GD Herkauwer november 2012

Page 1

De gezondheidsdienst voor dieren

herkauwer

70

NOVEMBER 2012

tankmelktest op mineraLen in aantocht eLLY doeser: ‘zakelijk als het om uiergezondheid gaat’ gd masterclasses: een nieUwe kijk oP medicijngebrUik


adver torial

Goede productie, gezonde koeien

Gezond resultaat met Agrifirm Feed

“De beste koeien vallen niet op. Dat zijn probleemloze koeien die lekker melken.” Dat stelt melkveehouder Piet Tops uit Reusel (N-B). De roodbonten van Tops geven ongeveer 10.000 liter per jaar met prima gehalten. Daarvoor streeft hij naar een zo constant mogelijk rantsoen, bij elke kuil. “We laten alle kuilen onderzoeken en passen de samenstelling van het rantsoen daarop aan. Dat rantsoen is voor ons de leidraad, we controleren dagelijks of er finetuning mogelijk is.” Tops stuurt op melkproductie en ureumgehalte. Verder houdt hij dagelijks de vinger aan de pols door te kijken naar de conditie

en het gedrag van zijn koeien. “Als ze rustig liggen te herkauwen, voelen ze zich goed. Dan zijn ze voor je aan het werk.” Voor Tops resulteert deze aanpak in een topproductie met gezonde koeien. MELKPRODUCTIE PER KOE

> leeftijd 4.01 > 9.929 kg melk > 4,79 procent vet > 3,60 procent eiwit (rollend jaargemiddelde 2012)

De basis voor de goede productie en gezonde koeien bij Piet Tops zijn de voeding rond droogstand en afkalven (100-dagenaanpak) en een opfok die is gericht op robuuste vaarzen die op 24 maanden kalven (OPFOK24). Wilbert van Kollenburg, specialist Rundveehouderij van Agrifirm Feed adviseert de veehouder, ondersteund door adviesinstrumenten zoals MelkNavigator en GezondheidsIndex. DE PRAKTIJK BEWIJST Agrifirm klanten realiseren: > extra melk +365 kg > extra eiwit +14 kg > extra vet +19 kg > € 150 extra per koe per jaar (bron: CRV/Agrifirm)

Meer informatie: www.gezondresultaat.com


Voorwoord

INHOUD 04 Nieuws & tips 07 Opsporen

salmonelladragers

11 12 16

09 Vraag & Antwoord 11

GD Masterclasses: Een nieuwe kijk op medicijngebruik

12

In gesprek met toxicoloog dr. Guillaume Counotte “Laat je niets wijsmaken over mineralen”

14

Monitoring: Onderzoek naar de oorzaak van bloederkalveren

16

‘Zakelijk als het om uiergezondheid gaat’

19

Coccidiose geeft op veel bedrijven schade bij kalveren

21 In gesprek met dierenarts Liza Dekker “Samen met de GD worminfecties aanpakken”

22

22 Grote kans op

leverbotinfecties

24 Buitenbeeld

COLOFON

GD Herkauwer is een uitgave van de GD | Uitgever GD Deventer Redactie Ria Huijben, Jet Mars, Linda van Wuijckhuise, Erik de Vries | Eindredactie Helen de Roode | Redactieadres GD, Marketingsupport & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-66 04 05, redactie@gddeventer.com, www.gddeventer.com | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem basisontwerp Fokko-Ontwerp | Abonnementen GD Herkauwer wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (4 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 16,00 (excl. BTW) | Advertenties PSH Mediasales, T. 026-750 18 00 | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Verschijningsfrequentie 4 keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, kunt u deze doorgeven aan de redactie via redactie@gddeventer.com. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na t­ oestemming van de uitgever.

ISSN: 1875a-2594 Adreswijzigingen: bel 0900 1770 (10 cent/min.)

Op een gezond 2013 Het is alweer bijna december; tijd om terug te blikken op een jaar dat we -wat de veehouderij betreft- misschien wel het ‘BGP-jaar’ kunnen noemen. Sinds begin dit jaar bent u allemaal verplicht een Bedrijfsgezondheidsplan (BGP) en, daaruit volgend, een Bedrijfsbehandelplan (BBP) te hebben. Van velen van u staan deze plannen in ons online systeem, VeeOnline. Inmiddels zijn hier al meer dan 11.000 BGP’s ingevuld! Wist u trouwens dat u uw DierDagDoseringen heel eenvoudig automatisch kunt laten opnemen in uw BGP in VeeOnline? Op pagina 5 leest u hoe dit werkt. Het verplichtstellen van het BGP heeft natuurlijk alles te maken met de nieuwe antibioticumverordening. Doel is om als sector te komen tot een duurzame veehouderij waarin stelselmatig gebruik van antibiotica niet nodig is. En we zijn goed op weg: de gestelde norm, een reductie van het antibioticagebruik van 20% in 2011, hebben we met zijn allen ruimschoots gehaald. Maar nu staat het nieuwe jaar voor de deur en de uitdaging wordt groter: in 2013 moet het antibioticumgebruik gehalveerd zijn ten opzichte van 2009. Een klus waarbij de GD u graag ondersteunt. Bijvoorbeeld door voor u te onderzoeken welke bacteriën op uw bedrijf voor mastitis zorgen en voor welke antibiotica die bacteriën precies gevoelig zijn. Soms heeft behandelen ook geen zin meer; steeds maar blijven dokteren met chronische mastitiskoeien heeft meer na- dan voordelen. Op pagina 16 en 17 leest u hoe Elly en André Doeser hiermee omgaan. Dat antibioticumgebruik bij u leeft, bleek wel toen we een aantal van u vroegen wat het thema van de GD Masterclasses dit jaar zou moeten zijn. Het bewust en verantwoord inzetten van diergeneesmiddelen werd met stip op één gezet. We zullen tijdens de Masterclasses dan ook ingaan op alle belangrijke kwesties rondom antibiotica, waarbij veel ruimte is voor vragen en discussie. Blader voor meer informatie snel door naar pagina 11. En, nog belangrijker: vergeet u niet op te geven via www.melkmeester.nl. Ir. Lieuwe Roosenschoon, SECTOR MANAGER HERKAUWERS

GD Herkauwer | november 2012 |

3


NIEUWS & TIPS | tekst: REDACTIE

Melkverstrekking in de winterperiode Als het erg koud is in de winter hebben kalveren behoefte aan extra energie om zichzelf warm te houden. Als ze de normale hoeveelheid melk aangeboden krijgen, zullen ze teveel energie stoppen in het warmhouden, waardoor er onvoldoende energie over is om te groeien en gezond te blijven. Een advies is om de kunstmelk 10% in te dikken. Of het mogelijk is om de melk in te dikken, is ook afhankelijk van het soort melkpoeder. De betreffende fabrikant kan hierover meer informatie geven. Indien de melk wordt ingedikt, is het noodzakelijk dat het kalf altijd de beschikking heeft over vers drinkwater. Voert u koemelk aan de kalveren, dan kunt u een liter extra geven in de winterperiode door middel van een extra voerbeurt.

Ruim 5000 deelnemers in programma BVD-virusvrij De eerste maanden van 2012 is er veel aandacht geweest voor BVD door de GD-campagne “Veeg BVD van de kaart”. Naar aanleiding van deze campagne hebben veel melkveehouders ervoor gekozen om BVD structureel van het erf te houden door deel te nemen aan het programma GD BVD-virusvrij. Inmiddels is de grens van 5.000 deelnemers aan het programma overschreden! Daarnaast zijn er enkele duizenden veehouders die via het BVD-tankmelkabonnement of de BVD Jongvee DragerCheck met BVD bezig zijn. Wilt u ook bijdragen aan het van de kaart vegen van BVD? Kijk dan op www.gddeventer.com voor de mogelijkheden.

Schone drinkbak Door voor de drinkbak in de stal een verhoging aan te brengen, raakt het drinkwater minder snel vervuild met mest. Tijdens het drinken staan de koeien dan met de voorpoten op de verhoging. Vervuild drinkwater verlaagt de wateropname en dus ook de melkgift. Bovendien levert het risico’s op voor de diergezondheid. Bepaalde ziekteverwekkers, zoals de paratbc-bacterie en salmonella, worden namelijk via de mest overgedragen.

4

Dag voor de Professionele Schapenhouder

29 november: Dag voor de Professionele Schapenhouder.

Op donderdag 29 november 2012 organiseert de GD voor de derde keer de Dag voor de Professionele Schapenhouder. Het belooft een dag te worden met een gevarieerd programma waar volop gelegenheid is om van gedachten te wisselen met collega’s. Naast een aantal interessante lezingen van GD-dierenartsen, komt o.a. ook een dierenarts van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aan het woord over de werkzaamheden van de NVWA op schapenslachthuizen. Bovendien vertellen twee (totaal verschillende) schapenhouders een inspirerend verhaal en kunt u genieten van een uitgebreide

lunch met diverse lamsvleesproducten. De dag wordt gehouden van 09:15 – 15:40 uur in het Centraal Veterinair Instituut (CVI) in Lelystad en kost voor schapenhouders € 66,- (incl. 21% btw) per persoon. Deelnemers aan GD PlusZorg en/of de diergezondheidsprogramma’s zwoegerziekte en scrapie ontvangen op het totaalbedrag een korting van nog eens € 35,- (incl. 21% btw). Overige geïnteresseerden betalen € 85,- (incl. 21% btw). De prijs is inclusief koffie/thee en lunchbuffet. Kijk voor het volledige programma op www.capraovis.nl. Hier kunt u zich ook aanmelden.

Voorstralen heeft zin! Bij een gezonde speen sluit een keratineprop het slotgat tussen de melkbeurten af. Zo worden bacteriën tegengehouden die proberen het tepelkanaal binnen te dringen. Door goed voor te stralen verwijdert u de keratineprop (en daarmee ook de bacteriën die door deze prop worden tegengehouden). Een andere reden om voor te stralen is het stimuleren van de melkafgifte. Om het volledig en snel uitmelken te bevorderen is het belangrijk dat er voldoende wachttijd zit tussen de voorbehandeling met voorstralen en het aansluiten (60-90 seconden). Misschien wel de belangrijkste reden van het voorstralen is het heel vroeg opsporen van klinische mastitis; afwijkingen aan de uier en/of aan de melk kunnen zo

Door voor te stralen kunt u in een vroeg stadium klinische mastitis opsporen.

in een vroeg stadium opgemerkt worden. Het is hierbij belangrijk de hygiëne goed in acht te nemen; voorkom natte handen en draag melkershandschoenen.


Tankmelkonderzoek op schmallenbergvirus De afgelopen maanden werd melkveehouders de mogelijkheid geboden om éénmalig tankmelkonderzoek te laten uitvoeren op afweerstoffen tegen schmallenbergvirus. Uit de uitslagen bleek (zoals verwacht) dat het overgrote deel van de melkveebedrijven in Nederland te maken heeft gehad met het schmallenbergvirus: in de tankmelkmonsters van 92% van de bedrijven zijn veel afweerstoffen tegen het virus aangetoond. Op 6% van de bedrijven zijn weinig afweerstoffen aangetoond en 2% van de deelnemende bedrijven heeft de uitslag “geen afweerstoffen aangetoond” ontvangen. Dieren die de infectie hebben doorgemaakt, zijn naar verwachting niet meer gevoelig voor infectie met het schmallenbergvirus en zullen dus ook geen afwijkend kalf meer krijgen door een infectie met het virus tijdens de dracht. Het is nog steeds mogelijk om tankmelkonderzoek op afweerstoffen schmallenbergvirus te laten uitvoeren. De kosten bedragen € 19,50 excl. btw en € 9,20 basiskosten.

Wist u dat het mogelijk is uw DierDagDoseringen automatisch te laten opnemen in uw Bedrijfsgezondheidsplan (BGP) op VeeOnline? Hiervoor kunt u zelf eenvoudig een machtiging afgeven bij MediRund. Bij het opstellen van het BGP door uw dierenarts worden de kengetallen dan automatisch ingevuld. De GD zal deze gegevens verder niet gebruiken in haar producten en diensten als u daar niet expliciet toestemming voor geeft. Het afgeven van een machtiging bij MediRund kan via de volgende stappen:

Het is nog steeds mogelijk om tankmelkmonsters in te sturen voor onderzoek op afweerstoffen tegen schmallenbergvirus.

Rundvee & Akkerbouw Vakdagen Gorinchem

U bent van harte welkom op de GD-stand.

Van dinsdag 20 november t/m donderdag 22 november kunt u de GD weer ontmoeten tijdens de Rundvee & Akkerbouw Vakdagen in Evenementenhal Gorinchem. U kunt ons vinden op stand 171. Graag praten wij met u over actuele zaken rond diergezondheid en uiteraard kunt u bij ons terecht met vragen over uw eigen bedrijfsvoering. Om de Rundvee & Akkerbouw Vakdagen te bezoeken dient u zich vooraf te registreren via www.evenementenhal.nl. Graag tot ziens in Gorinchem!

10 jaar diergezondheidmonitoring Deze maand viert de GD dat de diergezondheidsmonitoring in haar huidige vorm 10 jaar bestaat. 10 jaar van werken aan de bewaking en verbetering van diergezondheid in Nederland. Maar ook 10 jaar van aandacht voor volksge-

DierDagDoseringen automatisch in BGP

zondheid en voedselveiligheid. Dit alles in samenwerking met veel verschillende partijen binnen en buiten de sector. Weten wat monitoring is en wat het oplevert? Kijk op www.gddeventer.com en klik op “10 jaar monitoring”.

1. Ga naar www.medirund.nl. Kies voor ‘veehouder’ en vervolgens voor ‘beheer machtigingen’; 2. Log in met de bij u bekende CRVinlogcode (veemanagerinlogcode); 3. U komt nu op “beheer machtigingen”; 4. Kies (in het scherm “kiezen”) voor “toevoegen”; 5. Vul het volgende nummer in: 10000017. Dit is het relatienummer van de GD binnen MediRund; 6. Kies “ophalen”; 7. Daarna verschijnen de relatiegegevens van de GD en kiest u voor “toevoegen”. De machtiging is nu geactiveerd.

Schuif voerresten niet naar jongvee Voerresten van (melk)koeien kunnen via speeksel en snot besmet zijn met ziekteverwekkers. Door de voerresten door te schuiven naar het jongvee, kunnen deze dieren eenvoudig worden besmet. Geef daarom deze resten aan de droge koeien. Teveel voerresten kunt u voorkomen door ruwvoer van een goede, constante kwaliteit te voeren.

GD Herkauwer | november 2012 |

5


Hoeveel verjaardagen vieren uw koeien? De levensduur van melkkoeien is een belangrijke factor in het bedrijfsresultaat. Nieuw onderzoek toont aan dat als Novem 20 al bij milde mastitis naast een antibioticum wordt ingezet, het risico op afvoer met 43% wordt verlaagd1.

• Langwerkende ontstekingsremmer en pijnstiller • 1 injectie werkt 3 dagen2 • Versnelt de genezing en herstelt de eetlust • Lager celgetal én lager afvoerpercentage1 1) McDougall S. et al.(2009) Effect of treatment with the nonsteroidal anti-inflammatory meloxicam on milk production, somatic cell count, probability of re-treatment, and culling of dairy cows with mild clinical mastitis. J.Dairy Sci.92-4421-4431 2) K. Okkinga et al. (1998) Productnaam: Novem 20. Regnr./Kan.status: REG NL 10219 URA. Werkzame bestanddelen: Meloxicam 20mg/ml. Indicatie: Acute respiratoire infecties in combinatie met geschikte antibiot ca. Diarree in combinatie met orale rehydratietherapie. Aanvullende therapie bij acute mastitis, in combinatie met een antibioticum therapie. Doeldier: Rundvee en varkens. Voornaamste bijwerking(en): Een geringe kortdurende zwelling op de plaats van injectie na subcutane toediening wordt in minder dan 10% van het rundvee, behandeld in het klinisch onderzoek, gezien. Indien u andere bijwerkingen vaststelt, gelieve uw dierenarts hiervan in kennis te stellen. Contra-indicatie(s): Niet gebruiken bij dieren die lijden aan een verminderde lever-, hart- of nierfunctie en hemorragische aandoeningen, of als er aanwijzingen zijn voor ulcerogene gastro-intestinale lesies of individuele overgevoeligheid voor het product. Bij rundvee niet gebruiken bij dieren jonger dan één week. Dosering: Rundvee: Een éénmalige subcutane injectie van 0,5 mg meloxicam/kg lichaamsgewicht (dat wil zeggen 2,5 ml/100 kg lichaamsgewicht), in combinatie met een geschikte antibioticum therapie of orale rehydratie therapie, indien passend. Wachttijd rundvee: vlees 15 dg, melk 5 dg. Boehringer Ingelheim bv - Telefoon: +31 (0)72 5662411 - E-mail: vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com - Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar.

Novem® 20 De herstelversneller


tekst: dr. Maarten Weber | Onderzoek

Opsporen salmonelladragers Salmonella-uitbraken op melkveebedrijven kunnen tot aanzienlijke schade leiden. De infectie is niet alleen besmettelijk voor runderen; ook melkveehouders, hun gezinsleden en bezoekers worden regelmatig besmet. Hoe beheersen we dit probleem? Preventieve maatregelen in de bedrijfsvoering (verhoging van de weerstand tegen salmonellabacteriën, strikte scheiding van de leeftijdsgroepen op het bedrijf en verhoging van de algemene hygiëne) zijn het belangrijkste wapen in de strijd tegen salmonella-infecties. Uit praktijkonderzoek van de GD blijkt dat de kans op succes verder kan worden vergroot door salmonelladragers af te voeren (zie tabel 1). Afvoer van dragers is daarom aan te raden wanneer het niet lukt om een salmonella-infectie met alléén preventieve maatregelen te beheersen. Ongeveer 5% van de runderen die een salmonella-infectie doormaken, blijft drager van salmonellabacteriën. Deze salmonelladragers kunnen de infectie langdurig op het bedrijf verspreiden. Er zijn twee soorten dragers: actieve dragers die continu salmonellabacteriën uitscheiden, en latente dragers die dat af en toe doen.

Ook jongvee testen Voor het opsporen van salmonelladragers heeft de GD een testschema ontwikkeld (zie figuur 1). Dit schema is gebaseerd op praktijkonderzoek op 100 besmette melkveebedrijven. Het testschema en de eigenschappen van de GD-laboratoriumtesten zijn nauwkeurig op elkaar afgestemd. Om dragers op te sporen worden twee keer per jaar melk- of Opsporen en afvoeren dragers: Onderzoek alle runderen op afweerstoffen (melk- of bloedmonsters) Mestkweek van runderen met afweerstoffen

bloedmonsters van alle runderen op het bedrijf onderzocht op afweerstoffen tegen salmonella, totdat de infectie op het bedrijf onder controle is. Als uit melk- of bloedonderzoek blijkt dat een rund afweerstoffen tegen salmonella heeft, is onderzoek van een mestmonster van het rund noodzakelijk. Bevat dit mestmonster salmonellabacteriën, dan is het rund zeer waarschijnlijk een actieve drager. Een rund is verdacht van latent dragerschap als het 6 maanden na een gunstige uitslag van het mestonderzoek opnieuw afweerstoffen in de melk of het bloed blijkt te hebben. Gebleken is dat op 40% van de bedrijven waar alléén de volwassen runderen worden onderzocht, één of meer salmonelladragers onder het jongvee worden gemist. De GD adviseert daarom om altijd de melkgevende koeien, de droge koeien én al het jongvee op dragers te controleren.

Gemiddeld 15% heeft afweerstoffen Uit praktijkonderzoek van de GD is gebleken dat gemiddeld 15% van de runderen afweerstoffen tegen salmonella heeft. Een vergelijkbaar percentage zien we ook bij monsters die dit jaar door melkveehouders zijn ingezonden. Op slechts 3 tot 4% van de bedrijven zijn afweerstoffen aangetoond bij méér dan 30% van de runderen. Op een derde van de chronisch besmette bedrijven zijn –na onderzoek van alle runderen, inclusief het jongveeactieve dragers gevonden. Op de overige bedrijven zijn de uitslagen van alle mestkweken gunstig. Dit betekent niet dat het uitgevoerde koppelonderzoek zinloos was: de uitslag van het eerste onderzoek wordt ook gebruikt bij het opsporen van latente dragers. Latente dragers worden op alle chronisch besmette bedrijven gevonden. Preventieve maatregelen

Afvoer dragers

Kans op succes

Matig

Geen afvoer dragers

2%

Goed

Geen afvoer dragers

57%

Matig

Eenmalig afvoer alle dragers

30%

Goed

Eenmalig afvoer alle dragers

>95%

Tabel 1: Kans dat een melkveebedrijf met een langdurige salmonellabesmetting binnen één jaar de salmonella-onverdachtstatus bereikt.

Afvoer dragers 6 maanden Tankmelk onderzoek en bloedonderzoek 5 kalveren

Geen afweerstoffen

Afweerstoffen aangetoond

Intake onderzoek Programma Salmonella Onverdacht

Figuur 1: Testschema voor het opsporen van salmonelladragers.

Conclusie Op bedrijven waar het niet lukt om met alleen preventieve maatregelen salmonella te beheersen, geeft afvoer van alle salmonelladragers een grotere kans op succes. Om alle dragers te vinden is het verstandig niet alleen de melkgevende koeien, maar ook de droge koeien en het jongvee te onderzoeken. De combinatie van een optimale bedrijfsvoering met het voorgeschreven testschema en de GD-laboratoriumtesten geeft dan een kans op succes binnen 12 maanden van ruim 95%.

GD Herkauwer | november 2012 |

7



Vraag & Antwoord

In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden GD-medewerkers vragen vanuit de praktijk.

?

Vraag: Heeft extra mineralen voeren zin als mijn melkvee vruchtbaarheidsproblemen heeft?

Antwoord van GD Dierenarts Jan Muskens: Vaak is dit niet de oplossing van het probleem. En bovendien: een overmaat aan bepaalde mineralen (bijvoorbeeld selenium) kan de gezondheid van rundvee zelfs negatief beïnvloeden. Advies is om bij vruchtbaarheidsproblemen eerst samen met uw dierenarts te zoeken naar de mogelijke oorzaak (of oorzaken). Daarbij is het belangrijk kritisch te kijken naar de volgende factoren: tochtigheidsexpressie, tochtigheidswaarneming, inseminatiemoment, infecties (bijvoorbeeld BVD) en het mogelijk te vaak optreden van afwijkingen als (slepende) melkziekte, baarmoederontsteking, cysteuze eierstokken en/of klauwafwijkingen. Het is verstandig om samen met uw voervoorlichter het rantsoen te beoordelen, niet alleen van de melkgevende groep, maar ook tijdens de droogstand en rond het afkalven. Op basis van de mineralengehaltes van het ruwvoer, het krachtvoer en mogelijk losse mineralen, kan dan al een inschatting gemaakt worden van het eventuele mineralentekort. Dit kan nog verder onderbouwd worden door bloedonderzoek van een vijftal probleemdieren. Als daarbij tekorten aangetoond worden of waarschijnlijk zijn, is het voeren van extra mineralen uiteraard gewenst. Vanaf volgend jaar komt er een tankmelktest op mineralen beschikbaar bij de GD (zie pagina 12 & 13, red.).

?

Vraag: Mijn koeien hebben last van diarree, wat kan de oorzaak daarvan zijn?

Antwoord van GD-dierenarts Anja Smolenaar: Er zijn diverse oorzaken voor diarree bij koeien bekend. Vorig jaar zagen we met name in augustus en september veel bedrijven met diarree, productiedaling en koorts. Uiteindelijk werd de relatie met een schmallenbergvirusinfectie gelegd. Er zijn echter meerdere oorzaken voor diarree bij volwassen koeien. Het blijft daarom belangrijk om de oorzaak te vinden en het probleem op de juiste manier aan te pakken. Infectieuze oorzaken kunnen BVD, salmonella of Paratbc zijn. Problemen met het rantsoen kunnen ook voor diarree zorgen. Hebben uw koeien last van diarree, schakel dan uw dierenarts in voor de juiste bedrijfsspecifieke aanpak.

?

Vraag: Wat kan ik doen tegen gladde vloeren?

Antwoord zoötechnisch specialist Toine van Erp: Met de introductie van nieuwe emissiearme vloersystemen in de melkveehouderij, in combinatie met optimaal ventilerende stallen, is het probleem van gladde vloeren sterk toegenomen. De netto mestdoorlaat is bij de meeste nieuwe vloeren minder dan bij de traditionele roostervloer. Daarbij wordt in nieuwe stallen vaak geschoven met een mestrobotschuif, die meestal maar éénmaal in de twee uur schuift. Door de goede ventilatie van de meeste stallen, droogt de mest -zeker als het wat warmer is- vaak te snel op; schuiven met een mestschuif betekent dan vaak het versmeren in plaatst van het verwijderen van de mest. Met name vloeren waar urine snel wordt afgevoerd in de onderliggende mestkelder, drogen snel. Vloeren met een rubber toplaag of met een combinatie van beton en rubber hebben als voordeel dat de mest minder hecht aan het oppervlak en blijven om die reden in alle omstandigheden beter beloopbaar. Opruwen van het vloeroppervlak en/of inslijpen van de betonvloer zorgt er in zomerse omstandigheden voor dat de mest juist extra hecht aan het oppervlak; schuiven met de mestrobot of traditionele mestschuif zal dan niet tot het gewenste resultaat leiden. Wanneer de mestrobotschuif kan worden uitgerust met een sproei-installatie kan dat tot grote verbeteringen leiden; de filmlaag van mest verdwijnt geleidelijk aan en het loopcomfort voor de koeien gaat sterk toenemen. Ook zijn er mogelijkheden om een waterleidingsysteem tegen de boxvloeren te monteren en daarmee de loopvloeren regelmatig te bevochtigen. Zo kan het aankoeken van mest worden voorkomen en krijgen de koeien het loopcomfort dat eigenlijk bedoeld was.

Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddeventer.com onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Herkauwer.

GD Herkauwer | november 2012 |

9


Kalverenhotel 23-04-2012 Pagina 1 bezoek dan onze website of bel WWW.BOXCOMPOST.NL TEL.: 06-21584212 Wilt u nog meer informatie over 14:55 Sinnige Boxcompost,

KALVERENHOTEL

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE?

Neem contact op met:

Het kalverenhotel is de op een na beste opvang voor uw pas geboren kalf! Voor meer informatie bel: 0317-619918 of 06-27122638 Of kijk op: www.kalverenhotel.nl

Marco Jansen T 026-750 18 45 E marco.jansen@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl


tekst: Henry Visscher | GD Masterclasses

Masterclasses:

Vorig jaar tijdens de praktische toepassing.

een nieuwe kijk op medicijngebruik Als deze GD Herkauwer bij u op de mat valt is in Moergestel net het spits afgebeten van een nieuwe serie GD Masterclasses. Net als vorig jaar toert de GD zes weken door het land met interessante presentaties waarbij veel ruimte is voor vragen & discussie. Thema dit najaar: “Een nieuwe kijk op medicijngebruik”. Het bewust en verantwoord inzetten van diergeneesmiddelen is (ook in de (melk)veehouderij) een onderwerp waar veel om te doen is. Ook niet verwonderlijk dat GD PlusZorg Extra deelnemers dit onderwerp met stip op één zetten toen hen gevraagd werd wat het thema voor de GD Masterclasses 2012 zou moeten zijn. Tijdens presentaties van o.a. GD dierenartsen Christian Scherpenzeel en Han Hage zal in worden gegaan op vragen als: Wat is resistentie en waarom heeft antibioticumgebruik invloed op de ontwikkeling van ongevoelige bacteriën op mijn bedrijf? Hoe maak ik optimaal gebruik van het bedrijfsbehandelplan? Wat is een antibiogram en hoe kom ik tot een verantwoord en juist gebruik van antibiotica? Wat is de rol van een pijnstiller/ontstekingsremmer? Waarom blijft ziekte voorkomen beter dan genezen? Met veel ruimte voor vragen en discussie zal er volop gelegenheid zijn om ervaringen te delen en kennis uit te wisselen.

GD-dierenartsen Han Hage (l) en Christiaan Scherpenzeel zullen een aantal Masterclasses verzorgen.

Uitkomst praktijkproef selectief droogzetten Tijdens de Masterclasses staan we ook stil bij het onderzoek “selectief droogzetten”. Aan het onderzoek, dat in het voorjaar van 2011 is opgestart, hebben in totaal 97 melkveehouders met ruim 1600 koeien meegedaan. Belangrijkste vraag was: Welke koeien op welke bedrijven kunnen zonder antibiotica worden drooggezet? Van de deelnemende bedrijven is (door middel van een enquête) het bedrijfsmanagement in kaart gebracht en tijdens bedrijfsbezoeken zijn verschillende koefactoren als uierhygiëne en conditiescore beoordeeld. Ook zijn van de kwartieren melkmonsters genomen voor celgetalbepaling en bacteriologisch onderzoek. Tijdens de Masterclasses zal Christian Scherpenzeel een verdere toelichting geven op het onderzoek.

GD Melkmeesters De GD grijpt de Masterclasses ook aan om het vernieuwde ‘GD PlusZorgExtra’-pakket te presenteren en -in samenhang hiermee- op zoek te gaan naar bijzondere verhalen van melkveehouders. De meest inspirerende verhalen worden gebruikt voor de film “GD Melkmeesters 2012”. Bent u een innovatieve melkveehouder, doet u het nét even anders dan de buurman? Geef u dan op tijdens de Masterclasses. U kunt natuurlijk ook een collega-melkveehouder voordragen!

Aanmelden De Masterclass ‘Een nieuwe kijk op medicijngebruik’ wordt de komende weken 12 keer gehouden door het hele land (zie voor data & locaties www.melkmeester.nl). Voor GD PlusZorg Extra-abonnees is deelname aan een Masterclass gratis. Bent u geen GD PlusZorg Extra-abonnee, maar wilt u wel graag deelnemen aan een Masterclass bij u in de buurt? U betaalt dan slechts € 19,50 excl. btw. Opgeven kan via www.melkmeester.nl of door een mail te sturen naar h.visscher@gddeventer.com. Graag tot ziens op één van de GD Masterclasses 2012!

GD Herkauwer | november 2012 |

11


Mineralen | tekst: Drs. Helen de Roode

In gesprek met toxicoloog dr. Guillaume Counotte

“Laat je niets wijsmaken over mineralen” van uw rundvee. En dus wordt er flink in geïnvesteerd.

Counotte is al meer dan 30 jaar werkzaam bij de GD en is samen met zijn collega’s in de afgelopen maanden druk geweest met de validatie van een tankmelktest op mineralen. Begin volgend jaar komt de test beschikbaar en wordt het mogelijk om tankmelk automatisch meerdere keren per jaar te laten controleren op twee belangrijke spoorelementen: selenium en jodium.

“Gemiddeld € 1.000 tot € 3.000 per jaar”, aldus GD-toxicoloog

Seleniumtekort

Het klinkt zo gezond: mineralen bijvoeren. Mineralen zijn immers van groot belang voor de weerstand en gezondheid

Guillaume Counotte. Maar is dat altijd nodig en is het inderdaad altijd gezond? “Soms wordt er wel twee keer zoveel gegeven als nodig is. Dat is niet alleen geldverspilling, het brengt ook diergezondheidsrisico’s met zich mee.” 12

“Selenium is een van de elementen waar veel over te doen is geweest”, weet Counotte. “De zand- en veenbodem in Nederland is, net als in de meeste WestEuropese landen, selenium-arm. In de weideperiode krijgt het melkvee hierdoor eigenlijk altijd te weinig selenium binnen. Vooral pinken en drachtige vaarzen krijgen


<< Guillaume Counotte is samen met zijn collega’s in de afgelopen maanden druk geweest met de validatie van een tankmelktest op mineralen.

te hoog seleniumgehalte ook. Het verraderlijke is dat de klachten bij een te hoog seleniumgehalte gelijk kunnen zijn aan die bij een te laag seleniumgehalte. Zo kan een overmaat aan selenium ook zorgen voor een verminderde weerstand, een verminderde schildklierfunctie en hormoonverstoringen. Het komt voor dat men naar aanleiding van dit soort klachten selenium gaat bijvoeren, terwijl er juist sprake is van een overschot. Zaak is dus dat je je als veehouder niet laat leiden door algemene adviezen, maar dat je zelf precies weet wat de status op je bedrijf is.”

Voordelen tankmelkonderzoek

hiermee te maken omdat ze vaak weinig of geen krachtvoer krijgen. Een tekort aan selenium maakt op den duur dat een koe sneller vatbaar is voor infecties en ook dat antibiotica minder goed werken. Daarnaast kan een tekort spieraandoeningen veroorzaken; de koeien lopen met gebogen poten, liggen veel, staan moeilijk op, hebben last van stijfheid en/of spiertrillingen. Selenium speelt ook een belangrijke rol in een gezonde schildklierfunctie en hormoonhuishouding; een tekort aan selenium kan zorgen voor sloomheid, vermagering en voor vruchtbaarheidsproblemen. Dat komt omdat selenium -naast jodium- nodig is voor de aanmaak van schildklierhormoon.”

Binnenkort is het dus mogelijk om via tankmelkonderzoek inzicht in de opname van selenium te krijgen. “Momenteel kan je eigenlijk alleen door middel van bloedonderzoek zien wat de seleniumstatus van een koe is. Behalve dat dit meer moeite en geld kost -je moet elke koe apart onderzoeken- is het ook zo dat de resultaten van bloedonderzoek geen ‘actueel’ beeld geven: In bloed kun je zien wat een koe 6 tot 8 weken voor het onderzoek aan selenium heeft binnengekregen, niet wat de huidige seleniumopname is. In de melk is een seleniumoverschot of -tekort vrijwel meteen te zien. Met melkonderzoek zie je dus veel eerder of er iets aan de hand is. Daarnaast kost tankmelkonderzoek geen enkele moeite.”

Jodium Behalve het seleniumgehalte meet de nieuwe tankmelktest als gezegd ook het jodiumgehalte. “Ook voor jodium geldt dat we dit nu voor het eerst betrouwbaar kunnen meten in tankmelk. Tot nu toe was het überhaupt heel moeilijk om te bepalen hoeveel jodium een koe opneemt; dit was alleen mogelijk via een dure methode of door het indirect te meten via het schildklierhormoon.” Net als bij selenium is zowel een jodiumtekort als een -overschot schadelijk: “Een jodiumtekort kan leiden tot verminderde groei, lagere melkproductie, een slechte tochtexpressie, maar ook tot zwakke of doodgeboren kalveren. Een overschot kan dezelfde symptomen geven.” Belangrijk om te weten is dat jodium en selenium op elkaar inwerken: “Er is een interactie tussen selenium en jodium: bij een overmaat aan jodium kan de werking van selenium minder worden en bij te weinig selenium kunnen verschijnselen van een jodiumtekort optreden. Het is dus heel mooi dat we selenium en jodium nu op een heel laagdrempelige manier samen kunnen meten.” De tankmelktest op mineralen is vanaf januari 2013 verkrijgbaar. Houd voor meer informatie www.gddeventer.com in de gaten of mail Henry Visscher: h.visscher@gddeventer.com. De zand- en veenbodem in Nederland is selenium-arm.

Baat het niet dan schaadt het niet? “Selenium bijvoeren is voor bedrijven op zand- en veengrond dus eigenlijk altijd nodig”, gaat Counotte verder. “Maar er wordt veel bijgevoerd ‘op gevoel’ en onder het motto ‘baat het niet dan schaadt het niet’.” Toch moet je hier mee uitkijken, waarschuwt Counotte. “Een te laag seleniumgehalte kan als gezegd voor problemen zorgen, maar een GD Herkauwer | november 2012 |

13


tekst: drs. Anja Smolenaars

Onderzoek naar de oorzaak van bloederkalveren De afgelopen jaren is er binnen de rundveesector veel aandacht geweest voor de zogenaamde bloederkalveren. Ook in andere Europese landen werden in toenemende mate kalveren met bloedingen als gevolg van een stollingsstoornis gemeld. Tijdens een internationaal congres, waar de GD ook aanwezig was, heeft de aandoening een officiĂŤle naam gekregen: Bovine Neonatale Pancytopenie (BNP). Er is in Nederland door de GD, en in diverse andere landen onderzoek gedaan naar de oorzaken van BNP. Op dit moment is de GD ook betrokken bij een internationaal onderzoek op dit gebied. De resultaten hiervan worden momenteel nog verwerkt, maar naar aanleiding van de reeds afgesloten onderzoeken is al wel het een en ander te zeggen.

Onderzoek van de GD Van 2008 t/m 2010 is door de GD onderzocht1) of de bloederkalveren die via de GD Veekijker gemeld werden iets gemeenschappelijk hadden en of er overeenkomsten waren tussen de bedrijven waar de kalveren gehouden werden. In de genoemde periode zijn er bij de GD VeeGD-dierenarts Anja Smolenaars deed voor de GD onderzoek naar bloederkalveren.

kijker 482 bloederkalveren gemeld van 189 bedrijven. Bij 333 kalveren is de diagnose daadwerkelijk gesteld door middel van bloedonderzoek of pathologisch onderzoek. Bij bloedonderzoek bleken de kalveren een zeer lage hoeveelheid bloedplaatjes en witte bloedcellen te hebben. Een tekort aan bloedplaatjes zorgt ervoor dat het bloed veel minder snel stolt, waardoor de kalfjes al bij een kleine verwonding beginnen te bloeden. Bij pathologisch onderzoek bleek dat de kalveren ook inwendig bloedingen hadden op vrijwel alle organen. De dieren hadden bleek beenmerg omdat de aanmaak van bloedplaatjes en witte bloedcellen in het beenmerg was verminderd of gestopt. Er waren meer meldingen van bloederkalveren in de zomermaanden dan in de rest van

het jaar (zie figuur 1). Dit zou te maken kunnen hebben met het warme weer; bij warm weer is de huid van de kalveren beter doorbloed en zijn er meer insecten aanwezig. Hierdoor kregen de kalveren mogelijk meer huidbloedingen en werd de ziekte beter herkend. In de winter werden met name bloederkalveren gemeld die uitwendig alleen bloedden na injectie en/of bloederige mest hadden. Deze kalveren bleken bij pathologisch onderzoek ook inwendig bloedingen te hebben. Naast onderzoek aan de kalfjes zelf, heeft de GD ook een enquĂŞte afgenomen bij veehouders met bloederkalveren. Hieruit bleek dat de aandoening met name voorkwam bij kalfjes van gemiddeld 14 dagen oud. 86% overleed uiteindelijk. Ras en stierkeuze waren niet van invloed op het ontstaan van BNP. De helft van de kalfjes kreeg kunstmelk, de andere helft koemelk. Alle kalveren hebben koebiest gekregen. Er is bij de bedrijven die meededen aan het onderzoek ook gekeken naar de gebruikte vaccinaties. 80% van de bedrijven bleek tegen Blauwtong te vaccineren (diverse merken vaccins), dit komt overeen met het landelijk gemiddelde. 89% vaccineerde tegen BVD (waarvan 94% met hetzelfde vaccin: PregSureTM BVD). Dit laatste percentage -met name het gebruik van PregSureTM BVD- is opvallend. Het moment van vaccinatie tegen BVD van het moederdier had geen invloed op het ontstaan van BNP. PregSureTM BVD-vaccin is sinds juni 2010 niet meer in Nederland op de markt. Het percentage gebruikte andere vaccins (bijvoorbeeld tegen IBR of kalverdiarree) was vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde.

14


MONITORING

Duits onderzoek Uit een ander, Duits, onderzoek2) is gekeken in hoeverre biest een rol speelt bij het ontstaan van BNP. Zes kalfjes (de ‘case-kalveren’) hebben direct na de geboorte biest gekregen van koeien die al een bloederkalf hadden gekregen. Zes andere kalfjes (de ‘controlekalveren’) kregen biest van de eigen moeder, die nog nooit een bloederkalf had gehad. De controlekalveren hadden normale bloedwaarden. Vijf van de zes case-kalfjes hadden verlaagde waarden bloedplaatjes en witte bloedcellen in het bloed. Drie van deze vijf kalfjes kregen daadwerkelijk bloedingen en bij pathologisch onderzoek werd duidelijk dat bij deze kalfjes de aanmaak van bloedplaatjes en witte bloedcellen in het beenmerg was verminderd of gestopt. Conclusie van het onderzoek was dat BNP opgewekt kan worden door biest te geven van koeien die al eerder een bloederkalf hebben gekregen.

Frans onderzoek In Frankrijk is uitgebreid onderzoek 3) gedaan naar het ontstaan van BNP en de rol van afweerstoffen en vaccinatie hierbij. Voor dit onderzoek zijn zes gezonde, pasgeboren kalveren geïnjecteerd met afweerstoffen uit het bloed van PregSureTM BVD gevaccineerde koeien die in het verleden een bloederkalf hadden gehad. Twee van de zes kalveren stierven binnen twee dagen na de injectie door ademhalingsproblemen en bloedingen. De overige vier kalfjes hadden na 10 dagen lage aantallen witte

bloedcellen en bloedplaatjes en vertoonden puntbloedinkjes op de slijmvliezen. Drie van deze vier kalfjes kregen na 10 dagen ook bloederige mest. Een controlekalf -dat afweerstoffen kreeg van een niet-gevaccineerde moeder- bleef gezond. Bij verder onderzoek bleek dat de gevaccineerde koeien afweerstoffen produceren tegen stoffen (MHC-I eiwitten) die aan het oppervlak zitten van bloedcellen en -plaatjes van kalveren. Deze MHC-I eiwitten werden ook gevonden in een bepaald type runderniercellen, vergelijkbaar met de cellen die gebruikt worden bij de productie van een vaccin. De afweerstoffen die gevaccineerde koeien produceren kunnen BNP bij de

Gemelde Bloederkalveren bij GD Veekijker sinds 2008

80

Aantal bloederkalveren

Het advies is om biest van koeien, waarvan bekend is dat ze een bloederkalf hebben gehad, niet te voeren aan het nieuw geboren kalf.

kalveren veroorzaken, maar niet elke moeder maakt de afweerstoffen aan en niet elk kalf zal erop reageren. Ook reageert niet elk kalf hetzelfde op de afweerstoffen en ontstaan er verschillende gradaties van het ziektebeeld, zoals te zien is bij de kalveren in de onderzoeken.

In meerdere internationale onderzoeken is aangetoond dat afweerstoffen uit de biest BNP kunnen opwekken. Omdat nog niet mogelijk is de biest te onderzoeken op de aanwezigheid van deze afweerstoffen, blijft het advies om biest van koeien, waarvan bekend is dat ze een bloederkalf hebben gehad, niet te voeren aan het nieuw geboren kalf.

70 60 2008 2009 2010 2011

50 40 30 20

1. Smolenaars et al.Bovine Neonatal Pancytopenia in The Netherlands from 2008 to 2010 (submitted) 2. A. Friedrich et al. Ingestion of colostrum from specific cows induces Bovine Neonatal Pancytopenia (BNP) in some calves. BMC Veterinary

10 0

Bronnen:

Research 2011, 7:10 3. G. Foucras et al. Alloantibodies against MHC

Jan

Feb

Mar

Apr

May

Jun

July

Aug

Sept

Oct

Nov

Geboortemaand

Dec

Class I: A novel mechanism of neonatal pancytopenia linked to vaccination. J Immunol. 2011 Dec 15;187(12):6564-70

Figuur 1: aantal meldingen van bloederkalveren per maand van 2008 t/m 2011.

GD-Veekijker

Met haar monitoringsactiviteiten waakt GD over de diergezondheid in Nederland. Onder andere via GD Veekijker, waar vragen van dierenartsen over bijzondere gevallen binnenkomen. Naast de helpdeskfunctie is GD Veekijker hét centrale verzamelpunt voor alles rondom diergezondheid, in het belang van veehouder en sector. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert.

GD Herkauwer | november 2012 |

15


Reportage | tekst: Drs. Helen de Roode

‘Zakelijk als het om uierg Koeien zijn “prachtige, intelligente en heerlijk ruikende dieren”, aldus Elly Doeser. De melkveehoudster uit het Groningse Noordbroek spreekt met passie over haar vee. Maar als het om uiergezondheid gaat is Elly ook een zakelijke vrouw. “Een koe met chronische mastitis kun je beter afvoeren, ook als ze nog een goede productie heeft”, zo weet ze nu. Voor haar man André ligt dat anders. “Hij wil er niet bij zijn als ze de veewagen ingaan.” Hoewel Elly niet opgroeide in een veehoudersgezin, wist ze al heel jong dat ze later met koeien wilde gaan werken. “Ik zat wanneer het maar kon bij onze achterbuurman in de stal. Ik wilde overal bij zijn, vooral bij het afkalven natuurlijk.” Één voorval weet ze zich in het bijzonder nog te herinneren omdat ze er thuis -zacht uitgedrukt- niet zo blij mee waren: “Toen er een keer een keizersnee moest plaats-

16

vinden, vroeg de dierenarts mij om wat oude lakens te gaan halen. Ik heb toen gewoon wat lakens bij mijn moeder uit de kast gepakt…”

Reizend circus Het is mooi om te horen hoe Elly, die als tiener ook nog een tijd als dierenartsassistente heeft gewerkt, uiteindelijk samen met André een groot melkveebedrijf heeft weten neer te zetten met inmiddels 430 melkkoeien, 330 stuks jongvee en 20 stieren. De productie ligt op zo’n 3 miljoen liter melk per jaar. “We zijn begonnen in Gorinchem, waar André samen met zijn vader op het erf woonde bij zijn opa. Maar op een gegeven moment moesten we daar weg vanwege de aanleg van de Betuwelijn.” Voordeel van de huidige locatie is vooral de ruimte. “In Gorinchem waren we soms net een reizend circus”, lacht Elly. “We hadden veel kleinere percelen. Hier zijn de


<< Elly en André Doeser op hun bedrijf in Noordbroek.

chronische mastitis door S. Aureus op te sporen en af te voeren. Met een vierkwartieren schaaltje hebben we verdachte koeien zelf onderzocht. We wisten eigenlijk wel om welke koeien het ging. Uiteindelijk hebben we zo’n 15 dieren afgevoerd naar de slacht. Dat was wel even slikken; de meesten hadden een prima productie. Maar het lukt mij -beter dan mijn man- om dan toch zakelijk te zijn: koeien met chronische mastitis zijn van grote invloed op het celgetal en bovendien besmetten ze de andere dieren.”

Coli en streptokokken

ezondheid gaat’ percelen veel groter en bovendien krijg je meer grond voor dezelfde prijs.” In totaal heeft het echtpaar inmiddels 220 hectare eigen grond, daarnaast wordt nog zo’n 100 hectare gepacht.

Dokteren Als het gaat om de uiergezondheid op het bedrijf, is het duidelijk Elly die het voortouw neemt. “Voor André geldt eigenlijk: zolang het goed gaat, gaat het goed. Maar we zaten op een gegeven moment op een celgetal van 300.000 en dat is natuurlijk knap hoog. We hadden ook relatief veel klinische mastitiskoeien waar we mee aan het dokteren waren. Sommigen hadden we al twee of drie keer behandeld zonder resultaat. De dozen met antibiotica vlogen er door. We namen geen gerichte maatregelen, dat kwam ook omdat we niet goed wisten met welke kiemen we precies te maken hadden.”

Quickscan Uiergezondheid Om daar achter te komen liet het echtpaar begin dit jaar een GD Quickscan Uiergezondheid uitvoeren. Hierbij wordt tijdens drie achtereenvolgende melkleveringen automatisch een tankmelkmonster onderzocht op zeven verschillende (groepen) mastitiskiemen. Als de tankmelkmonsters zijn onderzocht, neemt de GD mastitisspecialist of de eigen dierenarts contact op voor een advies bij de uitslag. “Onze dierenarts attendeerde ons op de Quickscan. Zij vertelde dat het een makkelijke en snelle manier is om op koppelniveau te zien welke kiemen de problemen veroorzaken.”

Veel Aureus De Quickscan gaf bij André en Elly voor een aantal mastitisverwekkers een hoge score. Zo werd de koegebonden bacterie S. Aureus veel gevonden. “Anton Gosselink van de GD adviseerde ons onder andere de koeien met

Naast veel S. Aureus gaf de Quickscan bij André en Elly ook veel coliformen en omgevingsstreptokokken aan. Oorzaak van het hoge aantal van deze laatste twee kiemen ligt zeer waarschijnlijk in de hygiëne tijdens het melken. “Met een groot koppel is het lastig om heel precies te zijn. We zijn al gauw acht uur per dag aan het melken, dat vind je dan wel genoeg. Maar we zijn na de Quickscan wel nauwkeuriger geworden met het schoonmaken van de uiers en we zijn van plan de uiers en de staarten weer te gaan scheren. Daar zijn we vijf jaar geleden mee opgehouden, maar voor de hygiëne van de koe is het wel erg belangrijk. Zeker omdat onze koeien veel buiten lopen, ook als het wat natter is en er dus modder ligt. Op advies van Anton zijn we ook begonnen met een ander dipmiddel en vervangen we nu vaker de tepelvoeringen; dit deden we twee keer per jaar en nu doen we het om de drie maanden.”

Blijven monitoren Inmiddels ligt het celgetal rond de 200.000 en hebben André en Elly ervoor gekozen om in het GD Tankmelkabonnement Uiergezond­ heid te stappen, waarbij de tankmelk tien keer per jaar wordt onderzocht. “Naar aanleiding van de Quickscan neem je bepaalde maatregelen en dan ben je toch benieuwd naar het vervolg. Ik vind het heel interessant om dat in de gaten te houden, zeker ook omdat we niet in de melkcontrole zitten. De uitslagen bespreken we altijd met de dierenarts. We zien gelukkig verbetering, maar in september zagen we bijvoorbeeld wel weer ineens een aureus-piek, dus dat moeten we nu weer in de gaten gaan houden. Het is heel prettig dat we nu weten waar we mee bezig zijn. Van mastitis kom je nooit helemaal af, maar je kunt er wel gericht wat aan doen!” GD Herkauwer | november 2012 |

17


NATUURLIJKE ONDERSTEUNING VOOR ELK DIER

KNZ® likstenen bestaan uit een breed assortiment voor runderen, kalveren, geiten, paarden, schapen en wild ter ondersteuning van verschillende voedingsbehoeften.

Gezonde dieren produceren meer melk, meer vlees, meer wol, meer nakomelingen en leveren betere prestaties. De individuele zout- en mineraalbehoefte is voor ieder dier verschillend. Daarom biedt KNZ® vrije keuze likstenen van hoge kwaliteit zonder kunstmatige kleur-, smaak-, zoet- of geurstoffen.

 

Vervaardigd uit hetzelfde pure zout als

VRIJE KEUZE ZOUT- & MINERAALLIKSTENEN.

KNZ® LIKSTENEN T +31 74 2444171 www.knz.nl 

        

 



De specialist in kalveropfok! Loopt de kalveropfok niet? Neem contact op met de specialist...!

Tel. +31 (0)577 408111



Voor levering en montage van: silo’s & vijzels voederinstallaties ventilatiegordijnen stalinrichtingen De Hooge Hoek 8 - 3927 GG Renswoude Tel. 0318-572923 - fax 0318-572725 www.nijborgagri.nl - info@nijborgagri.nl

LACTOLY TE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum • • • •

Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

www.virbac.nl Lactolyte® REG NL 2393. Samenstelling: elektolyten, suikers en mineralen. Indicatie: elektrolytentekort en dehydratie. Doeldier: kalf. Kanalisatie: vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl


tekst: Dr. Menno Holzhauer | Onderzoek

Coccidiose geeft op veel bedrijven schade bij kalveren Coccidiose komt op het overgrote deel van de melkveebedrijven voor, zo bleek onlangs weer uit een onderzoek dat in Duitsland is gedaan op 65 melkveebedrijven. Op 95,4% van de onderzochte bedrijven werden in de mest eitjes (oöcysten) van de voor coccidiose verantwoordelijke parasiet gevonden. Ook in Nederland komt coccidiose zeer waarschijnlijk op vrijwel alle rundveebedrijven voor. De darmaandoening treft vooral de kalveren en het jongvee. In ongeveer 10 tot 15% van de gevallen ontstaan (soms zeer hardnekkige) problemen.

Oorzaak & symptomen Coccidiose wordt veroorzaakt door ééncellige parasieten die behoren tot het geslacht Eimera. Kalveren worden besmet door opname van de eitjes van deze parasiet via de bek. Eimeria bovis en Eimeria zurnii staan al lange tijd bekend als de veroorzakers van klinische (zichtbare) symptomen als waterige diarree, die vaak gepaard gaat met slijm en bloed. Daarnaast zijn sufheid, verlies van eetlust, gewichtsverlies en uitdroging bekende symptomen. De sterfte varieert van 2-10% en is onder andere afhankelijk van de leeftijd van het kalf. Naast E. zurnii en E. bovis (stalcoccidiose) wordt de laatste jaren gedurende het weideseizoen ook vaak E. alabamensis (weidecoccidiose) gevonden in het laboratorium. Opvallend hierbij is de ernstige diarree en de snel verslechterende algehele conditie. Niet alle kalveren met coccidiose krijgen diarree. Sommige geïnfecteerde dieren blijven alleen achter in groei en in gewicht. Dit laatste zorgt eigenlijk nog voor de grootste economische schade.

Besmetting Dieren met coccidiose scheiden grote hoeveelheden eitjes uit, die zich in enkele dagen (tot weken) in de omgeving ontwikkelen tot besmettelijke eitjes. Deze kunnen langer dan een jaar infectieus blijven en zijn ongevoelig voor vele ontsmettingsmiddelen. Heet water (heter dan 60°C) doodt de eitjes, evenals een sterke ammoniak- of azijnzuuroplossing. Kalveren die de infectie de baas worden, bouwen een weerstand op, maar bij een hoge infectiedruk of stress kan toch nog een doorbraak optreden.

Diagnose De diagnose coccidiose kan gesteld worden op basis van de verschijnselen en de historie van het bedrijf in

Een schoon en droog ligbed is belangrijk in de strijd tegen coccidiose.

combinatie met mestonderzoek. Het is belangrijk om andere aandoeningen als BVD, salmonella, winterdiarree, cryptosporidiose, andere parasitaire infecties, voedingsfouten en koperdeficiëntie uit te sluiten. Bij mestonderzoek moet rekening worden gehouden met het feit dat de uitscheiding van eitjes individueel sterk varieert. Daarom wordt geadviseerd om van vijf dieren een vers monster in te sturen.

Behandeling Op dit moment is er geen geregistreerd middel voor de behandeling van klinische coccidiose bij rundvee beschikbaar. Ernstig aangetaste dieren herstellen door de beschadiging van het darmkanaal vaak heel langzaam of niet voldoende. Uw dierenarts kan u vertellen hoe u hier het best mee om kan gaan.

Preventie Coccidiose-problemen nemen toe als de kalveren minder dan 1,5 m2 per kalf aan ligruimte hebben. Let er dus op dat de stallen niet overbevolkt zijn. Ook is het belangrijk om te voorkomen dat kalveren voer de stal intrekken; gehakseld ruwvoer en het plaatsen van een betonmat over het ruwvoer zijn goede opties. En onder de hooiruif kan een morsbak worden geplaatst. Het beste is dat kalveren zo min mogelijk mest opnemen via de bek. Een droog en schoon ligbed is dus van groot belang. Daarnaast is het belangrijk om de iglo’s en stallen tussen de (groepen) kalveren door goed te reinigen en te desinfecteren. Andere adviezen zijn: stress zo veel mogelijk voorkomen, geleidelijke voerovergangen, leeftijdsgroepen maken en verdachte dieren preventief of zeer vroegtijdig behandelen en zo nodig isoleren. GD Herkauwer | november 2012 |

19


X 1 r

aa j r e p

Eén keer herhalen volstaat voor twaalf maanden bescherming tegen IBR

Nieuwe claim

Uniek Rispoval® IBR-Marker-vaccinatieprogramma Eens per 12 maanden een herhalingsvaccinatie met Rispoval® IBR-Marker Inactivatum na basisvaccinatie met Rispoval® IBR-Marker Vivum Met minder werk een even goede bescherming

Pfizer Animal Health bv Postbus 37 • 2900 AA • Capelle a/d IJssel www.pfizeranimalhealth.nl info@pfizeranimalhealth.nl 2012 Pfizer Animal Health bv Merknaam van Pfizer Inc., NY, USA

©

Overleg met uw dierenarts over de beste IBR aanpak voor uw bedrijf.

®

Rispoval® maakt IBR bestrijden een stuk makkelijker RISPOVAL® IBR-MARKER VIVUM: Lyofilisaat en diluent voor suspensie voor injectie voor rundvee. •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik - REG NL 8427-UDD. •Werkzaam bestanddeel: per dosis (2 ml): Bovine Herpes Virus type 1 (BHV-1), Difivac stam (gE-negatief), levend gemodificeerd (geattenueerd) virus: min. 105,0 CCID50 / max. 107,0 CCID50. •Hulpstoffen: zie bijsluiter. •Doeldier: Rundvee. •Indicaties: Voor de actieve immunisatie van rundvee tegen Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis (IBR), om de virusuitscheiding en klinische symptomen te verminderen en, bij vrouwelijke dieren, ter preventie van abortus die geassocieerd is met een BHV1 infectie. Aanvang van de immuniteit: 7 dgn na een enkele dosis via IN toediening of 21 dgn na een enkele dosis via IM toediening. Immuniteitsduur na vaccinatie vóór de leeftijd van 3 mnd: tot ten minste een leeftijd van 3 mnd, dan hervaccinatie nodig. Immuniteitsduur na vaccinatie op of na de leeftijd van 3 mnd: 6 mnd. •Toedieningswijze en dosering: 2 ml van het gereconstitueerd vaccin IN en/of IM toedienen. Vaccinatieschema: Kalveren met een leeftijd van 2 wkn tot 3 mnd: 2 doses: de eerste vaccinatie IN, gevolgd door een tweede IM vaccinatie op leeftijd van 3 mnd. Dieren die positief zijn voor maternale antistoffen en die initieel gevaccineerd zijn rond de leeftijd van 2 wkn kunnen extra gevaccineerd worden tussen de 1e vaccinatie en de vaccinatie op de leeftijd van 3 mnd. Rundvee ouder dan 3 mnd: één IM vaccinatie. Drachtige koeien: 2 IM doses met een interval van 3-5 wkn. Herhalingsvaccinaties: Dieren die in eerste instantie gevaccineerd zijn met Rispoval IBR-Marker Vivum, kunnen een enkele dosis met óf Rispoval IBR-Marker Vivum (welke 6 mnd bescherming biedt), óf Rispoval IBR-Marker Inactivatum (welke 12 mnd bescherming biedt) krijgen. Daarna dienen de vaccinaties elke 6 mnd (bij gebruik van Rispoval IBR-Marker Vivum) of elke 12 mnd (bij gebruik van Rispoval IBR-Marker Inactivatum) te worden herhaald. Rundvee met een direct risico op een IBR infectie: de 1e vaccinatie IN, de 2e vaccinatie 3-5 wkn later IM. Contra-indicaties: Geen dieren vaccineren die niet gezond zijn. •Wachttermijn: nul dgn. •Bijwerkingen: In zeer zeldzame gevallen na IM toediening: een lichte, voorbijgaande zwelling op de injectieplaats of na IN inoculatie een lichte, voorbijgaande sereuze neusuitvloeiing. In zeer zeldzame gevallen: allergische reactie. •Speciale waarschuwingen & bijzondere voorzorgen: De aanwezigheid van maternale antistoffen kan invloed hebben op het effect van de vaccinatie. Daarom wordt het aanbevolen om de immuunstatus van de kalveren vóór vaccinatie vast te stellen. Niet vermengen met enig ander diergeneesmiddel (m.u.v. het bijgeleverde diluent). Lees vóór gebruik de bijsluiter. •Bewaren: Bewaren bij 2°C - 8°C. Houdbaarheid na reconstitutie volgens voorschrift en mits gekoeld bewaard: 8 uur. •Nadere informatie: zie verpakking/bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de registratiehouder: Pfizer Animal Health bv-Postbus 37-2900 AA Capelle a/d IJssel-Nederland (e-mail: info@pfizerah.nl).

RISPOVAL® IBR-MARKER INACTIVATUM Suspensie voor injectie voor rundvee. •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik - REG NL 8426-UDD. •Werkzaam bestanddeel: per dosis (2 ml): Bovine Herpes Virus type 1 (BHV-1), Difivac stam (gE-negatief), om een GMT van ten minste 1:160 te induceren in runderen. •Adjuvans/Hulpstoffen: Aluminium hydroxide, Quil A, Thiomersal. •Doeldier: Rundvee. •Indicaties: Voor de actieve immunisatie van rundvee tegen Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis (IBR) om de klinische symptomen en virusuitscheiding te verminderen en, bij vrouwelijke dieren, ter preventie van abortus die geassocieerd is met een BHV1 infectie. Preventie van abortus (geassocieerd met BHV1 infectie) na vaccinatie van drachtige koeien is aangetoond in het tweede trimester van de dracht door middel van challenge, 28 dagen na vaccinatie. •Toedieningswijze en dosering: Voor subcutane injectie. Rundvee ouder dan 3 maanden: 2 ml. Vaccinatieschema: Basisimmunisatie: 2 injecties van 1 dosis (2 ml) met een interval van 3-5 weken. Herhalingsvaccinaties: 1 dosis (2 ml) met een interval van 6 maanden. Het wordt aanbevolen om alle dieren van een kudde te vaccineren. Het vaccin goed schudden voor gebruik. Wanneer kalveren jonger dan 3 maanden gevaccineerd worden, zou de ontwikkeling van de immuniteit nadelig beïnvloed kunnen worden door de aanwezigheid van maternale antilichamen. Deze kalveren dienen na de leeftijd van 3 maanden opnieuw gevaccineerd te worden. Lees vóór gebruik de bijsluiter. •Contra-indicaties: Geen dieren vaccineren die niet gezond zijn. •Wachttermijn: nul dagen. •Bijwerkingen: In zeer zeldzame gevallen een lichte, voorbijgaande subcutane zwelling op de injectieplaats. In zeer zeldzame gevallen: allergische reacties. Zie bijsluiter. •Speciale waarschuwingen: Niet vermengen met enig ander diergeneesmiddel. Kan tijdens dracht en lactatie worden gebruikt. Zie bijsluiter. •Bijzondere voorzorgen: In geval van acccidentele zelfinjectie dient onmiddellijk medisch advies ingewonnen te worden en daarbij de bijsluiter of het etiket aan de arts te worden getoond. •Bewaren: bewaren en vervoeren bij 2°C - 8°C, niet invriezen, beschermen tegen licht en warmte. Houdbaarheid na eerste opening van de flacon: 8 uur. Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. Zie bijsluiter. •Nadere informatie: zie verpakking/bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de registratiehouder: Pfizer Animal Health bv-Postbus 372900 AA Capelle a/d IJssel-Nederland (e-mail: info@pfizerah.nl).


tekst: Drs. Helen de Roode | Interview

“Samen met de GD

worminfecties aanpakken” “Onze praktijk werkt al lang prettig samen met de GD.” Aan het woord is Liza Dekker, sinds 2004 rundveedierenarts bij Dierenartsen Amstel, Vecht en Venen. Dekker is één van de practici waar de GD regelmatig mee ‘spart’ over actuele zaken. We spraken met haar in de praktijk in Vinkeveen, onder andere over de strijd die zij samen met de GD voert tegen worminfecties.

Liza Dekker: “We zitten hier middenin een leverbotgebied”

Bij Dierenartsen Amstel, Vecht en Venen werken in totaal 6 dierenartsen die ongeveer 120 veebedrijven onder hun hoede hebben. De praktijk is aangesloten bij de Kernpraktijken Rundvee; een samenwerkingsverband van 15 grote dierenartspraktijken die kennis delen op het gebied van rundvee en praktijkmanagement. “Samen met een aantal andere dierenartsen, waarvan ook enkele uit de Kernpraktijken, zit ik in een projectgroep die de GD adviseert op allerlei gebieden. Zo bespreken we onder andere aan wat voor diensten en producten behoefte is.”

onderzoek en/of de behandeling. “We worden hierin door de GD ondersteund met de juiste informatie. Natuurlijk weet je als dierenarts het nodige van parasitaire infecties, maar sommige dingen zijn weggezakt. Hoe zit het ook alweer met het overleven van wormen in de winter? Hoe snel bouwt een infectie in de weide zich op? Het zijn vragen waar ik nu net even wat nauwkeuriger antwoord op kan geven. Ook aan de ‘wormweetjes’ heb ik veel gehad. De extra bagage helpt me om tot een nog beter advies te komen.”

Leverbot De praktijk waar Dekker werkt zit middenin een leverbotgebied. “We hebben er veel mee te maken, ook omdat bijna al onze veehouders weidegang toepassen.” Dekker was één van de dierenartsen die betrokken was bij de lancering van het GD Tankmelkabonnement Worminfecties in 2011. Hierbij wordt de tankmelk twee keer per jaar (in augustus en oktober) gecontroleerd op longwormen en een keer (in oktober) op leverbot en maagdarmwormen. “Relatief veel van onze melkveehouders doen hieraan mee. Het speelt hier meer, maar worminfecties zijn de laatste jaren sowieso een groter probleem geworden. Het klimaat wordt natter en warmer en je ziet meer resistentie tegen ontwormingsmiddelen. “

Adviseren In oktober hebben de melkveehouders die dit jaar meededen aan het Tankmelkonderzoek Worminfecties van de GD een overzicht ontvangen van de wormstatus op hun bedrijf. Naar aanleiding hiervan probeert Dekker ‘haar’ veehouders zo goed mogelijk te adviseren over bijvoorbeeld vervolg-

“De uitslag van het tankmelkonderzoek kan een bevestiging zijn van wat je eigenlijk al wist”, gaat Dekker verder, “maar kan ook een nieuw licht werpen op een situatie, bijvoorbeeld op de melkproductie en de vruchtbaarheid van een koppel. Bovendien kunnen de resultaten van groot belang zijn voor de aanpak van bijvoorbeeld salmonella, wat vaak samen gaat met leverbot.”

Totaalbeeld Dekker betrekt in haar advies ook het jongvee. “De uitslag gaat natuurlijk over het melkvee, maar ik trek het altijd breder. Wormproblemen bij melkvee zijn namelijk vaak een gevolg van hoe er met het jongvee wordt omgegaan. Het jongvee wordt steeds vaker op stal gehouden of op een opfokbedrijf zonder weidegang, waardoor de natuurlijke immuniteit ontbreekt als ze de weide ingaan. Ook behandelen veel veehouders standaard preventief tegen wormen. Behalve tot hoge kosten en slechte immuniteitsontwikkeling, kan dit ook leiden tot resistentie tegen wormmiddelen. De uitslag van het tankmelkonderzoek is voor mij een aanleiding om het wormmanagement op het hele bedrijf door te lopen.” GD Herkauwer | november 2012 |

21


DIErzIEkTEN | tekst: LAMMERT MOLL, MSc

grote kans op leverbotinfecties Na een aantal jaren met relatief weinig leverbot, moeten veehouders de komende winter rekening houden met een ernstige leverbotbesmetting. In het noordwesten, westen en zuidwesten van Nederland zijn de risico’s het grootst. Schapen die in deze gebieden hebben geweid, lopen een vergrote kans op acute leverbot (hierbij dringen duizenden jonge leverbotjes de lever binnen, wat kan leiden tot een plotselinge dood). Bij runderen zijn de verschijnselen vaak sluimerend en onduidelijk. De grootste schade ontstaat meestal door langzame melkproductiedaling, minder groei, vruchtbaarheidsproblemen en algemene weerstandsvermindering. Daarnaast verhoogt een besmetting met leverbot in combinatie met een salmonellabesmetting de kans op het ontstaan van salmonelladragers en heeft de aanpak van leverbot een gunstig effect op de beheersing van salmonellose. Meer informatie hierover is te lezen in de folder “aanpak leverbot op melkveebedrijven met een salmonella-infectie”. Deze is te downloaden via www.gddeventer. com (kies ‘Rund voor dierhouders’).

22

Lammert Moll op zoek naar leverbotslakken

Leverbot De leverbotziekte, die voornamelijk voorkomt bij runderen, schapen en geiten, wordt veroorzaakt door een platworm (leverbot) die zich in de lever bevindt. In de levenscyclus (zie figuur 1) van de leverbot speelt de leverbotslak (Galba truncatula) een belangrijke rol. Deze slak, die vooral leeft in vochtige gebieden, wordt ook wel de ‘tussengastheer’ genoemd: leverboteieren komen met de mest van met leverbot besmette herkauwers op het land, uit deze eieren komen larfjes die alleen kunnen overleven in de leverbotslak, als de larfjes zich in de slak ontwikkeld hebben tot staartlarve verlaten ze de slak om zich op het weiland af te zetten als infectieuze cysten. Deze worden weer met het gras opgegeten door de herkauwers. De belangrijkste infectieperiode voor rundvee is de periode van augustus tot en met november; daarna worden de dieren vaak opgestald. Voor schapen, die gedurende de winter worden geweid, is in de gehele weideperiode vanaf augustus tot maart een besmetting met leverbot mogelijk.


Voorlopige leverbotprognose 2012 - 2013 De Werkgroep Leverbotprognose verwacht dat vooral in de leverbotgebieden in West–Nederland in augustus een leverbotinfectie is afgezet op het gras. Op de kaart zijn de risicogebieden duidelijk aangegeven.

= ernstig, = gering

= groot,

Monitoring leverbot Nadat in 1965 tienduizenden schapen stierven door leverbot, werd in 1968 de leverbotprognosecommissie (nu ‘Werkgroep Leverbotprognose’ genoemd) ingesteld. De taak van deze werkgroep is het voorspellen van de kans op leverbotinfecties. Doel is vooral het zoveel mogelijk voorkomen van leverbot. Behalve informatie over preventieve maatregelen geeft de Werkgroep ook behandeladviezen, waarbij er veel aandacht is voor het terugdringen van het geneesmiddelengebruik. Om de voorspelling te kunnen doen, wordt de slakkendichtheid en het percentage geïnfecteerde slakken op geselecteerde bedrijven bepaald. Ook verzamelt de Werkgroep temperatuur- en neerslaggegevens. Daarnaast worden gegevens uit bloed-, mest-, tankmelk- en pathologisch onderzoek geanalyseerd. Aan de hand van alle verzamelde gegevens wordt elk jaar in september en november een voorspelling gedaan over de kans op een leverbotbesmetting.

GD Quickscan Leverbot Om een goed beeld te krijgen van de leverbotsituatie op uw bedrijf kunt u o.a. gebruikmaken van de GD QuickScan Leverbot. Deze QuickScan bestaat uit een tankmelktest en een bloedonderzoek van 5 dieren. De uitslag van de tankmelktest vertelt iets

over de leverbotsituatie van het melkvee en het bloedonderzoek kan iets aangeven over het voorkomen van leverbot bij uw jongvee of schapen.

Algemeen advies Op bedrijven waar leverbot voorkomt gelden de volgende algemene adviezen: • In september en november staat de leverbotvoorspelling in de landbouwbladen; het opvolgen van de adviezen kan vooral bij schapen veel leverbotslachtoffers voorkomen; • Weid dieren in de herfst en de winter zoveel mogelijk op droge en hooggelegen percelen; • Laat van tijd tot tijd uw tankmelk, bloed en mest onderzoeken op leverbot; • Aan de hand van het in kaart brengen van de percelen met leverbotslakken (kartering) kan de GD u een overzicht geven van de leverbotgevaarlijke percelen op uw bedrijf.

Advies voor rundveehouders Voor rundveehouders gelden de volgende adviezen: • Ongeveer 2 tot 4 weken na het opstallen van jongvee is éénmalig behandelen met triclabendazol voldoende als een infectie is aangetoond; • Melkgevende dieren kunnen alleen aan het begin van de droogstand (6 tot 8 weken voor afkalven) worden behandeld (triclabendazol of clorsulon) of via de cascaderegeling onder toezicht van de dierenarts met oxyclozanide. Hiernaast is het verstandig er rekening mee te houden dat de leverbotbesmetting meestal vanaf augustus op het gras wordt afgezet. Vooral het melkvee (incl. de droogstaande koeien en pinken die op korte termijn aan de melk komen) moet vanaf die periode niet meer geweid worden op percelen waar de leverbotslak mogelijk aanwezig is. Jongvee dat in die periode wel op besmette percelen heeft gelopen kan na het opstallen worden behandeld.

Advies voor schapen- en geitenhouders Voor schapen- en geitenhouders gelden de volgende adviezen: • Voor behandeling is triclabendazol en closantel beschikbaar, waarbij het grote voordeel van triclabendazol is dat het ook de zeer jonge leverbotjes bestrijdt, waardoor de kans op acute leverbot (plotselinge sterfte) bij schapen en geiten kan worden voorkomen.

• Dieren die in de winter niet of nauwelijks worden opgestald (vooral schapen) zullen veelal met tussenpozen van zes tot acht weken opnieuw moeten worden behandeld, indien ze op leverbotgevaarlijke percelen blijven lopen. Algemeen geldt dat het houden van schapen op potentiële leverbotpercelen wordt afgeraden omdat die in de winter gemakkelijker een leverbotbesmetting voor het volgend najaar kunnen versterken. Daarnaast zal het in de winter houden van schapen op de percelen waar de leverbotslak is gevonden, de kans vergroten dat er schapen zeer ernstig ziek worden of zelfs sterven. Inscharen van schapen kan alleen in overweging worden genomen als de zekerheid bestaat dat alle schapen voor inscharen voldoende zijn behandeld tegen leverbot. Indien de schapen langer dan twee maanden worden ingeschaard, zal het koppel om de 6 tot 8 weken moeten worden behandeld tegen leverbot.

1. De leverbot is een parasiet die leeft in de galgangen van de lever van de gastheer (rund, schaap, haas, ree enz.). De leverbot kan 4.000 tot 7.000 eieren per dag produceren. 2. Uit de eieren ontwikkelen zich de trilhaarlarven die binnen 24 uur een leverbotslak moeten vinden om te overleven. 3. Uit een trilhaarlarve kunnen zich in de leverbotslak na drie maanden 150 tot 200 staartlarven ontwikkelen. 4. De staartlarven zwemmen uit de slak en hechten zich aan het gras. 5. De staartlarven verliezen hun staart en kapselen zich in tot besmettelijke cysten. 6. De besmettelijke cysten worden met het gras opgenomen door de gastheer. De ontwikkeling van leverbotei tot besmettelijke cyste duurt ongeveer 3 maanden. Figuur 1: Leverbotcyclus

GD Herkauwer | november 2012 |

23


De Gezondheidsdienst voor Dieren

Buitenbeeld Spelend in het stro De kleindochter van de heer en mevrouw Kreun uit Wadenoijen woont zelf in Hellevoetsluis en is geen beesten gewend. “Maar ze vindt het prachtig bij ons op de boerderij en is nergens bang voor,” vertelt Maartje Kreun. “Op een mooie zonnige dag zat Lisanne relaxed van het zonnetje te genieten; ze was heerlijk aan het spelen met het stro, recht voor de koeien. Voor de foto keek ze even om, maar eigenlijk was haar blik constant gericht op die grote koeienkoppen. Ze genoot met volle teugen!”

Bereikbaarheid U kunt de GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief BTW en € 9,20 basiskosten.

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddeventer.com info@gddeventer.com

Buitenbeeld: De familie Kreun krijgt een ingelijste uitvergroting van hun

inzending. Hebt u zelf ook een foto die niet ‘buiten beeld’ mag blijven? Stuur deze dan (onverkleind) met uw naam en een originele toelichting naar redactie@gddeventer.com.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.