Online Magazine Rust

Page 1


Een druk leven en tijd voor stilte sluiten elkaar niet uit

Pagina 4

De kracht van even

Pagina 14

Probeer RD Zaterdag

Lees het RD 4 weken online en ontvang iedere zaterdag de papieren krant en het RDMagazine. rd.nl/onlinemagazine

Het is vakantie. Tijd voor rust en ontspanning. Wilt u lekker lezen in de zomer? Neem dan dit Online Magazine mee op vakantie. In dit speciale zomermagazine leest u verdiepende artikelen over innerlijke Rust, geestelijke bezinning en een Bijbelse meditatie.

Wil je meer van dit soort verhalen lezen? Download dan de RD-app.

Een druk leven en tijd voor stilte sluiten elkaar niet uit

Enige tijd geleden schreef ik op deze plaats over het belang van rustmomenten in onze dag: ”Doe elke dag een halfuur helemaal niets” (RD 2-9). Verschillende lezers reageerden.

Sommigen hebben het zich zo eigen gemaakt dat ze op drukke dagen tegen elkaar roepen: „Denk aan het halfuurtje van Hanneke.” Anderen vertellen hoe ze zichzelf regelmatig een rustmoment gunnen... en dan eerst hun eigen onrust ontmoeten. Daardoorheen gaan is confronterend, maar als je er tijd voor neemt, komen dingen in een ander licht te staan, komen er ruimte en perspectief.

Een halfuur helemaal niets doen en stil worden: dat is belangrijk voor onze mentale gezondheid. Ons brein en ons lichaam hebben dat nodig, benadrukte ik eerder. Maar dat is niet het enige. Onze ziel heeft tijden van stilte even-

eens nodig. Daarover wil ik deze keer met u nadenken.

Toegegeven: het lukt mijzelf ook niet elke dag om een halfuur uit het raam te kijken naar het groen van de bomen, het blauw van de lucht en het paars van de bloemen in de voortuin. Maar ik probeer wel elke dag te zoeken naar momenten van niks doen en mezelf stilzetten. Dat is steeds meer een geestelijke oefening geworden. Stilzitten is een uiting van afhankelijkheid naar God toe. „Heere, uiteindelijk doet mijn bezig zijn er niet toe en mijn geren en gevlieg al helemaal niet – het gaat om Uw werk en Uw wereld.” Natuurlijk hebben we onze taken en verantwoor-

delijkheden, maar uiteindelijk hangt het niet van ons af. God Zelf gaat Zijn weg met mensen en bouwt Zijn koninkrijk langs ongedachte wegen.

Tijd van rust, tijd van stilte: dat kan ook tijd zijn om God te zoeken. De Heere Jezus ging ons hierin voor. Regelmatig lezen we in de evangeliën dat Hij naar een stille of eenzame plaats ging om te bidden, om het aangezicht van Zijn Vader te zoeken.

John Mark Comer wijst in ”De radicale uitbanning van haast” op Markus 1 en de veelheid aan werkzaamheden die Jezus op die dag had – op een sabbat nog wel. Hij gaf onderwijs in de syna-

Hanneke Schaap-Jonker

goge, Hij genas daar een bezetene en later in het huis van Petrus genas Hij diens schoonmoeder. ’s Avonds verzamelde de hele stad zich bij de deur en genas Hij allerlei mensen die er slecht aan toe waren. En wat doet Jezus de volgende dag? Slaapt Hij uit en start Hij dan eens rustig op? Nee, ’s morgens vroeg, nog diep in de nacht, vertrekt Hij alleen naar een eenzame plaats.

Een druk, gevuld leven en tijd voor stilte sluiten elkaar dus niet uit. Sterker nog, ik denk dat ze elkaar heel hard nodig hebben. Want hoe drukker we

zijn en hoe meer er van ons gevraagd wordt (op welke terreinen ook en hoe belangrijk ook), des te meer hebben we het nodig om tijd apart voor onze ziel te nemen. Daarin mogen we dingen ook vanuit Gods perspectief bekijken en onszelf af en toe toespreken: om niet alleen een Martha te zijn maar ook een Maria, die het ene nodige kiest. Vanuit die tijden van rust en stilte komt de drukte van het alledaagse in een ander licht te staan. Dan blijkt het ook mogelijk om een keer vaker nee te zeggen, om dingen rustig na elkaar te doen in plaats van gehaast alles tegelijk.

Donderdag is het Hemelvaartsdag. Ik nodig je uit om een halfuur (of langer) helemaal niets te doen. ’s Morgens vroeg, ’s middags, ’s avonds, wanneer u maar wilt. Begin eens met rustig om je heen te kijken en de schoonheid van de schepping te ervaren. Kijk dan ook omhoog, naar de hemel, waar Christus is. En denk er eens een poosje over na hoe Hij daar als Koning regeert. Hoe Hij Zijn Geest stuurt, door Wie wij de dingen die boven zijn zoeken. Hoe in het geloof ons leven met Hem verborgen is in God. Tijd van stilte kan zomaar tijd van aanbidding en lofprijzing worden.

Probeer RD Zaterdag

Lees het RD 4 weken online en ontvang iedere zaterdag de papieren krant en het

Bedevaartganger op badslippers

Wie als protestant een pelgrimspad loopt, moet letterlijk en figuurlijk stevig in zijn schoenen staan. Niet alleen vormt de schonkige mergelgrond van de Zuid-Limburgse akkerpaden een behoorlijke aanslag op je enkelbanden – drie dagen wandelen door het glooiende heuvelland, met niets dan de roep van de koekoek, het dansen van de hommels en de rimpeling van een beverspoor in de rivier kunnen je zomaar in een toestand van mild meditatieve extase brengen.

Wie na de laatste moeizaam weggestrompelde kilometers uit de dreigende onweershitte van een overvol Vrijthof de koele schemer van de kathedraal binnenstapt, zwicht haast voor de verleiding om een kaarsje aan te steken. Een gloed van dankbaarheid en trots bruist in je benen. Het zwoegen is gedaan – je bent gearriveerd.

Wat is dat toch aan wandelen dat in de mens een verhoogde religieuze ontvankelijkheid wakker roept? De Rooms-Katholieke Kerk moet er iets van begrepen hebben toen ze haar pelgrims dwars door de donkere middeleeuwen heen op pad stuurde om boete te doen op het graf van een heilige of een gunst af te smeken in de Eeuwige Stad.

Hoe dan ook: de langeafstandswandeling is weer in trek. Dat is deels te danken aan het succes van boeken als ”Het zoutpad”, waarin auteur en fervent hiker Raynor Winn verhaalt hoe zij en haar man Moth te voet langs het Britse South West Coast Path trekken nadat ze in 2013 uit hun huis worden gezet. Na bijna 1000 kilometer aan klifpaadjes, kampeerperikelen en kopjes thee gebeurt er zelfs iets wat je een wonder zou kunnen noemen: Moth, bij wie aan het begin van het boek een ongeneeslijke hersenziekte wordt vastgesteld, blijkt door het wandelen weer over cognitieve functies te beschikken die hij eerder kwijtgeraakt was.

”Het zoutpad” __ werd een absolute bestseller, en het kustpad raakte prompt overstroomd met enthousiaste backpackers, die óók graag een ”hiker’s

high” wilden ervaren. Maar niet alleen Groot-Brittannië merkt __ de gevolgen van het toenemende wandeltoerisme. Ook de beroemde voettocht naar Santiago de Compostela is populairder ooit. Vorig jaar bereikten bijna een half miljoen lopers het einddoel van de ”camino” – dubbel zo veel als tien jaar terug.

Beleeft de mensheid massaal een geestelijke opwekking? Zo’n vaart lijkt het helaas niet te lopen. Slechts 30 procent van de moderne bedevaartgangers legt de weg naar Noord-Spanje nog om religieuze redenen af, meldt het genootschap van Sint Jacob. De rest loopt hem uit sportiviteit, voor een goed doel, of voor hun bucketlist. ”Rolkofferpelgrims”, noemt de NOS de toeristen die hun zware bagage van hotel naar hotel laten bren-

Sarah van der Maas
beeld Sarah van der Maas

gen om zelf, van hun last ontdaan, op slippers naar het graf van de apostel te slenteren.

Daaruit kun je niet concluderen dat bezinning geen enkele rol speelt in het besluit om wekenlang gebukt onder een backpack door de brandende zuiderzon te banjeren. Veel mensen maken de tocht tijdens of na een moeilijke periode in hun leven: een scheiding, een burn-out, het overlijden van een geliefde. Ze zoeken al wandelend naar een ommekeer, een inzicht, een levensles. Misschien hoopt iedereen die wandelt op een wonder.

Bepakt en bezakt sukkelt de hedendaagse pelgrim daarom blaarvoetend over geitenpaadjes naar de kust, in de hoop dat zijn schouders breed genoeg blijken om de last van het leven te torsen. Er sterker uit komen, dat is het veelgehoorde doel. Maar werkt het eigenlijk wel zo? Misschien reist de ware pelgrim niet om zijn pak zelf te leren dragen, maar om het al wandelend te verliezen. Misschien kun je beter een bedevaartganger op badslippers zijn.

Probeer RD Zaterdag

Lees het RD 4 weken online en ontvang iedere zaterdag de papieren krant en het

De mens van nu is alleen, een gezamenlijk lied klinkt niet meer

Hij weet dat er maar weinig mensen warmlopen voor het ritueel, de Duits-Koreaanse filosoof Byung-Chul Han. Toch pleit hij in zijn laatste boek voor een herwaardering van de symbolische handeling, als correctie op de overmatige aandacht voor het ego.

De perenboom komt in al de boeken van Byung-Chul Han terug, schreef iemand ergens. Ook in zijn laatste werk: ”Over het verdwijnen van rituelen”. De oeroude wilde perenboom, beeld uit een essay van de Hongaarse schrijver Péter Nádas, staat in het midden van een dorp. Er gaat een aantrekkingskracht van uit die de dorpsbewoners verenigt en een diepe verbondenheid tussen hen sticht. Zozeer, dat ze het niet nodig vinden om te praten. Alleen op warme zomernachten klinkt er onder de wilde perenboom zacht gezang.

De stilte wordt er niet verstoord door communicatieherrie, schrijft Han, hoogleraar

aan de Universiteit voor de Kunsten in Berlijn. „Je krijgt het gevoel dat het leven hier niet bestaat uit persoonlijke belevenissen (…) maar uit een diep zwijgen. Dat is ook wel begrijpelijk, als je bedenkt dat de met een individueel bewustzijn gezegende mens voortdurend wordt gedwongen iets meer te zeggen dan hij weet, terwijl in het premoderne milieu iedereen beduidend minder zegt dan allen weten.”

Rituelen

De „gemeenschap zonder communicatie”, zoals die rond de perenboom, wordt gevormd door rituelen. Rituelen zijn symbolische handelingen. Ze representeren de waarden en de orde die een gemeenschap dragen en leveren die over.

Ergens in de tijd raakte er iets kwijt. Want, zegt Han, de wereld is vandaag

de dag bijzonder arm aan symboliek. En daarmee kwam de gemeenschap in een crisis terecht. Een gezamenlijk lied klinkt niet meer. De mens van nu is alleen. Hij heeft niets om zich aan vast te klampen, niets om „in te wonen”. Rituelen zijn namelijk nodig om ergens in thuis te raken. Als Hans boek niet zo abstract en weinig verhalend was, zou het een vertelling van heimwee kunnen zijn. Ergens tussen de hoogdravende regels zit een verlangen verscholen naar een in zichzelf besloten wereld waar iedereen in hetzelfde grote verhaal gelooft, waar mensen mogen bestaan zonder zich te vermoeien in de op hol geslagen tredmolen van de productiemaatschappij.

Eunice Hoekman-van Stuijvenberg
beeld Sjaak Verboom

Jezelf zichtbaar maken

Scherp is de auteur in zijn analyse van de cultuur, waar saamhorigheid, stabiliteit en betekenis zijn weggevallen. Dat verlies is het gevolg van de dwang om te produceren, te communiceren en te presteren. De gemeenschap zonder communicatie staat onder druk door de digitale communicatie zonder gemeenschap. Dat doet denken aan de mensen die je op de bank ziet zitten als je ’s avonds een rondje door een woonwijk loopt. Een vader, een kind, een moeder. Elk met het eigen schermpje, waarvan het witblauwe schijnsel terugkaatst op hun gezichten. Ze communiceren wel, maar lijken niet aan elkaar verbonden.

Iedereen is als „producent van zichzelf” op zichzelf teruggeworpen. Produceren, als in: jezelf zichtbaar maken, de aandacht trekken. „Vandaag de dag proberen we overal en dwangmatig op te vallen, bijvoorbeeld op de sociale media.” Je ontkomt er niet aan voortdurend aandacht voor jezelf te bewerkstelligen. De digitale gemeenschap heet weliswaar een ”community”, maar bij de leden ontbreekt het gevoel ergens echt bij te horen. Ze zijn

alleen met zichzelf bezig. „De digitale communicatie bestaat uit echokamers, waarin men in eerste instantie zichzelf hoort praten. Likes, friends en followers versterken alleen de echo van het zelf.”

Omdat je via je smartphone voortdurend kennismaakt met nieuwe zaken, blijf je nergens bij stilstaan. Seriële waarneming, noemt de auteur dat. Je haast je van de ene brok informatie naar de volgende. Er komt nooit een einde aan de stroom. Ook „bingewatchen” en „comakijken” (waarbij je achter elkaar nieuwe afleveringen van een serie tot je neemt) zijn hier voorbeelden van. Het schijnt normaal te zijn om tijdens het kijken met een schuin oog de updates op je smartphone te volgen. De aandacht die je voor dingen hebt, is dus maar oppervlakkig. „De razendsnelle verandering laat geen verwijl toe.” Anders gezegd: de waarneming komt niet tot rust. De economie moet draaien en dat gebeurt niet zonder productie en zonder consumptie. Niets is vertrouwd, niets leer je echt kennen.

Rituelen en religieuze praktijken daarentegen zijn aandachtsoefeningen. Het boek laat zich lezen als een pleidooi om dingen met aandacht te doen. Om terugkerende handelingen te koesteren en daarmee te voorkomen dat het leven een stroom van gebeurtenissen is die geen houvast en betekenis geeft. Een ritueel kun je niet in je eentje uitvoeren. Juist de collectieve vorm geeft verbondenheid. De dorpelingen rond de perenboom _„_hebben geen mening over dit of dat, maar vertellen zonder ophouden een enkel groot verhaal”.

Rust

Aan welke rituelen denkt Han, die zich rooms-katholiek noemt, maar tegelijk in reïncarnatie gelooft? Op welke manier brengen ze relaties tot stand? En wat is precies het grote verhaal dat voortdurend herhaald moet worden?

Tegenover het eindeloos moeten presteren en het oppervlakkige gebabbel plaatst de filosoof de begrippen ”rust” en ”feest”, waarbij hij verbanden legt met de rustdag in jodendom en christendom. Zijn conclusie: de contemplatieve (beschouwende) rust moet herwonnen worden. „Op de zevende dag rust God niet simpelweg na gedane arbeid. Rust is veeleer Zijn wezen. Zij vormt de essentie van de schepping. Daarom missen we het goddelijke als we de rust ondergeschikt maken aan de arbeid.”

Nog een citaat: „Op de sabbat laat men vooral zijn tong rusten van het alledaagse gepraat en geeft men zich over aan het zwijgend luisteren naar de stem van God.” Hoe mooi deze laatste quote ook klinkt, over Wie God is en hoe Hij Zichzelf openbaart, laat Byung-

Chul Han zich niet uit. In een enkel hoofdstuk wordt Zijn Naam genoemd, in de meeste niet.

Hans vinnige cultuurkritiek ten spijt, bij het verwoorden van de remedie blijft hij steken in de vorm. Het in acht nemen van rituele en religieuze praktijken is bij hem niet per definitie bedoeld om te komen tot een leven voor het aangezicht van de God van de Bijbel. Hoe meer je leest, hoe beter je begrijpt: rituelen zijn bij deze filosoof geen middelen. Het „verwijlen”, de

aandachtsoefening en het zwijgen zijn doelen op zich. Han bepleit dan ook een primaat van de vormen. „Lichaam beweegt geest en niet omgekeerd.”

Anders gezegd: „Medium genereert boodschap.” Hooguit leiden rituelen tot het weinig concrete „gemeenschap onder mensen en met de goden”.

De liturgie moet de mens in het zwijgen binnenleiden, schrijft Han. Waar hij bedoelt dat de praatgrage 21e-eeuwse mens moet leren om stil te zijn en te luisteren, verdient hij bijval. Je zou ook

nog uit zijn betoog kunnen afleiden dat er in een protestantse eredienst best wat meer stiltes mogen vallen. Maar uiteindelijk gaan de wegen uiteen. Christenen belijden dat Christus Zelf het Woord is. In de kerk klinkt de verkondiging van het Evangelie en in antwoord op het spreken van God mag de gemeente amen zeggen. Tijdens het lezen van het boek ”Over het verdwijnen van rituelen” rijst een vraag. Wat als er onder de perenboom een psalm wordt gezongen?

Over het verdwijnen van rituelen, Byung-Chul Han; uitg. De Nieuwe Wereld/ Ten Have, 128 blz.; € 14,99

Laila tov, buurman Zielman

Was er werkelijk midden in de nacht aan de bel getrokken? Tot in de grijze ouderdom zal ik me dat blijven afvragen, zegt ze tegen zichzelf.

Ze denkt dit soort zinnen graag hardop. Alsof ze schrijft op een onzichtbaar schrijfblok dat altijd binnen bereik is.

Het was een plaknacht geweest. Ze was moeizaam ingedommeld, wakker geworden en na een halfuurtje lezen toch weer in slaap gevallen. Ze droomde dat ze vloog, boven een prachtig natuurgebied waar glanzende paarden draafden. Onverhoeds viel ze uit de lucht, door die klingelende bel. Verbaasd dat ze niet als een geplette meeuw op haar matras lag, deed ze haar ogen open. Op de wekker was het precies drie uur.

Er was geen gejoel, geen wegstervende brommergeluiden. Ze leunde uit het raam. De straat lag stil en leeg onder het gele licht van de klassieke lantaarns. Als er al een nachtelijke beltrekker was, dan moest hij nu tegen de muur van het huis gedrukt staan.

Op blote voeten stond ze een paar minuten later in de portiek, die koel en vochtig aanvoelde. Op straat waren

geen sporen te vinden. Geen bierblikken, geen snackzakjes. Geen afgerukte bloemen, zoals meestal in de weekenden. Op zondagmorgen vroeg zag ze steevast broeder Zielman van schuin tegenover gebukt over straat gaan. Hij raapte de stengels op, en schudde er altijd lichtjes met zijn hoofd bij. Even later stonden de geknakten in een helderblauwe vaas in zijn vensterbank.

Ze zag het pas toen ze zich omdraaide om terug naar bed te gaan. De deur van Zielman stond op een kier. Er was een stukje van het rode kleed in de gang te zien.

Haar hoofd was zwaar, en ze had bijna niets om haar lijf. Ze was weer naar boven gelopen, en onder het dunne dekbed gekropen, dat ze meteen weer van zich afsmeet. Een minuut of tien had ze zo gelegen, armen en benen wijd, en in die tijd hadden zich minstens tien scenario’s afgespeeld in haar hoofd. Geen zonnige. Iets klopte er niet aan die open voordeur van broeder Zielman. Ze was klaarwakker.

Ze wachtte even voor de slaapkamerdeur van haar vader, en daarna voor die van Feike. Volstrekte stilte. Ze stapte expres op een krakende traptrede om de diepte van hun slaap te testen. Geen geluid.

In de keuken dronk ze een glas water en viste ze een ledlampje uit de lade. Het was natuurlijk een misverstand. De deur was net niet in het slot gevallen toen Zielman terugkwam van een bezoek. De kat Justus had er met zijn kop tegenaan geduwd. De wind had er vat op gekregen.

En wat als er inbrekers zijn, vroeg Feike in haar hoofd. Ga je ze dan met een fietslampje te lijf? Ze schokschouderde. Ze zou alleen de gang inspecteren. En heel zachtjes de deur weer dichttrekken.

Het huis oogde donker. Er waren geen schimmen te zien, geen schokkerige lichtbundels. Inbrekers hadden toch

Christine Stam-van Gent
beeld iStock, Robyn Roper

enig zicht nodig?

Ze gaf een duwtje tegen de deur. Goed geolied, geen geluid. Een lege, donkere gang. En een donkere kamer, zag ze door de matglazen ruit van de kamerdeur. Secondelang hield ze haar adem in, maar er was geen beweging. Ook de kamerdeur ging geruisloos open. Ze rook de geur van leer: Zielmans stoel. Zijn boekentafeltje. Keurige stapeltjes. Een opgevouwen plaid over de stoelleuning. De citroengeraniums in de vensterbank. Ze bedwong de neiging zich op zijn pluchen bank te vlijen.

Tot nu toe was ze niet verder dan de kamer gekomen. Zielman had altijd thee voor haar gehaald in het keukentje, maar zelf was ze daar nooit geweest. Je moest eerst een gangetje door. Ze vond het op de tast.

Aan het einde daarvan was een verticale spleet licht, die ze eerst niet goed kon thuisbrengen. Tastend stak ze haar hand uit en voelde de harde hoeken van een plastic harmonicadeur. Een scheur liep van boven naar beneden, waardoor het licht viel. Ze moest terug, onmiddellijk. De mannen wekken.

Heel even stond ze na te denken, toen Justus langs haar benen streek. Ze bewoog heftig, ze viel bijna, er kwam geluid uit haar mond. Aan de andere kant van de deur schraapten stoelpoten over de tegels.

Zielman zat achter de keukentafel, waarop een dik boek lag. Zijn handen lagen op zijn knieën. Hij keek vriendelijk, vragend, ongeschokt, alsof hij haar verwachtte. „Moet jij niet slapen, meisje?”

Altijd dat ”meisje”, altijd die weke plek in haar buik. Waardoor ze nooit meer weg wilde.

Ze kreeg geen woorden uit haar mond. Met zijn voet schoof hij de stoel aan de andere kant van de tafel haar kant op. Ze ging zitten en probeerde haar handen in bedwang te krijgen terwijl hij water opzette.

Ze zag de beverige streepjes onder de zinnen in het boek. Alsof ze daarmee iets deed wat verboden was, beklom Justus de tafel en strekte zijn zachte buik over de pagina’s uit. Zielman glim-

lachte. Hij krabde zijn achterhoofd. Zijn witte zachte haar was lang en stond in vochtige plukjes van zijn hoofd af. Hij had een net wit overhemd aan, maar de kraag stond wijd open. De donkergrijze zondagse stropdas hing aan hetzelfde haakje als de theedoek. De hand waarmee hij haar kop-en-schotel neerzette beefde. Ze was bang dat hij zou struikelen, hij leek zijn voeten amper op te kunnen tillen.

Terwijl hij zijn gloeiend hete thee naar binnen slurpte, keek hij haar zwijgend en knijpogend aan, alsof hij Justus was die spinnend bij haar zat.

Ze stond op en hield haar handen onder de kraan. Er kwam weer samenhang in haar gedachten.

„Je leest morgenochtend”, zei ze.

„Vanochtend ja”, zei Zielman. „Over een uur of vier.” Hij keek op de klok.

„Ga je er dan altijd zo vroeg uit?” zei ze. „Om je preek door te nemen?”

„Nee”, zei Zielman. „Het is me enigszins overkomen geloof ik.” Hij klonk verdwaasd, alsof hij net uit een ingewikkelde droom kwam stappen.

„Je voordeur staat open”, zei ze. Hij leek het niet eens te horen. Hij wreef met zijn handen over zijn wangen. De rimpels leken overgoten met licht uit de lamp boven zijn hoofd.

„Ik snap hier een heleboel niet”, zei ze.

„Wie heeft je deur opengezet? Wie heeft er bij mij aangebeld?”

Hij schudde alleen traag zijn hoofd. Toen hij haar aankeek waren zijn ogen licht en ver.

„Je moet nog wel even slapen”, zei ze. „Volgens mij val je bijna om. Zo kun je die kanseltrap straks niet beklimmen.”

„Boven is het drukkend. Ik doe wel een dutje in de stoel. Of in het tuinhuis.”

Er gleed een briesje naar binnen. De achterdeur stond open, met de hordeur ervoor.

„Vergeet niet je haar te kammen”, zei ze, „morgenochtend.”

„Vanochtend.” Hij hief een krachteloze hand in de lucht.

Ze stond op. „Ik ga zo weer”, zei ze. „En ik doe de voordeur stevig achter me dicht.” Daarna stond ze een poosje achter haar stoel, alsof ze wachtte op haar eigen woorden.

„We maken je gewoon vast klaar. Dan ga jij je dutje doen en als je pas om negen uur wakker wordt is het niet erg.”

Ze pakte het lichtblauwe plastic haarborsteltje dat in de vensterbank lag en begon zijn klitterige haar te kammen. Hij wees naar een geel flesje dat op het aanrecht stond. Ze goot wat lotion op zijn kruin en kamde zijn dunne haar langzaam in een vitrageachtig patroon over zijn schedel. Terwijl ze achter hem stond, knoopte ze zijn overhemd naar boven toe dicht. Zijn achterhoofd leunde lichtjes tegen haar ochtendjas. Toen pakte ze de das, liet die voorzichtig over zijn hoofd zakken. Terwijl ze de knoop van de das aantrok, snoof ze de Zwitsalgeur op. Vanaf een afstandje bekeek ze hem en knikte. Zielman knikte terug, en stak zijn hand uit. Toen ze de hare erin legde gaf hij er een kus op.

„Laila tov”, zei ze. Hij had het haar zelf geleerd.

„Laila tov”, zei hij. Zijn stem klonk dun.

Ze liep door de donkere gang naar buiten en wist nog net op tijd de deur voor Justus’ neus dicht te doen.

Laat werd ze wakker, met een schok. Haar vader en Feike zaten beneden al te eten. Witte overhemden, stemmige dassen. Ze waren humeurig. Er hengelde een los theezakje in hun kop en ze visten het brood rechtstreeks uit de zak.

De hele weg naar de kerk zwegen ze. Het orgel speelde lang, langer dan normaal. Het werd een breiwerk van allerlei psalmregels. Een psalmensjaal, fluisterde ze tegen Feike, wiens gezicht steeds bewolkter stond. Broeder Zielman was niet komen opdagen, zei de koster ten slotte op gedragen toon door de microfoon. Iemand zou gaan kijken waar hij bleef.

Het kostte haar de grootste moeite om

te blijven zitten.

Ze zongen een psalm en daarna las iemand anders zonder nadere aankondiging een preek waar slecht naar geluisterd werd omdat de vraag waar Zielman was door de kerkzaal druiste. Ten slotte kwam er iemand binnen, die met een strak en grauw gezicht de kanseltrap begon te beklimmen. De lezer boog zich naar hem toe. Zijn microfoon ving de boodschap op, en weerkaatste die tot in de verste hoeken van het gebouw: „Ze hebben hem gevonden. Op zijn knieën bij de zonnebloemen. Hij had zijn pak al aan.”

Probeer RD Zaterdag

Lees het RD 4 weken online en ontvang iedere zaterdag de papieren krant en het

De kracht van even

Het is maandagochtend. Ik zit aan de keukentafel met een kop geurende koffie onder handbereik. Met een pen in de aanslag en een notitieboek voor mijn neus overzie ik de takenlijst voor de komende week. Aan het begin van iedere week doe ik een poging zo’n overzicht te maken.

Als ik echt op dreef ben, schrijf ik achter iedere taak een dag. Peinzend bekijk ik de lijst. Een bestelling plaatsen bij de supermarkt voor de wekelijkse boodschappen. Dat kan ik vanmiddag wel even doen. Een jurk, die ik via Vinted verkocht, afleveren bij het pakketpunt. Die taak streep ik woensdagochtend wel even af, voordat ik naar de bakker ga. Wat kastdeurtjes schilderen van de toekomstige halfhoogslaper van ons dochtertje. Ik aarzel, maar plan die bezigheid dan resoluut in op zaterdag. Die ochtend hoop ik de verfkwast even te laten wapperen.

Dat het woord ”even” bijna besmettelijk is, wordt pijnlijk duidelijk als ik onze dochter hoor babbelen in haar spel.

Met een militaire precisie hanteert ze haar speelgoedstrijkijzer. Het is bijna niet te onderscheiden van een echt stoomstrijkijzer. Terwijl ze het poppenlakentje dat ze onder handen heeft, rijkelijk besproeit met water, klinkt het: „Ik moet nu eerst even strijken en straks ga ik even stofzuigen.”

’s Middags zit ik opnieuw aan de keukentafel. Nu met het boodschappenbriefje en mijn telefoon voor me. Drie pakken halfvolle melk, een literemmer Griekse yoghurt en een potje tijm. Een voor een voeg ik de producten toe aan mijn digitale mandje. Naast me duikt onze peuter op. „Mama, wilt u me helpen? Ik krijg de knoopjes van pops trui niet dicht.” Afwezig mompel ik: „Kun je even wachten? Ik help je straks, maar

ik bestel nu eerst even de boodschappen.”

Laatst las ik een artikel over de kracht van woorden. Ik leerde dat het gebruik van het woord ”even” je een gevoel van haast geeft. Je hersenen krijgen voortdurend het signaal dat je tijd tekortkomt. Ook op de momenten dat je alle tijd hebt.

Dat moet anders, besluit ik, terwijl ik die avond in bed stap. Ik laat me niet opjagen door mijn eigen vocabulaire. Een goed voornemen voor de drie lange weken zomervakantie die we in het vooruitzicht hebben. Maar nu ga ik eerst even slapen.

Marjolein Snoeij-de Pee

Je verlangens? Die zijn eigenlijk gewoon dorst

Midden op de dag zit ik op een terras – alleen. Zonnebril op, drankje binnen handbereik, lome houding. Dat is de buitenkant. Vanbinnen razen gedachten over een vierbaansweg: waarom, waartoe, waarheen, waarvoor?

Terrassen kunnen ook pleisterplaatsen voor de ziel zijn. Je wordt er in elk geval praktisch ontzorgd, en bij geroezemoes en glazengetinkel kun je goed nadenken.

Veel vijftigplusechtparen deze dag: dezelfde fietsen, jassen en verveelde blik. Ze lijken elkaar weinig meer te vertellen te hebben. Als de een praat terwijl de ander nadrukkelijk zwijgt, wordt het interessant. Dan valt er iets te raden. Is het een bozig, vermoeid of aangenaam zwijgen?

Mijn terrasbuurman –ik noem hem Arie– praat aan één stuk door. Hij wil met de camper langs de kust van

Frankrijk trekken, hij wil de schilder vast vragen voor volgend jaar, hij wil met Jan en Connie een dag fietsen. Hij maakt zich wel druk over die fietsendrager van hen, oud model alweer. Kun je daarover beginnen? … „Ja natuurlijk, als vrienden moet dat kunnen”, stelt hij zelf vast.

Etend en pratend bestelt hij nog een portie bitterballen en zegt tegen de serveerster dat hij steevast trek heeft. Waarschijnlijk omdat hij bruist van de energie, altijd moet hij dóór van zichzelf. „Geniet ervan”, zegt het meisje mechanisch.

Arie mept Jannie –zo noem ik zijn

vrouw– lachend op haar knie: „Hé, hoor je dat? Lekker genieten, meissie. Daar zijn we hard mee bezig toch?”

Dan doet Jannie voor het eerst haar mond open. „Misschien heb je gewoon dorst”, zegt ze. Als Arie zowaar stilvalt, kijkt ze mij aan: „Mensen denken vaak dat ze moeten eten terwijl ze eigenlijk water nodig hebben. Wist je dat?”

„Nee, maar ik schrijf het meteen op”, zeg ik. Terwijl Arie haar opnieuw bulderend op de knie mept, zet ik Jannies honger-is-eigenlijk-dorstbril op.

Plotseling zie ik het overal. Gepraat over vakantieplannen? Dorst. Behoef-

Christine Stam-van Gent

te aan een nieuw interieur? Dorst. De zoektocht naar de meest passende baan, het beste huis, de begeerde partner? Dorst. Alles afgevinkt en nog steeds chronisch onrustig? Dorst.

Maar de put ligt diep. Een geestelijke status, vaste gebedstijden, tot zegen voor anderen en toch die leegte? Dorst, wanhopig makende dorst…

Aan de andere kant is ook een echtpaar komen zitten, met hond. Hij strekt zijn hijgende flanken uit over de tegels. De serveerster brengt een gratis volle drinkbak. Het water klotst onverschillig over de rand. Ik kijk Jannie aan, maar ze ziet het niet.

Dan schrijf ik het maar op. Hoe ik op het heetst van de dag iemand ontmoette, die me zei dat een mens dorst kan hebben zonder het te weten. Hoe ik toen alleen nog maar aan water kon denken. Niet als een hond, maar als een hert.

Opeens zie je het: zending hoort bij de Bijbelse kern

Zending? Tuurlijk, belangrijk. De meeste reformatorische christenen zullen instemmend knikken. En er gebeurt ook wat: ze kunnen wijzen naar de plaatselijke zendingscommissie, die nadenkt over de zendingsopdracht of die misschien zelfs een werker bijstaat die vanuit de gemeente naar Zuid-Amerika of Afrika is uitgezonden. Kortom, die taak is afgevinkt.

Maar stel. Wat als zending niet als aparte taak gezien moet worden maar als iets wat voluit hoort bij de kern van het Bijbelse spreken? Wat als het net zo belangrijk zou zijn als de thema’s van bekering en wedergeboorte?

Dan zou het ondenkbaar zijn dat het thema wordt geparkeerd bij een commissie die het vervolgens afhandelt namens de hele gemeente. Dan zou in plaats daarvan benadrukt worden dat dit álle gemeenteleden aangaat – net zoals bekering elk gemeentelid aangaat.

Vijf bedrijven

Hoe meer ik me verdiep in dit thema, hoe meer ik ervan overtuigd ben geraakt dat zending werkelijk voluit bij de Bijbelse kern hoort en er op geen enkele manier een beetje bij kan hangen. En ik ben er niet de enige in: hedendaagse theologen van naam,

zoals N.T. Wright, zijn de Bijbel gaandeweg steeds meer vanuit een missionair perspectief gaan lezen.

Wright deed dat niet omdat het hem wel interessant leek, maar omdat hij voor zijn eigen gevoel geen keuze had. Het thema dringt zich namelijk overal op wanneer je de Bijbel opendoet. Je moet het alleen leren zien.

Volgens Wright heeft de Bijbel een zogeheten metanarratief: een verhaal dat andere, kleinere verhalen overstijgt. Dat is het verhaal van Gods verlossende missie voor de wereld. Dit grote Bijbelse drama ontvouwt zich in vijf verschillende bedrijven. Dat zijn schepping, val, Israël, Jezus en de kerk. Nu leven we in het vijfde en laatste bedrijf, dat verbonden is aan de andere onderdelen middels het grote overstijgende doel: de uitvoering van Gods missie.

Missio Dei

Dit is het grote verhaal in de missiologie van vandaag, dat breed wordt onderschreven. Eigenlijk is dat heel bijzonder. In een tijd van verdeeldheid op zo’n beetje alle denkbare fronten zijn kerken van allerlei snit verenigd in het idee dat het Gods eigen missie is waarvoor zij worden ingezet.

Die opmerkelijke eenheid is terug te voeren tot 1952, toen in het Duitse Willingen een internationale zendingsconferentie werd gehouden. Tot die tijd leefde breed het idee dat kerken de eigenaar zijn van zending. Maar tijdens de conferentie werd de vraag opgeworpen of dat wel klopt. Is een kijk op zending waarbij de kerk centraal staat wel Bijbels? Zou zending niet benaderd moeten worden vanuit een theocentrische visie, die benadrukt dat het de drie-enige God is Die het initiatief voor zending neemt?

Jacob Hoekman

Ja, was het antwoord van bijna alle deelnemers, en deze nieuwe benadering kreeg de naam missio Dei – de missie van God. Zending is fundamenteel geworteld in Gods natuur en in Zijn daden. Dáár, in Gods hart, ligt het begin.

Hermeneutiek

In de decennia die volgden stonden steeds meer missiologen op die deze visie toepasten op de hele Bijbel. Christopher J.H. Wright bijvoorbeeld (geen familie van N.T. Wright) ontwikkelde een missionaire hermeneutiek. Dat betekent: hij kwam met een manier om de Bijbel te lezen vanuit het vertrekpunt van zending. In zijn boek ”The Great Story and the Great Commission” schrijft hij: „De Bijbel kan gezien worden als zowel het verslag, het resultaat als het gereedschap van Gods eigen missie.” Van Genesis tot Openbaring zien we het grote verhaal van Gods eigen missie terug, een missie die volgens Wright samengevat

kan worden als „het zegenen van alle volken van de aarde en de vernieuwing van de hele schepping”.

De missioloog Michael Goheen zegt het in soortgelijke termen. Ook hij leerde de Bijbel te lezen door dit grote overkoepelende verhaal van de missio Dei. Maar dat kan alleen als christenen bereid zijn om zending breed op te vatten. Het gaat niet alleen om iets wat je doet, maar eerder om wie je bent. Goheen concludeert: „Zending is niet alleen maar een verzameling van activiteiten om anderen te bereiken: het definieert het wezen van Gods volk.”

Versimpeling

Is deze visie het einde van alle tegenspraak? Natuurlijk niet. Hoewel het concept van de missio Dei nog steeds heel breed wordt geaccepteerd als een goede benadering van de Bijbel en een uitstekende manier om te begrijpen wat Gods missie is voor de wereld, is het niet de enige manier.

Er zijn theologen die wijzen op het gevaar van versimpeling. Zij zeggen: Je kunt het complexe verhaal van de Bijbel niet samenvatten als een drama in vijf bedrijven, zoals N.T. Wright probeert. Je moet bovendien oppassen dat je het Oude Testament niet onderwaardeert, alsof de geschiedenis van God met Israël slechts een tijdelijke tussenfase was om uiteindelijk de volken te bereiken en er nu niet meer toe doet.

Maar toch. Dat de missie van de kerk na Pinksteren rechtstreeks teruggaat tot het hart van God Die de wereld op het oog heeft: dat is een manier van kijken die ons kan optillen uit onze navelstaarderij. Het biedt een geweldige mogelijkheid om iets meer te begrijpen van Gods erbarmen vóór deze wereld en om dat te vertalen in missionaire bewogenheid mét de wereld.

Vijf zendingsklassiekers op een rijtje

”De vrouw met het Boek” van M.A. Mijnders-van Woerden is in reformatorisch Nederland een zendingsklassieker. Er zijn veel meer van zulke titels. De boekenredactie selecteert er vijf. Redactie boeken

Probeer RD Zaterdag

Lees het RD 4 weken online en ontvang iedere zaterdag de papieren krant en het RDMagazine.

rd.nl/onlinemagazine

Meditatie: Eeuwig goed

„O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen!”

Romeinen 11:33

Psalm 119 zegt in de oude berijming in vers 36: „Geen meerder goed Heer’ Gij mij geven meugt, dan dat Gij mij vernedert en maakt kleine.” Dat „meerder goed” is dus niet te overtreffen. Het is het allerhoogst en eeuwig goed.

Waartoe zijn we in deze wereld? Hebben we hier op aarde een taak, een opdracht, een roeping? Ja, die hebben we inderdaad. Die opdracht en die roeping zijn al naargelang onze bekendheid met het Woord van God en de getrouwe prediking daarvan. We kunnen weten hoe het dierbare Woord Gods eerst alleen onder de Joden kwam. „Eerst de Jood, daarna de Griek” (Rom. 2:10).

De Heere Jezus zei eens: „Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls.” Maar, dan toch ook eenmaal tot de niet-Joden, de heidenen, wat wij allen oorspronkelijk waren.

We schrijven deze regels in Noord-Amerika, waartoe ook Canada behoort. Sinds wanneer hebben we hier het zuivere woord der prediking? Vergeleken met Europa een paar eeuwen later. Wat dan ook inhoudt dat miljoenen mensen op dit continent geen ware religie kenden. Daar is pas verandering in gekomen voor wat betreft Amerika in de jaren 1500, en voor Canada, later. Nu heeft het de Heere behaagd om het ene werelddeel eerder van de zuivere waarheid te voorzien dan het andere. Daarin komt ook zo uit Gods soevereiniteit.

Denkt u dat eens in: namelijk dat miljoenen op deze wereld voor lange tijd ten enenmale verstoken waren van het zuivere Woord Gods. Met alle eerbied

gesproken: waarom niet alles in één keer van Noord tot Zuid en van Oost tot West? Och, wie zijn we om dat te vragen? Is de Heere niet soeverein?

Noemt Hij Zichzelf niet de grote Pottenbakker (Rom. 9:21)?

De gedachte dat miljoenen voor ons zijn geboren en gestorven zonder een enkele lichtstraal van het goddelijke Evangelie gezien te hebben – moeten we hier niet met de apostel Paulus uitroepen: „O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen” (Romeinen 11:33)? Ondoorzoekelijk wil zeggen: er is geen zoeken aan, het is zo verborgen voor ons. En dat geldt ook voor het onnaspeurlijke van Zijn wegen. Dan komen we daar niet uit. Dat gaat ver boven ons vermogen. Daarin hebben we God God te laten.

In Gods dierbaar Woord hebben we genoeg om ons als leerjongens van Christus te laten onderwijzen. Dat heeft de Heere door Zijn knecht Paulus ook aan de Romeinen duidelijk gemaakt. Daar getuigt deze brief van op elke bladzijde. We begrijpen wel dat de Romeinen geen Joden waren en de Joden geen Romeinen. Maar, en dat is nu altijd weer het wonder zoals de berijmde psalm het zegt: „Hen tellen als bij Israël ingelijfd, en doen de naam van Sions kinderen dragen.” Mocht u, geliefde lezer, en ook jullie, jongens en

meisjes, al iets leren van deze dingen?

We weten dat Rome in die tijd al zeer bekend was. De brief door Paulus aan hen geschreven, getuigt van hun kennis der waarheid. Het is een leerstellige brief. Nee, het is absoluut niet nodig dat elke door het Amerikaanse volk gekozen president zijn opwachting maakt in Rome. Dat is, jammer genoeg, al een verkeerd begin ten aanzien van het ”in God we trust”. Zij zullen het eenmaal moeten verantwoorden dat het bloed der martelaren aan hun roomse handen kleeft en tegen hen getuigen zal. We moeten het beëindigen, komen ook nooit verder dan een begin.

De Heere gedenke ons, te midden van de zeer ernstige roepstemmen. Hij ondersteune de rouwdragenden. Geliefde jongens en meisjes, jongeren, ouderen, gehoorzaam je ouders wanneer je die nog hebben mag. Kom niet op de plaatsen der ijdelheid, waar je consciëntie je doet weten: hier hoor ik niet. En, volk des Heeren, mocht Hij u, naar uw begeerte en verlangen, bezoeken met Zijn heil. „Uw komst is het, die ons heil volmaakt.” O, wat zijn ze gelukkig in wiens leven Hij gekomen is. Hij sterke in verdriet, rouw en moeite.

Er zijn hier in Far West zulke slagen gevallen, jonge levens zijn weggenomen. Mocht de Heere het heiligen aan ons aller hart. Uit loutere genade om Christus’ wil. Dat zij zo.

Ds. G.M. de Leeuw

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.