5 minute read

De rondvraag

dc vmchten van de wetenschap en genieten van de zegeningen van het modeme leven. De grens tussen het deelnemen aan de maatschappij en de wereldgelijkvormigheid moet evenwel scherp in de gaten worden gehouden.

Het was Albert Kroon, die in de vergadering van 21 februari 1943 naar aanleiding van Leendert Brouwers vraag naar de betekenis van dit begrip een uiteenzetting gaf over wereldgelijkvormigheid.

Het onderwerp werd een bredere behandeling waard geacht, en Tijmen Wakker verklaarde zich bereid er een bijbelse inleiding over te maken. Deze hield hij op de avond van 7 maart. Als uitgangspunt had hij genomen de teksten uit Spreuken 1, de verzen 20 tot en met 33, en Amos 3. Hij sprak achtereenvolgens over ”de wereldge¬ lijkvormigheid der kerk in’t algemeen, van de kerk in het byzonder en van het ware volk des Heren”. Er volgde op zijn goed gedocumenteerde opstel tot teleurstelling van de notulist een ”vrij makke bespreking”. Wei spraken enkele vrienden de wenselijkheid uit een studie te doen over de vraag wat wereldgelijkvormigheid voor ons persoonlijk betekent. Leendert Brouwer nam dit op zich. In de samenkomst op 21 maart hield hij een inleiding over Johannes 13, de verzen 1 tot en met 20. Deze tekst gaat over Jezus die de voeten van zijn discipelen was! De notulen maken evenwel niet duidelijk of Brouwer dit Schriftgedeelte inderdaad toepaste op de hiervoor genoemde vraag. 38. Tijmen Wakkeralsongeveer vijftienjarigejongen, staandeop een dukdalf. Hijzou een wisselvallige loopbaan volgen als predikantvan oud-gereformeerdegemeenten in Nederland. Na zijn emigratie naarZuid-Ajrika tradhij toe tot de Pinksterbeweging. Hij overleed op 12 april 1992.

De rondvraag

In het begin stond het de vrienden niet steeds helder voor ogen welke zaken thuishoorden in de rondvraag. Bij dit agendapunt werden nogal eens vragen naar voren gebracht, die eigenlijk voor de vragenbus bestemd waren en omgekeerd. Toen op de avond van 4 januari 1931 de bus geopend werd, zat daar het verzoek

114

van penningmeester Pieter Gerssen in om ten behoeve van de aansluitende huishoudelijke vergadering de bezoekers het gebouwtje te doen verlaten. Misschien kwam het door de nauwe verwevenheid van de rondvraag en vragenbus, en door het geregeld inlassen van huishoudelijke vergaderingen, dat notulist Jan Pereboom formuleringen gebruikte als: ”De rondvraag werd uitgesteld tot de huis¬ houdelijke vergadering” (6 december 1931) en ”Zij werd gedaagt tot belangrijk nieuws” (13 december 1931). In de vergadering van 14 februad 1932 werd besloten de rondvraag voortaan een keer in de maand te houden. Deze afspraak bleef een tijdlang van kracht, maar zij bleek op den duur toch niet bevredigend. Vanaf het seizoen 1940/1941 stond zij dan ook weer van week tot week op de agenda. Als er niets te vragen of te melden was luidde de formulering doorgaans: nu volgde de rondvraag welke geen nieuws opleverde.

In de rondvraag werd een bonte mengeling van vragen gesteld en werden allerhande mededelingen voor kennisneming of goedkeuring aan de vrienden voorgelegd. Wij hebben daarvan in het voorafgaande al enkele voorbeelden gezien. Hier volgen er nog wat. In de samenkomst op 2 november 1930 stelde Freek Brouwer een belangrijke kwestie aan de orde. Mocht er gerookt worden, zo was zijn vraag. De voorzitter stelde voor om de beslissing uit te stellen tot de volgende vergadering. Het verslag van de bedoelde bijeenkomst maakt echter geen gewag van een besluit dienaangaande. Maar het werd gebruik om zich tijdens de bijbelse inleiding en de discussie van rookwaar te onthouden en pas in de pauze een rokertje op te steken. Opvallend was wat de voorzitter tijdens de avond van 8 maart 1931 te vertellen had. Hij maakte melding van het ’’vermisten” van enkele psalmboekjes van de gereformeerde jongelingsvereniging Immanuel. Deze zouden in het bezit van vrienden van Obadja zijn. Hoe dit gebeurd was en wat er van de verloren boekjes geworden is, komen we jammer genoeg niet te weten. Het innen van het abonnementsgeld voor De Jongeman tijdens de vergaderingen was Frans Post kennelijk een doom in het oog, althans in samenkomst op 20 december 1931 stelde hij voor dit niet langer te doen. Zijn voorstel werd aangenomen. Teunis Pasterkamp ergerde zich aan het gepraat tijdens de bijeenkomsten. In de rondvraag van de avond van 30 november 1940 vroeg hij de aanwezigen stilte in acht te willen nemen wanneer het opstel werd voorgelezen, en tijdens de discussie. Voor Jan ten Napel vormde de rondvraag bij wijze van spreken een rechtstreekse uitnodiging om van zijn tegenwoordigheid blijk te geven! Zo vroeg hij in de bijeenkomst van 8 december 1940 ”of er niet iets gedaan kon worden aan de rook onder de vergadering; of er niet wat ventilatie gemaakt kon worden”. En in de rondvraag van de vergadering van 12 januan 1941 informeerde hij naar de plannen voor de verbetering van de verlichting. Dat de nieuwe lampen er nog niet waren

115

lag aan de krapte aan kasgeld, zo kreeg hij van de voorzitter te horen. Jan ten Napel weet nog hoe hij tot zijn vragen kwam:

”Ja, datgebrek aan licht en die overdaad aan rook waren me wat! Boven de tafel hingen twee lampjex De sprekers die achter de katheder stonden, moesten wel hele goede ogen hebben om het geschrevene te kunnen ontwaren. Johannes Oost greep nogal eens mis op het orgel, omdat hij doorgebrek aan licht het muziekschrift niet kon ontcijferen. Wij, de bankzitters, moesten echt moeite doen om de tekst van de liederen te lezen bij het licht van die ene lamp. Als gpvolg van de oorlog werd gem tabak meer ingevoerd, zodat wij aangpwezm warm op wat ait oude voormden nog te krjgm was en op produkten van eigen teelt De tabak die gerookl nerd, was dan ook niet 39. Jan ten Napel als havenmeester van het vliegveldop Urk; een Fokkerheeftzojuistpost gebracht. De foto werd gemaakt in de winter van 193911940. Dit is de tijd van de grote Finland-avonden van Obadja, en van de reciteerverenigingen Kleine Krachten Dindua. Jan was toen in dienst van deEerste UrkerStoombootmaatschappij (EUSM).

van al te beste kwalileit In verband met de verduisteringsplicht was het openzetten van een roam niet mogelijk, zodatje kunt begrijpen dat de lucht in Obadja soms om te snijden was”.

We zagen al dat de rondvraag van de avond van 18 april 1943 het begin inluidde van Obadja’s gang door de schemering van de geschiedenis. Of de rondvraag in de bijeenkomsten tot aan de razzia van 18 november 1944 nog nieuws opleverde, zullen wij dan ook nooit te weten komen.

116

This article is from: