Ko m
WEEK 21 LES 2 Herhaling
S P@ 6 5 1
4
3
1
2
2
Los op. Noteer de tussenoplossingen. 3 2 + = 5 10
5 1 – = 4 3
1 3 + = 6 4
7 1 – = 9 6
Los op. Noteer de uitkomsten met een breuk en een kommagetal. 1 + 0,7 = 5 0,85 –
3
4
1 = 4
Los op. Een schets kan je helpen! 4 x
1 = 3
8 : 2 = 10
2 x
3 = 10
2 : 4 = 3
Kijk en los op. 1 1 1 1 van = x = 2 3 2 3 1 5 van = 5 6
5
Los op. Hoeveel keer kan
1 in .
.
7
x
. .
=
? 3 :
6
. .
1 = 4
.
2 :
1 = 5
.
Los op. 1/10 van 370 =
.
2/3 van 60 =
.
1/6 van 4,8 =
3/5 van 150 =
.
3/4 van 2 =
.
5/9 van 0,45 =
. .
Los op. 1% van 18 000 = 25% van
4800 =
.
50% van 720 =
.
95% van 2000 =
.
.
20% van 150 =
.
4% van 500 =
.
3