
2 minute read
Literatuur
Literatuur
In het begin van de jaren dertig gebeurde het wel eens, dat iemand voor een afwezige opstelmaker inviel met een voordracht. Zo las Jan van Dalfsen in de bijeenkomst van eerste Kerstdag van 1932 een gedicht van Gerdt Waanders voor, getiteld Nicodemus. De notulen spreken hier abusievelijk van Zacheiis. In de jaren veertig blijkt de literatuur een volwaardige bron voor het maken van werkstukken te zijn geworden. Degene die haar rijkelijk aanboorde was Jan ten Napel. Op de avond van 5 januari 1941 hield hij een verhandeling over een gedeelte uit een novelle van K. Norel. Deze droeg het opschrift De gladde aal. Dit moet een werktitel zijn, want Norel heeft geen verhaal geschreven dat zo heet.‘ Nadien vormden boeken vaker het onderwerp voor een opstel. Zo besprak Jelle Ekkelenkamp in de vergadering van 23 november 1941 J.H. Eekhouts roman Pastoor Poncke. Dit boek gaat over de pastorale wederwaardigheden van een geestelijke uit het achttiende-eeuwse Vlaamse stadje Damme. Dat de toevoeging van dit literaire ingredient aan de vertrouwde kost gewaardeerd werd, blijkt uit het verslag. ”Daar een Boekbespr[eking] weer wat nieuws was, viel dit ook zeer goed in de smaak. Hiermee wil ik niet te kort doen aan Vr[iend]
*Als de schrijver inderdaad Norel is, meen ik dat het hier gaat om een passage uit het boekJanmaats en Sinjeuren en wel de bladzijden 221 t/m 230, en 235 t/m 241. De GladdeAal zou dan Syvert Sem kunncn zijn, die hcimelijk koning Filips’ regering in Brussel inlicht over het voornemen van een groep Amsterdamse kooplieden om een compagnie voor de handel op Indie op te richten.
Hij vraagt bovendien er bij de koning op aan te dringen de in beslag genomen Amsterdamse schepen en hun gevangen genomen bemanningen vrij te laten, om zodocnde de belangrijkste reden voor de oprichting van de compagnie ongedaan te maken. Zijn verzoek wordt vrijwel meteen ingcwilligd. Als de kooplieden bijeenkomen om de akte van oprichting te tekenen, stormt Sem de vergadering binnen met de zojuist uit Spanje ontvangen brief, waarin de vrijlating bericht wordt. De aanwezigen laten zich echter niet van hun plan afbrengen en tekenen het stuk. Nu Sem ziet dat zijn opzet mislukt is, wint bij hem het verlangen om te delen in de te verwachten winst het van zijn sympathie voor de Spaanse zaak. Als laatste zet ook hij zijn handtekening onderaan de lijst. Jan ten Napel kon het zich niet meer herinneren en hij twijfelde zelfs sterk aan mijn veronderstelling. Mijnbelangrijkste argumenten zijn, datNorelhetboekinDuitse krijgsgevangenschap voltooide en dat de strekking in de lijn ligt van de voordrachten die Ten Napel in de maanden oktobcr en december 1940 hield. Ik kom daar nog op terug. Onze argumenten voor en tegen werden uitgewisseld in de brief van F. Pereboom aan J. ten Napel (7 november 1991) en van J. ten Napel aan F. Pereboom (27januari 1992).

87