based werkwijze. Het bewijs voor deze werkwijze bestaat uit het halen van redelijke toetsresultaten na intensief inslijpen van procedures (Bosman, 2019). De leraar die voor de EDI-werkwijze kiest, volgt in elke les dezelfde stappen om dit voor elkaar te krijgen – bijvoorbeeld in de reken-wiskundeles. Daar krijgen leerlingen de aanwijzing ieder probleem in vier stappen op te lossen:

• Maak een tekening.

• Wat moet je uitrekenen?

• Wat is je antwoord?

• Klopt je antwoord?

Voor veel mensen klinkt dit bekend en betekenisvol. Het refereert aan probleemoplossen, maar daarover gaat het feitelijk niet. Bij het tekenen gaat het de bedenkers van EDI niet om mathematiseren, de wiskunde construeren vanuit de gegeven context, maar om het tekenen van voorgeprogrammeerde modellen zoals een getallenlijn of een verhoudingstabel. Als vervolgens de vraag komt wat je moet uitrekenen, krijgen de kinderen de opdracht de context weg te denken en standaardbewerkingen uit te voeren met de gegeven getallen (Keijzer, Bruin-Muurling, & Den Braber, 2021). Het uitrekenen volgt een vast stappenplan en het controleren van het antwoord gebeurt niet door de gevonden getallen te toetsen aan de context, maar door de berekening terug te rekenen.

Kinderen krijgen zo aangeleerd telkens dezelfde stappen te nemen, om zo de beoogde werkwijze in te slijpen. Dat betaalt zich uit, want het leidt tijdelijk tot redelijke toetsresultaten. De keerzijde is dat leerlingen wordt afgeleerd om na te denken. In dit type onderwijs reken je namelijk sommen uit door ‘bewezen’ stappen te volgen en niet door na te denken over de context.

Opinie | door Ronald Keijzer & Geeke Bruin-Muurling

Wat is evidence informed werken?

Scholen en leraren werken evidence informed als zij hun onderwijs verbeteren op basis van kennis uit (praktijk)onderzoek en kennis over de praktijk. Met name het gebruik van praktijkkennis is tekenend voor evidence informed werken, want als scholen/leraren zich uitsluitend baseren op kennis uit wetenschappelijk onderzoek, spreken we van evidence based werken.

Het is echter zinvol om wetenschappelijke kennis te combineren met praktijkkennis, omdat wat op de ene school werkt, niet per definitie even effectief is op een andere school. De context – de leerlingen, de leraar, de omgeving – kan invloed hebben op het effect van een interventie of werkwijze. Daarom is het belangrijk dat de school onderwijsverbeteringen baseert op zowel kennis uit onderzoek als op praktijkkennis. Wat werkt op onze school of in mijn klas het beste?

Waarom evidence informed werken?

Er zijn veel redenen om evidence informed aan onderwijsverbetering te werken. Evidence informed werken:

• draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs

• leidt tot onderbouwde interventies en werkwijzen

• bevordert een onderzoekende houding van leraren

• bevordert een lerende cultuur, een verbetercultuur in de school

• leidt tot kennisdelen en kennis benutten

• verrijkt het werk van de leraar, maakt het beroep aantrekkelijker

• ontsluit kennis over goed onderwijs

• draagt bij aan de verbinding tussen onderzoek en onderwijs

Hoe doe je dat, evidence informed werken?

Welke nieuwe leesmethode willen wij aanschaffen? Hoe kunnen we de rekenresultaten in de onderbouw verbeteren? Welke differentiatievormen zijn het meest effectief? Is formatief toetsen iets voor ons? Hoe kunnen we de drempel tussen kleuter- en lager onderwijs verder verlagen?

Een groep leraren – bijvoorbeeld een team, sectie of werkgroep

– buigt zich gezamenlijk over een vraag of vraagstuk en zoekt op een onderzoeksmatige manier oplossingen/antwoorden. Dat wil zeggen dat de groep systematisch, volgens bepaalde stappen praktijkonderzoek uitvoert. Maar hoe gaat dat in de praktijk? De leidraad ‘Werken aan onderwijsverbetering’ ondersteunt scholen hierbij en biedt handvatten om de manier van duurzaam werken aan kwaliteitsverbetering te kunnen verankeren in de schoolcultuur.

Wat is er nodig voor evidence informed werken?

Om evidence informed aan onderwijsverbetering te werken, zijn de volgende voorwaarden van belang:

• Je doet het samen, als team of werkgroep. Je inspireert elkaar en leert van elkaar.

• Er staat tijd voor ingepland op het rooster.

• Er heerst een lerende cultuur op de school. Collega’s leren van elkaar en werken samen aan onderwijsverbetering.

• Het team ziet de meerwaarde van evidence informed werken.

• De schoolleider geeft het goede voorbeeld en werkt samen met leraren evidence informed aan verbetering van de kwaliteit van het onderwijs/de school.

Meer lezen over evidence informed werken in het onderwijs

• Birgit van Rossum, Liesbeth Ellenbroek, Pim de Vente (2020). Sleutels voor evidence informed werken. Een verkenning naar mechanismen die bijdragen aan duurzame onderwijsverbetering. Platform Samen Onderzoeken, PO-Raad, NRO.

• Bea Ros, Amos van Gelderen, Kees de Glopper & Roel van Steensel (2021). Leer ze lezen

• Linda van den Bergh, Eddie Denessen en Monique Volma (2020). Werk maken van gelijke kansen

• Paul A. Kirschner, Luce Claessens, Steven Raaijmaker (2019). Op de schouders van reuzen

• Pedro de Bruyckere (2017). Klaskit. Tools voor topleraren. Leuven.

• Paul Kirschner (2018). Blog: Ontwerpen van leerinterventies op een evidence informed manier

• Winnifred Jelier (2021). Evidence informed werken doe je zo. Didactief jan/feb 2021.

• Praktijkvoorbeelden/blogs over evidence informed werken (Research ED Nederland).

Platform Samen Onderzoeken

Stress bij leerkrachten, wat doe je er aan?

Veel kinderen onder de begeleiding van één leerkracht, een hoge werkdruk, hoge vereisten op vlak van onderwijskwaliteit en weinig opvolging… de stress onder leerkrachten zit de laatste jaren in de lift. Uit verschillende bevragingen blijkt dat stress in het onderwijs bij het merendeel van de leerkrachten voorkomt, vaak zelfs met als gevolg een burnout. Hoe ga je als leerkracht om met deze stress? En hoe kan je zelf je stressniveau in de hand houden?

Stress in het onderwijs

Stress komt voort uit de hoge eisen en de werkdruk van de onderwijsomgeving en de capaciteiten van leerkrachten die niet aan deze (te) hoge eisen kunnen voldoen. Naast de hoge eisen die gesteld worden aan leerkrachten, heeft stress ook te maken met moeilijke ouders, overvolle agenda’s en uitdagingen zoals gedragsproblemen bij leerlingen. Is er daarnaast ook te weinig ondersteuning van buitenaf of vanuit de onderwijsinstelling zelf, dan lopen de spanningen op.

Gevolgen van stress in het onderwijs

Leerkrachten spelen een belangrijke rol in de opvoeding en de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Stress kan dan een bepalende factor zijn in de uitoefening van hun job. Emotionele uitputting belet leerkrachten om een gestructureerde en motiverende leeromgeving te creëren. Daarnaast zorgt het er voor dat leerkrachten zich minder betrokken voelen bij hun werk en bij de leerlingen in hun klas.

Het onderwijs heeft er dus alle baat bij om stress bij leerkrachten te beperken, maar dat is in de hedendaagse maatschappij helaas gemakkelijker gezegd dan gedaan. Gelukkig kan je als leerkracht het heft in eigen handen nemen om spanningen het hoofd te bieden.

Hoe omgaan met stress als leerkracht

Stress is ongezond, ongeacht de sector of de functie waarin je werkzaam bent. Je doet er dus goed aan om ten allen tijde stress te proberen vermijden. Langdurige spanningen kunnen op termijn een burn-out teweeg brengen, iets wat in het onderwijs veel te vaak voorkomt.

Zo kan je zelf proberen als leerkracht om je stressniveau binnen de perken te houden:

1. Herken de signalen

Om stress te kunnen vermijden moet je natuurlijk eerst de signalen herkennen. Veelvoorkomende kenmerken van stress zijn moeilijker slapen en jezelf uitgeput voelen, maar ook met tegenzin naar school vertrekken en meer fouten maken terwijl je voor de klas staat of lessen voorbereidt zijn belangrijke signalen, net zoals concentratieproblemen en prikkelbaarheid.

2.Onderneem actie

Veel leerkrachten blijven gewoon doen waar ze mee bezig zijn, ondanks dat hun lichaam hen erop wijst dat ze te hard gaan. Om niet uit de bocht te vliegen, is het belangrijk om tijdig aan de alarmbel te trekken. Niet volgende week, maar nu meteen. Toegeven dat je stress hebt en het gesprek aangaan met collega’s, je leidinggevende of gewoon al vrienden en familie is de eerste stap in de zoektocht naar een oplossing.

3. Breng oorzaken van stress in kaart

Bij veel leerkrachten is de oorzaak van stress de hoge werkdruk. Ook leerlingen met gedragsproblemen kunnen het onderwijs stressvol maken.

Alleen door te identificeren waar stress vandaan komt kan het probleem aangepakt worden. Neem je te veel werk mee naar huis? Of voel jij je verantwoordelijk voor dingen die niet jouw verantwoordelijkheid zijn?

Vaak is stress een combinatie van te hoge werkdruk en niet kunnen ‘uitschakelen’ na de uren, doordat je aan bepaalde dingen van in de klas blijft denken. Als je liever niet met iemand praat om stress in kaart te brengen, kan je zelf aan de slag gaan met pen en papier. Maak een kolom met alle zaken omtrent je werk in het onderwijs (en zelfs daarbuiten) waar je spanning door ervaart. Schrijf vervolgens alle dingen op die jou energie geven als leerkracht.

Jobcoaching voor leerkrachten met stress

De ene kan beter tegen spanningen en stress dan de andere. Vaak is de school waar je lesgeeft niet alleen de oorzaak van stress, maar ook randfactoren zijn van belang. Denk maar aan zaken zoals je thuissituatie, de manier waarop je zelf met spanningen om kan gaan en hoe goed je de werkdruk kan loslaten.

Iedereen kan tot op bepaalde hoogte met stress leren omgaan door in de eerste plaats voldoende te ontspannen of door met mensen te praten die je kan vertrouwen. Ook het neerschrijven van bepaalde gedachten en stresspunten kunnen je helpen bij het loslaten van stress en werkdruk. Ten slotte is het belangrijk om goed voor jezelf te zorgen door voldoende te bewegen, gezond te eten en uit te rusten.

Doe je zelf al heel wat inspanningen om beter met stress te leren omgaan als leerkracht, maar blijft de werkdruk zwaar doorwegen? Dan kan het een goed idee zijn om een professional onder de arm te nemen.

Sterk op je Werk

Eva Buyck

Verkeer op school

Ontdek onze praktijkgerichte verkeerseducatie voor het basisonderwijs verkeeropschool.be

Volledig jaarplan verkeer

Theorie: verkeerstoetsen voor elke graad

Praktijk: voetgangers- en fietsbrevetten met leuke oefenspelletjes

Gratis pakketten met actiemateriaal

Uitgewerkte lesfiches

Beleef een schooluitstap die je nergens anders beleeft!

Op zoek naar een speelse én educatieve activiteit? Ga met Melk4Kids op bezoek bij een melkveebedrijf en proef van het leven op de boerderij.

De koeien en kalfjes bezoeken, de stallen en het melkhuis zien, ontdekken wat er met de melk gebeurt, zelf de handen uit de mouwen steken,... een boeiende uitstap verzekerd!

Klassen uit het basisonderwijs krijgen via Melk4Kids een tegemoetkoming van € 50 per rondleiding. Maak een afspraak bij een Melk4Kids-ambassadeur en registreer je bezoek op melk4kids.be.

Het gevaar van de lat lager leggen om leraar te worden

In de afgelopen vier jaar heeft bijna elke staat zijn normen voor toegang tot het onderwijs verlaagd. Ik weet dit maar al te goed, aangezien ik een beleidsmaker was in een van die staten.

In maart 2020 sloten de testcentra voor lerarenlicenties in Massachusetts hun deuren. We werden overspoeld met berichten van voorbereidingsprogramma's voor leraren en districten die zich zorgen maakten dat kandidaat-leraren geen licentie zouden kunnen krijgen zonder toegang tot de tests. We handelden onder de uitgeroepen noodtoestand en gaven noodvergunningen af aan aanvragers die de licentietest van de staat niet hadden doorstaan. Geconfronteerd met een crisis hebben we noodzakelijke, maar gebrekkige stappen ondernomen om het probleem op te lossen. Zoals te verwachten was, gingen veel van de leraren met noodlicenties lesgeven in de districten met de hoogste armoede in onze staat.

Ik maakte me veel zorgen over de impact op studenten.

Aanvankelijk leek de impact van het beleid gering. Een vroege studie vond weinig of geen verschil tussen traditioneel en noodgediplomeerde leraren. Bij het beschrijven van de bevindingen waren de media er snel bij om normen in de wind te gooien. Sommige schrijvers suggereerden dat we de noodvergunningen gewoon permanent zouden moeten maken en drongen er bij beleidsmakers op aan om deze zogenaamde barrières opnieuw te overwegen. Ik was verbaasd over de eerste resultaten: was er echt geen verschil tussen leraren die waren voorbereid en doorgelicht op hun inhoudelijke kennis, en degenen die dat niet hadden gedaan?

Niet zo snel!

Nieuw onderzoek, in april gepubliceerd door Ben Backes, James Cowan, Dan Goldhaber en Roddy Theobald, toont aan dat noodlicenties wel degelijk een verschil hebben gemaakt - een academisch schadelijke. Studenten die tussen 2021 en 2023 door deze leraren met een noodlicentie (ELT's) in klaslokalen in Massachusetts werden onderwezen, scoorden significant lager in wiskunde- en wetenschapsbeoordelingen dan andere studenten op dezelfde school die werden onderwezen door leraren zonder spoedeisende bevoegdheid. (Ze vonden geen waarneembare effecten voor het lezen van scores.) ELT's kregen ook lagere prestatie-evaluatiebeoordelingen dan hun collega's. En niet-testresultaten zoals afwezigheden en schorsingen waren iets slechter voor zwarte studenten die les kregen van ELT's. Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de studie, lees de blogpost van mijn collega Michael Sheehy.

Dus waarom liet de eerste studie geen verschil zien?

De nieuwe studie legt uit dat in de vorige studie veel leraren die in het eerste jaar van het beleid een noodlicentie ontvingen, al goed op weg waren om leraar te worden - inderdaad, de meesten van hen hadden een deel of het geheel van een voorbereidingsprogramma voor leraren voltooid, waren al geslaagd voor de eerste reeks licentietests of werkten op scholen. De latere ontvangers van de noodvergunning stapten koud de klaslokalen binnen, met weinig of geen relevante voorbereiding.

Dit bijgewerkte onderzoek illustreert hoe hoge licentienormen een beschermende kracht uitoefenen rond onze studenten, waardoor ze worden beschermd tegen de effecten van goedbedoelende maar slecht voorbereide docenten.

Vreemd genoeg is er weinig gerapporteerd over de meer recente studie - en ik heb zeker niet dezelfde luide stemmen gehoord die opriepen tot herstel van de licentietestvereisten of er bij beleidsmakers op aandrongen om noodlicenties in te trekken vanwege schade aan studenten.

Hoewel dit slechts één studie is, draagt het bij aan het bewijs dat de voorbereiding van leraren en hoge normen voor toelating er echt toe doen. De voorbereiding van leraren - en het signaal dat licentietests geven - is een belangrijke vangrail om ervoor te zorgen dat aspirant-leraren essentiële kennis hebben voordat ze de sleutels van het klaslokaal krijgen.

Toch zullen sommigen nog steeds beweren dat licentietests barrières vormen voor aspirant-leraren, vooral leraren van kleur. Deze studie toonde inderdaad aan dat ELT's raciaal diverser waren dan hun niet-spoedeisende gelicentieerde collega's, en dat ze iets meer kans hadden om in de klas te blijven dan leraren die binnenkwamen met standaardlicenties. Maar de test de schuld geven van het creëren van raciale ongelijkheden is als de thermostaat de schuld geven omdat hij je laat zien hoe warm je huis is. Er zijn misschien manieren om licentietests te verbeteren, en we moeten ze zeker ondervragen op raciale vooroordelen, maar de hoofdoorzaak van raciaal ongelijksoortige resultaten in ons lerarenbestand gaat dieper dan tests.

Vanwege systemische ongelijkheden in de toegang tot kwaliteitsonderwijs, zijn de slagingspercentages voor aspirant-leraren van kleur meestal lager dan die van hun blanke leeftijdsgenoten. Maar een lerarenbestand kan zowel divers als goed voorbereid zijn. Deze twee idealen sluiten elkaar niet uit. In plaats van vangrails voor effectief onderwijs te verwijderen, moeten onderwijsleiders in staten en voorbereidingsprogramma's voor leraren zich concentreren op het ondersteunen van aspirant-leraren van kleur, zodat ze de kennis en vaardigheden hebben om de licentietests te doorstaan.

Als we doorgaan met beleid dat ongekwalificeerde leraren naar de scholen met de meeste gekleurde studenten stuurt, zullen we een vicieuze cirkel in stand houden, waardoor studenten van kleur minder toegang hebben tot gekwalificeerde en effectieve leraren en vervolgens afstand doen van de verantwoordelijkheid wanneer ze zelf niet het hoogwaardige onderwijs hebben ontvangen dat ze nodig zouden hebben om gediplomeerde leraren te worden.

De bevindingen van de nieuwe studie over de impact van het noodlicentiebeleid van Massachusetts bevestigden mijn angsten: het was een vergissing om ongekwalificeerde, noodgediplomeerde leraren verantwoordelijkheid te geven over het leren van studenten. Het uitgeven van deze licenties was logisch toen het land in crisis verkeerde, maar het voortzetten van dit beleid verergert de ongelijkheid. Deze leraren gaan de klas in zonder de inhoud, kennis en vaardigheden die ze nodig hebben om

succesvol te zijn met studenten. Ze zijn minder effectief. En ze geven les aan de meest kwetsbare studenten tegen hogere tarieven. We moeten de normen voor het betreden van het beroep herstellen en ervoor zorgen dat aspirant-leraren de voorbereiding en, indien nodig, de financiële steun krijgen om aan die normen te voldoen.

Ik dring er ook bij meer staten op aan om in de voetsporen van Massachusetts te treden bij het evalueren van de effecten van hun personeelsbeleid voor leraren. Het zou voor de staat gemakkelijker zijn geweest om het beleid uit te voeren en nooit meer achterom te kijken - of om de eerste studie te accepteren, neutrale resultaten te vinden en aan te nemen dat de noodlicenties prima werkten. Massachusetts ging verder, bleef zijn beleid gedurende meer jaren evalueren en beëindigde als gevolg daarvan noodlicenties - een model van op gegevens gebaseerde beleidsvorming en focus op resultaten. Ik hoop dat andere staten hetzelfde zullen doen.

Tekst vertaald uit het Engels (G.Calders)

Oorspronkelijke tekst: Blog Pedro De Buyckere 3 augustus 2024, lectuur op zaterdag

Schoolvoorstellingen bij jou op school? Figurentheater Propop heeft een jarenlange ervaring in spelen op school! Een ruim aanbod van verschillende voorstellingen voor peuters, kleuters en lagere school zorgt voor een theaterervaring om nooit te vergeten! Met poppen, beweging, muziek, dans, acteren,… zorgen we voor theater op maat van school van hoogstaande kwaliteit!

Promoveren tot inspecteur-generaal onderwijs met een beladen erfenis

Een verrassing van formaat? De nieuwe inspecteur-generaal onderwijs is de kabinetschef van minister Weyts. Met ingang van 01 september 2024 volgt Katrien Bonneux de gepensioneerde Lieven Viaene op. Dergelijke kabinetsfuncties zijn nu eenmaal een springplank naar een topambt, de voorbeelden zijn legio.

Bij deze benoeming kan ik me dus wel iets voorstellen, maar begrijpen ligt veel moeilijker want ze roept bedenkingen op. De dame leidde namelijk een kabinet dat erin slaagde – wat Weyts ook moge beweren – de onafhankelijkheid van de inspectie te beknotten via allerhande beslissingen en ingrepen. Ergo: de onderwijsinspectie werd publiekelijk gedesavoueerd door gratuite uitspraken van Weyts uitgewerkt door zijn kabinet (o.a. de inspectie legt de lat te laag bij de doorlichtingen).

Weyts en Bonneux hebben derhalve de verontrusting over de onderwijsinspectie afgeroepen. Aan de inspectie is reputatieschade toegebracht. De vraag is of dit gezichtsverlies zich verder zal voortzetten. Als je zoals Weyts en zijn kabinet dergelijke uitspraken geregeld de media instuurt, worden ze op termijn geaccepteerde waarheden. En deze dame moet dan straks leidinggeven aan een korps van inspecteurs, hun vertrouwen winnen en het korps doorheen een muterend onderwijsveld loodsen !

Bonneux kwam als eerste uit het examen via een extern bureau. Van de 8 kandidaten werden er slechts 2 aan de Vlaamse regering voorgesteld. De spoeling was dus dun. Ik ga ervan uit dat het examen objectief is verlopen. Er zijn trouwens over haar aanstelling op 15 maart in de Onderwijscommissie van het Vlaams Parlement door de leden van de oppositie vragen gesteld over de procedure en de aanstelling.

Deze commissie was een uitloper van het ophefmakende interview in De Standaard van de voormalige IG over de politieke druk die de minister en het kabinet uitoefenden. Het interview was dus meer dan een storm in een glas water. In plaats van een hoorzitting of een zitting achter gesloten deuren – gevraagd door de oppositie – werd er een gedachtewisseling tussen Weyts en Viaene opgezet over de onafhankelijkheid van de inspectie.

Deze commissie miste echter haar doel. We kregen een soms aanmatigende Weyts, die zijn grote gelijk probeerde te halen versus een bedachtzame, iets te onderdanige Viaene, die met goede bedoelingen een gedachtewisseling op gang poogde te brengen.

In het persbericht verspreid door het kabinet wordt Weyts’ rechterhand bewierookt als zijnde iemand met een stevige staat van dienst in het onderwijsbeleid van het departement. Dat zou er nog aan moeten mankeren. Je moet als minister uiteraard deze keuze naar buiten toe legitimeren. Haar sporen heeft ze evenwel

niet verdiend binnen de schoolmuren, in het concrete werkveld van de inspectie of binnen de coördinerende inspectie. En dat is een breuk met de aanstellingen van IG’s in het verleden en vooral een flinke handicap.

Het persbericht sluit af met de gekende en tot in den treure door Weyts herhaalde retorische slagzin: ‘Minder planlast en zorgen voor meer kwaliteit zijn de uitdagingen voor de inspectie’. Voor kritische beschouwingen daaromtrent zie mijn vorige bijdragen. Maar over dat haast mythische begrip planlast nog het volgende. De inspectie heeft sedert haar oprichting in 1991op dat vlak een zeer lange weg afgelegd, werkt nu zelfs met een planlastcalculator ten dienste van de scholen en publiceerde een eerste planlastrapport (2022-2023). Moet er nog zand zijn ?

Waakzaamheid is geboden. Want zal Bonneux’ functioneren als IG een doorslagje zijn van haar controlegreep op het inspectiekorps? En zal ze hierbij wel in volle onafhankelijkheid t.a.v. de politiek kunnen functioneren? De politieke benoeming werpt nog een crucialer vraag op. Wat als de volgende minister van onderwijs niet van NV-A-signatuur is? En binnenskamers? Zullen er spanningen en discussies ontstaan met het inspectiekader? Tenslotte hoe zullen de inspecteurs reageren? Zullen ze een argwanende houding aannemen, vertaald in een kritische opstelling?

Volgens de deontologische code mogen inspecteurs trouwens een persoonlijk standpunt innemen, dus. Kortom, Bonneux vat alvast haar nieuwe job aan met een beladen erfenis.

Opinie Henri Christiaen De Wereld Morgen.be 24 mei 2024

Henri Christiaen (1952) studeerde af aan het Koninklijk Atheneum Oostende en als licentiaat economische wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel, is geaggregeerde in het secundair onderwijs en behaalde later een bijzondere licentie in het pedagogisch-didactisch onderzoek. In het verleden les gegeven in het ASO,BSO,TSO en in Sociale Promotie en aan de School voor Bestuurswetenschappen. Hij was deeltijds assistent aan de VUB, werkte verder als pedagogisch adviseur ARGO en is ere-inspecteur economie.

Hij schreef o.a. recensies in de onderwijskundige tijdschriften Persoon & Gemeenschap en Delta (Hoger Onderwijs). Verder verzorgde hij ook radioprogramma’s op Radio 1 voor het socialistische August Vermeylenfonds over o.a. economie, ethiek en cultuur en de verzuiling in de ziekenhuissector.

MET AUDIOGIDS

DOOR WOUTER DEPREZ

De middeleeuwen, een veelzijdige ontdekking.

Over de middeleeuwen doen hardnekkige misvattingen de ronde. Boeken, games en tv-series stellen deze periode voor als duistere tijden. Kom met je klas naar het Yper Museum en laat je leerlingen zien hoe kleurrijk de middeleeuwen echt waren. 30.03.2401.12.24 LAKENHALLEN Grote Markt 34 Ieper EXPO

Alle info op: www.ypermuseum.be/scholenaanbod

Lesmethodes voor kleuters

Krullenbol

Voorbereidend schrijven

In deze blended methode vormt schrijfritmiek de rode draad en beschik je over een apart aanbod grootmotorisch bewegen.

Pistache kleuter

Taalinitiatie Frans

Kleuters leren het Franse klankenregister op een leuke manier kennen.

Matti en Mona kleuter

Taalinitiatie Nederlands

Dit multimediale pakket stimuleert anderstalige en taalarme kleuters op een speelse en efficiënte manier om Nederlandse woorden te leren en zinnen te maken.

Wiskunde

Wordt verwacht: Kadet kleuter

Een eerste kennismaking met wiskunde in de kleuterklas tijdens vrij spel, interacties en activiteiten met een rijk aanbod aan materialen.

Alle kleuters tellen mee

Leer in dit naslagwerk alles over de vroege wiskundige ontwikkeling bij kleuters

Nore Wijns
Joke Torbeyns
Hilde Rabaut Lieven Verscha el

Wat is metacognitie en zelfregulerend leren?

Metacognitie en zelfregulatie doen leerlingen explicieter nadenken over hun leerproces. Vaak krijgen ze specifieke strategieën aangereikt om hun leerproces te kunnen plannen, sturen, monitoren en evalueren.

De aanpak is doorgaans zo ingericht dat leerlingen een repertoire aan strategieën aangeleerd krijgen en dat ze de beste strategie voor een bepaalde leertaak leren selecteren.

Zelfregulerend leren kan in drie hoofdcategorieën worden onderverdeeld:

• Cognitie - het mentale proces van weten, begrijpen en leren;

• Metacognitie - vaak omschreven als ‘leren leren’;

• Motivatie - de bereidheid om onze (meta)cognitieve vaardigheden in te zetten.

Belangrijke bevindingen

• Het effect van inzetten op metacognitie (leren leren) en zelfregulerend leren is potentieel groot (+7 maanden leerwinst), maar het kan lastig zijn om dit effect ook echt te bereiken in de praktijk. Het vereist dat leerlingen meer verantwoordelijkheid nemen voor hun leerproces en inzicht ontwikkelen in wat ze nodig hebben om goed te kunnen presteren.

• De onderzoeksresultaten laten zien dat het effectief kan zijn dat leraren de leerlingen expliciet strategieën aanleren die hen helpen bij het plannen, monitoren en evalueren van bepaalde aspecten van hun leerproces.

• Deze aanpak heeft het meeste effect bij toepassing op moeilijke taken die deel uitmaken van de normale leerstof.

• Leraren kunnen laten zien hoe je metacognitieve en zelfregulerende strategieën effectief inzet door hun eigen denkprocessen aan de leerlingen voor te doen (modelling). Ze kunnen bijvoorbeeld vertellen hoe ze als expert denken als ze een tekst interpreteren of een wiskundeopdracht maken. Daarnaast kunnen ze gesprekken over metacognitie stimuleren, gerelateerd aan het doel van de les.

• Door scholing kunnen leraren zelf voldoende achtergrondkennis opbouwen over hoe metacognitie en zelfregulatie stimuleren werkt, leren hoe ze deze strategieën kunnen overbrengen op hun leerlingen.

Hoe effectief is deze aanpak?

Het gemiddelde effect van bezig zijn met leren leren en zelfregulatie is zeven maanden extra leerwinst in een jaar tijd.

Dit blijkt vooral effectief als daarbij in groepen wordt samengewerkt, zodat leerlingen elkaar kunnen helpen en tijdens gesprekken hun gedachten onder woorden kunnen brengen.

Achter het gemiddelde

• Onderzoek naar leerlingen in het lager onderwijs laat een groter effect zien (+8 maanden leerwinst) dan onderzoek naar leerlingen in het secundair onderwijs (+7 maanden leerwinst).

• Metacognitie en zelfregulerend leren zijn voor verschillende vakken ingezet en bleken vooral succesvol bij wiskunde en de wetenschappelijke vakken.

• Onderzoek waarbij digitale technologie werd ingezet, zoals intelligent tutoring systems die werken op basis van scaffolding, laat zeer grote effecten op de leerprestaties zien. Nederlandstalige versies van dit soort software is vooralsnog minder ingeburgerd.

Onderwijsongelijkheid wegwerken

Er is enige evidentie dat leerlingen uit kansengroepen minder vaak gebruik maken van metacognitieve en zelfregulerende strategieën als ze deze niet expliciet krijgen aangeleerd. Het expliciet uitleggen van deze strategieën kan leerlingen stimuleren om deze vaardigheden te oefenen en in de toekomst vaker te gebruiken. Met expliciete uitleg en feedback vergroot de kans dat leerlingen deze strategieën vaker zelfstandig toepassen en het een gewoonte wordt. Ze leren hun eigen leerproces te sturen en kunnen problemen waar ze tegenaan lopen in het vervolg zelf overwinnen.

Hoe kan je dit toepassen in jouw leeromgeving?

Bij metacognitie en zelfregulerend leren gaat het erom dat leerlingen hun eigen leerstrategieën monitoren en evalueren. De volgende elementen lijken onmisbaar te zijn voor een succesvolle aanpak:

• Een expliciete uitleg van strategieën voor metacognitie;

• Leerkrachten leggen aan de hand van hun eigen denkproces uit hoe metacognitie werkt (modelling);

• Leerlingen krijgen de gelegenheid om te reflecteren op hun sterke en zwakke punten en deze te monitoren, en om te bedenken hoe ze moeilijkheden kunnen overwinnen;

• Leerlingen krijgen genoeg uitdagingen aangeboden om effectieve strategieën te ontwikkelen. Het mag tegelijk niet zo moeilijk worden dat ze het lastig vinden om een strategie toe te passen.

Methodes die metacognitie en zelfregulatie stimuleren, zijn het meest effectief wanneer ze in het lesprogramma van een school en voor verschillende vakken zijn geïntegreerd.

Metacognitieve strategieën aanleren om zelf een opstel bij geschiedenis te evalueren zal anders blijken te zijn dan het aanleren van strategieën die een leerling zal gebruiken om zijn methodes voor het oplossen van een wiskundeprobleem te beoordelen.

Hoeveel kost deze aanpak?

Onderstaande informatie is gebaseerd op internationale gegevens en geeft daarom slechts een indicatie van de kosten in Vlaanderen.

De kosten voor het werken rond metacognitieve en zelfregulerende vaardigheden worden over het algemeen ingeschat als zeer laag. De meeste kosten zijn voor professionalisering van de medewerkers: zij moeten immers inzicht krijgen in processen voor metacognitie en zelfregulatie om deze strategieën en vaardigheden goed te kunnen overbrengen op de leerlingen. Vaak gaat dit om opstartkosten om de aanpak in het lesprogramma te integreren.

De kosten kunnen oplopen omdat de kosten voor professionalisering variëren en omdat scholen ervoor kunnen kiezen om extra materialen aan te schaffen of medewerkers vorming en begeleiding aan te bieden op regelmatige basis. Uit onderzoeksresultaten blijkt dat de effectiviteit van de aanpak wordt beïnvloed door de mate waarin leraren begrijpen hoe ze de metacognitieve vaardigheden van leerlingen kunnen ontwikkelen.

Bij deze inschatting van de kosten wordt ervan uitgegaan dat scholen al betalen voor salarissen van de medewerkers, materialen en apparatuur en ruimtes om de lessen in te geven. Als deze noodzakelijke kosten nog niet werden gemaakt, zullen de totale kosten waarschijnlijk hoger uitvallen.

Beleidsteams en directeurs moeten niet alleen kijken naar tijd en kosten, maar ook bedenken hoe ze strategieën voor leren leren en zelfregulatie optimaal kunnen toepassen door leraren te helpen deze aanpak in de praktijk te brengen. Tegelijkertijd moeten scholen voorkomen dat ze leraren die onzeker zijn over hun kennis van deze strategieën en ze niet durven toe te passen, van zich vervreemden.

Hoe overtuigend is de evidentie?

De evidentie voor de effectiviteit van metacognitie en zelfregulerend leren is sterk. Er zijn 246 onderzoeken gevonden.

Houd rekening met het volgende over de onderzoeken in dit overzicht: een groot percentage van de onderzoeken is niet onafhankelijk beoordeeld. Evaluaties die zijn uitgevoerd door organisaties die betrokken zijn bij de aanpak, commerciële aanbieders bijvoorbeeld, laten vaak een groter effect zien. Dat kan het totale effect van de aanpak of methode beïnvloeden.

Net als bij andere onderzoeksreviews laat de Toolkit het gemiddelde effect van een aanpak zien, op basis van wetenschappelijk onderzoek. Het is belangrijk om naar je eigen context te kijken en te vertrouwen op je oordeel als professional wanneer je een aanpak wilt toepassen in jouw onderwijspraktijk.

Leerpunt - Toolkits

UITLEENDIENST MALLE

De Uitleendienst Malle verhuurt audiovisuele toestellen aan onderwijs- en overheidsinstellingen die gevestigd zijn in de provincie Antwerpen. Neem zeker een kijkje op: http://uitleendienstmalle.be

03 312 80 18 uitleendienst@provincieantwerpen.be

Ouders betrekken

VIRBO-CONGRES THEMA: ONDERBOUWDE KWALITEITSZORG “GRAND CRU”

woensdag 19 tot en met vrijdag 21 maart 2025

Hostellerie du Mont Aimé***

4 – 6 rue de Vertus

51130 Bergères-lès-Vertus

Frankrijk

Tel: +33 3 26 52 21 31

Hotelfaciliteiten: restaurant, bar, comfortabele rookvrije kamers, verwarmd zwembad

Activiteiten en diensten: verschillende vergaderzalen, gratis WIFI, fitness, parking

ACCOMMODATIE & MOGELIJKHEDEN

• Vegetarische maaltijden mogelijk (vermelden op inschrijvingsformulier)

• Verblijf in single of dubbele kamer

• Gratis WIFI

• Dranken bij de lunch en het diner zijn inbegrepen in inschrijvingsprijs (volgens beschrijving)

• Dranken op woensdagavond (2 consumpties) en bij avondactiviteit donderdag inbegrepen (frisdranken, wijn en bier, geen cocktails of sterke dranken)

• Donderdagnamiddag = champagneproeverij aangeboden door VIRBO

• Was je aanwezig op de VIRBO Happening dan wacht je een verrassing !

Ontvangst deelnemers: dinsdagavond (optie) of woensdagmorgen

DAGINDELING

• Ontbijtbuffet: 07.00 tot 09.00

• Woensdagvoormiddag, donderdagvoormiddag en vrijdagvoormiddag:

- diverse sessies van 09.00 tot 13.00 (zie programma onderaan), koffiepauze ± 11.00

- Inhoudelijke items volledig uitgewerkt tegen begin oktober -> communicatie via digitale weg en de website www.virbo.be.

• Thema seminarie: Zorg !

• Woensdag- en donderdagmiddag: lunch om ± 13.15, vrijdag om ± 12.30 (bij de lunch zijn niet-alcoholische dranken inbegrepen)

• Woensdagavond: 3-gangenmenu (frisdranken, wijn en bier inbegrepen)

• Donderdagavond: Feestdis (frisdranken, wijn en bier inbegrepen)

• Wie vegetarische maaltijden wenst en/of allergieën heeft, vermeldt dit bij de inschrijving

KOSTPRIJS

Het seminarie is alleen toegankelijk voor leden VIRBO. De basisprijs omvat het verblijf van woensdag 08.00 tot en met vrijdag 15.00.

Tussenkomst VIRBO voor alle leden € 150,-.

Inbegrepen:

• Het gebruik van de zalen en de kosten van de lesgevers, WIFI, de koffiepauzes en de maaltijden zoals beschreven, de overnachtingen, de proeverij en het gebruik van de hotelaccommodaties. Bij elke maaltijd en ’s avonds zijn de dranken inbegrepen.

• Basisprijs dubbele kamer € 635,- p/p VIRBO-prijs € 485,- p/p

• Basisprijs single kamer € 670,-p/p

VIRBO-prijs € 520,- p/p

OPTIE

Overnachting in single of dubbele kamer op dinsdagavond 18 maart 2025 met ontbijt woensdagmorgen

Dubbele kamer: + € 130,- excl. diner op dinsdagavond; + € 150,- incl. diner op dinsdagavond

Single kamer: + € 150,- excl. diner op dinsdagavond, + € 170,- incl. diner op dinsdagavond (diner tussen 19u en 21u, uitzonderlijk onderhandelde prijs voor het diner !)

• Er wordt een korting van € 90,- toegekend voor:

- Een inschrijver die niet deelneemt aan de sessies

- De vergezellende partner van een deelnemer

ANNULATIEKOSTEN

• Vóór 1 maart 2025: 10% te betalen

• Vóór 5 maart 2025: 50% te betalen

• Vanaf 5 maart 2025: 100% te betalen

INSCHRIJVING

Belangrijk !

• Beperkt aantal kamers (60) beschikbaar. Graag zoveel mogelijk een kamer delen (2 personen).

• Een kamer voor 2 wordt slechts geboekt als beide inschrijvingen binnen zijn.

• Snel reageren is aangeraden !

• Enkel inschrijven via onze website vanaf 14 oktober 2024: www.virbo.be.

• Indien meer inschrijvingen dan er plaats is, komt men op een wachtlijst terecht.

• Deelnemers kunnen op de website controleren of het seminarie betaald is of niet.

De geldige inschrijvingen worden chronologisch genoteerd en geplaatst. De deelnemers ontvangen per kerende een factuur.

De betaling moet gebeuren vóór 31 december 2024 op VIRBO-rekening: BE40 2930 0648 0463 – GEBABEBB.

Bij niet betaling binnen de termijn vervalt de inschrijving (na herinnering).

PROGRAMMA

Woensdag 19 maart 2025

08.15 – 09.15 Aankomst deelnemers in Hostellerie du Mont Aimé

09.30 – 12.45 Eerste vergadersessie met koffiepauze rond 11.00

13.00 Lichte lunch (niet-alcoholische dranken inbegrepen)

Vanaf 14.00 Vrije namiddag

19.30 3-Gangenmenu (frisdranken, wijn en bier inbegrepen)

Gezellig samenzijn (2 consumpties aangeboden door VIRBO – bier, wijn of frisdrank)

Overnachting

Donderdag 20 maart 2025

07.00 – 09.00 Ontbijtbuffet

09.00 – 13.00 Keuze uit 3 workshops (nog te bepalen, meer info op website)

09.00 – 10.45

10.45 – 11.00 koffiepauze

11.00 – 13.00 zelfde items worden opnieuw aangeboden

13.15 Lichte lunch (niet-alcoholische dranken inbegrepen)

14.00 Champagneproeverij ‘Yveline Prat’

19.30 Feestdis (frisdranken, wijn en bier inbegrepen) Gezellig samenzijn (muziek tot max. 02.00)

Overnachting

Vrijdag 21 maart 2025

07.00 – 10.00 Ontbijtbuffet

10.00 – 12.30 Emeritus Prof. Dr. Piet Van Avermaet: ‘Staat krachtig taalvaardigheidsonderwijs in een meertalige context onder druk?’

12.30 Lunch (niet-alcoholische dranken inbegrepen)

14.30 Einde seminarie

MEER INFORMATIE

• Over de onderwerpen: Didier Van de Gucht

• Over het verblijf: Gerda Calders

• Website VIRBO www.virbo.be

• Info over Hostellerie du Mont Aimé www.hostellerie-mont-aime.com

Recensie team Mariagaarde uit Borgerhout 2023:

“Kleuters worden helemaal meegenomen in de vertelling ‘Felix zoekt geluk’. Er is plek om mee te doen en te bewegen. Het sluit helemaal aan bij hun leefwereld. Het was heel fijn voor klein, maar ook voor groot. Prachtig om te zien hoe een prentenboek tot leven komt.”

De Verhalenkat

Brengt interactief en muzikaal verteltheater

naar uw school.

Gebaseerd op de bestsellers van geluksexpert Leo Bormans.

Voor kinderen van 2,5 – 12 jaar.

Vraag vrijblijvend een offerte via: www.deverhalenkat.be

Onze Seniorenwerking

School:

Naam en voornaam:

Persoonlijk adres en telefoonnummer:

Zit je loopbaan als directeur er binnenkort op en wil je graag contact houden met collega’s, mail dan snel onderstaande gegevens naar gerda.calders@gmail.com, zo blijf je op de hoogte van onze werking. Partners zijn ook steeds welkom !

Persoonlijke e-mail:

Eventueel naam en voornaam partner:

Twee maal per jaar (laatste donderdag van september en april) organiseren we voor onze senioren een daguitstap waarbij we de nadruk leggen op het culturele en het aangename. Alle leden (€ 20 lidgeld per schooljaar) worden hierop uitgenodigd.

Aarzel niet om lid te worden en deel te nemen aan de verschillende culturele activiteiten! Het zijn ideale gelegenheden om oud-collega’s terug te zien!

Laat leerlingen niet langer het slachtoffer zijn van het succes van het

Nederlandstalig onderwijs in Brussel

‘Regeringsonderhandelaars, maak werk van verplichte examens Nederlands voor Nederlandstalige scholen in Brussel’, stelt Dirk Berckmans. Hij geeft voorbeelden van wat er fout loopt, en biedt de Vlaamse regeringsonderhandelaars oplossingen.

Wanneer men het heeft over het grote succes dat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel bij anderstaligen al zoveel jaren kent, zou kunnen worden verwacht dat ik mij hierin, als taal- en cultuurflamingant, verheug.

Natuurlijk vind ik het positief dat vele Frans- en anderstalige ouders hun kinderen zo graag naar het Nederlandstalig onderwijs sturen – het is ooit wel anders geweest. Al die anderstalige ketten zullen na hun loopbaan in het Nederlandstalig onderwijs geen Vlamingen worden, en dat is ook niet nodig. Wel zullen ze op zeer grondige wijze kennis hebben gemaakt met de Nederlandse taal en de Vlaamse cultuur.

Maar het is precies op dat punt waar het schoentje in de praktijk stevig knelt.

Met de boutade ‘het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is het slachtoffer van het eigen succes’ heeft men vooral het gebrek aan capaciteit voor ogen dat te wijten/te danken is aan het toenemend aantal – ook anderstalige – leerlingen dat op zoek is naar een plaatsje in een Nederlandstalige school in Brussel.

Mede hierdoor is er in datzelfde onderwijs ook een gebrek aan leerkrachten die de vele klassen moeten bemannen en bevrouwen. Meestal blijft het bij die twee vaststellingen en dat is helemaal niet terecht. Er zijn nog andere slachtoffers dan het onderwijs an sich. Met name heel wat leerlingen zijn de eerste en belangrijkste slachtoffers van het succes van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en verdienen meer aandacht, om niet te zeggen de meeste aandacht.

Enkele voorbeelden uit het leven gegrepen:

• Een jongen uit een volledig Franstalig gezin volgde het lager onderwijs in wat (destijds?) een gereputeerde Nederlandstalige school in de Vlaamse Rand is (was?). Vervolgens ging hij naar een andere, eveneens Nederlandstalige, middelbare school. Op het einde van het eerste jaar kreeg hij daar te horen dat hij niet langer op die school kon blijven, wegens zijn onvoldoende kennis van het Nederlands.

• Een Franstalig koppel vroeg een vriend van mij om hun zoon, in het eerste middelbaar in een Nederlandstalige school, wat te helpen voor het vak Nederlands. Zeer snel kwam hij tot de vaststelling dat het niet alleen om het vak Nederlands ging. Immers, alle andere vakken (behalve andere talen) worden in een Nederlandstalige school nu eenmaal ook in het Nederlands onderwezen … Zijn onvoldoende kennis van het vak Nederlands als dusdanig leidde vanzelfsprekend ook tot problemen, onder andere wat de verstaanbaarheid betreft, met de andere vakken. Het volstond dus helemaal niet de kennis van het Nederlands van de jongen even bij te spijkeren. Ook deze jongen had het lager onderwijs volledig in een Nederlandstalige school gelopen.

• Gedurende het voorbije schooljaar gaf ik als deeltijdse zij-instromer gedurende enkele maanden les in een Nederlandstalige school in Brussel. Benevens het feit dat ik deze boeiende en zeer leerrijke ervaring kan aanraden aan alle critici die het gemunt hebben op de weinige uren die leerkrachten wekelijks zouden werken en de vele en lange vakanties die ze er op de koop toe bijkregen, stelde ik vast hoe erg het bij een aantal leerlingen wel gesteld is met hun kennis van het Nederlands. Ook hier laat de onvoldoende kennis van het Nederlands haar negatieve invloed gelden wat de andere in het Nederlands gegeven vakken betreft. Ik schrijf bewust ‘een aantal’ omdat het niet mijn gewoonte is te veralgemenen, laat staan te verabsoluteren.

Paper zonder fouten

Dit betekent helemaal niet dat wij als Nederlandstaligen hoog van de toren moeten blazen: ook bij te veel leerlingen uit volledig Nederlandstalige gezinnen is de kennis van het Nederlands vandaag van een vaak bedroevend laag niveau.

Daarbij komt dat ouders, zowel Nederlands- als Franstaligen, ervan uitgaan dat hun kinderen in het Nederlandstalig onderwijs zowel goed Nederlands als Frans zullen leren. Ook op dit punt moeten we als Nederlandstaligen in eigen boezem kijken: het kennisniveau van de Franse taal is vandaag bij heel wat Nederlandstaligen ondermaats.

Voor leerlingen die na een volledige loopbaan in het Nederlandstalig lager en middelbaar onderwijs nog steeds een onvoldoende kennis van het Nederlands hebben, ogen de gevolgen niet echt fraai: wij leveren hen immers een diploma af dat geacht wordt ervoor garant te staan dat zij goed Nederlands kennen en, bij uitbreiding, ook de andere vakken goed beheersen. De gegeven voorbeelden maken duidelijk dat de diploma-vlag de kennis-lading niet (altijd) dekt. Als Vlaamse Gemeenschap bewijzen wij de leerlingen helemaal geen dienst bij het behalen van een dergelijk diploma:

• Wanneer die leerlingen gaan solliciteren en de eventuele toekomstige werkgever stelt vast hoe pover het gesteld is met de kennis van het Nederlands is het begrijpelijk dat die werkgever zich ook vragen gaat stellen wat er van de kennis van de andere vakken is overgebleven. Waar het voor het – mondelinge – sollicitatiegesprek misschien nog enigszins kan meevallen, is het alvast een ander paar mouwen voor het aan aanwerving voorafgaand schriftelijke gedeelte betreft (motivatiebrief, curriculum vitae, eventuele schriftelijke proef). Welke werkgever zal ervan gediend zijn dat zijn in het Nederlandstalig onderwijs geschoolde bediende geen twee volzinnen foutloos kan neerschrijven?

• Het probleem stelt zich evenzeer voor leerlingen die na het secundair onderwijs verder studeren: zo herinner ik me enkele jaren geleden in Knack een artikel te hebben gelezen waarin een universiteitsprofessor zijn beklag deed dat eerstejaarsstudenten – ja, ook zij die uit het aso kwamen – er niet meer in slaagden een paper van enkele bladzijden in behoorlijk Nederlands en zonder al te veel fouten in te leveren.

‘Verloren tijd’

Is de situatie nu hopeloos en uitzichtloos? Helemaal niet. Vooreerst zijn er – ja, ook vandaag – nog steeds leerlingen die de Nederlandse taal meer dan behoorlijk of zelfs zeer goed machtig zijn. En, bij voortduur, hebben die leerlingen ook weinig problemen met de verstaanbaarheid voor de andere vakken die ook in het Nederlands worden onderwezen. Vervolgens zijn er ook voor de minder talige leerlingen oplossingen waarvan ik er hierna een aanreik.

Maar eerst nog deze kanttekening: de leerlingen die het Nederlands goed beheersen zijn eveneens slachtoffer. Immers, wanneer er meer tijd moet worden besteed aan het herhaaldelijk uitleggen van de leerstof aan de groep leerlingen die moeilijkheden heeft met de Nederlandse taal, leidt dit ook tot ‘verloren tijd’ voor de leerlingen die deze taalproblemen niet hebben.

Die situatie kan enigszins worden vergeleken met het ‘lesgeven voor het gemiddelde niveau van de klas’. Tot deze leermethode (sic) werd, inmiddels al vele jaren geleden, besloten door, al dan niet bevoegde, politici, met alle kwalijke gevolgen van dien: de leerlingen die onder het gemiddelde niveau zitten, kunnen nog steeds niet mee; zij die er boven zitten, gaan zich al snel vervelen en verliezen aldus hun nuttige tijd. Zoveel jaar na datum geeft onderwijsexpert Dirk Van Damme ootmoedig toe dat de focus op de gemiddelde leerling faliekant is afgelopen. Mocht het niet zo intriest zijn, zou het bijna ironisch klinken dat ons onderwijs vandaag nog steeds scherp stelt op gemiddelden, ditmaal op het gemiddelde taalniveau van de leerlingen.

Het feit dat heel wat leerlingen vandaag een diploma Nederlandstalig onderwijs krijgen dat niet meer voldoende het label ‘kwaliteitsvol’ reflecteert, is hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid van de bevoegde politici. Het is nu, tijdens de formatie van de Vlaamse regering, het momentum om hieraan iets te doen.

Iedereen het taalbad in

Een oplossing bestaat erin om anderstalige leerlingen bij hun inschrijving in het Nederlandstalig lager onderwijs in Brussel te verplichten een examen Nederlands (geen kleine, vrijblijvende test) af te leggen waarbij de lat om te slagen voldoende hoog ligt.

Wie niet slaagt moet gedurende een volledig schooljaar, en voltijds, Nederlands leren (woordenschat, spraakkunst, lezen, schrijven, spreken, …) vooraleer het eigenlijke eerste leerjaar te kunnen aanvangen. Aangezien een aantal van die leerlingen buiten de school weinig of helemaal niet in contact komt met de Nederlandse taal, kunnen buiten schooltijd bijkomende taken worden opgelegd: Nederlandstalige krantenartikelen en boeken lezen, naar Nederlandstalige tv-programma’s kijken, enzovoort. Ook die taken mogen niet vrijblijvend zijn en moeten op school worden getoetst.

Een gelijkaardige procedure moet worden herhaald bij de inschrijving in het Nederlandstalig secundair onderwijs. De Franstalige jongens uit mijn twee eerste voorbeelden hadden het lager onderwijs immers volledig in een Nederlandstalige school gevolgd, maar dit volstond niet om ook de secundaire school in het Nederlandstalig onderwijs met succes te kunnen doorlopen. Vanzelfsprekend moet de lat voor het ’toelatingsexamen’ Nederlands voor het secundair onderwijs hoger liggen dan die voor de ‘ingangsproef’ Nederlands voor het lager onderwijs.

Terloops, een school zou ook moeten kunnen beslissen om dit examen en, indien nodig, het bijkomende jaar immersie Nederlands eveneens op te leggen aan Nederlandstalige leerlingen. Iedereen gelijk voor het decreet, en in voorkomend geval, iedereen in het taalbad.

Het graf van Vondel

Is dit een sanctie voor de betrokken leerlingen? Is een jaar dat wordt besteed aan het grondig leren van een taal een ‘verloren jaar’? De vragen stellen is ze beantwoorden. Door de goede kennis van het Nederlands die ze tijdens dit extra jaar verwerven, vergroten hun slaagkansen in het lager respectievelijk secundair Nederlandstalig onderwijs aanzienlijk. Op het einde van hun schoolloopbaan zullen ze dan wel een diploma behalen dat de weerspiegeling is van het kwaliteitsvolle onderwijs dat ze hebben gevolgd. In het bijzonder zal dit voor de betrokken leerlingen in het hoger onderwijs en tijdens hun latere beroepsleven een stevig pluspunt zijn. Meer in het algemeen zal dit ook positief uitstralen voor de latere rol die zij zullen spelen in de maatschappij.

Ook voor het Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen is een dergelijk voorstel het overwegen waard.

Ik richt mij tot de politici die vandaag werken aan de vorming van een nieuwe Vlaamse regering: laat leerlingen niet langer het slachtoffer zijn van het succes van het Nederlandstalig onderwijs. Maak dat leerlingen opnieuw een door het Nederlandstalig onderwijs afgeleverd diploma die naam waardig zullen krijgen. Dan zullen zowel Joost van den Vondel als Molière, geboren JeanBaptiste Poquelin, zich opnieuw met genoegen kunnen omdraaien in hun graf zonder dat we hun respectieve taal nog langer zoveel geweld aandoen.

Dirk Berckmans

Licentiaat (master) in de Handels- en bestuurswetenschappen. Voormalig gemeenteraadslid in Sint-Jans-Molenbeek03-08-2024, 05:00Bijgewerkt op: 03-08-2024, 10:01

Knack

COMPLEET LEREN STUK VOOR STUK

Kandidaat-leraars scoren slecht op starttoetsen wiskunde en Frans, vanaf volgend schooljaar verplicht bijscholing

Toekomstige studenten in de lerarenopleiding lager onderwijs die niet slagen voor hun starttoets Frans of wiskunde zijn vanaf volgend schooljaar verplicht hun kennis bij te spijkeren. Dat beslisten de Vlaamse Hogescholenraad en de Vlaamse regering na tegenvallende resultaten op de toetsen. Daarnaast moeten alle starters in de lerarenopleiding ook een bindende toets Nederlands afleggen. Dat kan vanaf deze week op de hogescholen.

Fien Macken ma 24 jun 05:05

Wie graag een educatieve bachelor wil volgen om leerkracht te worden, moet daarvoor eerst een starttoets afleggen. De bedoeling is om zo de parate kennis van de starters te testen. Maar de resultaten voor de toets Frans en wiskunde die studenten lager onderwijs moeten afleggen, zijn niet denderend.

Voor de starttoets wiskunde behaalde 37 procent van de studenten vorig jaar een onvoldoende. Voor Frans slaagde slechts 5 procent voor het onderdeel grammatica, 16 procent voor lezen en 41 procent op het luistergedeelte.

"De resultaten zijn niet goed, maar dat was ook de verwachting", zo reageert Marc Vandewalle, voorzitter van de Vlaamse Hogescholenraad op de resultaten. "We weten dat de leerkrachten in het secundair onderwijs aangeven dat er best nog wat werk moet verzet worden en we kennen ook de PISA-resultaten."

"Voor Frans is het een erg specifiek probleem", aldus Vandewalle die daarmee doelt op het feit dat meestal enkel leerlingen in het 5e en 6e leerjaar Frans krijgen. "We moeten ons daarom afvragen of elke leerkracht lager onderwijs wel het onderdeel Frans voor zijn rekening moet nemen. Dat moeten we bekijken met het hele onderwijsveld."

Onderwijs

Steeds meer leerkrachten in onderwijs, maar kwart van starters stopt binnen 5 jaar met lesgeven wo 22 mei19:00

De Vlaamse Hogescholenraad is intussen in gesprek gegaan met de verschillende onderwijskoepels. "Om te bekijken wat we langs beide kanten beter kunnen doen. En samen met de Vlaamse minister van Onderwijs (Ben Weyts, N-VA) hebben we een engagementsverklaring afgesloten. Daarin bekijken we hoe we samen studenten kunnen opleiden en de kwaliteit versterken."

80 procent slaagt voor Nederlands

Naast de starttoets Frans en wiskunde, moeten alle kandidaat-leraars ook een starttoets Nederlands afleggen. Ook wie in de lerarenopleiding voor het middelbaar en kleuteronderwijs wil starten, moet die test dus doen.

80 procent van de studenten slaagde bij de vorige starttoetsen. "Deze resultaten zijn wél heel behoorlijk", vindt Vandewalle.

De studenten die een onvoldoende behaalden (20 procent), konden beginnen aan de opleiding, maar voor hen was er wel al een verplicht remediëringstraject dit jaar. Dat bestaat uit online oefeningen waarvoor de studenten 1 jaar de tijd krijgen. Daarnaast kunnen hogescholen zelf extra lessen en begeleiding organiseren, individueel of in groep.

"Voor het kleuteronderwijs werken we bijvoorbeeld vaak met de hele klasgroep, omdat we weten dat daar heel veel studenten niet of maar juist door zijn op hun toets", vertelt Greet Decin, programmadirecteur van de lerarenopleiding aan de hogeschool UCLL.

"En voor studenten die echt een grote sprong moeten maken, werken we samen met het Centrum voor Volwassenenonderwijs dat trajecten op maat aanbiedt."

Studenten bso scoren relatief goed

Studenten die vanuit het aso doorstromen scoorden het hoogste op de toets Nederlands (gemiddeld 69 procent). Leerlingen die vanuit het bso kwamen, behaalden gemiddeld 50 procent. Let wel: alle deelnemers kregen dezelfde toets, gebaseerd op het niveau van de eindtermen Nederlands voor het aso.

"De score van de leerlingen uit het bso verbaast mij niet", zegt Decin. "Ze hebben vaak een hele hoge motivatie om in het hoger onderwijs te starten. Een hele stap voor sommigen. Ze willen dan ook tonen dat ze het kunnen."

Voor dit jaar zijn er nieuwe starttoetsen gemaakt, gebaseerd op de eindtermen in de dubbele finaliteit (het vroegere tso).

De resultaten zeggen niet noodzakelijk iets over of iemand kan afstuderen als goede leerkracht

Marc Vandewalle, voorzitter Vlaamse Hogenscholenraad

De starttoets Nederlands werd daarnaast vorig jaar voor het eerst op de hogescholen afgelegd in plaats van thuis. Al blijkt dat weinig effect te hebben op de resultaten. De toetsen wiskunde en Frans kunnen studenten nog altijd van thuis uit maken.

"We hebben elke potentiële leerkracht nodig. Dat mogen we niet vergeten", besluit Vandewalle. "De resultaten zeggen niet noodzakelijk iets over of iemand al dan niet kan afstuderen als goede leerkracht. Laten we dat zeker voor ogen houden."

VRT nieuws

Gemeenschapsonderwijs wil dat kleuters vanaf 3 jaar al verplicht les krijgen: "Taalachterstand vroeger wegwerken"

Koen Pelleriaux, de topman van het Gemeenschapsonderwijs (GO!), wil de leerplicht verlagen naar 3 jaar. Dat zegt hij in Het Laatste Nieuws. De verlaging zou onder meer de kennis van het Nederlands bij jonge kinderen verbeteren. "Net die kleuters die we nu niet bereiken, zouden er baat bij hebben om regelmatig naar de kleuterklas te komen", zegt GO!-woordvoerder Nathalie Jennes. "De leerplicht is een tijdje geleden al verlaagd van 6 jaar naar 5 jaar, maar wij pleiten ervoor om die nog verder te verlagen", zegt Jennes. In de kleuterklas leren kinderen bijvoorbeeld samenspelen en taken uitvoeren.

In de praktijk gaan de meeste kinderen al naar de kleuterklas wanneer ze tussen de 2,5 en 3 jaar oud zijn. Slechts een duizendtal kinderen doet dat niet. "We merken dat net de kleuters die we niet bereiken, er het meeste baat bij zouden hebben om regelmatig naar de kleuterklas komen."

"Dat is bijvoorbeeld belangrijk om de kennis van het Nederlands al op jonge leeftijd te verkrijgen", gaat ze verder. "Het gaat dikwijls om kinderen die hier geboren zijn, maar opgroeien in anderstalige gezinnen. Door de leerplicht te verlagen, zouden we die achterstand op vlak van taal op vroegere leeftijd al wegwerken."

Iets voor de volgende regering?

Zowel N-VA als Vooruit pleiten voor een leerplicht vanaf 3 jaar. N-VA nam het op in haar verkiezingsprogramma en Vooruit stelt zelfs een schoolplicht in plaats van een leerplicht voor. Het verschil tussen de 2: ouders kunnen ook aan de leerplicht voldoen door hun

kinderen thuis voldoende vorming te geven.

N-VA, Vooruit en CD&V zullen mogelijk de Vlaamse partijen zijn die in een federale regering stappen met MR en Les Engagés. De leerplicht verlagen is een federale bevoegdheid, maar CD&V is alvast niet overtuigd van de meerwaarde.

Katholiek Onderwijs geen voorstander

"Wij delen de doelstelling om leerlingen zo vroeg mogelijk in het kleuteronderwijs te krijgen", zegt Pieter-Jan Crombez, woordvoerder van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. "Dat is belangrijk om Nederlands te leren, maar ook voor gemeenschapsvorming en het aanleren van sociale vaardigheden."

Toch twijfelt de onderwijskoepel aan de doeltreffendheid van een verdere verlaging van de leerplichtleeftijd. "Die leeftijd is enkele jaren geleden al verlaagd en er is geen bewijs of die verlaging het gewenste effect heeft gehad", zegt Crombez. "Misschien moeten we daar eerst achter komen, voordat we de maatregel doortrekken."

"We zien vandaag ook dat 99,3 procent van de 4-jarigen en 98,2 procent van de 3-jarigen al naar de kleuterklas gaan. Bereik je die kleine groep die nog overblijft dan het beste met een verplichting? Het lijkt ons beter om te investeren in lokale netwerken, zoals buurtwerkers, om die mensen aan te spreken en te activeren. Zo kan je heel kleinschalig gaan detecteren waar de problemen zitten."

Giel Bosmans VRT Nieuws

Duik in een onvergetelijke zeeklassenervaring bij Horizon, waar de golven je begroeten en het strand en de duinen op een steenworp afstand liggen. Hier gaan avontuur en leren hand in hand. Aangepaste animaties, heerlijk eten, en een huiselijke sfeer in verzorgde gebouwen.

made

in Belgium

Ingegraven

kettingbanken bij GO!

XplowBeringen

Duurzame buitenklassen

Op zoek naar een leuke buitenklas, ontmoetingsplek of voordrachtsruimte in het groen?

Het is een frisse boost voor iedereen in de klas.

Laat praktische bezwaren niet in de weg staan: Onze kettingbanken kunnen zowel ingegraven als op de verharding geplaatst worden. Ze drogen snel na regen, gaan jarenlang mee en zijn onderhoudsvrij.

Neem contact met ons op voor meer informatie.

Vlaams onderwijsbeleid moet inzetten op competenties voor de 21e eeuw’

‘Nu ik als stagiair aan de andere kant van de klas sta, blijkt dat we nog steeds leerkrachten opleiden om de hoofden van leerlingen met kennis te vullen, ongeacht het praktische nut’, schrijft Jan-Peter Sandler. ‘Als onze kinderen het Vlaams kapitaal van de toekomst zijn, hoe maken we daar dan een schatkist vol aantrekkelijke parels van.’

Als leerling had ik voortdurend het gevoel dat ik iets van buiten moest leren om later opnieuw te vergeten. Nu sta ik als stagiair aan de andere kant van de klas en blijkt het dat we nog steeds leerkrachten opleiden om de hoofden van leerlingen met kennis te vullen, ongeacht het praktische nut. Voor de leerling is er niet veel veranderd. Hij komt nog steeds naar school om materie in zich op te nemen. Deze wordt dan op een toets of examenmoment gereproduceerd en daarna heeft hij het niet meer nodig. De leerkracht stelt zich tevreden met het aantonen dat de leerling op dat moment de overgedragen kennis bezit.

In de visietekst van de beleidsnota Onderwijs (2019) benadrukt Ben Weyts, Vlaams minister van Onderwijs dat kinderen het Vlaamse kapitaal van de toekomst zijn. Als een kapitalist wil de minister in leerlingen investeren om het kapitaal “te laten groeien en bloeien”. Die investeringen moeten het mogelijk maken dat leerkrachten “zich volop kunnen toeleggen op hun kerntaak: kennisoverdracht”. Maar strookt deze pedagogische visie over de leraar als een medium van kennis met wat de leerling in Vlaanderen nodig heeft?

Het Vlaams kapitaal

De visietekst is duidelijk doorprikt met economisch jargon, laat ons dan ook met de economie beginnen. Wat verwacht de werkgever van ons Vlaams kapitaal?

Volgens onderzoek van het Wereldeconomisch forum (WEF) zal er steeds meer ingezet worden op innovatieve technologie zoals digitale platformen en AI. Gepaard met technologische groei zal er meer vraag zijn naar cognitieve en analytische vaardigheden

zoals creativiteit, probleem-oplossend denken en technologische geletterdheid. Dit betekent volgens de studie dat 44% van de werknemers tegen 2027 zich zal moeten laten bijscholen om nieuwe vaardigheden te ontwikkelen.

In het jaarlijks onderzoek naar het talententekort in België door ManpowerGroup blijkt dat we met een talententekort zitten. Meer dan drie op vier werkgevers geeft aan het moeilijk te vinden om iemand aan te stellen. Bijna 60% overweegt om in het buitenland op zoek te gaan naar de zeldzame parel, een persoon met de gezochte vaardigheden. In het buitenland doet men het trouwens niet veel beter. Wereldwijd ondervinden werkgevers moeilijkheden om de juiste werknemers te vinden. Dit toont aan dat de transformatie die het WEF voorspelt, volop aan de gang is.

Bedrijven worden verwacht te beantwoorden aan toenemende ethische verwachtingen en zich aan te passen aan de ecologische transitie. Dat vereist meer creativiteit en samenwerking. Waar men vroeger op zoek was naar werknemers met diepgaande kennis, verlegt men nu de focus in de richting van andere competenties. Wereldwijd zullen de komende 5 jaar gezochte cognitieve vaardigheden met inbegrip van analytisch – en creatief denken het meest gezocht worden. In de top 10 basisvaardigheden voor de toekomst komt er slechts één vaardigheid voor waarin ook kennis een rol speelt, nl. technologische geletterdheid.

De Belgische werkgevers geven aan dat ze op zoek zijn naar soft skills. Ook het onderzoek van het WEF benadrukte dat er steeds meer aandacht voor vaardigheden is op de arbeidsmarkt. Als we met ons Vlaams kapitaal de noden van de arbeidsmarkt tegemoet willen komen, dan moet er ruimte worden gemaakt voor jong en oud om vaardigheden te ontwikkelen.

De kerntaak van de leerkracht

Door de stijgende nood aan vaardigheden stelt de vraag zich of ‘kennisoverdracht’ dan nog de kerntaak van de leerkracht is. Als ik als leerling 15 jaar geleden vroeg waarom ik iets vanbuiten moest leren, dan antwoordde de leerkracht dat ik toch niet afhankelijk zou willen zijn van een computer. Ik zou voortdurend dingen moeten opzoeken en dat duurt toch langer dan het nu te leren en voor eens en altijd te onthouden. Misschien was het een voorbode dat ik na elke zomervakantie me niets herinnerde, maar we kunnen tegenwoordig informatie in een oogopslag opzoeken op het internet en smartphones laten ons toe om dat overal te doen.

Doordat leerlingen en werknemers steeds meer gebruik kunnen maken van technologische ondersteuning zoals artificiële intelligentie om

informatie terug te vinden, zijn we minder belang gaan hechten aan wat iemand kent. We achten het belangrijker in een werkcontext dat een persoon in groep kan werken, initiatief kan nemen, creatief kan omgaan met data, … Om ons kapitaal te laten bloeien, moet er veel meer ruimte worden gemaakt om te werken aan de competenties waar werknemers naar op zoek zijn. De kerntaak van de leerkracht zoals beschreven hierboven moet dus minstens worden uitgebreid tot het inzetten op de ontwikkeling van competenties voor de 21e eeuw.

Inzetten op competentie ontwikkeling op school betekent ook dat we als samenleving de school, de rol van de leerkracht en de relatie ervan tot de leerlingen moeten bespreken. Er moet zeker ruimte blijven voor het overbrengen van basiskennis, maar die overdracht kunnen we versterken door de leerling de kennis te

laten toepassen in nieuwe contexten en situaties. Een Amerikaanse studie door Bitter en Loney in 2015 naar deeper learning vond dat wanneer leerlingen samenwerken om in real-world contexten hun kennis toe te passen zij hun eigen kennis verdiepen en samenwerkings- en communicatievaardigheden versterken. De leerkracht bood in deze studie regelmatig persoonlijk advies aan de leerlingen, maar de kennis verwierven ze zelf.

De kern van mijn visie voor een competent 21e-eeuws onderwijs is dus een bredere en gestructureerde leerervaring waarin leerlingen zelf het initiatief moeten nemen om hun kennis uit te diepen, beslissingen te nemen en nieuwe situaties te leren kennen. De leerkracht staat hier niet alleen vóór de klas, maar ook in de klas als een mentor en gesprekspartner om advies te geven en samen te reflecteren over successen en mislukkingen. Deze pedagogische visie laat toe om leerlingen een brede waaier aan vaardigheden te laten oefenen. Als we ons Vlaams kapitaal werkelijk willen laten bloeien, laten we er dan samen naar streven een competent onderwijs op te zetten dat van ons Vlaams kapitaal een schatkist vol aantrekkelijke parels maakt.

Jan-Peter volgt de opleiding Educatieve Master Wijsbegeerte aan de KU Leuven. Hij is dit jaar stagiair Filosofie in het Sancta Maria Leuven en begint aan een doctoraatsonderzoek aan het Institute for the Future naar competentie ontwikkeling in transdisciplinaire onderwijsvormen.

BOSKLASSEN

087/792050 www.mambaye.be

ACTIVITEITEN

SITUATIE : Spa - Ardennen

4 woonplaatsen Veilige speelruimte : 10 ha Ideale locatie : dicht bij het bos, de Venen, de stad en het station.

ontdek onze video

Rekenvaardigheid in kaart

brengen & versterken

Als onderwijsprofessional krijg je te maken met diversiteit in leerbehoeften, tempo en leerstijl.

Drie programma’s die je helpen de rekenvaardigheid van je leerlingen te ondersteunen en te versterken:

De Bareka rekentoets legt rekenhiaten bloot. De visualisatie via het Rekenmuurtje werkt verhelderend voor leerkrachten en motiverend voor leerlingen.

Bareka werkt handig samen met Rekensprint waarbinnen je gericht remedieert op die onderdelen waar de leerling op uitvalt. Inzetbaar vanaf fase 0.

Op speelse wijze verbeteren je leerlingen hun rekennauwkeurigheid en -snelheid met Rekenheld.

Probeer nu 2 maand gratis en begeleid de nieuwe programma’s Rekensprint en Bareka uit en geniet van 25% lanceringskorting!

Tijd voor ACTIE!

Meld je school nu aan voor een pilot en krijg 25% lanceringskorting op Bareka en Rekensprint en 15% pilotkorting op Rekenheld als je ermee verder gaat! (*) www.lexima.be/rekenvaardigheid

Je kennis verrijken rond het thema rekenen?

Raak geïnformeerd en vooral geïnspireerd via onze gratis nascholingen/ inspiratiesessies voor onderwijsprofessionals. Je bekijkt het volledige aanbod op www.lexima.be/inspiratie

Schrijf je nu in voor de online sessie op 15/10 met gastspreker Annemie Desoete, expert in leerstoornissen waaronder dyscalculie.

MET DE SCHOOL NAAR EEN JEUGDHERBERG!

•be@boma.be

•03/231.33.89

keuze uit 18 jeugdherbergen activiteiten op maat van de groep, het budget en het project alle maaltijden inbegrepen zee- , natuur- , stads- en herinneringsklassen

Bekijk al onze programma’s op onze scholenwebsite www.schoolklassen.be | schoolklassen@vjh.be

BOMA is de totaalleverancier van Schoonmaakmaterialen, middelen en machines voor Gemeenschapsonderwijs in Vlaanderen. Voor meer informatie betreffende jullie contractvoorwaarden neem contact op met Ann Janssens, Sales Manager Vlaanderen:

Senioren bezochten het Canada-Poland War II Museum en de tuinen van Adegem

Dankzij onze collega Karien Alleman konden we op 13 juni een bezoek brengen aan dit minder gekend, maar ongelooflijk rijk privaat museum met prachtige tuinen te Adegem. De eigenaar Gilbert Van Landschoot was onze welbespraakte gids die op zijn eigen dichterlijke en dikwijls olijke manier ons een stukje oorlogsgeschiedenis bijbracht waarover wij op school nooit iets leerden (o.a. de Slag om de Schelde en het belang van de regio).

Het Canada War Museum van Gilbert Van Landschoot werd op 28 juni 1995 geopend door de Vertegenwoordiger van Zijne Majesteit de koning en vele Belgische en Canadese prominenten te Adegem – Maldegem. Dit museum werd opgericht als gevolg van een belofte aan zijn vader Maurits Van Landschoot die in 1987 getroffen werd door een hartaanval. Op zijn sterfbed onthulde hij de rol die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog had gespeeld, iets waarover hij nooit gesproken had.

Lees hier het verhaal van Maurits Van Landschoot verteld door zijn zoon Gilbert :

Op 1 september 1939 zal Duitsland Polen binnenvallen en zo is dit het begin van de Tweede Wereldoorlog. België voelde zich bedreigd en begint vanaf midden september 1939 vliegvelden aan te leggen, waaronder ook een vliegveld te Adegem – Maldegem. De Tweede Wereldoorlog breekt uit voor België op 10 mei 1940, met als gevolg de start van de 18-daagse veldtocht tot 28 mei 1940. Op 27 mei bezetten Duitse troepen het Belgische vliegveld van Adegem – Maldegem. Op 28 mei 1940 legt België de wapens neer en begint de 4 jaar lange Duitse bezetting.

Mijn grootvader Camiel Van Landschoot had gezien dat de Duitse soldaten honger hadden en vrij agressief waren. Mijn vader Maurits en zijn broers Josef en Jules Van Landschoot brachten manden met eieren en vers gebakken brood naar de Duitse soldaten in de hoop dat de Duitsers onze families met rust gingen laten, maar dat was niet het geval, integendeel (de boerderij was gelegen vlak naast het vliegveld en de Duitsers begonnen zelf de koeien te melken omdat ze zoveel honger hadden).

Vanaf 15 juni 1040 voerden de Duitsers vele bouwmaterialen aan vanuit het treinstation van Maldegem om het bestaande vliegveld te vergroten alsook het aanleggen van wegen en rioleringen en het bouwen van bunkers met luchtafweergeschut en vliegtuigloodsen. Om al hun werk af te krijgen werden mannen opgeëist om verplicht te komen werken op het vliegveld onder begeleiding van de Duitsers.

Mijn grootvader Camiel had een boerderij met zes paarden en moest vier paarden afstaan aan de Duitse soldaten. De paarden

werden ingezet om beton en steenslag aan te voeren om de ringbaan aan te leggen rondom het vliegveld. Ze mochten twee paarden behouden en werden verplicht voedsel aan te leveren bij de Duitsers op het vliegveld. Doordat ze een grote boerderij hadden konden ze groenten en fruit alsook granen aanleveren voor de paarden waarvoor ze vergoed werden. Ze leverden meel om brood te bakken en konden zo hun ‘graanmaalderij’ behouden.

Mijn vader Maurits (oudste van tien kinderen) bracht voedsel bij de Duitsers met paard en kar op het vliegveld en kon het vertrouwen van de Duitse gevechtspiloten inwinnen.

Tijdens de 4 jaar lange Duitse bezetting werden alle landerijen gelegen op het Duitse vliegveld te Adegem – Maldegem omringd door een muur van prikkeldraad en betonnen wegen. Deze weg kreeg de naam “Ringbaan”. De landerijen tussen de “Ringbaan” en de startbaan werd door de plaatselijke boeren (aan wie de gronden toebehoorden) bewerkt, ingezaaid en geoogst, dit ook door de familie “Camiel Van Landschoot”. De weilanden werden door de dieren begraasd want de Duitsers wilden dat de omgeving er zo natuurgetrouw mogelijk uitzag. De landbouwers verkregen zo de toelating om hun percelen grond te gaan bewerken op het vliegveld en alles werd streng gecontroleerd. Toen de Duitse vliegtuigen uit Maldegem deel namen aan de Slag om Engeland en vele Duitse vliegtuigen door de Britten werden neergehaald, werden de gevechtspiloten zeer depressief. Ze vroegen aan mijn vader om alcohol binnen te smokkelen om zichzelf moed in te drinken en zo werd mijn vader hun vriend.

Op die manier kon mijn vader gemakkelijk rond de vliegtuigen komen om ze te saboteren. Hij draaide de vijzen van de benzine aanvoerleidingen half los die door de trillingen van de zware motoren verder open gingen en hierdoor crashten in de Noordzee. Zo kwamen er vaak vliegtuigen nooit meer terug.

Maurits was een spion en stuurde informatie met zijn draagbare geheime zender die verborgen zat in een klein valiesje. Het valiesje werd door zijn zusje verplaatst van de ene kant naar de andere kant van het dorp, recht voor de ogen van de Duitsers. Zij dachten dat zijn zus naar school ging met haar boeken of dat ze voedsel meenam. De spionageset werd verplaatst aan de hoogste bomen. De draden hingen in de bomen die dienden als antenne die mijn vader aan het zendtoestel aansloot en zo zijn berichten kon doorsturen.

Maar hoe kwam mijn vader aan alcohol voor de Duitsers? Maurits was een ‘kuiper’ (= personen die houten tonnen maken voor alcohol, voedsel, emmers, watertonnen,…). Hij leverde houten tonnen aan de sluikstokerijen en als vergoeding kreeg hij flessen jenever die hij doorsluisde aan de Duitse gevechtspiloten.

Op 8 september 1944 omstreeks 5 uur in de morgen vertrok mijn vader en zijn helper met paard en kar richting Aalter langs kleine binnenwegen om daar bomen te kappen. Bij Aalter-brug aangekomen was er veel controle door de ‘Feldpolizei’ en er waren ook Duitse troepenverplaatsingen. Terwijl ze werkten hoorden ze in de verte zware gevechten van tanks en aanvallende vliegtuigen die omstreeks 17 uur over hen vlogen richting Ruiselede.

Op dat moment waren de Duitsers op zoek naar mijn vader die ze verdachten van sabotage van vliegtuigen op het vliegveld van Maldegem. Om 7 uur in de morgen stond de Duitse Politie voor de deur bij mijn grootvader Camiel thuis. Gans de boerderij werd ondersteboven gekeerd en gans de buurt werd gecontroleerd en uitgekamd. Mijn grootvader vertelde aan de politie dat zijn zoon bomen was gaan kappen in de Aalterse bossen, maar de politie dacht dat hij was gevlucht of zich verborgen hield.

Nietsvermoedend van wat er zich in Adegem afspeelde ging mijn vader en zijn vriend verder met het opladen van de planken op de kar en hoorden ze de gevechten aan de Aalter-brug. Toen ze vertrokken uit het bos met paard en kar moesten ze stoppen van soldaten die met hun handen zwaaiden en hen bevalen terug te keren in het bos om zich te verbergen. Zo moesten zij terug het bos in en zich verborgen houden door vreemd sprekende soldaten; het waren Poolse soldaten. Zij waren in gevecht gekomen met de Duitsers bij de vaart aan Aalter-brug, er waren daar zeer zware gevechten bezig, geratel van machinegeweren en gebulder van kanonnen. Zij konden niet huiswaarts keren. ’s Nachts tussen 11 en 12 uur werd de Aalter-brug door de Duitsers opgeblazen en moesten ze daardoor 3 dagen en nachten doorbrengen in een bosschuur, de boswachter bracht hen daar voedsel.

Mijn vader heeft daar zijn leven te danken aan de Poolse soldaten anders was hij te midden van de gevechten terecht gekomen en wellicht gesneuveld zoals vele burgers en soldaten.

Toen de gevechten stil werden in de morgen van 11 september wilde mijn vader Maurits de terugweg aanvatten maar doordat de Aalter-brug opgeblazen was moesten ze een hele omweg maken om terug Adegem te bereiken. Eenmaal thuis stond gans de straat in rep en roer en dacht iedereen dat ze waren omgekomen in de gevechten aan de vaart van Aalter.

De Duitse wachters die aan de boerderij stonden moesten nu hun post verlaten en sloegen op de vlucht door loeiende Duitse alarm sirenes. De Duitsers dachten dat de Poolse soldaten gingen oprukken en een aanval vanuit het zuiden naar het vliegveld te Adegem zouden doen. Maar het waren de Canadese soldaten die ons op 11 september kwamen bevrijden vanuit het westen. Vele Duitse soldaten zijn gevlucht over het Leopoldskanaal waardoor mijn vader zijn leven heeft te danken aan de oprukkende Canadese soldaten.

Waren de Canadese soldaten niet vroeger beginnen aanvallen dat had de Duitse politie mijn nietsvermoedende vader opgepakt en terechtgesteld voor zijn geheime opdracht waarvan niemand iets wist, noch zijn eigen familie, noch zijn beste vrienden.

Kort na de oorlog trouwde mijn vader Maurits Van Landschoot met Germaine Longueville en zijn hoofdberoep werd later boomhandelaar.

Gilbert Van Landschoot erfde de gedragscode van zijn vader die luidde: “Eens hebben de Canadezen en de Polen wat voor mij gedaan, daarom zal je vroeg of laat iets voor hen terugdoen”. Ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de Bevrijding, besloot Gilbert een privaat museum op te richten ter ere van de bevrijders. Belangrijk detail: alle tentoongestelde uniformen en voorwerpen zijn geschonken door de inwoners van Adegem en omstreken.

Na het museum en middagmaal bezochten we ook de aanliggende tuinen.

Gilbert Van Landschoot, ontwerper van de Tuinen van Adegem heeft heel zijn leven lang zijn tuinen als zijn hobby aangelegd, met passie en kennis neemt hij u mee in zijn verhaal.

De 3 ha unieke toontuin omvat 4 tuinstijlen, een Franse romantische tuin met duizenden rozen, een Engelse landschapstuin met watervallen en knusse hoekjes, een Exotische tuin en een Japanse tuin die de levensweg van de mens symboliseert.

vertegenwoordiging VIRBO

De verschillende organen

PTC BAO

Katty VANHOECKE: KS Ronse

Tel. 055/21.49.56

Decroly.kleuter@sgr21.be

GEZONDHEIDSBELEID

Katty VANHOECKE: KS Ronse

Tel. 055/21.49.56

Decroly.kleuter@sgr21.be

Barbara DANIS: Halderbosstraat 76, 1653 Dworp GSM 0477/54.69.50 barbara.danis@sgrbrussel.be

OVERLEG VAKBONDEN

Didier VAN DE GUCHT: Tel. 02/733.10.97

didier.van.de.gucht@gmail.com

NODB

Nora Vinck: 055/22.16.15 nora.vinck@gmail.com

Didier Van de Gucht: 0486/91.68.81 didier.van.de.gucht@gmail.com

BREDE SCHOOL

Mike GOUDESEUNE: 0486/90.38.09 mike.goudeseune@basisschoolbalder.be

Wat verwacht VIRBO van een bestuurslid?

■ De rol spelen van verbindingspersoon tussen de directeurs van de SGE BaO en VIRBO, en dit in beide richtingen

■ Een bijdrage leveren aan de vlotte werking van VIRBO door het organiseren of meewerken aan de organisatie, zowel van de interne werking als van de evenementen

■ De initiatieven van VIRBO steunen door regelmatige deelname hieraan

■ Deze initiatieven promoten bij de collega’s in de scholengroep en hen aanmoedigen hieraan deel te nemen

■ Zoveel mogelijk aanwezig zijn op de bestuursvergaderingen (max. 7 per jaar)

Wat verwachten we van een contactpersoon?

■ De rol spelen van verbindingspersoon tussen de directeurs van de scholengemeenschap BaO en VIRBO en dit in beide richtingen

■ De initiatieven van VIRBO steunen door regelmatige deelname hieraan

■ Deze initiatieven promoten bij de collega’s in de scholengroep

■ Bijdragen tot de verspreiding van documenten door VIRBO opgesteld in de eigen scholengroep

■ Verslagen van evenementen uit de eigen scholengemeenschap, die interessant kunnen zijn voor andere directies, doorsturen voor Info-Bas

■ Uiteraard in orde zijn met het lidgeld

De lijst ‘bestuursleden en contactpersonen’ wordt regelmatig geactualiseerd.

Kijk na op blz. 2 van deze Info-Bas wie uw scholengroep reeds vertegenwoordigt.

VIRBO streeft ernaar om uit elke scholengroep 1 persoon als bestuurslid of contactpersoon te mogen verwelkomen, maar meer mag ook.

Voelt u zich aangesproken? Neem dan contact op met de voorzitter, didier.van.de.gucht@gmail.com en vermeld tot welke groep u wilt behoren.

Samen zijn we sterker! Didier Van de Gucht, voorzitter

➤ Wat doet

VIRBO ?

VIRBO wil opkomen voor de belangen van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap in het algemeen en de directies van het basisonderwijs GO! in het bijzonder

1 Regelmatig overleg met de minister, GO!, andere directieverenigingen, ...

2 Info- netwerkdag: leerrijk, gezellig, ...

3 Driedaagse navorming: jaarlijks

4 Tijdschrift INFO-BAS: 4 x per jaar: Kritisch, informatief, praktijkgericht

5 VIRBO-Happening: jaarlijkse didactische beurs, gekoppeld aan een praktijkgerichte vorming of interessante sprekers

6 Informele hulp via netwerking

7 Seniorenwerking

Lidgeld?

Directies: 30 euro

Ere-directies (senioren): 20 euro

Te storten op BE40 2930 0648 0463 van VIRBO vzw

BIC: GEBABEBB

Hoe meer directies zich aansluiten, hoe groter de geloofwaardigheid, de invloed en daadkracht van onze directievereniging !

Waarom hebben onze kinderen nood aan bewegen op de speelplaats? Bewegen is in meerdere opzichten goed voor de ontwikkeling van de kinderen: voor hun conditie, lichaamsontwikkeling, ontwikkeling van de hersenen en sociaal contact. Al spelend leren ze de vormen, tellen, kleuren en zoveel meer.

Onze kinderen moeten hun energie kwijt, om zo weer rustiger in de klas aandachtig te kunnen opletten.

Zet jou speelplaats aan om te bewegen? Met speeltuigen van A’muze Fun is bewegen elke dag een feest! Wij geven je graag advies! info@amuzefun.com

Planning Virbo 2024 – 2025

Beste collega’s,

Uw aanwezigheid op de diverse activiteiten van VIRBO is zeer belangrijk!

Daarom:

• Noteer deze data nu al in uw agenda;

• Geef deze data door aan uw AD en Coördinerende directies BaO;

• Geef ons interessante ideeën om te behandelen, of sprekers om uit te nodigen; Het bestuur staat open voor ieders inbreng.

INFO-BAS

INFO-BAS is het informatieblad voor directies basisscholen van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.

Redactie > Gerda Calders

Verantwoordelijke uitgever > Didier Van de Gucht, Warmoeshof 6, 1853 Strombeek-Bever

Lay-out & vormgeving > drukkerij DIE KEURE

Druk > drukkerij DIE KEURE

Verspreiding druk > scholen Bao gratis (oplage ongeveer 630)

Elektronische versie > scholen SO, CLB, AD (oplage ongeveer 420)

Uitgiftekantoor > Peer

Info-Bas verschijnt driemaandelijks (maart, juni, september, december)

Elke medewerker is verantwoordelijk voor zijn/haar bijdrage.

Activiteiten VIRBO 2024 - 2025

Jaarthema: ZORG

In al zijn lengte, breedte en diepte

1. Netwerkdag 1 7 oktober 2024

Cognitief sterk functionerende kinderen

2. Netwerkdag 2 4 februari 2025

Proeftuinen onder de loep

3. Seminarie → Champagnestreek → Bergère-lès-Vertus 19 - 21 maart 2025

4. VIRBO Happening met didactische beurs → Watt 17 → Heusden-Zolder 16 mei 2025

Bijdrage op te sturen naar VIRBO, Noël Devolder, Blekerijstraat 93 app.0401 8310 Assebroek e-mail: noel.virbo@gmail.com > vóór 15 februari, 15 mei, 15 augustus en 15 november.

➜ VOOR ONZE SENIOREN:

Senioren daguitstap:

Donderdag 24 april 2025 hou deze datum reeds vrij…

Alle leden senioren ontvangen de uitnodiging + inschrijvingsformulier ook via de post.

!!Alle informatie is ook te vinden op de VIRBO-website!!

www.virbo.be

VIRBO vzw is de Vereniging van directies van de basisscholen en de scholen voor buitengewoon onderwijs van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.

Voorzitter VIRBO > Didier VAN DE GUCHT

Ondervoorzitter VIRBO > Gerda CALDERS

Secretaris VIRBO > Conny WALLYN

Penningmeester VIRBO > Erik VAN LAERE en Lisa JANSSENS

Lidgeld:

Directies 30 euro per schooljaar

Ere-directies (senioren): 20 euro

Te storten op BE40 2930 0648 0463 van VIRBO vzw

BIC: GEBABEBB

Ontwerp, fabricage en montage sinds 1946 OVERKAPPINGEN speelplaatsluifels bergingen

FIETSPARKEREN

FIETSPARKEREN

open & gesloten stallingen fietsenrekken

kinderfietsenrekken e-bike laadpalen fietsboxen

INDOOR & OUTDOOR vestiaires

INDOOR & OUTDOOR vestiaires

lockers boekentassenrekken

lockers boekentassenrekken

kindveilige jashaken op rail recyclage afvalbakken asbakken

kindveilige jashaken op rail

recyclage afvalbakken asbakken

picknicktafels zitbanken geleidehekken afbakeningspaaltjes bloembakken

picknicktafels zitbanken geleidehekken afbakeningspaaltjes bloembakken

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.