





ZWOEGERZIEKTE

Eerste resultaten genotypering







Eerste resultaten genotypering
Nienke startte haar bedrijf als 19-jarige: “Inmiddels nemen ze me serieus”
voorkomt problemen
Dat het belangrijk is om goede bioveiligheidsmaatregelen te nemen om insleep van dierziekten te voorkomen, bleek de afgelopen maanden eens te meer. In Duitsland werd in de tweede week van januari voor het eerst sinds 1988 mond-en-klauwzeer (MKZ) vastgesteld op een bedrijf met waterbuffels. Ruim 3.500 geïmporteerde kalveren en een koppel schapen, afkomstig uit de getroffen regio, zijn onderzocht op dit virus. Gelukkig zijn er, zowel in Duitsland als in Nederland, geen verdere gevallen van MKZ aangetoond.
De situatie leidde tot maximale paraatheid binnen de Nederlandse veehouderij. De overheid en sectorpartijen namen maatregelen en er werden onder andere bijeenkomsten van erfbetreders afgelast. Een logische stap, gezien de eerdere ervaringen met MKZ. Voorkomen is immers beter is dan genezen. Dit
geldt niet alleen voor MKZ, maar voor alle besmettelijke dierziekten. Daarom raad ik aan om de bioveiligheidsmaatregelen op het bedrijf eens met de dierenarts onder de loep te nemen, om de risico’s op insleep te minimaliseren.
Een andere ziekte die onze sector in zijn greep heeft, is blauwtong. In deze editie van Schaap en Geit delen we de belangrijkste bevindingen en verwachtingen rondom de blauwtong-uitbraak. Daarnaast bespreken we de eerste onderzoeksresultaten over de genetische achtergronden van zwoegerziekte. Ook leest u artikelen over vitamine D en giftige planten, met nuttige tips om diergezondheidsproblemen te voorkomen. Tot slot wil ik alle deelnemers aan de fotowedstrijd bedanken voor hun prachtige inzendingen, waarvan we er enkele natuurlijk in deze Schaap en Geit laten zien.
René van den Brom, manager afdeling Kleine Herkauwers
Bereikbaarheid
Royal GD is op werkdagen telefonisch bereikbaar via 088 20 25 500. Voor inhoudelijke vragen is de Veekijker Schaap en Geit op werkdagen tussen 15.00 en 17.00 uur bereikbaar via 088 20 25 555.
Tarieven
Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en basiskosten. Bekijk de actuele tarieven op onze website.
Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal
Aanmelden: digitaal via www.gddiergezondheid.nl/ophaaldienst of telefonisch via 088 20 25 500 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk op. Sectie- en monstermateriaal kan worden gebracht van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
COLOFON
Schaap en Geit is een uitgave van Royal GD | Redactie René van den Brom, Eveline Dijkstra, Karianne Peterson, Carlijn ter Bogt-Kappert, Tara de Haan, Nienke Snijdersvan de Burgwal | Fotogra e: Ingrid Sweers (reportage), Fleur-Maartje Bakker (achterpagina) | Eindredactie Vera Bolink, Jessica Fiks, Mirjam Hommes | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 088 20 25 500, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving Dock35 Media B.V. | Druk Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Abonnementen Schaap en Geit wordt gratis toegezonden aan relaties van GD | Advertenties Dock35 Media B.V., Jan van de Vis, T. 0314-35 58 60 | Verschijningsfrequentie twee keer per jaar | Suggesties Suggesties voor dit blad kunnen worden doorgegeven via redactie@gddiergezondheid.nl. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever | Disclaimer Royal GD en de redactie zijn niet verantwoordelijk en daardoor niet aansprakelijk voor de inhoud van de geplaatste advertenties en advertorials.
ISSN: 1875-2594
Dit blad niet meer ontvangen of een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 088 20 25 500, of per e-mail. Voor een adreswijziging: klantdata@gddiergezondheid.nl, voor aan- en afmeldingen vakbladen: info@gddiergezondheid.nl.
04 Actueel
06 Giftige planten
08 Het belang van monitoren op de vitamine D-voorziening
10 Reportage: Nienke begon haar bedrijf op 19-jarige leeftijd. ‘Als ik iets in mijn hoofd heb, ga ik ervoor’
15 Quiz: test je kennis over (rot)kreupel
16 Blauwtong: terugblikken en vooruitkijken
19 De winnaars van onze fotowedstrijd in het zonnetje gezet
20 Voorkom verlies gezondheidsstatus bij aanvoer dieren
23 Het getal en Vraag&Antwoord
24 Diergezondheid volgens....
In 2024 hebben ruim 1.475 bedrijven bloedmonsters ingestuurd van schapen en geiten voor onderzoek op Brucella melitensis Alle monsters zijn negatief bevonden, waardoor Nederland voldoet aan de Europese vordering en de vrij-status behoudt voor deze van dier op mens overdraagbare aandoening. Goed nieuws dus.
GD en de opdrachtgevers bedanken alle dierenartsen en houders die zich voor dit onderzoek hebben ingezet. De aansturing voor de monitoring op B. melitensis 2025 is in januari verstuurd en hiervoor hopen wij weer op je medewerking. Daarnaast krijgen geselecteerde houders ook dit jaar de mogelijkheid om op kosten van de basismonitoring éénmalig kosteloos gebruik te maken van het ‘abortuspakket schaap geit’. Zij hebben hiervoor een monsternamepakket ontvangen bij de aansturing.
Als het over mineralen gaat, is optimaliseren het toverwoord. Minimaliseren kan tot tekorten leiden, terwijl maximaliseren de kans op overmaat of zelfs vergiftiging vergroot. Of het rantsoen voldoet is uit te rekenen, met behulp van de rantsoengegevens. Bovendien is de mineralenopname van koper, zink, selenium en jodium eenvoudig te meten in het bloed van de dieren.
Het effect van een rantsoenverandering is al na één week te bepalen. Dat is snel, zeker in vergelijking met de bepaling van de status, ofwel de voorraad in het lichaam. De voorraad van de meeste mineralen bevindt zich in de lever en zijn een afspiegeling van de opname en benutting via het rantsoen en het drinkwater in de laatste vier tot acht weken.
Na een periode van enkele jaren waarin we samen met onderzoekers van WUR, het Platform Melkgeitenhouderij, melkgeitenhouders, dierenartsen, het ministerie van LVVN en vele anderen hebben samengewerkt aan de PPS ’Versnelling verduurzaming van de melkgeitenhouderij’ is deze PPS in januari formeel afgesloten met het symposium ‘Be Goat and Tell It’. Het was een mooie dag met ongeveer honderd bezoekers van verschillende achtergronden. Onder hen geitenhouders, dierenartsen, bestuurders, melkverwerkers, beleidsmedewerkers, onderzoekers, studenten en erfbetreders. Binnen de PPS zijn onder andere de volgende onderwerpen aan de orde gekomen: welzijn, duurmelken, jonge dieren en salmonellose. GD heeft in samenwerking met alle partners een aantal mooie resultaten opgeleverd. De bal ligt nu bij de sector. Daar kunnen de uitkomsten en adviezen nu verder opgepakt worden. We willen alle betrokkenen en dan speci ek de melkgeitenhouders en dierenartsen hartelijk bedanken voor hun participatie in de verschillende projecten!
Abortus, vroeg- en doodgeboorte, en geboorte van slappe lammeren (vanaf nu abortus) van lammeren bij schapen en geiten, is akelig voor jou als schapen- en geitenhouder. Niet alleen vanwege je fokkerijverwachting en verminderde inkomsten, maar ook door verminderd werkplezier als dierhouder. De oorzaak van abortus kan besmettelijk of nietbesmettelijk zijn. Wanneer je te maken krijgt met abortus, is het belangrijk om hier aandacht te besteden en te achterhalen wat de oorzaak is. Doen zich meerdere abortussen voor? Dan is de oorzaak meestal besmettelijk en lopen ook de andere dieren risico. Daar komt bij dat de oorzaak een van dier op mens overdraagbare aandoening (zoönose) kan zijn. Dat vormt een risico voor de mensen die met de ooi of geit in contact komen. Grijp daarom snel in bij abortus. Dit kan door middel van pathologisch onderzoek. Of maak gebruik van ons abortuspakket, waarmee je het lam bemonstert met behulp van een swab. Deze kan je vervolgens insturen naar ons laboratorium.
In een beperkt aantal gevallen kan ook bloedonderzoek worden ingezet. Wil je meer informatie, advies of uitleg over abortus en de mogelijkheden van onze diagnostiek, neem dan vrijblijvend contact op met Veekijker schaap geit: 088 20 25 555 (op werkdagen van 15-17 uur). Je krijgt dan direct een deskundige aan de telefoon.
MEER OVER ABORTUS
Twee keer per jaar ontvang je onze Schaap en Geit. We houden je met dit vakblad op de hoogte van de schapen- en geitengezondheid, ontwikkelingen, projecten en producten.
Tussendoor informeren we je ook graag. Wist je dat we een nieuwsbrief hebben voor schapen- en geitenhouders en een aparte voor melkgeitenhouders? Aanmelden voor de nieuwsbrieven gaat via onze website.
MELD JE AAN VOOR DE NIEUWSBRIEF
Er zijn veel planten die giftige stoffen bevatten waar schapen en geiten erg ziek van kunnen worden. In Nederland komt vergiftiging gelukkig niet heel vaak voor onder kleine herkauwers, maar er zijn wel situaties waarbij dit risico groter is. Denk bijvoorbeeld aan het voeren van snoeiafval uit de tuin.
In het pathologisch onderzoek bij GD worden jaarlijks enkele gevallen van vergiftiging door planten bij schapen en geiten gevonden, of vermoed. Wat moet je als dierhouder eigenlijk weten over giftige planten?
Risico’s vergiftiging
Een groot deel van de Nederlandse geiten wordt binnen gehouden, waardoor de kans op vergiftiging door giftige planten rela-
Herfsttijlloos
tief beperkt is. Daarnaast mijden schapen en geiten eventueel giftige planten in de wei vaak vanwege de smaak. De dieren lopen vooral risico wanneer ze in schrale weides staan waarin onvoldoende gras aanwezig is. Dan beginnen de dieren ‘gedwongen’ te eten aan andere vegetatie. Ook worden giftige planten door dieren niet goed herkend als ze tussen het gras zijn ingekuild of wanneer de giftige planten gemengd zijn in tuinafval of slootafval. Tot slot is er een risico wanneer de dieren zijn losgebroken in een tuin en zich hier tegoed doen aan allerlei planten.
Symptomen van vergiftiging
Vertoont een dier opvallend gedrag, zoals sloomheid, diarree, speekselen en/of trillen, zoek dan in de omgeving naar mogelijke giftige planten. Bij twijfel kun je planten insturen naar GD om deze te laten identificeren.
Gevlekte scheerling
Ernstige gevolgen?
Hoe ernstig een vergiftiging is, hangt vooral af van de hoeveelheid opgenomen giftig materiaal. Zieke kleine herkauwers kunnen problemen krijgen in het maagdarmkanaal, met diarree als gevolg. Ook andere organen, zoals het hart, de lever, de nieren en het zenuwstelsel, kunnen schade oplopen. Dit soort orgaanschade leidt helaas vaak tot sterfte.
Risico-planten
Drie zeer giftige planten voor kleine herkauwers zijn:
• Taxus
• Herfsttijlloos
• Gevlekte scheerling
Naast deze drie bestaat er nog een lange lijst met andere planten die ook gevaarlijk kunnen zijn voor kleine herkauwers. Denk hierbij aan laurierkers, rododendron, bereklauw, heermoes, (jonge, groene) eikels en (jonge) bladeren van eikenbomen. Maar ook veel sierheesters en tuinplanten zoals klimop en gouden regen zijn giftig.
Behandelen
Het daadwerkelijk vaststellen van vergiftiging bij levende dieren is niet eenvoudig, omdat de klachten vaak aspecifiek zijn. Mogelijk kan je dierenarts een waarschijnlijkheidsdiagnose stellen op basis van de verschijnselen en het verhaal. Weet je zeker dat het om vergiftiging gaat, bijvoorbeeld omdat je ook giftige planten hebt gevonden? Dan kan een behandeling gestart worden om te proberen de stof niet verder te laten opnemen, de plant uit het lichaam te verwijderen en de symptomen te verminderen. Dit zijn echter geen simpele ingrepen. Voorkomen dat schapen en geiten giftige planten eten is daarom zeer belangrijk. MEER OVER WAT TE DOEN BIJ GIFTIGE PLANTEN
In de loop van de winter kan bij kleine herkauwers een tekort aan vitamine D ontstaan. Dit heeft negatieve gevolgen voor de opname van calcium. Stijfheid en melkziekte liggen dan op de loer. Tijdig constateren dat een vitamine D-tekort speelt, kan problemen en daaruit voortkomende kosten voorkomen.
Calcium is een belangrijk mineraal voor schapen en geiten. Het speelt een rol in groei, dracht en lactatie. Calciumopname vanuit het voedsel, via de darm, voorziet in een belangrijk aandeel van de calciumvoorziening. Wanneer de behoefte aan calcium toeneemt, kan een schaap of geit bovendien extra calcium vrijmaken uit het skelet. Bij de opname en het vrijmaken van cal-
cium speelt vitamine D een belangrijke rol. Bij een tekort aan vitamine D, kan het calcium niet op de juiste plek in het lichaam terechtkomen. Vitamine D is daarnaast van belang voor de fosforhuishouding. Een tekort aan vitamine D kan leiden tot meerdere gezondheidsproblemen: van slechte groei en skeletafwijkingen tot stofwisselingsstoornissen.
Symptomen calciumtekort
Een calciumtekort bij drachtige en melkgevende schapen kent verschillende uitingsvormen: stijve overhouders, melkziekte en melkkreupelheid. Deze ziektebeelden ontstaan door een verhoogde vraag naar calcium, ten behoeve van groei, dracht of
melkgift. Als het calciumgehalte in het bloed te laag wordt, omdat het onvoldoende aangevuld wordt vanuit het skelet of de voeding, kunnen ooien en geiten klinische verschijnselen gaan vertonen. Ze zijn traag en blijven achter bij verplaatsing van het koppel. Ze vertonen een stijve en slingerende gang, zijn schrikachtig en krijgen spierrillingen. Ze nemen geen voer meer op en er is minder activiteit in de voormagen. Als het tekort nog ernstiger wordt, komen de dieren niet meer in de benen en maken soms, liggend op hun zij, fietsende bewegingen.
Opname vitamine D
Vitamine D wordt aangemaakt in de huid van schapen en geiten bij blootstelling aan ultraviolet (UV) licht van de zon. Het kan ook uit de voeding komen, hoewel natuurlijke voedingsbronnen doorgaans laag zijn in vitamine D. Verschillende factoren beïnvloeden de concentratie van vitamine D in het lichaam: de duur van blootstelling aan zonlicht per dag, het seizoen en de hoeveelheid vitamine D in de voeding. Ook sommige genetische factoren spelen een rol. Een tekort aan vitamine D komt veel voor bij landbouwhuisdieren en mensen. Runderen, kleine herkauwers, lama’s, alpaca’s, vleeskuikens en varkens zijn gevoelig voor een tekort aan vitamine D. Paarden en ezels hebben zelden
Vitamine D monitoren
Je kan de vitamine D-status van schapen en geiten monitoren met bloedonderzoek. Bij problemen is snel behandelen cruciaal. Hoe sneller de behandeling wordt ingezet, des te beter en sneller zullen de dieren herstellen. Bloedonderzoek is de meest nauwkeurige methode om de vitamine D-status te beoordelen. Hierbij wordt de concentratie van 25-hydroxyvitamine D (25(OH)D) gemeten. Daarnaast is het verstandig om het rantsoen van drachtige dieren te evalueren.
MEER INFORMATIE
een tekort. Een gebrek aan vitamine D wordt vooral veroorzaakt door een gebrek aan zonlicht. Met name tijdens de wintermaanden is de opname beperkt.
Behoefte bij schapen en geiten Hoeveel vitamine D een dier nodig heeft, kan per ras verschillen. Deels is dat waarschijnlijk het gevolg van verschillen in huidpigmentatie. Schapen met een sterk gepigmenteerde huid hebben lagere vitamine D-gehaltes in vergelijking met geschoren schapen met een witte vacht en witte poten. Recent heeft Royal GD vitamine D-bepalingen uitgevoerd bij schapen in verschillende perioden van het jaar. Hieruit bleek dat vitamine D-gehaltes sterk afhankelijk zijn van het seizoen. In vergelijking met volwassen dieren zijn lammeren doorgaans minder vatbaar voor een tekort. Schapen hebben sneller last van een tekort aan vitamine D dan geiten. Geiten zijn namelijk minder gevoelig voor verstoringen in de calciumhuishouding en blijken efficiënter in de aanmaak van vitamine D via de huid. Schapen worden daarnaast sterker beïnvloed door de hoeveelheid vitamine D in de voeding.
Extra vitamine D geven?
Tijdens het lammerseizoen wordt het voor veel kleine herkauwers moeilijk om het vitamine D-gehalte op peil te houden; de behoefte neemt toe, terwijl een dikke vacht, weinig zon en huisvesting de mogelijkheid tot opname beperken. Het verstrekken van vitamine D via de voeding tijdens de dracht is daarom geen overbodige luxe. Zongedroogde producten zoals hooi bevatten relatief veel vitamine D. Het verstrekken van slechts een kleine hoeveelheid goed gewonnen hooi kan vaak in de behoefte voorzien. Ook in krachtvoer zit vaak vitamine D. Als schapen duidelijke verschijnselen van calciumtekort tonen, kan een injectie met extra vitamine D noodzakelijk zijn. Maar let op: Het toedienen van vitamine D zonder dat er sprake is van een tekort kan in sommige gevallen schadelijk zijn, vooral voor jonge lammeren.
In een nogal uitdagend agrarisch ondernemersklimaat een bedrijf beginnen, is een grote stap. Zeker als je negentien jaar bent. Toch deed Nienke Deten uit Holten dat. In 2017 vormde ze het voormalig gemengd bedrijf van haar ouders om tot melkgeitenhouderij. Ze runt het bedrijf, dat inmiddels helemaal naar haar wensen is ingericht, praktisch alleen. “Het is hard werken, maar daar kies je voor.”
Op het bedrijf van Nienke Deten in Holten vallen twee dingen al van verre op: het mooie nieuwbouwhuis en de grote nieuwe geitenstal achter op het erf. Met gepaste trots ontvangt Nienke ons in het huis, baby Johan van een paar maanden oud op de arm. “Het huis is net klaar, dat is wel fijn nu de kleine er is. Het oude huis, waar mijn ouders en ik en mijn twee oudere broers vroeger woonden, is afgebroken. Het was makkelijker om nieuw te bouwen, nu voldoet alles aan de hoogste eisen.”
Nienke woont samen met vriend Jim, die een baan in de varkenssector heeft. “Het is fijn dat hij ook in de agrarische sector zit, want daardoor begrijpt hij dat het zeven dagen per week hard werken is met een bedrijf. Anders wordt een relatie wel moeilijk.”
‘Als je vrouw bent en ook nog 19 jaar, moet je meer je best doen om je te bewijzen’
Toch geen veearts
De 27-jarige Nienke runt het geitenbedrijf nu acht jaar. Dat zij zou gaan boeren was geen uitgemaakte zaak. “Mijn droom was om veearts te worden. Op het mbo besefte ik al snel dat het een lange weg zou worden richting universiteit. Een stage op een geitenhouderij beviel zo goed dat ik daarvoor wilde gaan.”
Nienkes ouders stopten in 2007 met melken en het houden van vleesvarkens. Daarna werd er jongvee voor andere boeren opgefokt. Zij zagen wel wat in de plannen van hun toen 19-jarige dochter. “Mijn ouders weten wel dat als ik iets in mijn hoofd heb, ik er ook echt voor ga. Mijn vader vond het mooi dat er weer eigen vee op het bedrijf zou staan. Dat is toch anders dan dieren van anderen.”
‘Veel geduld hebben en tijd in opfok van lammeren steken, dat werpt zijn vruchten af’
In 2017 werd de oude ligboxenstal omgebouwd tot lammerstal en er verrees een gloednieuwe melkgeitenstal met twee voergangen en vier stropotten. “In 2018 begon ik met 600 geiten afkomstig van drie verschillende bedrijven. Het jaar daarop had ik al 800 geiten. Samen met de ongeveer 200 lammeren is dit goed rond te zetten.”
Stapje harder lopen
Zoals Nienke het vertelt klinkt het simpel, maar het starten van een nieuw bedrijf had wel wat voeten in de aarde. Nienke merkte dat ze zich als jonge vrouw extra moest bewijzen. “Hoe vaak ik wel niet de deur opende voor iemand die dan vroeg: is je vader ook thuis? Dan keken ze wel even gek op als ze hoorden dat ze mij moesten hebben. Blijkbaar heerst er nog altijd een beeld van dat een man het werk doet op de boerderij.” Het maakte haar nog meer vastbesloten om de onderneming tot een
succes te maken. “Als je vrouw bent en ook nog 19 jaar, moet je een stapje harder lopen om respect te krijgen. Inmiddels nemen ze me wel serieus.”
Dat stapje harder lopen is niet overdreven. Tot de geboorte van Johan deed Nienke praktisch alles op het bedrijf zelf. “Nu heb ik drie avonden in de week een melker. Zo heb ik iets meer tijd voor het gezinsleven. Dat is ook belangrijk. Misschien heb ik in de beginjaren wel eens wat te hard gewerkt. Maar ja, als je een bedrijf start, wil je graag alles goed en zelf doen.” Lachend: “Ik heb wel wat moeite om dingen los te laten, ja. Gelukkig gaat dat steeds beter.”
Nog steeds zijn het lange dagen, die om kwart over vier beginnen. “Vanaf een uur of zeven, als Johan wakker is, neem ik hem tussen de slaapjes en voedingen door mee in de draagzak. Dat is hij helemaal gewend.”
Melkgeitenstapel
De melkgeitenstal voldoet aan de richtlijnen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV). De geiten hebben royaal de ruimte, veel daglicht, genoeg waterbakjes en geitenborstels. Er wordt energie bespaard door ledverlichting, frequentieregelaars en een warmteterugwininstallatie. De geiten worden gemolken in een 2x30 Fullwood zij-aan-zij melkstal. Dat duurt per melkbeurt 2,5 uur. Het rantsoen is eenvoudig, maar voedzaam. “We hebben 11 hectare gras en kopen eerste snede balen van 70 hectare grond aan. De geiten krijgen dat gras, brok en een beetje stro. Ze geven daar gemiddeld 3,7 liter melk per dag op.” Voorheen molk Nienke harder, doordat ze begon met veel jonge dieren. “Nu is de veestapel meer gemengd. Ik laat de geiten één keer aflammeren en doe verder aan duurmelken. Ik heb voorheen wel KI gebruikt en oudere dieren aangedekt, maar dat is toch een heel andere tak van sport. Er kwamen dan vaak vier lammeren uit, die ook nog eens groot waren. Dat was te zwaar voor de dieren. Het is jammer als je daardoor goede geiten kwijtraakt, vandaar de keuze voor duurmelken.”
Nieuwe lammerstal
Er vinden op het bedrijf twee aflamperiodes per jaar plaats, één in januari/februari en één in juni. Onlangs zijn er twee eerder verhuurde schuren ingericht voor lammeren in de melkperiode.
Deze schuren zijn gemakkelijker uit te mesten en de lammeren verhuizen nu pas na de melkperiode. “Dat gaat erg schelen qua uren. In de opfok moet je het niet laten liggen. Je moet er geduld voor hebben en veel tijd in steken, maar dan werpt het ook echt zijn vruchten af. Ik mag niet klagen hoor, we hebben eigenlijk geen last van diarree. Soms enkele longproblemen, maar niet meer dan gebruikelijk is.” Als een dier onverhoopt toch wat mocht hebben, wordt dat onderzocht bij Royal GD. Melkgeitenhouderij Deten is één van de peilbedrijven. “Onze eigen dierenarts vroeg of ik dat wilde. Natuurlijk, als ik daarmee kan helpen, dan doe ik dat graag.”
‘Het is belangrijk om te laten zien hoe we met de geiten omgaan en hoe hun leefomgeving is’
Nienke vindt openheid van zaken geven belangrijk. “Ik ontvang graag mensen op het bedrijf. Vaak weten mensen er weinig of niets van, behalve van wat ze zien in de media. Daar kun je genoeg vinden wat niet waar is. ‘Ik wist niet dat het er in het echt zo aan toe gaat’, zeggen ze dan enthousiast als ze weggaan. Daaraan kun je zien hoe belangrijk het is om te laten zien hoe we met geiten omgaan en hoe hun leefomgeving echt is.”
Het staat
Nienke heeft het bedrijf nu precies zo ingericht als ze wil. Daar is ze met recht trots op. “Zeker omdat ik zo vaak heb gehoord: ‘Je bent pas 19, ga eerst maar eens verder leren.’ Nou, het staat er nu en draait goed. Wensen zijn er altijd, bijvoorbeeld ventilatoren. Maar groter groeien, nee. Dan zou ik er eerder een nevenactiviteit naast doen. Schoolklassen rondleiden ofzo. Maar als het zo blijft als nu, is dat ook goed. Het is hard werken en heel soms heb ik even geen zin, maar als ik dan buiten loop, is dat gevoel alweer weg. Ik heb echt nog nooit een hekel gehad aan het werk”, besluit de geitenhouder.
VOOROP IN DIERGEZONDHEID
Neem contact met ons op: T +31 (0)314 - 355 800 E info@dock35media.nl I www.dock35media.nl
meer informatie www.gddiergezondheid.nl/abortus
Het optreden van een abortus is vervelend. Niet alleen omdat het lammeren en geld kost, maar ook omdat het mogelijk besmettelijk is en overdraagbaar van dier naar mens (zoönose).
Het belang van een diagnose is groot om tijdig in te kunnen grijpen. GD heeft hiervoor verschillende mogelijkheden, zoals pathologisch onderzoek (vrucht en nageboorte insturen) en het abortuspakket (diepe keelswab van het lam insturen). Om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van Chlamydia abortus bestaat daarnaast de Chlamydia Check. Nader advies of meer informatie? Bel kosteloos met de Veekijker 088 20 25 555 (werkdagen 15-17 uur).
Rotkreupel is een besmettelijke tussenklauwhuidaandoening bij schaap en geit die met ondermijning van het klauwhoorn gepaard gaat. De aandoening begint met een ontsteking van de tussenklauwhuid. Wat weet jij over kreupelheid?
1
Bij kreupele schapen en geiten is er altijd sprake van een infectieuze oorzaak.
A Ja
B Nee
2
Geiten kunnen ook last hebben van de ziekte van Mortellaro zoals bekend bij koeien
A Dat klopt niet
B Dat klopt, alleen dan wordt het caprine contagieuze digitale dermatitis (CCDD) genoemd
C Dat klopt, hierbij spelen echter andere bacteriën een rol
D Dat klopt, alleen wordt het dan rotkreupel genoemd
3 4 5
Rotkreupel kan zowel bij schapen als bij geiten voorkomen.
A Ja
B Nee
Rotkreupel wordt veroorzaakt door
A De bacteriën Dichelobacter nodosus en Fusobacterium necrophorum
B De bacterie Dichelobacter nodosus en vochtige omgeving
C De bacterie Fusobacterium necrophorum en zuurstofarme omstandigheden op de klauwhuid
D Vochtige omstandigheden, zuurstofarme omstandigheden op de klauwhuid
Bij welke aandoening kan er ontschoening plaatsvinden?
A Rotkreupel
B Blauwtong
C Mond-en-klauwzeer
Antwoorden: 1B, 2B,3A, 4A, 5A;B en C
Op 5 september 2023 werd blauwtong voor het eerst sinds 2008 weer in Nederland aangetroffen. Enkele dagen na het vaststellen werd bekend dat het om serotype 3 (BTV-3) ging. Dit serotype veroorzaakte dat jaar een forse oversterfte van 55.000 schapen vergeleken met dezelfde periode in 2020-2022. Eind 2023 maakte het ministerie bekend dat de kans op overwintering van het virus als reël werd ingeschat door het Dierziektedeskundigenteam. In 2024 werd de schapensector wederom hard getroffen door blauwtong. Wat heeft 2024 ons geleerd over blauwtong?
Antistoffen op schapenbedrijven
Uit een landelijk prevalentieonderzoek dat in het voorjaar van 2024 werd uitgevoerd op 387 schapenbedrijven bleek dat bijna de helft van deze bedrijven antistoffen tegen BTV had. Gemiddeld had 10 procent van de schapen binnen de koppels antistoffen. Op bedrijven waar BTV was gemeld bleek 23 procent van de schapen antilichamen tegen BTV-3 te hebben. Op basis van dit onderzoek werd duidelijk dat nog maar een beperkt deel van de schapen in Nederland beschermd zou zijn tegen BTV-3.
Vaccins
In april 2024 werd de eerste van drie vaccins tegen BTV-3 toegelaten. Uit onderzoek in de zomermaanden van 2024 bleek dat een groot deel van de geënquêteerde schapenbedrijven hun schapen had laten vaccineren tegen BTV-3. Op basis van ervaringen tijdens de eerdere uitbraak (2006-2008) met BTV-8 was gebleken dat vaccinatie de meest effectieve preventieve maatregel tegen blauwtong was.
Eerste besmetting(en)
Op 14 juni 2024 werd de eerste besmetting van 2024 vastgesteld op een schapenbedrijf in Gelderland. Vanaf eind juni/ begin juli nam het aantal meldingen van blauwtong snel toe. Er
De mate waarin BTV-3 in 2025 opnieuw voor problemen kan zorgen is afhankelijk van de immuniteit in voor blauwtong vatbare diersoorten
werd een onderzoek gestart op acht schapen- en twee rundveebedrijven, om de effecten van BTV-3 op gevaccineerde dieren te onderzoeken. Aan het eind van de studieperiode was 8 procent van de zieke schapen gestorven en 31 procent genezen. Het aantal sterfgevallen onder zieke dieren was lager dan in 2023, maar het aantal ziektegevallen hoger. In 2024 maakten meer bedrijven melding van een besmetting met BTV-3 in vergelijking met 2023.
Impact op schapenbedrijven
In 2024 werd een oversterfte van 65.000 schapen aangetoond. Naast blauwtong werd in 2024 met regelmaat sterfte door rode lebmaagwormziekte bij zowel lammeren als schapen gemeld. Welk deel van de oversterfte door welke aandoening is veroorzaakt is niet met zekerheid aan te geven. In totaal werd een krimp van 20 procent van de Nederlandse schapenstapel vastgesteld.
Impact op geitenbedrijven
In de zomermaanden werd BTV-3 ook op meerdere (melk)geitenbedrijven aangetoond. Dit resulteerde in 2024 in ruim 5.500 meer dode geiten vergeleken met de periode 2020-2022. Op een melkgeitenbedrijf met hoogdrachtige geiten in de periode van de infectie met BTV-3 werden verwerpen en geboorte van slappe lammeren gezien. Ook meldden meerdere (melk)geitenbedrijven koorts bij hun geiten (waarbij 2 tot 5 procent van de dieren werd genoemd), waarbij het toedienen van pijnstillers wenselijk was. De impact van blauwtong op de sterfte van geiten is lager dan op die van schapen.
Een nieuw serotype ontdekt
Op 16 september 2024 werd in de gemeente Stichtse Vecht een bloedmonster afgenomen bij een zeven maanden oud ramlam met ernstige blauwtongverschijnselen. Ondanks vaccinatie en
behandeling stierf het dier op 18 september. Na contact tussen GD en WBVR werd dit dier op andere serotypen onderzocht. Op 3 oktober maakte WBVR bekend dat blauwtong serotype 12 (BTV-12) bij dit ramlam was aangetoond. Later werd dit serotype op nog twaalf bedrijven aangetoond. Nader onderzoek naar de mate van voorkomen op deze bedrijven loopt momenteel.
Verspreiding BTV-3 in Europa
Gedurende de zomermaanden heeft BTV-3 zich over grote delen van Europa verspreid. De aandoening is in diverse Scandinavische landen aangetoond, alsook in Portugal, Engeland als Polen.
Wat kunnen we verwachten voor 2025?
Op dit moment komen verschillende serotypen van blauwtong voor in Europa, waarvan BTV-8 in Frankrijk zich in 2024 verder heeft verspreid. De kans dat BTV-3 opnieuw overwintert in Nederland lijkt waarschijnlijk. Voor blauwtong geldt in algemene zin dat vaccinatie de meest effectieve preventieve maatregel is. Ook laten de eerste onderzoeken zien dat vaccinatie in 2024 een gunstig effect heeft gehad op de impact, ondanks dat vaccinatie niet alle ziekte en sterfte heeft kunnen voorkomen. De mate waarin BTV-3 in 2025 opnieuw voor problemen kan zorgen, is afhankelijk van de immuniteit in voor blauwtong vatbare diersoorten. Na een doorgemaakte infectie is sprake van levenslange immuniteit voor dat specifieke serotype. Ook door vaccinatie kunnen dieren worden geïmmuniseerd. De kans op overwintering van BTV-12 wordt mede bepaald door de mate van voorkomen.
Welke preventieve maatregelen kunnen schapenhouders nemen?
Ondanks dat er afgelopen zomer nog steeds ziekte en sterfte werd gemeld bij schapen, is vaccinatie de meest beschermende maatregel tegen blauwtong. Het effect van vaccinatie op de impact op schapenbedrijven wordt momenteel onderzocht. Voor rund is dat reeds bekend. Sterfte is op rundveebedrijven met vaccinatie lager dan zonder vaccinatie. Opstallen van schapen heeft z’n vruchten afgeworpen met vier maal minder kans op besmetting dan zonder op te stallen. Ook scheren tot uiterlijk begin voorjaar (april) bleek een beschermend effect te hebben ten opzichte van later in het jaar de schapen te scheren.
GA NAAR ONZE DOSSIERPAGINA OVER BLAUWTONG VOOR DE HELE ANALYSE
Impact van blauwtong bij schapen en geiten in 2024
Tot en met 17 oktober 8.063 meldingen: 3.678x schaap, 4,176x rund, 174x geiten 202x overig (bron: www.nvwa.nl)
Blauwtongmeldingen
Impact op schapen
Aantal aanwezige dieren (week 40)
Totaal verschil
Impact op geiten
dieren (week 40)
gestorven dieren (tussen week 25-40)
Zoönosen zijn ziekten die van dier op mens overdraagbaar zijn. Steeds vaker worden dierhouders bij wie de dieren contact hebben met bezoekers geconfronteerd met de vraag welk risico de dieren vormen voor de bezoekers. Om aan te tonen dat u maatregelen neemt om zoönosen te voorkomen en de kans op besmetting te beperken bestaat het Keurmerk Zoönosen. Inmiddels bestaat het GD Keurmerk Zoönosen al ruim 15 jaar en zijn circa 1750 bedrijven deelnemer. Meer weten? www.keurmerkzoonosen.nl
We vroegen in de vorige editie van Schaap en Geit om leuke foto’s in te sturen. We hebben erg leuke inzendingen ontvangen. Een selectie vind je op deze pagina. De winnende foto is gemaakt door Sylvia de Wit. Zij vertelt op de achterpagina van deze Schaap en Geit over hoe zij werkt aan diergezondheid.
Binnen de certificeringsprogramma’s van GD kan het voorkomen dat er ‘verboden aanvoer’ plaatsvindt. Dit heeft gevolgen voor de gezondheidsstatus van een bedrijf. Opschorting of zelfs verlies van diergezondheidsstatus is een mogelijkheid en aanvullend onderzoek is soms nodig om de status te herstellen.
Hoe voorkom je statusverlies?
Een ‘verboden aanvoer’ betekent dat een bedrijf met een bepaalde gezondheidsstatus één of meerdere dieren heeft aangevoerd van een bedrijf met een lagere diergezondheidsstatus. Dit verhoogt het risico op het inslepen van virussen zoals het zwoegerziektevirus, het caprine arthritis encephalitis (CAE) virus of ziektekiemen zoals de bacterie die caseous lymfadenitis (CL) veroorzaakt. Het verlies van status kan de bedrijfsvoering beïnvloeden, omdat je dan niet zonder consequenties voor het bedrijf van aanvoer dieren kunt afvoeren naar bedrijven met een hogere gezondheidsstatus.
Waar let je op bij aanvoer?
Wanneer je dieren van andere bedrijven aanvoert, is het essentieel om vooraf de gezondheidsstatus van het herkomstbedrijf te controleren. Vraag de verkopende
partij om het certificaat in te mogen zien, controleer de informatie inclusief de geldigheidsduur en houd er rekening mee dat de datum van bemonsteren slechts een momentopname weergeeft. De actuele status van een UBN kun je altijd raadplegen via VeeOnline.nl. Wij adviseren deelnemers aan het diergezondheidsprogramma om regelmatig de eigen status te controleren. Als er afwijkingen zijn, neem dan contact op met onze klantenservice via 088 202 55 00 voor advies. Op het moment van import is quarantaine van de betreffende dieren gedurende het resterende beoordelingsproces aan te bevelen.
Gevolgen bij import fokdieren
Bij de import van fokschapen en -geiten moet er maatwerk geleverd worden om te onderzoeken in hoeverre certificeringsprogramma’s van het koppel van herkomst een vergelijkbare mate van zekerheid op afwezigheid van ziektes bieden. Dit om het risico op insleep van ziektes te minimaliseren. Het I&R-systeem van het land van herkomst speelt hierbij een belangrijke rol, evenals de benadering van dierziekten in dat land. De gezondheidsstatus van dieren, bedrijven en landen kan varieren, waardoor het niet altijd mogelijk is om de status eenvoudig over te nemen.
Hoe gaat GD om met import?
Voor een zorgvuldige beoordeling van de gezondheidsstatus van geïmporteerde dieren heeft GD alle benodigde informatie nodig, zoals het handelsdocument, bewij-
Op het moment van import is quarantaine van de betreffende dieren gedurende het resterende beoordelingsproces aan te bevelen
zen van de gezondheidsstatus van het herkomstbedrijf eventuele aangevuld met relevante laboratoriumresultaten. Ook informatie over het laboratorium en de gebruikte tests, evenals de accreditaties van die testen, is essentieel. De verantwoordelijkheid voor het aanleveren van deze informatie ligt bij de veehouder.
Importproces evalueren
Het importproces wordt zorgvuldig beoordeeld, wat tijd kan kosten. Een grondige evaluatie is van groot belang voor de gezondheid van jouw dieren en die van anderen. Het liefst vindt een deel van het beoordelingsproces voorafgaand aan
import plaats. Heb je plannen om fokdieren te importeren, neem dan vooraf contact op met GD. Op het moment dat import plaatsvindt, is quarantaine van de betreffende dier(en) gedurende minimaal het resterende beoordelingsproces aan te bevelen.
‘Verboden aanvoer’ en I&R-registratie Als je een import registreert in de I&R database, checkt het daarmee verbonden systeem van GD of de diergezondheid statussen al dan niet overeenkomen en kan het de aanvoer mogelijk als een ‘verboden aanvoer’ herkennen. Je ontvangt dan automatisch een melding van GD
over de gevolgen voor jouw bedrijfsstatus. In dat geval bieden wij graag ondersteuning om de status van de import te verifiëren.
Tip: controleer vooraf Een zorgvuldige controle van de gezondheidsstatus van dieren vóór aanvoer is essentieel, vooral bij de import van fokdieren. Lever de benodigde informatie aan voor een zorgvuldige evaluatie. Voor vragen of ondersteuning kun je altijd contact opnemen met GD via 088 202 55 00 of info@gddiergezondheid.nl. Wij helpen je graag verder.
Onderzoek
Karianne Peterson, dierenarts en Carlijn ter Bogt, projectmedewerker
In de vorige editie van Schaap en Geit las je over de nieuwe genetische markertest voor zwoegerziekte. Deze laat zien welke dieren minder gevoelig zijn voor zwoegerziekte seropositiviteit en daarmee interessant voor de fokkerij.
Om een indruk te krijgen welke genotypen in Nederland voorkomen en in welke hoeveelheden, liep in 2024 een onderzoeksproject. Daarbij zijn van een aantal schapenrassen invloedrijke dekrammen met minimale onderlinge verwantschap onderzocht. Zo konden we een inschatting maken van het voorkomen van de verschillende genotypen per ras.
Verdeeldheid in voorkomen van genotypen
In totaal zijn 188 dieren van 95 UBN’s van elf verschillende rassen onderzocht. De gevonden genotypen van alle onderzochte dieren zijn weergegeven in figuur 1.
1: Gevonden percentages van de verschillende genotypen
KK (gunstig): Het dier heeft de genmutatie die verminderde gevoeligheid voor zwoegerziekte geeft, en wel op beide allelen. Het dier geeft het gunstige genotype altijd door aan een nakomeling en is dus geschikt voor de fokkerij.
EE (voorouderlijk): Het dier heeft de gunstige genmutatie op geen van beide allelen. Het dier geeft het gunstige genotype nooit door aan een nakomeling.
KE (heterozygoot): Het dier is drager van het gen, maar enkel op één allel. Het dier heeft 50 procent kans om het gunstige genotype door te geven aan een nakomeling.
Variatie tussen rassen
De gevonden genotypen per ras zijn weergegeven in figuur 2. De aantallen zijn te laag om harde conclusies aan te verbinden. Daarom zijn de rassen in dit stadium van het onderzoek nog geanonimiseerd. In de grafiek is duidelijk de variatie tussen rassen te zien. Er zijn rassen die overwegend het gunstige (KK) genotype hebben, maar er zijn ook rassen waarbij dit anders ligt. Vanwege deze variatie en omdat er voldoende dieren zijn met het gunstige genotype, is het waardevol om vervolgonderzoek te doen.
Vervolgonderzoek
We willen nu kijken hoe vaak de gunstige mutatie voorkomt bij seropositieve schapen en het klinische beeld van deze schapen bepalen. Dit onderzoek wordt in 2025-2026 uitgevoerd. Tijdens het aflamseizoen van dit jaar wordt een aantal bedrijven met zichtbare zwoegerziekte geselecteerd. Deze bedrijven worden vervolgens getest en gescoord. Tijdens het aflamseizoen van 2026 worden deze bedrijven opnieuw getest en gescoord. De resultaten zullen we na afloop met jullie delen.
In januari hebben wij in onze nieuwsbrief een oproep geplaatst voor geschikte bedrijven voor het vervolgonderzoek. Inmiddels hebben we hierdoor voldoende aanmeldingen. Hartelijk dank voor alle reacties op deze oproep!
VERSCHILLENDE
ONDERZOEKEN NAAR
VEEDRINKWATER
Wij bieden zeven soorten veedrinkwateronderzoek aan. Bronwateronderzoek KKM/Foqus, Veedrinkwater bacteriologisch en chemisch onderzoek, Veedrinkwater bacteriologisch onderzoek, Veedrinkwater chemisch onderzoek, Veedrinkwater geschiktheid (inclusief visuele en geurbeoordeling), Veedrinkwater salmonellaonderzoek en Veedrinkwater zware metalen. Welk onderzoek je kiest, is per situatie verschillend.
Het Bronwateronderzoek KKM/Foqus bestaat uit chemisch en bacteriologisch onderzoek op alle onderdelen die nodig zijn voor het kwaliteitsprogramma Keten Kwaliteit Melk of Foqus planet. Bij de uitslag ontvang je het bijbehorende certificaat. Is er twijfel over eventuele verontreiniging van het veedrinkwater? Als er misschien een biologische bron is, zoals mest, een karkas of ongedierte, dan ligt bacteriologisch onderzoek voor de hand. Maar het water kan ook
een afwijkende chemische samenstelling hebben. Of water geschikt is voor vee, hangt niet alleen van de veiligheid, maar ook van de smakelijkheid af. Zou je het zelf drinken? Onderzoek naar salmonella vereist een aparte kweekmethode. Drinkwateronderzoek op zware metalen gaat bijvoorbeeld om een teveel aan koper of lood.
DE MEEST GESTELDE
VRAGEN OVER TOXOPLASMOSE
Wat is toxoplasmose?
Toxoplasma gondii (T. gondii) is een eencellige parasiet die abortus kan veroorzaken bij schapen en geiten. Een infectie kan ook leiden tot doodgeboorte, vroeggeboorte en zwakke lammeren. Katten scheiden oöcysten uit, een soort eitjes van T. gondii, waardoor deze in de omgeving terechtkomen en door andere diersoorten weer worden opgenomen.
Kunnen mijn dieren toxoplasmose krijgen?
T. gondii is een veelvoorkomende parasiet. De meeste kleine herkauwers zullen daarom in hun eerste levensjaar wel een keer met T. gondii in aanraking komen. Over het algemeen bouwen zij hier snel een immuniteit tegen op, waardoor er
vraag & antwoord
geen klinische gevolgen hoeven te zijn. Risico’s zijn er vooral wanneer de infectie plaatsvindt tijdens de dracht. T. gondii kan de placenta passeren en vervolgens leiden tot abortus van de foetus.
Hoe weet ik of toxoplasmose speelt? Diagnostiek vindt plaats op basis van pathologisch onderzoek, aangevuld met PCR-onderzoek op weefsel van de foetus en de placenta. Het meesturen van de placenta bij abortusdiagnostiek vergroot de kans dat we iets vinden. Katten van het bedrijf weren is de belangrijkste maatregel om toxoplasmose te voorkomen. Wanneer dieren geweid worden, is dit echter niet eenvoudig. Voor kleine herkauwers is ter preventie ook een vaccin tegen toxoplasmose beschikbaar.
diergezondheid volgens Sylvia de Wit
Sylvia de Wit groeide op tussen de koeien, maar koos voor haar eigen pad en richtte een schapenhouderij op. Wat begon met enkele schapen, is nu uitgegroeid tot een kudde van 120 Swifters. Ondanks uitdagingen runt Sylvia vol passie en doorzettingsvermogen haar bedrijf. Haar aanpak maakt haar tot een inspirerend voorbeeld in de schapenhouderij.
Sylvia hecht veel waarde aan diergezondheid en doet dit op haar eigen manier. Haar visie is duidelijk. “Het belang van het dier moet voorop staan.” Ze adviseert collega-veehouders dan ook om kritisch naar zichzelf te kijken. “Eind van het jaar schrijf ik een ding op waarvan ik zeg, Syl, dat heb je niet goed gedaan. Dat moet je volgend jaar anders doen. Dat werkt. Je wilt dingen die je zelf fout doet graag weer vergeten. Alleen om stappen te zetten is het juist belangrijk dat niet te doen.”
Ervaring is leidend
Ook bij de aanpak van wormbesmettingen heeft Sylvia haar eigen benadering. “Wormbesmettingen vind ik echt een ding. De protocollen over beweiden werken voor mij soms niet optimaal in het veenweidegebied hier”, vertelt ze. Sylvia doet met regelmaat wormonderzoek, om te weten wat er speelt, en acteert op basis van de uitkomsten.
“Mijn ervaring is leidend en ik merk dat dit beter werkt. Zo kan ik voorkomen dat het echt een probleem wordt”, aldus Sylvia. Elk jaar brengt nieuwe uitdagingen met zich mee, maar haar pragmatische aanpak helpt om de gezondheid van haar kudde te waarborgen.
Dreigende wolk
Een andere grote uitdaging voor Sylvia is blauwtong, ze verloor 46 schapen. Ze hoorde dat het binnenhouden van dieren zou helpen tegen besmetting, maar met 30 graden Celsius kan dat niet de hele dag. Ze bracht haar schapen voor het donker worden naar de stal, lopend met een emmertje biks of op de quad. “Dus ‘s nachts naar binnen en dan ‘s ochtends allemaal er weer uit”, legt ze uit. “Je bent continu bezig met een stukje angst dat je weer in hetzelfde belandt”, zegt ze. De uitval van dieren wordt door niemand vergoed en brengt extra kosten met zich mee. Ze hoopt dat de dreigende wolk volgend jaar minder donker zal zijn. Want ondanks alle uitdagingen weet ze één ding zeker, dat ze haar werk voor niets in wil ruilen.