Groninger Kerken oktober 2015

Page 13

sacraliteit behouden, maar nieuw gebouwde kerken, zoals de Nieuwe Kerk in Haarlem (Jacob van Campen, 1645-1649), de Oostkerk in Middelburg (Bartholomeus Drijfhout en Arent van ’s Gravesande, 1648-1667), of de Nieuwe Kerk in Groningen (1660-1664, Coenraet Roeleffs) ademden een heel andere sfeer, wel waardig en vaak zelfs deftig, maar nu juist niet gewijd. De calvinistische kerk was eerder een vergaderzaal dan een huis Gods. Niet voor niets heet een calvinistische kerk in Frankrijk ‘temple’ en niet ‘église’. Op een schilderij van de eerste calvinistische kerk in Lyon, de ‘Temple du Pa­ radis’, die tijdens de godsdienstoorlogen in 1568 al weer is verwoest, zien we deze heel andere opvatting van een kerkgebouw: rond de centraal opgestelde kansel zijn banken gegroepeerd, en er is, bijna als in een theater, een rondgaande galerij. Het bouwwerk straalt een grote nuchterheid uit.24 Aan het eind van de achttiende eeuw maakte de Bataafse omwenteling een formeel einde aan de mogelijkheden voor adel en patriciaat om in de kerkruimte hun maatschappelijke posities te markeren met rijk meubilair en wapenschilden. In Groningen had voordien de economische teruggang van de jonkers al een aanvang genomen: doordat het nu al enkele generaties een gesloten kaste was, liep het aantal leden terug, waardoor borgen overbodig raakten en vervolgens werden afgestoten, gewoonlijk met afbraak als resultaat. Vaak ook was het geld voor vertoon minder overvloedig voorhanden dan voorheen. De periode na de Franse tijd mag dan in menig opzicht een tijdperk van politieke restauratie zijn geweest, de adel keerde niet meer nadrukkelijk terug in de kerk­gebouwen – een enkele curieuze uitzondering daargelaten. Zo liet Goosen Geurt Alberda van Dijksterhuis in de kerken van Saaxumhuizen en Eenrum, waar hij het voor het zeggen had, een nieuwe inrichting aanbrengen, waarmee hij tot uitdrukking bracht dat wat hem betreft de maatschappelijke orde niet was veranderd, terwijl hij in Pieterburen, waar hij de borg Dijksterhuis bewoonde, het koor van de kerk nadrukkelijk als ‘adelskoor’ opnieuw liet inrichten met gebruikmaking van het bestaande meubilair.25 Bijna overal elders was echter wel een nieuwe tijd aangebroken, en in de kerkinrichting wordt die gekarakteriseerd door strakke neoclassicistische preekstoelen zonder ook maar een zweem van heraldiek. De kansel van Slochteren is hiervan een fraai voorbeeld: met de cannelures in de kuip lijkt hij haast een uitgeholde zuiltrommel.26

24 Vgl. Yves Krumenacker, ‘Les temples protestants français, XVIe-XVIIe siècles’, Chrétiens et Sociétés XVIe-XXIe siècles, numéro special I, Le calvinisme et les arts (2011) 131-154. 25 IJnte Botke, ‘Een “heerlijk” recht: Goosen Geurt Alberda van Dijksterhuis (1766-1830) in verzet tegen zijn tijd’, Groninger Kerken 28 (2011) 53-61; [Lies Boiten en Ynte Botke], Goosen Geurt Alberda van Dijksterhuis 1766-1839: Ancien Régime, Revolutie, Restauratie (tentoonstellingscatalogus Groninger Museum) (Groningen 1981) 11-12. 26 Over dit nieuwe type preekstoel: J.J. Falize, ‘Neoklassieke preekstoelen in Groningen’, Groninger Kerken 1 (1984) 3-9.

19 Lyon, Temple du Paradis, naar schilderij, toegeschreven aan Jean Perissin, ca. 1566. Collectie Musée international de la Réforme, Genève. 20 Pieterburen, hervormde kerk, preekstoel, ca. 1785, met het wapen van de familie Alberda van Dijksterhuis. Het snijwerk in de triomfboog is van de hand van Anthonie Walles en werd in 1829 aangebracht. Foto archief Omke Oudeman.

131


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.