Editie 4

Page 1

Architectuurtheorie I

KOEtjes &

KALFjes Thomas Cantraine

Student 2e Master

Lewis Carroll schijnt af en toe wel eens “beneveld” te zijn geweest toen hij een verhaal over levensgrote sprekende konijnen, gestoorde hoedenmakers en andere wezens schreef. Het verhaal van 1865 wordt nog altijd verteld en verfilmd, sommige afgrijselijke televisieprogrammas verwijzen zelfs nog naar Alice’s Adventures in Wonderland. Aldo Van Eyck lijkt ook wel in wonderland te zijn — en al even beneveld — wanneer hij in een d o c u mentaire over Lina Bo Bardi gepassioneerd spreekt over de schoonheid van een trap (die in het Solar do Unhao). Over het ongekende vakmanschap, de treden die uitwaaieren en een échte plek afbakenen. Toegegeven, het is een fascinerende trap, maar om een toch vrij oude man zo extatisch de trap op en af te zien huppelen en hem bijna te willen zoenen? Als Aldo geen cameraploeg had gehad om hem in te dekken, zou de bewaking misschien naar de psychiatrie gebeld hebben. Waarschijnlijk wordt dat ook van ons verwacht, dat we als architectuurstudenten high worden van de schoonheid van het gebouw, van de ruimtelijke kwaliteiten, van de architectuur. Tellen die bad trips dan ook mee? Bad trips van spuuglelijke gebouwen, of bekende gebouwen die hoog aangeschreven staan maar toch enkel teleurstellen als je er dan echt bent? Misschien komt dat doordat ons tijdperk zo gericht is op snelle communicatie en flitsende beelden? Dat architecten meer focussen op die ene mooie foto van hun gebouw? High worden van architectuur? Dat lukt toch echt alleen maar als je met UHU Power een maquette aan het maken bent!? Ik zie mezelf daar nog niet als Van Eyck op en neer huppelen... Alhoewel! Ik was een tijdje geleden in het Cultuurcentrum De Westrand in Dilbeek van Alfons Hoppenbrouwer. Een brutalistisch pareltje dat ik wel kan smaken! De plankenbekisting nog zichtbaar (en kijk toch eens naar dat prachtige lijnenspel dat daaruit voortkomt), de straat die doorloopt in het gebouw, een regenpijp die de speeltuin van de kinderen voorziet van een vijvertje... Fantastisch!! Ik geef toe, ik werd er gelukkig van, vlinders in de buik en roze olifanten in de lucht! Bijkomstig pluspuntje: ik was daar helemaal alleen kon dus overal opkruipen en me in alle onmogelijke, en vooral niet zo elegante, bochten wringen om foto’s te nemen. Ik schrok me dan ook een hoedje toen plots de congiërge naast me stond om te vragen wat ik daar wel op de grond lag te fotograferen. Mijn cameraploeg had ik natuurlijk net op dat moment niet mee...

Prof. Maarten Delbeke

Alice, Aldo & Alfons in wonderland

Gate 32

Vriendelijk doch beslist tot spoed aangemaand door Thomas, schrijf ik dit tekstje aan Gate 32 van de luchthaven van Abu Dhabi. De wachtzone hier is volstrekt inwisselbaar met die van nagenoeg elke luchthaven; de non-lieu bij uitstek. Iedere lezer weet precies in welk soort ruimte ik me bevind. Toch is de plaatsbepaling relevant omdat Abu Dhabi zich ergens bevindt tussen Brussel en Gold Coast, een gemeente die zich 70 km lang uitstrekt aan de oostkust van Australië. Ik was daar op uitnodiging van Andrew Leach, vriend van de Vakgroep (ook Wouter Van Acker gezien, ik moest veel groeten doen). Zoals de naam doet vermoeden, zijn het strand en de oceaan de bestaansreden van Gold Coast. Denk Belgische kust met veel meer strand, altijd zon, en blijkbaar de beste golven ter wereld. Denk vooral ook Blankenberge. De architectuur is wel anders: hogere en vooral recentere gebouwen, een delirium van opzichtige, vaag postmoderne architectuur met een geoptimaliseerd zicht op zee. Sinds Venturi en Scott-Brown weten we dit soort architectuur naar waarde te schatten, net zoals Rem Koolhaas ons heeft geleerd om te gaan met het soort generische ruimtes en junkspace waar ik nu zit te schrijven. Maar ondanks hun gezag, is deze leermeesters ook vaak verweten dat ze voorbij gaan aan het wezenlijke van de architectuur: haar vermogen om ruimte te maken, de mens en de dingen een plaats te geven, en ons te beroeren op een wijze die geen andere kunst, object of bezigheid vermag. Dit vermogen gaat vooraf aan de taal, laat zich misschien best uitdrukken of onderzoeken in de tekening of de foto, maar dan alleen na langdurige en intieme beschouwing. Ze is ook essentieel om de architectuur te kunnen begrijpen, en in te zien wat haar (cruciale) plaats is in onze cultuur. Het is niet zo moeilijk om te traceren waar deze architectuuropvatting (die ik een beetje karikaturiseer, toegegeven) historisch gezien vandaan komt. Maar dat is minder interessant dan even stil te staan op de consequenties van deze wijdverbreide opvatting. Bijvoorbeeld in de manier waarop de architectuurstudent, anders dan gelijk welke toerist, geacht wordt om de ruimte van een gebouw in te drinken. Of in de effecten die aan ruimtes worden toegeschreven, zoals zuigkracht. Of in de manier waarop architectuuronderwijs wordt gegeven, en architectuur wordt beoordeeld, op grond van soms vage intuïties. Of in de legitimatie van architectuur. Office kgdvs kan met uitgestreken gezicht verklaren dat ze een ruimte bepaalde proporties meegeven omdat die ruimte zo ‘goed’ voelt. Punt. Deze architectuurervaring is mij grotendeels vreemd (vrij recent is nog gepoogd om mij te bekeren, bijna met succes, maar dat is een ander verhaal). En zelfs als ze mij niet vreemd zou zijn, maakt ze me wantrouwig. Zeggen dat er iets is, of moet zijn, dat niet uitgedrukt kan, of mag, worden; stellen dat de architectuur ‘bestaat’ en alzo een onlosmakelijk deel van de wereld vormt, doet mij altijd zoeken naar verborgen agenda’s of verdachte veronderstellingen. Zeker als het gaat over ‘kwaliteit’ in architectuur; is de architectuurervaring dan geen verbloemd smaakoordeel? Maar misschien is ‘geloof ’ in die ervaring ook een heel klein beetje nodig om het over architectuur te kunnen hebben.

KOERANT

Editoriaal

Als u dit leest, bent u wellicht met hernieuwd enthousiasme en met een licht gebruinde teint de stenen trappen van de Plateau opgehuppeld, de vertrouwde geuren van het atelier opsnuivend, ja, zelfs stiekem genietend van Inge haar gezang. Of ligt het aan de liters koffie die heerlijk vertrouwd smaken? Hoe dan ook; Welkom (terug)! Ook uw geliefde k(oe)rant liet zich de nodige vakantie-verbouwingen aanmeten en met dit wel zeer zomers kleurtje valt al eens te hallucineren. En laat dat nu net de bedoeling zijn. Het enige vertrouwde op de voorpagina is de dubbelcolumn Koetjes & Kalfjes waar student en docent de pennen kruisen. Ook de Windhaan is er terug, verhalend over al wat er zich afgespeeld heeft in architectenland. Zo lieten enkele Koeien hun kritisch oog op het Vooruit-terras vallen, slurpend aan een frisse cocktail, maar ook bOb in Bozar en binnen- en buitenlandse pareltjes werden onder de loep genomen! De Vitrine is nog steeds de plek voor alle uiteenlopende artikels: een voorstelling van de Koe bijvoorbeeld, testaankoep, exotische en zeer intieme buitenlandse verslagen, en andere cinematografische en architecturale uitspattingen. De rubriek “RLD” is plechtig begraven maar een nieuwe rubriek rees uit zijn assen op. “De Dromerij” vormt een krachtig triumviraat met de Impressie (een textueel beeldverhaal), het Droomhuis (of waarom Bart Verschaffel er geen kan hebben) en de Praatstoel (het leven van een jonge architect). We laten jullie natuurlijk niet gaan zonder een stevige agenda (deadlines, deadlines!) zodat je je nooit meer hoeft te vervelen, en een compleet vernieuwde achterflap, waar niet één, maar drie getalenteerde tekenaars het beste van zichzelf geven om te tonen wat mooie reclame zou kunnen zijn.

Agenda

Studentenpublicaties

14 15

De Impressie: “Achter de formele deur” Het Droomhuis van Bart Verschaffel De Praatstoel: Nigel Jooren

Dromerij

Peter Olchinsky

Beeld om beeld

8 12

DLK, oftewel De Loeiende Koe Testaankoep Reisverslagen Camera Obscura C.C. De Westrand

Vitrine

Windhaan

2 4

september - oktober 2014

e d i t i e 4


2

WINDHAAN

KOER

FA V/ IL D M AA ND

P V/ ROJ D EC M T AA ND

“Vooruit Terras (binnenkant )” Gewoon omdat de sfeer er goed is — of zou het aan de tequila liggen? — en omdat je een voetsteun hebt aan de toog. Even verpozen temidden Gent op een zonnig terras en genieten. Fleurig doordat de brandtrap ingepakt is met een groene verticale tuin inclusief bijenkorven. Kleurig door de verschillende stoelen, aangevuld met een zomerbar om het zomerse sfeertje nog te versterken. De ontwerpers hebben bewust gezocht om het oasegevoel te versterken: het gebruik van glas en metaal reflecteert het omgevingslawaai. Deze metalen elementen beschutten ook sommige plekken (lees: de banken aan de zijkant) tegen regen.

“Vooruit Terras (buitenkant)” Hoezeer de kwaliteiten van de binnenkant ook te genieten zijn, de buitenkant is eerder om maagklachten van te krijgen. Wanneer de uitbreiding van de Sint-Pietersnieuwstraat wordt benaderd komt het roestkleurige gebouwtje als een groteske muil uit de Gentse art-nouveau-parel waarvoor het aangename gedicht van Stefan Hertmans is moeten wijken naar een minuscule poster op de voorruit. Als gevolg van het hellend maaiveld is de verhouding van het tutje van het terras volledig uit proportie. Proportie lijkt ook bij het afstemmen van het nieuwe volume ten opzichte van het oude geen prioriteit geweest te zijn. En dan hebben we het nog niet eens over de alomtegenwoordige (Voo)ruit-vorm. Of had u ze nog niet gezien in de betonnen muur, de klinken, de tegels, de anti-sliplaag van de trap, de afscherming en de profielen? Jaja, zelfs de afvoerputjes! Gevolg van een degoutante woordspeling of een zwakke ruimtelijke knieval naar de sokkel van het nabijgelegen UFO? We hebben er het raden naar.

“b0b Van Reeth in BOZAR”

Thomas Stoffelen Van 13 juni tot 8 september liep in de BOZAR een tentoonstelling over onze eerste Vlaamse Bouwmeester, b0b van Reeth. Het was het moment bij uitstek om hulde te brengen aan deze toonaangevende Belgische architect. Hij vierde dit jaar zijn 70 lentes én een van zijn recente opdrachten — het Holocaustmuseum in Mechelen — opende net de deuren voor het publiek. Het traject van de tentoonstelling was uitgestippeld door curatoren en tevens vakgroepleden Bart Verschaffel, Christophe Van Gerrewey en Bieke Cleppe. Ze opteerden voor een omgekeerde volgorde in het traject, beginnend bij zijn meest recente werk en eindigend bij zijn studentenprojecten. Dit geeft een andere kijk op zijn evolutie als ontwerper, waarbij opvalt dat de architectuur van b0b van Reeth geen stijleenheid vertoont, waarbij het zoekende de constante blijkt te zijn. De sterkte van de tentoonstelling lag in de wijze waarop de projecten getoond werden. In totaal worden een zeventigtal projecten uitgelicht,

zowel klassiekers als minder bekende projecten — op zich al een prestatie. Deze worden benaderd vanuit het ontwerpproces: hoe is het project geëvolueerd, welke keuzes zijn gemaakt en hoe zal het leven zich in deze gebouwen afspelen. Dit wordt getoond aan de hand van allerlei documenten, waarbij vooral zijn persoonlijke schetsen en schema’s een prominente rol spelen. Deze geven je een unieke kijk in het ontwerpproces van de architect, als je echter in staat bent zijn handschrift (lees: hiërogliefen) te ontcijferen. Doorheen de tentoonstellingen geven interviews met de man zelf aanvullende inzichten. Eerder dan het eindresultaat draait het in deze tentoonstelling om het proces dat hij als architect doorlopen heeft. Presentatiemaquettes die het eindproduct verbeelden en schijnbaar niet in de dynamiek van verandering passen — of zich enkel als finaal punt kunnen manifesteren — worden strategisch samen gegroepeerd in de oksel van de twee tentoonstellingszalen. Door het ontbreken van deze soms zeer han-

dige visuele link in het grafische overzichtwerk, valt te argumenteren dat het geheel minder toegankelijk zou kunnen zijn voor een breed publiek. Voor de geïnteresseerden, naast de tentoonstelling is het catalogus/boek ‘b0b van Reeth - Architect’ uitgebracht, een aanrader voor al wie deze eerste lesweken niet weet wat doen. Ze is tevens te koop beschikbaar gesteld in onze eigen vakgroepbibliotheek.


RANT “Achteraf & Bovenom”

Thomas Cantraine & Bram Vandemoortel Tussen de soep en de patatten (lees: examens en eindjury’s) werd plots een poster vrijgegeven: Er komt een eindtentoonstelling! Met steun van DLK! DLK? Niemand die van iets wist. Verwarring alom. Uitverkoren studenten schrokken ook wakker. Goed idee! Sint Lucas en andere scholen doen dat al jaren! Maar natuurlijk weten de studenten van die scholen wat er te doen staat en wat mogelijk is. Dat voordeel hadden wij dit jaar echter niet. Het was dus vallen en opstaan. Tussen het gezwoeg en geblok door werd halsoverkop wat materiaal bijeen gescharreld om op een poster te plakken. Inspraak van studenten was er echter niet bij deze layout. Dit bracht fouten met zich mee of legde niet altijd de focus op het gewenste doel van de student... Hier kan zeker wat nagedacht worden over het auteurschap. De tentoonstelling zelf ging door in de oude fysicapracticumzaal — onze toekomstige vakgroepbibliotheek. Vanop de passerelle konden bezoekers de 8 gekozen projecten (1 per jaar/studio) bewonderen. De voornoemde poster werd 6x6meter afgedrukt en op de grond gekleefd, grote MDF maquettes gaven een detail weer. Deze details zijn dan (gelukkig) weer wel in samenspraak met studenten uitgekozen.

WINDHAAN In de marge van reeds vastgelegde reisplannen en vakantiejobs, werden de werkzaamheden dan aangevat middenin de laatste examenweek. Het gevolg was voorspelbaar: amper tot geen werkvolk. Roeien met de riemen die we hebben was dus de boodschap. Wim Cuyvers stak zelf de handen uit de mouwen met de zeer gewaardeerde hulp van Christof. Het enthousiaste duo hanteerde de verschillende zaagmachines terwijl studenten de maten aanbrachten en voorzichtig zelf maquettes in elkaar bricoleerden. Pennen werden bovengehaald en samen met co-curator Maarten Van Den Driessche werden interviews afgenomen en begeleidende teksten op punt gesteld. Deze konden later samen met presentatiemaquettes in de nissen van de passerelle onder de loep worden genomen. Daarna konden we een weeklang de deuren openen voor het publiek. Wind meditations van Lou Reed weergalmde door de zaal. Na twee weken van noeste arbeid konden we na de finnisage — een receptie voor afgestudeerde laatstejaars in dit decor — toch best tevreden de deuren achter ons sluiten. Spijtige kinderziektes overschaduwden deze eerste editie wel, en vaak leek het een geheel dòòr en vòòr enkelen. Maar er komt navolging/uitbreiding aan in een catalogus (zie p. 14) en achter de schermen worden al plannen gesmeed voor de veelbelovende tweede editie. We blazen dan immers 25 kaarsjes uit!

De Plateau Survival Gids Anoniempje

BACH 1

DO’s • • • •

• • •

Peter- en Meteravond Ouderejaars trakteren voor tips and tricks Je klok gelijkzetten met die van Kris Coremans (lees: een kwartier later) Mil De Kooning wijzen op zijn vier jaar oude belofte een lezing van Beel, Neutelings, De Geyter te organiseren Lego als maquettemateriaal Midnightsnacks! Dikwijls het enige lichtpuntje tijdens een lange nacht autocad. Ching meebrengen naar Mees

DONT’s •

• •

VTK-dopen, VTK-truien... (of toch op eigen risico) Maar geniet zeker van de cursusdienst, de goedkope koffie en de korting bij het copycenter! Begeleiders op tafels laten springen, er scheurt al eens een broek Energy drinks boven koffie verkiezen

DO’s • • •

BACH 2

Studiereis Ontwerp Rokjes kunnen helpen bij het mannenbastion van Ontwerp 2 (voor mannen op eigen risico) Het gemak van lasercutten inzien, alsook sommige ongemakken van Inge

Ching meebrengen naar Mees

Bij Fysica II aan de rand zitten. Watch out for the Rino!

DONT’s

DO’s • • •

“Neue Nationalgalerie in de stijgers”

Mee atelierbegeleiding geven aan jaargenoten, Marc De Kooning staat er voor open Een groepskorting regelen met Jack Wolfskin bij Jan Moens Zoek de drie verschillen tussen Bart Van Den Abeele en Bart De Wever

DONT’s

Leendert De Vos

Deze zomer trok ik naar één van Europa ’s of zelfs ‘s werelds meest interessante hoofdsteden qua moderne architectuur. Vele toparchitecten hebben hun stempel gezet op deze stad van schaamteloze moderniteit. Tussen deze berg beton en staal bevindt zich onder andere de Neue Nationalgalerie, het laatste uitgevoerde project in Europa van de ons aller geliefkoosde Ludwig Mies van der Rohe, architect en laatste Bauhaus directeur. De tentoonstellingsruimte kwam er na de scheiding tussen Oost- en West- Berlijn om een plaats te geven aan de moderne kunstcollectie van het westelijke stadsdeel. Mies heeft helaas niet erg veel expositieruimte voorzien, dus er is telkens maar een deel van de collectie zichtbaar. Momenteel liep er de tentoonstelling ‘Der Geteilte Himmel’ of ‘De gedeelde hemel’, die de verschillende standpunten toont van kunstenaars in het kapitalistische westen enerzijds en in het communistische oosten anderzijds. De constructie van Mies van der Rohe dateert echter al van de jaren 60 en lijdt aan zijn ouderdom en voorbijgestreefde technische installaties. Er zijn dus volop voorbereidingen bezig voor een grondige

BACH 3

oplapbeurt. De eer voor deze renovatie gaat naar David Chipperfield, die al met eerdere projecten in Berlijn heeft aangetoond op vakkundige wijze om te kunnen gaan met het verleden. De technische problemen moeten zo subtiel mogelijk worden opgelost, terwijl op andere plaatsen de initiële visie van Mies moet worden hersteld. Op verschillende plaatsen zijn er immers doorheen de tijd aanpassingen gebeurd die niet tot het originele plan behoorden. De boekenwinkel moet uit de hoofdruimte van de benedenverdieping verdwijnen en de verlichting van de tentoonstellingsruimte moet in het plafond worden verwerkt om het minimalistische uitzicht te krijgen dat het gebouw nodig heeft. Het bovengrondse paviljoen kent ook zijn problemen: door gebrekkige isolatie heeft het gebouw in de winter vaak last van condensatie en elke maand moet er wel één van de grote glazen ramen worden vervangen omdat ze weer en wind niet kunnen weerstaan. In 2015 gaan de werken voor een hernieuwde nationalgalerie van start, waardoor het gebouw een drietal jaar gesloten blijft voor het grote publiek.

• • •

• •

Slechte doorsnede’s maken, Dirk De Meester heeft een lat Discussiëren met Dirk De Meester, dat vindt hij vermoeiend Muziek beluisteren wanneer Dirk De Meester in de buurt is, echte mannen kunnen immers geen twee dingen tegelijk Klagen tegen Dirk De Meester over tijdsdruk Schrik hebben voor Dirk De Meester

DO’s • • • • •

MASTER 1

Op Erasmus gaan Leren voor tussentijds beton-examen Marcello Blasco zijn bomberjack gaan bewonderen in de lessen akoestiek Proberen Stéphane Beel drie keer te spotten. Je veel te grote smartphone opnemen tijdens de begeleiding of jury van atelier ruimtelijke analyse en stadsontwerp Ching meebrengen naar Mees

DONT’s • •

Smossen met een blikske cola bij Arnold Janssens. Pudding maken op basis van zand en water. Volgens grondmechanicus Wim Haegeman kan het niet mislukken, maar het resultaat is niet te vreten!

DO’s

MASTER 2

• Beseffen waarom je Ching eigenlijk nooit nodig hebt gehad

DONT’s

• Op je proclamatie, de toga aantrekken die ervoor door een zwetende burgie gedragen werd

3


4

vitrine

KOER Who was the first guy that looked at a cow and said: ‘I think that I’ll drink whatever comes out of those things when I squeeze them?’ Calvin & Hobbes

Een koe is een dom beest. Het staat in de wei, vastgeroest aan het voorbijflitsende beeld van het landschap naast de E19. Als enige kan, wil of durft de koe niet klagen over de geluidsoverlast, de smog of het afval dat de autoruiten uitvliegt. Ze schrokt gemiddeld een volwassen man in hoeveelheid gras per dag binnen en is niet eens in staat te bijten. Alsof dat nog niet erg genoeg is, draagt het (meestal) zwartwitte wezen een groot steentje bij aan de opwarming van de aarde door methaangassen te produceren. Maar wat wil je, als je tot vier maal toe hetzelfde maal moet herkauwen? Waarom — in godsnaam — zou een niet-landbouwgerelateerde studentenvereniging dan voor een koe kiezen als mascotte? Omdat je als architect in spé toch echt de schoonheid moet (leren) zien in het Vlaamse landschap? Of omdat de koe toch ergens tot onze verbeelding spreekt? Want iedereen wil wel eens een koe omver duwen als ze slaapt, niet? Het banale gebruiken om de nadruk te leggen op het bijzondere, of het banale een twist geven zodat het helemaal niet meer zo banaal is. Dat is wat de loeiende koe tracht te doen met de koe. Maar wat ben je nu eigenlijk met de loeiende koe? Net zoals de koeien naast de snelweg, is de loeiende koe van iedereen. Elke student kan met zijn idee terecht bij de koe en initiatief “Elke student kan met zijn idee nemen, zonder verterecht bij de koe en initiatief nemen, dere verplichtingen. zonder verdere verplichtingen” Elke generatie kan het opnieuw claimen en gebruiken naar believen. Als gevolg vervelt ons rund ook om de zoveel jaar en blijft het scherp en fris. De loeiende koe is dan ook een instrument dat je als student kan vastnemen en naar eigen goeddunken kneden. Het is in eerste plaats een soort platform waar initiatief en hulp elkaar vinden. Het wordt een excuus om iets te doen, een podium om op te spelen, een krant om in te schrijven, een paraplu boven je hoofd. De koe wil er in eerste plaats zijn voor studenten. Een ander belangrijk aspect, is het buffergehalte. Zoals een koe tussen de snelweg en de bewoning staat, zo staat de loeiende koe tussen de vakgroep en de studenten. Communicerend tussen de twee, kritisch maar constructief. In de wandelgangen van de Gentse universiteit wordt zelden zo’n dichte en directe relatie met vakgroepleden opgebouwd als in de Jozef Plateaustraat 22. Maar hoeveel interactie en leerprocessen er ook worden uitgewisseld in deze — bijna symbiotische — relatie, we blijven verschillend. Het slome dier vormt dan een efficiënt tegengewicht en discussieplatform die ons in staat stelt om noodzakelijke kritiek te leveren op de inhoud van de opleiding en hoe die “de loeiende koe; een cocktail van geleverd wordt. Een belangrijke tool waarinhoudelijke ambitie en ludieke bij de koe haar gal chaos” uitspuugt is deze nu 1 jaar oude Koerant. Het vormt een geheel van archief en kritiek, waar studentenprojecten van alle jaren worden gecombineerd met scherpe teksten, documenterende artikels, interviews, recensies, grafisch werk en zoveel meer. Het is het toonbeeld van de loeiende koe; een cocktail van inhoudelijke ambitie en ludieke chaos. Binnenkort zal, met behulp van DLK en als uitbreiding bij de studentenpublicaties een portfolio verschijnen op de vakgroepwebsite, zodat de hele webwereld kan zien dat onze richting niet enkel bestaat uit proffen. Maar als ook de koe haar kritisch kantje dreigt te verliezen, haar taak niet vervult en met andere woorden in slaap dreigt te dommelen, zijn er gelukkig genoeg studenten om haar wakker te duwen.


RANT

Elie Agniel & Renaud Baeckelandt

vitrine

5


6

vitrine

KOER

Over foto’s, constante beschikbaarheid, het verdriet der keukens en moederliefde Hong Wan Chan

Sinds kort ben ik afgestudeerd, maar heb ik toch een schrijfplatform in de Koerant afgedwongen. Sedert twee weken – drie weken wanneer deze bewuste krant je tot handen komt – ben ik tevens inwoner van de hoofstad van China geworden – nog steeds zonder verblijfsvergunning, maar dat komt waarschijnlijk snel in orde. Om de snelheid van de geleidelijke achteruitgang van mijn kennis van de Nederlandse taal tot een absoluut minimum te beperken, zal ik vanaf nu tweemaandelijks mijmeren over het Chinese zijn en worden. Schrijven over China leek me simpel genoeg. Maar nu bleek ik toch niet goed te kunnen beginnen. Zou deze column inderdaad over Chinese architectuur moeten handelen, gezien de loeiende koe nog steeds een studentenvereniging van architectuurstudenten betreft? Eigenlijk heb ik steeds gepleit voor wat minder architectuur, en de geest wat breder in te stellen. Maar wat is dan relevanter om over te schrijven? Misschien is dat de vraag niet. Of misschien vrees ik hiermee vroegtijdig geschrapt te worden uit de Koerant. Er werd me aangeboden foto’s bij te voegen, die er dan ook zijn zoals je ziet, maar waar ik toch even een bedenking over wil maken. Het is niet de bedoeling mijn dagelijkse beslommeringen hier uiteen te zetten. Liever zou ik over abstracties van de werkelijkheid willen brabbelen. Zodoende heb ik beslist me in de sfeer van het vage te houden, een beetje als de lichte ochtendmist die dan toch hevige smog blijkt te zijn naarmate de dag zijn hoogtepunt bereikt. Om eerlijk te zijn, de enige dingen waar ik sinds mijn aankomst foto’s van getrokken heb, waren de grote daikons – een witte wortelsoort, het waren werkelijk de grootste die ik ooit heb gezien – en een ongekende soort uit de paddestoelenfamilie in de lokale Carrefour. Zoals ik ook nooit foto’s van Gent heb getrokken tijdens mijn studententijd, zal ik dit ook niet willen doen van Beijing. De stad is namelijk geen reisbestemming meer,

De interesses als toerist

Marseille

Xander Denduyver

maar wel mijn woonplaats geworden. Maar om het goed te maken, zijn de bijgevoegde foto’s typische taferelen uit Beijing van enkele maanden terug, toen ik nog als toerist bestempeld kon worden. Ik vraag me af of de interesse voor een stad na deze transformatie van reiziger tot sedentair wezen radicaal kan omslaan. Wat zouden we zien indien we een toerist en een lokale inwoner beide om hun foto’s van de bewuste stad zouden vragen? Zou het kunnen dat deze laatste er toch nog even op uit moet trekken om aan deze wens te voldoen? Waarom zouden we iets willen ‘vereeuwigen’ wat net naast ons bed ligt? Dit brengt ons naar de waarde van het banale fotograferen – niet de kunstvorm. Want welke betekenis geven we tegenwoordig nog aan het nemen van foto’s? Vanwaar onze intentie elke vluchtigheid te willen vastleggen? Vanwaar de behoefte onze computers te vullen met digitale folders foto’s, die nadien de vergetelheid in duiken? Beschikbaarheid Juist ja, dan is er ook nog de komst van de smartphone. Mijn gehele richting, de master in de landschapsarchitectuur – waaronder ik, ondertussen – heeft haar toevlucht genomen tot dit gebruiksvoorwerp. Wat eerst misschien een prikkeling van de geest geweest zou zijn – het gemak waarmee je vinger over dat schermpje glijdt (!) – verwerd al snel gewenning en leidde uiteindelijk zelfs tot afstomping. Afstomping van de hersenen, van scherpte, van de zenuwen! En het verlies, het verlies van de literaire ervaring, genade! Dagelijks word ik overspoeld met boodschappen uit het Chinees universum . Mijn jaargenoten – in werkelijkheid zelfs de gehele universiteit, zelfs de assistenten en professoren – hebben er niets beter op gevonden dan alle belangrijke boodschappen als een kruimelspoor op QQ achter te laten – een Duivels platform waarop ‘chatgroepen’ gecreëerd kunnen worden over allerlei onzinnigheden gekruid met af en toe een boodschap – inderdaad niet omgekeerd, geen boodschappen gekruid met onzinnigheden! Als een jagershond, dien ik deze uit alle rotzooi – het konijn van de dode muizen – te onderscheiden. Noedels Oorspronkelijk had ik me bedacht over het statuut van ons voedsel te schrijven. Over de verdingelijking van wat tot onze mond komt: de transformatie van het dode dier tot een object dat dan pas toegang tot onze maag kan verkrijgen – de verhouding van het dode dier tot het object in China, en dat in geliefd België. Ik had gedacht dat voedsel, het dode dier in China nog een zekere verbondenheid zou hebben met de mens. Neen, ik heb moeten afzien van dit plan. Want een afgrijselijke ontdekking is me te beurt gevallen. Niet enkel moet ik een keuken delen met 516 mensen, maar blijkt deze keuken helemaal geen kookvuren

Ik kwam er voor het eerst terecht op studiereis met de atelierploeg van het 2e jaar. Onder leiding van Nicolas, een fleurige kerel, verkenden we de buitenwijken van Marseille. Er ging veel aandacht naar ‘les grands ensembles’, appartementsblokken waarin alle inwoners van een gemiddeld Vlaams dorp hoogstwaarschijnlijk moeiteloos passen. De drugsproblematiek en andere sociale wantoestanden liggen hier tientallen keren hoger dan in de Rabottorens. Naast het bezoeken van enkele ‘grands ensembles’ en de befaamde Unité d’Habitation lag de focus ook op Fernand Pouillon, architect van de Vieux Port en de okerkleurige immeubles langs de kades. Aan de achterzijde van Pouillons appartementen lag een gigantische werf. Onwetend wat er terecht kwam en zeker niet op het netvlies gebrand als de gehoopte afsluiter van een geslaagde citytrip. 10 augustus 2013. Exact tweeënhalf jaar later sta ik opnieuw in Marseille. Ditmaal om er een dagje te kuieren met familie. Marseille was aangeduid als ‘culturele hoofdstad van Europa 2013’, mijn verwachtingen toch ietwat gespannen. Wat zou er veranderd zijn? Foster plaatste op de kop van de Vieux Port, net naast de scheepslui die hun verse vis aan de man brengen, een luifel met een plafond van spiegelend aluminium. Een heel wat bescheidenere geste dan onze stadshal. Prestigi-

te huizen. Er zijn wel zes stopcontacten beschikbaar om eventueel een elektrisch vuurtje – God verbiede het – in te steken. Alle keukens der België zouden tranen onbedwongen kunnen houden bij het aanzicht van hun arme zuster hier in Tsinghua University, Zijing Dormitory #22. Ook mijn tranen zouden rijkelijk vloeien, mocht ik te principieel geweest zijn – dit weekend verwelkom ik mijn toekomstige vriend, het elektrisch kookvuur, moge hij twee jaar mijn metgezel blijven. Met andere woorden zijn de studenten tot de studentenrestaurants veroordeeld, waar het eten tot een maximum verdingelijkt blijken te zijn! Geen koppen, noch staarten! Moederliefde Om deze tekst nog eens een wending te geven en zoveel mogelijk vage onderwerpen aan te snijden, wil ik nog een laatste zegje doen over de liefde die ouders tegenover een kind kunnen hebben. Wat me vaak bijna tot tranen ontroert, is het aanzicht van Chinese ouders met hun kind, in het achterhoofd houdende dat ze slechts één kind kunnen hebben en al hun hoop in dit kleine leven investeren. Al hun liefde, al hun streven gaat uit naar dit ene kind. Meer nog dan een steeds hogere GDP is dit de werkelijke droom van China: de hoop en de wil hun kinderen een betere toekomst te geven dan zijzelf. Als deze onzelfzuchtigheid geen tranen opwekt, meer nog dan die keuken, dan kan ik beter mijn koffer terug inpakken. Het was dus met deze romantische ingesteldheid dat ik vertrokken ben naar China om te begrijpen en laten we hopen, ook te helpen. En het is aan deze urgentie dat je je vanaf nu mag verwachten, want ik beloof het, volgende keer zal ik op coherentere wijze mijn mijmeringen berichten. Vragen, suggesties, meer weten over QQ? Mail naar chan.hongwan@gmail.com.

De interesses als inwoner

euze architectuurwedstrijden werden op poten gezet voor Euromediterranée: aan de voet van de zebra gestreepte kathedraal moet een grootscheeps stedenbouwkundig project de de gure haven van Marseille opkalefateren. Kandidaten als OMA, Zaha Hadid, Steven Holl werden hier uitgenodigd voor de bouw van een nieuw mediterraan museum. Gelukkig viel niet een van de geschifte voorstellen van de ‘starchitects’ in de prijzen maar wel een sobere zwarte doos van Rudi Ricotti. Het museum wordt vergezeld door een audiovisueel centrum met een waanzinnige uitkraging. Beide van buitenaf spektakel, binnenin een lege doos waar niets viel te beleven. Enkele jaren ervoor stonden deze eyecatchers nog in hun kinderschoenen en was er nog niets van te bespeuren. Alle toeristen kuierden dan uitsluitend op de Vieux Port. Nu hebben ze er een marmeren vlakte vlakte met 2 prestigeprojecten bijgekregen. Dit is volgens bezoekers ‘Marseille’. Wat ze echter niet zien zijn Roma’s die in een zijstraatje van La Canebière, zowat de Veldstraat x5 van Marseille, naast een persoonlijke vuilnisbelt bivakkeren. Laat ons besluiten dat er meer nodig is dan enkele prestigeprojecten om de armoede uit Marseille te weren. S’avonds verlaat ik de hoofdstad van de Provence voor de 2de keer via de A55, de zwarte toren van Hadid zwaait ons vaarwel. Tot de volgende.


RANT

vitrine

‘Bruges is a shithole’ Peter Kemme

Film en theater dienen is essentie hetzelfde doel: het vertellen van een verhaal. Ze onderscheiden zich echter door de instrumenten die de maker ter beschikking staan. Hierbij lijkt de film een ‘voorsprong’ te hebben met o.a. het vermogen de blik van de toeschouwer te richten, de quasi onbeperkte mogelijkheden van het decor en audiovisuele effecten. Helaas blijkt de verleiding groot om de film te herleiden tot een opeenstapeling van deze tools, in plaats van deze in te zetten om het verhaal te ondersteunen. Deze glijdende schaal is goed te zien in het kleine oeuvre van Martin McDonagh; een Iers-Britse schrijver en regisseur. Hij begon als theatermaker, met over het algemeen als ‘dark comedy’ omschreven stukken en succesvol in met name London en New York. Hijzelf zegt echter altijd meer affiniteit te hebben gehad met met de film dan het theater, vandaar zijn overstap naar het witte doek. Het begon uitstekend met de kortfilm Six Shooter (2004). De al dan niet bewuste soberheid (wellicht dankzij de niet bestaande ervaring met films) laat de ruimte volledig tot zijn recht komen. Er is geen muziek. Het decor is voor het grootste deel beperkt tot een treinwagon met daarin het minimum aantal acteurs dat het verhaal nodig heeft. Alles staat kortom in dienst van het verhaal dat met een evenwichtsoefening tussen af en toe absurde dialoog en actie wordt verteld. Je zou je daarom voor kunnen stellen dat dit evengoed een toneelstuk had kunnen zijn. Toch wordt een meerwaarde in film gegenereerd. Het medium versterkt het effect van de rijdende trein, waarmee de personages afstand nemen van overledenen terwijl ze tegelijkertijd tot elkaar veroordeeld zijn. Dit levert een gespannen sfeer op van waaruit, samen met de personages, de humor als vanzelf uit het drama volgt; de essentie van zwarte humor.

Een analoge thematiek keert terug in de doorbraakfilm van McDonugh, In Bruges (2008). De gevangenschap van de hoofdpersonages wordt nu echter uitgebeeld door het tegenovergestelde; het antidynamisch historisch centrum van Brugge. Zo kan deze film worden gezien als logisch vervolg op, of schaalvergroting van Six Shooter. Het grootste belang ligt nog steeds bij het scenario, met een goede plot en sterk uitgewerkte dialogen die de acteurs enorm veel ruimte laten voor non-verbale communicatie. Het aantal personages is beperkt en ook de schaal van het oude centrum van Brugge schept een aangenaam gedoseerde randvoorwaarde. Zo komt ook deze film over als een toneelstuk waarbij de mogelijkheden van het medium film met mate en dus efficiënt worden gebruikt. Toch zit er al een vette knipoog naar het medium zelf in, als voorbode van het volgende project. Het beeldverhaal volgt een filmproductie met het winterse Brugge als feeëriek decor voor een droomsequentie, met een belangrijke rol voor een dwerg. Het lijkt er

hierdoor op dat, ondanks de voorliefde voor cinema boven theater, McDonugh het niet kan laten het medium te karikaturiseren. Zijn meest recente wapenfeit is Seven Psychopaths (2012). Door het gebruik van een vernuftig plot de ontstaansgeschiedenis van de film zelf verteld. Het hoofdpersonage is dan ook een projectie van McDonagh zelf. Vanuit dit perspectief wordt geprobeerd om een parodie te maken op het genre van de zwarte humor – waarvan zijn eerste twee films uitstekende voorbeelden zijn. Hierdoor kan men in de film continu balanceren tussen het in vraag stellen van de clichés om ze vervolgens toch te gebruiken. De zeer uitgebreide cast van grote en minder grote acteurs die in de rol van typetjes worden geduwd. Het al te dramatisch gebruik van muziek (een aria onder een montage van enkele moorden). Het streven naar complexiteit

boven kwaliteit van de plot. In dit geval zit er echter een paradox tussen het onderwerp en de film zelf. Door de structuur van het scenario wordt de kijker meegenomen in de parodie maar tegelijkertijd lijkt de film in het geheel niet aan het geparodieerde genre te ontsnappen; het wordt een soort karikatuur van zichzelf. De enige manier om de zwarte komedie uit Hollywood een hak te zetten lijkt door er zelf een te maken, waarbij de humor weinig subtiel wordt gebracht. In drie films wordt dus de volledige ommeslag gemaakt van de zwarte komedie die uitblinkt in soberheid (als ware het een toneelstuk) tot een clichématige uitvergroting van het genre. Maar doordat de kracht ervan — zoals eerder vermeld — wordt bepaald door de uit drama geboren humor, is dit misschien wel het genre bij uitstek dat niet gediend is met een parodie. En dus ook niet met het overmatig gebruik van de middelen die dit genre in de film kenmerken.

In Bruges (2008) Six Shooter (2004) Seven Psychopaths (2012)

kOECINEMA presenteert: CAMERA OBSCURA Na het succes van vorig jaar stelt KoeCinema opnieuw enkele sublieme beeldverhalen voor. Flirtend met de marge van vergetelheid, poetsen we deze onvergetelijke pareltjes voor u op en tonen we u wat échte filmgeschiedenis is. De voorstellingen gaan steeds door in een locatie in de Plateau. Aanvangstijden worden nog aangekondigd.

COMING SOON

Dreams That Money Can Buy Deze experimentele speelfilm uit 1947 wordt geregisseerd door surrealistisch kunstenaar Hans Richter. Hoofdpersonage Joe/Narcissus (Jack Bittner) komt erachter dat hij mensen kan laten dromen. Hij besluit munt uit deze gave te slaan en begint een succesvolle praktijk voor mensen die om de een of andere reden graag willen dromen. In de film worden in totaal zeven dromen getoond die elk geregisseerd zijn door zes bekende kunstenaars met muziek van vijf musici.

COMING SOON

The Woman In The Dunes Japanse erothische film van de hand van Hiroshi Teshigahara uit 1964. Kreeg kritische en verrassend commerciëlere roem en werd gelauwerd op zowel Cannes als de Oscars. Wegens onvoorziene omstandigheden wordt deze film pas dit jaar vertoond. Hij stond ook vorig jaar al op het programma.

7


Peter Olchinsky



10 vitrine

KOER

C.C. De Westrand Thomas Cantraine

Door het schrijven van de column die je op de voorpagina terugvindt, werd mijn enthousiasme over het gebouw toch weer getriggerd. Daarom werd halsoverkop besloten om het laatste gaatje in deze koerant te vullen met een fantastisch stukje architectuur! Alfons Hoppenbrouwers is een Vlaams architect geboren in 1930. Na zijn studies aan de KULeuven richtte hij op 30- jarige leeftijd zijn eigen bureau op. Hoppenbrouwers was een belangrijk figuur voor het architectuur- en kunstonderwijs. In 1957 richtte hij de kunsthumaniora van Sint-Lukas Brussel op, 7 jaar later kwam er dankzij hem een afdeling stedenbouw aan het Hoger Sint-Lukasinstituut in Schaarbeek. In 1987 werd hij hoogleraar architectuurtheorie aan de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Departement Architectuur, Gent-Brussel. In 1967 krijgt Hoppenbrouwers de opdracht om in Dilbeek een ontmoetingscentrum te ontwerpen. Er was geen plaats meer in de dorpskern, dus diende het cultuurhuis te groeien naast de vallei van de Wolfsputten om de verstedelijking van het gebied te bufferen? De architect integreerde zijn ontwerp in de Wolfsputten door een verfrissend spel van beton, glas en metaal. De mosterd haalde hij vooral bij Le Corbusier, denk maar aan La Chapelle de Notre- Damedu- Haut of het Centre Culturel in Firminy. Ook Hans Scharoun heeft invloed gehad op het ontwerp met de foyer voor het Berliner Filharmonie. Het ontwerp zelf van C.C. De Westrand was zeer sociaal getint. Zo werd ervoor gekozen om alles onder één dak te voorzien, zodat een soort congestie kon optreden tussen de verschillende programma’s

met een maximum aan informeel contact. De verschillende programma- onderdelen (de bezoekers, jong en oud, kunstliefhebbers en cafegangers?) moesten elkaar “prettig storen”. Dit vertaalt zich in een straat waarop alle functies aftakken, een straat met bijhorende pleintjes, hoekjes en kantjes voor ontmoetingen. Hoppenbrouwers stuurde hier ook letterlijk op aan. Zo dirigeerde hij de gebruikers voor de theaterzaal, feestzaal, ateliers en galerij door dezelfde ingang, hij mengde de looplijnen en zorgde voor doorkijkmogelijkheden. De zalen zelf hield hij zo polyvalent mogelijk.

De voorgevel van het gebouw die bijna niet meer gearticuleerd kan worden zonder lichtreclame, hij valt zelfs zo hard op dat men hem kan verstoppen achter foto’s. Zo wordt ook de pracht van het interieur verstopt achter een eenvoudige gevel, opgebouwd uit pure volumetrie. De functies worden duidelijk gearticuleerd naar buiten toe: het hoog uitstekende volume is eenvoudigweg de theatertoren waar de belichting e.d. boven het scène hangt.

8. 7. 3.

4. 6.

5.

1. Inkom 2. Schouwburg 3. Speeltuin 4. Café (oorspronkelijk) 5. Tentoonstellingsruimte (oorspronkelijk) 6. Polyvalente zaal 7. Natuurgebied ‘De Wolfsputten’ 8. Bibliotheek (later bijgebouwd)

2.

1.


RANT

vitrine 11

Het centrale ‘plein’ waar je als bezoeker op toekomt. Links in beeld zie je de straat die doorloopt tot aan het voormalige café, rechts de toegang. De trappen die rechtstreeks toekomen op de straat geven uit naar het balkon van de schouwburg: een voorbeeld van het mengen van looplijnen van verschillende gebruikersgroepen.

Dat klinkt allemaal uiteraard fantastisch! Vooral voor architecten dan. Gebruikers zijn door de jaren heen iets minder enthousiast gebleken over dit ideologisch staaltje brutalisme van Hoppenbrouwers. Al gauw werd het café, dat op het einde van de straat voorzien was, ergens anders ingeplant. Dat de cafévreugde en de klinkende glazen tot in de theaterzaal — waar al wel eens een stukje klassieke muziek gespeeld werd — te horen was, stemde niet iedereen gelukkig. Toen werd er aan de architect gevraagd om voor de theaterzalen een sas te ontwerpen. Daarenboven werden de locatie van café en tentoonstellingszaal van gewisseld. Deze wissel tastte ook de ruimtes aan, want om tentoonstellingen mogelijk te kunnen maken is er een (spuuglelijk) metalen raster aan het plafond gehangen. De jeugdclub die oorspronkelijk geïntegreerd was in het gebouw, werd na enkele jaren ook al aan de deur gezet van hun fantastische lokalen, vlakbij natuurgebied en een fantastische binnenspeeltuin. Over de binnenspeeltuin heb ik al iets van mijn lof laten klinken. Een waterbassin dat gevuld wordt door een regenpijp en via een waterspuwertje het overtollige water in de Wolfsputten afvoert, met daarnaast een speeltuig volledig uit ruw bekist beton! Fantastisch! Maar blijkbaar ook vrij gevaarlijk (“CC De Westrand is niet verantwoordelijk voor gebeurlijke ongevallen”) en moeilijk te onderhouden. De regenpijp werd afgesloten omwille van het minder hygiënische karakter van algen, en de zandbak werd leegehaald en voorzien van rubbermatten. Een jammere zaak. Een gebouw waar zoveel aandacht is besteed aan de plaatsing van kolommen, de hoogte van treden en hellingen, de intentionele congestie... Toch een beetje een Walhalla? Maar dan alleen voor architecten. Niet voor gebruikers. Is het dan wel goede architectuur? Of is het dan a(/A)rchitectuur om a(/A)rchitectuur? Waarbij de architect alle registers opentrekt en zelf zo enthousiast wordt dat hij de gebruikers uit het oog verliest? Of kunnen wij als architect (studentjes) de gebruikers verwijten dat ze het gebouw niet goed gebruiken? Laat die vragen maar gewoon achterwege en geniet van Alfons Hoppenbrouwers’ bouwwerk.

Beelden van de speeltuin, met het fantastische, ruwe betonnen speeltuig, de leeggehaalde zandbak en een klein plasje water in de vijver.


12 dromerij Impressie: “Achter de formele deur” Philip Matthijnssens

Dagelijks dolen we door plaatsen waarvan we denken dat we ze als onze achterzak kennen. We lopen over straat en zien telkens dezelfde gevels. In deze straat kom ik wel eens frietjes eten, die andere straat vermijd ik, want daar woont mijn ex. Alles is gekend, vertrouwd, zelfs wat saai. Hetzelfde geldt ook voor mij. Tijdens een wandeling door Antwerpen belandde ik in de Wolstraat. Een frequent bezochte straat — vooral door auto’s en tram 10 — vol uitstekende kasseien. Gemotoriseerd verkeer is koning en de voetganger moet het stellen met kleine voetpaden; de middeleeuwse straat in hedendaagse termen! Aangezien de Wolstraat smal is, geeft de drukte het iets charmant. Vroeger vond je er veel

Het Droomhuis van Bart Verschaffel Laurien De Decker

“Bij mensen leeft vaak de gedachte dat een huis iets voor hen kan doen, iets voor hen moet oplossen: ze gelukkig maken. En dat kunnen huizen niet. Ik kan heel goed begrijpen dat mensen naar een plek verlangen die ‘thuis’ is, ze zelfs nodig hebben en niet zonder kunnen. Een soort plek van waar je vertrekt en waar je naar teruggaat, waarop herinneringen zich vast zetten en waar een leven continuïteit krijgt, waar je bekenden aantreft en alles vertrouwd is. Thuis zijn veel dingen makkelijk en voelen veilig aan. De noodzaak van en dus het verlangen naar een ‘thuis’ kan ik heel goed begrijpen. Maar het is iets heel anders van te denken dat je daar een bepaald soort van huis voor nodig hebt, en de architectuur er hier toe doet. En zo’n ‘plek’ hebben is nog iets geheel anders dan gelukkig zijn. Menen denken dat je een huis nodig hebt om gelukkig te zijn is als denken dat je per se een auto nodig hebt om je te verplaatsen. Als je over huizen spreekt, dan zijn mensen niet meer zakelijk. Er zetten zich herinneringen en wensdromen op vast. Als je de mensen vraagt om over hun droomhuis te vertellen, dan praten ze eigenlijk veel meer over zichzelf en niet over architectuur: ze zien het als een soort geluksmachine. Mensen die moe zijn en een beetje willen dromen, bladeren door interieurtijdschriften of de woonbijlages van tijdschriften, en zien allemaal beelden van geluk, van kleine wereldjes en stukjes van levens die helemaal in orde zijn. “Stel je voor dat je zo’n huis hebt, met al die ruimte en dat licht en die meubels en die keuken en die tuin, dan kan je toch niet anders dan gelukkig zijn?”. Het enige wat je zelf nog moet doen, is in de sofa gaan zitten en glimlachen. Terwijl het toch heel erg de vraag is of het huizen zijn die de mensen gelukkig maken. Wanneer mensen ergens ongelukkig of gek worden, is het dikwijls thuis. De helft van de mensen die vermoord worden, worden thuis vermoord door iemand die ze kennen. Dus de idee van een droomhuis is een heel raar ding. Maar toch is het voor veel mensen het centraal project van hun leven, waar ze dertig jaar voor werken. Sommige mensen zijn veel meer met hun huis vergroeid dan met hun man of vrouw. Je ziet natuurlijk dat de meeste mensen niet echt in hun boekjesdroomhuis wonen. Want zoiets kost dan niet 200.000 of 300.000 euro maar met het zwembad erbij één miljoen. Ben je daarom echter per se ‘minder gelukkig’ of ongelukkig? Als je zou vragen: ‘Wat wil je

KOER met rook bewasemde bruine kroegen, maar tegenwoordig hebben vooral enkele antiquairs en kunsthandelaars er hun heil gevonden. Het is een typisch stadsstraatje. Ze is niet recht, maar volgt een lichte kronkel, de gevels hebben dakranden die meer verspringen dan een zaagtand en op sommige hoeken zien we een Mariabeeldje (ben je al naar de mis geweest?). Een casual straatje als je het mij vraagt. Tot er me één deur opviel. Een tamelijk grote deur — eigenlijk meer iets “poortsachtigs” — die toegang verleend aan mensen die het bouwblok bewonen. Mijn aandacht werd getrokken door het kleine kijkluikje dat open stond. Nieuwsgierig naar wat er zich achter de poort zou bevinden (geef toe, iedereen kijkt wel eens graag naar iemands ‘binnen’), repte ik me naar de poort. Natuurlijk kwam tram 10 toevallig aangereden, maar ik kwam er nog vanaf met een berispend belsignaal. Als een perverse gluurder die in de badkamer piept, keek ik door het kijkluikje naar binnen. Het eerste wat mijn ogen opmerkten was een soort van oprit met aan de rechterkant een deur, die hoogstwaarschijnlijk naar de trappenhal leidde. De muren waren wit bepleisterd en aan het plafond bengelde een oude lantaarn. Maar mijn blik werd als het ware gecorrigeerd naar iets anders. Aan het einde van de ‘oprit’ stond een kolom, wit bepleisterd, met subtiele blauwe accentjes. Aangezien er een boog vanuit de kolom vertrok, kon ik alleen maar concluderen dat er meerdere moesten zijn. eigenlijk, een groter huis? Of wil je een eiland hebben, met daarop die hele grote villa, en nog een zeilboot?’ Is het antwoord: ‘Natuurlijk!’.Goed, je krijgt het. En nu heb je het allemaal: ben je dan gelukkiger? Was dat wat je ‘eigenlijk’ wou? Het is natuurlijk zo dat mensen inderdaad echt naar huizen (kunnen) verlangen. Het gaat dan echter over een ander verlangen, over méér dan geborgenheid en ‘thuis’, en het gaat ook over bezit. Het dromen gaat dan niet over ‘waar wil ik wonen’, maar over: ’ wat ik wil hebben’. Maar dat is niet enkel bij huizen zo, dat is ook bij mensen zo. Een vrouw of man is niet zomaar iemand waar ik graag bij ben, het is mijn vrouw of mijn man. In het verlangen zit de dynamiek van de toe-eigening of de exclusiviteit. Dat is trouwens niet alleen zo bij mensen, maar ook met dingen. Men kan verlangen naar

Het droomhuis van Bart Verschaffel

een schilderij, niet zomaar om het te zien, maar om het te hebben, om het zo in je leven of eigen kleine wereld op te nemen. En ik kan me voorstellen dat je ook op die manier naar een welbepaald huis verlangt, of naar een bepaalde plek. Ik begrijp dus heel goed dat (ook) een bepaald huis of plek om bepaalde redenen een ‘objet de désir’ wordt, en iemand ze wil ‘hebben’. Maar dat heeft niets te maken met vormgeving of met architecturale kenmerken of kwaliteiten. Het is niet iets wat een architect kan bedenken of maken. Als mensen naar een architect gaan en vragen: ‘Wil je voor ons een huis bouwen?’, spreekt bijna altijd het geluksverlangen. Een architect moet heel hard opletten, en heeft de verantwoordelijkheid om daar niet zomaar (althans niet helemaal) in mee te gaan. Hoe (en vooral: waar) je wil wonen is een belangrijke beslissing die het leven erg bepaalt, maar dat is niet kiezen wat voor

Nu je kan je wel voorstellen wat de mensen op straat niet moesten denken toen ze een jonge knaap zagen gluren door een deur. Na enige ogenblikken maakte ik mij dan ook uit de voeten en hervatte mijn tocht door de stad. Het beeld van de kolom achtervolgde me echter. Na mijn zaken en opdrachten in andere stadsdelen te hebben voltooid, betrapte ik mezelf op het nemen van de route langs de Wolstraat, nog steeds wat kinderlijk curieus. En warempel, de deur stond open! Na even te hebben gezien of er niemand was, sloop ik ietwat behoedzaam de open deur binnen. Ik snuffelde wat rond op de oprit en draaide vervolgens de hoek om. En mijn vermoeden werd bevestigd, er waren inderdaad meer kolommen, met elkaar verbonden door bogen. Een klein binnenkoertje met arcade kwam te voorschijn. Ondanks de verkeerszieke luidruchtigheid van de Wolstraat, heerste er binnen volledige innigheid en rust. In de arcade stonden fietsen, plantjes versierden het geheel, zelfs een krukje en een tafeltje waren te bespeuren. Kortom, je kon voelen dat er werd geleefd en dat het binnenkoertje daar actief in meespeelde. Na er kort te hebben vertoefd, spoedde ik me weer weg, vrolijk en ergens wel voldaan. Hoewel het banaal mag lijken, het heeft alleszinds geholpen mijn blik op mijn omgeving te verfrissen.

soort huis je wil. Je kan immers alle huizen op heel veel manieren bewonen. Ik zou perfect kunnen wonen in een zeventiende-eeuwse woning, maar ook in een negentiende-eeuwse woning, of in een villa, dat heb ik nog niet geprobeerd, maar dat zou hoogstwaarschijnlijk ook moeten lukken. Wat je niet echter niet kan veranderen is een omgeving. Daarom heeft de keuze en de kwaliteit van het wonen veel meer te maken met waar het huis staat, dan met de eigenschappen van dat ding zelf. Je kan in een banale woning wonen, maar wanneer dat ding toevallig in Venetië staat, dan heb je geen ‘droomhuis’ meer nodig. Dus ik heb geen droomhuis, denk ik. Ik ken wel een paar ‘plekken’ waar ik erg graag zou wonen. Sommige ruimtes of plekken zijn natuurlijk zo mooi, dat ik daarom alleen al daar zou willen verblijven, of ze zou willen ‘hebben’. Maar dat is altijd kiezen voor iets waar je op botst, kiezen voor iets wat reeds bestaat, en niet dromen van een soort plek of soort van huis. Als iemand bij de architect komt en zegt dat hij een huis wil, zo en zo, met een mooie plek waar de kinderen kunnen spelen en pappa en mamma ze kunnen zien en allen samen gelukkig zijn, dan moet de architect toch weten dat dat droombeeld maar een heel korte periode duurt en je daar geen huis kan voor maken. Het ligt al anders wanneer iemand weet wat hij thuis wil doen, bijvoorbeeld dansen, of al dan niet naar de hemel kijken. Daar kan je nog wel een plek voor maken. Dat zijn dingen waar je iets mee kan doen. Maar van het moment dat het huis een soort filmdecor wordt, gemaakt voor taferelen van een gelukt leven of voor ‘feel good movies’ wordt het gevaarlijk. Architectuur moet geen decors maken, maar ruimtes en plekken. Interessante ruimtes maken, is iets anders dan een geluksmachine ontwerpen die heel concrete voorstellingen naar voor schuift van wat mensen geacht worden te willen en van wat hen gelukkig moet maken. Een architect moet niet het hele leven dat zich in het huis zal afspelen op voorhand uittekenen, en de scenariootjes vastleggen: daar moeten ze eten, zo de boodschappen binnenbrengen, daar samen televisiekijken, enz.. Een architect heeft niet als taak een soort optelling te maken van al die ingebeelde kleingelukscenario’s en dat dan aan de klant te geven onder de vorm van huis met de boodschap: ‘Ga daar nu maar leven, en wees eindeloos comfortabel gelukkig’. Dus als je vraagt, wat is een droomhuis? Een droomhuis is een valstrik. Wat telt is dat een huis niet in mijn plaats moet leven of zeggen wie ik ben of wat ik moet doen.”


RANT

dromerij 13

De Praatstoel: Nigel Jooren Xander Denduyver

Architect Nigel Jooren (°1986) studeerde in 2009 af aan St. Lucas Gent en na stage bij onder meer EFFEKT en BIG is hij sinds 2012 medezaakvoerder van Open Y Office (OYO). De Loeiende Koe bezocht hem in het gloednieuwe kantoor op de Gentse Muide. www.oyo.is & www.nyo.cc Waarom bent u architectuur gaan studeren? LEGO. No doubt. (lacht) Ik hield van het fabriceren, afbreken en opnieuw opbouwen. Mijn vrije tijd bracht ik door op de kunstacademie. Op mijn 18de iets creatiefs gaan studeren leek me evident, en architectuur was een logische stap. Welk vak was uw absolute favoriet tijdens uw opleiding? Het atelier- en studiowerk was sowieso mijn all-time favorite. Ik vond ontwerpen toen al heel belangrijk, en skipte wel vaker de lessen om te blijven ontwerpen. Was mijn aanwezigheid verplicht, dan bracht ik mijn schetsboek mee naar de les. In dat opzicht was ik misschien niet de beste student. Wat vind u belangrijk om als architectuurstudent tijdens je opleiding veel tijd aan te besteden? Op café gaan met medestudenten, op uitstap gaan om projecten van dichtbij te bekijken, reizen, stage doen bij een architectenbureau tijdens de zomervakantie, … Kortom, alles om de bib in je hersenpan zo ruim mogelijk te maken. Zijn er ervaringen uit uw studietijd die u zijn bijgebleven en waar u vaak nog eens aan terugdenkt? Zonder twijfel mijn buitenlands avontuur. Via het AUSMIP-programma kreeg ik de kans om een half jaar naar Japan te gaan. Deze trip is een ervaring voor het leven. De toon was ook meteen gezet, want twee maanden later zat ik al in Denemarken voor een buitenlandse stage bij EFFEKT en BIG. Welke skills zijn er belangrijk die je ontwikkelt tijdens je studententijd? Je moet als student een soort methodologie opbouwen die je helpt tijdens het ontwerpen. Dat is volgens mij de essentie. Dat je goed kunt schetsen, of vaardig bent met de computer is mooi meegenomen, maar dit mogen geen tools zijn om je achter weg te steken. Gelukkig heeft er één docent op St. Lucas me dit duidelijk gemaakt. Ik geloof dat als je de juiste randvoorwaarden leert opstellen waaraan je het ontwerp constant aftoetst, je vanzelf tot een geslaagd resultaat komt. Huis GEPO, © OYO Ingolfstorg, © OYO

Van wie heeft u tot nu toe het meest geleerd op architecturaal vlak? Ik leer elke dag bij van de mensen met wie ik samenwerk bij ons bureau OYO. We verschillen van nationaliteit, achtergrond, smaak en ontwerpbenadering, en dat is interessant. Door de jaren heen ben ik misschien nog het meest beïnvloed door mijn mentor en collega Eddy Soete. We leerden elkaar in die zeven jaar dat we samenwerken goed kennen en aanvullen. Wat zijn in uw ogen goede en beloftevolle Belgische architectuurbureaus? Het werk en de benadering van kleppers als Office Kersten Geers David Van Severen, 51N4E of XDGA (Xaveer De Geyter Architects) is inspirerend. Maar het is zeker niet minder fijn om het werk van DierendonckBlancke, Volt, Compagnie-O, Blaf, nu, maat, aNNo, zAmpone, lava, BC-as, Vens-Vanbelle, Collectiv4 of office9 te volgen. En dan ben ik er vast nog enkele vergeten. Deze bureaus en hun projecten zijn allemaal zeer verschillend maar boeiend om diverse facetten. Zo vind ik bijvoorbeeld het project Reading Between the Lines van het duo Gijs Van Vaerenberg bijzonder geslaagd. Wat zijn volgens u de meest geslaagde buitenlandse architectuurprojecten? Uit welke buitenlandse architecten haalt u inspiratie? Geslaagde buitenlandse projecten hebben volgens mij een sterk lokaal karakter dat door uitpuring net heel werelds lijkt. Ik laat me ook graag inspireren door projecten die in relatie staan met de natuur, zij het door lichtinval, mate-

riaalgebruik of vormentaal. Het werk van Reiulf Ramstad Arkitekter is bijvoorbeeld erg interessant. Van welk gebouw was u het meest onder de indruk toen u het bezocht? Het kan misschien aan de setting, het gezelschap of de ondergaande zon gelegen hebben, maar een project dat op mij een diepe indruk heeft nagelaten is het Chichu Art Museum in Naoshima door Tadao Ando. Een aaneenschakeling van indrukwekkende ruimtes die op de juiste momenten de omgeving weten te omvatten. Welke tools past u het liefst toe bij het ontwerpen van een project? Welke aanpak hanteert u bij de start van een nieuwe opdracht? Zoals eerder gezegd is het bepalen van de juiste parameters een belangrijk gegeven. Rhinoceros is als tekentool ook onmisbaar voor mij gedurende het hele proces. Niet dat het bepalend hoeft te zijn voor de architectuur op zich. De huidige 3D-technologiën maken het interessant om samen met de bouwheer door het project te lopen en sneller verschillende zaken te bespreken. Wat bij OYO ook belangrijk is, is het in vraag stellen van de ontwerpvraag. Zo proberen we steeds buiten de piste een creatievere of meer functionele ontwerpoplossing te bieden, zonder de focus op de meerwaarde voor de gebruiker te verliezen. Op welke zelf gerealiseerde projecten bent u het meest fier? Er is een grote diversiteit in gerealiseerde woningen waar we als team heel fier op kunnen zijn. Een aantal woningen slagen erin de persoonlijkheid van de bewoners te

Open Y Office (OYO), New York Office Huis MIVA, © OYO

weerspiegelen en dat is altijd heel dankbaar. Woningen ESVV en GEPO zijn hier goede voorbeelden van. Duurzaamheid en hernieuwbare energie is ook iets wat we bij OYO belangrijk vinden. Wij zijn dan ook trots op de realisatie van de Biostoomcentrale in Oostende. We hadden onlangs nog een woning in Maldegem in oplevering die ik ook bijzonder geslaagd vind. De woning groeit als het ware uit het maaiveld en wordt verder enkel bepaald door twee volumes die uit het maaiveld springen. Eén volume definieert de ingang, het andere brengt het licht tot in de eetkamer. De facade is volledig afgewerkt in EPDM waardoor de woning een speciaal karakter krijgt. Het lijkt alsof er gewoon een stuk graszode uit de grond is gespit. Ook de koppelwoningen in Rochehaut, die een fantastisch uitzicht hebben op de vallei van de Semois, zijn heel beloftevol. Vul aan: Indien ik de kans krijg zou ik graag eens een … ontwerpen/bouwen. Machine for culture Wat hoop je verder nog te bereiken als architect? Met OYO? Ik hoop dat we nog veel kansen zullen krijgen om onze visie te ontwikkelen, de juiste mensen op ons pad zullen treffen en de stabiliteit kunnen creëren waardoor creativiteit mogelijk blijft. OYO moet een bureau blijven waarbij je niet het gevoel hebt dat je aan het werk bent maar waarbij iedereen een bijdrage levert tot het bekomen van iets dat een meerwaarde creëert voor iemand. Dat dit soms gepaard gaat met lange werkdagen is slechts bijzaak. Ik wens OYO een aangename creatieve bubble toe waarin ik graag nog lang vertoef.


14 studentenpublicaties

KOER

Coming soon: Achteraf Bovenop Een samenwerking tussen enkele studenten en de Vakgroep brengt ons binnenkort een DELUXE versie van de studentenpublicaties! De eindjury’s zijn achter de rug. Dat wil zeggen dat er weer heel wat architecturaal lekkers geproduceerd is geweest. Op de eindejaarstentoonstelling konden we reeds een selectie van de beste projecten gadeslaan. Zij waren natuurlijk niet de enigen, maar om alle andere projecten te tonen zouden we een krant buiten alle proporties moeten maken. Daarom: een sexy, kwalitatief boekje om te koesteren en altijd bij je te dragen. In deze publicatie worden de projecten van de tentoonstelling terug in hun context geplaatst, tussen andere geselecteerde projecten van dezelfde opdracht. Proffen en assistenten (en DLK zelf ) geven hier ook hun mening over de tentoonstelling en de mogelijke toekomst ervan. Omdat onze richting niet alleen maar ontwerpen is, worden ook de drie andere pijlers (theorie, stedenbouw en bouwtechniek) in de spotlight gezet met onder andere bijzondere vraagstukken en de masterproefprijzen. Dit alles is niet te bezichtigen van op een passerelle of op een al dan niet geslaagde, gigantische poster, maar op een groot aantal kwalitatieve pagina’s architectuurplezier! Wat krijg je zoal? De allerbeste projecten van àlle eindjury’s, de 4 beste masterproeven, bijzondere Vraagstukken Aangevuld met kritische teksten van onder andere: Pieter Uyttenhove, Wim Cuyvers, Christophe Van Gerrewey, Nele De Raedt, Maarten Van Den Driessche, uw geliefde Koe en nog veel meer!

Wat een fantastisch collectors- item

Sneak Preview

En dat voor maar €4 ? Doe mij er ook maar ééntje!!!

Yuehan Yang

Lode Lefevre Een gedetailleerd organigram en een uitgebreide invulling van het programma pogen een antwoord te formuleren op de vraag wat een architectuurschool moet zijn. Vier deelprogramma’s, zijnde onderwijs, atelier, de bibliotheek en onderzoek en administratie, worden vormelijk vertaald in vier aparte gebouwen die samen een architectuurcampus vormen. Specifieke activiteiten krijgen hierdoor hun eigen plaats op de campus en kunnen los van elkaar plaatsvinden. Het hoogteverschil op de site wordt ingezet om een verzamelende sokkel te maken en op die manier de nodige samenhang te bekomen en interne circulatie te organiseren. De overgang van St-Amandsstraat naar St-Pietersplein is als het ware een wandeling tussen de gebouwen van de campus. De configuratie van de volumes zorgt mede voor de indeling van de open ruimte tussen de gebouwen, alsook voor het vervolledigen van de façade naar het Sint- Pietersplein toe. Het campusconcept heeft zijn werking op verschillende niveaus en is in wezen een visie op architectuuronderwijs. Het St-Amandsplein als stedelijke publieke ruimte krijgt een nieuwe invulling. Binnen de gezamenlijke vormentaal krijgt ieder gebouw zijn expressie. Hierdoor ontstaat een samenhangend, praktisch werkend totaalproject.

The Forest Hostel 'The Forest Hostel' is gebaseerd op het grote aantal van groene elementen, die gedurende het hele jaar op verschillende niveaus zich ontwikkelen. De herberg bevat twee soorten tuinen: enerzijds is er een horizontale tuin binnenin met tropische bomen en planten, anderzijds zorgt de vertikale tuin op de muren van de herberg voor de frisse lucht en voor het controleren van de binnentemperatuur. Het complex wordt verdeeld in drie zones: een publieke-, een mixed- en een privè-zone (de serre) voor de inwoners. Door het verlengen van het dak van het huis in de publieke zone, wordt er een 'brug' gecreëerd (de mixed zone) tussen het publieke en het privé gedeelte van de herberg, een ontmoetingsplaats en ruimte voor verschillende activiteiten. De site werd verlaagd om enerzijds de tuinen dichter bij het water te brengen en anderzijds door prive redenen – op zulke manier bestaat er geen direct contact tussen het privé gedeelte en de straat. Dit ontwerp baseert immers op mijn interesses om binnen en buiten ruimtes te onderzoeken, het publieke en het privé alsook de relatie tussen natuur en architectuur.

14 architectuurontwerpen I

Peter De Vlieger Dominque Girolami

Céline Olieux

foto tussendoor 15

Charlotte De Vreese Joeri Sinnaeve

Het organigram is gegroeid uit de gedachte dat een publiek gebouw vooral gevormd wordt door de circulatie, en dat de kern van het architectuuronderwijs bestaat uit de werking van de ateliers. Daarbovenop werd extra gewicht gegeven aan de communicatie van de faculteit naar de buitenwereld toe: het exposeren van projecten staat centraal. Het inplanten van een toren als school, evoceert een zekere spanning tegenover de Sint- Pieterskerk. Het SintAmandsplein wordt op deze manier een volwaardige buitenruimte voor de school. De toren zoekt aansluiting met de omgeving, door publiekere functies (bibliotheek, expositie- en werkruimtes) onderaan in te planten. Het lijf van de toren is het ‘ex cathedra’ gedeelte met auditoria, en de kop van de toren wordt ingepalmd door ateliers. De autonomie van verdiepingen wordt benadrukt door een andere beleving qua structuur en circulatie.

20 architectuurontwerpen II

architectuurontwerpen II 21

Joëlle Eeckhout Anna Geets

Jeroen Derboven Elias Verdegem PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT

PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT

Omdat de bestaande skipiste met borstels nog veelvuldig gebruikt wordt en een ankerpunt vormt voor de omgeving, vatten we ons gebouw op als een uitbreiding van deze laatste. We trekken de huidige betonnen portieken door in beide richtingen in de vorm van een staalstructuur om zo een lang gebouw te creëren langs de belangrijke fietsas. Op die manier wordt Zuidgevel een reeks sporten getoond naar het pad toe. Functionele blokken met onder andere de kleedkamers worden dwars op de gevel geplaatst om dit doorzicht te vrijwaren en vormen de scheidingen tussen de geaccommodeerde turnzaal, tennishal, skeelerpiste en multifunctionele sporthal. Op niveau +1 zit op zijn beurt een publieke strook met onder andere café, lounge, tribunes en biljart die langs de verschillende sporten op het gelijkvloers meandert en zijn uitlopers heeft op de functionele blokken. Zo ontstaan interessante zichtrelaties zowel in dwars- als in langsrichting. Het dak vormt een doorlopend groen sportlandschap waar zowel op geskied, geklommen als gefietst wordt en eindigt in de voetbalkantine uit het masterplan.

Het ontwerp stelt een kolossale loods voor die ateliers, hotelkamers, kantine met vergaderzaal en burelen herbergt. Afhankelijk van het programma werden mutaties aangebracht op de loods zonder het industriële karakter ervan te verliezen. Zo werden losse volumes geplaatst en de oriëntatie van de scheddaken werd aangepast aan het gebruik. Een betonnen volume dat tegen de loods werd geplaatst biedt plaats voor de concertzaal. De loods ondersteunt en ondermijnt de dominantie van de betoncentrale, wat een mooi evenwicht levert tussen de twee volumes onderling en de rest van de site. De buitenruimte wordt georganiseerd door een groot plein dat strand, kade, park, speelweide loods en betoncentrale verbindt.

plan maaiveld

28 architectuurontwerpen III

PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT

Het gebouw bestaat uit vier gearticuleerde blok- ken die elk een hoofdfunctie bevatten, twee grote blokken met sporthal en zwembad en twee kleinere met het sportverblijf en nevensport. Het gebied tussen de blokken wordt georganiseerd door twee patio’s die relaties leggen en ruimtelijkheid creëren. Er zijn vier ingangen om de toegankelijkheid van het gebouw te maximaliseren. In het gangensysteem bevindt zich een centrale ruimte met de balie waaruit het motto ‘zien sporten, doet sporten’ tot recht komt: vier armen met optimale sportbeleving. Kortom, een sportstad binnen een sportpark voor jong en oud. De parking vormt een geïntegreerd geheel met het park en het sportgebouw, er bevinden zich informele velden boven de parkeerterreinen die een continu element van sport vormen.

architectuurontwerpen III 29

52 ontwerptudio A

plan niveau 1

PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT

Het ontwerp zoekt aansluiting tot de Afrikalaan, om twee stadsdelen aan elkaar te linken met een sterke gerichtheid naar het water. Er vormen zich 2 types doorsteken: zowel op kleine schaal (water-wonen), als op stedenbouwkundige schaal (water-wonen-Afrikalaan). Het gebied ertussen wordt een ontmoetingsplek voor jong en oud, opgeladen door tal van activiteiten. Bovendien is het huidige ontwerp sterk gelinkt aan de geschiedenis van de plek. De doordachte inplanting van een dichtbegroeid bos maakt een subtiele indeling in zones. De functies worden allen gevestigd in lijnvormige “boot”. Er werd geopteerd om de bestaande loodsen te strippen en enkel de authentieke structuur in te zetten als ruimtelijke beleving. Verder worden de verschillende elementen aan elkaar gelinkt door een netwerk van betonstroken, welke het park meteen zijn eigen specifieke uitstraling geven.

plan niveau 2

ontwerpstudio A 53


RANT

agenda 15

Gent Wereldtentoonstelling 1913: Gijs Van Vaerenbergh 06 09 01 12

Lopende tentoonstellingen: tot 01/12/13 Expo / 100 jaar Vooruit, STAM, Gent, €1 tot 06/10/13 Nomadic Furniture 3.0, Mak, Wenen, Oostenrijk tot 30/09/13 Design September Brussels, bijna overal in Brussel

Hebt u de tentoonstelling Gent Wereldtentoonstelling 1913 in deSingel gemist? Dan kan u ze alsnog gaan bekijken in Gent. Een hedendaags en kritisch perspectief voor en op Gent was de vraag voor het onderzoek van Gijs van Vaerenbergh, het resultaat kan zowel een materiële concrete als een efemere conditie inhouden die zowel architectuur als architectuurkritiek uitdaagt. AG SOB, Volderstraat 1, Gent, gratis

Orban Space: Luc Deleu - T.O.P. office 15 09 17 11

tot 01/12 Gent Wereldtentoonstelling 1913: Gijs Van Vaerenbergh, AG SOB, Volderstraat 1, Gent, gratis tot 01/12 Oslo Architectuurtriënnale / Curator Rotor, Oslo, Noorwegen, tot 17/11 Orban Space: Luc Deleu - T.O.P. office, Extra City Kunsthal, Antwerpen Binnenkort: 26/09 Debatavond The Fine Art of Gentrification #1 Occupying Vacant Buildings, w-o-l-k-e, Brussel 26/09/13 - 06/01/14 Expo 100 MAJA/HOUSES, Estonian Residential Architecture, CIVA,Brussel 26/0913 - 30/11/13 Henry van de Velde. Brieven van architecten, CIVA, Brussel

In plaats van een louter historisch overzicht van het oeuvre van Luc Deleu – T.O.P. office te bieden, tracht deze tentoonstelling inzichten te verschaffen in de vrije en avontuurlijke exploraties die Deleu en zijn medewerkers over het onderwerp ‘Orban Space’ hebben. Gecureerd door vakgroepleden Stefaan Vervoort en Wouter Davidts. Extra City Kunsthal, Antwerpen

Dag van de Architectuur: Bloeiende Landschappen 15 10 17 10

Landschap en architectuur zijn op elkaar aangewezen. Bloeiende landschappen toont de kansen van onze gebouwde ruimte. Een bouwcultuur gebaseerd op de consumptie van ruimte wordt steeds meer onhoudbaar. Tijdens deze Dag van de Architectuur gaan we samen op zoek naar nieuwe woon-, werk- en samenlevingsvormen. Genk wordt de eerste “hoofdstad van de archtitectuur”, maar u hoeft zeker niet tot het verre Limburg te reizen om interessante projecten te bezoeken. Google zeker eens wat er in jouw buurt te doen is.

27/09/13 - 05/01/14 Landschappen: Bas Smets, deSingel, Antwerpen 10/10/13 Bewegende Landschappen: filmmarathon, muziekstudio deSingel , Antwerpen 13/10/13 Dag van de Architectuur: Bloeiende Landschappen 16/10/13 Lezing Stefano Boeri, C-mine, Genk 16/10/13 - 05/01/14 Projecties: Breuckland. De voorstad, wandelgang deSingel , Antwerpen 24/10/13 East: Architecture And Social Change, STUK, Leuven 27/10/13 Expo Peter Behrens: Van Jugendstil tot industriële vormgeving, designmuseum, Gent 29/10/13 Urban Catalyst - Het tijdelijk gebruik van de stad, Klaus Overmeyer, deSingel, Antwerpen 08/11/13 - 26/01/14 EXPO Xaveer De Geyter Architects, CIVA, Brussel 23/11/13 Per Ritzler: Nasjonale Toeristveger, C-mine, Genk 27/11/13 Lezing door Xaveer De Geyter, Zaal M, Paleis voor Schone Kunsten, Brussel

Landschappen: Bas Smets 27 09 05 01

Bureau Bas Smets verwierf op korte tijd een internationale reputatie met ontwerpen voor landschappen en publieke ruimte op heel diverse plekken in de wereld. De tentoonstelling legt de verbeelding van het landschap uiteen in zeven autonome etappes: kader, lezing, exemplarisch landschap, figuur, schriftuur, perceptie en miniatuur. muziekstudio deSingel , Antwerpen

Programma van De Loeiende Koe “Welkom (terug)!” -koebar 23/09 - 26/09

Dankzij de koe hoeft u tijdens uw eerste week de Plateau niet meer te verlaten: Maandag: popcorn Dinsdag: hotdogs Woensdag: corqueskeuhs Donderdag: surprise Opgepast voor de roze poster! (dlk is niet verantwoordelijk voor visuele ongevallen of bepaalde gedragingen)

Eerste KoeVergadering

1/10 De geheimen van dit wonderlijke beest worden hier verder ontrafeld en gedefinieerd! Altijd al iets zots willen doen? Kom gerust af, leve het experiment! Leve spontaniteit!

Redactievergadering koerant

6/10 Wil je meehelpen aan de volgende Koerant? Heb je ideëen of denk je dat je het simpelweg beter kunt? Kom af! We bijten niet (hard).

Peter- en Meteravond

15/10 De eerstejaars worden op deze heuglijke dag voor eeuwig verbonden met hun tweedejaars-meter of -peter. Een vriendschap voor het leven. Traditioneel is deze gebeurtenis ook één van de feestelijke hoogtepunten van het Koe-jaar. Niet te missen dus! Allen daarheen!

Colofon

Eindredactie Thomas Cantraine Bram Vandemoortel

Grafisch ontwerp Laurien De Decker, Pieter De Walsche, Bram Denkens, Lize Nevens & Veerle Van Lysebettens Layout Thomas Cantraine, Xander Denduyver, Bas Goethals & Bram Vandemoortel



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.