Colofon
Copyright
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Samenstellers en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijke uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden op onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. De uitgever meent alle rechten van afbeeldingen te bezitten of daar afspraken over te hebben gemaakt. Indien rechthebbenden toch een opmerking hebben, kunnen zij zich tot de uitgever wenden.
crebo 25690
ISBN 9789493326491
Adresgegevens
Smart Educational Tools, onderdeel van eX:plain Disketteweg 6
Postbus 1230
3800 BE Amersfoort www.smarteducationaltools.nl

Met dank aan Guusje Lombarts en Bas Scholts (Scholts Training & Consultancy) Met dank aan covermodel Lieke van Dc Security Support en fotograaf Pascal Goudkuil
Juni 2025
3.6
5.1
5.2
5.3
5.5
6.5
7.1

Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
Inleiding
Zoals de naam van de wet al aangeeft, is deze wet van toepassing op particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Dit zijn organisaties die zich beroepsmatig bezighouden met beveiligings- of recherchewerkzaamheden. De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) is een raamwet (ook wel kaderwet genoemd). In deze raamwet staat waar de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus aan moeten voldoen, bijvoorbeeld vergunningen en het leveren van gekwalificeerd en gediplomeerd personeel.
De raamwet Wpbr is uitgewerkt in:
ĵ De Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Rpbr)
ĵ De beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
Voorbeeld:
In de Wpbr staat dat een beveiliger zijn werkzaamheden moet uitvoeren in een goedgekeurd uniform. In de Rpbr staat gedetailleerd waaraan het uniform moet voldoen. In de beleidsregels kunnen snelle wijzigingen gedaan worden met betrekking tot het uniform als dat nodig is.
Leerdoelen
Na het bestuderen van dit hoofdstuk kun je:
ĵ Het doel, de begripsbepalingen en het toepassingsgebied van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) omschrijven
ĵ De eisen die gelden voor het uitoefenen van het beroep volgens de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Rpbr) omschrijven
ĵ De legitimatiebewijzen, de vergunningen en de overheidsinstantie die deze verstrekt en controleert volgens de Wpbr/Rpbr onderscheiden
ĵ De volgende begrippen volgens de Wpbr omschrijven:
Particuliere beveiligingsorganisatie
Particulier recherchebureau
Beveiligings- en recherchewerkzaamheden
2.1 Belangrijke begrippen Wpbr
In de Wpbr staan enkele definities (omschrijvingen) van belangrijke termen in de wet. Belangrijke definities zijn:
Een particuliere beveiligingsorganisatie
Een door één of meer personen in stand gehouden particuliere organisatie die gericht is op het verrichten van beveiligingswerkzaamheden.
Beveiligingswerkzaamheden
Het bewaken van de veiligheid van personen en voorwerpen of het waken tegen verstoring van de orde en rust op terreinen en in gebouwen.
Een particulier recherchebureau
Een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van een beroep of een bedrijf met winstoogmerk recherchewerkzaamheden verricht op verzoek van een derde, in verband met een eigen belang van deze derde en betrekking hebbende op een of meer bepaalde natuurlijke personen.
Een particulier recherchebureau helpt cliënten bij het vinden van de waarheid en het samenstellen van een dossier met bewijsmateriaal voor een aangifte en/of rechtszaak. Een particulier recherchebureau kan worden ingezet als privédetective (voor particulieren) of bedrijfsrecherche (voor bedrijven).
Recherchewerkzaamheden
Het vergaren en analyseren van gegevens.
Samenvatting
De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) is van toepassing op bedrijven die zich beroepsmatig bezighouden met beveiligings- en recherchewerkzaamheden.
Het heeft als doel om de kwaliteit van beveiligingsorganisaties hoog te houden.
De Wpbr is uitgewerkt in:
ĵ Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Rpbr)
ĵ Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

Wetboek van Strafvordering H3
Inleiding
Wetboek van Strafvordering
Het Wetboek van Strafvordering (WvSv) is een onderdeel van het strafrecht zoals in hoofdstuk 1 besproken. In dit wetboek staat omschreven welke regels er gelden voor mensen die te maken krijgen met een gepleegd strafbaar feit. Denk daarbij aan regels voor de burger, onder wie beveiligers, maar ook voor de opsporingsambtenaren (zoals politie en buitengewoon opsporingsambtenaren) en de persoon die verdacht wordt, de verdachte.
Leerdoelen
Na het bestuderen van dit hoofdstuk kun je:
ĵ De bevoegdheden van de burger (dus ook beveiliger) en de opsporingsambtenaren volgens het Wetboek van Strafvordering (WvSv) onderscheiden en omschrijven
ĵ De verschillende opsporingsambtenaren onderscheiden
ĵ De begrippen opsporingsonderzoek, verdachte en dwangmiddel omschrijven
ĵ De dwangmiddelen aanhouden, staande houden, in beslagneming en onderzoek aan kleding en lichaam omschrijven
ĵ Uitleggen wie de identiteit van een verdachte mag vaststellen en op welke manier
ĵ Uitleggen wie welke aanhouding van een verdachte mag doen en wat er daarna moet gebeuren
ĵ Het verschil tussen inbeslagneming en in bewaring nemen omschrijven
ĵ Uitleggen wie en wanneer voorwerpen in beslag genomen mogen worden
ĵ Het begrip vatbaarheid (voor in beslagname) omschrijven
ĵ Uitleggen wie en wanneer camerabeelden opgevraagd mogen worden
ĵ Het verschil tussen onderzoek aan/in lichaam en kleding, fouilleren en visiteren omschrijven
ĵ Benoemen in welke wetgeving onderzoek aan lichaam en kleding voorkomt en wie wanneer bevoegd is dit uit te voeren
ĵ De begrippen identificatiefouillering, controlefouillering, preventieve fouillering, veiligheidsfouillering en privaatrechtelijke fouillering kunnen omschrijven
3.1 Opsporingsambtenaren
Het WvSv regelt wie wat mag als er sprake is van een strafbaar feit. Er wordt onderscheid gemaakt tussen opsporingsambtenaren (artikel 127 WvSv). De opsporingsambtenaren worden in het wetboek gesplitst in algemene opsporingsambtenaren en buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s). Opsporingsambtenaren mogen alle soorten strafbare feiten opsporen. Buitengewoon opsporingsambtenaren alleen de strafbare feiten binnen het domein waarin ze werken (bijvoorbeeld het domein openbare ruimte of openbaar vervoer).
Artikel 127 Opsporingsambtenaren
Onder opsporingsambtenaren worden verstaan: alle personen met de opsporing van het strafbare feit belast.
Niet alle opsporingsambtenaren zijn ook echt ambtenaar, dus in dienst van de overheid. Het woord ambtenaar in opsporingsambtenaar heeft niets te maken met het in dienst zijn van de overheid. Met name boa’s zijn personen die met de opsporing belast zijn, maar die niet altijd behoren tot de overheid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan tramcontroleurs en jachtopzichters. Het woord ‘opsporen’ betekent dat de opsporingsambtenaar bevoegd is tot het opmaken van een proces-verbaal.
Een proces-verbaal is een officieel rapport met alle belangrijke feiten. Geschreven door een opsporingsambtenaar.
Algemene opsporingsambtenaren
Algemene opsporingsambtenaren mogen alle soorten strafbare feiten opsporen. Volgens artikel 141 WvSv zijn de volgende personen algemene opsporingsambtenaren:
ĵ De officieren van justitie
ĵ Politieambtenaren (uit artikel 2 van de Politiewet)
ĵ Aangewezen militairen van de Koninklijke Marechaussee
ĵ Aangewezen opsporingsambtenaren uit de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten (bijv. de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD), die ook andere strafbare feiten die ze tegenkomen mogen opsporen)
De Officier van Justitie (OvJ) is een algemeen opsporingsambtenaar. Hij is verantwoordelijk voor het onderzoek dat de politie doet naar een verdachte. De OvJ wordt de leider van het onderzoek genoemd en is hiermee de baas van de politieambtenaren. Als een verdachte is aangehouden, moet hij worden voorgeleid aan de (hulp)OvJ. Deze toetst of de aanhouding terecht is. De OvJ kan dan besluiten:
ĵ De zaak te seponeren (de zaak vervalt)
ĵ Een schikking naar de verdachte te sturen (bijvoorbeeld een boete)
ĵ De zaak naar de rechter te laten gaan. Hij stuurt de verdachte dan een dagvaarding (uitnodiging van de rechtbank) dat deze bij de rechter moet verschijnen
Buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s)
Boa’s mogen alleen die strafbare feiten opsporen waarvoor ze zijn aangesteld of waarvoor ze beëdigd zijn. Het werkveld van boa’s bestaat uit 6 domeinen. Wat ze precies mogen staat in hun akte van beëdiging. De exacte omschrijving staat in artikel 142 WvSv.
Voorbeelden van boa’s zijn:
ĵ De boswachter (domein 2) – aangesteld om te waken over een stuk natuurgebied, zoals een bos of de duinen. Hij spreekt mensen aan die zich daar niet aan de regels houden en heeft op dat gebied opsporingsbevoegdheid
ĵ Controleur openbaar vervoer (domein 4) – in het openbaar vervoer controleert deze boa onder andere of de passagier heeft betaald en zich aan de regels houdt
ĵ Ambtenaar douane en accijnzen (domein 6) –controleert onder andere of bij de invoer van voorwerpen invoerrechten en belastingen betaald zijn. Als deze niet betaald zijn, mogen zij verbaliseren (dit betekent een proces-verbaal opmaken).

Je kunt als beveiliger regelmatig te maken krijgen met boa’s. Denk bijvoorbeeld aan het werken in de haven of op de luchthaven. Je zult dan in contact komen met de douane. Ook als je te maken krijgt met een ernstig bedrijfsongeval op het object, kun je een bezoek verwachten van een ambtenaar van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA).
Het opsporingsonderzoek
In het Wetboek van Strafvordering wordt gesproken over drie fasen in het strafproces:
ĵ Het voorbereidend onderzoek
ĵ Het onderzoek ter terechtzitting
ĵ Tenuitvoerlegging van de straf
Het opsporingsonderzoek is een deel van het voorbereidend onderzoek. Een opsporingsonderzoek wordt ingesteld om strafbare feiten aan te tonen. Dit gebeurt onder leiding van de OvJ. Het onderzoek moet aantonen of er voldoende bewijs is om een rechtszaak te starten. Vandaar dat het ook een deel van het voorbereidend onderzoek is. Als de OvJ besluit dat de verdachte naar de rechter moet voor een uitspraak, dan wordt het voorbereidende onderzoek gesloten. De rechter pakt het dan verder op. Dat wordt het onderzoek ter terechtzitting genoemd.
De rechter gaat dan onderzoeken of de persoon verdachte is. Dat zal dan moeten blijken uit bewijsmiddelen die aangedragen zijn. De rechter bepaalt dan of de bewijsmiddelen wettig en overtuigend zijn en doet dan een uitspraak. Als de rechter een verdachte schuldig verklaart in zijn uitspraak, dan wordt de verdachte een dader van het strafbare feit.

Wetboek van Strafrecht H4
Wetboek van Strafrecht
Inleiding
In het Wetboek van Strafrecht (WvSr) worden de strafbare feiten omschreven (misdrijven en overtredingen). Door deze te omschrijven kun je aantonen wanneer en waaraan iemand strafbaar is. In dit hoofdstuk beschrijven we veel voorkomende misdrijven en overtredingen. Met name aandacht voor de verschillen hiertussen. Voor jou als beveiliger belangrijk om een juiste inschatting te maken van de situatie. Het maakt bijvoorbeeld nogal verschil uit of iemand iets steelt of juist verduistert. Ook aandacht voor de verschillende soorten daders (daderschap) en de strafuitsluitingsgronden die in de algemene bepaling van het WvSr worden omschreven.
Leerdoelen
Na het bestuderen van dit hoofdstuk kun je:
ĵ De opbouw van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) benoemen
ĵ De begrippen: poging, misdrijf, overtreding, schuld en opzet, proportionaliteit en subsidiariteit, opzet- en schuldmisdrijf omschrijven
ĵ De verschillende vormen van daderschap onderscheiden en omschrijven
ĵ De strafuitsluitingsgronden onderscheiden en omschrijven
ĵ Verschillende misdrijven en overtredingen onderscheiden en omschrijven
ĵ De begrippen geheimhouding en discretie omschrijven
ĵ Het begrip terroristisch misdrijf (en de verschillende verschijningsvormen) omschrijven
ĵ De verschillende dreigingsniveaus (NCTV) benoemen
4.1 Indeling Wetboek van Strafrecht
Het Wetboek van Strafrecht is verdeeld in drie boeken (hoofdstukken):
1. Algemene bepalingen
2. Misdrijven
3. Overtredingen
Algemene bepalingen
De bepalingen van het eerste boek van het WvSr zijn voor het algemene strafrecht van grote betekenis. Alle begrippen en bepalingen die hierin genoemd worden zijn ook vaak van toepassing op feiten waarop bij andere wetten of verordeningen straf is gesteld. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bijzondere wetten (bijvoorbeeld de Arbowet).
Onderwerpen die worden behandeld in het eerste boek zijn onder andere:
ĵ Strafuitsluitingsgronden
ĵ Poging
ĵ Medeplichtigheid
ĵ Soorten daders
ĵ Bepalingen voor strafrechtelijk minderjarigen
Misdrijven
Misdrijven zijn ernstige strafbare feiten, zoals:
ĵ Brandstichting en brand door schuld
ĵ Mishandeling en zware mishandeling
ĵ Vernieling en openlijke geweldpleging
ĵ Huis - en lokaalvredebreuk
ĵ Bedreiging
ĵ Diefstal en verduistering (in dienstbetrekking)
Overtredingen
Overtredingen zijn minder ernstige strafbare feiten, zoals een bord met verboden toegang erop negeren en straatschenderij (baldadigheid). Misdrijven worden ook wel rechtsdelicten genoemd (gaat tegen het rechtsgevoel in) en overtredingen worden ook wel wetsdelicten genoemd.
Verschillen tussen misdrijven en overtredingen:
Misdrijven
Rechtsdelict
Ernstig strafbaar feit
Gevangenisstraf
Onderzoek naar opzet/schuld
Poging kan strafbaar zijn
Medeplichtigheid kan strafbaar zijn
Behandeld door rechtbank
In voorgaande tabel werd onderscheid gemaakt tussen een rechtsdelict (misdrijf) en een wetsdelict (overtreding). Dit zijn juridische begrippen. Een rechtsdelict houdt in: delict (feit) die een schending is van een rechtsnorm, zoals het plegen van een moord. Een wetsdelict gaat om kleinere wetsovertredingen, zoals het rijden door rood licht.
Overtredingen
Wetsdelict
Minder ernstig strafbaar feit
Hechtenis
Geen onderzoek naar opzet/schuld
Poging is niet strafbaar
Medeplichtigheid is niet strafbaar
Behandeld door kantongerecht
Samenvatting
In het Wetboek van Strafrecht (WvSr) worden veel zaken omschreven die te maken hebben met het plegen van strafbare feiten.
Het WvSr is onderverdeeld in drie boeken:
1. Algemene bepalingen
2. Misdrijven
3. Overtredingen
Misdrijven worden ook wel rechtsdelicten genoemd. Overtredingen worden wetsdelicten genoemd.
4.2 Schuld en opzet
In de omschrijving van sommige misdrijven komt de uitdrukking ‘opzettelijk’ of ‘aan wiens schuld te wijten is’ voor. Er wordt dan ook gesproken over schuld- en opzetmisdrijven.
Schuld
Iedereen die een strafbaar feit pleegt, maakt zich schuldig aan dat strafbare feit. Er is dan sprake van schuld.
Schuld in ruime zin
Schuld betekent dat een persoon iets veroorzaakt heeft wat hem verweten kan worden. Er zit alleen verschil in de mate van verwijtbaarheid. Soms doen mensen iets opzettelijk, soms gaat iets uit onvoorzichtigheid.
Schuld in ruime zin wordt onderverdeeld in:
ĵ Opzet
ĵ Schuld in enge zin
Opzet
Opzet is het willens en wetens iets doen en/of nalaten. Als iemand willens en wetens iets doet heeft hij rekening gehouden met de gevolgen en ze bewust geaccepteerd. Hij heeft in elk geval het risico van zijn handeling ingecalculeerd.
Voorbeelden:
ĵ Iemand opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengen
ĵ Iemand opzettelijk van het leven beroven
Ook zijn er opzetmisdrijven waarbij in de tekst van het artikel uitdrukkingen of omschrijvingen voorkomen, waaruit het opzettelijke duidelijk blijkt, bijvoorbeeld ‘wetende dat’, ‘kennis dragende van’, ‘met het oogmerk’.
Een andere sprekende vorm is de uitdrukking ‘met voorbedachten rade’. Dat wil zeggen met het vooraf uitgedachte plan om een bepaalde handeling te plegen.