4.2
De diafyse
De diafyse verbreedt van boven naar onder, is convex naar lateraal en concaaf naar voor in zijn distaal uiteinde. Op doorsnede is de diafyse driehoekig, met drie boorden en drie vlakken. Alleen de ulnaire boord, de margo interosseus, is duidelijk te onderscheiden. Hij is een scherpe kam, die proximaal begint vanaf de tuberositas radii. De margo anterior is in zijn proximaal deel goed zichtbaar. Hij loopt vanaf de tuberositas schuin naar distaal en lateraal, is afgerond in zijn middenste deel, en wordt weer scherp in zijn distaal deel , waarhij de laterale begrenzing vormt van het voorste vlak. De margo posterior is alleen in zijn middenste deel min of meer duidelijk. De facies anterior ligt tussen de margo anterior en de margo interosseus. In haar proximaal deel is ze een weinig concaaf. Even boven het midden vertoont ze een foramen nutricium. De facies posterior is naar dorsaal en naar mediaal gericht. De facies lateralis is convex in alle richtingen en vertoont in zijn middenste deel een ruwheid, de tuberositas pronatoria.
4.3
De distale epifyse
De distale epifyse is massief en vierkant gebouwd. Van voren is zij concaaf en glad. Aan de ulnaire zijde splitst zich de margo interosseus in een concave, driehoekige oppervlakte, de incisura ulnaris. Het lateraal vlak loopt uit op een stiftvormig uitsteeksel, de processus styloideus. Het achterste vlak is ruw en vertoont verschillende groeven voor pezen van de onderarmspieren.
Ergotherapie 1
Anatomie 1
16