Beveiliger 2 Wet- en regelgeving versie 2024-2025 inkijkexemplaar

Page 1

Beveiliger 2

Wet- en regelgeving basis

Colofon

Copyright

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Samenstellers en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijke uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden op onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. De uitgever meent alle rechten van afbeeldingen te bezitten of daar afspraken over te hebben gemaakt. Indien rechthebbenden toch een opmerking hebben, kunnen zij zich tot de uitgever wenden.

crebo 25690

ISBN 9789493326132

Adresgegevens

Smart Educational Tools, onderdeel van eX:plain Disketteweg 6

Postbus 1230

3800 BE Amersfoort www.smarteducationaltools.nl

Onder hoofdredactie van: Stephan Kapma

Met dank aan Guusje Lombarts en Bas Scholts (Scholts Training & Consultancy)

Met dank aan covermodel Lieke van Dc Security Support en fotograaf Pascal Goudkuil

Juni 2024

3.6

5.1

5.2

5.3

5.5

Inhoud 3 Inhoud
Algemeen 6 1 Inleiding wet- en regelgeving 8 1.1 De Grondwet 8 1.2 Soorten recht 10 1.3 Rechters 12 1.4 Kijkje in een rechtszaak 13 2 Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 16
Belangrijke begrippen Wpbr 17
De vergunning 18 2.3 Controle 20 2.4 Legitimatiebewijzen 23 3 Wetboek van Strafvordering 28 3.1 Opsporingsambtenaren 28 3.2 Dwangmiddelen 31 3.3 De verdachte 32
In aanraking komen met een verdachte 35 3.5 In beslag nemen 46
Inhoud
2.1
2.2
3.4
Onderzoek aan lichaam en kleding, fouilleren en visiteren 50 4 Wetboek van Strafrecht 58 4.1 Indeling Wetboek van Strafrecht 58 4.2 Schuld en opzet 60 4.3 Belangrijke begrippen uit het Wetboek van Strafrecht 63 4.4 De strafuitsluitingsgronden 71 4.5 Slotbepaling 76 4.6 Misdrijven 76 4.7 Overtredingen 100 5 Arbeidsomstandighedenwet 104
Het doel van de Arbowet 104
Belangrijke begrippen uit de Arbowet 105
Arbocatalogus 106
Toezicht op de Arbowet 107
5.4
Algemene zorg voor het arbeidsomstandighedenbeleid 109 5.6 Persoonlijke beschermingsmiddelen 113
Bedrijfshulpverlening 114
Overleg tussen werkgever en werknemers 116
5.7
5.8

6.5

7.1

4 6 Algemene verordening gegevensbescherming 120 6.1 Het doel van de AVG 120 6.2 Persoonsgegevens 121
Beheren en beveiligen van persoonsgegevens 124
Rechten betrokkene 125
6.3
6.4
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) 127
wet- en regelgeving 132
7 Overige
Wet wapens en munitie 132 7.2 Opiumwet 145 7.3 Wegenverkeerswet 153 Woordenlijst 164 Register 167 Bronvermelding 170

Inleiding weten regelgeving

H1

Inleiding wet- en regelgeving

Inleiding

Ieder mens heeft te maken met regels en afspraken. Dit zijn regels die vanuit de overheid zijn opgelegd aan bedrijven en burgers, maar ook afspraken die onderling (door burgers) zijn gemaakt.

Voorbeelden:

ĵ In een relatie tussen twee mensen zijn er afspraken over wie wat doet in het huishouden, maar ook over eerlijkheid naar elkaar toe

ĵ In een bedrijf zijn afspraken vastgelegd over wat je als werknemer wel en niet mag doen. Dat geldt bijvoorbeeld ook in een winkel als het gaat over het gedrag van bezoekers (huisregels)

ĵ De overheid heeft afspraken vastgelegd in wetgeving. Zo mag je bijvoorbeeld niet stelen, mishandelen of door rood licht rijden en ben je op straat verplicht een identiteitsbewijs bij je te hebben

De basis van alle wetten is de Grondwet. Deze wet geeft Nederlandse burgers vrijheden en recht op gelijke behandeling. We beginnen dit hoofdstuk met de Grondwet en beschrijven daarna de soorten recht. We lichten daarna het strafrecht toe en nemen een kijkje in een (straf)rechtszaak.

Leerdoelen

Na het bestuderen van dit hoofdstuk kun je:

ĵ Benoemen wat de Grondwet inhoudt

ĵ Omschrijven wat het verschil is tussen privaat- en publiekrecht

ĵ Benoemen wat voor soort recht strafrecht is

1.1 De Grondwet

De Grondwet is de basis van alle andere wetten in Nederland. Het is de wet die in grote lijnen het bestuur van Nederland bepaalt. Nederlandse burgers hebben grondrechten die onder te verdelen zijn in:

ĵ Klassieke grondrechten. Deze bieden de burgers met name bescherming tegen de overheid, zoals het recht van vrijheid van meningsuiting.

ĵ Sociale grondrechten. Deze leggen opdrachten voor de overheid vast om voorzieningen te treffen voor het maatschappelijk functioneren van de burger, zoals de zorg van de overheid voor de bescherming van het milieu.

8
H1

De basis van onze democratie is artikel 1 uit de Grondwet.

Artikel 1 Gelijkheidsbeginsel

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.

Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Het gaat in artikel 1 over het gelijkheidsbeginsel. Dit beginsel geeft aan wetgever, bestuur en rechters de opdracht om bij het stellen van regels of het nemen van beslissingen burgers in gelijke gevallen op een gelijke manier te behandelen. Er mag geen onderscheid gemaakt worden op grond van bijvoorbeeld godsdienst of geslacht. Discriminatie op basis van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, of op welke andere grond dan ook, is verboden.

Ook hebben burgers recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit staat omschreven in artikel 9 van de Grondwet.

Artikel 9 Privacy of de persoonlijke levenssfeer

1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.

2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.

3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.

Iedere burger heeft recht om te zien wat er over hem is vastgelegd. En een burger kan gegevens laten veranderen als ze niet juist zijn. Zie ook hoofdstuk 6 over de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

Daarnaast heeft iedere burger recht op onaantastbaarheid van het lichaam. Dit staat omschreven in artikel 11 van de Grondwet.

Artikel 11 Onaantastbaarheid lichaam

Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.

Artikel 11 uit de Grondwet hoort bij artikel 10 en heeft te maken met privacy. Iedereen is de baas over zijn eigen lichaam. De overheid mag niets met je lichaam doen, als je dat niet wilt. Er zijn echter wel uitzonderingen. Die staan in andere wetgeving, zoals het Wetboek van Strafvordering. Zie hiervoor hoofdstuk 3.

9 H1 Inleiding wet- en regelgeving

De Grondwet beschermt de burger, maar geeft de burger ook verplichtingen, zoals de leerplicht en het betalen van belastingen. Andere wetten kunnen uitzonderingen maken op bepaalde grondrechten.

1.2 Soorten recht

Privaatrecht

Als iemand de regels overtreedt heeft dat mogelijk gevolgen. Als je zelf je afspraken niet nakomt bij een bedrijf (werkgever), kun je ontslagen worden. Privézaken, zoals onderlinge afspraken met iemand of met een bedrijf, vallen onder privaatrecht.

Voorbeelden:

ĵ Afspraken over relaties (zoals huwelijk, echtscheiding en alimentatie)

ĵ Afspraken over bezit (zoals koop, lening en huur)

ĵ Afspraken over werk (zoals contracten, ontslag)

ĵ Afspraken over kinderen (zoals voogdijschap)

Stel dat er geen regels zouden zijn, dan geldt het recht van de sterkste en zou niemand meer beschermd zijn tegen onrecht. Als bij privaatrecht onenigheid ontstaat tussen partijen, bijvoorbeeld tussen jou en je buurman over een hek in de tuin, dan kun je naar de rechter stappen. Deze bepaalt uiteindelijk wie er gelijk heeft. De verliezer moet dan verplicht de aanwijzingen van de rechter opvolgen.

Publiekrecht

Het publiekrecht geeft regels over de verhouding tussen de burger en de overheid. Dus niet tussen burgers onderling zoals hiervoor beschreven. Dit recht gaat ook over de verhouding tussen overheidsinstanties. Onder publiekrecht valt onder andere strafrecht.

Strafrecht

Als eerste is het belangrijk om het verschil te begrijpen tussen straf en recht. Recht zou je kunnen omschrijven als de regels waaraan jij en anderen zich moeten houden.

Je mag niet stelen of iets vernielen. Doe je dat wel, dan krijg je een straf die bedoeld is om je te laten boeten voor wat je hebt gedaan en om je tot inkeer te laten komen. Zo'n straf bestaat dan uit bijvoorbeeld een gevangenisstraf of een geldstraf (boete).

Voorbeeld:

Iemand steelt een fiets en verkoopt deze vervolgens. De rechter legt de verdachte een taakstraf op van 120 uur. De veroordeelde verdachte moet dan ook een schadevergoeding betalen voor de fiets.

Het strafrecht bevat regels waarin is vastgelegd welk gedrag strafbaar is, welke straffen er worden gegeven en hoe de strafoplegging wordt uitgevoerd.

10

Strafrechtelijk minderjarig

Voor de leeftijd vanaf 12 jaar tot en met 17 jaar geldt dat iemand als strafrechtelijk minderjarig wordt gezien. Diegene wordt dan volgens het jeugdstrafrecht gestraft. In principe is iemand vanaf 18 jaar strafrechtelijk meerderjarig. In sommige gevallen wordt deze leeftijd verhoogd naar 23 jaar.

Er zijn ook uitzonderingen waarbij iemand vanaf 16 jaar als volwassene wordt gestraft. Hierbij is de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan van invloed. Dit is aan de rechter.

In dit boek komen onderwerpen aan bod die vallen onder strafrecht volgens het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast behandelen we ook bijzondere wetten zoals:

ĵ De Arbowet

ĵ De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr)

ĵ De Wet Wapens en Munitie (WWM)

ĵ De Opiumwet (Opw)

ĵ De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)

ĵ De Wegenverkeerswet (Wvw)

Daarnaast worden in dit boek ook een aantal onderwerpen behandeld die niet onder strafrecht vallen, zoals de privaatrechtelijke handelingen visiteren, privaatrechtelijk fouilleren en het in bewaring nemen van voorwerpen. Dit zijn onderwerpen die je als beveiliger wel moet kennen en/of kunnen toepassen.

Samenvatting

De Grondwet vormt de basis van de Nederlandse democratie. Hieruit vloeien belangrijke grondrechten voort die voor elke burger gelden, zoals het recht op gelijke behandeling van iedereen die zich in Nederland bevindt, het recht op vrije meningsuiting en het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam.

Er bestaan twee soorten recht, namelijk:

1. Privaatrecht. Dit recht betreft afspraken tussen mensen onderling (relaties), tussen mens en bedrijf (werk)

2. Publiekrecht. Hier valt strafrecht onder. Strafrecht is vastgelegd in wetgeving. Wanneer iemand een overtreding doet of misdrijf pleegt, dan wordt hiervoor een straf opgelegd (bepaald door de wet)

Iemand is strafrechtelijk minderjarig tussen de 12 en 18 jaar oud. Diegene wordt dan volgens het jeugdstrafrecht bestraft.

11 H1 Inleiding wet- en regelgeving

Wetboek van Strafvordering H3

Inleiding

Wetboek van Strafvordering

Het Wetboek van Strafvordering (WvSv) is een onderdeel van het strafrecht zoals in hoofdstuk 1 besproken. In dit wetboek staat omschreven welke regels er gelden voor mensen die te maken krijgen met een gepleegd strafbaar feit. Denk daarbij aan regels voor de burger, onder wie beveiligers, maar ook voor de opsporingsambtenaren (zoals politie en buitengewoon opsporingsambtenaren) en de persoon die verdacht wordt, de verdachte.

Leerdoelen

Na het bestuderen van dit hoofdstuk kun je:

ĵ De bevoegdheden van de burger (dus ook beveiliger) en de opsporingsambtenaren volgens het Wetboek van Strafvordering (WvSv) onderscheiden en omschrijven

ĵ De verschillende opsporingsambtenaren onderscheiden

ĵ De begrippen opsporingsonderzoek, verdachte en dwangmiddel omschrijven

ĵ De dwangmiddelen aanhouden, staande houden, in beslagneming en onderzoek aan kleding en lichaam omschrijven

ĵ Uitleggen wie de identiteit van een verdachte mag vaststellen en op welke manier

ĵ Uitleggen wie welke aanhouding van een verdachte mag doen en wat er daarna moet gebeuren

ĵ Het verschil tussen inbeslagneming en in bewaring nemen omschrijven

ĵ Uitleggen wie en wanneer voorwerpen in beslag genomen mogen worden

ĵ Het begrip vatbaarheid (voor in beslagname) omschrijven

ĵ Uitleggen wie en wanneer camerabeelden opgevraagd mogen worden

ĵ Het verschil tussen onderzoek aan/in lichaam en kleding, fouilleren en visiteren omschrijven

ĵ Benoemen in welke wetgeving onderzoek aan lichaam en kleding voorkomt en wie wanneer bevoegd is dit uit te voeren

ĵ De begrippen identificatiefouillering, controlefouillering, preventieve fouillering, veiligheidsfouillering en privaatrechtelijke fouillering kunnen omschrijven

3.1 Opsporingsambtenaren

Het WvSv regelt wie wat mag als er sprake is van een strafbaar feit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen opsporingsambtenaren (artikel 127 WvSv). De opsporingsambtenaren worden in het wetboek gesplitst in algemene opsporingsambtenaren en buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s). Opsporingsambtenaren mogen alle soorten strafbare feiten opsporen. Buitengewoon opsporingsambtenaren alleen de strafbare feiten binnen het domein waarin ze werken (bijvoorbeeld het domein openbare ruimte of openbaar vervoer).

28
H3

Artikel 127 Opsporingsambtenaren

Onder opsporingsambtenaren worden verstaan: alle personen met de opsporing van het strafbare feit belast.

Niet alle opsporingsambtenaren zijn ook echt ambtenaar, dus in dienst van de overheid. Het woord ambtenaar in opsporingsambtenaar heeft niets te maken met het in dienst zijn van de overheid. Met name boa’s zijn personen die met de opsporing belast zijn, maar die niet altijd behoren tot de overheid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan tramcontroleurs en jachtopzichters. Het woord ‘opsporen’ betekent dat de opsporingsambtenaar bevoegd is tot het opmaken van een proces-verbaal.

€Een proces-verbaal is een officieel rapport met alle belangrijke feiten. Geschreven door een opsporingsambtenaar.

Algemene opsporingsambtenaren

Algemene opsporingsambtenaren mogen alle soorten strafbare feiten opsporen. Volgens artikel 141 WvSv zijn de volgende personen algemene opsporingsambtenaren:

ĵ De officieren van justitie

ĵ Politieambtenaren (uit artikel 2 van de Politiewet)

ĵ Aangewezen militairen van de Koninklijke Marechaussee

ĵ Aangewezen opsporingsambtenaren uit de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten (bijv. de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD), die ook andere strafbare feiten die ze tegenkomen mogen opsporen)

De Officier van Justitie (OvJ) is een algemeen opsporingsambtenaar. Hij is verantwoordelijk voor het onderzoek dat de politie doet naar een verdachte. De OvJ wordt de leider van het onderzoek genoemd en is hiermee de baas van de politieambtenaren. Als een verdachte is aangehouden, moet hij worden voorgeleid aan de (hulp)OvJ. Deze toetst of de aanhouding terecht is. De OvJ kan dan besluiten:

ĵ De zaak te seponeren (de zaak vervalt)

ĵ Een schikking naar de verdachte te sturen (bijvoorbeeld een boete)

ĵ De zaak naar de rechter te laten gaan. Hij stuurt de verdachte dan een dagvaarding (uitnodiging van de rechtbank) dat deze bij de rechter moet verschijnen

29 H3 Wetboek van Strafvordering

Buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s)

Boa’s mogen alleen die strafbare feiten opsporen waarvoor ze zijn aangesteld of waarvoor ze beëdigd zijn. Het werkveld van boa’s bestaat uit 6 domeinen. Wat ze precies mogen staat in hun akte van beëdiging. De exacte omschrijving staat in artikel 142 WvSv.

Voorbeelden van boa’s zijn:

ĵ De boswachter (domein 2) – aangesteld om te waken over een stuk natuurgebied, zoals een bos of de duinen. Hij spreekt mensen aan die zich daar niet aan de regels houden en heeft op dat gebied opsporingsbevoegdheid

ĵ Controleur openbaar vervoer (domein 4) – in het openbaar vervoer controleert deze boa onder andere of de passagier heeft betaald en zich aan de regels houdt

ĵ Ambtenaar douane en accijnzen (domein 6) –controleert onder andere of bij de invoer van voorwerpen invoerrechten en belastingen betaald zijn. Als deze niet betaald zijn, mogen zij verbaliseren (dit betekent een proces-verbaal opmaken).

Je kunt als beveiliger regelmatig te maken krijgen met boa’s. Denk bijvoorbeeld aan het werken in de haven of op de luchthaven. Je zult dan in contact komen met de douane. Ook als je te maken krijgt met een ernstig bedrijfsongeval op het object, kun je een bezoek verwachten van een ambtenaar van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA).

Het opsporingsonderzoek

In het Wetboek van Strafvordering wordt gesproken over drie fasen in het strafproces:

ĵ Het voorbereidend onderzoek

ĵ Het onderzoek ter terechtzitting

ĵ Tenuitvoerlegging van de straf

Het opsporingsonderzoek is een deel van het voorbereidend onderzoek. Een opsporingsonderzoek wordt ingesteld om strafbare feiten aan te tonen. Dit gebeurt onder leiding van de OvJ. Het onderzoek moet aantonen of er voldoende bewijs is om een rechtszaak te starten. Vandaar dat het ook een deel van het voorbereidend onderzoek is. Als de OvJ besluit dat de verdachte naar de rechter moet voor een uitspraak, dan wordt het voorbereidende onderzoek gesloten. De rechter pakt het dan verder op. Dat wordt het onderzoek ter terechtzitting genoemd.

De rechter gaat dan onderzoeken of de persoon verdachte is. Dat zal dan moeten blijken uit bewijsmiddelen die aangedragen zijn. De rechter bepaalt dan of de bewijsmiddelen wettig en overtuigend zijn en doet dan een uitspraak. Als de rechter een verdachte schuldig verklaart in zijn uitspraak, dan wordt de verdachte een dader van het strafbare feit.

30

Dan komt de fase ten uitvoerlegging van de straf. Dat is weer een taak van het Openbaar Ministerie (OM). Die moet ervoor zorgen dat de dader zijn straf, opgelegd door de rechter, krijgt. Bijvoorbeeld een gevangenisstraf.

Samenvatting

Het Wetboek van Strafvordering (WvSv) regelt wie wat mag als er sprake is van een strafbaar feit. De regels in het WvSv gelden voor iedereen die in Nederland verblijft.

De opsporingsambtenaren worden in dit wetboek gesplitst in:

ĵ algemene opsporingsambtenaren (bijv. officier van justitie en politieambtenaar)

ĵ buitengewoon opsporingsambtenaren (bijv. controleur in de trein en boswachter)

Een opsporingsonderzoek wordt ingesteld om strafbare feiten aan te tonen. Dit gebeurt onder leiding van een opsporingsambtenaar. Het onderzoek moet aantonen of er voldoende bewijs is om een rechtszaak te starten.

3.2 Dwangmiddelen

Een van de regels die binnen het WvSv geldt is het gebruik van dwangmiddelen tegen een persoon die van een strafbaar feit wordt verdacht, maar nog niet schuldig is verklaard door bijvoorbeeld de rechter. Met andere woorden: de verdachte.

Het woord ‘dwang’ in dwangmiddel geeft aan dat het middelen zijn die tegen de eigen wil van de verdachte kunnen worden toegepast. Denk bijvoorbeeld aan:

ĵ Aanhouden (gearresteerd worden)

ĵ Staande houden (moeten blijven staan om de identiteit bekend te maken)

ĵ In beslag nemen (spullen die iemand bij zich heeft worden afgepakt)

ĵ Een onderzoek aan kleding

ĵ Een onderzoek aan en in het lichaam

Als iemand dit tegen zijn wil moet ondergaan, is dat heftig. Daarom zegt de wet dat dwangmiddelen alleen onder duidelijke voorwaarden mogen worden toegepast. In de volgende paragraaf bespreken we eerst degene op wie de dwangmiddelen mogen worden toegepast: de verdachte. Daarna komen bovengenoemde dwangmiddelen aan de orde.

Samenvatting

Dwangmiddelen kunnen onder strikte voorwaarden worden toegepast op een verdachte. Dwangmiddelen uit het Wetboek van Strafvordering zijn onder andere: aanhouden, staande houden, in beslagneming en onderzoek aan lichaam en kleding. Deze dwangmiddelen mogen toegepast worden door opsporingsambtenaren.

31 H3 Wetboek van Strafvordering

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.