Jozua
HOOFDSTUK1
1NadedoodvanMozes,dedienaarvandeHEERE, gebeurdehetdatdeHEEREtotJozua,dezoonvanNun,de dienaarvanMozes,sprak:
2MijndienaarMozesisgestorvenNudan,staop,trek overdeJordaan,uendithelevolk,naarhetlanddatIkhun, deIsraëlieten,geef.
3Elkeplaatswaaruwvoetzoolkomt,hebIkugegeven, zoalsIktegenMozeshebgezegd
4VandewoestijnendezeLibanonaftotaandegrote rivier,derivierdeEufraat,hethelelandvandeHethieten entotaandeGroteZee,waardezonondergaat,zaluw gebiedzijn.
5Niemandzalvoorukunnenstandhoudenzolanguleeft ZoalsIkmetMozeswas,zozalIkmetuzijnIkzaluniet begevenenunietverlaten.
6Weessterkenmoedig,wantaanditvolkzultuhetland datIkhunvaderengezworenhebhuntegeven,alserfelijk bezittoebedelen.
7Weessterkenzeermoedig,enhandelnauwgezet overeenkomstigdehelewetdiemijndienaarMozesu gebodenheeft.Wijkernietvanaf,nochnaarrechtsnoch naarlinks,opdatuvoorspoedigzultzijn,overalwaaru heengaat
8Ditwetboekmagnietwijkenuituwmond,maarumoet hetdagennachtoverdenken,zodatunauwgezethandelt overeenkomstigalleswateringeschrevenstaatDanzultu voorspoedigzijnenzultusucceshebben.
9HebIkhetunietgeboden?Weessterkenmoedig,wees nietbangenweesnietontsteld,wantdeHEERE,uwGod, ismetu,overalwaarugaat.
10ToengafJozuabevelaandebevelhebbersvanhetvolk, zeggende:
11Trekdoorhetlegerengeefhetvolkhetvolgendebevel: Maakproviandgereed,wantbinnendriedagenzultude Jordaanovertrekkenomhetlandinbezittegaannemendat deHEERE,uwGod,uinbezitzalgeven.
12EntotdeRubenieten,deGadietenendehalvestam ManassesprakJozua,zeggende:
13DenkaanhetwoorddatMozes,dedienaarvande HEERE,ugebodenheeft:DeHEERE,uwGod,heeftu rustgegevenenuditlandgegeven
14Uwvrouwen,uwkinderenenuwveezulleninhetland achterblijvendatMozesuaandezezijdevandeJordaan gegevenheeftMaaruzultgewapendvooruwbroedersuit trekken,alledapperehelden,enhenhelpen
15TotdatdeHEEREuwbroedersrustgegevenheeft,zoals Hijugegevenheeft,enookzijhetlandinbezitgenomen hebbendatdeHEERE,uwGod,hungeeft,danzultu terugkerennaarhetlanddatuinbezithebt,enhetgenieten datMozes,dedienaarvandeHEERE,ugegevenheeft,aan dezezijdevandeJordaan,tegendeopgangderzon. 16EnzijantwoorddenJozua,zeggende:AlwatGijons gebiedt,zullenwijdoen;enoveralwaarGijonszendt, zullenwijgaan
17ZoalswijinallesnaarMozesgeluisterdhebben,zo zullenwijooknaaruluisteren;mogedeHEERE,uwGod, metuzijn,zoalsHijmetMozesgeweestis
18AlwietegenUwgebodinopstandkomt,ennietluistert naarUwwoordeninalwatGijhemgebiedt,diezalter doodgebrachtworden.Weesalleensterkenhebgoede moed
HOOFDSTUK2
1ToenstuurdeJozua,dezoonvanNun,vanuitSittim heimelijktweemannenopverkenninguit,metdeopdracht: Gahetland,Jericho,verkennenZijgingenerheenen kwameninhethuisvaneenhoer,Rachabgeheten,en overnachttendaar.
2ToenwerdaandekoningvanJerichobericht:Zie,hier zijnvannachtmannenvandeIsraëlietengekomenomhet landteverkennen.
3ToenzonddekoningvanJerichobodennaarRachabom tezeggen:Brengdemannennaarbuitendienaarutoe gekomenzijn,dieinuwhuiszijngekomen,wantzijzijn gekomenomhethelelandteverkennen
4Endevrouwnamdetweemannen,enverborghen,en zeialdus:Erzijnmannennaarmijtoegekomen,maarik wistnietvanwaarzekwamen
5Enhetgebeurde,toenmendepoortslootenhetdonker werd,datdiemannennaarbuitengingen.Waardiemannen heengegaanzijn,weetiknietAchtervolghensnel,wantu zulthenzekerinhalen
6Maarzijhadzeophetdakvanhethuisgebrachtenze verborgentussendevlasstengelsdiezijophetdakhad neergelegd
7DemannenachtervolgdenhenopdewegnaardeJordaan, totaandevoordeinenEnzodrahunachtervolgersuit waren,slotenzijdepoort.
8Envoordatzijneergelegdwaren,klomzijnaarhentoe ophetdak;
9Toenzeizetegendemannen:IkweetdatdeHEERjullie hetlandgegevenheeft,endatjullieangstoponsgevallen is,endataldeinwonersvanhetlandvanwegejullie verslagenzijn.
10WijhebbengehoorddatdeHEEREhetwatervande Schelfzeevooruheeftlatenopdrogen,toenuuitEgypte trok,enwatuhebtgedaanaandetweekoningenvande Amorieten,SihonenOg,dieaandeoverzijdevande Jordaanwoonden,dieumetdebanhebtgeslagen
11Toenwijdithoorden,versmoltonshartenbleeferbij niemandmeerenigemoedover,vanwegeuWantde HEERE,uwGod,iseenGodindehemelbovenenopde aardebeneden.
12Nudan,zweermijtochbijdeHEERE,dat,nuiku goedertierenheidhebbewezen,uookgoedertierenheidzult bewijzenaanhethuisvanmijnvaderenmijeen waarachtigtekenzultgeven
13Endatumijnvaderenmijnmoeder,mijnbroersen mijnzustersenalleswatzijhebben,inhetlevenzult behoudenenonslevenvandedoodzultredden
14Toenantwoorddendemannenhaar:Wijzullenleven vooru,alsudezezaakniettersprakebrengt.Enhetzal gebeuren,wanneerdeHEEREonshetlandgegevenheeft, datwijugoedertierenengetrouwzullenbehandelen
15Toenlietzijhenaaneentouwdoorhetvensternaar benedenzakken,wanthaarhuislagopdestadsmuurenzij woondeopdemuur
16Enzijzeidetothen:Gaatnaarhetgebergte,opdatde vervolgersunietaantreffen;enverbergudaardriedagen,
totdatdevervolgersteruggekeerdzijn;endaarnakuntgij heengaan.
17Toenzeidendemannentothaar:Wijzullenonschuldig zijnaandeeeddieuonshebtlatenzweren.
18Zie,wanneerwijinhetlandkomen,moetuditsnoer vanscharlakendraadaanhetvensterbinden,waardooru onshebtneergelatenDanmoetuuwvaderenuwmoeder, uwbroersenheelhethuisvanuwvaderbijuthuisbrengen.
19Enhetzalgebeuren,dateenieder,dieuitdedeurenvan uwhuisopdestraatgaat,diensbloedopzijnhoofdzalzijn, enwijzullenonschuldigzijn;enieder,diemetuinhuisis, diensbloedzaloponshoofdzijn,alsiemandshandtegen hemis.
20EnalsUonsditvertelt,danzijnwijbevrijdvandeeed dieUonshebtlatenzweren
21Enzijzeide:Naaruwwoorden,zozijhet.Enzijliethen weggaan,enzijvertrokken,enzijbondhetscharlakenrode koordaanhetvenster
22Enzijgingenheenenkwamenbijhetgebergte,en blevendaardriedagen,totdatdeachtervolgers teruggekeerdwarenEndeachtervolgerszochtenhenover deheleweg,maarvondenhenniet.
23Toenkeerdendetweemannenterug,daaldenvande bergaf,stakenoverenkwamenbijJozua,dezoonvanNun, enverteldenhemalleswathunwasoverkomen.
24ToenzeidenzijtotJozua:DeHEEREheeftwerkelijk hetgehelelandinonzehandengegeven;zelfszijnalle inwonersvanhetlandvooronsbezweken.
HOOFDSTUK3
1Jozuastonddevolgendemorgenvroegop,brakopvan SittimenkwambijdeJordaan,hijenalleIsraëlietenDaar overnachttenzij,voordatzijoverstaken.
2Enhetgebeurdenadriedagendatdedienarendoorhet legergingen;
3Enzijgavenhetvolkhetbevel:Wanneerudearkvanhet verbondvandeHEERE,uwGod,ziet,endepriesters,de Levieten,diehaardragen,danmoetuvanuwplaats opbrekenenhaarachternagaan.
4Ermagtussenuenhaareenafstandzijnvanongeveer tweeduizendelKomnietdichterbij,zodatudewegkunt wetendieumoetgaan,wantubenthiernognooiteerder geweest
5ToenzeiJozuategenhetvolk:Heiligu,wantmorgenzal deHEEREwondereninuwmiddendoen.
6ToensprakJozuatotdepriestersenzei:Neemdearkvan hetverbondopengavoorhetvolkuit.Enzijnamendeark vanhetverbondopengingenvoorhetvolkuit
7ToenzeideHEEREtegenJozua:VandaagzalIk beginnenugroottemakenvoordeogenvanheelIsraël, zodatzijwetendatIkmetuzalzijn,zoalsIkmetMozes geweestben
8Engijzultaandepriesters,diedearkvanhetverbond dragen,hetvolgendebevelgeven:Wanneergijaande oevervanhetwatervandeJordaankomt,moetgijinde Jordaanblijvenstaan.
9ToenzeiJozuategendeIsraëlieten:‘Komhierenluister naardewoordenvandeHEERE,uwGod’
10EnJozuazei:Hieraanzultuweten,datdelevendeGod inuwmiddenisendatHijzekerdeKanaänieten,de
Hethieten,deHevieten,deFerezieten,deGirgasieten,de AmorietenendeJebusietenvooruuitzalverdrijven.
11Zie,dearkvanhetverbondvandeHEEREvandehele aardetrektvooruuitdeJordaanover.
12Neemdaaromnutwaalfmannenuitdestammenvan Israël,uitelkestaméénman
13Zodradevoetzolenvandepriesters,diedearkvande HEERE,deHEEREvandeheleaarde,dragen,inhetwater vandeJordaanrusten,zalhetwatervandeJordaanworden afgesnedenvanhetwaterdatvanbovenafstroomt,enhet zalopeenwalblijvenstaan
14ToenhetvolkuitzijntentenopbrakomdeJordaanover testeken,endepriesters,diedearkvanhetverbondvoor hetaangezichtvanhetvolkdroegen,
15Toenzijdiedearkdroegen,bijdeJordaankwamen,en devoetenvandepriestersdiedearkdroegen,inderand vanhetwaterwerdengedompeld(wantdeJordaantreedt gedurendedeheleoogsttijdbuitenzijnoevers),
16Hetwaterdatvanbovennaarbenedenstroomde,bleef staanensteegoptoteenhoop,heelvervandestadAdam, datbijZaretanligtEnhetwaterdatnaardezeevande Vlakte,deZoutzee,stroomde,verdweenenwerd afgesnedenHetvolktrokrechtovernaarJericho
17Endepriesters,diedearkvanhetverbondvande HEEREdroegen,blevenstaanophetdroge,middeninde JordaanEnalleIsraëlietentrokkenoverhetdrogeover, totdathetgehelevolkdeJordaanhelemaalwas overgestoken.
HOOFDSTUK4
1ToenhethelevolkdeJordaanovergetrokkenhad,sprak deHEEREtotJozua:
2Neemtwaalfmannenuithetvolk,uitelkestaméénman, 3Geefhunhetvolgendebevel:Neemtwaalfstenenmee uithetmiddenvandeJordaan,vandeplaatswaarde voetenvandepriestersgestaanhebben.Neemzemeenaar deoverkantenlaatzeachterindeherbergwaarjullie vannachtzullenovernachten
4ToenriepJozuadetwaalfmannendiehijuitde Israëlietenhadaangewezen,bijeen,éénuitelkestam
5ToenzeiJozuategenhen:GavoordearkvandeHEERE, uwGod,uitnaarhetmiddenvandeJordaan,enneemieder vanueensteenopzijnschouder,overeenkomstighet aantalstammenvandeIsraëlieten
6Ditzaleentekenzijnonderu,wanneeruwkinderenlater aanhunvaderszullenvragen:Watbetekenendezestenen?
7Danmoetuhunantwoorden:HetwatervandeJordaanis afgesnedenvoordearkvanhetverbondvandeHEERE ToendezeoverdeJordaanging,ishetwatervande JordaanafgesnedenDezestenenzullenvoordeIsraëlieten eenherinneringzijnvooreeuwig.
8DeIsraëlietendedenzoalsJozuagebodenhadZe haaldentwaalfstenenopuithetmiddenvandeJordaan, zoalsdeHEEREtotJozuagesprokenhad,overeenkomstig hetaantalstammenvandeIsraëlietenZebrachtenzeover naardeplaatswaarzeovernachthaddenenlegdenzedaar neer
9ToenrichtteJozuatwaalfstenenopinhetmiddenvande Jordaan,opdeplaatswaardevoetenstondenvande priestersdiedearkvanhetverbonddroegen;zezijndaar totopdezedaggebleven
10Wantdepriestersdiedearkdroegen,bleveninhet middenvandeJordaanstaan,totdatallesvoltooidwaswat deHEEREJozuagebodenhadtothetvolktespreken, overeenkomstigalleswatMozesJozuagebodenhad.Toen haasttehetvolkzichentrokover.
11Enhetgebeurde,toenalhetvolkvolkomen overgestokenwas,datdearkvandeHEEREoverstak,met depriesters,voordeogenvanhetvolk.
12DeRubenieten,deGadietenendehalvestamManasse trokkengewapendvoordeIsraëlietenuit,zoalsMozestot hengesprokenhad
13Ongeveerveertigduizendmandiezichhadden voorbereidopdestrijd,trokkenvoordeHEEREtenstrijde naardevlaktenvanJericho
14DiedagmaaktedeHEERJozuagrootvoordeogenvan heelIsraël,enzijvreesdenhem,zoalszijMozesvreesden, aldedagenvanzijnleven
15EndeHEEREspraktotJozua,zeggende:
16Geefdepriestersdiedearkmetdegetuigenisdragen, beveluitdeJordaantekomen
17ToengafJozuadepriestersbevel:KomuitdeJordaan
18Toendepriesters,diedearkvanhetverbondvande HEEREdroegen,uithetmiddenvandeJordaankwamen endevoetzolenvandepriestersophetdrogekwamen, gebeurdehetdathetwatervandeJordaannaarzijnplaats terugkeerdeenbuitenzijnoeversstroomde,zoalsvoorheen
19Opdetiendedagvandeeerstemaandtrokhetvolkuit deJordaanenlegerdezichinGilgal,aandeoostgrensvan Jericho
20EnJozuawierpdietwaalfstenen,diezijuitdeJordaan haddenmeegenomen,teGilgal.
21EnHijspraktotdekinderenvanIsraël,zeggende: Wanneeruwkinderenlateraanhunvaderenzullenvragen, zeggende:Watbetekenendezestenen?
22DanmoetuuwkinderenlatenwetendatIsraëloverde drogeJordaanisgetrokken
23WantdeHEERE,uwGod,heefthetwatervande Jordaanvooruwogendrooggelegd,totdatuovergestoken wasHetzelfdeheeftdeHEERE,uwGod,gedaanmetde Schelfzee,dieHijvooronsogendrooggelegd,totdatwij overgestokenwaren
24opdatallevolkenderaardedehanddesHEEREN zoudenlerenkennen,datZijmachtigis,opdatgijde HEERE,uwGod,vooreeuwigzoudtvrezen
HOOFDSTUK5
1ToenallekoningenvandeAmorieten,dieaande westzijdevandeJordaanwoonden,enallekoningenvan deKanaänieten,dieaandezeewoonden,hoordendatde HEEREhetwatervandeJordaanvoordeogenvande Israëlietenhadlatenopdrogen,totdatwijovergestoken waren,versmolthunhartenwasergeengeestmeerinhen, vanwegedeIsraëlieten
2IndietijdzeideHEEREtegenJozua:Maakscherpe messenenbesnijddeIsraëlietennogmaals,voordetweede keer.
3ToenlietJozuascherpemessenvoorzichzelfmakenen besneeddeIsraëlietenopdeheuvelvandevoorhuiden
4EnditwasderedenwaaromJozuabesneed:allemannen dieuitEgyptewarengekomen,allestrijdbaremannen,
stiervenindewoestijn,langsdeweg,nadatzeuitEgypte warengekomen.
5HethelevolkdatuitEgyptewasgetrokken,was besneden.Maarhethelevolkdatgeborenwasinde woestijn,langsdewegnaarEgypte,hadmennietbesneden.
6WantdeIsraëlietentrokkenveertigjaardoordewoestijn, totdatalhetkrijgsvolkdatuitEgyptewasgekomen,was uitgeroeid,omdatzijnietnaardestemvandeHEERE haddengeluisterdDeHEEREhadaanhengezworendat HijhunhetlandnietzoulatenziendatdeHEEREhun vaderengezworenhadonstegeven,eenlanddatovervloeit vanmelkenhoning
7Ookhunkinderen,diehijinhunplaatshadlatenopstaan, besneedJozuaZijwarenimmersonbesneden,omdatzij henonderwegnietbesnedenhadden
8Toenzijklaarwarenmetdebesnijdenisvanheelhetvolk, blevenzijophunplaatseninhetleger,totdatzijgezond waren
9ToenzeideHEEREtotJozua:HedenhebIkdesmaad vanEgyptevanuafgewenteldDaaromheetdieplaatstot opdedagvanvandaagGilgal
10DeIsraëlietenlegerdenzichinGilgalenvierdenhet Paschaopdeveertiendedagvandemaand,indeavond,in devlaktenvanJericho
11Enzijatenvandeopbrengstvanhetland,dedagnahet Pascha,ongezuurdebrodenengeroosterdkoren,op diezelfdedag
12Enhetmannahieldop,devolgendedag,nadatzijvan deopbrengstvanhetlandgegetenhaddenOokhaddende Israëlietengeenmannameer,maarzijatendatjaarnogwel vandeopbrengstvanhetlandKanaän.
13ToenJozuabijJerichowas,sloeghijzijnogenopen keekomEnzie,daarstondeenmantegenoverhem,met eengetrokkenzwaardindehand.Jozuagingnaarhemtoe enzeitegenhem:Bentuvooronsofvooronze tegenstanders?
14Maarhijzei:Nee,maaralsdebevelhebbervanhetleger vandeHEEREbeniknugekomenToenwierpJozuazich metzijngezichtteraarde,boogzichneerenzeitothem: Watzegtmijnheertotzijndienaar?
15ToenzeidebevelhebbervanhetlegervandeHEERE tegenJozua:Doeuwschoenenvanuwvoeten,wantde plaatswaaropustaat,isheilig.EnJozuadeeddit.
HOOFDSTUK6
1JerichowashelemaalafgeslotenvanwegedeIsraëlieten; niemandgingeruitenniemandkwamerin.
2ToenzeideHEEREtegenJozua:Zie,IkgeefJerichoin uwhand,metzijnkoningenzijnhelden
3Engijzultdestadomsingelen,algijkrijgslieden,en éénmaalomdestadheentrekken.Alduszultgijzesdagen langhandelen
4Zevenpriestersmoetenvoordearkuitzevenramshoorns dragenOpdezevendedagmoetuzevenkeerronddestad trekken,endepriestersmoetenopdetrompettenblazen
5Wanneerereenlangschallenopderamshoornzalzijn, enwanneeruhetgeluidvandebazuinhoort,zalheelhet volkjuichenmeteenluidgejuichDanzaldemuurvande stadinstortenenhetvolkzalomhoogklimmen,iederrecht voorzichuit
6ToenriepJozua,dezoonvanNun,depriestersenzei tegenhen:Neemdearkvanhetverbondop,enlaatzeven priesterszevenramshoornsvoordearkvandeHEEREuit dragen.
7Entothetvolkzeidehij:Trekdoorenomsingeldestad; enwiegewapendis,laatvóórdearkdesHerenuitgaan 8ZodraJozuatothetvolkgesprokenhad,kwamende zevenpriesters,diedezevenramshoornsdroegen,voorhet aangezichtvandeHEERElangsenbliezenopde trompettenDearkvanhetverbondvandeHEEREvolgde hen
9Degewapendemannengingenvóórdepriestersuit,die opdetrompettenbliezen.Enhetloonkwamnadeark, terwijldepriestersvoortgingenenopdetrompettenbliezen
10Jozuahadhetvolkgeboden:Julliemogennietjuichen, engeenenkelgeluidmakenmetjulliestem,enermag geenenkelwoorduitjulliemondkomen,totopdedagdat IkjulliebevelgeeftejuichenDanmoetenjulliejuichen
11DearkvandeHEEREtrokomdestadheen,éénkeer omdestadheenToenzijinhetlegerkampaankwamen, overnachttenzijinhetlegerkamp
12DevolgendemorgenstondJozuavroegop,ende priestersdroegendearkvandeHEEREop
13Enzevenpriesters,diezevenramshoornsdroegen, gingenvoordearkvandeHEEREuit,voortdurend,en bliezenopdetrompettenDegewapendemannengingen voorhenuit,maardenagavekwamnadearkvande HEERE,terwijldepriestersvoortgingenenopde trompettenbliezen
14Enopdetweededagomsingeldenzijdestadeensen keerdenteruginhetleger.Aldusdedenzijzesdagen.
15Enhetgebeurdeopdezevendedag,datzijvroeg opstonden,tegendemorgenvandedag,enomsingeldende stadopdezelfdewijzezevenmaal;alleenopdiezelfdedag omsingeldenzijdestadzevenmaal
16Toendepriestersvoordezevendekeeropde trompettenbliezen,zeiJozuategenhetvolk:Juich,wantde HEEREheeftdestadaanugegeven
17Endestad,zijenalwatdaarinis,zalvoordeHEERE vervloektzijn.AlleenRachab,dehoer,zalinlevenblijven, zijenallendiebijhaarinhuiszijn,omdatzijdebodendie wijgestuurdhebben,verborgenheeft
18Engijliedenmoetuinelkopzichtopuwhoedehouden voorhetverbannene;opdatgijnietzelfvervloektwordt, wanneergijvanhetverbanneneneemt,enhetlegervan Israëltoteenvloekmaaktenhetinverwarringbrengt.
19Maaralhetzilverenhetgoudendevoorwerpenvan koperenijzerzijnaandeHEEREgewijd;zijzullenbijde schatvandeHEEREkomen
20Hetvolkschreeuwdeluid,toendepriestersopde trompettenbliezenEnzodrahetvolkhetgeluidvande trompethoorde,gebeurdehetdathetvolkeenluidgejuich aanhiefZostorttedemuurin,zodathetvolkdestadin klom,iederrechtvoorzichuitEnzijnamendestadin 21Enalleswatindestadwas,sloegenzijmetdeban,met descherptevanhetzwaard:mannenenvrouwen,jongen oud,runderen,schapenenezels.
22Maartegendetweemannendiehetlandverkend hadden,hadJozuagezegd:Ganaarhethuisvandehoeren brengdevrouwdaaruitnaarbuiten,metalleswatzijbezit, zoalsuhaargezworenhebt
23Toengingendejongemannen,deverspieders,naar binnenenbrachtenRachabnaarbuiten,methaarvader, haarmoeder,haarbroersenalleswatzijhadOokbrachten zijhaarhelefamilienaarbuitenenlietenhenbuitenhet legervanIsraëlachter.
24Toenverbranddenzijdestadmetvuur,enalleswaterin wasAlleenhetzilver,hetgoudendevoorwerpenvan koperenijzerdedenzijindeschatkamervanhethuisvan deHEERE
25EnJozualietRachab,dehoer,inleven,methethuis vanhaarvaderenalleswatzijhadZijwoontnuinIsraël totopdezedag,omdatzijdebodenverborgenhaddie JozuahaduitgezondenomJerichoteverkennen.
26ToenbezwoerJozuahunindietijd:Vervloektisde manvoorhetaangezichtdesHEEREN,dieopstaatendeze stadJerichoherbouwt;hijzalhaarfundamentleggenop zijneerstgeborene,enopzijnjongstezalhijhaarpoorten instellen
27DeHEEREwasmetJozua,enzijngeruchtgingdoor hetheleland
HOOFDSTUK7
1MaardeIsraëlietenmaaktenzichschuldigaan overtredingvanhetgebannene,toenAchan,dezoonvan Karmi,dezoonvanZabdi,dezoonvanZerach,uitdestam Juda,ietsvanhetgebannenewegnamDaaromontbrandde detoornvandeHEEREtegendeIsraëlieten.
2ToenzondJozuamannenuitJerichonaarAi,datbijBetAvenligt,tenoostenvanBethel,enzeitegenhen:Gaop enverkenhetland.Endemannengingenopenverkenden Ai
3ToenkeerdenzijterugnaarJozuaenzeidentegenhem: Laatniethethelevolkoptrekken,maarlaatongeveertweeofdrieduizendmanoptrekkenenAiverslaanEnlaatniet hethelevolkdaarheenwerken,wanthetzijnermaar weinig.
4Toentrokkenerongeveerdrieduizendmanvanhetvolk daarheen,enzijsloegenopdevluchtvoordemannenvan Ai.
5EndemannenvanAiversloegenongeveerzesendertig vanhenZijachtervolgdenhenvanvoordepoorttotaan Sjebarim,enzijversloegenhenonderweg.Daarom versmolthethartvanhetvolkenwerdalswater
6ToenscheurdeJozuazijnklerenenwierpzichmetzijn gezichtteraardevoordearkvandeHEERE,totdeavond aanbrakHijendeoudstenvanIsraëlstrooidenstofophun hoofd.
7ToenzeiJozua:Ach,HeereHEERE,waaromhebtGijdit volkdantochoverdeJordaanlatentrekken,omonsinde handvandeAmorietentegeven,dieonszoudenverdelgen?
Och,warenwijmaartevredengeweestenaandeoverzijde vandeJordaanblijvenwonen!
8Watzalikzeggen,HEERE,alsIsraëlzijnvijandende rugtoekeert?
9AlsdeKanaänietenenalleinwonersvanhetlandhet horen,zullenzijonsomsingelenenonzenaamvande aardeuitroeienEnwatzultGijdanmetUwgroteNaam doen?
10ToenzeideHEEREtegenJozua:Staop,waaromligje hierzoopjegezicht?
11Israëlheeftgezondigdenheeftookmijnverbond overtreden,datikhungebodenheb.Zijhebbenvanhet verbannenegenomenenhetookgestolenenhetook verzwegenenhetbijhuneigengoederengelegd.
12DaaromkondendeIsraëlietennietstandhoudentegen hunvijanden,maarzijkeerdenzichom,wantzijwaren vervloektEnIkzalnietlangermetuzijn,tenzijude vervloektenuituwmiddenwegvaagt.
13Staop,heilighetvolkenzeg:Heiligutegenmorgen, wantzozegtdeHEERE,deGodvanIsraël:Eriseenban inuwmidden,oIsraël!Ukuntnietbestaanvooruw vijanden,totdatudebanuituwmiddenhebtweggedaan 14'sMorgenszultudanvolgensuwstammenworden aangevoerdVanelkestamdiedeHEEREaanwijst,zullen degeslachtenaantredenHetgeslachtdatdeHEERE aanwijst,zalaantredenvolgensdegezinnen.Enhetgezin datdeHEEREaanwijst,zalaantredenvolgensdegezinnen 15Enhetzalgebeuren,datdegene,diemethet gebombardeerdedinggevangengenomenwordt,metvuur verbrandzalworden,hijenalwathijheeft,omdathijhet verbondvandeHEEREovertredenheeft,enomdathij dwaasheidinIsraëlgedaanheeft.
16ToenstondJozuadevolgendemorgenvroegopenliet IsraëlvolgenszijnstammenaanvoerenDestamJudawerd gevangengenomen.
17EnhijbrachthetgeslachtvanJudamee,enhijnamhet geslachtvandeZarhietenmeeEnhijbrachthetgeslacht vandeZarhietenmanvoormanmee,enZabdiwerd meegenomen
18Hijlietzijngezinmanvoormankomen,enAchan,de zoonvanKarmi,dezoonvanZabdi,dezoonvanZerah,uit destamJuda,werdgevangengenomen
19ToenzeiJozuategenAchan:Mijnzoon,geeftochde eeraandeHEERE,deGodvanIsrael,endoeHem belijdenisVertelmijtochwatjegedaanhebtVerberghet voormijniet
20ToenantwoorddeAchanJozuaenzeide:Voorwaar,ik hebgezondigdtegendeHEERE,deGodvanIsrael,endit endithebikgedaan
21ToenikbijdebuiteenprachtigBabylonischkleedzag, entweehonderdsjekelzilver,eneenstaafgoudvanvijftig sjekel,kreegikerbegerenswaardigsbijennamzeEnzie, zezijnverborgenindegrond,middeninmijntent,enhet zilverdaaronder
22ToenzondJozuabodenuit,diesnelnaardetentsnelden Enzie,daarlaghetinzijntentverborgen,enhetzilver eronder
23Toenhaaldenzijzeuithetmiddenvandetenten brachtenzenaarJozuaennaaraldeIsraëlieten,enzij legdenzeneervoorhetaangezichtvandeHEERE
24ToennamJozua,enheelIsraëlmethem,Achan,de zoonvanZerah,enhetzilver,demantel,degoudenstaaf, enzijnzonenendochters,enzijnrunderen,enzijnezels, enzijnschapen,enzijntent,enalwathijhad,enzij brachtenzenaarhetdalAchor
25ToenzeiJozua:Waaromhebtuonsinhetongeluk gestort?DeHEEREzaluvandaaginhetongelukstorten. EnheelIsraëlstenigdehemmetstenenenverbranddehen metvuur,nadatzijhenmetstenenhaddengestenigd 26Enmenrichtteeengrotesteenhoopoverhemop,dietot opdedagvanvandaagvoortduurtToenkeerdedeHEERE
zichafvandehittevanzijntoornDaaromwordtdieplaats hetdalvanAchorgenoemd,totopdedagvanvandaag.
HOOFDSTUK8
1ToenzeideHEEREtegenJozua:Weesnietbangen weesnietontsteldNeemalhetkrijgsvolkmetjemeeen staop,trekopnaarAi.Zie,IkhebdekoningvanAiin jouwhandgegeven,metzijnvolk,zijnstadenzijnland
2EngijzultmetAienhaarkoningdoen,zoalsgijmet Jerichoenhaarkoninggedaanhebt;alleenzultgijdebuit daarvanenhetveedaarvanvooruzelfbuitmaken;legeen hinderlaagvoordestad,dieachterhaarligt.
3ToenmaakteJozuazichmetalhetkrijgsvolkgereedom tegenAioptetrekkenHijkoosdertigduizenddappere mannenuitenliethendesnachtsweggaan.
4Enhijgafhunbevel,zeggende:Zie,gijliedenmoetinde hinderlaagliggentegendestad,namelijkachterdestad; gaatnietzeervervandestadweg,maarweestallengereed.
5Enikenalhetvolkdatbijmijis,zullennaardestad gaan;enhetzalgebeuren,wanneerzijuittrekkentegenons, datwij,zoalsdeeerstekeer,voorhenzullenvluchten.
6Wantzijzullenachteronsaankomen,totdatwijhenuit destadhebbengetrokkenWantzijzullenzeggen:Zij vluchtenvoorons,zoalseerst;daaromzullenwijvoorhen vluchten
7Danmoetuuitdehinderlaagopstaanendestadinnemen, wantdeHEERE,uwGod,zalhaarinuwhandgeven.
8Enhetzalgebeuren,wanneergijdestadingenomenhebt, datgijdestadinbrandsteekt;overeenkomstighetbevel desHEERENzultgijdoen.Zie,Ikhebhetugeboden.
9ToenlietJozuahenuitrukken,enzijgingenopwegom eenhinderlaagteleggenenbleventussenBethelenAi,ten westenvanAi.MaarJozuaovernachttedienachttemidden vanhetvolk
10Jozuastonddevolgendemorgenvroegop,teldehet volkentrokop,hijendeoudstenvanIsraël,vóórhetvolk uit,naarAi
11Enalhetvolk,dekrijgsliedendiebijhemwaren, trokkenopennaderdendestad.Zijlegerdenzichaande noordzijdevanAiErlageendaltussenhenenAi
12Hijnamongeveervijfduizendmanenliethenineen hinderlaagliggentussenBethelenAi,tenwestenvande stad
13Toenzijhetvolkhaddenopgesteld,hethelelegerdat tennoordenvandestadlag,enhungelederendieinde hinderlaaglagentenwestenvandestad,gingJozuadie nachtnaarhetmiddenvanhetdal.
14ToendekoningvanAiditzag,haasttehijzichenstond vroegopDemannenvandestadtrokkenuitnaarIsraël omtestrijden,hijenalzijnvolk,opdevastgesteldetijd, vóórdevlakte.Maarhijwistnietdaterachterdestad hinderlagentegenhemlagen
15ToendedenJozuaenheelIsraëlalsofzijvoorhen verslagenwaren,enzijvluchttendewegdoordewoestijn 16ToenwerdhethelevolkinAibijeengeroepenomhente achtervolgen.ZijachtervolgdenJozuaenwerdenvande stadweggelokt
17EnerbleefniemandinAienBethelover,dieniet uittrokomIsraëlteachtervolgen.Zijlietendestadopen liggenenzettendeachtervolgingin
18ToenzeideHEERtegenJozua:‘Strekdespeerdieinje handisuitnaarAi,wantIkzalheminjehandgeven.’ Jozuastrektedespeerdiehijinzijnhandhaduitnaarde stad.
19Endehinderlaagverlietsnelhunplaats,enzodrahij zijnhandhaduitgestrekt,vluchttenzijwegZijkwamende stadbinnen,namenhaarinenhaasttenzichomdestadin brandtesteken.
20ToendemannenvanAiachteromkeken,zagenze,en zie,derookvandestadsteegoptotaandehemel,enze haddengeenkrachtomheenofweertevluchtenEnhet volkdatdewoestijninwasgevlucht,keerdezichomnaar deachtervolgers.
21ToenJozuaenheelIsraëlzagendatdestaddoorde hinderlaagwasingenomenendatderookvandestad opsteeg,keerdenzijzichomendooddendemannenvanAi. 22Endeanderengingenuitdestadophenaf,enzijlagen inhetmiddenvanIsraël,sommigenaandeenekanten anderenaandeanderekant.Enzijversloegenhen,zodater niemandvanhenoverbleefofontkwam
23EndekoningvanAinamenzijlevendgevangenen brachtenhemnaarJozua.
24ToenIsraëlalleinwonersvanAiinhetveld,inde woestijnwaarheenzijhenachtervolgden,hadgedood,en zijallendoorhetzwaardwarengevallen,totdatzijwaren verdelgd,keerdenalleIsraëlietenterugnaarAiensloegen destadmethetzwaard
25Enhetgebeurdedaterdiedagtwaalfduizendmensen sneuvelden,zowelmannenalsvrouwen;allemannenvan Ai
26Jozuatrokzijnhand,waarmeehijdespeerhad uitgestoken,nietterug,totdathijalleinwonersvanAimet debanhadgeslagen
27AlleenhetveeendebuitvandiestadroofdenIsraël voorzichzelf,overeenkomstighetwoordvandeHEERE, datHijaanJozuagebodenhad
28JozuaverbranddeAienmaaktehettoteenpuinhoop vooraltijd,toteenwoestenijtotopdezedag
29DekoningvanAihingaaneenboomtotdeavond Toendezononderwasgegaan,gafJozuabevelzijnlijk vandeboomaftehalen,hetbijdeingangvande stadspoorttewerpenenereengrotesteenhoopopte richten,dieertotopdedagvanvandaagstaat.
30ToenbouwdeJozuaeenaltaarvoordeHEERE,deGod vanIsraël,opdebergEbal, 31ZoalsMozes,dedienaarvandeHEERE,dekinderen vanIsraëlgebodenhad,zoalsgeschrevenstaatinhetboek vandewetvanMozes:eenaltaarvanonvervalstestenen, waarbovenniemandijzerenvoorwerpenhadkunnen plaatsenDaaropofferdenzijbrandoffersaandeHEERE enslachttenzijvredeoffers
32Hijschreefdaaropdesteneneenafschriftvandewet vanMozes,diehijinaanwezigheidvandeIsraëlietenhad geschreven
33EngeheelIsraël,zijnoudsten,zijnbevelhebbersenzijn rechtersstondenaanbeidezijdenvandeark,tegenoverde priesters,deLevieten,diedearkvanhetverbondvande HEEREdroegen;devreemdelingenendeinboorlingen;de enehelftvanhentegenoverdebergGerizim,endeandere helfttegenoverdebergEbal,zoalsMozes,dedienaarvan deHEERE,tevorengebodenhadomdeIsraëlietente zegenen
34Daarnalashijallewoordenvandewetvoor,de zegeningenendevervloekingen,overeenkomstigalleswat geschrevenstondinhetwetboek
35ErwasgeenwoordvanalwatMozesgebodenhad,dat JozuanietvoorlasaandehelegemeenschapvanIsraël,met devrouwen,dekinderenendevreemdelingendiemethen samenwoonden
HOOFDSTUK9
1ToenaldekoningendieaandezezijdevandeJordaan, opdebergen,indedalenenaanallekustenvandegrote zeetegenoverdeLibanonwoonden,hiervanhoorden, 2datzijzichverzameldenomeensgezindtegenJozuaen tegenIsraëltestrijden
3ToendeinwonersvanGibeonhoordenwatJozuamet JerichoenAihadgedaan,
4Zijwerktensluwengingenheenengedroegenzichalsof zijgezantenwaren.Zijnamenoudezakkenophunezelsen oude,gescheurdeeningebondenwijnflessen;
5Enhunvoetenwarenoud,metoudeschoenenenlappen, enzijdroegenoudekleren.Alhetbrooddatzijtothun proviandhaddenbereid,wasuitgedroogdenbeschimmeld
6ToengingenzijnaarJozuainhetlegerkampteGilgalen zeidentegenhemendemannenvanIsraël:Wijzijnuiteen verlandgekomen;sluitdaaromnueenverbondmetons
7ToenzeidendemannenvanIsraëltotdeHevieten: Misschienwoontuinonsmidden.Hoekunnenwijdaneen verbondmetusluiten?
8EnzijzeidentotJozua:WijzijnuwdienarenEnJozua vroeghun:Wiezijnjullie?Enwaarkomenjullievandaan?
9Enzijzeidentothem:Uiteenverlandzijnuwknechten gekomen,omwillevandeNaamvandeHEERE,uwGod; wantwijhebbenderoemvanHemgehoord,enalwatHij inEgyptegedaanheeft,
10Enalleswathijgedaanheeftaandetweekoningenvan deAmorieten,dieaandeoverzijdevandeJordaan woonden:aanSihon,dekoningvanHesbon,enaanOg,de koningvanBasan,dieinAstarotwoonde
11Daaromhebbenonzeoudstenenalleinwonersvanons landtotonsgesprokenengezegd:Neemproviandmee voordereis,gahuntegemoetenzeghun:Wijzijnuw dienaren;sluitdaaromnueenverbondmetons.
12Ditisonsbrood,datwijwarmalsprovianduitonze huizenhebbenmeegenomen,toenwijnaarutoegingen Maarzie,hetisnudroogenbeschimmeld.
13Dezewijnzakken,diewijgevuldhadden,warennieuw; enzie,zijwarengescheurd.Ookonzeklerenenonze schoenenzijnoudgeworden,doordezeerlangereis
14Toennamendemannenvanhunproviand,enzij vroegennietomraadbijdemondvandeHEERE
15EnJozuaslooteenverbondmethen,waarinhij beloofdeheninleventelatenEndeleidersvande vergaderingonderwierpenhunditonderede
16Enhetgebeurde,nadaterdriedagenverstrekenwaren, nadatzijeenverbondmethengeslotenhadden,datzij hoordendatzijhunburenwareneninhunmidden woonden
17DeIsraëlietentrokkenverderenkwamenopdederde daginhunstedenaan.HunstedenwarenGibeon,Kefira, BeërotenKirjat-Jearim
18MaardeIsraëlietensloegenhenniet,omdatdeleiders vandevergaderinghunbijdeHEERE,deGodvanIsraël, eeneedgezworenhaddenEndehelevergaderingmorde tegendeleiders.
19Maarallevorstenzeidentotdegehelevergadering:Wij hebbenhethungezworenbijdeHEERE,deGodvanIsraël; daarommogenwijhennunietaanraken
20Ditzullenwijmethendoen:wijzullenheninleven laten,opdatergeentoornoveronskomtvanwegedeeed diewijhungezworenhebben
21Endevorstenzeidentothen:Laatheninlevenblijven, maarlaathenhouthakkersenwaterdragerszijnvoorheel devergadering,zoalsdevorstenhunbeloofdhadden.
22ToenriepJozuahenbijzichenzeitegenhen:Waarom hebbenjullieonsbedrogendoortezeggen:Wijzijnheel vervanjullievandaan,terwijljullieinonsmiddenwonen?
23Daaromzijnjullienuvervloekt,enniemandvanjullie zalwordenvrijgelaten,nietalsslaven,houthakkersen waterdragersvoorhethuisvanmijnGod.
24ToenantwoorddenzijJozuaenzeiden:Omdataanuw dienarenduidelijkisverteld,datdeHEERE,uwGod,Zijn knechtMozesgebodenheeftuhetgehelelandtegevenen aldeinwonersvanhetlandvooruwogenteverdelgen, daaromzijnwijzeerbevreesdgeweestvooronsleven vanwegeu,enhebbenwijditgedaan.
25Ennu,zie,wijzijninuwhand;doemetonszoalshetu goedenrechtlijkt
26Enzodeedhijmethen,enhijreddehenuitdehandvan dekinderenIsraëls,zodatzijhennietdoodden
27Jozuasteldehendiedagaantothouthakkersen waterdragersvoordevergaderingenvoorhetaltaarvande HEERE,totopdezedag,opdeplaatsdieHijzouuitkiezen
HOOFDSTUK10
1ToenAdonisedek,dekoningvanJeruzalem,hoordedat JozuaAihadingenomenendestadmetdebanhad geslagen,endathijmetAienhaarkoninghadgedaan zoalshijmetJerichoenhaarkoninghadgedaan,endatde inwonersvanGibeonvredemetIsraëlhaddengeslotenen inhunmiddenwaren,
2Zijvreesdenzeer,omdatGibeoneengrotestadwas,een vandekoninklijkesteden,enomdatzijgroterwasdanAi, enomdatalhaarmannenmachtigwaren
3DaaromzondAdonisedek,dekoningvanJeruzalem,aan Hoham,dekoningvanHebron,aanPiram,dekoningvan Jarmuth,aanJafia,dekoningvanLachis,enaanDebir,de koningvanEglon,omtezeggen:
4Komnaarmijtoeenhelpmij,zodatwijGibeonkunnen verslaanDestadheeftimmersvredegeslotenmetJozuaen deIsraëlieten
5Daaromverzameldenzichdevijfkoningenvande Amorieten:dekoningvanJeruzalem,dekoningvan Hebron,dekoningvanJarmuth,dekoningvanLachisen dekoningvanEglonZijenalhunlegerstrokkenopen legerdenzichvoorGibeonZijvoerdenoorlogtegende stad.
6ToenzondendemannenvanGibeonboodschappersnaar JozuainhetlegerkampteGilgal,omtezeggen:Laatuw handnietlosvanuwdienaren;komsnelnaaronstoe, verlosonsenhelpons,wantallekoningenvande
Amorieten,dieinhetberglandwonen,hebbenzichtegen onsverzameld.
7ToentrokJozuaopvanGilgal,hijenalhetkrijgsvolkdat bijhemwas,enalledapperehelden.
8ToenzeideHEEREtegenJozua:Weesnietbangvoor hen,wantIkhebheninjouwhandgegevenNiemandvan henzalvoorjoukunnenstandhouden
9ToenkwamJozuaplotselingbijhenentrokvanGilgal op,dehelenachtdoor
10ToenversloegdeHEEREhenvoorIsraëlBijGibeon brachtHijeengroteslachtingaanhentoeHijachtervolgde henopdewegdienaarBeth-horongaatHijversloeghen totAzekaenMakkeda.
11Enhetgebeurde,toenzijvoorIsraëlvluchttenennaar Beth-horonafdaalden,datdeHEEREgrotestenenuitde hemelophenwierp,totAzekatoe,zodatzijstierven;het aantaldatdoordehagelstenenstierf,wasgroterdanhet aantaldatdeIsraëlietenmethetzwaarddoodden
12ToensprakJozuatotdeHEERE,tendagedatde HEEREdeAmorietenvoordeIsraëlietenovergaf,enHij zeivoordeogenvanIsraël:Zon,stastilbovenGibeon,en jij,maan,inhetdalvanAjjalon.
13Endezonstondstilendemaanbleefstaan,totdathet volkzichopzijnvijandenhadgewrokenStaatditniet geschreveninhetBoekvanOprechtheid?Zostonddezon stilinhetmiddenvandehemelenhaasttezichnietom ondertegaan,ongeveereenheledag
14Enerisgeendaggeweest,daarvoornochdaarna, waaropdeHEEREnaardestemvaneenmensluisterde WantdeHEEREstreedvoorIsraël
15ToenkeerdeJozua,enheelIsraëlmethem,terugnaar hetlegerkampteGilgal
16Maardezevijfkoningensloegenopdevluchten verborgenzichineengrotteMakkeda.
17AanJozuawerdmeegedeeld:Devijfkoningenzijn verborgengevondenineengrotteMakkeda
18ToenzeiJozua:Rolgrotestenenoverdeingangvande grotenstelermannenbijomzetebewaken
19Maarblijfnietstilstaan,maarachtervolguwvijandenen verslahunachterste;laathennietinhunstedenkomen, wantdeHEERE,uwGod,heeftheninuwhand overgegeven
20ToenJozuaendeIsraëlietenerklaarmeewarenhente doden,meteenzeergroteslachting,totdatzijverdelgd waren,gebeurdehetdatdeovergeblevenenvanhende versterktestedeningingen.
21Toenkeerdehethelevolkinvredeterugnaarhet legerkampbijJozuainMakkeda.Niemandhadzijntong tegendeIsraëlietengekeerd
22ToenzeiJozua:Opendeingangvandegrotenbreng dievijfkoningennaarbuiten,naarmijtoe
23Enzijdedendit,enbrachtendievijfkoningenuitde grotnaarHemtoe:dekoningvanJeruzalem,dekoning vanHebron,dekoningvanJarmuth,dekoningvanLachis endekoningvanEglon
24Enhetgebeurde,toenzijdiekoningennaarJozua brachten,datJozuaallemannenvanIsraëlriepentotde bevelhebbersvandekrijgsliedendiemethemmeegingen, zei:Komdichterbijenzetuwvoetenopdenekkenvan dezekoningen.Enzijkwamendichterbijenzettenhun voetenophunnekken
25ToenzeiJozuategenhen:Weesnietbangenweesniet ontsteld.Weessterkenmoedig,wantzozaldeHEERE doenmetaluwvijandentegenwieustrijdt
26DaarnasloegJozuahenneerendooddehen.Daarna hinghijhenaanvijfpalen,enzijblevenaandepalen hangentotdeavond
27Toendezononderging,gafJozuabevelomzevande bomenaftehalenenindegrottegooienwaarinze verborgenwarenOoklegdenzegrotestenenindeopening vandegrot,dieertotopdedagvanvandaagliggen
28JozuanamMakkedadiedaginensloegdestadmetde scherptevanhetzwaardHijsloegdekoningervanmetde ban,metinbegripvanalwaterinwoonde.Niemandliethij overHijdeedmetdekoningvanMakkedazoalshijmetde koningvanJerichogedaanhad
29ToentrokJozuavanMakkedadoor,enheelIsraëlmet hem,naarLibna,enzijvoerdenoorlogtegenLibna 30EndeHEEREgafdiestad,metzijnkoning,indehand vanIsraël.Hijsloegdiestadmetdescherptevanhet zwaard,metalwatdaarinwasNiemandlietHijdaarin overblijvenHijdeedmetzijnkoninghetzelfdealsmetde koningvanJericho.
31ToentrokJozuavanLibnadoor,enheelIsraëlmethem, naarLachis,legerdezichtegendestadenstreedertegen
32ToengafdeHEERELachisoverindehandvanIsraël. Zijnamenhetopdetweededaginensloegenhetmetde scherptevanhetzwaard,metalwatzichdaarinbevond, overeenkomstigalleswatHijmetLibnagedaanhad.
33ToentrokHoram,dekoningvanGezer,opomLachis tehelpen,enJozuaversloeghemenzijnvolk,totdater niemandmeeroverbleef.
34VanLachistrokJozuadoornaarEglon,enheelIsraël methem;zijlegerdenzichertegenenstredenertegen
35Zijnamendestaddiezelfdedaginensloegenhaarmet descherptevanhetzwaardAllemensendiezichdaarin bevonden,sloeghijdiedagmetdeban,netzoalshijmet Lachisgedaanhad.
36ToentrokJozuaopvanEglon,enheelIsraëlmethem, naarHebron,enzijstredenertegen
37Enzijnamendestadinendooddenhaarmetde scherptevanhetzwaard,enhaarkoning,enalhaarsteden, enalhaarinwonersNiemandliethijover,overeenkomstig alleswathijmetEglongedaanhad.Hijverwoesttedestad metdeban,enalhaarinwoners
38ToenkeerdeJozua,enheelIsraëlmethem,terugnaar Debirenstreedertegen.
39Hijnamdestadin,methaarkoningenalhaarsteden, enzijsloegenzemetdescherptevanhetzwaard,enzij sloegenalleinwonersmetdeban;niemandliethijover ZoalshijmetHebrongedaanhad,zodeedhijmetDebiren haarkoning,enzoalshijookmetLibnaenhaarkoning gedaanhad.
40ToenversloegJozuahethelebergland,hetZuiderland, devalleienendebronnen,enalhunkoningenNietéénliet hijover,maaralleswatademhad,sloeghijmetdeban, zoalsdeHEERE,deGodvanIsraël,gebodenhad
41EnJozuaversloeghenvanKades-BarneatotGaza,en heelhetlandGosentotGibeon
42AldezekoningenenhunlandheeftJozuainéénkeer ingenomen,wantdeHEERE,deGodvanIsraël,streed voorIsraël
43ToenkeerdeJozua,enheelIsraëlmethem,terugnaar hetlegerkampteGilgal.
HOOFDSTUK11
1ToenJabin,dekoningvanHazor,dezedingenhoorde, zondhijberichtennaarJobab,dekoningvanMadon,naar dekoningvanSimronennaardekoningvanAchsaf.
2Enaandekoningendietennoordenvanhetgebergte woonden,envandevlaktentenzuidenvanKinneroth,en inhetdal,enindegebiedenvanDorinhetwesten, 3EnaandeKanaänieteninhetoosteneninhetwesten,en aandeAmorieten,deHethieten,deFerezieten,de Jebusieteninhetbergland,enaandeHevietenaandevoet vandeHermon,inhetlandMispa
4Zijtrokkenuitenalhunlegerswarenmethen;eenzeer grotemenigte,zotalrijkalsdezandkorrelsaandeoever vandezee,metzeerveelpaardenenstrijdwagens
5Toenaldezekoningenbijeenwaren,kwamenzijen legerdenzichbijdewaterenvanMeromomoorlogte voerentegenIsraël
6ToenzeideHEEREtegenJozua:Weesnietbangvoor hen,wantmorgenomstreeksdezetijdzalIkalle gesneuveldenaanIsraëloverleverenHunpaardenmoetje metvuurverbrandenenhunstrijdwagensmoetjemetvuur verbranden
7ToenkwamJozuametalhetkrijgsvolkdatbijhemwas, plotselingophenafbijdewaterenvanMerom,enzij overvielenhen
8ToengafdeHEEREhenoverindehandvanIsraëlZij versloegenhenenachtervolgdenhentotGroot-Sidon,tot Misrefoth-maïmentotaanhetdalvanMispa,inhetoosten Zijversloegenhen,totdaterniemandmeervanhen overbleef.
9JozuadeedmethenzoalsdeHEEREhemgebodenhad: hijdoorstakhunpaardenenverbranddehunstrijdwagens metvuur.
10ToenkeerdeJozuaterug,namHazorinendooddede koningervanmethetzwaardHazorwasvroegernamelijk hethoofdvanaldiekoninkrijken.
11Enzijsloegenallendiedaarinwarenmetdescherpte vanhetzwaard,envernieldenhenvolkomen;niemand bleefoveromteademen.OokverbranddehijHazormet vuur
12Aldestedenvandiekoningen,enalhunkoningen,nam Jozuainensloegzemetdescherptevanhetzwaard.Hij verwoesttezemetdeban,zoalsMozes,dedienaarvande HEERE,gebodenhad.
13Maarvandestedendieinhunkrachtblevenstilstaan, heeftIsraëlgeenenkeleverbrand,behalveHazor;dieheeft Jozuaverbrand
14Enaldebuitvandiesteden,enhetvee,roofdende Israëlietenvoorzichzelf;maarzijdooddeniedereenmetde scherptevanhetzwaard,totdatzijiedereenhadden uitgeroeidenniemandmeerkonademen
15ZoalsdeHEERaanzijndienaarMozesgebodenhad,zo heeftMozesaanJozuagebodenenzoheeftJozuahet gedaan;hijheeftnietsnagelatenvanalleswatdeHEER aanMozesgebodenhad
16ToennamJozuaalhetlandin,deheuvels,hethele Zuiderland,hethelelandGosen,hetdal,deVlakte,het berglandvanIsraëlenhetdaldaarvan
17VanafhetgebergteHalak,datopstijgtnaarSeïr,totaan Baäl-gad,inhetdalvandeLibanon,aandevoetvande bergHermonAlhunkoningennamhijgevangen,versloeg henendooddehen.
18Jozuavoerdeeenlangetijdoorlogmetaldiekoningen. 19Erwasgeenenkelestaddievredeslootmetde Israëlieten,behalvedeHevieten,dieinGibeonwoonden Alleanderestedennamenzeindestrijdin.
20WanthetwasdewilvandeHEEREomhunhartte verharden,zodatzijtegenIsraëltenstrijdezoudentrekken, zodatHijhengeheelzouverdelgen,zodatzijgeengenade zoudenvinden,maaromhenteverdelgen,zoalsde HEEREaanMozesgebodenhad.
21IndietijdkwamJozuaenroeidedeEnakietenuitinhet gebergtevanHebron,DebirenAnab,eninheelhet gebergtevanJudaeninheelhetgebergtevanIsraël.Jozua verdelgdehenmetdebanenhunsteden
22ErwarengeenEnakietenmeeroverinhetlandvande Israëlieten.AlleeninGaza,GatenAsdodwarenernog over
23Jozuaveroverdehetheleland,overeenkomstigalleswat deHEERtotMozeshadgezegd,enJozuagafhetals erfdeelaanIsraël,verdeeldoverdestammenEnhetland namrustvandeoorlog
HOOFDSTUK12
1DitzijndekoningenvanhetlanddiedeIsraëlieten verslagenhebbenendiehunlandinbezitgenomenhebben aandeoverzijdevandeJordaan,tegendeopgangvande zon,vandebeekArnontotaandebergHermonendehele vlakteinhetoosten
2Sihon,dekoningvandeAmorieten,woondeinHesbon enheersteoverhetgebiedvanAroër,dataandeoevervan debeekArnonligt,enoverhetmiddenvandebeekenover dehelftvanGileadtotaandebeekJabbok,degrensvande Ammonieten.
3EnvandeVlaktetotaandezeevanKinnerothaande oostkant,entotaandezeevandeVlakte,deZoutzeeaan deoostkant,dewegnaarBeth-Jesimoth;envanhetzuiden af,onderAsdoth-pisga;
4EnhetgebiedvanOg,dekoningvanBasan,dattothet overblijfselvandereuzenbehoorde,dieinAstarotenEdreï woonden,
5HijregeerdeoverhetgebergteHermon,overSalchaen overgeheelBasan,totaanhetgebiedvandeGesurietenen deMaächatieten,enoverdehelftvanGilead,totaanhet gebiedvanSihon,dekoningvanHesbon.
6Mozes,dedienaarvandeHEERE,endeIsraëlieten versloegenhenEnMozes,dedienaarvandeHEERE,gaf hetinbezitaandeRubenieten,deGadietenendehalve stamManasse.
7DitzijndekoningenvanhetlanddieJozuaende IsraëlietenversloegenaandezezijdevandeJordaan,inhet westen,vanBaälgadinhetdalvandeLibanontotaanhet gebergteHalak,datoplooptnaarSeïrJozuagafhetaande stammenvanIsraëlalsbezit,overeenkomstighun verdelingen
8Indebergen,indedalen,indevlakten,inde waterbronnen,indewoestijneninhetZuiderland:de Hethieten,deAmorieten,deKanaänieten,deFerezieten,de HevietenendeJebusieten
9DekoningvanJericho,één;dekoningvanAi,datbij Bethelligt,één;
10DekoningvanJeruzalem,één;dekoningvanHebron, één;
11DekoningvanJarmuth,één;dekoningvanLachis,één; 12DekoningvanEglon,één;dekoningvanGezer,één; 13DekoningvanDebir,één;dekoningvanGeder,één; 14DekoningvanHorma,één;dekoningvanArad,één; 15DekoningvanLibna,één;dekoningvanAdullam,één; 16DekoningvanMakkeda,één;dekoningvanBethel, één;
17DekoningvanTappuah,één;dekoningvanHefer,één; 18DekoningvanAfek,één;dekoningvanLasaron,één; 19DekoningvanMadon,één;dekoningvanHazor,één; 20DekoningvanSimronmeron,één;dekoningvan Achsaf,één;
21DekoningvanTaänach,één;dekoningvanMegiddo, één;
22DekoningvanKedes,één;dekoningvanJokneam,van Karmel,één;
23DekoningvanDorinhetgebiedvanDor,één;de koningvandevolkenvanGilgal,één;
24DekoningvanTirza,één;allekoningeneenendertig
HOOFDSTUK13
1JozuawasoudenophogeleeftijdgekomenDaaromzei deHEEREtegenhem:Jebentoudenophogeleeftijd gekomen,enerisnogheelveellandoverominbezitte nemen
2Ditishetlanddatnogoverblijft:allegrenzenvande Filistijnen,enheelGesuri,
3VanSihoraf,dattenoostenvanEgypteligt,totaande grenzenvanEkron,noordwaarts,datbijdeKanaänieten gerekendwordt:vijfstadsvorstenderFilistijnen:de Gazatieten,deAsdotieten,deEskalonieten,deGathieten, deEkronietenendeAvieten.
4Vanhetzuidenaf:hethelelandvandeKanaänieten,en Meara,datbijdeSidoniërsligt,totAfek,totaande grenzenvandeAmorieten.
5EnhetlandderGiblieten,endegeheleLibanon,inde richtingvandeopgangderzon,vanafBaälgadaandevoet vandebergHermontotaandeingangvanHamat.
6Allebewonersvanhetbergland,vandeLibanontot Misrefoth-maïm,enalleSidoniërs,zalIkvoordeogenvan deIsraëlietenverdrijven.Maarumoethetdoorhetlot onderdeIsraëlietenverdelenalserfelijkbezit,zoalsIku gebodenheb.
7Verdeeldaaromnuditlandalserfdeelonderdenegen stammenendehalvestamvanManasse,
8AandeRubenietenendeGadietenisheterfelijkbezit toegekenddatMozeshungegevenheeft,aandeoverzijde vandeJordaan,oostwaarts,zoalsMozes,dedienaarvande HEERE,hungegevenheeft
9VanAroër,dataandeoevervandebeekArnonligt,en destaddieinhetmiddenvandebeekligt,endegehele vlaktevanMedebatotaanDibon, 10EnallestedenvanSihon,dekoningvandeAmorieten, dieinHesbonregeerde,totaanhetgebiedvande Ammonieten;
11EnGilead,enhetgebiedvandeGesurietenen Maächatieten,enhetgehelegebergteHermon,engeheel BasantotaanSalcha;
12HethelekoninkrijkvanOginBasan,datregeerdeover AstarteenEdreï,dieovergeblevenwasvande overblijfselenvandereuzenDezenheeftMozesverslagen enverdreven
13TochhebbendeIsraëlietendeGesurietenende MaächatietennietverdrevenDeGesurietenende Maächatietenwonennogsteedstemiddenvande Israëlietentotopdezedag
14AlleenaandestamLevigafhijgeenerfelijkbezitDe vuuroffersvandeHEERE,deGodvanIsraël,zijnhun erfelijkbezit,zoalsHijhunbeloofdhad
15EnMozesgafaandestamvandeRubenieteneen erfdeel,overeenkomstighungeslachten.
16HungebiedstrektezichuitvanAroër,dataandeoever vandebeekArnonligt,envandestaddieinhetmidden vandebeekligt,envandehelevlaktebijMedeba.
17Hesbonenalhaarstedenindevlakte:Dibon,BamotBaälenBeth-Baäl-meon, 18EnJahaza,KedemothenMefaath, 19EnKirjathaim,SibmaenZaretsaharophetgebergtevan devallei,
20EnBeth-Peor,Asdoth-pisgaenBeth-Jesimoth, 21EnallestedenvandeVlakteenhethelekoninkrijkvan Sihon,dekoningvandeAmorieten,dieinHesbon regeerde,dieMozesversloeg,metdevorstenvanMidian: Evi,Rekem,Zur,HurenReba,dievorstenvanSihon wareneninhetlandwoonden
22OokBileam,dezoonvanBeor,dewaarzegster, dooddendeIsraëlietenmethetzwaardonderhendiedoor hengedoodwerden
23DegrensvandeRubenietenwasdeJordaan,metzijn grenzenDitwasheterfdeelvandeRubenieten,ingedeeld naarhungeslachten,metdestedenendedorpendiedaarbij hoorden.
24EnMozesgafheterfelijkbezitaandestamGad,aande nakomelingenvanGad,naarhungeslachten
25HungebiedomvatteJazer,allestedenvanGileadende helftvanhetlandvandeAmmonieten,totaanAroër,dat tegenoverRabbaligt
26EnvanHesbontotRamat-mizpaenBetonim,envan MahanaïmtotaandegrensvanDebir;
27Eninhetdal:Beth-Ram,Beth-Nimra,SukkotenZafon, derestvanhetkoninkrijkvanSihon,dekoningvan Hesbon,deJordaanenzijngebied,totaanderandvande zeevanKinnereth,aandeoverzijdevandeJordaan, oostwaarts
28DitisheterfelijkbezitvandenakomelingenvanGad, ingedeeldnaarhungeslachten,destedenenhundorpen
29EnMozesgafeenerfelijkbezitaandehalvestamvan Manasse;ditwashetbezitvandehalvestamvande kinderenvanManasse,naarhungeslachten
30HungebiedreiktevanMahanaïmaf,heelBasan,het helekoninkrijkvanOg,dekoningvanBasan,enalle stedenvanJaïr,dieinBasanliggen,zestigsteden.
31EndehelftvanGilead,AstarteenEdreï,stedenvanhet koninkrijkvanOginBasan,behoordentoeaande nakomelingenvanMachir,dezoonvanManasse,namelijk aandehelftvandenakomelingenvanMachir,naarhun geslachten
32DitzijndegebiedendieMozesalserfelijkbezit uitdeeldeindevlaktenvanMoab,aandeoverkantvande Jordaan,terhoogtevanJericho,inhetoosten
33MaaraandestamLevigafMozesgeenerfelijkbezit. DeHEERE,deGodvanIsraël,washunerfelijkbezit, zoalsHijhunbeloofdhad
HOOFDSTUK14
1DitzijndelandstrekendiedeIsraëlieteninhetland KanaäninbezitkregenendiedepriesterEleazar,Jozua,de zoonvanNun,endehoofdenvandefamiliesvande stammenvandeIsraëlietenaanhenalserfelijkbezit toebedeelden
2Doorlotingwerdhunerfdeeltoegewezen,zoalsde HEEREdoorMozesgebodenhad,voordenegenstammen envoordehalvestam
3WantMozeshadaantweestammenenaaneenhalve stamaandeoverzijdevandeJordaaneenerfelijkbezit gegeven,maaraandeLevietengafhijgeenenkelerfelijk bezitonderhen
4DezonenvanJozefwarentweestammen:Manasseen EfraïmDaaromgavenzijdeLevietengeenenkeldeelvan hetland,behalvedestedenomintewonen,metde weidegrondenerbij,voorhunveeenhunbezittingen.
5ZoalsdeHEERMozesgebodenhad,zodedende Israëlietenenzijverdeeldenhetland
6ToendeJudeeërsbijJozuainGilgalkwamen,zeiKaleb, dezoonvanJefunne,deKeneziet,tegenhem:‘Uweettoch watdeHEERtegenMozes,demanGods,inKades-Barnea overmijenugezegdheeft.
7IkwasveertigjaaroudtoenMozes,dedienaarvande HEERE,mijvanuitKades-Barneauitzondomhetlandte verkennen.Enikbrachthemopnieuwverslaguitzoalshet inmijnhartwas
8Maarmijnbroedersdiemetmijmeegingen,maaktenhet hartvanhetvolkkapot,maarikbleefvolkomentrouwaan deHEERE,mijnGod
9ToenzwoerMozesopdiedagenzei:Hetlandwaarop uwvoetengetredenhebben,zalvooreeuwiguwerfelijk bezitzijn,omdatudeHEERE,mijnGod,volkomen gevolgdbent
10Ennu,zie,deHEEREheeftmijinhetlevengehouden, zoalsHijgezegdheeft,nualvijfenveertigjaar,sindsde HEEREditwoordtotMozesgesprokenheeft,terwijlde Israëlietendoordewoestijnzwierven;ennu,zie,ikben vandaagvijfentachtigjaaroud
11IkbenvandaagnogevensterkalstoenMozesmij uitzondMijnkrachtisnuevensterkalstoen,enikkan zoweluittrekkenalsingaanindestrijd
12Geefmijdaaromnudezeberg,waarvandeHEEREte diendagegesprokenheeft.Uhebtimmerstediendage gehoord,datdeEnakietendaarwoondenendatdesteden grootenomheindwarenAlsdeHEEREmetmijis,dan zalikhenkunnenverdrijven,zoalsdeHEEREgesproken heeft
13ToenzegendeJozuahemengafaanKaleb,dezoonvan Jefunne,Hebronalserfelijkbezit
14DaaromisHebronheterfelijkbezitgewordenvan Kaleb,dezoonvanJefunne,deKeneziet,totopdezedag, omdathijdeHEERE,deGodvanIsraël,volkomentrouw wasgebleven
15EndenaamvanHebronwasvroegerKirjat-Arba;Arba waseenvooraanstaandmanonderdeEnakieten.Enhet landhadrustvandeoorlog
HOOFDSTUK15
1DitwashetlotvandestamJuda,verdeeldoverhun geslachten.TotaandegrensvanEdomstrektezichde woestijnvanZin,zuidwaarts,uit
2HunzuidgrensliepvandeoevervandeZoutzee,vande baaidienaarhetzuidenuitkijkt
3EndegrenslooptzuidwaartsnaarMaäle-Hakrabbim, gaatlangsZin,stijgtopaandezuidzijdenaarKadesBarnea,gaatlangsHezron,gaatopnaarAdarentrekteen omtreknaarKarkaa
4VandaarliephetnaarAzmonenmonddeuitinderivier vanEgypteDeuitgangenvandatgebiedwarenaandezee Ditzalvoorudezuidkustzijn
5DeoostgrenswasdeZoutzee,totaanheteindevande JordaanHungrensinhetnoordenliepvanafdezeebaai aanheteindevandeJordaan
6DegrensliepomhoognaarBeth-Hoglaenlieplangsde noordkantvanBet-harabaVervolgensliepdegrens omhoognaardesteenvanBohan,dezoonvanRuben
7DegrensliepomhoognaarDebir,vanuithetdalvan Achor,envandaarnoordwaarts,methetgezichtnaarGilgal, datvoordeopgangnaarAdummimligt,dataande zuidzijdevanderivierligt.Vervolgensliepdegrensnaar dewaterenvanEnsemesenhaaruitgangenwarenbij Enrogel
8Degrensliepomhooglangshetdalvandezoonvan Hinnom,naardezuidzijdevandeJebusiet;ditisJeruzalem Vervolgensliepdegrensomhoognaardetopvandeberg dievoorhetdalvanHinnomligt,westwaarts,aanheteinde vanhetdalvandeGiganten,noordwaarts
9Degrensliepvandetopvandebergnaardebronvanhet watervanNeftoahenliepuitnaardestedenvanhet gebergtevanEfronVervolgenstrokdegrensnaarBaäla, datisKirjath-Jearim
10DegrensliepvanBaälawestwaartsnaarhetgebergte Seïr,enliepverderlangsdehellingvanhetgebergte Jearim,datChesalonheet,aandenoordzijde,enliepaf naarBeth-SemesengingverdernaarTimna.
11Degrensliepnaarhetnoorden,naardezijdevanEkron VervolgenstrokdegrensnaarSikron,lieplangsdeberg BaälaenliepdoornaarJabneël.Deuitgangenvandegrens warenbijdezee
12DewestgrensliepnaardeGroteZeeendekustervan.
DitwasdekustvandeJudaieten,geheelrondom,naarhun geslachten
13AanKaleb,dezoonvanJefunne,gafhijeendeelonder deJudaieten,overeenkomstighetbevelvandeHEEREaan Jozua:destadvanArba,devadervanEnak,datisHebron 14EnKalebverdreefvandaardedriezonenvanEnak: Sesai,AhimanenTalmai,dezonenvanEnak
15VandaartrokhijopnaardeinwonersvanDebirDe naamvanDebirwasvroegerKirjath-Sefer.
16EnKalebzeide:WieKirjath-Seferverslaateninneemt, diezalikmijndochterAchsatotvrouwgeven
17EnOtniël,dezoonvanKenaz,debroervanKaleb,nam destadinengafhemzijndochterAchsatotvrouw
18Enhetgebeurde,toenzijbijhemkwam,datzijhem ertoeaanzetteomvanhaarvadereenstuklandtevragen; enzijliethaarezelinachter,enKalebzeitegenhaar:Wat wiltu?
HOOFDSTUK16
1EnhetlotvandekinderenvanJozefvielvandeJordaan bijJericho,totaanhetwatervanJerichoaandeoostkant, totaandewoestijndievanJerichooplooptdoorhet gebergtevanBethel,
2EnhijgaatvanBethelnaarLuz,engaatdanverdernaar degrenzenvanArchitotAtaroth,
3Enhetdaaltafnaarhetwesten,naarhetgebiedvan Jafleti,naarhetgebiedvanhetlaaggelegenBeth-horonen naarGezer,enzijnuitgangenzijnnaardezee.
4ZonamendezonenvanJozef,ManasseenEfraïm,hun erfdeelinbezit
5DegrensvandeEfraïmieten,naarhungeslachten,was aldus:degrensvanhunerfdeelliepaandeoostzijdevan AtarothaddartotaanhethogergelegenBeth-horon;
6Degrensliepuitinderichtingvandezee,totMichmeta aandenoordzijde;vervolgensboogdegrensoostwaarts naarTaänath-Silo,engingdaaraanoostwaartstotJanoha; 7VanJanohaliepderivierafnaarAtaroth,Naärath, JerichoenmonddeuitindeJordaan
8DegrensliepvanTappuahwestwaartsnaardebeekKana, enmonddeuitbijdezee.Ditwasheterfdeelvandestam vanEfraïm,naarhungeslachten
9DeafzonderlijkestedenvandeEfraïmietenlageninhet gebiedvandeManasseieten,aldiestedenmethundorpen. 10OokhebbenzijdeKanaänietendieinGezerwoonden, nietverdrevenDeKanaänietenwonentotopdezedagte middenvandeEfraïmietenenzijnbelastingplichtig.
HOOFDSTUK17
1OokvoordestamManassewasereenlot,wanthijwas deeerstgeborenevanJozefHetgingomMachir,de eerstgeborenevanManasse,devadervanGilead.Omdat hijeenkrijgsmanwas,kreeghijGileadenBasan
2Ookwasereenlotvoordeoverigenakomelingenvan Manasse,ingedeeldnaarhungeslachten:voorde nakomelingenvanAbiëzer,voordenakomelingenvan Helek,voordenakomelingenvanAsriël,voorde nakomelingenvanSichem,voordenakomelingenvan CheferenvoordenakomelingenvanSemidaDitwarende mannelijkenakomelingenvanManasse,dezoonvanJozef, ingedeeldnaarhungeslachten
3Zelafchad,dezoonvanChefer,dezoonvanGilead,de zoonvanMachir,dezoonvanManasse,hadgeenzonen, maarweldochters.Ditzijndenamenvanzijndochters: Machla,Noa,Hogla,MilkaenTirza
4ToenkwamenzijvoordepriesterEleazar,voorJozua,de zoonvanNun,envoordevorstenenzeiden:DeHEER heeftMozesgebodenonseenerfdeeltegeventemidden vanonzebroeders.DaaromheeftHijhun,overeenkomstig hetbevelvandeHEER,eenerfdeelgegeventemiddenvan debroedersvanhunvader
5EntienstukkenvielenaanManasse,uitgezonderdhet landvanGileadenBasan,dataandeoverzijdevande Jordaanligt;
6DedochtersvanManassekregeneenerfelijkbezitonder zijnzonen,terwijldeoverigezonenvanManassehetland Gileadkregen
7DegrensvanManasseliepvanAsertotMichmeta,dat voorSichemligt,endegrensliepaanderechterhandtot aandeinwonersvanEntappua
8HetlandvanTappuahnuwasinhandenvanManasse, maarTappuah,dataandegrensvanManasselag,behoorde aandekinderenvanEfraïm
9EndekustdaaldeafnaardebeekKana,tenzuidenvan debeekDezestedenvanEfraïmlagenbijdestedenvan ManasseDekustvanManasselagookaandenoordzijde vandebeek,enhaaruitloperswarenaandezee.
10InhetzuidenbehoordehetaanEfraïm,inhetnoorden aanManasse,endezeewaszijngebied;zijkwamenbijeen inAserinhetnoordeneninIssascharinhetoosten.
11EnManassehadinIssachareninAserBeth-Seanmet dedaarbijbehorendeplaatsen,Ibleammetdedaarbij behorendeplaatsen,endeinwonersvanDormetdedaarbij behorendeplaatsen,endeinwonersvanEndormetde daarbijbehorendeplaatsen,endeinwonersvanTaänach metdedaarbijbehorendeplaatsen,endeinwonersvan Megiddometdedaarbijbehorendeplaatsen,driestreken
12Tochkondendeinwonersvandiestedennietworden verdrevendoordeManasseieten,maardeKanaänieten blevenindatlandwonen
13ToendeIsraëlietenmachtigwerden,legdenzijde Kanaänietenbelastingop,maarzijverdrevenhenniet geheel
14ToenzeidendekinderenvanJozeftotJozua:Waarom hebtumijslechtséénlotenéénstuklandalserfdeel gegeven?Ikbentocheengrootvolk,endeHEEREheeft mijtotnutoegezegend
15ToenantwoorddeJozuahun:Indiengijeengrootvolk zijt,gadannaarhetwoudenhakdaarvooruzelfominhet landderFerezietenenderGiganten,indienhetgebergte vanEfraïmtesmalvooruis.
16ToenzeidendekinderenvanJozef:Debergisvoorons nietgrootgenoegAlleKanaänietendieinhetlandvande vlaktewonen,hebbenijzerenstrijdwagens,zowelzijdie uitBeth-Seanmethaaronderhorigeplaatsenalszijdieuit devlaktevanJizreëlkomen
17ToensprakJozuatothethuisvanJozef,totEfraïmen Manasse,enzei:Ubenteengrootvolkenhebtgrotemacht; uzultnietslechtséénlotkrijgen
18Maardebergzalvooruzijn,wanthijiseenwoud,enu zulthemomhakken,enzijnuitloperszullenvooruzijnU zultdeKanaänietenverdrijven,ookalhebbenzijijzeren strijdwagensenookalzijnzijsterk
HOOFDSTUK18
1EndehelegemeenschapvandeIsraëlietenkwambijeen inSiloenrichttedaardetentvanontmoetingopHetland werdvoorhenonderworpen
2ErblevenonderdeIsraëlietenzevenstammenover,die hunerfdeelnognietontvangenhadden.
3ToenzeiJozuategendeIsraëlieten:Hoelangaarzeltu nogomhetlandinbezittenemendatdeHEERE,deGod vanuwvaderen,ugegevenheeft?
4Geefuituwmiddendriemannenperstam,enIkzalhen uitzendenZijzullenhetlanddoortrekkenenhet
beschrijven,overeenkomstighunerfelijkbezitDanzullen zijweerbijMijkomen.
5Enzijzullenhetinzevenstukkenverdelen:Judazalin hungebiedaandezuidkantblijven,enhethuisvanJozef zalinhungebiedaandenoordkantblijven.
6Gijzultdaaromhetlandinzevendelenbeschrijvenende beschrijvinghierbijmijbrengen,zodatikhiervooruhet lotkanwerpen,voorhetaangezichtvandeHEERE,onze God
7MaardeLevietenhebbengeendeelonderu,wanthet priesterschapvandeHEEREishunerfelijkbezitGad, RubenendehalvestamManassehebbenhunerfelijkbezit gekregenaandeoverzijdevandeJordaan,inhetoosten, datMozes,dedienaarvandeHEERE,hungegevenheeft 8ToenstondendemannenopengingenwegEnJozuagaf hun,dieheengegaanwarenomhetlandtebeschrijven, opdracht:Gadoorhetlandenbeschrijfhet,enkomdan weerbijmij,opdatikhiervooruhetlotwerpvoorhet aangezichtvandeHEEREteSilo.
9Toengingendemannenopwegentrokkendoorhetland, enzijschrevenhetineenboek,geordendnaarstedenen zevenafdelingen.DaarnakwamenzijweerbijJozua,bij hetlegerteSilo
10ToenwierpJozuahetlotvoorheninSilo,voorhet aangezichtvandeHEERE.DaarverdeeldeJozuahetland onderdeIsraëlieten,overeenkomstighunverdeling 11HetlotvoordestamvanBenjaminkwamop, overeenkomstighungeslachten.Hetgebieddathundoor hetlottoegewezenwerd,lagtussendenakomelingenvan JudaendenakomelingenvanJozef
12HungrensliepaandenoordzijdevanafdeJordaan,en liepomhoognaardehellingvanJerichoaandenoordzijde, enliepvervolgensomhoogdoorhetberglandnaarhet westen,enzijnuitgangenwarenindewoestijnvanBethAven
13VandaarliepdegrensnaarLuz,aandehellingvanLuz, datBethelheet,zuidwaarts,envervolgensdaaldedegrens afnaarAtarothadar,bijdeheuveldietenzuidenvanhet laaggelegenBet-horonligt
14Vandaarwerddegrensgetrokkenenomcirkeldede hoekvandezee,zuidwaarts,vandebergdievoorBethhoronligt,zuidwaarts;enhaaruitgangenwarenbijKirjathBaäl,datisKirjath-Jearim,eenstadvandekinderenJuda; ditwasdewestzijde
15EnhetzuidelijkegebiedliepvandegrensvanKirjathJearimaf,endegrensliepwestwaartsenkwamuitbijde bronvanhetwatervanNeftoah
16Endegrensliepnaarbenedentotaanheteindevande bergdievoorhetdalvandezoonvanHinnomligt,endie inhetdalvandeGigantenligtaandenoordkant,endaalde afnaarhetdalvanHinnom,aandehellingvandeJebusi aandezuidkant,endaaldeafnaarEnrogel, 17EnhijtrokuithetnoordenentrokuitnaarEnsemes,en trokuitnaarGeliloth,dattegenoverdebergAdummimligt, endaaldeafnaardesteenvanBohan,dezoonvanRuben, 18EnhijtrokverdernaardezijdetegenoverAraba,naar hetnoorden,endaaldeafnaarAraba.
19DegrenslieplangsdezijdevanBeth-Hogla, noordwaartsDegrensbegonbijdenoordelijkeinhamvan deZoutzee,aanheteindevandeJordaan.Ditwasde zuidkust
20DeJordaanvormdedegrenservanaandeoostzijdeDit washeterfdeelvandeBenjaminieten,metdeomliggende gebieden,naarhungeslachten
21DestedenvandestamvandeBenjaminieten,naarhun geslachten,waren:Jericho,Beth-HoglaenhetdalKeziz. 22EnBetharaba,ZemaraïmenBethel, 23EnAvim,enPara,enOfra, 24EnKefar-Haammonai,OfnienGaba:twaalfstedenmet hundorpen
25Gibeon,RamaenBeëroth, 26EnMizpa,enCefira,enMoza, 27EnRekem,enIrpeel,enTaralah, 28EnZela,ElefenJebusi(datisJeruzalem),Gibeaten Kirjath:veertienstedenmethundorpenDitwashet erfelijkbezitvandeBenjaminieten,ingedeeldnaarhun geslachten.
HOOFDSTUK19
1HettweedelotvielopSimeon,opdestamvande Simeonieten,naarhungeslachtenHunerfelijkbezitlagin hetgebiedvandeJudaieten.
2EnzijhaddenalserfdeelBerseba,ofSeba,enMolada, 3EnHazarsual,enBala,enAzem, 4EnEltolad,enBethul,enHorma, 5EnZiklag,enBethmarcaboth,enHazarsusah, 6EnBethlebaothenSaruhen:dertienstedenmethun dorpen.
7Aïn,Remmon,EtherenAsan;vierstedenmethun dorpen
8EnalledorpenrondomdezestedentotaanBaälath-Beër, RamathinhetzuidenDitwasheterfdeelvandestamvan deSimeonieten,ingedeeldnaarhungeslachten
9VanheterfdeelvandeJudaietenwasheterfelijkbezit vandeSimeonietenHeterfdeelvandeJudaietenwas namelijktegrootvoorhenDaaromkregendeSimeonieten hunerfelijkbezitbinnenheterfelijkbezitvanhen.
10HetderdelotvielopdezonenvanZebulon,naarhun geslachtenDegrensvanhunerfdeellieptotSarid
11Hungebiedliepomhoognaardezee,viaMarala,en reiktetotDabbaseth,enreiktetotdebeekdievoor Jokneamligt
12EnvanSaridwenddedegrenszichoostwaarts,tegende zonsopgang,naardegrensvanChisloth-tabor,engingdan naarDaberathengingopnaarJafia, 13EnvandaargaatdewegoostwaartsnaarGittahefer, naarIttachazin,enlooptuitnaarRemmon-methoarennaar Nea.
14DegrenslooptnoordwaartstotHannathon,enhaar uitgangenliggeninhetdalJiftaël
15EnKattath,Nahallal,Simron,JidalaenBethlehem: twaalfstedenmethundorpen.
16DitisheterfelijkbezitvandefamiliesvanZebulon: dezestedenmethundorpen
17HetvierdelotkwamuitopIssachar,destamvan Issachar,ingedeeldnaarhungeslachten
18HungrenslagbijJizreël,KesullothenSunem, 19EnHafaraïm,SjonenAnaharath, 20EnRabbith,enKisjon,enAbez, 21EnRemet,Engannim,EnhaddaenBeth-Pazzez;
22DekustreikttotTabor,SahazimaenBeth-Semes,ende grensvanhungebiedreiktetotaandeJordaan:zestien stedenmethundorpen
23DitwasheterfelijkbezitvandestamvanIssachar, ingedeeldnaarhungeslachten,metdestedenenhun dorpen
24Hetvijfdelotvieltoeaandestamvandenakomelingen vanAser,ingedeeldnaarhungeslachten.
25HungrenswasHelkath,Hali,BetenenAchsaf, 26EnAlammelech,AmadenMiseal,enreiktwestwaarts totKarmelentotSichorlibnath;
27EnhetbuigtzichafnaardeopgangderzonnaarBethDagon,reikttotZebulonentothetdalvanJiftaël,ten noordenvanBethemekenNeïel,enkomtuitopKabulaan delinkerzijde,
28EnHebron,enRehob,enHammon,enKanah,totaan hetgroteSidon;
29EndanbuigtdekustafnaarRamaennaardeversterkte stadTyrus,endanbuigtdekustafnaarHosa,enhaar uitloperszijnaandezee,vandekustaftotAchzib
30EndeUmma,AfekenRehob:tweeëntwintigstedenmet hundorpen.
31Ditwasheterfelijkbezitvandestamvande nakomelingenvanAser,ingedeeldnaarhungeslachten: dezestedenmethundorpen.
32HetzesdelotvieltoeaandenakomelingenvanNaftali, ingedeeldnaarhungeslachten
33HungebiedstrektezichuitvanHelef,vanAllontot Saänanim,envanAdami,NekebenJabneëltotLakum,en haaruitgangenwarenaandeJordaan
34EndanbuigtdekustwestwaartsnaarAznoth-Tabor, looptvandaaruitnaarHukkok,reikttotZebulonaande zuidzijdeenreikttotAseraandewestzijde,entotJudaaan deJordaan,tegendeopgangvandezon.
35EndeversterktestedenzijnZiddim,ZerenHammath, RakkathenKinnereth, 36EnAdama,enRama,enHazor, 37EnKedes,enEdreï,enEnhazor, 38EnIron,Migdalel,Horem,BethanathenBeth-Semes: negentienstedenmethundorpen.
39DitwasheterfelijkbezitvandestamvanNaftali, ingedeeldnaarhunfamilies,metdestedenenhundorpen 40Hetzevendelotvielopdestamvandenakomelingen vanDan,ingedeeldnaarhungeslachten
41EndelandpalevanhunerfdeelbestonduitZora,Estaol enIrsemes, 42EnSaalabbin,enAjalon,enJethla, 43EnElon,enThimnatha,enEkron, 44EnElteke,GibbetonenBaälath, 45EnJehud,enBeneberak,enGath-Rimmon, 46EnMejarkonenRakkon,metdegrensvoorJafo 47EnhetgebiedderDanietenwastekleinvoorhen; daaromtrokkendeDanietenopomtegenLesemtestrijden, enzijnamenhetin,sloegenhetmetdescherptedes zwaardsennamenhetinbezit,engingenerwonenZij noemdenLesemDan,naardenaamvanhunvaderDan 48DitwasheterfelijkbezitvandestamDan,ingedeeld naarhungeslachten:dezestedenmethundorpen
49Toenzijdeverdelingvanhetlandoverdegrenzenvan hungebiedvoltooidhadden,gavendeIsraëlieteneen erfelijkbezitaanJozua,dezoonvanNun,inhunmidden
50OvereenkomstighetwoordvandeHEEREgavenzij hemdestaddiehijgevraagdhad:Timnath-Serahinhet gebergtevanEfraïmHijbouwdedestadengingerwonen
51DitzijndeerfdelendiedepriesterEleazar,Jozua,de zoonvanNun,endehoofdenvandefamiliesvande stammenvandeIsraëlietendoorhetlotverdeeldeninSilo, voorhetaangezichtvandeHEERE,bijdeingangvande tentvanontmoeting.Zomaaktenzijeeneindeaande verdelingvanhetland
HOOFDSTUK20
1DeHEEREsprakooktotJozuaenzei:
2SpreektotdeIsraëlietenenzeg:Wijsvooruvrijsteden aan,waaroverIkdoorMozestotugesprokenheb 3opdatdemoordenaar,dieonbewustenonbewusteen mensdoodt,daarheenkanvluchtenZijzullenueen toevluchtsoordzijntegendebloedwreker
4Wanneeriemanddienaareenvandiestedenvlucht,bij deingangvandestadspoortstaatenzijnzaakaande oudstenvandiestadbekendmaakt,danmoetenzijhembij henindestadopnemenenhemeenplaatsgeven,zodathij inhunmiddenkanwonen
5Enwanneerdebloedwrekerhemachtervolgt,danzullen zijdedadernietinzijnhandenoverleveren,omdathijzijn naasteonbewustheeftgeslagenenhemvoordiennietheeft gehaat
6Enhijzalindiestadblijven,totdathijvoordegemeente terechtzalstaan,entotdedoodvandehogepriester,dieer indiedagenzalzijnDanzaldedaderterugkerenen komennaarzijnstadennaarzijnhuis,naardestadwaaruit hijgevluchtwas
7ZijsteldenKedesaaninGalilea,inhetgebergtevan Naftali,enSicheminhetgebergtevanEfraïm,enKirjatharba,datisHebron,inhetgebergtevanJuda
8AandeoverkantvandeJordaan,tenoostenvanJericho, wezenzijBezertoe,indewoestijnindeVlakte,voorde stamRuben,RamothinGileadvoordestamGadenGolan inBasanvoordestamManasse
9Ditwarendestedendiebestemdwarenvooralle Israëlietenenvoordevreemdelingendieinhunmidden verblevenIedereendieonopzettelijkeenanderdoodde, moestdaarheenvluchtenennietstervendoordehandvan debloedwreker,totdathijvoordevergaderinghadgestaan
HOOFDSTUK21
1Toenkwamendehoofdenvandefamiliesvande LevietenbijdepriesterEleazar,bijJozua,dezoonvanNun, enbijdehoofdenvandefamiliesvandestammenvande Israëlieten
2InSilo,inhetlandKanaän,zeidenzijtothen:De HEEREheeftdoorbemiddelingvanMozesgebodenons stedentegevenomintewonen,metdeweidegronden ervanvooronsvee
3EndeIsraëlietengavenopbevelvandeHEEREvanhun erfelijkbezitdezestedenmethunweidegrondenaande Levieten
4ToenvielhetlotvoordegeslachtenvandeKehatieten DenakomelingenvandepriesterAäron,dieuitde Levietenkwamen,kregendoorhetlotdertiensteden toegewezen,vandestammenJuda,SimeonenBenjamin
5DeoverigenakomelingenvanKehatkregendoorloting tienstedentoegewezenuitdefamiliesvandestamEfraïm, destamDanendehalvestamManasse
6DenakomelingenvanGersonkregendoorlotingdertien stedentoegewezenuitdefamiliesvandestammenIssachar, Aser,NaftalienManasseinBasan
7DenakomelingenvanMerarikregen,naarhun geslachten,vandestammenRuben,GadenZebulontwaalf steden
8DeIsraëlietengavendezestedenmetdeweidegronden eromheendoorlotingaandeLevieten,zoalsdeHEERdoor Mozesgebodenhad
9EnzijgavenuitdestamvandekinderenvanJudaenuit destamvandekinderenvanSimeondezestedendiehier metnamegenoemdworden,
10DiekregendenakomelingenvanAäron,dieuitde geslachtenvandeKehatietenkwamen,uitde nakomelingenvanLevi;wantzijhaddenheteerstelot
11EnzijgavenhundestadArba,devadervanAnak;dat isHebron,inhetberglandvanJuda,metdeweidegronden eromheen
12Maarhetlandmetdeomliggendedorpenendeakkers vandestadgavenzijaanKaleb,dezoonvanJefunne,in bezit
13ZogavenzijaandekinderenvandepriesterAäron Hebronmethaarweidegronden,omeenvrijstadtezijn voordemoorddadiger,enLibnamethaarweidegronden, 14EnJattirmethaarvoorsteden,enEsthemoamethaar voorsteden,
15EnHolonmethaarvoorsteden,enDebirmethaar voorsteden,
16EnAïnmethaarweidegronden,Juttamethaar weidegrondenenBeth-Semesmethaarweidegronden: negenstedenuitdezetweestammen.
17EnvandestamBenjamin:Gibeonmethaar weidegronden,Gebamethaarweidegronden, 18AnathothmethaarweidegrondenenAlmonmethaar weidegronden:viersteden
19Intotaalwarenerdertienstedenvandepriesters,de zonenvanAäron,methunweidegronden.
20DefamiliesvandeKehat-kinderen,deLevietendie overgeblevenwarenvandeKehat-kinderen,kregende stedendiehundoorhetlotwarentoegewezen,vandestam Efraïm
21ZijgavenhunSichemmethaarweidegrondeninhet gebergtevanEfraïm,omeenvrijstadtezijnvoorde doodslag;enGezermethaarweidegronden,
22EnKibzaïmmethaarweidegrondenenBeth-horonmet haarweidegronden:viersteden
23EnvandestamDan:Eltekemethaarweidegronden, Gibbethonmethaarweidegronden,
24AjalonmethaarweidegrondenenGath-Rimmonmet haarweidegronden:viersteden
25EnvandehalvestamManasse:Tenachmethaar weidegrondenenGath-Rimmonmethaarweidegronden: tweesteden
26Intotaalwarenertienstedenmetdeweidegrondendie overblevenvoordefamiliesvandenakomelingenvan Kehat
27EnaandenakomelingenvanGerson,uitdegeslachten vandeLevieten,gavenzijuitdeanderehalvestamvan ManasseGolaninBasanmethaarweidegronden,als
vrijstadvoordemoorddadige;enBeësteramethaar weidegronden:tweesteden.
28EnvandestamIssachar:Kisonmethaarweidegronden, Dabarehmethaarweidegronden,
29Jarmuthmethaarweidegronden,Engannimmethaar weidegronden:viersteden
30EnvandestamAser:Misalmethaarweidegronden, Abdonmethaarweidegronden, 31HelkathmethaarweidegrondenenRehobmethaar weidegronden:viersteden
32EnvandestamNaftali:KedesinGalilea,methaar weidegronden,alsvrijstadvoordemoorddadige;en Hammothdormethaarweidegronden,enKartanmethaar weidegronden:driesteden
33IntotaalkregendeGersonietendertienstedenmethun weidegronden,ingedeeldnaarhungeslachten.
34EnaandegeslachtenderkinderenvanMerari,de overigeLevieten,uitdestamvanZebulon:Jokneammet haarweidegrondenenKartamethaarweidegronden, 35Dimnamethaarweidegronden,Nahalalmethaar weidegronden;viersteden
36EnvandestamRuben:Bezermethaarweidegronden enJahazamethaarweidegronden,
37KedemothmethaarweidegrondenenMefaathmethaar weidegronden:viersteden.
38EnvandestamGad:RamothinGileadmethaar voorsteden,alsvrijstadvoordedoodslager;enMahanaïm methaarvoorsteden,
39HesbonmethaarweidegrondenenJazermethaar weidegronden;intotaalviersteden
40HettotaalaantalstedendatdenakomelingenvanMerari kregen,naarhungeslachten,dieovergeblevenwarenvan degeslachtenvandeLevieten,werddoorhetlotbepaald optwaalfsteden.
41IntotaalwarenerstedenvandeLevieteninhetbezit vandeIsraëlieten:achtenveertigstedenmethun weidegronden.
42Dezestedenwarenelkmetdevoorstedeneromheen;zo warenaldezesteden
43EndeHEEREgafaanIsraëlalhetlanddatHij gezworenhadhunvaderentegeven;zijnamenhetinbezit engingenerwonen
44EndeHEEREgafhunrustrondom,overeenkomstig alleswatHijhunvaderengezworenhadNietéénvanal hunvijandenkontegenhenstandhouden;deHEEREgafal hunvijandeninhunhand.
45Erbleefnietsvanhetgoedeuit,datdeHEEREtothet huisvanIsraëlgesprokenhad;alleskwamuit.
HOOFDSTUK22
1ToenriepJozuadeRubenieten,deGadietenendehalve stamvanManasse,
2Enzijzeidentothen:GijhebtgehoudenalleswatMozes, dedienaarvandeHEERE,ugebodenheeft,engijhebt naarMijgeluisterdinalleswatIkugebodenheb
3Aldezedagen,totopdezedag,hebtuuwbroedersniet verlaten,maaruhebtdevoorschriftenvanhetgebodvan deHEERE,uwGod,inachtgenomen
4EnnuheeftdeHEERE,uwGod,uwbroedersrust gegeven,zoalsHijhunbeloofdheeft;keerdaaromterugen ganaaruwtentenennaarhetlanddatubezit,datMozes,
dedienaarvandeHEERE,uaandeoverkantvande Jordaangegevenheeft.
5Maarhoudunauwgezetaanhetgebodendewetdie Mozes,dedienaarvandeHEERE,ugebodenheeft:datu deHEERE,uwGod,liefhebt,inalzijnwegenwandelt, zijngebodeninachtneemt,uaanHemvasthoudtenHem dientmetheeluwhartenmetheeluwziel
6ToenzegendeJozuahenenliethengaan,zodatzijnaar huntentenkondengaan
7AandeenehelftvandestamManassehadMozeshet bezitinBasangegeven,maaraandeanderehelftdaarvan gafJozuahetbezitonderhunbroedersaandezezijdevan deJordaan,westwaarts.ToenJozuahenooknaarhun tentenlietgaan,zegendehijhen
8EnHijspraktothen,zeggende:Keerterugmetgrote rijkdommennaaruwtenten,enmetzeerveelvee,met zilver,enmetgoud,enmetkoper,enmetijzer,enmetzeer veelkleding;verdeeldebuitopuwvijandenonderuw broeders.
9ToenkeerdendeRubenieten,deGadietenendehalve stamManassezichomentrokkenwegvandeIsraëlieten uitSilo,datinhetlandKanaänligt,omnaarhetland Gileadtegaan,naarhetlanddatzijinbezithadden genomen,overeenkomstighetwoordvandeHEEREdoor dedienstvanMozes.
10ToenzijbijdegrenzenvandeJordaaninhetland Kanaänkwamen,bouwdendeRubenieten,deGadietenen dehalvestamManassedaareenaltaaraandeJordaan,een grootaltaaromtebewaken
11ToenhoordendeIsraëlietenzeggen:Zie,deRubenieten, deGadietenendehalvestamManassehebbeneenaltaar gebouwdtegenoverhetlandKanaän,indegrenzenvande Jordaan,aandedoortochtvandeIsraëlieten
12ToendeIsraëlietendithoorden,verzameldedehele gemeenschapvandeIsraëlietenzichinSiloomtegenhen tenstrijdetetrekken
13ToenzondendeIsraëlietennaardeRubenieten,de GadietenendehalvestamManasseinhetlandGilead, Pinehas,dezoonvandepriesterEleazar, 14Enmethemwarentienvorsten,uitelkhoofdhuiseen vorstuitaldestammenvanIsraël;enzijwarenelkhoofd vanhunvaderlijkehuizenonderdeduizendenvanIsraël 15ToenkwamenzijbijdekinderenvanRuben,bijde kinderenvanGadenbijdehalvestamvanManasseinhet landGilead,enzijsprakenmethen,zeggende: 16ZozegtdehelevergaderingvandeHEERE:Watisdit voorovertreding,diegijtegendeGodvanIsraëlbegaan hebt,datgijuhedenvandeHEEREafkeert,datgijvooru eenaltaargebouwdhebt,omhedentegendeHEEREin opstandtekomen?
17IsdeongerechtigheidvanPeortekleinvoorons, waarvanwijtotopdezedagnietgereinigdzijn,hoeweler eenplaagindevergaderingvandeHEEREwas, 18MaarmoetuzichvandaagvandeHEEREafkeren?En hetzalgebeuren,aangezienuvandaagtegendeHEEREin opstandkomt,datHijmorgentoornigzalzijnopdehele gemeenschapvanIsraël.
19Maaralshetlanddatubezit,onreinis,gadannaarhet landdatdeHEEREinbezitheeft,waardetabernakelvan deHEEREwoont,enneemhetinbezitinonsmidden. MaarkomnietinopstandtegendeHEEREenkomnietin
opstandtegenonsdooreenaltaartebouwennaasthet altaarvandeHEERE,onzeGod.
20HeeftAchan,dezoonvanZerach,nietontrouwgeweest aanhetvervloekte,zodatertoornkwamoverdegehele vergaderingvanIsraël?Endiemanisnietalleen omgekomendoorzijnongerechtigheid
21ToenantwoorddendeRubenieten,deGadietenende halvestamManasseenzeidentotdehoofdenvande duizendenvanIsraël:
22DeHEERE,deGoddergoden,deHEERE,deGodder goden,dieweethet,enIsraëlzalhetweten;ofhetin opstandis,ofinovertredingtegendeHEERE(verlosons hedenniet),
23Alswijeenaltaarvooronszelfbouwenomonsvande HEEREaftekeren,ofalswijdaaropbrandofferof graanofferofdankoffermoetenbrengen,laatdeHEERE hetdanZelfeisen
24Enindienwijditnietveeleeruitvreesvoordezezaak hebbengedaan,doortezeggen:Indetoekomstzoudenuw kinderentotonzekinderenkunnenzeggen:Wathebtgij metdeHEERE,deGodvanIsraël,temaken?
25WantdeHEEREheeftdeJordaantoteengrensgesteld tussenonsenu,kinderenvanRubenenkinderenvanGad; uhebtgeendeelaandeHEEREDaaromzullenuw kinderenonzekinderenervanweerhoudendeHEEREte vrezen
26Daaromhebbenwijgezegd:Latenwijnugereedmaken omonseenaltaartebouwen,nietvoorbrandofferenniet voorslachtoffers
27Maarhetzaleengetuigeniszijntussenonsenuenonze generatiesnaons,zodatwijdedienstvoordeHEEREvoor zijnaangezichtkunnendoenmetonzebrandoffers,onze slachtoffersenonzedankoffersDanzullenuwkinderen nietlatertegenonzekinderenkunnenzeggen:Uhebtgeen deelaandeHEERE
28Daaromhebbenwijgezegddat,wanneermenditaan onsofaanonzetoekomstigegeneratieszouzeggen,wij opnieuwkunnenzeggen:Ziehierhetvoorbeeldvanhet altaarvandeHEERE,datonzevaderennietvoor brandoffersenslachtoffersgemaakthebben,maarhetis eengetuigetussenonsenu
29Wijmoetenerabsoluutnietbijstilstaandatwijtegende HEERinopstandkomenenonsvandaagvandeHEER afkerenomnaasthetaltaarvandeHEER,onzeGod,een altaarvoorbrandoffers,graanoffersenslachtofferste bouwen,datvóórzijntabernakelstaat.
30ToendepriesterPinehasendeleidersvande vergaderingendehoofdenvandeduizendenvanIsraëldie bijhemwaren,dewoordenhoordendiedeRubenieten,de GadietenendeManasseietenspraken,wasdatinhunogen goed
31EnPinehas,dezoonvandepriesterEleazar,zeitegen deRubenieten,deGadietenendeManasseieten:Vandaag beseffenwijdatdeHEEREinonsmiddenis,omdatudeze overtredingtegendeHEEREnietbegaanhebtNuhebtu deIsraëlietenuitdehandvandeHEEREgered
32EnPinehas,dezoonvandepriesterEleazar,ende vorstenkeerdenterugvandeRubenietenendeGadieten, uithetlandGilead,naarhetlandKanaän,naarde Israëlieten,enbrachtenhunopnieuwverslaguit.
33EnditwasgoednieuwsvoordeIsraëlieten;ende IsraëlietenprezenGodZijwarennietvanplanomtegen
hentenstrijdetetrekkenomhetlandteverwoestenwaar deRubenietenendeGadietenwoonden.
34ToennoemdendeRubenietenendeGadietenhetaltaar Ed,wanthetzaltotgetuigezijntussenons,datdeHEERE Godis.
HOOFDSTUK23
1Enhetgeschieddegeruimetijd,nadatdeHEEREIsraël rusthadgegevenvanalhunvijandenrondom,datJozua oudenhoogbejaardwerd
2ToenriepJozuaheelIsraëlbijeen,methunoudsten,hun hoofden,hunrechtersenhunbeambten,enzeitegenhen: Ikbenoudenhoogbejaard
3EngijhebtgezienalhetgeendeHEERE,uwGod,aanal dezevolkenterwillevanugedaanheeft;wanthetisde HEERE,uwGod,Dievoorugestredenheeft
4Zie,Ikhebdevolkendieovergeblevenzijn,doorhetlot aanutoegewezenalserfelijkbezitvooruwstammen, vanafdeJordaan,metaldevolkendieIkuitgeroeidheb, totaandeGroteZeeinhetwesten
5EndeHEERE,uwGod,zalhenvooruwogenverdrijven enhenvanvooruwogenverdrijven,zodatuhunlandin bezitzultnemen,zoalsdeHEERE,uwGod,ubeloofd heeft.
6Weesdaaromzeermoedigomalleswatgeschrevenstaat inhetwetboekvanMozesteonderhoudenentedoen,en wijkdaarvannietaf,nochnaarrechtsnochnaarlinks.
7Komnietinhetmiddenvandezevolken,dezediebiju overgeblevenzijn;noemdenamenvanhungodenniet,laat ernietbijzweren,dienzenietenbuigunietvoorzeneer. 8MaarblijftrouwaandeHEERE,uwGod,zoalsutotop dezedaggedaanhebt
9WantdeHEEREheeftgroteensterkevolkenvooruw aangezichtverdreven;maaru,niemandheeftvooru kunnenstandhoudentotopdezedag
10Eénmanvanuzalerduizendachtervolgen,wanthetis deHEERE,uwGod,dievoorustrijdt,zoalsHijubeloofd heeft
11ZorgerdusvoordatudeHEERE,uwGod,liefhebt.
12Anders,indiengijuopenigerleiwijzeterugtrektenu aanhangtbijhetoverblijfseldezervolken,namelijkdezen dieonderuovergeblevenzijn,enumethenverlooft,entot heningaat,enzijbiju,
13WeetzekerdatdeHEERE,uwGod,geenvandeze volkenmeervooruwogenzalverdrijven.Zijzullenutot strikkenenvallenworden,geselsinuwzijdenendoornen inuwogen,totdatuverdwenenbentuitditgoedelanddat deHEERE,uwGod,ugegevenheeft
14Enzie,hedengaikdewegvanalhetaardse;engijweet metgeheeluwhartenmetgeheeluwziel,daterniets onvervuldisvanaldegoededingen,diedeHEERE,uw God,overugesprokenheeft;allesisaanugeschied,ener isnietsonvervuldgebleven
15Daaromzalhetgebeuren,zoalsallegoededingendiede HEERE,uwGod,ubeloofdheeft,overukomen,zozalde HEEREookallekwaadoverubrengen,totdatHiju verdelgdheeftuitditgoedelanddatdeHEERE,uwGod,u gegevenheeft
16WanneeruhetverbondvandeHEERE,uwGod,dat Hijugebodenheeft,overtreedt,enanderegodengaat dienenenuvoordieneerbuigt,danzaldetoornvande
HEEREtegenuontbrandenenzultusneltegrondegaan uithetgoedelanddatHijugegevenheeft.
HOOFDSTUK24
1ToenverzameldeJozuaallestammenvanIsraëlte SichemHijriepdeoudstenvanIsraëlbijeen,hunhoofden, hunrechtersenhunbeambten,enzijsteldenzichvoorGod op
2ToenzeiJozuatothethelevolk:ZozegtdeHEERE,de GodvanIsraël:AandeoverkantvandeRivierhebben vroegeruwvooroudersgewoond,namelijkTerach,de vadervanAbrahamendevadervanNachor,enzijhebben anderegodengediend
3ToenhaaldeIkuwvaderAbrahamvandeoverkantvan deRivierenliethemdoorheelKanaänreizen.Ikmaakte zijnnageslachttalrijkengafhemIsaak
4EnIkgafJakobenEsauaanIzak,enaanEsaugafIkhet gebergteSeïromhetinbezittenemen,maarJakobenzijn kinderentrokkennaarEgypte
5OokzondIkMozesenAäron,enIkbestrafteEgypte, zoalsIkonderhengedaanhad,endaarnaleiddeIkueruit.
6ToenleiddeIkuwvaderenuitEgypteToenubijdezee kwam,achtervolgdendeEgyptenarenuwvaderenmet strijdwagensenruiterstotaandeSchelfzee.
7ToenzijtotdeHEEREriepen,zetteHijduisternistussen uendeEgyptenarenHijbrachtdezeeoverhenenbedekte hen.UwogenhebbengezienwatIkinEgyptegedaanheb. Uhebtlangetijdindewoestijngewoond
8ToenbrachtIkuinhetlandvandeAmorieten,dieaande overzijdevandeJordaanwoonden,enzijstredentegenu. Ikgafheninuwhand,zodatuhunlandinbezitkonnemen OokverdelgdeIkhenvooruwogen
9ToenmaakteBalak,dezoonvanZippor,dekoningvan Moab,zichopenvoerdeoorlogtegenIsraëlHijzond bodenenriepBileam,dezoonvanBeor,omute vervloeken.
10MaarIkhebnietnaarBileamgeluisterd;daarom zegendehijuopnieuw,endaaromhebIkuuitzijnhand gered.
11ToenstakenjulliedeJordaanoverenkwamenbij JerichoDeburgersvanJerichostredentegenjullie,tegen deAmorieten,deFerezieten,deKanaänieten,deHethieten, deGirgasieten,deHevietenendeJebusieten,enIkgafhen injulliehand
12ToenzondIkdehorzelsvooruuit,diehenvooruuit verdreven,detweekoningenvandeAmorieten;maarniet dooruwzwaardennietdooruwboog.
13Ikhebueenlandgegevenwaarvooruniethebtgewerkt, enstedendieuniethebtgebouwd,enuzulterinwonen; vandewijngaardenenolijfgaardendieuhebtgeplant,zult unieteten.
14Nudan,vreesdeHEEREendienHeminoprechtheid enwaarheidDoedegodenwegdieuwvaderengediend hebbenaandeoverkantvandeRiviereninEgypte,endien deHEERE
15EnalshetinuwogenkwaadisdeHEEREtedienen, kiesdanhedenwieuzultdienen:ófdegodendieuw voorouders,dieaandeoverkantvandeRivierwoonden, gediendhebben,ófdegodenvandeAmorieten,inwier landuwoontMaarwatmijenmijnhuisbetreft,wijzullen deHEEREdienen
16Toenantwoorddehetvolkenzeide:Hetzijverrevan ons,datwijdeHEEREzoudenverlaten,omanderegoden tedienen
17WantdeHEERE,onzeGod,ishetDieonsenonze vaderenuithetlandEgypte,uithetslavenhuis,heeftgeleid, enDiediegrotetekenenvooronzeogengedaanheeften onsbewaardheeftopheeldewegdiewijgegaanzijnen onderaldevolkendoorwiermiddenwijgetrokkenzijn.
18ToenverdreefdeHEEREalhetvolkvooronsuit,de Amorieten,dieinhetlandwoondenDaaromzullenook wijdeHEEREdienen,wantHijisonzeGod
19ToenzeiJozuategenhetvolk:JulliekunnendeHEERE nietdienen,wantHijiseenheiligeGod,eennaijverige God,Hijzaljullieovertredingenenjulliezondenniet vergeven
20WanneerudeHEEREverlaatenanderegodendient, danzalHijzichomkerenenukwaaddoenenuverdelgen, nadatHijugoedgedaanheeft
21ToenzeihetvolktegenJozua:Nee,maarwijwillende HEEREdienen
22ToenzeiJozuategenhetvolk:Julliezijngetuigentegen jezelf,datjulliedeHEEREhebbenuitgekozenomHemte dienenEnzijzeiden:Wijzijngetuigen
23Nudan,zegthij,doedevreemdegodenwegdieonderu zijnenneiguwharttotdeHEERE,deGodvanIsraël.
24ToenzeihetvolktegenJozua:DeHEERE,onzeGod, zullenwijdienenennaarZijnstemzullenwijluisteren 25Jozuaslootdiedageenverbondmethetvolkenstelde huninSichemeenverordeningeneenrechtvast
26ToenschreefJozuadezewoordeninhetwetboekvan God.Hijnameengrotesteenenzettediedaarrechtop, onderdeeikdiebijhetheiligdomvandeHEEREstond 27ToenzeiJozuatothethelevolk:Zie,dezesteenzalons totgetuigezijn,wanthijheeftaldewoordenvande HEEREgehoord,dieHijtotonsgesprokenheeftDaarom zalhijutotgetuigezijn,opdatuuwGodnietverloochent 28ToenlietJozuahetvolkvertrekken,iedernaarzijn erfdeel
29NadezegebeurtenissenstierfJozua,dezoonvanNun, dedienaarvandeHEERE,toenhijhonderdtienjaaroud was
30Enzijbegroevenheminhetgebieddatzijnerfelijk bezitwas,inTimnath-Serah,datinhetgebergtevan Efraïmligt,aandenoordzijdevandeheuvelGaäs
31EnIsraëldiendedeHEEREgedurendealdedagenvan JozuaengedurendealdedagenvandeoudstendieJozua overleefdenendiealhetwerkvandeHEERE,hetwerkdat HijaanIsraëlgedaanhad,gekendhadden.
32EndebeenderenvanJozef,diedeIsraëlietenuitEgypte haddenmeegebracht,begroevenzijteSichem,ophetstuk landdatJakobvoorhonderdzilverstukkengekochthadvan dezonenvanHemor,devadervanSichem;ditwerdhet erfdeelvandezonenvanJozef
33EnEleazar,dezoonvanAäron,stierf,enmenbegroef hemopdeheuvelvanzijnzoonPinehas,dieheminhet gebergtevanEfraïmgegevenwas