3 minute read

Geloofs- en ethische vragen

Next Article
Over de auteur

Over de auteur

gebracht, was het iets bijzonders. Het waren Jan Kramer en Jan Pereboom die hun toehoorders op de avond van 30 november 1930 dit voorhielden:

”Hoe het Christus er om te doen is diepgevallen zondaren weer te brengen in Gemeenschap met Zijnen Vader; en hoe hij gekomen is om te zoeken en te zaligen hetgeen verloren was. En dat de Paus of Rome het er om te doen is om eigene macht en heerlijkheid, zich niet bekommerende om het lot en eeuwig heil zijner Volgelingen”.

Hoewel de werkelijkheid van de rijk geschakeerde tegenstelling tussen Reformatie en Rome door de inleiders wel heel sterk vereenvoudigd was weergegeven, kon notulist Roelof Oost dik tevreden noteren: ”Het was een stuk waaruit veel te leeren was”.

De meeste opstellen in deze rubriek gingen over artikelen uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis. In de periode van november 1941 tot en met maart 1942 kwamen de eerste vijf artikelen uit de Geloofsbelijdenis in evenzovele inleidingen aan de orde. Dit gebeurde aan de hand van een brochure van het NJ.V., die door dr. G.P. van Itterzon geschreven was. Dit geschriftje begint met een korte levensbeschrijving van de Zuidnederlandse hervormer Guido de Bray (1522-1567), de opsteller van de Geloofsbelijdenis. Hierna worden alle artikelen volgens een vast patroon behandeld. Elk artikel wordt eerst in hedendaags Nederlands weer¬ gegeven, vervolgens in onderdelen uitgelegd en daama toegelicht aan de hand van verwijzingen naar verschillende bijbelteksten. Tenslotte volgt een schema voor het maken van een opstel. De notulen melden over de besprekingen meestal alleen, dat zij gevolgd werden door een levendige discussie en dat de inleiders het er goed vanaf hadden gebracht.

Geloofs- en ethische vragen

De meeste van deze werkstukken zijn sterk be'invloed door het besef, dat de tijd waarin men leefde moeilijk was. Titels als Hoe moeten wij de tijden welke wij thans beleven verstaan, Het verleden, heden en toekomst der Christelijke Kerk en De duistemis in deze dagen spreken voor zich. Een duidelijke verwijzing naar de oorlogsomstandigheden geeft het opstel Er is nogplants voor Kerstvrede in 1941, dat Leendert Brouwer op de avond van 14 december van dat jaar ten gehore bracht.

Over de bronnen die ten behoeve van deze verhandelingen gebruikt werden, is weinig te zeggen. Ongetwijfeld werd vaak de bijbel geraadpleegd om beweringen te staven. In een enkel geval zal het om een persoonlijke stellingname gegaan zijn,

84

vooral als het de verdediging van waarden en normen betrof. Een voorbeeld daarvan levert het opstel Onze radio-omroep, dat Klaas Meinema in de bijeenkomst van 4 december 1932 aan de aanwezigen ter discussie voorlas. De notulen zeggen erover:

”Spr[eker] wilde niet spreken over andere omroepverenigingen, maar besprak alleen onze omroep, de NCRV. Nadat spr[eker] het ontstaan van deze omroep had geschetst, zag hij de Chr[istelijke] radio een middel zijn om onze verbrokkelde Christelijke beginselen weer te vereenigen”.

30. Jan Kramernaastzijnfiets; hijis inmiddels op middelhare leeftijd. De foto werd genomen ergens in wijk 7. In de discussie die hierop volgde, vochten enkele vrienden deze stalling aan. Maar de voorzitter kreeg ook bijval. Tot hen behoorde ongetwijfeld secretaris Jan Pereboom, althans hij omschreef de uitkomst van de discus¬ sie als: ”En wij zagen onze radio in het teeken van het Koningkrijk Gods”.

Het was zuiver toeval dat in de vergadering van 15 februari 1931 een ethisch vraagstuk aan de orde kwam. Hendrik Weerstand stand voor deze avond op het rooster, maar hij moest de voorzitter melden dat hij zijn werkstuk niet af had gekregen. Daarop bood Jan Kramer aan een gedeelte voor te lezen uit de redevoering De Christelijke levensbeschouwing en het dmnkvraagstuk, uitgesproken door de Enkhuizer gereformeerde predikant D. Hoek. Ot het nu de kerkelijke herkomst van deze dominee was of dat de toehoorders het met Hoeks pleidooi voor geheelonthouding niet eens waren, zegt het verslag niet. Hoe het zij, ”op dit gesprokene kwam er eenige discussie, en het scheen wel of dit woord van Kramer niet in de smaak viel; want de houding van de vr[ienden] tegenover dit vraagstuk was niet sympatiek”. De voorzitter vond het dan ook niet nodig de rest van de toespraak voor te laten lezen.

85

This article is from: