

Handig rekenen
1.1 De optelling
Voor de middag fietst Aza 34 km en na de middag nog 18 km.
Aza heeft km gefietst.
34 + 18 = 52
34 en 18 zijn de termen
• Splitsen
de som
Splits de tweede term. 5 2
Voorbeeld: 35 + 7 = 40 + 2 = 42
Reken uit.
Voorbeeld: 37 + 58 = 87 + 8 = 95
Je mag tussenstappen noteren zoals in het voorbeeld.


















• Soort bij soort
Voorbeeld: 213 + 735 = 900 + 40 + 8 = 948
Reken uit.
Je telt de H op bij de H.
Je telt de T op bij de T.
Je telt de E op bij de E.
Je mag de tussenstappen noteren zoals in het voorbeeld.
26 + 22 =
246 + 523 =
347 + 372 =
483 + 47 =
265 + 582 =
• Wat doen we met de nullen?
Voorbeeld: 4 000 + 5 000 = 9 000
Reken uit: 5 + 4 = 9
Zet de nullen er terug achter.
Voorbeeld: 7 000 + 1 300 = 8 300
Reken uit: 70 + 13 = 83 Zet er de nullen er terug achter.
+ 39 =
+ 234 =
+ 561 =

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
+ 397 =
Denk de nullen weg. (evenveel nullen!)
Reken uit. Zet de nullen er terug bij.
Reken uit.
500 + 700 =
6 000 + 2 000 =
3
+
= 5
= 4
1.2 De af trekking
Maité koopt een T-shirt van € 54.
Febe koopt een T-shirt dat 16 euro goedkoper is.
Hoeveel kost het T-shirt van Febe?
54 – 16 = 38
54 en 16 zijn de termen
• Splitsen
het verschil
Splits de tweede term.
Voorbeeld: 35 – 7 = 30 – 2 = 28
Reken uit.
Je mag tussenstappen noteren zoals in het voorbeeld.
5 2 50 3
Voorbeeld: 87 – 53 = 37 – 3 = 34
Reken uit.
Je mag tussenstappen noteren zoals in het voorbeeld. 96 – 23 = 69 – 46 =

• Wat doen we met de nullen?
Voorbeeld: 8 000 – 5 000 = 3 000
Reken uit: 8 – 5 = 3
Zet de nullen er terug achter.
Voorbeeld: 6 000 – 2 200 = 3 800
Reken uit: 60 – 22 = 38
Zet de nullen er terug achter.
1 Reken uit.
900 – 600 =
– 4
=
2 Los de rekenpiramide op.
Denk de nullen weg. (evenveel nullen!)
Reken uit.
Zet de nullen er terug bij. 5 + 3 = 8 4 + 2 = 6
Elke steen is de som van de twee stenen die eronder liggen. 53842
3 Denk logisch na en los de puzzel op.
Elke steen is de som van de twee stenen die eronder liggen.
4 + ? = 12
1.3 De vermenigvuldiging
Paulien heeft 7 briefjes van € 50.
Dit is samen € .
product 7 en 50 zijn de factoren
• De maaltafels
Het is handig als je de maaltafels kent.

• Keer
Voorbeeld: 4 keer 5 = 4 x 5 = 20
Mia weegt 31 kg. Haar broer is 3 keer zwaarder.
Haar broer weegt .
Een fles wijn kost in de winkel € 8. In een restaurant kost de fles 4 keer zoveel.
In het restaurant kost de fles .
• Schrijf gemakkelijker als een vermenigvuldiging
Voorbeeld: 3 + 3 + 3 + 3 +3 = 5 x 3 = 15
1 Schrijf als een vermenigvuldiging en reken uit.
6 + 6 + 6 + 6 = =
9 + 9 + 9 = =
4 + 4 + 4 +4 + 4 = =
5 + 5 + 5 + 5 + 5 + 5 + 5 = =
2 Vul het rooster in.
De vakjes waar een stip in staat vul je eerst in. Probeer daarna de andere getallen in te vullen.
• Dubbel
Voorbeeld: 7 + 7 = 14 of 7 x 2 = 14
Het dubbel van 7 is 14.
het dubbel:
• het getal + het getal of
• het getal x 2 20 8
Voorbeeld: 28 x 2 = 40 + 16 = 56
Het dubbel van 28 is 56.
Reken uit.



17 kippen hebben poten. 18 paar sokken zijn sokken.
76 kippen hebben poten. 37 paar sokken zijn sokken.
134 kippen hebben poten. 25 paar sokken zijn sokken.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE




















2 zakken chips kosten € . 2 repen chocolade kosten € .
• Een getal x 10, x 100, x 1 000
Als je een getal vermenigvuldigt met 10, 100 of 1 000 moet het getal groter worden.
Om een natuurlijk getal te vermenigvuldigen met …
• 10, voeg je één nul toe.
• 100, voeg je twee nullen toe.
• 1 000, voeg je drie nullen toe.
Voorbeeld: 23 x 10 = 230 64 x 100 = 6 400 18 x 1 000 = 18 000
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Reken uit.
7 x 10 =
9 x 1 000 =
x 100 =
x
x
=
=
=
x
x 1
=
=
=
Om een kommagetal te vermenigvuldigen met …
• 10, schuif je de komma één plaats naar rechts.
• 100, schuif je de komma twee plaatsen naar rechts.
• 1 000 schuif je de komma drie plaatsen naar rechts.
Voorbeeld: 3,25 x 10 = 32,5 6,75 x 100 = 675 9,48 x 1 000 = 9 480
Reken uit.
6,85 x 10 =
25,4 x 10 =
25,4 x 100 =
25,4 x 1 000 =
0,05 x 100 =
0,8 x 10 =
3,7 x 100 =
1,5 x 1 000 =
43,7 x 10 = 58,3 x 10 = 3,2 x 1 000 = 5,265 x 1 000 = 9,123 x 100 = 0,6 x 100 = 0,07 x 10 = 8,1 x 100 =
• Wat doen we met de nullen?
Voorbeeld: 5 x 70 = 350
Reken uit: 5 x 7 = 35
Zet de nul er terug achter.
Voorbeeld: 30 x 20 = 600
Reken uit: 3 x 2 = 6
Zet de nullen er terug achter.
1 Reken uit.
30 x 2 =
40 x 50 =
x 500 =
x 60 =
=
2 Vul het rooster in.
Denk de nullen weg.
Reken uit.
Zet de nullen er terug bij.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
De vakjes waar een stip in staat, vul je eerst in. Probeer daarna de andere getallen in te vullen.
1.4 De deling
Verdeel deze koekjes over 4 personen.
Iedere persoon krijgt koekjes.
Er blijven koekjes over.
18 en 4 zijn de factoren
18 : 4 = 4
r = 2
de rest de deler het deeltal het quotiënt

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
• De deeltafels
Het is handig als je de deeltafels kent.
Reken uit.
9 : 3 =
• Delen met rest
Axel heeft veel kippen. Op een ochtend raapt hij 38 eieren.
Hij verpakt de eieren in dozen van 6 stuks.
Hoeveel volle dozen kan hij er mee vullen?
Hoeveel eieren heeft hij over?
Hoeveel dozen heeft hij nodig om alle eieren op te bergen?

• Helf t
Voorbeeld: 24 : 2 = 12
De helf t van 24 is 12.
Voorbeeld: 38 : 2 = 15 + 4 = 19
De helf t van 38 is 19.
Reken uit.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

34 sokken is paar sokken.
78 sokken is paar sokken.
Adil en Luna krijgen geld van oma. Ze verdelen het geld. Ieder krijgt de helft.


Schat hoeveel geld er ongeveer ligt.
Tel hoeveel geld er ligt?
Hoeveel geld krijgt ieder? de helft: delen door 2 30 8











• Een getal: 10, : 100, : 1 000
Als je een getal deelt door 10, 100 of 1 000 moet het getal kleiner worden.
Om een natuurlijk getal te delen door …
• 10, doe je één nul weg.
• 100, doe je twee nullen weg.
• 1 000, doe je drie nullen weg.
Voorbeeld: 230 : 10 = 23 6 300 : 100 = 63 48 000 : 1 000 = 48
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Reken uit.
8 200 : 10 =
950 : 10 = 47 000 : 100 = 25 000 : 1 000 =
: 100 =
300 : 10 =
: 1
: 100 =
:
:
=
=
: 10 =
Om een kommagetal te delen door …
• 10, schuif je de komma één plaats naar links.
• 100, schuif je de komma twee plaatsen naar links.
• 1 000, schuif je de komma drie plaatsen naar links.
Voorbeeld: 52,6 : 10 = 5,26 954,2 : 100 = 9,542 4 563,2 : 1 000 = 4,5632
1 Reken uit.
124,5 : 10 = 472,43 : 10 = 156,8 : 100 = 9 785,3 : 1 000 = 850,3 : 100 =
: 10 = 23,4 : 10 = 43,75 : 10 =
: 100 = 3 704,2 : 1 000 = 5 265,4 : 1 000 =
: 10 =
: 100 = 620,54 : 10 =
2 Vul de getallen aan met nullen als het nodig is.
Voorbeeld: 5,2 : 10 = 0,52
13,6 : 100 =
8,3 : 100 =
2,5 : 10 =
53,2 : 1 000 =
4,7 : 10 =
20,9 : 1 000 = 0,7 : 10 =
24,8 : 100 =
3 Bij een natuurlijk getal mag je de komma zetten achter de eenheden.
Voorbeeld: 256 : 10 = 256, : 10 = 25,6
37, : 10 =
468 : 100 =
40 364 : 1 000 =
503 : 10 =
7 : 10 =
83 : 1 000 = 64 : 10 = 2 506 : 1 000 = 924 : 100 = 3 412 : 10 = 14 : 100 = 6 : 100 =
• Wat doen we met de nullen?
Voorbeeld: 350 : 7 = 50
Reken uit: 35 : 7 = 5
Zet de nul er terug achter.
Voorbeeld: 2 800 : 7 = 400
Reken uit: 28 : 7 = 4
Zet de nullen er terug achter.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Reken uit.
240 : 3 =
400 : 8 =
3 000 : 6 = 2 800 : 7 = 360 : 4 =
: 5 =
Denk de nullen weg.
Reken uit.
Zet de nullen er terug bij.
: 8 =
: 4 =
: 8 =
Rekenen met negatieve getallen
Om op te tellen gaan we op de getallenas naar rechts.
Gisteren was het -3 °C. Vandaag is het 6 °C warmer
Wat is de temperatuur vandaag? -3 + 6 =
Om af te trekken gaan we op de getallenas naar links.
Gisteren was het 5 °C. van daag is het 7 °C kouder.
Wat is de temperatuur vandaag? 5 – 7 =

4de verdieping4
3de verdieping3
2de verdieping2
1ste verdieping1
gelijkvloers0
kelderverdieping-1
kelderverdieping-2
Jos woont op de 4de verdieping. In de kelder is een bergruimte. Hoeveel verdiepingen moet Jos dalen om naar kelderverdieping -2 te gaan?
– = -2
Lien zit in de kelderverdieping -1. Ze woont op de derde verdieping. Hoeveel verdiepingen moet ze stijgen om naar haar appartement te gaan? -1 + = 3
Wiskundetaal
Begrijp je de wiskundetaal?
Schrijf de bewerking op die je uitvoert en reken daarna uit.
bewerkinguitkomst
Voorbeeld: € 7 minder dan € 13
4 keer € 20
€ 13 meer dan € 19
€ 16 minder dan € 30
de som van € 15 en €7
het product van 7 en € 10
het verschil van € 24 en € 8
het quotiënt van € 56 en 8
Oona is 15 cm groter dan Elise.
Elise is 142 cm groot.
Hoe groot is Oona?
Ibrahim weegt 54 kg.
Luka weegt 5 kg lichter. Hoeveel weegt Luka?
We verdelen € 90 eerlijk met 3 personen. Hoeveel euro krijgt ieder?
Victor is 12 minuten langer onderweg naar school dan Tijs.
Tijs is 9 minuten onderweg naar school. Hoelang is Victor onderweg?
Mijn sjaal kost € 25.
€ 13 – € 7 € 6
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
De sjaal van mij zus is € 7 goedkoper. Hoeveel kost de sjaal van mijn zus?
Joris woont 5 km van school.
Janus woont 4 keer verder. Hoe ver woont Janus van school?
Het is 18 °C.
Morgen wordt het 4 °C warmer Hoe warm wordt het morgen?
Schatten
Het is heel handig als je een resultaat kan schatten. In de winkel liggen volgende producten:







Levi koopt deze producten. Schat hoeveel hij moet betalen. Om te schatten hoeveel hij moet betalen, rond je eerst de getallen af. Schat daarna het totaal.
afgeronde prijs afgeronde prijs
paprika uien gehakt tomatenpuree
wortelen spaghetti water schatting totaal
Levi heeft € 20 bij. Heeft hij voldoende geld bij?
Loes koopt 4 pakken water. Hoeveel kost dit ongeveer?
Marie koopt 3 blikken tomatenpuree en 1 pak spaghetti. Ze heeft € 5.
Is dit voldoende?
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Emiel koopt een pak water, gehakt en 1 pak spaghetti.
Schat hoeveel hij moet betalen.
Om te schatten, rond je de getallen af. Je rekent met de afgeronde getallen.
Rekenen met een rekenmachine
Om vraagstukken op te lossen mag je een rekenmachine gebruiken.
vermenigvuldigen wis het laatste getal
Het is belangrijk dat je kan schatten wat de uitkomst gaat zijn. Maak eerst een schatting. Reken de opgave daarna uit met een rekenmachine.
Samir koopt een smartphone, een hoesje en beschermfolie. Schat hoeveel het kost. Reken daarna uit meet je rekenmachine. prijsafgeronde prijs smartphone hoesje beschermfolie



Schat hoeveel Samir ongeveer moet betalen (zonder rekenmachine).
Reken de totale prijs uit met rekenmachine. Heb je goed geschat? ja nee
komma uitkomst
Problemen oplossen
6.1 Zinvol afronden
We gaan met de familie (27 personen) naar Antwerpen. We rijden met auto’s. In elke auto kunnen 5 personen zitten.
Hoeveel auto’s hebben we minstens nodig om de uitstap te maken? Teken de auto’s die je nodig hebt.

We hebben minstens auto’s nodig om de uitstap te maken.
22 vrienden gaan raften. In een boot kunnen 6 personen zitten.
Hoeveel boten hebben we minstens nodig? Teken de boten die je nodig hebt.

We hebben minstens boten nodig.
Een basketbalploeg bestaat uit 5 spelers.
Hoeveel ploegen kunnen we maken met 23 jongeren?

We kunnen ploegen maken.
Hoeveel spelers kunnen niet spelen?
Een volleybalploeg bestaat uit 6 spelers.
Hoeveel ploegen kunnen we maken met 23 jongeren.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

We kunnen ploegen maken.
Hoeveel spelers kunnen niet spelen?
6.2 Wiskunderaadsels oplossen
Schrijf het juiste getal bij de afbeeldingen. Vul het juiste getal bij het vraagteken in. + =8 x2=10
=4 + =8 – = ? x = ? – = ?
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
=5 + =10
+ =9 + =16
+ + =20
+ = ?
Je kan de puzzel niet altijd oplossen van boven naar onder. Probeer een andere volgorde.
=22
+ = ?
=32 +8=
=24 –2=
=30 +5=5
= ? : = ? :6= +3=
= –6=4 –9=3 :2= : = ? = ?
Oefeningen
7.1 Oefeningen zonder rekenmachine
1 Winkelen








Finn koopt een fietshelm en handschoenen. Hoeveel moet hij betalen?
Hij betaalt met een briefje van € 50. Hoeveel krijgt hij terug?
Tess koopt een badmintonracket met hoes. Hoeveel moet ze betalen?
Ze betaalt met een briefje van € 50. Hoeveel krijgt ze terug?
Amin koopt een tafeltennistafel en bats voor tafeltennis. Hoeveel moet hij betalen?
Hij betaalt met 5 briefjes van € 100. Hoeveel krijgt hij terug?
Stien koopt een paar slippers, een badmintonracket en een fietshelm.
Hoeveel moet ze betalen?
Ze betaalt met 2 briefjes van € 50. Hoeveel krijgt ze terug?
Noor koopt 2 badmintonrackets. Hoeveel moet ze betalen?
Ze betaalt met een briefje van € 50. Hoeveel krijgt ze terug?
2 Maak de opteltrap. Elke steen is de som van de twee stenen die eronder liggen.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
3 Vul het juiste aantal in.
56 mensen hebben oren.
38 sokken is paar sokken.
26 katten hebben oren.
2 keer € 1,60 is € .
18 mensen hebben vingers.
40 mensen hebben tenen.
De helft van € 32 is €
Het dubbel van € 2,70 is € .
De helft van € 2,50 is €
4 Los de puzzels op.
5 Reken uit.
48 x 100 =
103 x 1 000 =
324 : 100 =
96 : 10 = 4,6 x 10 = 10,7 x 1 000 =
3 : 100 =
4 600 : 100 =
x 100 =
: 10 =
: 100 =
x 1 000 =
: 10 =
: 100 =
x 10 =
5 200 : 1 000 = 0,019 x 100 = 2,46 : 10 = 3 100 : 10 = 7 800 : 1 00 = 58,14 : 10 =
x 1 000 =
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
6 Reken uit.
€ 7 minder dan € 23
€ 14 meer dan € 65
9 briefjes van € 50
16 stukken van € 2
4 keer € 9
€ 25 en € 8 de helft van € 54
€ 800 verdelen over 4 personen
het dubbel van € 47
7 Schatt
Schrijf de
€29,95
€22,50
€8,75

Bent
€23,99
€27,50
€138,99

Marie Roos

Schat hoeveel Bent moet betalen. Niet juist uitrekenen!
Bent heef t € 160. Is dit voldoende om alles te kopen? ja nee
Schat hoeveel Roos moet betalen.
Roos heef t € 170. Kan Roos alles kopen? ja nee
Ze wil zoveel mogelijk kopen.
Wat kan zij kopen met het geld?
Schat hoeveel Marie moet betalen.
Ze heef t € 200. Heeft ze voldoende geld om alles te kopen? ja nee
8 Zinvol afronden
Voor haar verjaardag nodigt Fien haar vrienden uit voor een ontbijt.
Op het feestje zijn 21 personen.
Ze voorziet voor iedereen een potje yoghurt.
In één pak zitten 8 potjes.
Hoeveel pakken moet ze kopen?
Met de jeugdbeweging doen we aan parasailing.
We zijn met 29 personen.
Hoeveel vluchten moeten we reserveren?

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Een handbalploeg bestaat uit 7 spelers.
Hoeveel ploegen kunnen we maken met 25 jongeren?

Een voetbalploeg bestaat uit 11 spelers.
Hoeveel ploegen kunnen we maken met 50 jongeren?
9
Hoeveel poten hebben 6 kippen en 8 varkens?
Hoeveel poten hebben 8 vogels, 6 koeien en 5 vissen?
Hoeveel poten hebben 4 spinnen en 7 konijnen?
10 Rekenen met negatieve getallen.
Maak een tekening.
Marta parkeert de auto in de parkeergarage op niveau -2. Ze neemt de lift en stijgt 5 verdiepingen. Op welke verdieping stapt zij uit de lift?
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Stan is op verdieping -1 en daalt nog 2 verdiepingen. Op welke verdieping is hij dan?
Flor woont op de 3 de verdieping. Hij gaat 6 verdiepingen naar beneden. Op welke verdieping is hij nu?
Luna vertrekt op verdieping -4. Ze neemt de lift en stijgt 7 verdiepingen. Op welke verdieping komt ze aan?
Eva woont op de 4 de verdieping. Haar fiets staat in de fietsenberging in de kelder (verdieping -1). Hoeveel verdiepingen moet ze dalen om naar de fietsenberging te gaan?
11 Juul moet in de frituur € 16,85 betalen.

Schat hoeveel geld er ligt.
Hoeveel geld ligt er?



















Ligt er voldoende geld om dit te betalen? Ja, er ligt zelfs € te veel.
Ja, er ligt juist voldoende.
Nee, er ligt € te weinig.
12 Mak de opteltrap. Elke steen is de som van de twee stenen die eronder liggen.
13 Reken uit met behulp van een getallenas.
Het is -2 °C en het wordt 5 °C warmer.
Het is 1 °C en het wordt 3 °C kouder.
°C + 5 °C =
– 3 °C =
Het is -8 °C en het wordt 4 °C kouder.
Het is -10 °C en het wordt 2 °C warmer.
°C + 2 °C = -4-3 -2 -1012345678910 + -4-3-2-10 1 2345678910 –-13-12-11-10-9-8-7-6-5-4-3-2-101 -13-12-11-10-9-8-7-6-5-4-3-2-101
°C – 4 °C =
14 Gelijk aan of niet gelijk aan? Reken eerst de oefeningen uit. Vul daarna het juiste symbool in. Kies uit: = of ≠.
3 briefjes van € 20
14 briefjes van € 5
6 briefjes van € 5
13 stukken van € 2
8 briefjes van € 50
20 briefjes van € 20
12 stukken van 50 cent
15 Los de puzzels op.
6 stukken van € 1
16 Welke bedragen vormen samen 1 euro? Kies uit:

17 Probeer de opteltrap op te lossen. Elke steen is de som van de twee stenen die eronder liggen.
18 Los de puzzels op.



















19 De rijen zijn logisch opgesteld. Vul het volgende getal in.

13,5 + 24,7 = 38,7 + 14,8 = 17,85 + 2,15 = 19,3 + 34,6 = 6,34 + = 8 45,55 + = 46 70,6 + = 71
–
=
21 Maak deze oefeningen zonder getallenas.
+ 5 = 10 – 12 =
– 5 = 13 – 15 = 24 – 28 =
– 26 =
+ 17 =
+ 9 =
Hoeveel dobbelstenen heb je nodig om in één worp minstens 16 ogen te gooien?
Hoeveel dobbelstenen heb je nodig om in één worp minstens 26 ogen te gooien?
Hoeveel dobbelstenen heb je nodig om in één worp minstens 33 ogen te gooien?

7.2 Oefeningen met rekenmachine
Schatten doe je zonder rekenmachine. Uitrekenen doe je met rekenmachine. €49,95 €28,50
23 Cis koopt materiaal om te skaten.

Schat hoeveel Cis moet betalen. Schrijf de afgeronde prijs in de kaders.
Ik schat:
Reken uit hoeveel Cis moet betalen.
Heb je goed geschat? ja nee
24 Rik koopt 4 pakken wafels. Eén pak wafels kost € 3,85.
Schat hoeveel Rik moet betalen.
Rond de prijs af. prijs:
Ik schat:
Reken uit hoeveel Rik moet betalen.
Heb je goed geschat? ja nee
25 In de supermarkt moet je € 68,85 betalen. Je betaalt met 4 briefjes van € 20.
Schat hoeveel geld je terug krijgt.
Rond de prijs af. prijs: Hoeveel geld geef je?
Ik schat:
Reken uit hoeveel geld je terug krijgt.
Heb je goed geschat? ja nee
26 Je betaalt een tijdschrift van € 3,30 met een briefje van 5 euro.
Hoeveel krijg je terug?
27 We gaan met de ganse familie (23 personen) naar een pretpark. We rijden met auto’s. In elke auto kunnen 5 personen zitten.
Hoeveel auto’s hebben we minstens nodig om de uitstap te maken?
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
28 Prijslijst
pizza margherita € 9,20 pizza tonijn
pizza champignons € 10,40 pizza 4 kazen
€ 12,90
€ 13,10
pizza hot en spicy € 12,50 pizza zeevruchten € 13,80
Cas koopt een pizza champignons, een pizza 4 kazen en een pizza zeevruchten.
Hoeveel moet hij betalen?
Hij betaalt met een briefje van € 50. Hoeveel euro krijgt hij terug?
Sam koopt 3 pizza’s hot en spicy. Hoeveel moet ze betalen?
Anna en Silke delen een pizza margherita. Hoeveel moet ieder betalen?
29 Jenne zou graag een mountainbike van € 549 kopen. Op zijn bankrekening staat € 320.
Hoeveel moet Jenne nog sparen?
30 Je betaalt een etentje van € 62,95 met twee briefjes van € 50.
Schat hoeveel euro je terug krijgt.
Rond de prijs af. prijs: Hoeveel geld geef je?
Ik schat:
Reken uit. Hoeveel euro krijg je terug?
Heb je goed geschat? ja nee
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
31 Je koopt 3 kg appels. De appelen kosten € 2,75 per kg.
Schat hoeveel je moet betalen.
Rond de prijs af. prijs:
Ik schat:
Reken uit hoeveel je moet betalen?
Heb je goed geschat? ja nee
Je betaalt met twee briefjes van € 5. Hoeveel euro krijg je terug?
Je krijgt zo weinig mogelijk muntstukken terug. Welke muntstukken krijg je terug?
32 Nane gaat met drie vrienden naar de film.
Een kaartje kost € 9,60. Tijdens de film eten ze ieder een zak popcorn van € 3,50 en drinken ze ieder een frisdrank van 3 euro.
Met hoeveel personen gaan ze naar de film?
Hoeveel heeft deze uitstap gekost?
• kaartjes:
• popcorn:
• drank:
• totaal:

33 Ik maak mijn portefeuille leeg.
















INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Schat hoeveel geld er ligt.
Tel het geld.
Wat kan ik met dit bedrag doen? twee boeken kopen met zes personen naar de film gaan een iPad kopen een laptop kopen
34 Zinvol afronden
Op kamp krijgt iedereen een appel. Er zijn 9 leiders en 64 kinderen. In een zak zitten 10 appels. Hoeveel zakken moeten we kopen?
Je kan geen halve zakken kopen.

Hoeveel appels blijven er over?
Op een feestje zijn 15 personen. We rekenen 5 bitterballen per persoon. Er zitten 12 bitterballen in een doos. Een doos weegt 240 g.
Hoeveel bitterballen moeten we voorzien?
Hoeveel dozen moet ik kopen?
Je kan geen halve dozen kopen.
Hoeveel weegt 1 bitterbal?
35 De juf trakteert met koekjes. In de klas zitten 20 leerlingen. Elk kind krijgt een zakje koekjes. Hoeveel zakjes zitten er in een doos?
Ze moet dozen kopen.
Hoeveel zakjes blijven er over?


INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
36 Met onze school gaan we op uitstap naar de dierentuin. Er gaan 183 leerlingen en 15 leerkrachten mee. In een bus zijn 52 zitplaatsen.
Hoeveel bussen moeten we reserveren?
37 Een feestje heeft in totaal € 246 gekost. Er waren 5 mensen aanwezig. We delen de kosten. Iedereen betaalt evenveel.
Schat hoeveel ieder moet betalen.
Rond de prijs af. prijs: aantal mensen:
Ik schat:
Reken uit hoeveel je moet betalen?
Heb je goed geschat? ja nee
38 Abdul gaat met vier vrienden naar de bioscoop. Hij moet € 47 betalen. Hij betaalt met drie briefjes van € 20.
Hoeveel euro krijgt hij terug?
Hij krijgt zo weinig mogelijk munten en biljetten terug. Welke munten en biljetten krijgt hij terug?
Reken uit hoeveel een kaartje per persoon kost.
39 Amber gaat op reis naar zee en betaalt € 325. Aaron gaat op reis naar Londen en betaalt 3 keer meer dan Amber.
Hoeveel kost de reis van Aaron?
Hoeveel kosten de reizen van Amber en Aaron samen? x 6
40 De familie Pieters gaat naar de dierentuin. Het gezin bestaat uit vader, moeder, Melanie (12 jaar), Frits (8 jaar), Wannes (3 jaar) en Kaatje (2 jaar).
dagtarieven dierentuin online aan de kassa
kinderen -3 jaar gratis gratis
kinderen van 3 tot en met 11 jaar
€ 21 € 22,50
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
jongeren van 12 tot en met 17 jaar€ 26,50 € 28 volwassenen (vanaf 18 jaar)
60+
€ 27,50 € 29
€ 26,50 € 28
Hoeveel moeten ze betalen als ze de kaartjes online kopen?
Hoeveel moeten ze betalen als ze de kaartjes aan de kassa kopen?
Voor dit gezin is de kaartjes online kopen € goedkoper dan aan de kassa.
41 Yassin staat op zijn bankrekening 50 euro onder nul ( = schulden). Hij stort 160 euro op zijn rekening.
Hoeveel euro staat er nu op zijn bankrekening?
42 Voor een voetbalploeg heb je 11 spelers nodig.
Hoeveel volledige ploegen kun je samenstellen met 158 jongens?
Hoeveel spelers zitten er op de bank?
43 Julie koopt drie strips van € 7,95 per stuk, een kookboek voor € 18,58 en vier verjaardagskaarten van € 2,20 per stuk.
Schat hoeveel ze moet betalen.
Schat de prijs van drie strips
een kookboek
vier verjaardagskaarten
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Schat de totale prijs:
Reken de prijs uit van drie strips
een kookboek
vier verjaardagskaarten
Totale prijs
Heb je goed geschat? ja nee
44 Zinvol afronden
Nona nodigt 13 vrienden uit. Ze maakt kroketten en rekent 6 kroketten per persoon. De kroketten worden verkocht in zakken van 40 stuks.
Met hoeveel personen zijn ze in totaal?
Hoeveel zakken moet ze kopen?
In een doos zitten 10 capsules om een kopje koffie te drinken.
In een gezin zijn er drie ‘koffiedrinkers’.
Ze drinken allemaal 4 kopjes per dag.
Hoeveel kopjes koffie worden er gedronken per week?

Hoeveel doosjes hebben ze nodig voor een week?
Hoeveel doosjes hebben ze nodig voor 2 weken?
45 Karel heeft € 345,16 op zijn rekening staan.
Hij koopt een jeansbroek voor € 95,80 en drie paar sokken voor € 8,50 per paar. Hij betaalt alles met zijn bankkaart. Hoeveel staat er op zijn rekening?
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
46 Je koopt vier dozen koeken van € 2,35 per stuk. Je betaalt met een briefje van € 10.
Hoeveel moet je betalen?
Hoeveel euro krijg je terug?
Je krijgt zo weinig mogelijk muntstukken terug. Welke muntstukken krijg je terug?
47 Marcel, Juul en Pauline kopen samen een cadeautje voor hun ouders. Voor vader kopen ze drie flessen wijn van 11,40 euro per stuk.
Moeder krijgt een flesje parfum.
Het cadeautje van moeder is 1,50 euro duurder dan dat van vader.
Hoeveel hebben ze samen uitgegeven aan de cadeautjes?
De kinderen delen de kosten. Hoeveel moet ieder kind betalen?
48 Senne spaart voor een nieuwe fiets. De fiets kost 330 euro. Zijn ouders betalen de helft. Senne heeft al 95 euro gespaard.
Hoeveel betalen de ouders?
Hoeveel euro moet Senne nog sparen?
49 Een vrachtwagen is geladen met 3,5 ton stenen. Bij de eerste klant wordt 0,9 ton geleverd. Bij de tweede klant wordt eens zoveel afgeleverd.
Hoeveel ton stenen blijft er in de vrachtwagen liggen? eens zoveel = dubbel zo veel
50 Febe organiseert een verjaardagsfeestje. Ze nodigt 5 vrienden uit. De rekening in het restaurant bedraagt € 26 per persoon. Ze betaalt met twee briefjes van € 100.
Hoeveel euro krijgt Febe terug?
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
51 Een taxichauffeur legt de eerste dag van de week 365 km af. De tweede dag legt hij 39 km méér af en de derde dag net zoveel km als de eerste twee dagen samen.
Hoeveel km legt de chauffeur af?
eerste dag tweede dag derde dag
totaal
52 Het uurloon van een loodgieter is € 53 per uur. Hij werkt 4 uur en 30 minuten om een klus op te knappen.
Hoeveel moet je betalen?
53 Levi, Milan, Max en Ella doen vakantiewerk. Ella verdient € 93 meer dan Max. Max verdient het dubbel van Levi. Levi verdient € 375. Milan verdient € 80 minder dan Ella.
Hoeveel verdient Levi? Milan? Max? Ella?
Hoeveel verdienen ze samen?
Wie verdient het meest?
Wie verdient het minst?
54 Wiskunde kan ook leuk zijn. Los eerst de oefeningen op. Zoek daarna de getallen in de woordzoeker.
VOLBGXVNGNDVGEG
WISMILJOENEIIEI
VEEWTOGVHZTJTNT
ERZRRTEOENNFFER
ENGGEZJSIPJHJNE
RDHHENHWZLTOITD
TGEMVOTTNAXNVWN
IKJLNNZWCUFDNIE
GDXDEPLHIFLEENI
PDEFNNTKWNWRSTT PRJLEIJQUVTDEIR
DIMUGFLAAWTIZGE VTWEEDUIZENDGED NEGENEITTHCABLW ACHTENTACHTIGFB
het dubbel van 1 000 3 x 7
het aantal uren in een dag het aantal maanden (en nacht) in een jaar
100 – 12 ? x 6 = 54
de helft van 36 1 000 x 1 000
vijf biljetten van 5 euro
15 meer dan 485
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
euro de helf t van 60
het dubbel van 40
het aantal haren van een vis 7 x 7
vier emmers van 10 liter water
14 stukken van 50 cent
12 biljetten van 50 euro
101 – 99
liter 9 minder dan 20
euro 5 meer dan 8
euro 7 x 8
55 Rekenpuzzel
Schrijf in het rooster de getallen in letters.
1 € 1 meer dan € 10
2 vier keer € 20
3 het dubbel van € 20
4 tien briefjes van € 10
5 drie briefjes van € 20
6 € 7 en € 5
7 het dubbel van € 500
8 € 24 en € 6
9 € 4 minder dan € 10
10 2 keer € 5
11 € 7 en € 8
12 De helf t van € 26
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
56 Rekenpiramide
Elke steen is de som van de twee stenen waarop hij rust. Heel wat stenen dragen geen getal, maar je weet dat elke steen de som is van de twee stenen waarop hij rust, dus …















57 Nog een piramide
Op elke steen staat de som van de twee onderliggende stenen. Vervolledig de piramide.





















58 Welk getal hoort in de witte cirkel zodat de bewerking klopt?
59 Verplaats telkens één lucifer zodat de oefening klopt.
60 Cijferrooster
Reken uit. De vakjes waar een stip in staat, vul je best eerst in. Probeer daarna de andere getallen in te vullen.
61 Raadsels
• Wat komt één keer voor in ‘getal’, één keer in ‘cijfer’ en drie keer in ‘rekenen’?
• Gebruik zes keer het cijfer 1 om het getal 24 te vormen. Je mag enkel optellen. Hoe doe je dat?
62 Drie op een rij
Spelregels
• Je krijgt een getal.
• Zoek 3 cijfers die op een rij liggen (horizontaal, verticaal of diagonaal).
• Twee van de drie getallen vermenigvuldig je eerst met elkaar.
Het derde getal tel je erbij op of trek je ervan af.
• De uitkomst moet je opgegeven getal zijn.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
183246
Soms zijn er meerdere oplossingen mogelijk:
Voorbeeld: zoek 31 8 x 4 – 1 8 x 5 – 9
Nu kun jij aan de slag. Teken ook de lijnen met de 3 cijfers die je gebruikt.
zoek 14
zoek 26
zoek 15
zoek 24
zoek 1
zoek 11
zoek 23
zoek 5
zoek 75
zoek 32
63 Ik heb 12 eieren. Ik breek 3 eieren, ik bak 3 eieren en ik eet 3 eieren.
Hoeveel eieren hou ik over?


INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
64 Los de puzzels op.
65 Legpuzzel
Geef alle getallen een plaats in het rooster.
66 Bijzonderheden op je rekenmachine
Tik op je rekenmachine het getal 707 in. Draai je rekenmachine om.
Welk woord lees je?
Welke getallen moet ik op mijn rekenmachine tikken om de volgende woorden te kunnen lezen?
België boel bles hoge egel blies hels lees geel leeg hiel lege
Hoe kun je op je rekenmachine 1 000 krijgen zonder de cijfers 1 of 0 in te tikken?
Hoe kun je het getal 2 468 op je rekenmachine krijgen door alleen het cijfer 2, + en = te gebruiken?
Ik kan
handig rekenen. rekenen met negatieve getallen. wiskundetaal begrijpen. vraagstukken oplossen. schatten.
zinvol afronden.
Woordenlijst
termen: de getallen die je bij elkaar optelt of van elkaar aftrekt
som: de uitkomst van een optelling
verschil: de uitkomst van een aftrekking
factoren: de getallen die je met elkaar vermenigvuldigt of de getallen die je door elkaar deelt
product: de uitkomst van een vermenigvuldiging
quotiënt: de uitkomst van een deling
deeltal: het getal dat gedeeld wordt
Voorbeeld: 12 : 3 = 4 12 is het deeltal
deler: het getal waardoor je deelt
Voorbeeld: 12 : 3 = 4 3 is de deler
keer: vermenigvuldigen
dubbel: het getal x 2
helft: delen door 2
=: is gelijk aan
≠: is niet gelijk aan
eens zoveel: dubbel zoveel
zinvol afronden: de inhoud van de vraag bepaalt hoe je moet afronden
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Colofon
Auteurs Kim Pelkmans – Lief Verbeek
Design & Lay-out die Keure
Eerste editie
ISBN 978 90 4865 101 6 - KB D/2025/0147/034
Bestelnummer 90 850 0021 - NUR 127 - Thema YPMF
Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge
RPR 0405 108 325 - © Copyright by die Keure, Brugge
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No parts of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. De uitgever heeft naar best vermogen getracht de publicatierechten volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die niettemin menen nog aanspraken te kunnen doen gelden, kunnen dat aan de uitgever kenbaar maken.
Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Dit product is gemaakt van materiaal afkomstig uit goed beheerde, FSC®-gecertificeerde bossen en andere gecontroleerde bronnen.