Labo Taal en wereld 2 - Leesboek_Thema_5_inkijk

Page 1


lEesBoeK thema 5

Week 1

Vlot en vloeiend lezen - les 1 p. 3

1 In de lente...................................................................... p. 4

Vlot en vloeiend lezen - les 2 p. 10

2 In de zoo p. 11

3 Wielrenner worden p. 21

Vlot en vloeiend lezen - les 3 p. 25

4 Ik wil een dier! p. 26

Vlot en vloeiend lezen - les 4 p. 31

5 Roedel p. 32

6 Lammetjes p. 38

Vlot en vloeiend lezen - les 5 p. 41

Week 2

Vlot en vloeiend lezen - les 1.................................................... p. 42

7 De buurttuin p. 43

Vlot en vloeiend lezen - les 2 p. 49

8 Werk in de tuin p. 50

9 Het begint met een eikel p. 56

Vlot en vloeiend lezen - les 3 p. 63

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

10 Wat zijn zaden? p. 64

Vlot en vloeiend lezen - les 4 p. 66

11 Haan p. 67

12 Stop de opwarming van de aarde p. 70

Vlot en vloeiend lezen - les 5 p. 76

Week 3

Vlot en vloeiend lezen - les 1 p. 77

13 Lekker tuintje p. 78

Vlot en vloeiend lezen - les 2 p. 83

14 Opa vertelt een verhaal p. 84

15 Hoe kweek je bonen? p. 88

Vlot en vloeiend lezen - les 3.................................................... p. 92

16 Een zaadje in de grond p. 93

Vlot en vloeiend lezen - les 4 p. 97

17 Krak p. 98

18 De anti-muggenplant p. 104

Vlot en vloeiend lezen - les 5 p. 109

Week 4

Vlot en vloeiend lezen - les 1 p. 110

19 Bosdieren....................................................................... p. 111

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

Vlot en vloeiend lezen - les 2 p. 114

20 Een ei voor kip kaat p. 115

21 Een eend leert haar kuikens zwemmen p. 120

Vlot en vloeiend lezen - les 3 p. 126

22 Kriebeldieren p. 127

Vlot en vloeiend lezen - les 4 p. 129

23 Lang p. 130

24 Hoe word je een vlinder? p. 133

Vlot en vloeiend lezen - les 5 p. 135

Week 5

Vlot en vloeiend lezen - les 1.................................................... p. 136

25 De uil p. 137

Vlot en vloeiend lezen - les 2 p. 141

26 Hugo, een verschrikkelijk eng beest? p. 142

27 Bijen en andere vriendjes p. 146

Vlot en vloeiend lezen - les 3 p. 152

28 Vraag het aan een krokodil p. 153

Vlot en vloeiend lezen - les 4 p. 156

29 Menu p. 157

30 Tuinvogelbingo p. 162

Vlot en vloeiend lezen - les 5 p. 167

Bronnen p. 168

Week 1

Vlot en vloeiend lezen – les 1

We oefenen woorden zoals sterretje en pennetje, en moeilijke woorden uit de tekst.

pennetjeboeketjewakkerslaap zee ommetjekroketjewekkerslapenzeeën

bolletjepilletjewekkengeslapen

bonnetjepannetje werken uitgeslapen

belletjespelletjesnurken

balletje vlammetjesnurker

bommetjezonnetjedonker

bolletje zonnetje wakker wekker zee

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

de winter: de tijd van het jaar, tussen december en maart, waarin het koud is snurken: een ronkend geluid maken terwijl je slaapt

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

de rust: de pauze, de ontspanning, wanneer je geen inspanningen doet

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

de berg de gans

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

kwetteren: vogels die druk geluiden maken

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

ditfragment komt uit:

snuffelen: de geur van iets opsnuiven

Week 1

Vlot en vloeiend lezen – les 2

We oefenen woorden zoals sterretje en pennetje, en moeilijke woorden uit de tekst.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

kannetjebiggetjekonijngraskonijn weggetjelammetjegordijnveldkonijntjes mannetjeholletjezijlijngrasveldbabykonijntjes kommetjeringetjerugpijn gummetjeruggetjepijnlijk dingetjetangetjevrolijk vlaggetjepoppetjesierlijk

weggetje biggetje lammetje konijn grasveld

Wie leest welke tekst?

1 Spoor 1: Lees samen met je leraar tekst 2 (spoor 1).

Daarna lees je nog eens tekst 1 (spoor 2).

Spoor 2: Lees tekst 1 (spoor 2) nog eens.

2

3

Daarna lees je de andere teksten. Spoor 1 is een beetje gemakkelijker, spoor 3 is een beetje moeilijker.

Spoor 3: Lees tekst 3 (spoor 3).

Als je klaar bent, lees je uit de boeken die klaarliggen in de klas.

wis de pauw is sip

wis de pauw loopt heen en weer. daar komt een man aan.

In de zoo

wis de pauw is sip

wis de pauw is sip

wis de pauw loopt heen en weer. daar komt een man aan.

- kijk, man! roept wis luid. bes zit op een ei. daar komt gauw een pauw uit. ik noem hem piep. dat moet je zien!

- kijk, man! roept wis luid. bes zit op een ei. daar komt gauw een pauw uit. ik noem hem piep. dat moet je zien!

de man komt naar wis toe. maar dan ziet hij de wei van bee de ree. wat een volk bij die wei!

- wat is daar te zien? zegt de man. hij gaat weg van wis de pauw. hij kijkt niet naar bes.

- wat leuk! roept de man. een ree en haar kalf!

- dat zijn bee en fee, zegt pom. de man zegt:

- wat is daar te zien? zegt de man.

hij gaat weg van wis de pauw.

hij kijkt niet naar bes.

- wat leuk! roept de man. een ree en haar kalf!

- een ree is een mooi dier.

- dat zijn bee en fee, zegt pom. de man zegt:

- een ree is een mooi dier.

- kijk, man! roept wis luid. bes zit op een ei. daar komt gauw een pauw uit. ik noem hem piep. dat moet je zien! de man komt naar wis toe. maar dan ziet hij de wei van bee de ree. wat een volk bij die wei! - wat is daar te zien? zegt de man. hij gaat weg van wis de pauw. hij kijkt niet naar bes.

- wat leuk! roept de man. een ree en haar kalf! - dat zijn bee en fee, zegt pom. de man zegt: - een ree is een mooi dier.

Zoogroeiboek

wis kijkt boos.

zo gaat het nu dag na dag. geen mens kijkt nog naar hen. ze gaan naar bee en fee.

- ga daar weg, man! roept wis. die ree is niet mooi!

- hou op, wis, zegt bes. hoor wie er is!

tok! tok! doet het ei.

- kom er maar uit, piep, zegt bes. het ei gaat stuk.

daar is piep de pauw!

hij is bruin, net als bes.

- kijk naar mijn piep! roept wis. 52

wis kijkt boos. zo gaat het nu dag na dag. geen mens kijkt nog naar hen. ze gaan naar bee en fee. ga daar weg, man! roept wis. die ree is niet mooi! hou op, wis, zegt bes. hoor wie er is!

tok! tok! doet het ei. kom er maar uit, piep, zegt bes. het ei gaat stuk.

daar is piep de pauw! hij is bruin, net als bes.

tok! tok! doet het ei.

- kom er maar uit, piep, zegt bes.

het ei gaat stuk.

daar is piep de pauw! hij is bruin, net als bes.

- kijk naar mijn piep! roept wis. wat is hij mooi! maar geen mens kijkt. wis wipt op een tak. hij roept luid: - piep de pauw is er! kom maar zien! maar geen mens komt.

kijk naar mijn piep! roept wis. wat is hij mooi!

maar geen mens kijkt. wis wipt op een tak. hij roept luid: piep de pauw is er! kom maar zien! maar geen mens komt.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

- laat maar, wis, zegt bes. kom van die tak af. wis kijkt sip. daar komt pom. hij ziet piep.

- wat een schat! roept pom. wat goed van je, bes! pom tilt piep op. hij zegt:

- jij moet in een droog hok.

daar komt de man weer. hij ziet pom met piep. hij roept:

- is die pauw net uit het ei? die wil ik zien!

- ik ook! roept een kind. - ik ook, zegt nog een man. wat een volk bij wis en bes! wat zijn bes en wis fier. wis zet zijn staart op.

- hoe mooi! roept een kind. ik hou van een pauw!

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

wol van sam de ram

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

zon, zon en nog meer zon … wat is het heet in de zoo! sam de ram is in de wei. bij sien, het schaap. bij saar en mies. sam is nog maar pas in de zoo.

de zoo: een dierentuin

- kom! kom hier! roept de baas. sien, saar en mies gaan met de baas mee. sam ziet het.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

- waar ga je heen, sien?

- naar het hok, sam. mijn wol moet eraf.

- niet doen, sien! dat doet pijn!

- nee, sam. ik voel geen pijn.

- ik ga niet mee, sien.

de baas: persoon die de leiding heeft

de wol: de fijne, gekrulde, zachte haren van schapen

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

de baas ziet het.

- haal jij sam de ram, pom?

- ja, baas, dat doe ik. kom, sam.

je wol moet eraf.

- die wol is van mij, pom. die geef ik niet af.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

- sam wil niet, baas.

lok ik hem met wat voer?

- nee, pom.

voor je een schaap scheert, mag het geen voer. daar kan het ziek van zijn. laat hem maar, pom.

hij komt wel.

lok (lokken): een persoon of dier dichterbij doen komen

het voer: eten voor dieren

- zzz… doet een vlieg. ze zit op de bil van sam.

- zzz…

ik wil jouw wol, sam. ik leg er een ei in. met een jong. dat eet van je huid, sam.

- bah, wat vies! scheer je weg, vlieg!

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

het jong: het kleintje van een dier

sam rent door de wei. met de vlieg op zijn bil. sam huilt. pom ziet het.

- ren naar het hok, sam! ik jaag die vlieg weg. wat fijn van pom!

- en nu, pom?

- nu moet je een dag in het hok, sam. dan gaat je wol eraf. sam rilt.

maar pom zegt:

- ik ben bij je, sam.

jaag ... weg (wegjagen): naar ergens anders sturen

rilt (rillen): trillen, beven

zegt de man.

hij. uit, sam.

de wei.

aan zijn zij. zijn!

de man scheert sam. - hup... naar de wei, zegt de man. maar sam wil niet. - ik voel me kaal, zegt hij. sien zegt:

- je ziet er schoon uit, sam. geen vuil in je wol. geen vlieg op je bil. toe, kom mee naar de wei. daar gaat sam. met sien en pom aan zijn zij. wat fijn dat zij er zijn!

ditfragment komt uit:

scheert (scheren) kaal

Wielrenner worden

De dieren van de boerderij konden hun ogen niet geloven: vlak naast de boerderij was er een wielerwedstrijd aan de gang!

Onder luid gejuich zagen de boerderijdieren in de verte de winnaar over de streep gaan.

‘Bravo! Bravo!’

De dieren balkten, hinnikten, loeiden, blaatten en mekkerden.

De winnaar heette Tornado Tom.

Op een podium kreeg hij zoenen van zonnige bloemenmeisjes. Fototoestellen flitsten en camera’s zoemden.

‘Wat een geluksvogel,’ mekkerde Geitenbok.

‘Stond ik daar maar.’

Koe tuitte de lippen.

‘Wil je een zoen?’

Geitenbok sprong weg.

‘Spaar me, ik ben al gewassen!’

De dieren proestten het uit.

de wielerwedstrijd

het podium

Varken lag prinsheerlijk naar de wolken te kijken. Hij zag een enorme pompoen, een kat die met haar kop uit een mand piepte, een lammetje met een strik …

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

Een eind verderop slingerde een renner nijdig zijn fiets tegen een boom. Hij had een lekke band en liep vloekend weg.

Wat een pech, dacht Varken en toen zweefde er een enorme wolkentaart met bergen slagroom voorbij.

Mmm.

’s Avonds in de stal droomden de dieren net zoals hun ouders, grootouders en overgrootouders hadden gedaan.

Die hadden de Vlaamse Bulldog zien winnen, en Eddy, de beul van de fiets. En ook Grote Rik en Freddy en Johan en Stijn en Rode Hedwig … Die laatste huilde op het podium een emmer vol gelukstranen.

‘Wat zou ik graag een mens zijn voor een dag. Dan zou ik de Ronde rijden,’ droomde Ezel.

‘Wie niet?’ mekkerde Geitenbok.

‘Ja, wie niet?’ mijmerde Konijn.

nijdig: boos, kwaad, geprikkeld

slagroom: opgeklopte en gesuikerde room die je soms op taart ziet

‘Willen is kunnen!’

hinnikte Paard.

De boerderijdieren keken hem stomverbaasd aan.

‘Hoe stel je je dat voor?’ antwoordde Ezel. ‘We kunnen onszelf toch niet in een mens veranderen?’

‘Dat hoeft toch niet,’ snoof Paard.

‘We kunnen als onszelf de Ronde rijden.’

De bek van Haan klapte open. Hij zag zichzelf al op zo’n blitse fiets.

‘Hela, hola,’ blaatte Schaap. ‘Dan brei ik een truitje van eigen wol.’

‘Ik wil kale kuiten,’ balkte Ezel. Hij probeerde meteen het haar van zijn poten te schuren tegen een ruwe balk.

‘Ik geef het startschot,’ loeide Koe. ‘Mogen wij de bloemenmeisjes zijn?’ kakelden Kip en haar zussen. Konijn zag zichzelf al op het podium omringd door zoenende bloemenmeisjes.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

De dieren maakten meteen plannen. Ezel zou op dieet gaan. Met wat kilo’s minder zou hij sneller zijn. Haan wilde trimmen zodat hij tegen de grote wedstrijd scherp zou staan. Schaap plukte al wat aan haar vacht voor een truitje. Geitenbok wilde zijn sik eraf. Stel dat die in zijn ogen woei tijdens de eindsprint. Voor de wedstrijd eet ik een takje rozemarijn, dacht hij. Daar kikker ik van op.

blits: zeer modern, opvallend, hip

balkte (balken): het ia-geluid dat een ezel maakt

De kippen zouden hun nagels lakken en rode bieten eten zodat ze een vuurrode bek hadden om te zoenen.

Koe liet het wielrennen aan de anderen over. Iemand moest de leiding nemen en zij zou het startschot geven. Ze had wel geen pistool, maar ze zou heel hard loeien. Ze oefende een paar keer oorverdovend.

‘Zo goed?’ vroeg ze. De dieren knikten.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

Varken stopte wat hooi in zijn oren. Hij bewonderde een spin die aan een balk een web bouwde. Ze spon een heel mooi rondje.

Zo’n Ronde rijden zal wel fantastisch zijn, maar je hebt er toch op zijn minst een fiets voor nodig, bedacht Varken.

Week 1

Vlot en vloeiend lezen – les 3

We oefenen woorden zoals sterretje en pennetje, en moeilijke woorden uit de tekst.

tangetjebrilletjekeukennieuw kei poppetjebruggetjebeukenbenieuwd hard rolletjeknolletjeburen keihard velletje klemmetje bureel weggetjesterretjekameel zonnetjekringetjekamer bloemetjepennetjezomer

rolletje bloemetje brilletje keuken nieuw

Ik wil een dier!

Floor is met haar moeder in de keuken.

Ze hebben net samen de afwas gedaan.

Nu zit Floor met een kopje thee aan tafel.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

‘Morgen ben ik jarig!’ zegt ze.

‘Ik ben zoooo benieuwd wat ik dan krijg …

Was het maar een poesje …

Oooh, wat wil ik graag een poesje!

De poes van de buren is leuk.

Die speelt grappig met een propje.

En als je hem aait, gaat hij zo lief knorren.

Spinnen heet dat.

Wist je dat, mam?’

‘Dat weet ik,’ zegt mama.

Ze komt bij Floor aan tafel zitten.

‘Of een hond,’ zegt Floor.

‘Met een hond kan je leuk naar het park.

En een hond kan je van alles leren.

Zoals een stok halen.

Of zitten en liggen.

Een hond is leuk!’

de prop de afwas

Mama schudt haar hoofd.

‘Natuurlijk krijg je geen hond of poes. Dat kan niet, dat weet je.’

‘Jaaaa,’ zucht Floor, ‘daar ga je van niezen …

Zo erg van niezen dat je er ziek van wordt. En ook van een konijn, een muis of een rat … en een hamster, een parkiet, een paard …

Wacht eens, een paard!?’ zegt Floor.

‘Mam, ga je van paarden ook niezen?

Ooooo, wat zou ik graag een paard willen.

Dan ga ik erop rijden.

Keihard in galop door het bos!

Ik kan er zelf voor zorgen, hoor.

Dan moet je de poep uit zijn stal scheppen en er schoon stro in leggen.

Een paard moet je borstelen en zijn staart wassen.

Ja, ik wil een paard!’

‘Nee,’ zegt mama, ‘een paard kan ook niet.

Daar hebben we geen plaats voor.’

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

de parkiet de galop: de snelle gang van paarden

Floor denkt even na en zegt dan:

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

‘Er bestaan ook hele kleine paardjes.

Niet groter dan een hond.

Zo eentje kan gewoon in de tuin.

Een klein paardje dan?’

‘Je krijgt geen paard,’ zegt mama.

‘Ook niet een heel klein paard.

En geen hond of poes.

Maar verder zeg ik niks meer.

Het is een verrassing!

En nu moet je naar bed.’

de verrassing: iets dat onverwacht komt

Een big?

‘Lang zal ze leven, lang zal ze leven…’ zingen papa en mama.

Het klinkt niet zo heel mooi, want het is nog vroeg.

Mama loopt nog in haar nachtpon.

En het haar van papa staat rechtop.

Maar iedereen is vrolijk.

En op tafel staat een mooie taart!

‘Blaas alle kaarsjes in één keer uit, Floor,’ zegt papa.

‘Dan eten we straks taart als ontbijt!’

Dat vindt Floor een heerlijk idee.

Ze ademt heel diep in … en blaast alle kaarsjes in één keer uit!

Hiep hiep hoera voor Floor!

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

Dan klinkt de deurbel.

Floor kijkt verbaasd op.

‘Daar zal je de eerste gast hebben,’ roept papa vrolijk.

‘Doe jij even open, Floor?’

de nachtpon: het slaapkleed de deurbel

Floor loopt naar de voordeur.

De eerste gast? denkt ze.

Wat gek, al voor het ontbijt?

Floor doet de deur open.

Ze ziet een man weglopen.

‘Ik kom eraan!’ roept hij.

Hij loopt naar een auto die voor de deur staat.

Floor snapt er niks van.

Vragend kijkt ze om naar papa en mama.

Die gebaren dat ze vooral moet blijven staan.

‘Kijk eens, jongedame,’ zegt de man.

‘Deze krijg je van je vader en moeder.’

Floor kijkt weer naar de man.

Hij duwt een biggetje in haar armen.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

‘Zal je goed voor hem zorgen?’ vraagt hij.

‘Hij heet Bor.’

De man doet zelf de deur weer dicht.

En daar staat ze dan.

Met een feestmuts op haar hoofd en een big in haar armen.

gebaren: zonder woorden, met je lichaam iets duidelijk maken

ditfragment komt uit:

de big: het jong van een varken

Week 1

Vlot en vloeiend lezen – les 4

We oefenen woorden zoals sterretje en pennetje, en moeilijke woorden uit de tekst.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

snorretjebommetjedeurbelfeestrecht prulletjemannetjevoordeurmutsop spelletjekwalletjevoorhoofdfeestmutsrechtop stemmetjekrulletjebeloofd kannetjemolletjeverloofd knolletjespulletjeverbaasd brilletjewilletjegeraasd

spelletje bommetje deurbel beloofd recht

Wie leest welke tekst?

1

2

3

Spoor 1: Lees samen met je leraar tekst 5 (spoor 1).

Daarna lees je nog eens tekst 4 (spoor 2).

Spoor 2: Lees tekst 4 (spoor 2) nog eens.

Daarna lees je de andere teksten. Spoor 1 is een beetje gemakkelijker, spoor 3 is een beetje moeilijker.

Spoor 3: Lees tekst 6 (spoor 3).

Als je klaar bent, lees je uit de boeken die klaarliggen in de klas.

Roedel

Roedel

Wolven leven in een groep.

Wolven leven in een groep.

Ze wonen samen.

Ze wonen samen.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

Samen zijn ze één gezin.

Samen zijn ze één gezin.

Soms een groot gezin van twaalf of meer.

Soms een groot gezin van twaalf of meer.

Soms een klein gezin van vijf of minder.

Soms een klein gezin van vijf of minder.

Zo’n gezin heet een roedel.

Zo’n gezin heet een roedel.

De wolf heeft geen dak boven zijn kop. Hij slaapt in het hoge gras, of diep in de struiken.

De wolf heeft geen dak boven zijn kop. Hij slaapt in het hoge gras, of diep in de struiken.

De jongen worden geboren in een hol.

De jongen worden geboren in een hol.

Daar blijven ze niet lang.

Daar blijven ze niet lang. de struik de wolf

Het hol is al gauw te klein.

De moeder verhuist dan met haar jongen naar buiten

Het hol is al gauw te klein.

om samen met de rest van de roedel onder de blote hemel te slapen.

De moeder verhuist dan met haar jongen naar buiten

om samen met de rest van de roedel onder de blote hemel te slapen.

Aan het hoofd van de roedel staan papa en mama.

De ouders zijn de baas.

Altijd.

Aan het hoofd van de roedel staan papa en mama.

Onthou dat.

De ouders zijn de baas.

Altijd.

Wolven en mensen lijken op elkaar.

Onthou dat.

Wolven en mensen lijken op elkaar.

In het gezin wonen allemaal broers en zusjes.

Wolven van nul jaar,

In het gezin wonen allemaal broers en zusjes.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

Wolven van nul jaar,

verhuist (verhuizen): op een andere plek gaan wonen

onthou (onthouden): iets niet vergeten

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

van één jaar, van twee jaar, en heel soms van drie.

van één jaar, van twee jaar, en heel soms van drie.

De oudste kinderen helpen papa en mama bij de jacht, en ze passen op.

De oudste kinderen helpen papa en mama bij de jacht, en ze passen op.

Ze passen op de jonkies, hun kleine broertjes en zusjes van nul jaar.

De jonkies heten welpen.

Ze passen op de jonkies, hun kleine broertjes en zusjes van nul jaar.

De jonkies heten welpen.

De grote broers en zussen spelen de baas over de welpen.

Wie groot is speelt de baas over wie klein is.

De grote broers en zussen spelen de baas over de welpen.

We zeiden het al: wolven lijken op mensen.

Wie groot is speelt de baas over wie klein is.

We zeiden het al: wolven lijken op mensen.

de welp de jacht: dieren vangen en doden om op te eten

Nieuw huis

Nieuw huis

Als wolven twee of drie jaar oud zijn, moeten ze het huis uit.

Als wolven twee of drie jaar oud zijn, moeten ze het huis uit.

Ze moeten voor zichzelf gaan zorgen.

Ze moeten voor zichzelf gaan zorgen.

Ze hebben alles van hun ouders geleerd wat ze moesten leren.

Ze hebben alles van hun ouders geleerd wat ze moesten leren.

Ze moeten op eigen poten staan.

Ze moeten op eigen poten staan.

De jongens én de meisjes.

De jongens én de meisjes.

Als het zover is zegt een wolf de roedel gedag.

Als het zover is zegt een wolf de roedel gedag.

Dag papa, dag mama, dag kleine zusjes, dag kleine broers.

Dag papa, dag mama, dag kleine zusjes, dag kleine broers.

Het wordt tijd dat ik vertrek.

Het wordt tijd dat ik vertrek.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

op eigen poten staan: voor jezelf zorgen, zonder ouders

vertrek (vertrekken): weggaan van een plek, ergens anders heen gaan

De wolf gaat op zoek naar een nieuw

stuk land,

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

naar een bos waar nog niemand woont.

Soms moet hij ver.

Dagen en weken lopen.

Van het ene bos naar het andere.

Hij steekt wegen over.

Een spoorlijn.

Soms botst hij op een rivier.

Dat geeft niet, want een wolf kan zwemmen.

Tijdens zijn reis

ziet hij auto’s, treinen, lichtjes, huizen.

de spoorlijn

de rivier

Hij houdt zich schuil.

Een mens wil hij niet zien. Een mens betekent gevaar.

Maar de wolf moet verder.

Soms vijftig kilometer op een dag. Of meer.

Op zoek naar een stuk land waar hij welkom is.

Waar geen andere wolven wonen.

Want andere wolven jagen hem weg.

ditfragment komt uit:

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

het gevaar: iets dat slecht kan aflopen of pijn kan doen de kilometer: een afstand van 1000 meter

LAMMETJES

Een moederschaap heet een ooi. Na vijf maanden draagtijd wordt haar lam geboren. Ze likt het schoon . Zo leert ze de geur van haar lam kennen.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

Lammetjes drinken melk uit de uier van hun moeder.

likt ... schoon (schoonlikken): met de tong het vuil weghalen de geur: wat je ruikt met je neus

Eerst blijven de lammetjes dicht bij hun moeder. Veel ooien tweelingenkrijgen drielingen.of

Als de lammetjes dorst hebben, gaan ze naar hun moeder.

Ze blaten om haar te vinden.

Moederschaap geeft antwoord.

Bèèh!

Moederschaap laat zien waar het gras lekker is. En waar de lammetjes kunnen schuilen voor de regen of sneeuw.

Ze spelen, grazen , rusten en groeien samen!

Al snel zoeken de lammetjes elkaar op.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

de dorst: wanneer je veel zin hebt

om iets te drinken

grazen: gras eten

GEITENLAMMETJES

Geiten mekkeren om elkaar te vinden. En om met elkaar te praten. Mèèh!

Jonge geiten noemen we ook lammetjes. Moedergeit verstopt ze de eerste week in het hoge gras. Ze komt steeds langs om hen melk te geven.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

Lammetjes bonken graag met hun koppen tegen elkaar. Ze springen en rennen de hele dag. Hierdoor worden ze sterker. Ze leren wat ze moeten doen in de kudde.

Lammetjes eten steeds meer gras en blaadjes. Ze hebben steeds minder melk nodig. Hun moeder herkennen ze altijd.

ditfragment komt uit:

Week 1

Vlot en vloeiend lezen – les 5

We oefenen woorden zoals sterretje en pennetje, en moeilijke woorden uit de tekst.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE

biggetjezonnetjeontbijtverrasjong knolletjetangetjetapijtverrassingjonge bloemetjeholletje tafel dame sommetjevlaggetje wafel jongedame remmetjekommetjewagen kammetjebelletjedragen weggetjebrilletjedraden

biggetje holletje wafel ontbijt jong

Wie leest welke tekst?

1

2

3

Spoor 1: Lees een tekst uit spoor 1 of 2. Je leest fluisterend alleen of samen met je buur. Laat je leraar weten welke tekst je wilt lezen. Als je klaar bent, lees je nog een tekst uit spoor 1 of 2 of uit een boek dat klaarligt in de klas.

Spoor 2: Lees een tekst uit spoor 2 opnieuw. Je leest fluisterend alleen of samen met je buur. Kies nog een tekst uit spoor 1 of 3. Lees de tekst fluisterend alleen of samen met je buur. Als je klaar bent, lees je nog in een boek dat klaarligt in de klas.

Spoor 3: Lees de teksten van spoor 3 of lees in de boeken die klaarliggen in de klas.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.