„Ik ging op in het nieuwe wereldje en dacht dat ik gevonden had wat bij mij paste.”
Pagina 9

Ds. G. Clements:
„Kardinaal, ik ben in dezelfde staat des levens als u.”
Pagina 4
„Ik ging op in het nieuwe wereldje en dacht dat ik gevonden had wat bij mij paste.”
Pagina 9
Ds. G. Clements:
„Kardinaal, ik ben in dezelfde staat des levens als u.”
Pagina 4
rd.nl/2-artikelen-gratis
Wat leuk dat je dit digitale magazine hebt gedownload. Hierin maak je kennis met zeven beste christelijke artikelen. Onder andere een verhaal over drie mensen die weer terugkeerden naar de kerk. Of een artikel met een interview met ds. G. Clements. Deze en andere verhalen zijn voor jou helemaal gratis. Veel leesplezier!
Wil je meer van dit soort verhalen lezen? Download dan de RD-app.
Ds. Clements krijgt soms kritiek op zijn prediking, maar gaat 4 altijd in gesprek: „Ik hoef geen gelijk te hebben ”
Pijke bezocht een kerk, deed belijdenis en werd gedoopt. Maar 9 na drie jaar vertrok hij toch weer
Zangeres Tenira Sturm: Je bent best kwetsbaar als je zo in je 12 eentje vooraan op het podium staat
Bied slachtoffer misbruik veilige plek in kerkelijke gemeente 17
In het christelijk geloof vond Carmijn Dura de rust die ze zocht 19 in new age
Weekt Geloofstoerusting jongeren los van hun gemeente? 23
Niek Bakker: Kerken hebben veel krediet bij jongeren
Jesse, Matthijs en Willem keerden terug naar de kerk: „De 25 wereld is niet zo mooi als hij eruit ziet”
Ds. Clements krijgt soms kritiek op zijn prediking, maar gaat altijd in gesprek: „Ík hoef geen gelijk te hebben”
Hij wordt binnenkort zeventig, dus moet ds. G. Clements de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten verlaten. In gesprek met de predikant uit Benthuizen blijkt dat het kerkelijk leven nog volop zijn belangstelling heeft. Daarbij spreekt hij onverbloemd over twistpunten waar hij zich zorgen om maakt. En uit hij meermaals zijn liefde voor Luther, Calvijn en de nadere reformatoren.
„Kennen wij elkaar?” Na een handdruk is dat de eerste vraag van ds. Clements aan zijn bezoeker. Die geeft aan dat er niet eerder een ontmoeting heeft plaatsgevonden. „Laten we in de voorkamer gaan zitten”, klinkt het daarna. Nadat de gastheer een glas water heeft gehaald, overhandigt hij vier A4’tjes met een nietje erdoor. Op de papieren staan zaken die hij graag genoemd wil hebben tijdens het interview.
Het tekent ds. Clements, zeggen mensen uit zijn omgeving. Hij kan wat onverwacht uit de hoek komen, laat duidelijk weten wat hij wil en vindt, en bereidt zich grondig voor – op lessen en lezingen, en dus ook op interviews.
De vier A4’tjes blijven tijdens het gesprek vrijwel ongemoeid; alleen als de predikant iets wil citeren waarvan hij weet dat het op zijn papieren staat, pakt hij ze van het bijzettafeltje dat naast zijn cognackleurige fauteuil staat. De citaten leest hij luid voor.
Het stemgebruik van de afzwaaiend rector van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten is sowieso boeiend. Heeft hij het over kerkelijke zaken, dan spreekt hij bedachtzaam, gearticuleerd en krachtig, als een docent. Gaat het bijvoorbeeld over zijn opa, die veel voor hem betekende, dan klinkt zijn stem zachter en ligt het volume lager. En te midden van veel ernstige zinnen klinkt er af en toe ook een vrolijke lach, ineens.
De manier waarop de predikant uit
Benthuizen formuleert is eveneens opvallend. Hij doorspekt zijn zinnen met prachtige woorden. Het doet een aristocratische afkomst vermoeden.
Komt u uit welgestelde kringen?
„Zo zou ik dat niet zeggen. Maar wel uit een gezin waarin veel gelezen werd. Mijn vader vond zijn vrouw in de Betuwe. Daar kwamen wij ook te wonen, in Elst, tussen Arnhem en Nijmegen. Net buiten de Biblebelt dus, waar we als gezin enigszins op onszelf leefden.
We bleven tot mijn zesde lid van de oud gereformeerde gemeente in Kinderdijk, waar mijn vader vandaan kwam. Maar in die kring was het destijds niet
Gijsbert Clements wordt op 13 juni 1955 geboren, als oudste in een gezin dat uiteindelijk negen kinderen telde. Na het behalen van zijn vwo-diploma studeert hij theologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en volgt hij tegelijk de opleiding MO-geschiedenis. Tijdens zijn studie gaat hij als docent godsdienst werken aan de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Apeldoorn. Daar stopt hij mee als hij in 1990 wordt toegelaten tot de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten. In 1994 wordt hij in Nunspeet bevestigd tot zendingspredikant van de Nigeria Reformed Church. In 2000 wordt hij gemeentepredikant in Gouda, en in 2024 in Benthuizen. Ds. Clements is sinds 2012 docent aan de Theologische School in Rotterdam, en sinds 2020 rector.
Op mijn zesde –ik ben de oudste– beseften mijn ouders dat het zo niet langer kon in een opgroeiend gezin. Dus gingen ze op zoek naar een gemeente waar we ons bij aan konden sluiten. Toen zijn we naar de christelijke gereformeerde kerk in Arnhem gegaan.”
Was dat een grote verandering?
„Dat viel mee. Ik hoorde daar de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking van mannen als ds. N. de Jong, ds. F. Bakker en onze eigen predikant, ds. H. van Leeuwen.
Maar de spanningen die nu in de hele CGK spelen, zaten toen al in de gemeente van Arnhem. In 1969 is de gemeente gesplitst. Het deel waar wij toe behoorden, sloot zich aan bij de Gereformeerde Gemeenten.”
Het gezin leefde enigszins op zichzelf, zei u. Wereldvreemd ook?
„Nee hoor. Mijn vader had een handel in bedrijfskleding; hij wist wel wat er in de wereld te koop was. De meeste van mijn broers en zussen hebben gestudeerd, en staan ook met beide benen in de maatschappij. Maar de kijkrichting, het perspectief was: waar gaat dit leven om?
Als wij te vrolijk waren, zei mijn vader weleens: „Kijk eens wat er in je handen staat?” Hij bedoelde: de lijnen in je hand vormen een M, van memento mori. Dat was de sfeer thuis. Er was een zekere levensernst. Niet alles kwam het huis binnen, en wij gingen ook niet overal heen. Dat was een bewuste keus met een Bijbelse achtergrond. De Heere zei over Israël: „Dat volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen niet gerekend worden.”
In uw preken haalt u weleens uw opa aan, die boomkweker was. Wat betekende hij voor u?
U wilde dus al jong predikant worden. Hoe is dat verder gegaan?
„De roeping tot het ambt hangt voor mij samen met de roeping naar het zendingsveld. Toen ik na de middelbare school in Utrecht theologie ging studeren, werd ik een paar jaar later docent voor de CGO (Cursus Godsdienstonderwijs, CK), in Gouda. Tijdens een lesavond kreeg ik bij het koffiezetapparaat een briefje in mijn handen gedrukt met daarop de vraag of ik drie maanden naar Nigeria wilde. Het is me trouwens nog steeds een raadsel wie me dat briefje gaf.
Drie maanden, dat leek me prachtig. Avontuurlijk. Mijn ouders zeiden: „Dat moet je nooit doen, daar zijn zo veel vliegen en ziektes.” Haha! Maar ik vond het een buitenkans.”
te doen gebruikelijk om met de auto naar de kerk te gaan. Omdat Kinderdijk niet te belopen is, las mijn vader dus twee keer per zondag thuis een preek. Van Hellenbroek, Smijtegelt, Comrie, dat soort mannen. De dichtstbijzijnde oud gereformeerde gemeente was in Ede. Maar dat was evenmin te voet te bereiken, dus het had niet geholpen als we daar lid waren geworden.
„Dat is mijn grootvader van moeders zijde. Een godvrezende man. Ik kan me nog goed herinneren dat er op zijn verjaardag altijd gesproken werd over de dingen die het Koninkrijk Gods aangaan. Die gesprekken maakten op mij een enorme indruk, zodat ik in mijn gebed altijd vroeg: „Heere, mag ik dat hebben wat mijn grootvader heeft?” En dan vroeg ik al heel jong ook: „En mag ik ook in Uw Koninkrijk dienen?”
Zo is dat gebeurd.”
„De kijkrichting, het perspectief was thuis: waar gaat dit leven om?”
Wist u waar u aan begon? „Absoluut niet. Ik kwam daar binnen in het stenen tijdperk, dat had ik me niet helemaal gerealiseerd.
De eerste zaterdag dat ik daar was, ging ik kennismaken met ds. C. Sonnevelt, de toenmalige zendingspredikant. Hij zei: „Morgenmiddag moet je wel preken hè.” Ik zei toen: „Dominee, ik heb nog nooit een preek gemaakt! Hoe moet dat?”
Op mijn logeeradres stond een boekenkast met weinig boeken erin, maar in ieder geval wel een boek van ds. P. Blok over Ruth. Dat leek me bruikbaar: Ruth paste precies in de Nigeriaanse context, want zij leefde ook in een agrarische samenleving. Voor de preken die ik daar in die drie maanden mocht houden, heb ik me laten leiden door dat boek. De mensen vonden de
geschiedenis van Ruth aansprekend, en ze was voor mijzelf ook tot onderwijs.”
Later bent u als zendingspredikant naar hetzelfde gebied gegaan. Was het u al duidelijk dat het zo zou gaan? „Ik preekte tijdens die eerste periode een keer aan de overkant van de rivier. Na de dienst kwamen drie jonge moeders naar mij toe, die zeiden: „Moet u hier geen zendeling worden?” Dat trof me, want ik heb van kinds af gevraagd of ik Gods knecht mocht worden. Toen heb ik dat ’s avonds ook tegen de Heere gezegd: „Als U mij roept tot het ambt, dan zal ik hier gaan arbeiden.” Dus ik deed eigenlijk een stille belofte.
Enkele jaren later, toen de Heere de weg tot het ambt geopend had en de studie in Rotterdam voltooid was, kwam dat heel krachtig terug: dat ik die belofte gedaan had. Het eerste beroep dat ik kreeg, was van Nunspeet, ten behoeve van de zending in Izi (een gebied in Nigeria, CK). Daar heb ik een nacht mee geworsteld: moet ik echt naar dat arme gebied? Ik zat in de Bijbel te lezen en kwam uit bij 2 Korinthe 8, waar staat: „Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was.” Met die woorden heeft de Heere mijn hart ingewonnen, overwonnen. Hij alleen is waarlijk arm geworden.
Ik heb het werk met veel vreugde en liefde mogen doen. Het drukken van de voetstappen van Christus is altijd zegenrijk.”
Het zal ook de nodige moeiten met zich meegebracht hebben?
„Natuurlijk, zendingswerk is altijd moeilijk. Maar, in de periode dat ik daar was, groeiden de kerken. Vooral de jeugd trad massaal toe; zij zagen de hopeloosheid van de heidense leefwijze. Er waren ook teleurstellingen, maar het was een gezegende tijd.”
In 2000 werd u gemeentepredikant, in Gouda. Daar kwam u vers van het zendingsveld binnen, 24 jaar later ging u er weg als rector van de Theologische School, de predikantsopleiding van de Gereformeerde Gemeenten. Bent u in die tijd veranderd?
„Nee. Ik ben van huis uit bij de vaderen opgevoed. En de geschriften van reformatoren en nadere reformatoren zijn voor mij altijd een bron gebleven.
Daarin ben ik niet veranderd, dus mijn prediking zal wezenlijk ook niet veranderd zijn.”
Een oud-gemeentelid van u zei dat u, toen u net van het zendingsveld kwam, wat frisser en onbekommerder preekte dan tegenwoordig. Dat u nu meer in de Gereformeerde Gemeenten ingekapseld bent geraakt. Herkent u die analyse?
„Nee. Dat ik misschien bepaalde accenten ben gaan leggen, dat is niet zozeer het gevolg van de Gereformeerde Gemeenten of van mijn werk voor de Theologische School, maar van allerlei ontwikkelingen in de gemeente waar je mee te maken krijgt en waar je je zorgen over maakt.”
Welke accenten bent u gaan leggen? „Kijk, de Gereformeerde Gemeenten willen kerk zijn in de lijn van Calvijn en de gereformeerde vaderen. Die koers is door ds. G.H. Kersten meteen ingezet.
Toen ik in de jaren 80 op de universiteit in Utrecht theologie studeerde, werd mij door hervormde medestudenten verteld dat zij in de lijn van Calvijn stonden, en de Gereformeerde Gemeenten en andere afgescheiden kerken in de lijn van de nadere reformatoren. Bij hen zou het gaan om geloof, bij ons om gevoel.
Vanwege de confrontatie met die visie ben ik me daarin gaan verdiepen, of de
Nadere Reformatie daadwerkelijk een afbuiging is van de Reformatie. Dat is een gedachte die in de 20e eeuw door veel bekende theologen werd omarmd, maar niet klopt. Die visie heeft inmiddels ook een correctie gekregen, onder anderen door de Amerikaanse theoloog Richard A. Muller. Hij heeft aangetoond dat er juist wel continuïteit is tussen Calvijn en de latere calvinisten, de gereformeerde orthodoxie.
Dus, de accenten die Calvijn en de nadere reformatoren samen leggen, daar probeer ik in de prediking en het theologisch onderwijs aan de Boezemsingel ook alle aandacht aan te geven.”
Maar, wat zijn die accenten dan volgens u?
„Calvijn plaatste in zijn prediking de mens voor Gods rechterstoel – dat staat heel helder in zijn ”Institutie”, hoofdstuk 12 van boek 3. Luther deed dat ook, maar met andere woorden: coram Deo, voor Gods aangezicht. De grote Lutherkenner prof. J.T. Bakker noemde dat zelfs het middelpunt van zijn theologie. De mens vindt alleen een genadig God als hij voor God leert buigen en zijn schuldige armoede belijdt. In die weg zal hij uit genade verstaan dat een Ander gebogen heeft tot zijn behoud.
Dit is een belangrijke notie van de klassiek gereformeerde boodschap; dat berouw en geloof onlosmakelijk bij
elkaar horen. Als dat niet meer doorklinkt in de prediking, als we niet meer beven voor Gods Woord en wet, dan verstaan we ook niet de noodzaak van verzoening door voldoening. En dan wankelt ook de christelijke zede.”
Behalve uw opa, passeert in uw preken af en toe ook „een oude predikant die vroeger weleens bij ons kwam”. Dat is naar verluidt ds. R. Kok, een oudoom van u. Niet de meest onbesproken naam…
„Ja, dat klopt, maar ik had respect voor mijn oudoom. Je kon hem niet ontmoeten, of hij vroeg of het goed was op reis naar de eeuwigheid. Het was een heel directe man. En een godvrezende man, een pelgrim. Ja, het was een persoonlijkheid. En ds. G.H. Kersten ook. Dat botste weleens, en dan ga je weleens te ver. Ik denk dat mijn oudoom het iets genuanceerder had moeten zeggen allemaal. Maar dat neemt niet weg dat ik echt achting voor hem had.”
Hoe denkt u over kerkelijke eenheid?
„Het gezamenlijk bewaren van het gereformeerd belijden in de kerken van Nederland houdt mij erg bezig. Op dat punt er is vandaag veel in beweging, denk alleen al aan de discussies over het verstaan van de Dordtse Leerregels. Daar maak ik me zorgen om.
Ter wille van de interne eenheid in onze eigen gemeenten, waar deze ontwikkelingen ook spelen, hebben wij in classisverband bijeenkomsten belegd voor ambtsdragers. Tijdens deze avonden bespraken we onder andere de gereformeerde heilsorde aan de hand van ”Een gouden keten” van William Perkins. In dit prachtige 16e-eeuwse geschrift komen de overtuiging door de wet en de toeleiding tot Christus helder naar voren. Tijdens de bijeenkomsten was er sprake van grote
saamhorigheid, dat was bemoedigend. Ik geloof dat het gezamenlijk bestuderen van het gereformeerde erfgoed de eenheid van de kerken dient.”
Hoe kijkt u naar de kerkelijke kaart in Nederland?
„Prof. H.J. Selderhuis heeft gezegd: We moeten het kerkelijk leven herkavelen. Hij ziet twee grote stromen. Die zie ik ook. Je zou ze kunnen illustreren aan de hand van twee predikers uit de vorige eeuw. De ene stroom staat in de lijn van de hervormde ds. I. Kievit, de auteur van het boekje ”Tweeërlei kinderen des verbonds”. Met degenen die tot deze stroom behoren, voel ik me verbonden, over kerkmuren heen.
De andere stroom staat in de lijn van de invloedrijke theoloog J.G. Woelderink, die de hele gemeente als kinderen des verbonds zag, zonder onderscheid. Als je zo denkt, verdwijnt de ernst uit de prediking. Dan is er geen onderscheid meer tussen tijdgeloof en waar geloof, zoals Christus daarover sprak in de gelijkenis van de zaaier.”
Zoekt u naar institutionele eenheid?
„Niet in eerste instantie. Kerkelijke eenheid is geen institutionele eenheid, maar geestelijke eenheid. Daar moeten we naar zoeken, dat is onze roeping.
Maar, wij weten niet hoe het zal gaan. De wereld ziet er wankel en zorgelijk uit. Misschien komen er al gauw uren van nood waarin we elkaar hard nodig hebben, dat weet ik niet.”
In 2020 werd u rector aan de Theologische School. Hoe was het voor u om als leerling van ds. A. Moerkerken op zijn rectorsstoel te gaan zitten?
„Ik ben altijd leerling gebleven, en hij is altijd de leermeester gebleven. Hij kwam af en toe nog op school kijken, ook toen hij ziek was. Ik herinner me dat ik tijdens zo’n ontmoeting eens naast hem zat. Toen zei hij tegen me: „Zeg jij eens de vijf punten van het calvinisme op.” En ja, als dat zo plots op je afkomt, dan moet je toch wel even denken. De eerste wist ik. „Nu moet u de tweede zeggen”, zei ik. Samen kwamen we eruit. Maar de studenten hebben daar natuurlijk zitten gnuiven.
We voelden allemaal: hij blijft de leermeester. Maar hij werd nooit groot. Hij had altijd iets van voorzichtige zelfspot, hij bleef klein.”
Als rector zat u op het pluche. Heeft u dat ooit zo ervaren?
„Nee, als rector ben je dienaar van de dienaren. Je krijgt te maken met alle aspecten van het schoolleven. Dat betreft het welzijn van de studenten, maar vanzelf ook het lesprogramma van de Theologische School. Wat die lessen betreft, vond ik het belangrijk om de studenten een grondige inleiding in de Bijbelboeken te geven, en ze te leren de Bijbeltekst goed te lezen. Verder krijg je als rector vaak het verzoek om artikelen te schrijven over actuele kwesties. Dat vraagt veel tijd en bezinning. Het is gewoon hard doorwerken.”
U durft tegenstellingen te benoemen, zegt dingen die door sommigen als confronterend worden ervaren. U krijgt daarom ook kritiek. Kunt u daarmee omgaan?
„Ja hoor. Ik kreeg in Gouda na verloop van tijd best wel vragen over mijn prediking. Vooral over het feit dat ik eraan vasthoud dat berouw en geloof onlosmakelijk bij elkaar horen. Daar kwam gaandeweg kritiek op. Ik ben altijd met gemeenteleden in gesprek gegaan en vroeg ze dan: „Leg eens uit wat je bedoelt.” Want, ík hoef geen gelijk te hebben, maar wij moeten samen het gelijk van het Woord vinden. Meestal lazen we samen Psalm 130 of het wachtwoord der hervormers van Robert Murray M’Cheyne. Daarin staat helder verwoord wat ik in de prediking bedoelde.”
Heeft u een goede tijd gehad in Gouda?
„Zeker. Ik raakte zeer verbonden met de gemeente. Met ouderen en gezinnen. En met de jeugd, waarmee vooral de belijdeniscatechese en preekbesprekingen waardevol waren.
Ds. Clements geeft de vakken Bijbelkunde en apologetiek. beeld Cees van der Wal
We mochten ook een nieuw kerkgebouw betrekken, omdat de gemeente groeide.
Daarnaast is er altijd goed met me meegedacht in drukke tijden. Toen ik docent op de Theologische School werd, heeft de kerkenraad een pastoraal werker aangesteld, zodat ik tijd overhield voor preek- en lesvoorbereiding. Dat hebben ze heel goed gedaan, daar ben ik dankbaar voor.”
Nog even over die kritiek: wie levert u de meest ongezouten kritiek? Uw zus, die bij u in de pastorie woont?
„Cora is een theologe, en ze geeft wel kritiek, maar niet ongezouten. Ze doet het vriendelijk en betrokken. Ze kent de commentaren van Calvijn goed, dus in de nabespreking van mijn preken haalt ze die er nogal eens bij. Dat is leerzaam.”
Hoe is het ongehuwd zijn voor u?
„O ja, die vraag had ik wel verwacht. Hij werd mij ook eens gesteld door de aartsbisschop van Utrecht, kardinaal Simonis. Die man kwam een keer bij een open dag van de kerk in Gouda. De consistorie zat vol met gemeenteleden, en de kardinaal zat naast mij.
Ik merkte dat het gesprek aanvankelijk niet wilde vlotten. Dus ik dacht: ik moet iets zeggen waardoor hij zich meer op zijn gemak voelt. Ik zei: „Kardinaal, ik ben in dezelfde staat des levens als u.” En inderdaad, dat vond hij wel mooi. Hij vroeg: „Hoe beleeft u het celibaat?” Je
„Dat ik eraan vasthoud dat berouw en geloof onlosmakelijk bij elkaar horen, daar kwam gaandeweg kritiek op”
begrijpt dat mijn gemeenteleden op het puntje van de stoel gingen zitten. Maar ik zei heel eenvoudig: „Ik heb er geen moeite mee, kardinaal.” En wat ik toen nog het meest ontroerend vond, was zijn reactie: „Ik wel. Toen ik jong was mocht ik kiezen voor de kerk en heb ik een innerlijke strijd moeten voeren om ongetrouwd te blijven. Nu ben ik oud, zit in een klooster en vi het heel eenzaam.” Aangrijpend! Maar goed, mijn antwoord op je vraag is dus: ik heb er geen moeite mee.”
Een oud-student van u zegt dat u veel gebruikmaakt van digitale middelen. Hoe kijkt u tegen moderne technologie aan?
„Daar denk ik over zoals Isaäc da Costa dacht over de boekdrukkunst: het is een stap naar de hemel en een stap naar de hel. Dat geldt ook voor digitale middelen. We moeten, naar de doopbelofte, leren ons en onze kinderen af te schermen van alle boosheid die door deze kanalen stroomt.”
Volgens diezelfde oud-student hebt u wel boeken in de kast staan, maar leest u het meeste vanaf uw scherm.
„Dat klopt. Ik ben geabonneerd op een Engelstalige theologische boekhandel, waarmee je alle boeken als e-book krijgt. En dat vind ik fijner dan fysieke boeken, want je kunt er makkelijk in zoeken. Ik vind het lastig om ze dan uit de kast te halen, open te leggen op m’n bureau, en dan steeds heen en weer te kijken... Nee, ik vind een e-book echt fijner, organisatorisch.”
Binnenkort wordt u 70 en moet u stoppen als rector van de Theologische School. Wat gaat u het meest missen?
„In de eerste plaats het contact met de studenten, de gesprekken en de gezamenlijke bestudering van de Bijbel en de bronnen. En natuurlijk ook de broederlijkheid. Als docenten eten we altijd samen, dan bespreken we de dingen van het kerkelijk leven. En we bevragen elkaar hoe we er instaan, ook persoonlijk. Ja, dat ga ik erg missen. Maar als predikant ben ik er allereerst voor mijn gemeente. Sinds augustus vorig jaar is dat de gemeente van Benthuizen, waar ik me inmiddels echt thuis voel. De preken en het pastoraat, daar ligt vanaf nu weer mijn voornaamste roeping.”
rd.nl/2-artikelen-gratis
een kerk, deed belijdenis en werd gedoopt. Maar na drie jaar vertrok hij toch weer
Hij heeft nog een doos met Bijbels en zijn berging staat vol boeken van oudvaders, maar naar de kerk gaat Pijke Dijksterhuis niet meer. Hij kon zijn nieuwe identiteit niet vasthouden.
De krantenkoppen buitelden over elkaar heen toen de resultaten van het onderzoek ”God in Nederland” in april gepubliceerd werden. Secularisatie neemt af en generatie Z, geboren na 2000, krijgt steeds meer belangstelling voor het christendom, was de hoopgevende conclusie.
Er is inderdaad echt iets aan de hand, zegt prof. dr. Stefan Paas, docent missiologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Theologische Universiteit Utrecht, desgevraagd. „Vooral in de landen die al langere tijd geseculariseerd zijn, zoals Finland, Zweden, Frankrijk, België en het Verenigd Koninkrijk. Daar neemt het aantal bekeringen onder generatie Z, voornamelijk van jonge mannen, toe. Die groei is
zichtbaar in het aantal toetredingen tot de kerk, maar ook in een toename van Bijbellezers.”
De 25-jarige Pijke is een van de genZ’ers die zich recent bij de kerk voegden. Belangstelling voor het christendom maakt je echter nog geen gewortelde gelovige, merkte hij. Drie jaar nadat hij voor het eerst in zijn leven een kerkdienst had bezocht, inmiddels belijdenis had afgelegd en gedoopt was, verliet hij de kerk weer. „Ik had te weinig doorleefde kennis opgedaan”, is zijn conclusie.
Pijke groeide zonder religie op, maar in 2020 werd zijn belangstelling voor het christendom gewekt. „Ik zat in het vwo-examenjaar en daar bespraken we
bij filosofie de zin van het leven”, vertelt de geschiedenisstudent. „Dat zette me aan het denken. Uiteindelijk realiseerde ik me dat ik niet veel specifieks had om voor te leven. Waar stond ik eigenlijk iedere dag voor op?”
Gezien worden
Een zoektocht naar zingeving en betekenis is het motief van veel jonge bekeerlingen, stelt prof. Paas. „Ze hebben door onder andere de coronacrisis gemerkt dat het lastig is om een betekenisvol leven te leiden. Jongeren zijn op zoek naar iets wat ze niet kunnen verklaren. Een gevoel van gehoord, gezien en geliefd worden.”
Ook sociale media spelen een rol, aldus de hoogleraar missiologie. „Daardoor
Pijke Dijksterhuis. beeld Pijke Dijksterhuis
komen jongeren meer met religie in aanraking. Daarnaast groeien ze op in een wereld waarin religie normaler is geworden. Die factoren maken dat de weerzin tegen godsdienst afneemt.”
Pijke besprak het zingevingsvraagstuk met zijn moeder, die hem daarop adviseerde om eens in een Bijbel te lezen. De boodschap die hij daarin las, raakte hem. „Het liet me niet meer los. Ik bleef maar lezen en lezen. Het was coronatijd, ik zat thuis en mijn examens gingen niet door. Ik had alle tijd om me te verdiepen in het christendom.”
Veel steun van zijn omgeving kreeg hij daar niet bij, vertelt hij. „Mijn vader kwam weleens mijn slaapkamer binnen en zei dan: „Kijk, daar zit die brave broeder weer te lezen.”
Hij liet zich daar niet door tegenhouden, maar begon met het luisteren en bekijken van kerkdiensten die door de coronapandemie overal via internet toegankelijk waren. „Er was een arsenaal aan kerkdiensten te beluisteren, ik denk dat ik elk kerkverband wel gehad heb.” Het meest voelde hij zich thuis bij preken uit de bevindelijk gereformeerde hoek.
„Ik heb altijd al een beetje een oude ziel gehad”, is de verklaring die Pijke daar zelf voor heeft. „Ik voel me aangetrokken tot het ouderwetse. Als ik bijvoorbeeld hoorde hoe een orgel in die kerken bespeeld werd, deed dat veel met me.”
In september 2021 ging hij geschiedenis studeren in Groningen, waarvoor hij ook naar de stad verhuisde. Omdat hij daardoor niet meer bang hoefde te
zijn voor de druk van zijn ouders of het idee dat zij iets van zijn belangstelling voor het christendom zouden vinden, besloot Pijke om ook fysieke kerkdiensten te gaan bezoeken.
Oudvaders
Drie jaar lang zat hij iedere zondag tweemaal in de plaatselijke gereformeerde gemeente (gg). „Het werd echt onderdeel van mijn identiteit”, geeft hij aan. „Ik las ontzettend veel, vooral boeken over de kerkgeschiedenis en oudvaders. Zo kwam ik helemaal in het wereldje.”
in mijn schoenen om de beroeringen in mijn persoonlijk leven als beproevingen te zien”, vertelt hij. „Ik nam het God kwalijk dat Hij me dit liet overkomen. Toen ontstond de verwijdering snel.”
Had de kerk hem beter kunnen begeleiden bij zijn kennismaking met het christendom? „Dat weet ik niet goed”, zegt Pijke. „Ik zou wel willen zeggen dat een gemeente voorzichtig moet zijn in het toelaten van nieuwe leden. Gooi ze niet te snel in het diepe. Maar aan de andere kant is het natuurlijk fijn als er zomaar een jongere van buitenaf de kerk binnenkomt. Ik begrijp dat je dan als ouderling ook niet zomaar wilt twijfelen aan iemands oprechtheid.”
„Ik ging op in het nieuwe wereldje en dacht dat ik gevonden had wat bij me paste”
Pijke Dijksterhuis, jongere
Vrij snel werd hij ook door de gemeente opgemerkt. „Ik ben heel warm ontvangen”, zegt Pijke. „De kerkenraad nam al snel contact op en vroeg of ik mee wilde doen aan de belijdeniscatechisatie. Ik dacht: „Dat is tof, ik wil graag meer te weten komen over de leer.” Een halfjaar later deed ik belijdenis en ben ik gedoopt.”
Als hij daar nu op terugkijkt, twijfelt Pijke of het de juiste keuze was. „Ik vrees dat het te snel gegaan is. In dat jaar heb ik door de catechisaties en het lezen ontzettend veel geleerd, maar ik denk dat het vooral beschouwelijke kennis was. Ik ging op in het nieuwe wereldje en dacht dat ik gevonden had wat bij me paste. Maar achteraf was het waarschijnlijk een historisch- of tijdgeloof; zo noem je dat toch?”
Persoonlijke omstandigheden leidden er uiteindelijk toe dat Pijke een berichtje in de kerkbode plaatste met de mededeling dat hij een stapje terug deed en de kerkdiensten niet meer zou bezoeken. „Ik stond niet sterk genoeg
Het is inderdaad verblijdend als jongeren de weg naar de kerk vinden, zegt J. Bart, ouderling in de Groningse gg. Op individuele gevallen, zoals dat van Pijke, kan hij vanwege zijn ambtsgeheim niet ingaan. Maar de ouderling merkt wel dat zich de laatste jaren vaker mensen bij de kerk melden, geeft hij aan.
„Het gebeurt niet wekelijks, maar we zien toch een stijging”, zegt Bart. „Dat komt onder andere door de coronatijd, toen we naast geluid ook beeld gingen uitzenden. Dat werkte drempelverlagend voor mensen die zich willen oriënteren op kerken of een bevindelijk gereformeerde boodschap willen horen.”
De afgelopen jaren leidde dat tot zo’n zes tot acht nieuwe leden en belangstellenden. „Dat zijn bijzondere ontwikkelingen”, zegt Bart. „Ik ben ouderling sinds 2002 –met een onderbreking van drie jaar–, maar deze toename is echt iets van de laatste jaren.”
Als nieuwkomers zich bij de kerk melden, voert de kerkenraad een gesprek met hen. Afhankelijk van de behoefte en voorkennis wordt er vervolgens catechisatie of Bijbelstudie aangeboden. Meestal stromen jongeren die van buitenaf komen in bij de (belijdenis) catechisatie, eveneens afhankelijk van hun voorkennis.
De Groningse kerkenraad probeert jongeren bij hun binnenkomst in de kerk wat extra aandacht te geven. Bart: „Ouderen hebben vaker een kerkelijke achtergrond vanuit het verleden en worden daardoor sneller een gewoon
lid, maar jongeren bellen we eens wat vaker, of we spreken ze aan op het kerkplein.”
Niet al die nieuwe leden vinden blijvend hun plek in de kerk, constateert de ouderling. „Soms vertrekken ze door verhuizing, of omdat ze een geestelijke ontwikkeling doormaken. Het komt ook weleens voor dat ze zomaar uit je zicht verdwijnen en na verloop van tijd hun lidmaatschap opvragen. Soms werden pogingen om in contact te blijven ook afgehouden.”
Andere route
Volgens Bart keren de jongere nieuwkomers vaker dan de oudere de kerk weer de rug toe. „Bij ouderen merk je dat als ze eenmaal een keuze gemaakt hebben, ze toch wel gesetteld en geworteld zijn. De jongeren gaan autonomer hun weg, kijken wat bij hen past en hoe het voelt. Dat zorgt ervoor dat zij sneller weer een andere route kiezen.”
Dat merkte Pijke ook. „Ik zat op een gegeven moment op Twitter in een bubbel met vrij veel jongeren die belangstelling voor religie kregen. Ik was overigens de enige die me aansloot bij de bevindelijk gereformeerde hoek, de rest had vooral belangstelling voor de Rooms-Katholieke Kerk en oosters-orthodoxe groeperingen. Maar het grootste deel van die groep is inmiddels toch ook weer afgehaakt.”
De uitdaging voor kerken is inderdaad of het hun lukt om de nieuwkomersgeneratie vast te houden, zegt prof. Paas. „Dat kunnen ze doen door goede begeleiding en catechese aan te bieden. Zorg dat er mensen in de gemeente beschikbaar zijn die de jongeren aanspreken, oog voor hen hebben en hen helpen om de weg te vinden, zonder
opdringerig te worden. Maar dat zijn dingen die de kerk hopelijk al doet.”
Daarnaast kunnen kerken ook internet inzetten, aldus prof. Paas. „Dat is heel duidelijk een zendingsveld geworden. Jongeren zijn er veel te vinden en dus moeten kerken dat ook zijn. Er is een toenemende belangstelling voor apologetische debatten, bijvoorbeeld.”
Verder is er over het algemeen weinig te zeggen over de houdbaarheid van de bekeringen, geeft de hoogleraar aan. „Van welke bekering is vooraf te zeggen of hij blijvend is? Dat blijkt altijd pas na verloop van tijd. Maar op basis van de onderzoeksresultaten is de verwachting wel dat het aantal bekeringen voorlopig nog zal blijven stijgen.”
Ook over de stromingen waar de nieuwe gelovigen zich melden, zijn geen precieze gegevens bekend. De bekeringen tot het rooms-katholicisme en de oosters-orthodoxe kerk krijgen relatief veel aandacht, maar volgens prof. Paas komt dat vooral doordat bekeringen tot deze stromingen het meest opvallend zijn.
„Grofweg lijkt het er wel op dat de jongeren over wie het gaat vaker toetreden tot kerken die over het algemeen als traditioneel of conservatief bekend staan”, aldus de hoogleraar. „Ook het bieden van een beleving is een belangrijke factor.”
Berging
Pijke heeft nog niet volledig afscheid genomen van het christendom, geeft hij aan. „Ik vind het te pijnlijk om me als lid van de kerk uit te laten schrijven. Ook van al mijn theologische boeken kan ik nog geen afstand doen, al staan ze inmiddels wel in dozen in de berging. Maar ze weggooien zou voelen als het definitief afstand doen van een stuk identiteit. Dat kan ik nog niet.”
En, na een aarzeling: „Ergens geloof ik ook nog wel in God, maar ik weet niet meer hoe ik dat zou kunnen invullen. Om weer in de bevindelijke traditie te passen, zou ik opnieuw afscheid moeten nemen van mijn vrienden en mijn levensstijl moeten aanpassen. Dat voelt als een stukje verraad aan mezelf. En in een meer evangelische kerk zou ik me niet thuis voelen, dus dat is ook geen optie.”
Ze staat al sinds haar twaalfde op het podium, maar dat ze fulltime zangeres zou worden had Tenira Sturm (25) nooit verwacht. Toch schrijft de zangeres nu zelf liederen en geeft ze in april haar eerste soloconcert. Al houdt ze ook van samenzang. „Dat je samen zingt en die kerkmuren ziet wegvallen vind ik prachtig.”
In de Augustijnenkerk in Dordrecht klinken de eerste pianotonen van het lied ”Breng dank aan de Eeuwige” door de kerkzaal. Zangeres Tenira Sturm zet in, twee maten later valt de Zeeuwse tenor John Hoekman haar bij. De video van het optreden uit 2021 is zo’n 279.000 keer bekeken op het YouTubekanaal van de inmiddels 25-jarige Sturm. „Ik kan hier de hele dag naar luisteren”, reageert iemand. Een ander: „Dit had ik net even nodig. Wat een prachtig eerbiedig lied en mooi door jullie gezongen. Ik wens jullie Gods zegen.”
In 2022 stopt Tenira Sturm met haar baan bij een reisbureau om fulltime de muziekwereld in te gaan. Dat had ze op haar twaalfde, toen ze een van de winnaars van het Interclassic Music Concours was (een concours voor
jonge talenten uit de reformatorische wereld), nooit verwacht. Toch treedt ze nu op als solist bij koren, schrijft ze zelf liederen, organiseert ze concerten met andere muzikanten en werkt ze als zangcoach. Een keuze die ze met volle overtuiging maakte, benadrukt ze meerdere keren tijdens het gesprek, dat plaatsvindt in een restaurant aan de boulevard van Scheveningen. Al blijft het soms ook een zoektocht.
Ze heeft een drukke periode achter de rug met alle kerstconcerten, en er komen weer allerlei nieuwe concerten aan. Tussen de voorbereidingen door is er tijd voor een gesprek, al was het nog niet gemakkelijk een datum te plannen. „Ik zit in een nieuwe fase, en soms loopt het allemaal nogal chaotisch”, geeft ze lachend toe. „Structuur aanbrengen is nog ingewikkeld, al is
dat sowieso lastig in de muziek. Een negen-tot-vijfbaan is het niet, je werkt ook ’s avonds en in het weekend. Dat een dirigent je na tien uur in de avond belt is normaal, want die is dan net klaar met zijn koorrepetitie.”
Ze is wat zenuwachtig voor het interview, zal ze na afloop toegeven. „Het reformatorische muziekwereldje is klein en er wordt snel iets van je gevonden. Daar ben ik nog steeds af en toe verbaasd over. Zo bijzonder ben ik niet.”
Van die zenuwen is tijdens het gesprek weinig te merken. Ze praat rustig, zoekt soms even naar de juiste formulering en verwijst regelmatig naar de Bijbel die naast de theedoos op de tafel van het restaurant ligt. „Die heb ik meegenomen omdat je naar een specifieke tekst vroeg en ik wil wel goed kunnen
Tenira Sturm
Tenira Sturm (1999) is geboren en getogen in Den Haag. Ze is in 2011 een van de winnaars van het Interclassic Music Concours en wordt daarna gevraagd om te zingen bij verschillende concerten. In 2013 begint ze met het opnemen van albums. Na de havo studeert ze Toerism Management aan de Hogeschool Inholland. Sturm werkt daarna kort als marketeer voor verschillende reisorganisaties (waaronder Beter Uit) en bij Uno Animo, het reisbureau van haar ouders. Sinds drie jaar is ze fulltime in de muziekwereld werkzaam. Ze zingt als solist bij verschillende koren, organiseert concerten, schrijft zelf liederen en is zangcoach voor zowel kinderen als volwassenen. Op 4 april geeft ze haar eerste soloconcert in Rotterdam. Ze is single en lid van de gereformeerde gemeente Den Haag-Scheveningen.
In haar vrije tijd is Tenira regelmatig te vinden op het strand van Scheveningen, vlak bij de plek waar ze opgroeide. beeld Cees van der Wal
citeren”, legt ze uit. „Ligt-ie niet in de weg van je opnameapparaat? Dat zou wat zijn hè, als je last hebt van een Bijbel.”
In 2022 ben je gestopt met je baan in de reiswereld om fulltime als zangeres te gaan werken. Was dat een lastige keuze?
„Het is niet zomaar een stap geweest, ik heb er lang over nagedacht. Ik vroeg me af wat Gods plan voor mijn leven was en ik piekerde daar veel over. Bovendien is de muziekwereld best onzeker: wat als er niet genoeg aanvragen binnen zouden komen? Je moet er financieel wel van kunnen leven. Het mooie is dat er steeds iets gebeurde als die twijfels weer naar boven kwamen. Zo kreeg ik in die tijd veel bemoedigingen van mensen die helemaal niet wisten dat ik zo piekerde. Dan liep ik in een boekwinkel en zei iemand ineens tegen me: „Je moet echt blijven zingen hoor.” Uiteindelijk mocht ik de keuze in
geloof maken en was het helder: als dit Gods wil is, zal Hij het ook zegenen. En dan kun je alleen maar in vertrouwen die stap zetten. Ik heb die overgave wel echt moeten leren de afgelopen jaren. Toch zou ik het nu niet anders meer willen.”
Je zingt al sinds je twaalfde voor publiek. Hoe is het allemaal begonnen? „Eerlijk gezegd ben ik er een beetje in gerold. Het zingen zat er wel jong in. Volgens mijn moeder was ik in de box al constant aan het zingen. En dat ben ik blijven doen. Ik hield gewoon van muziek. Mijn moeder vond dat ik een mooie stem had. Ze vroeg of ik een keer naar zangles wilde en dat leek me wel leuk. We zijn toen eerst naar een zangcoach gegaan; die gaf aan dat ik er zeker verder mee moest gaan. Daarna kwam ik bij een zangdocent terecht en schreef ik me in voor het Interclassic Music Concours van Peter Wildeman. Zo is het balletje gaan rollen.”
Zijn er ook nadelen aan zo jong al op het podium staan?
„Ik vond het in het begin een enge gedachte dat al die mensen naar je kijken. Al ging de angst ook weg toen ik eenmaal stond te zingen. Ook spreken op het podium, mensen verwelkomen en iets vertellen over de liederen die op het programma staan, heb ik moeten leren. Als puber was het ingewikkeld om met die blik van anderen om te gaan. Je bent best kwetsbaar als je daar zo in je eentje vooraan staat. Ineens schiet er voortdurend door je hoofd: wat vindt iedereen nu van mij? Gelukkig groei je daarin.
Ik ben nog steeds voor ieder optreden wat zenuwachtig, maar niet zo intens meer als vroeger. In april geef ik voor het eerst een soloconcert in Rotterdam waarbij ik twintig nummers op een avond zal zingen. Meestal zing ik er niet zo veel achter elkaar. Gelukkig kan ik het uit handen geven. Het is simpel gezegd soms ook een kwestie van lied voor lied zingen, telkens weer een stap.”
Heb je zangles gehad?
„Ja, en ik heb daar zo ontzettend veel dingen geleerd. Het belang van een goede buikademhaling bijvoorbeeld. Met die techniek leer je beter ademen en krijg je meer controle over je zangstem. En nu wordt het wel technisch hoor, maar ook een goede houding is belangrijk. Hoe meer ontspannen je staat, hoe beter het is. Niet je hoofd omhoog of omlaag houden bij hoge en lage tonen, want daarmee sluit je eigenlijk je strottenhoofd af en knijp je je stem dicht. En je voeten volledig op de grond planten. Je staat dan al een stuk lekkerder dan wanneer je alleen op je tenen staat.”
Ik hoor hier de zangcoach in je spreken. Lachend: „Ja, sorry hoor. Ik raak er gewoon enthousiast van. Deze tips geef ik ook vaak aan mijn leerlingen. Zelf heb ik veel aan de lessen over interpretatie. Waarom zing ik dit lied? En wat betekent de boodschap voor mij persoonlijk? Als je dat weet, komt de tekst ook beter aan bij het publiek.”
Je bent open over het feit dat je de keuze voor dit beroep hebt gemaakt uit geloof. Heb je het idee dat je veranderd bent in je geloofsbeleving ten opzichte van een aantal jaar geleden?
„Ja, ik heb de keuze voor dit beroep in geloof mogen maken, dus moet ik ook in afhankelijkheid leven. Dat gaat om de aanvragen die ik krijg, maar ook de evenementen die ik mag organiseren. Mijn bron is het Woord van God en omdat die voedingsbron constant gevoed moet worden, is stille tijd heel belangrijk. Ik wil meer leren over de Bijbel. Vorig jaar heb ik een poging gedaan de Bijbel in een jaar helemaal te lezen. Ik heb het net niet gered.”
Het is een dik Boek hè.
„Nogal. Ergens in het Nieuwe Testament ben ik gestopt, dus dit jaar volg ik een leesplan voor het Nieuwe Testament. Je leert er wel veel van door de Bijbel zo chronologisch door te nemen. Ik las geschiedenissen die mij onbekend voorkwamen en de lijnen in de Bijbel worden ineens veel duidelijker.
Ergens denk ik ook: nu zit ik in de fase van mijn leven waarin ik dit kan doen. Ik ben single en ik heb geen gezin. Dit zijn de momenten waarop ik me extra kan verdiepen in het Woord.”
het boek Job mij vooral dat God ook door moeilijke tijden heen werkt.”
Zijn er meer Bijbelgedeelten die een bijzondere betekenis voor je hebben?
„Psalm 121 draag ik al mijn hele leven mee. Iedere keer komt de tekst weer terug. Het is mijn belijdenistekst en de psalm heeft me op verschillende momenten erg geholpen, bijvoorbeeld toen ik herexamen moest doen. Ik heb een jaar lang elke ochtend de woorden gelezen.
In de biografie op mijn Instagrampagina heb ik de tekst uit Romeinen 8:3739 staan, al had ik daar net zo goed de hele Romeinenbrief kunnen zetten.
„Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad. Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.”
Tenira Sturm in de hervormde gemeente in Monster. beeld Cees van der Wal
„Vorig
jaar heb ik een poging gedaan de Bijbel in een jaar helemaal te lezen. Ik heb het net niet gered”
Zijn er dingen die je in het bijzonder zijn opgevallen?
„Hoe mooi het Bijbelboek Job is. Ik dacht vroeger altijd: dat is een depressief boek, één grote klaagzang. Maar nu las ik er heel andere dingen in. Ondanks alle moeilijkheden die Job meemaakte, bleef hij naar God roepen. Zijn vrienden probeerden intussen invloed op hem uit te oefenen. Sommige dingen die ze zeiden klopten, en andere weer niet. Daar zie je in dat de duivel ook altijd met twee waarheden en een leugen komt. Uiteindelijk leert
Die tekst vind ik zo bijzonder omdat er staat dat je je ondanks alle moeilijke momenten in het leven mag vastklemmen aan God en het volbrachte werk door Jezus Christus. Je kunt er soms bang voor zijn dat je die belofte kwijtraakt, maar als je oprecht mag geloven zal God je niet loslaten. Dan is het fijn om die tekst heel dichtbij te hebben, erop gewezen te worden dat niets je scheidt van de liefde van God in Christus.”
Welk lied dat je hebt gezongen zal je altijd bijblijven?
„Toen ik net begon met zingen, zong ik vaak ”Wat de toekomst brengen moge”. Het lied zit nu niet vaak meer in mijn repertoire, maar het zal altijd een bijzonder lied voor me blijven omdat ik ermee begonnen ben. Voor mij hangt de tekst ook samen met de toekomst die ik in ben gegaan wat betreft de keuze voor de muziek. In afhankelijkheid van God, ook hier komt het weer terug. Het is een lied waarbij er iedere keer opnieuw een ander zinnetje naar boven komt dat blijft hangen in mijn hoofd.”
Je schrijft zelf ook liederen. Hoe pak je dat aan?
„Het begint vaak met een tekst die in mijn hoofd zit. Een paar jaar geleden
schreef ik bijvoorbeeld het lied ”Kerstlicht”. Buiten op straat zag ik overal lichtjes en mensen die hun kerstbomen aan het uitladen waren ter voorbereiding op Kerst. Dan vraag ik me af: waar leiden die bomen en lichtjes heen? Kerst is breder dan die gezelligheid, het gaat erom dat het licht van Jezus gaat schijnen. De tekst stond binnen een halfuur op papier en dan schrijf ik er akkoordjes bij achter het keyboard. Natuurlijk moet je daarna nog bijschaven, maar de basis staat er.
Afgelopen jaar was ik bezig met een bewerking van Psalm 34. De tekst van ”Ik zal de Heere te allen tijde loven” inspireerde me een lied te schrijven over God loven in mooie, maar ook in moeilijke fasen van je leven. Dan leg ik de Bijbel ernaast met de letterlijke tekst van de psalm en ga ik aan de slag. Of ik lees een mooi stukje van iemand online en dan hoor ik er als het ware muziek bij en ga ik schrijven. Het grappige is trouwens dat ik niet zo goed ben in noten lezen. Ik werk veel met akkoorden, zo heb ik ook keyboard en gitaar leren spelen.”
Hoe studeer je nieuwe stukken in dan? „Ik ben erg van het gehoor. Heel vaak een muziekstuk luisteren, het mezelf eigen maken. Ik wil ook niet te veel vastzitten aan alle nootjes. Dat klinkt misschien gek, want natuurlijk moet de toon kloppen en lees ik met de muziek mee. Maar ik vind het ook belangrijk om veel nadruk te kunnen leggen op de tekst.
Als ik een concertprogramma maak en een aantal liederen kies om te zingen, let ik er ook op dat er een verhaallijn in zit. Bij mijn eigen concerten zit ik samen met de spreker, meestal een predikant, om het programma door te nemen en delen vanuit de Bijbel toe te passen. De liederen moeten aansluiten op wat er wordt gezegd. Ik vind het belangrijk dat mensen niet alleen naar huis gaan met de gedachte dat het mooi was, maar dat ze een boodschap hebben meegekregen. Voor mij is het een stukje evangelisatie.”
Heb je het idee dat je je plek hebt gevonden in de muziekwereld?
„Ja, ik heb mijn plek gevonden omdat ik muziek mag maken en kan zingen om het Woord over te dragen. Ik zing vooral vertellende, christelijke liederen, zoals ik dat noem, bijna geen klassieke muziek. Maar ik wil mezelf niet in een hokje plaatsen. Ik vind het mooi om bruggen te slaan en ik ben blij als er op een concertavond vanuit alle hoeken en gaten mensen komen. Regelmatig zit er ook samenzang in het programma. Dat je samen zingt en die kerkmuren ziet wegvallen vind ik prachtig. Daar zit de kracht van muziek voor mij ook in. Het brengt mensen samen en het zorgt voor verbinding. Ik speel ook met veel verschillende musici. Daar leer je alleen maar van.”
Wat vind je belangrijk bij die samenwerking?
„Dat ze hetzelfde verlangen hebben om het Evangelie uit te dragen, dat je samen dienstbaar bent aan de boodschap van het lied. En dan kun je met heel veel mensen samenwerken. Als dat verlangen er niet is, zul je dat ook merken in de samenwerking.”
Wat zijn de mooie en minder mooie kanten van de reformatorische muziekwereld?
„Het mooie vind ik dus dat je samen met anderen je talenten kunt gebruiken om God te eren. Dat bedoel ik niet als vroom praatje, dat voel ik echt als ik samen muziek mag maken.
Wat ik soms lastig vind, is dat er best snel een oordeel gegeven kan worden over wat je zingt. Sommige mensen plakken graag stickers of zien je alleen in een bepaald hokje.”
Wat bedoel je daarmee?
Voorzichtig: „Kijk, ik wil nergens tegenaan schoppen. Vroeger zong ik alleen liederen als ”Als een hert dat verlangt naar water”. Dat zing ik nog steeds graag, maar ik ben ook andere liederen gaan zingen. Of ik zing iets wat ik zelf heb geschreven. Er zijn zo veel mooie gezangen. Ik geloof niet dat je bijvoorbeeld alleen psalmen mag zingen. In Efeze 5 staat dat je onder elkaar mag spreken met psalmen, lofzangen en
geestelijke liederen. Sowieso is het belangrijk om wat mildheid toe te passen, niet altijd meteen dat directe oordeel over anderen klaar te hebben. Mensen letten bijvoorbeeld op hoe je eruitziet, de manier waarop je zingt, dat soort dingen. Misschien heeft dit ook weer te maken met waar we het eerder over hadden. Dat je je niet te veel aan moet trekken van de mening van anderen. Uiteindelijk ziet God je hart aan.
Ik denk dat de muziekwereld ook een wereldje op zich is. Soms hoor ik verhalen over mezelf waarvan ik denk: o, dat wist ik niet en het klopt ook niet. Er wordt veel over elkaar gesproken. Ik zal daar vast ook wel fouten in maken, maar ik probeer er echt op te letten.”
Wat doe je om te ontspannen, even los te komen van die wereld?
„Ik vind het heel leuk om in de tuin bezig te zijn, dus ik heb een minituinkas met een moestuin bij ons thuis. Mijn vrienden gaan zo lachen als ze dit lezen, maar het is echt waar.”
Een minituinkas?
„Er wordt veel over elkaar gesproken in het muziekwereldje. Soms
hoor ik verhalen over mezelf waarvan ik denk: o, dat
wist ik niet”
„Ja, de zandgrond in Den Haag is niet geweldig om op te tuinieren, dus ik heb van die grote plantenbakken in de kas. Verder woon ik vlak bij het strand en vind ik het heerlijk om daar even uit te waaien. Ik spreek veel af met vrienden en ik schrijf tegenwoordig graag. Niet alleen muziek, maar ook gedichten en andere schrijfsels. Sinds een paar jaar ben ik weer veel gaan lezen.
En ik zing soms gewoon zomaar, zonder dat ik ergens voor oefen. Dat heb ik moeten leren hoor, want ik was de eerste tijd alleen maar bezig met muziek voor mijn werk. Toen dacht ik: nee,
ik moet weer leren om alleen in mijn binnenkamertje God te aanbidden en te zingen. Muziek is niet alleen bedoeld voor op een podium, juist die intieme momenten zijn belangrijk.”
Wat zijn je dromen en verlangens voor de komende jaren?
„Ik heb altijd gezegd dat het me mooi lijkt om eigen concerten te kunnen geven. Dat mag ik nu dus doen. Daarnaast zou ik graag meer eigen liederen schrijven. En verder heb ik wel dromen, maar ik geloof vooral dat je toekomst wordt geleid. Als ik één ding heb geleerd, is het dat het leven nooit gaat zoals je denkt. Ik probeer te genieten van het moment en de dingen die God geeft, uit te gaan van de tekst „Wees niet bezorgd over de dag van morgen”. Voor mij persoonlijk kan het wel een valkuil zijn dat ik me te snel zorgen ga maken. Maar als christen weet je ook dat het beste nog komt, dat er een toekomst vol van hoop is.”
Je zei net: Als ik één ding heb geleerd, is het dat het leven vaak anders loopt dan je denkt. Wat bedoel je daarmee?
„Ik heb best wat tegenslagen meegemaakt in mijn leven en nog steeds is het niet altijd even gemakkelijk. Je kunt wel plannen maken, maar Gods wegen en gedachten zijn zo veel hoger dan die van ons. Door die beproevingen heen heb ik geleerd dat God trouw is. Dat is één grote levensles.”
rd.nl/2-artikelen-gratis
In een podcast (27-1) namen twee RD-redacteuren en Rinke Verkerk, schrijfster van ”Het hele dorp wist het”, de luisteraar mee in de rol van omstanders bij kindermisbruik. Als reactie wil ik gemeenten en kerkenraden handvatten geven voor goed omstanderschap bij seksueel misbruik binnen de kerkelijke gemeente.
Een slachtoffer van misbruik zoekt erkenning en die kan ieder gemeentelid geven
„Ik heb het altijd al gedacht.” Of: „Ik wist niet goed wat ik kon doen en dat gevoel heeft me zo lamgeslagen dat ik uiteindelijk niets gedaan heb.” Twee uitspraken van omstanders die niets deden. Deze omstanders zouden ook gemeenteleden, kerkenraadsleden of volledige kerkenraden kunnen zijn.
Als gemeente en als kerkenraad heb je vaak een belangrijke plaats in het leven
van een slachtoffer en ben je dus ook vaak een belangrijke omstander. De reactie van de gemeente of de kerkenraad op wat slachtoffers is overkomen, is daarom van groot belang.
Erkenning
Van alle slachtoffers heeft 75 procent te maken met ”victim blaming”. Zo wordt het fenomeen genoemd waarbij omstanders, bedoeld of onbedoeld, de schuld bij een slachtoffer leggen. Ook binnen kerken komt dit regelmatig voor. Slachtoffers voelen zich veroordeeld, ze worden gedwongen de dader te vergeven of het probleem wordt zo klein gemaakt dat het slachtoffer zich volledig ongehoord voelt. Het slachtoffer heeft het echter juist zo nodig dat er geluisterd wordt en dat er mensen zijn die zeggen: Het is jouw schuld niet Het slachtoffer zoekt erkenning. En die
kan ieder gemeentelid geven. Het is een voorrecht en een teken van groot vertrouwen wanneer iemand jou zijn of haar verhaal toevertrouwt. Daar heeft een slachtoffer moed voor nodig gehad. Bedank de ander daarom dat hij of zij het verhaal verteld heeft en vraag wat de ander nodig heeft. Luister en voel mee.
Het slachtoffer heeft het zo nodig dat er mensen zijn die zeggen: Het is jouw schuld niet
Kerkenraad
Voor de kerkenraad is een bijzondere taak weggelegd. De kerkenraad heeft enerzijds een luisterende en pastorale functie, maar anderzijds ook een positie waarin ingrijpen soms nodig is. De kerkenraad is er verantwoordelijk voor dat melden in de gemeente mogelijk is en dat slachtoffers in de gemeente een sfeer ervaren waarin zij zich durven melden. Daarom vier handvatten.
• Spreek in de kerk over seksualiteit en ook over grensoverschrijdend gedrag en andere vormen van onrecht. Het is voor slachtoffers van groot belang dat zij woorden krijgen voor wat hun overkomen is, maar ook dat zij weten dat er in de kerk over gesproken kan en mag worden. Ook in preventieve zin is het gesprek essentieel: kinderen die thuis, op school en in de kerk kunnen praten over seksualiteit maken minder kans om slachtoffer te worden van seksueel misbruik.
• Wees je bewust van je eigen rol. Als kerkenraadslid ben je geen therapeut, rechercheur of andere specialist. Leg daarom deze taken bij de juiste personen neer door slachtoffers te stimuleren aangifte te doen of hulp te zoeken. Wees je tegelijkertijd bewust van de verantwoordelijkheid die er bij de kerkenraad ligt om een situatie serieus te nemen, mensen aan te spreken en het ambt in de gemeente zuiver te houden.
Als kerkenraadslid ben je geen therapeut, rechercheur of andere specialist
• Weet waar je de protocollen en klachtenregelingen kunt vinden. Bij de meldpunten hebben we protocollen beschikbaar om kerkenraden te helpen de juiste stappen te zetten wanneer zij te maken krijgen met seksueel misbruik binnen hun gemeente. Het is belangrijk om deze te volgen en daarbij begeleiding te vragen van je meldpunt.
• Durf hulp te vragen en neem contact op met het meldpunt waarbij de gemeente is aangesloten. We spraken een ouderling die zei: „Ik ben zo blij dat we contact hebben opgenomen en dat we tijdens dit moeilijke proces begeleid konden worden. Als we geen hulp hadden gehad, hadden we het echt heel anders gedaan, maar dan was het niet zo goed afgehandeld, denk ik.
De kerkelijke meldpunten zijn sparringpartners voor kerkenraden om de situatie te delen en tegen het licht van een expert van buitenaf te houden. Soms adviseert een meldpunt het inschakelen van een gemeentebege-
leider. Deze persoon volgt de situatie van dichterbij en heeft verstand van communicatie, groepsdynamieken en procesbegeleiding.
Moed nodig
We mogen als kerkelijke gemeente om een slachtoffer heen staan. We mogen hen helpen hun verhaal te delen door een sfeer te creëren waarin zo’n verhaal gedeeld kan worden. Dat is een sfeer waarin oordeel geen plaats heeft, waarin een slachtoffer niet de schuld krijgt en waarin het slachtoffer zich serieus genomen voelt. En dat begint al vóórdat het verhaal naar buiten gekomen is. Door op een goede manier te spreken over seksualiteit, onrecht en grenzen weet een slachtoffer: hier is mijn verhaal veilig.
Het luisteren naar verhalen vraagt moed, omdat je je openstelt voor het verhaal van de ander. Het vraagt moed om op de juiste wijze te reageren op wat de ander vertelt. Want soms kan het betekenen dat er wonden moeten worden opengelegd. Wonden die er al lang waren, maar waar we het liefst zo min mogelijk naar kijken. Maar als we het verdriet en de pijn die dan bovenkomt in de ogen durven kijken en er als gemeente, familie of vrienden samen met het slachtoffer doorheen kunnen gaan, ontstaat er ruimte voor heling.
De auteur is werkzaam bij het Meldpunt Misbruik in kerkelijke relaties en bij Stichting Veilige Kerk.
Als kind zocht Carmijn Dura (29) al naar innerlijke vrede. In haar studentenjaren dacht ze die te vinden door oosterse mystiek, meditatie en geestverruiming, maar die brachten haar niet meer dan kortdurende heling. De ware rust vond ze buiten zichzelf. In Jezus Christus.
„Ik ben opgegroeid in een Rotterdams ondernemersgezin. Een beschermde omgeving, waar ambitie hoog in het vaandel stond en het volgen van je gevoel en verstand werd gestimuleerd. Godsdienst had er geen plek, al ben ik niet bewust atheïstisch opgevoed. Als kind had ik al grote levensvragen en werd ik geraakt door de gebrokenheid in de wereld. Soms vroeg ik: „Bestaat God?” Dan was er ruimte om daarover in gesprek te gaan. Antwoorden kreeg ik niet. We werden gestimuleerd om onszelf te ontplooien; vanuit goede
normen en waarden, maar niet gefundeerd in een bepaald geloof. Je moest het zelf doen. Mijn moeder was vanuit haar familie spiritueler aangelegd, door oosterse religies. Ook ik had een gevoeligheid voor de geesteswereld.
Na de middelbare school kreeg ik de kans om aan een kunstacademie in Florence te ervaren hoe het is om met kunst bezig te zijn. Na die drie maanden wist ik dat ik in die richting verder wilde. Ontwerpen, creëren, dat paste bij mijn ideaal: in vrijheid mijn leven
gestalte geven. Omdat ik me breed wilde vormen, koos ik voor Artemis in Amsterdam, een academie voor vormgeving en creatieve directie. Een aantal jaren heb ik in de modewereld gewerkt. Daar ontdekte ik dat ik me verder wilde verdiepen in het grafisch ontwerpen. Daarvoor volgde ik een opleiding in Manchester. Later ontstond mijn passie voor fotografie en deed ik een specialisatie op dat terrein in Kaapstad. Nu heb ik mijn eigen bureau voor fotografie, vormgeving en creatieve directie.
Oosterse meditatie
In de Amsterdamse kringen waarin ik verkeerde werd het steeds normaler dat je je bezighield met oosterse meditatie, energiewerk, astrologie, verschillende vormen van yoga en het gebruik van plantaardige geestverruimende middelen. Als middel tot persoonlijke ontwikkeling en het leren kennen van jezelf. Deze vorm van spiritualiteit speelde in op mijn verlangen naar harmonie, liefde, licht en rust. Ik ging steeds een stap verder. Soms viel de term ”Christusbewustzijn”, maar niet vanuit het christelijk geloof. Het was licht en liefde zonder Jezus. Vermomde duisternis, zoals de Bijbel zegt. De satan presenteert zich als een engel van het licht.
ceptie, die angsten en depressieve gevoelens gaf. Er werd aan me getrokken door krachten en machten waaraan ik me jaren had blootgesteld.
Getuigenis
„Het was licht en liefde zonder Jezus; vermomde duisternis, zoals de Bijbel zegt”
Belijdende, wedergeboren christenen kende ik niet. In mijn wereld moest je zelf tot een hoger bewustzijn zien te komen: de god in jezelf. Naast persoonlijke meditatie nam ik deel aan gemeenschappelijke rituelen, waaronder vormen van dans. Soms gaven ze me gevoelens van voldoening of zelfs extase, maar die perioden waren altijd van korte duur. De innerlijke leegte werd er niet door weggenomen. Ik bleef ronddraaien in een rad en verlangde naar bevrijding, rust en hoop.
In de wereld om me heen zag ik de duisternis, onrust, gebrokenheid en leugenachtigheid alleen maar toenemen. Dat erkennen ook mensen die niets van geloof moeten hebben. Het geeft verlangen naar houvast in een wereld die wankelt. Ik was moe van het werken aan mezelf en ging beseffen dat alles van new age me niet verder zou helpen. Dat was een enorme de-
In het voorjaar van 2022 hoorde ik via sociale media een getuigenis van een vrouw die ik volgde. Ze vertelde hoe ze tot het christelijk geloof was gekomen en het ware licht had gevonden in Jezus. Dat je voor Hem op de knieën moest gaan en je leven aan Hem kon overgeven. Dat je daarmee verlossing van je ziel en bevrijding zou ontvangen. Het was mijn eerste kennismaking met het Evangelie. Ik hoorde allerlei voor mij onbekende termen, maar dat getuigenis raakte me. Tegelijk riep het heel veel weerstand op. Het christelijk geloof verbond ik aan ouderwets, iets van een gepasseerd tijdperk. Bovendien begreep ik niet waarom ik verlossing door Jezus nodig had. Ik had geen oog voor mijn zonde. In de spirituele wereld waarin ik me ophield, was niet zelfverloochening maar zelfliefde de weg.
Omdat ik steeds dieper wegzakte, kwam ik uiteindelijk tot de conclusie dat ik wél een Redder van buitenaf nodig had. Die verandering heb ik niet zelf bewerkstelligd, het was Gods Geest Die in en aan mij aan het werk was. Hij deed me beseffen dat de duisternis ook in mezelf zit en dat ik die niet kon oplossen. Op internet ging ik op zoek naar de wortels van new age. Daardoor stuitte ik op getuigenissen van anderen uit de newagescene die tot bekering en geloof in de Heere Jezus waren gekomen. Ik raakte overtuigd van het bestaan van satan, die duisternis verspreidt. Dan moet er ook een God zijn, een God van licht.
Kwetsbaar
Op een avond in de zomer van 2022 heb ik voor het eerst tot Hem gebeden. Of Hij zich aan mij wilde openbaren. En tot Jezus. „Ik heb van U gehoord, dat ik bij U mag komen. Ik heb niets te bieden, maar ik wil heel graag weten of U de waarheid bent. Ik snak naar rust en verlang naar verlossing.”
Op dat moment brak mijn ego in stukken. Volkomen kwetsbaar stond ik voor God. Hij ontving me met open armen en stortte Zijn Geest van liefde in me uit, al kon ik dat toen nog niet zo benoemen. Ik wist alleen heel zeker: nu
Een getuigenis via sociale media bracht Carmijn Dura op het spoor van het christelijk geloof. beeld Anton Dommerholt
heb ik de rust gevonden. Ik ben eindelijk thuis en hoef niet meer te zoeken. Dít is de waarheid.
God gaat met elk Zijn eigen weg. Ik mocht Hem op deze manier leren kennen, nog voordat ik een Bijbel had. Die ging ik daarna pas lezen. Toen werd me duidelijk waaróm ik de Heere Jezus nodig had en wat de boodschap van het Evangelie inhoudt. In deze periode kwamen ook een aantal vriendinnen uit mijn newagescene tot geloof, net als ik door getuigenissen op sociale media. Het was bijzonder om als pasgeborenen met elkaar op te trekken. Ik voelde me als een kind dat moet leren lopen.
Het lezen van de Bijbel ervoer ik vanaf het begin als overweldigend, al begreep ik er weinig van. Ik was in Genesis begonnen. Door het lezen van de evangeliën werden de dingen me duidelijker. De Heilige Geest heeft me geleid in de openbaring van Gods Woord als een levend Woord.
Bepaalde gedeelten sprongen er voor mij echt uit. „Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven.” „Mijn vrede laat ik U, Mijn vrede geef ik U. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u.” Dit soort teksten raakten me heel diep. Ik ervoer dat God Zelf ze tot mij sprak en dat Hij betrouwbaar is. In het begin was ik angstig dat ook het christelijk geloof een
„Hij ontving me met open armen en stortte Zijn Geest van liefde in me uit, al kon ik dat toen nog niet zo benoemen”
deceptie zou worden. Ik was eerder misleid geweest. Door het lezen van het Woord leerde ik God te vertrouwen. Niet in de eerste plaats vanuit gevoel, waarop new age is gestoeld, maar vanuit weten. Wat hier staat is wáár, ook al voel ik het nu misschien niet.
Dit jaar wil ik de Bijbel van het begin tot het eind lezen, zonder iets over te slaan. Om het Woord nog beter te leren kennen en Jezus ook in het Oude Testament te zien. Daar bid ik om. In het begin vroeg ik voor het Bijbellezen: „Heere, wilt U tot mij spreken door Uw levende Woord?” Nu bid ik steeds vaker: „Wilt U mij duidelijk maken wat U me door dit gedeelte over Uzelf en over de Heere Jezus wilt leren?” Het gaat steeds minder om mij en steeds meer om Hem. Ik moest afleren om te
leven vanuit emoties en het verlangen naar wonderen en tekenen. Het unieke van het Evangelie is dat het heil van een Ander komt. Niet om je werken, maar enkel uit genade.
Valkuilen
In mijn familie heb ik mijn zoektocht altijd vrij open gedeeld. Het gaf wel wat zorgen toen ik vertelde dat ik tot bekering tot het christelijk geloof was gekomen. Ze vroegen zich af: is dit de volgende obsessie? Inmiddels ervaar ik respect en soms zelfs een bepaalde interesse.
Drie maanden na mijn bekering heb ik me laten dopen in de Merwede, door een dierbare kennis. Ik wist nog weinig, had geen kerk, maar verlangde ernaar om gedoopt te worden, zoals ik daarover in de Bijbel las. Vanuit gehoorzaamheid aan het Woord en als een getuigenis naar buiten. Het getuigenis van mijn dood en opstanding in een nieuw leven met Christus. Wellicht zou ik het nu anders doen, maar het was een heel bijzonder moment. Ik kijk enerzijds terug op een heel pure periode, anderzijds op een periode met valkuilen. Als groep van pasgelovigen misten we gewortelde christenen en Bijbelkennis.
In mijn zoektocht naar een gemeente kwam ik na wat omzwervingen in de
Zuiderkapel in Rotterdam terecht. Een Bijbelgetrouwe gemeente met mensen die van huis uit christen waren, maar ook nieuwkomers zoals ik. Daarom voel ik me daar geen buitenbeentje. In het begin werd ik vooral getrokken door het beleven van de gemeenschap met medechristenen. Dat aspect is voor mij nog steeds belangrijk, maar nu geniet ik vooral van de prediking. Onderwijs in het Woord. Vast voedsel. Ik wil nog meer te weten komen over Jezus, het vleesgeworden Woord. Wie in Hem gelooft, ontvangt vergeving van zonden en kan in vrijheid tot de Vader komen. Dat is voor mij de kern van het christelijk geloof.
Ik ga steeds meer mijn zwakheid beleven, maar in mijn zwakheid wordt Jezus steeds groter en sterker. Pas hoorde ik een mooie uitspraak. Op de brede weg heb je de ruimte om je om te keren en terug te gaan. De weg achter Jezus is daarvoor te smal. Hem wil ik volgen. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven.”
Bijbelschool „Sinds het najaar van 2024 zit ik op de Bijbelschool Filadelfia, een tweejarige zaterdagopleiding voor geestelijke en praktische vorming. Vanuit het verlangen naar meer discipelschap: een leerling worden van de Heere Jezus in alle aspecten van mijn leven. Hem leren volgen, niet alleen als mijn Verlosser, maar ook als mijn Herder en Leidsman, de Heer van mijn leven. Van mezelf heb ik behoefte aan autonomie, de drang om mijn eigen weg te gaan.
Van alle vakken vind ik exegese het leerzaamst. Daardoor leer ik de diepte van de Bijbel meer kennen. Dan ontdek je dat het Woord zichzelf verklaart. Als de inhoud van de tekst duidelijk is, volgt de vraag naar de boodschap ervan voor mij en hoe ik die gehoorzaam kan toepassen in mijn leven.
Ja, hoe zie ik de Bijbel? Als Gods liefdesbrief aan de mens, waarin Hij Zijn plan voor het herstel van de relatie tussen Hem en de mens openbaart. De gevallen mens tegenover de heilige God. Hoe kan er tussen die twee verzoening komen? Alleen door de Heere Jezus Christus, God geopenbaard in het vlees. Alles in de Bijbel wijst op Hem en Zijn verlossingswerk aan het kruis, waar Hij onze zonde droeg.
Engelse hymnes
In mijn onderzoek van de Bijbel en zoeken naar de weg die ik moet gaan, heb ik niet alleen steun aan medechristenen, hedendaagse Bijbelleraars en docenten van de Bijbelschool. Ook auteurs uit het verleden geven me onderwijs of inspireren me. Predikers als J.C. Ryle, A.W. Tozer en C.H. Spurgeon. Wijze, gelovige vrouwen zoals Susannah Spurgeon, Corrie ten Boom, Amy Carmichael, Lilias Trotter en niet te vergeten Elisabeth Elliot. Haar levensverhaal, haar omgaan met lijden en oproep tot levensheiliging hebben me diep geraakt. Ik ben ook van de oude Engelse hymnes gaan houden. Die spreken de taal van mijn hart en zijn een expressie van mijn geloof.
Het gaat me te ver om mezelf een gids voor zoekers te noemen. De Heere roept me er wel toe op om dat wat ik uit genade heb mogen leren, door te geven aan anderen. Met vallen en opstaan. Ik wil met hen oplopen om zo te delen wat mijn hart is gaan vervullen. Wat ik tegen hen zeg, verschilt per persoon. Je moet eerst goed luisteren naar hun verhaal om te ontdekken wat ze op dat moment nodig hebben. Als ze ervoor openstaan, leg ik ze de kern van het Evangelie uit. Dat heb ik in het begin gemist. Wat is rechtvaardiging door geloof? Wat is wedergeboorte? Als het Woord recht wordt gesneden, komen alle aspecten ervan naar voren. Redding en oordeel, Gods liefde en Gods heiligheid. Ik ben ervan overtuigd dat de vruchten van de Geest voortvloeien uit de gezonde leer.
Belangrijk is dat je eerlijk bent, ook in wat de Bijbel zegt over de tijd waarin we leven. Die zie ik als de eindtijd. Sommige gedeelten wijzen op een opwekking die er dan zal komen. Anderzijds schrijft Paulus aan Timotheüs dat er juist zware tijden zullen aanbreken, waarin sommigen afvallig worden van het geloof en zich zullen wenden tot misleidende geesten en leringen van demonen. In het duiden van deze tijd is dat wat God zegt veel belangrijker dan mijn mening of verklaring. Het geeft mij enorm veel rust dat ik vanuit Zijn Woord weet hoe het afloopt. Het licht heeft al overwonnen.
Momenteel is er in de westerse wereld absoluut sprake van een herlevende belangstelling voor het christelijk geloof. Of je die een opwekking kunt noemen, weet ik niet. Dat weet God alleen, zoals ook Hij alleen weet of een individuele bekering oprecht is. Ik kan niet in de harten van mensen kijken. Dat is ook niet de bedoeling. Wel mag ik het Evangelie uitdragen. Het is aan God wat Hij daarmee doet, door het werk van Zijn Heilige Geest.
Gebed
Naast het bestuderen van de Bijbel is het gebed voor mij essentieel: de communicatie met God, de aanbidding van Hem, de intieme omgang met Hem. Als die er van mijn kant niet is, merk ik dat ik afdrijf. In het begin was ik in het gebed vooral aan het praten en vragen. Nu probeer ik meer te luisteren naar Gods stem. „Heere, hier ben ik. Ik wil ontvankelijk zijn voor wat U tot mij hebt te zeggen.” Dat is belangrijker dan wat ik tegen Hem zeg.
Vanuit mijn menselijk perspectief kost het me nog wel moeite om te accepteren dat door Jezus echt álles is volbracht. Dat Hij al mijn zonden, al mijn verdriet, mijn pieken en dalen heeft gedragen aan het kruis. Dat alles me volledig is vergeven, ook als ik het niet voel. Net als elk mens ben ik gewend aan voorwaardelijke liefde. Je moet er wat voor doen. De onvoorwaardelijke liefde van God in Zijn Zoon kan ik niet altijd bevatten.
„Vanuit mijn menselijk perspectief kost het me nog wel moeite om te accepteren dat door Jezus echt álles is volbracht”
Vaak voel ik me niet een geheiligd en gereinigd kind van God, maar heel onheilig en onrein. Daar heb ik dagelijks mee te worstelen. Steeds opnieuw moet ik leren dat mijn gevoel er niet toe doet. Het Woord staat boven mijn emoties en óók boven mijn ratio. Als ik de genade niet snap, mag ik nog steeds weten dat wat God heeft geschreven, waar is.”
rd.nl/2-artikelen-gratis
Reformatorische kerken kijken soms met argusogen naar Stichting Geloofstoerusting. Die zou jongeren losweken van hun gemeente. Dat beeld klopt niet, denkt jeugdwerkadviseur en theologiestudent Niek Bakker.
Bakker (35) is door zijn werk bij het Interkerkelijk Kenniscentrum (IKC) nauw betrokken bij activiteiten voor kerkelijke jongeren. Die staan centraal in Bakkers bachelorscriptie theologie die hij schreef aan de Evangelische Theologische Faculteit Leuven. Vorige week studeerde hij daar af.
Bakker onderzocht hoe het bezoeken van de avonden van Geloofstoerusting van invloed is op de binding die jongeren ervaren met hun eigen gemeente.
Daarvoor deed hij literatuurstudie en nam hij een enquête af bij Geloofstoerustingbezoekers. Ook deed hij vijf diepte-interviews bij jongeren tussen de 21 en 24 jaar uit reformatorische kerken die regelmatig avonden bezoeken van de interkerkelijke stichting uit 2012. Die wil door middel van internet, bijeenkomsten en boeken christelijke jongeren toerusten.
Onder andere Dietrich Bonhoeffer was een trigger voor Bakkers onderzoek.
De Duitse theoloog was kritisch over „bijeenkomsten van korte duur in een conferentieoord. Niets is gemakkelijker dan in een paar dagen een „gemeenschapsroes” te laten ontstaan”, terwijl daar „niet sterk het dagelijkse leven met alle eisen aan de werkende mens naar voren komt”.
Bakker, lid van de gereformeerde gemeente te Dordrecht, denkt dat dit gevaar niet hoeft te gelden voor Geloofstoerusting. „Bonhoeffer schreef in
Jeugdwerkadviseur Niek Bakker. beeld Cees van der Wal
een andere tijd. In onze postmoderne cultuur zijn er meer instanties die de identiteit van jongeren vormen. De reformatorische zuil is geperforeerd geraakt, zegt dr. C.S.L. Janse. Kerken zijn dus niet meer als vanzelf de meest gezaghebbende instantie. Ze moeten zich daartoe verhouden en niet doen alsof een verzuilde vorming dé norm is.”
Kerken bewaken graag hun identiteit. Geloofstoerusting, die zich buiten verzuilde structuren bevindt, is dan toch júíst een risico voor kerken in een postmoderne tijd?
„Dan bestempel je het gelijk als een gevaar. De jongeren die ik sprak, snappen het best als de kerk het niet zo leuk vindt dat ze naar Geloofstoerusting gaan. Maar ze knappen er op af als de kerk daar lelijk over doet, zonder dat er een goed eigen verhaal tegenover staat. Dat was de rode draad in mijn interviews.”
Vier van de vijf jongeren die u interviewde, zijn van kerk veranderd. Toch stelt u dat Geloofstoerusting daar niet voor heeft gezorgd.
„Bij geen van mijn respondenten zorgde Geloofstoerusting voor grote
koerswijzigingen in hun denken. Wel kunnen zulke jongerenavonden een ontwikkeling versterken. Jongeren zeiden dat Geloofstoerusting woorden gaf aan wat ze al ervoeren. In enkele gevallen waren de jongeren al kerkelijk overgestapt vóór ze bij Geloofstoerusting belandden.”
Geloofstoerusting kan de vervreemding van jongeren van hun kerk dus wel versterken. Het is toch logisch dat kerken dat vervelend vinden?
„Als kerken dan pas aandacht krijgen voor de identiteitsvorming van hun jongeren, hebben ze voor die tijd te weinig gedaan om hun antwoorden te geven op hun vragen. Kerken hebben veel krediet bij jongeren. Die zeggen: we schoppen wel, niet om weg te gaan, maar omdat we antwoorden willen. Voordat ze de stap zetten om te vertrekken, is er echt al heel wat gepasseerd in hun ontwikkeling.”
Sprekers bij Geloofstoerusting uiten soms stevige kritiek op reformatorische kerken. Ze kunnen er ook voor kiezen jongeren te stimuleren bij hun kerk te blijven.
„Het is inderdaad zo dat Geloofstoerusting zich bewust mengt in vorming en beïnvloeding van jongeren. De manier waarop ze dat doet, viel buiten mijn onderzoek; ik ging alleen na hoe de avonden door de door mij geïnterviewde jongeren worden beleefd. Hun beeld is niet dat Geloofstoerusting hen wil losweken, integendeel. De stichting hamert op de inhoud en ja, als die in jouw kerk ontbreekt, dan is de boodschap natuurlijk wel dat er dan iets mis is.”
Dat jongeren van de kerk vervreemden, komt dus vooral door de kerk zelf, zegt u?
„Ja. Ik sprak een jongen uit de Gereformeerde Gemeenten die regelmatig de hersteld hervormde gemeente van zijn opa en oma bezocht. Zijn predikant liet
zich denigrerend uit over predikanten in onder meer de Hersteld Hervormde Kerk (HHK). Die jongen dacht: ik herken niet wat u zegt, waarom doet u zo lelijk? Hij haakte af en vertrok naar de HHK. Het is goed om als kerk ergens voor te staan, maar dat wil niet zeggen dat je keuzes van andere kerken daarom moet afkraken.”
Wat adviseert u kerken die jongeren in een postmoderne tijd aan zich willen binden?
„Eén: heb een sterk verhaal. Je keuzes, bijvoorbeeld in liturgie of Bijbelvertaling, moeten onderbouwd en doorleefd zijn. Jongeren zeiden: we vinden het logisch dat er in onze kerk alleen uit de psalmberijming van 1773 en bij het orgel wordt gezongen. Maar waarom merken we dan niet dat ze er echt blij van worden?
Twee: reformatorische jongeren krijgen vaak te weinig eigenaarschap en vertrouwen in hun vormingsproces. Geef ze een bepaalde vrijheid, waardoor ze echt zelf hun keuzes maken. Luister naar hun inbreng en laat het gesprek gelijkwaardig zijn.”
U sprak vijf jongeren. Is dat voldoende representatief?
„Voor een bachelorscriptie zat er méér niet in. Maar ik heb de jongeren wel gericht geselecteerd. Daarnaast was mijn doel om het vormingsproces van jongeren in de diepte te begrijpen. Een vervolgonderzoek zou voor meer afspiegeling kunnen zorgen. Bovendien zou ik graag nog onderzoeken hoe en waarom predikanten op de preekstoel kritiek uiten op Geloofstoerusting en de invloed daarvan op jongeren.”
„Kerken hebben veel krediet bij jongeren”
terug naar de kerk: „De wereld is niet zo mooi als hij eruit ziet”
Verhalen van mensen die de kerk de rug toekeren zijn er genoeg. Minder bekend zijn de ervaringen van mensen die de omgekeerde beweging maakten. Willem Visser, Matthijs Bax en Jesse Spaan verlieten de kerk, maar kwamen terug op hun besluit.
Op zoek naar een kerk door luiden van klok
Naam:Willem Visser (72)
Woonplaats: Ridderkerk - Slikkerveer
Kerk: gereformeerde gemeente Ridderkerk-Slikkerveer
„De media publiceren regelmatig verhalen van mensen die de kerk de rug hebben toegekeerd en daar opgelucht over zijn. Aangrijpend, vind
ik. Ik heb de omgekeerde beweging gemaakt en ben daar God nog elke dag dankbaar voor.
Ik groeide op in een groot gezin in Rotterdam-Zuid dat lid was van de Gereformeerde Gemeenten. Later gingen wij over naar de christelijke
gereformeerde kerk in Sliedrecht. Mijn moeder ging echter nooit naar de kerk en mijn vader heel onregelmatig. Hij had altijd kritiek op predikanten.
Toen ik 18 jaar was, kreeg ik verkering met een meisje dat bij ons in de kruidenierszaak werkte. Ze was zeven jaar ouder dan ik en praktiserend rooms-katholiek. Mijn ouders hadden geen goed woord over voor onze relatie en haalden alles uit de kast om mij ertoe te bewegen het uit te maken. Ze beloofden mij zelfs een auto.
Mijn vriendin raakte zwanger en we moesten trouwen. Toen ik dat vertelde tegen de christelijke gereformeerde predikant bij wie ik op belijdeniscatechisatie zat, werd hij erg boos. Ik was niet meer welkom. Ook mijn ouders waren woedend. Ze wezen mij de deur. Tot ons huwelijk trok ik daarom bij mijn schoonouders in.
Na het doen van belijdenis was ik nog een halfjaar lid van de gereformeerde gemeente in Rotterdam-Zuid, maar ik voelde me er niet thuis. Familieleden keken mij met de nek aan. Niemand van hen kwam op
mijn bruiloft, ook mijn ouders niet. Dat deed mij en mijn vrouw erg veel pijn en het versterkte onze negatieve houding tegenover de kerk.
De jaren daarna ging ik mijn eigen weg. De zondag veranderde in een dag van ontspanning. We vierden verjaardagen, gingen een eindje rijden, naar de bioscoop of naar een voetbalwedstrijd. Ik geloofde nog wel in God, maar ik las nooit meer uit de Bijbel. Ik had er nog wel één in huis, maar die lag in de kelder.
Op mijn 63e kreeg ik drie keer een hartinfarct. De cardioloog vertelde mij na de derde dat het kantje boord was geweest. Toen flitste mijn hele leven aan mij voorbij. Ik voelde mij schuldig tegenover God, maar ik durfde niet naar Hem terug te gaan. Het kan voor mij niet meer, dacht ik.
Kort daarna verhuisden mijn vrouw en ik van Rotterdam naar Ridderkerk-Slikkerveer. Op een zondag hoorden we kerkklokken luiden. Ik ging op onderzoek uit en zag gezinnetjes lopen die er net zo uitzagen als in mijn jeugd. Ik was jaloers op hen en verlangde ernaar om ook weer naar de kerk te gaan, maar de drempel was voor mij te hoog.
In coronatijd kwam ik erachter dat de gereformeerde gemeente in Ridderkerk-Slikkerveer haar diensten uitzond via internet. Zo beluisterde ik op een zondag voor het eerst weer een kerkdienst. Het ging over Job op de mesthoop die in al zijn lijden tot God riep. Zo voelde ik mij ook.
Na de coronatijd vroeg ik via de website van de gemeente of ik een kerkdienst bij mocht wonen. Diezelfde avond kwam er al reactie: Natuurlijk, welkom! Dat bemoedigde me.
Op een woensdagavond trok ik de stoute schoenen aan en ging ik voor het eerst in veertig jaar weer
„Ik voelde mij schuldig tegenover God, maar ik durfde niet naar Hem terug te gaan”
naar de kerk. Wat gespannen was ik. Onwennig ging ik op de achterste rij zitten. De koster bracht mij een Bijbeltje. Even later kwam er iemand naast mij zitten die mij hielp met het opzoeken van psalmen en Bijbelgedeelten. Later bleek dit evangelist Jakko Hakkenberg te zijn, met wie ik nu goed contact heb.
Na die keer durfde ik ook op zondag te gaan. Elke week, en al snel verlangde ik ernaar om ook de tweede kerkdienst te bezoeken. Mijn vrouw was daar echter niet blij mee. De spanningen liepen op in ons huwelijk, zodanig dat ik bang was dat ze bij me weg zou gaan. Na een goed gesprek kwam dit gelukkig goed. Ze had niets tegen de kerk, maar wel tegen de kerkmensen die ons zo veel verdriet hebben gedaan.
Sinds die tijd legde ze elke zondagochtend mijn Bijbeltje, geld en een rol snoep voor me klaar, hoewel ze snoepen in de kerk maar een rare gewoonte vond. Helaas is ze drie jaar geleden overleden. Hoewel ze zelf nooit naar de kerk is geweest, geloofde ze wel in God.
Na de dood van mijn vrouw ging bij mij de rem eraf. Ik ga nu twee keer per zondag naar de kerk, volg een Bijbelcursus, zit op een Bijbelkring en op een christelijk zangkoor. Ik voel me thuis in de gemeente. De mensen zijn er erg betrokken op elkaar. Als ik iets niet begrijp, kan ik terecht bij een oud-ouderling hier in de buurt.
Het meest blij ben ik dat de zondag weer zondag is. Ik dacht altijd dat ik gelukkig was toen ik kon doen wat ik wilde, maar het waren maar
Naam: Matthijs Bax (49)
Woonplaats: Nijkerk
Kerk: hervormde gemeente (in de PKN) in Nijkerk
lege, nutteloze zondagen. Nu ga ik op zondag naar de kerk en houd ik me bezig met het onderzoek van de Bijbel. Ik lees momenteel vier verschillende boekjes met Bijbelstudies.
Tegen de jeugd van nu wil ik zeggen: Verlaat de kerk alsjeblieft niet. Je gaat je ongeluk tegemoet. De wereld is niet zo mooi als hij eruitziet. Hij zit vol bedrog, overspel, haat en nijd. Uiteindelijk sta je met lege handen. Het kerkleven is het echte leven.
Op zondag ga ik uit de kerk vaak mee met een gezin uit de gemeente. Het kan me ontroeren hoe ze met elkaar na het eten uit de Bijbel lezen en een psalm zingen. Wat heb ik veel gemist, denk ik dan. Wat is mijn leven toch leeg geweest.”
Matthijs Bax (49) uit Nijkerk keerde terug naar de kerk. beeld RD, Anton Dommerholt
„Ik ben opgegroeid in een hervormd gezin. Aan mijn jeugd bewaar ik goede herinneringen. We praatten open over het geloof en geestelijke zaken. Hoewel ik niet bekeerd was, was ik een serieuze jongen. Ik las uit de Bijbel, bad, ging naar de kerk, catechisatie en de jeugdvereniging en deed belijdenis des geloofs in de hervormde gemeente in Nijkerk.
Op de agrarische school in Barneveld kreeg ik andere vrienden, niet allemaal reformatorisch. Op een reünie van mijn middelbare school, de Jacobus Fruytier in Apeldoorn, voelde ik een scheiding tussen mijn oude en mijn nieuwe leven. Mijn vroegere klasgenoten kwamen daar aan met vrouw en kinderwagen. Hier hoor ik niet bij, dacht ik.
Nadat ik in Nijkerk op mijzelf was gaan wonen, verslapte de kerkgang. Ik sloeg weleens een dienst over, deed dat steeds vaker en zo gleed ik af. In plaats van naar de kerk te gaan, ging ik politiehonden trainen. Dat was een grote hobby van me. In het begin sprak mijn geweten nog, maar mijn nieuwe leven wende snel.
Dat veranderde toen mijn vriendin Geralien, met wie ik later ben getrouwd, zwanger raakte. We woonden toen een aantal jaren samen. Ik was 35 en leefde een zorgeloos leventje. Ik maakte plezier en deed waar ik zin in had. En toen moest ik opeens een kind opvoeden. Kan ik dat wel, vroeg ik me af. Naar de kerk gingen we allebei al jaren niet meer.
We besloten te trouwen en onze zoon Sike werd geboren. Ik wilde hem leren bidden en Bijbellezen, maar ik vond het lastig om daarmee
te beginnen. Tegenover God heb ik er een potje van gemaakt, besefte ik. Ik voelde me zondig en hoopte dat God mij wilde vergeven.
De overtuiging groeide dat ik terug moest keren naar de kerk. Ik stopte met de hondensport op zondag. Dat vond ik niet moeilijk, want ik wilde het gewoon niet meer. Ik probeerde mij op te knappen en goed te leven. Maar ik heb moeten leren dat dat nooit zal lukken. Niet één week, zelfs niet één dag. Er is er Eén Die dat heeft gedaan en op Zijn werk moeten we vertrouwen. Dat is het geheim van genade.
Mijn eerste dienst vond ik heel emotioneel. Het voelde alsof ik niet was weggeweest. Alle mensen die ik kende, zaten er nog. Een gemeentelid zei tegen mij: „Ik vind het zo fijn om jou weer in de kerk te zien.” Dat raakte mij.
Een paar jaar geleden deed ik openbare schuldbelijdenis. Dat wilde ik zelf graag. In een gesprek met onze predikant en een wijkouderling beleed ik mijn zonden over onder andere het samenwonen en de zondagsontheiliging. De kerkenraad schreef er een stukje over en plaatste dat in het kerkblad.
„Het voelde in de kerk alsof ik niet was weggeweest”
Daarna gingen we weer trouw naar de kerk. Eerst één keer per zondag, maar algauw twee keer. Toen mijn zoon anderhalf jaar oud was, lieten we hem dopen.
Wat het geloof betreft, heb ik mijn twijfels en worstelingen. In de prediking hoor ik dat er voor de allerslechtste genade is. Bij momenten geloof ik dat dit ook voor mij geldt, maar ik vind het moeilijk om dit toe te eigenen.
Aan mijn drie kinderen wil ik meegeven: Blijf dicht bij God. Ik praat regelmatig met hen over het geloof en probeer een goede band met hen op te bouwen. Ik kan ze niet beschermen voor gevaren en verleidingen. Uiteindelijk ligt alles vast en is er Eén Die hen in Zijn hand heeft.”
„Ik begrijp nu beter wat genade inhoudt”
Naam: Jesse Spaan (22)
Woonplaats: Nunspeet
Kerk: christelijk gereformeerde kerk Nunspeet
Jesse Spaan (22) uit Nunspeet keerde terug naar de kerk.
„Als kind had ik veel vragen over het geloof. Ik vroeg me al jong af hoe het zat met de hel en de dood. Hoewel ik op school en van mijn ouders hoorde dat God liefdevol en vergevend is, landde dat niet. Ik was bang om dingen verkeerd te doen en voelde me vaak angstig als ik aan God dacht. Hoe God de zonden vergeeft, begreep ik nooit goed.
Op de middelbare school begon ik te schoppen tegen het christelijk geloof. Niet tegen God, maar vooral tegen de regeltjes. Ik werd grover in mijn taalgebruik en luisterde naar muziek waar mijn ouders niet achterstonden.
Ik ontdekte gospelmuziek, maar ook dat konden zij niet waarderen. Als ik vroeg waarom ik een bepaald lied niet mocht luisteren, kreeg ik geen antwoord vanuit de Bijbel. Het was in mijn ogen vooral de persoonlijke overtuiging van mijn ouders. De
discussies leidden ertoe dat ik nog opstandiger werd en mijn eigen zin deed.
Op het mbo, waar ik een opleiding tot signmaker (reclameontwerper) deed, liep ik vast. Ik voelde me onzeker, omdat ik in het verleden ben gepest. Het lukte me niet goed om het schoolwerk te plannen en overzicht te creëren. Steun aan het geloof had ik niet echt. Ik voelde me daarin vooral gevangen, omdat ik geen antwoord kreeg op mijn vragen. Ik had het gevoel dat ik faalde, omdat het mij niet lukte om aan de verwachtingen van mijn ouders en anderen te voldoen.
Op mijn 17e kreeg ik een relatie met een meisje dat ik leerde kennen via mijn bijbaantje bij de Lidl. Leoni is christelijk opgevoed, maar ze ging niet naar de kerk.
Gaandeweg kwam ik ook steeds minder vaak in de kerk, hoewel mijn vriendin mij stimuleerde om niet op te geven. Op een gegeven moment ging ik helemaal niet meer. Het geloof was voor mij een moeten en niet iets van mezelf. Ik was het zat, het voelde te beperkend. Ik stopte ook met Bijbellezen en bidden.
Dat hield ik meer dan een jaar vol. Op een familievakantie in Frankrijk kwam er bij mij een omkeerpunt. Ons gezin luisterde op zondag aan tafel via internet een preek van onze thuisgemeente. De woorden raakten mij. Ik voelde dat God be-
„Het geloof was voor mij een moeten en niet iets
van mezelf”
staat en wilde naar Hem op zoek. Die periode daarna ging ik op onderzoek uit wat het geloof voor mij persoonlijk betekent. Ik beluisterde preken van verschillende predikanten. Een gesprek met onze predikant, ds. Buijs, loste veel vragen bij mij op. Ik begon beter te begrijpen wat genade inhield. Langzamerhand kreeg ik voor mezelf meer zekerheid. Hoewel ik het nog moeilijk vind om tot God te gaan vanwege mijn zonden, weet ik dat Hij genadig is en Hij me wil vergeven. Ik geloof dat de Heere Jezus ook mijn Redder is.
In grote lijnen ben ik niet afgeweken van wat ik van mijn ouders heb geleerd, alleen voelt het geloof nu als iets van mijzelf. Op zondag probeer ik twee keer naar de kerk te gaan, hoewel dat niet altijd lukt. Het mooie is dat Leoni vaak met mij mee wil. Ze heeft haar eigen Bijbel en als we met z’n tweeën zijn, bidden we samen. Niet alleen ik ben teruggekeerd tot God, maar ook zij. Dat vind ik mooi om te zien.”
rd.nl/2-artikelen-gratis