Verrekijkerbieb - Leerjaar 2 - Kijker 6 - Thema 3 - N1 - Boontje Helaba

Page 1


Boontje Helaba

Kristien Dieltiens

Boontje Helaba

Nelle en Teun woonden in een huisje dicht bij een bos.

Ze hadden alles om gelukkig te zijn.

De koe gaf iedere dag melk.

De kippen legden trouw hun ei.

In de moestuin groeiden er vele soorten groenten.

En de boom droeg iedere herfst volle, rode appels.

Teun was een goede timmerman.

Hij verdiende net genoeg.

Het beste kon hij houten wiegjes maken.

Nelle naaide met fijne steekjes het hemeltje1 voor de wieg.

Iedereen wilde graag een wieg van Teun en Nelle.

Teun en Nelle wilden zelf graag een kindje hebben.

Maar hun wens kwam niet uit.

Ieder jaar werden ze ouder en grijzer.

De kinderwens bleef door hun hoofd spoken2 .

Op een dag wilde Nelle bonensoep maken.

Daar hield Teun zo van.

Ze haalde de boontjes uit de kom.

Een boon was heel wat groter dan de andere bonen.

‘Had ik maar een zoon.

Zo mooi als deze boon,’ zei ze.

Haar woorden waren nog niet koud of daar gebeurde het.

Uit de boon groeiden kleine armpjes en beentjes. Er groeide een hoofdje en een kontje.

Het kreeg zelfs een piepklein piemeltje.

Uit de kleine mond klonk een stemmetje.

‘Hier ben ik!’

Twee bruine oogjes keken haar aan.

Ze waren niet groter dan een kruimel.

Nelle keek met open mond naar het ventje.

‘Helaba! Waar kom jij vandaan?’ sprak ze verbaasd.

‘Ik ben uw zoontje,’ zei het boontje.

‘En Helaba vind ik een mooie naam!’

‘Ben jij echt mijn kind?’ vroeg ze.

Hij knikte en wees naar zijn blote lijfje.

‘Ik heb het wel koud zo in mijn blootje.’

‘Natuurlijk!’ sprak Nelle haastig.

‘Ik maak nu direct kleertjes voor jou.’

Heel voorzichtig zette ze haar zoontje neer.

Met hele kleine steekjes naaide ze de kleertjes.

Wat was ze trots toen alles precies paste.

Geen enkel boontje was ooit beter gekleed!

In de schelp van een okkernoot maakte ze een bedje.

Een plukje wol werd het matrasje, en een donzen veer werd de deken.

Helaba kroop erin en zuchtte tevreden.

Nelle wiegde hem met haar vinger.

‘Nu heb ik honger en dorst,’ zei hij.

Hij klom uit de wieg.

Nelle goot melk in een vingerhoed.

En in het dopje van een eikel deed ze wat pap.

Helaba at en dronk alles in een keer op.

Nelle bakte terwijl een visje in de pan.

En smeerde een paar dikke sneden brood.

Ze legde alles in een mand en wilde vertrekken.

‘Moeder, waar gaat u naartoe?’ vroeg de jongen.

Hij likte vlug nog wat kruimels van de tafel.

‘Ik ga eten naar je vader brengen,’ sprak Nelle.

‘Laat mij dat doen,’ riep Helaba.

‘Daar ben jij te klein voor,’ sprak Nelle.

Helaba schudde zijn hoofdje.

‘Ook al ben ik klein, ik ben heel erg sterk.

Waar kan ik mijn vader vinden?’

‘Je vader is in het bos hout aan het hakken.’

Nelle bekeek haar zoon van top tot teen.

Zo klein was hij!

Iedereen kon hem zo plattrappen op de weg.

‘Jij hebt iets nodig,’ zei ze beslist.

‘Ik wil niet dat jou iets overkomt!’

Ze nam een naald uit haar naaikist.

En stak een draadje door het gaatje.

‘Hier, neem dit mee.

Je kunt hem als een sabeltje3 gebruiken.’

Ze naaide een gordeltje waarin de speld veilig zat.

De kleine jongen maakte de gordel vast.

En stapte naar de vaas op tafel.

Daar bekeek hij zich in het spiegelend glas.

Wat leek hij groot en sterk!

‘Ik lijk wel een ridder!’ zei hij trots.

‘Dat ben je ook, boontje, mijn zoontje,’ zei Nelle.

Helaba zwaaide nog een keer en vertrok.

De mand trok hij met zich mee.

Al fluitend huppelde hij op de landweg.

De mand hobbelde achter hem aan.

Op een grote steen zat een bedelaar.

‘Waarom kijk jij zo treurig, opa?’ vroeg Helaba.

De oude man antwoordde: ‘Ik heb zo’n honger.

Sinds gisteren heb ik geen hap meer gegeten.’

Helaba zette de mand op de grond.

‘Ik heb wat voor je.

Eet hiervan en je kunt weer lachen!’

Dat liet de bedelaar zich geen twee keer zeggen.

Hij smulde van de vis en het brood.

En hij glimlachte naar Helaba.

Het kleine ventje vertrok met de lege mand.

‘Helaba! Waar ga je naartoe?’ riep de bedelaar.

‘Meer vis en brood halen!’ riep de jongen.

Maar zo ver geraakte hij niet.

Drie rovers zagen het kleine ventje op de weg.

De grootste sprak: ‘Dit ventje is van ons!

Hij is goud waard.

Met hem krijgen we iedere deur open.

Hij past in ieder sleutelgat.’

De rover nam de jongen met twee vingers vast.

‘Helaba! Wil jij ons helpen?’

‘Omdat je het zo vriendelijk vraagt,’ lachte Helaba.

‘Wat willen jullie dat ik doe?’

‘Gewoon maar door een gaatje kruipen,’ zei de rover.

‘O, als het dat maar is!’ zei Helaba.

De rover zette hem op de rand van zijn hoed.

En zo stapten ze verder.

Helaba had een prachtig uitzicht.

Hij moest zich aan de rand van de hoed stevig vasthouden.

De rovers slopen langs een muur.

‘Hier moeten we zijn,’ fluisterde een rover.

Hij wees een groot huis aan.

‘Daar kunnen we onze slag slaan4!’

Helaba begreep er niets van.

‘In welk gaatje moet ik kruipen?’ vroeg hij.

‘Jij moet door het sleutelgat,’ zei de rover.

‘Als je binnen bent, open je de deur.

Dan kunnen wij de schatten naar buiten dragen.’

Toen begreep de jongen dat het rovers waren.

Vlug wipte hij van de hoed naar de muur.

De inbrekers merkten niet dat het ventje weg was.

Helaba stond te trillen op zijn beentjes.

Geen hoed meer om zich aan vast te houden.

Maar hij was aan de rovers ontsnapt.

Opeens werd hij opgetild door de wind.

‘Helaba! Waar breng je me naartoe?’

De wind nam hem mee tot hoog in de lucht.

Als ik nu val, ben ik dood, dacht hij.

Gelukkig vloog daar net een meeuw.

Helaba kon een veer te pakken krijgen.

‘Blijf van mijn veren af,’ krijste de meeuw.

Maar Helaba loste niet.

De meeuw probeerde de jongen te pikken.

De veer loste.

Helaba dwarrelde zacht naar beneden.

Ploef! Hij landde in een frisgroene weide.

Overal stonden er koeien te grazen.

Helaba stond op en klopte het vuil van zijn broekje.

Te laat zag hij de kop van de koe.

En de lange tong.

Hij had de tijd niet meer om weg te springen.

Slok!

De jongen voelde de vochtige5 lap vlees.

En hij zag het begin van een tunnel.

Opeens werd alles donker.

Het leek wel alsof hij op een glijbaan zat.

Een hele hoge glijbaan met veel kronkels en bulten.

Plof!

Hij viel op een zacht en vochtig kussen.

Toen wist hij dat hij in de maag van een koe was aanbeland.

Hij hielde zich doodstil en luisterde.

In de maag stommelde en rommelde het.

Alsof er onweer op komst was.

Maar hij hoorde ook een ander geluid.

‘Kom hier koetje, dat ik je melk!’

Een meisje zette het krukje bij de koe.

Onder de uier zette ze een emmer.

Ze had nog maar net de spenen van de uier vast, of ze hoorde een stemmetje.

‘Laat me vrij! Laat me vrij!’

‘Helaba, wat is dat!’ riep ze verschrikt.

Op haar klompen liep ze snel naar haar moeder.

‘Moeder, moeder! De koe roept dat ze vrij wil zijn!’

‘Kom hier dat ik het doe!’ riep de boerin boos.

‘We zullen de koe eens een lesje leren!’

Ze zette zich op de kruk bij de koe.

En weer begon de jongen te roepen.

‘Laat me vrij! Laat me vrij!’

De boerin gaf de koe een klap op haar grote kont.

De koe stampte terug met een achterpoot.

De emmer rolde in het gras.

Geschrokken vluchtte de boerin de stal uit.

Ze vertelde de boer wat er aan de hand was.

‘Jij moet dat stomme beest melken!’ zei ze.

Helaba zat nog steeds vast in de maag.

Hij begon zijn geduld te verliezen.

Toen hij de boer hoorde, riep hij:

‘Hou op, domkop! Bevrijd me dan toch!’

Domkop?

Nog nooit had iemand domkop tegen de boer gezegd.

‘Ik zal je eens bevrijden!’ riep de man woedend.

Nog diezelfde dag werd de koe geslacht.

Het vlees werd in kuipen met ijs gelegd.

De maag werd in de greppel6 gegooid.

Net toen kwam de oude bedelaar voorbij.

Hij zag de verse maag liggen.

Daar kan ik een soepje van koken, dacht hij.

Hij stak de maag in zijn rugzak en liep verder.

Wat een geluk heb ik vandaag! dacht hij.

Eerst de vis en het brood, dankzij dat kleine ventje.

En nu een heerlijke maag van een koe.

De man wist niet wie er in de maag stak.

‘Laat me vrij!’ klonk het in de rugzak.

De bedelaar hoorde het niet.

Hij floot een vrolijk deuntje.

Wat een prachtige dag was het vandaag!

Helaba had er schoon genoeg van.

Hij was moe van het roepen.

Was er dan echt niemand die naar hem wilde luisteren?

Hij moest het anders aanpakken.

Wie niet luisteren wil, moet voelen, dacht hij.

Hij trok de speld uit zijn gordel.

En stak deze door de maagwand.

De scherpe punt prikte in de schouder van de man.

‘Au!’ riep de bedelaar en hij klopte op zijn eigen schouder.

‘Stomme wesp! Maak dat je wegkomt!’

Hij hing de rugzak aan zijn andere schouder.

‘Au!’ riep hij. Weer een prik.

Helaba wilde de bedelaar niet pijn doen.

Alleen maar een prikje geven.

Om hem te laten weten dat hij in de maag zat.

De bedelaar had er schoon genoeg van.

Hij wierp de rugzak op de grond.

Hij moest weten waar die prikken vandaan kwamen.

Hij schudde de maag uit de zak.

Met zijn mes sneed hij de maag open.

Er kwam een klein bolletje uit gerold.

En hopla, daar stond Helaba weer op zijn voetjes.

De bedelaar herkende meteen het kleine ventje.

Hij nam Helaba in zijn handpalm.

Verbaasd riep hij: ‘Wat is de wereld toch klein!

We komen elkaar alweer tegen.

Jij brengt geluk in mijn leven.

Boontje komt om zijn loontje.

Wat kan ik voor je doen?’

‘Breng me terug naar mijn moeder!’ zei Helaba.

Dat deed de bedelaar.

Zodra Helaba thuis was, nam de moeder haar

zoon in haar hand.

‘Ik was zo ongerust,’ zei ze.

‘Ik heb honger,’ zei Helaba.

‘Komt in orde,’ zei Nelle blij.

Bonensoep wilde hij niet.

Maar van de rijstpap at hij zijn buikje vol.

Daarna kroop Helaba in zijn notenwieg en sliep.

De bedelaar kreeg twee borden bonensoep.

Toen kwam vader Teun naar huis.

Verbaasd keek hij naar het ventje in de wieg.

‘Helaba, wat is dat?’

‘Dat is jouw zoon,’ zei Nelle trots.

Teun kreeg geen woord uit zijn keel, zo blij was hij.

‘Het speelt geen rol hoe mijn zoon eruitziet.

Als hij maar gezond is.’

‘Nu is ons geluk compleet,’ zei Nelle.

Samen wiegden ze de noot.

Woorduitleg

1 hemeltje (van een wiegje) = afdakje

2 het blijft door je hoofd spoken = je blijft erover nadenken

3 sabeltje = klein zwaardje

4 een slag slaan = iets doen op het juiste moment

5 vochtig = nat

6 greppel = gleuf in de grond

Nelle en Teun hebben alles om gelukkig te zijn.

Maar een kindje zou hen nog gelukkiger maken. Op een dag komt hun wens uit.

Toch is er iets heel speciaals met het kindje …

Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 2.

ISBN 978 90 486 2281 8

Bestelnummer 60 1021 197

KB D/2015/0147/337

NUR 191

Illustraties: Kristien Dieltiens

Verantwoordelijke uitgever die Keure

Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge

RPR 0405 108 325

© Copyright die Keure, Brugge

9 789048 622818

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Verrekijkerbieb - Leerjaar 2 - Kijker 6 - Thema 3 - N1 - Boontje Helaba by die Keure - Issuu