3 minute read

Willem Schraal

Next Article
Over de auteur

Over de auteur

jonggestorven Willem Schraal. Legendarisch is zijn verhandeling De mens in de ban van de technische superperfectie geworden. Hij moet dit werkstuk kort voor de oorlog in Obadja gehouden hebben. Willem werd op 24 februari 1921 op Urk geboren als oudste zoon van aannemer Willem Schraal en Anna Kramer. Op jonge leeftijd moest hij in het sanatorium Sonnevanck bij Harderwijk kuren vanwege een tbc-aandoening. Door zijn vrienden Jo Gerssen en Leendert Brouwer kwam hij bij Obadja; Willem was van gereformeerden huize. Hij las veel en talloze onderwerpen hadden zijn belangstelling. Misschien kwam het juist door zijn honger naar kennls, dat hij liever inging op vragen die door anderen opgeworpen werden dan zich te zetten aan het uitwerken van een inleiding over een gedeelte uit de bijbel. Vooral de beantwoording van geloofsvragen had zijn voorkeur.

Deze veelbelovende vriend is slechts 24 jaar oud geworden. In het laatste jaar van de bezetting werd hij emstig ziek en kort voor de bevrijding stierf hij. Zijn overlijden en begrafenis vonden onder dramatische omstandigheden plaats. Zijn broers Jan en Hendrik waren buiten Urk ondergedoken en enkelen van zijn vrienden waren na de razzia van 18 november 1944 als dwangarbeider naar Duitsland weggevoerd. Terwijl Willems lichaam in huis lag opgebaard, deden de Duitsers tot twee maal toe een inval. Op hun herhaalde vraag of de twee jongere broers thuis waren, antwoordde de familie - om de Duitsers het belachelijke van hun optreden duidelijk te maken - : ”Ja, ga maar kijken in de achterkamer”. Daar zagen ze dan de kist staan met het stoffelijk overschot van Willem. Meerdere opstellen van Willem Schraal zijn bewaard gebleven, waaronder Is er geen licht aan de lam. Dit werkstuk ontstond naar aanleiding van het binnentrekken van de Duitse legers in Oostenrijk op 11 maart 1938. Willem Schraal zal deze inleiding eind maart of begin april van dat jaar in Obadja hebben voorgelezen. Zijn broer Jan publiceerde de tekst in het nieuws- en advertentieblad Stuurboord van 24 december 1980. De opbouw is evenwichtig en de stijl van schrijven duidelijk. Dit opstel mag voor een jongen van amper zeventien jaar gerust een opmerkelijke prestatie heten, zoals blijkt uit het volgende citaat (Jan Schraal herschreef de tekst in hedendaagse spelling):

”Nog maar weinige dagen geleden heeft geheel Europa zich de ogen uitgewreven van verbazing over hetgeen er gebeurde tussen Oostenrijk en Duitsland. Rijkskanselier Adolf Hitler verklaarde dat dezeAnschlusz van Oostenrijk bij Duitsland komt door de machtige trekking van de band des bloeds. Waarop het in Duitsland moet uitlopen kan niemand zeggen. Wat er uit deze chaos zal voortkomen ontsnapt aan ieders waameming [...]. Dat is echter nu weer voorbij. Er is zelfe, nu de zaken in Oostenrijk ten naaste bij geregeld zijn, weer enige ontspanning ingetreden. Het kan nu voorlopig

91

33. Willem Schraal - met bolhoed - en Jo Gerssen; foto april 1942.

weer vrede blijven. Het kan [...], maar [...] meer dan een mogelijkheid is het niet. Europa zit immers vol met spanningscentra. Als in Spanje de republikeinen het niet meer kunnen houden? Als Duitsland de weg naar het Oosten verder wil betreden [...]. Wat zijn onze dagen dan? Hoe is de atmosfeer geladen! Wat houdt de beker van Gods grimmigheid veel in! Wat woeden de volken; wat bedenken de vorsten: ijdelheid! De revolutievlam laait hoog op [...]. De aarde zal schrikkelijke tonelen beleven. Wat er nog mooi is lijkt maar schijn. De mens der zonden, de anti-Christ, zal zich openbaren. Het zal een tijd van benauwdheid zijn als nooit tevoren. Volken zullen botsen tegen volken. Blanken zullen strijden tegen gekleurden. Ziet, daar komt een volk aan van het Oosten, daar dreigt een leger van het andere einde der aarde. De krachten der natuur zullen ontketend worden [...]. Onze vragen vermenigvuldigen. Onze gedachten worden verschrikt. Onze zorg voor de toekomst wordt nijpend. Ons vaderland zien wij zinken. ’s Heeren kerk zien wij in verdrukking. Brandstapels verrijzen. Vlammen lichten hoog op en de mens zal uitroepen: 'Oh God, waar berg ik mijn aangezicht!’”

92

This article is from: