

Als voetganger op stap

1 Bekijk de situatie op elke tekening. Aan welke afspraken moet de voetganger zich houden? Bespreek.





2 Op welke plaats steek je beter wel of beter niet over? Zet een kruis in de juiste kolom.

Hier kan ik oversteken.


Hier steek ik beter niet over.





Borden helpen mij
1 Aanwijsborden wijzen je de weg naar een bepaalde plaats of geven je info over wat er in de buurt te vinden is.
Kruis bij elke omschrijving het juiste bord aan.
Hier is een zebrapad.
In deze straat geldt er éénrichtingsverkeer.
Hier is een doodlopende weg, behalve voor fietsers en voetgangers.
Voetgangers moeten hier stappen.
2 Verbind de aanwijsborden met hun betekenis.
Hier is een tankstation.
Hier is een hulppost.
Hier is een hotel.
Hier is een brandblusapparaat.
Hier is een restaurant.
Hier is een ziekenhuis.
Hier is een kampeerterrein.
Hier is een parking.
Hier is een politiekantoor.
Dit weet ik nu
Hier stap ik
Ik stap op de stoep.
Is er geen stoep?
Dan stap ik op de berm.
Is er geen stoep en geen berm? Dan stap ik op het fietspad.
Is er geen stoep, geen berm en geen fietspad? Dan stap ik links op de rijbaan.








Zo steek ik over
Ik sta stil voor de rand van de stoep.
Ik kijk naar links en naar rechts, voor me en achter me. Ik luister goed.
Ik kijk nog eens voor me, achter me en naar links. Ik maak me groot.
Als het kan, steek ik over.
Ik stap door. Ik blijf goed kijken.
Ik ben aan de overkant.
Hier weet ik hoe het moet
Ik wacht.
Ik wacht.
Ik wacht.
Ik steek over.
Ik steek over.
Ik steek over.
Als het kan, steek ik hier niet over
tussen een rij auto’s in een bocht aan een helling waar er gewerkt wordt


Deze borden helpen mij
Je mag hier niet stappen. Voetgangers moeten hier stappen.
Het bord toont aan welke kant je moet stappen of fietsen.
Voetgangers en fietsers moeten hier stappen en fietsen.
Let op: een oversteekplaats voor voetgangers.
Hier is een doodlopende weg, behalve voor voetgangers en fietsers.


Hier begint een voetgangerszone.
Hier eindigt de voetgangerszone.
Ik weet wat mijn plaats is op de weg met de fiets.
Ik weet hoe ik veilig kan oversteken als fietser.
Ik kan veilig fietsen op een kruispunt.
Dit kan ik al met mijn fiets:
Ik kan vlot remmen en stoppen.
Ik kan veilig kruisen en inhalen.
Ik kan op de weg stappen zoals het hoort. Ik weet hoe ik me kan laten zien als ik op stap ben.

Ik kan een hindernis voorbij rijden.
Ik kan links en rechts afslaan.
Ik kan oversteken op een fietsoversteekplaats.
Ik kan de bevelen van een agent opvolgen.
Ik weet wanneer voetgangers voorrang hebben.
Ik weet dat een bus aan de bushalte voorrang heeft.
Ik kan de voorrang van rechts uitleggen.
Ik ken mijn plaats op de stoep. Is er geen stoep, dan weet ik dat ik op de berm, op het fietspad, of op de rijbaan moet stappen.
Ik ken de veel voorkomende verkeersborden die ik als fietser kan tegenkomen.

Ik kan een goede oversteekplaats zoeken.
Ik kan oversteken aan het zebrapad zoals het hoort. Ik kan oversteken aan verkeerslichten zoals het hoort. Ik kan oversteken zoals het hoort als er geen zebrapad of verkeerslichten zijn.
Ik ken de meest voorkomende verkeersborden die ik als voetganger moet opvolgen.
in samenwerking met