1 Meneer de president
Het was donker in Washington. Deborah Steele liep langzaam over straat, ze was onderweg naar huis. De klok in de klokkentoren van de congregationalistische kerk waar haar vader dominee was, sloeg negen keer, maar het leek net of het geluid van de bronzen klok gedempt werd door de duisternis en de mist die als een dikke deken over de stad lag. Deborah was moe. Het bericht over de val van Fort Sumter in South Carolina had haar verdrietig gemaakt – en dat gold voor meer mensen in Washington en in het Noorden. Een aantal van haar collega-abolitionisten had de val van het fort gevierd, ze waren blij dat er eindelijk schot in de zaak kwam. De eerste slag was geleverd en de slaven zouden eindelijk worden bevrijd! De meesten hadden het idee dat het een eitje zou zijn: Stuur een paar van onze exclusieve, noordelijke troepen naar het Zuiden om die rebellen een lesje te leren! Dat duurt niet langer dan een dag of wat en daarna is het land vrij van elke vorm van slavernij! Op de een of andere manier had Deborah steeds het idee gehad dat de oorlog niet zo zou verlopen en hoe vrolijk ze meestal ook was, nu voelde ze zich mistroostig. Ze rilde. Ook al was het die avond niet koud – het was al april – toch was de lucht nog vochtig en de stad lag gehuld in een deken
8