
1 minute read
TRIGONUM SPINAE
17. CAVITAS GLENOIDALIS + LABRUM GLENOIDALE
18. TUBERCULUM SUPRAGLENOIDALE
(19). COLLUM SCAPULAE
20. ACROMION
Het schouderblad is een breed, driehoekig been, plat en dun, in het midden zelfs min of meer doorschijnend.
We onderscheiden een naar voren en naar achter gericht vlak; verder een laterale, een mediale en een bovenste rand, en tenslotte drie hoeken: een onderste, een bovenste en een laterale.
Geprojecteerd op de achterste thoraxwand, strekt het been zich uit tussen de tweede en de zevende rib. Bij neerhangende arm loopt de mediale rand nagenoeg parallel met de wervelkolom. Ten opzichte van het verticale vlak is het botstuk 10 à 15° voorovergekanteld.
Zijn laterale rand ligt meer ventraal dan de mediale rand, zodat het bot met het frontale vlak een hoek maakt van ongeveer 30°.
1.1 De vlakken
1.1.1 Het voorste vlak (facies costalis)
De facies costalis is licht uitgehold, voornamelijk in zijn craniaal deel.
Naast, en nagenoeg evenwijdig met de laterale boord, loopt een vooral craniaal dikkere beenderkam.
Het vlak vertoont enkele schuin lopende lijnen, lineae musculares. Deze zijn bedoeld voor de m. subscapularis.