
1 minute read
Het besefvan vergankelijkheid
”Hoe een roomsche in de Calvinistische bijbel leerde leezen; nu wou hij voor zijn zonden geen geld meer betalen en zette heeroom (pastoor) met enkele vragen op de plaats waar hij hem hebben wou”.
Wat de toonzetting van het rijmsel is laten de eerste versregels al meteen zien:
Wei Ls vaak een pater verbazend verstandig maar soms is een leek toch een pater te handig...
De hoofdpersoon, een boerenknecht uit Ierland, wordt door zijn vader gedwongen te biecht te gaan. Door steeds maar te vragen hoe de biecht in de kerkelijke hierarchie verloopt, dwingt de biechteling de pater tenslottc tot het antwoord dat de Paus zelf rechtstreeks aan God om vergeving van zijn zonden vraagt. Het tweede gedichtje is De kleine ketter, waarover straks meer.
Het besef van vergankelijkheid
In een vijftal voordrachten kwam dit thema aan de orde. Het eerste gedicht was De wolken, waarin Martinus Nijhoff op aansprekende wijze een ervaring verwoordL Hij vertelt hoe hij als kind met zijn moeder op de hei lag en naar de Iucht keek. Hij maakte haar deelgenoot van wat hij in de wolken herkende. Zij begon daarop te huilen. Nu ligt hij met zijn zoontje op een plekje in de heide en zij kijken naar de wolken. Thans is hij het zelf die ontroering voelt. Jelle Ekkelenkamp droeg dit ’’wonderwerk van God” op duidelijke wijze voor, aldus de notulist in zijn verslag van de avond van 30 oktober 1932. Aansprekend is ook het vers Voorbijgang van Willem de Merode, dat Albert Kroon in de vergadering van 29 december 1940 voorlas. De eerste regels luiden:

Weerging de dood ons stille huis voorbij en groette ah een bekende en zag nog lang glimlachend naar onze open ramen om...
In Waarheen komt het vergankelijkheidsbesef in algemene zin ter sprake, waar de dichter Georg Scheuerling het leven vergelijkt met zwevende stofjes en neerdwarrelende bladeren. Vermoedelijk is De twaalfklokslagen dezelfde voordracht als de in het verslag van de vergadering van oudejaarsdag 1932 genoemde De klokslag, ten gehore gebracht door Jan Pereboom. Dit gekunstelde rijmwerk vertoont het kenmerkende karakter van een negentiende-eeuwse maker. Bij elk uur krijgt de lezer een waarheid als een koe en een goede les te horen:
100